brandmieren solenopsis in nederland (: formicidae) Jinze Noordijk, Bert Vierbergen & Peter Boer

Tijdens importinspecties worden geregeld brandmieren aangetroffen.Solenopsis invicta, S. geminata en S. richteri zijn notoire invasieve exoten die in grote delen van de wereld voor veel overlast zorgen. Hierdoor besloot het Team Invasieve Exoten van het Ministerie van el&i om een risicoanalyse voor brandmieren uit te laten voeren. Deze moest inzicht geven in het aantal importen in Nederland, of ze zich kunnen vestigen, welke gevolgen vestigingen kunnen hebben voor de mens en de natuur, en op welke wijze brandmieren bestreden kunnen worden. In dit artikel worden de resultaten van die risicoanalyse samengevat.

Caraïbische eilanden, Australië, Taiwan, China, inleiding Maleisië en de Filippijnen. Solenopsis geminata Solenopsis Westwood, 1840 is een soortenrijk (Fabricius, 1804) (fig. 2) komt tegenwoordig door mierengenus, onder te verdelen in brandmieren, introducties op alle continenten (behalve Antarc- diefmieren en sociaal-parasieten (kader 1). Brand- tica) en op zeer veel eilanden tussen de keerkringen mieren zijn gevreesd als invasieve exoten (door de voor, ook in de zuidelijke staten van de vs en spo- mens geïntroduceerde soorten die zich tot plaag radisch in het Middellandse Zeegebied (Harris kunnen ontwikkelen). Drie soorten uit tropische zonder jaar). Solenopsis richteri Forel, 1909 is in- bossen van Zuid-Amerika zijn uiterst succesvol in gevoerd in de zuidelijke staten van de Verenigde andere delen van de wereld, waar ze soms voor Staten, waar deze soort lokaal algemeen is. veel overlast zorgen. Solenopsis invicta Buren, Door de introductie en uitbreiding van S. invicta 1972 (fig. 1) is vanuit haar oorspronkelijke areaal in de Verenigde Staten wordt S. richteri juist ingevoerd en gevestigd in de Verenigde Staten, veel weer weggeconcurreerd en ook worden er in het

Figuur 1. Major werkster van Solenopsis invicta. Foto April Nobile, www.antweb.org. Figure 1. Major worker of Sole­ nopsis invicta. Photo April Nobile, www.antweb.org.

noordijk et al. ‒ brandmieren solenopsis in nederland 5

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 5 13-06-12 07:42

kader 1. indeling van solenopsis-mieren

In totaal zijn 202 Solenopsis-soorten beschreven kent ook een inheemse vertegenwoordiger: en daarenboven zijn er nog vele onbeschreven Solenopsis fugax (Latreille, 1798). Diefmieren soorten bekend (Pitts et al. 2005, Bolton 2007, gedragen zich vaak als kleptoparasieten; www.antweb.org). Binnen de beschreven soorten ze bouwen hun nest dicht bij andere mieren- zijn drie duidelijke ‘groepen’ te onderscheiden. nesten en via kleine verbindende gangen 1. De eerste groep bestaat uit de ‘brandmieren’, stelen ze hun voedsel en broed. Nesten zijn en voor deze soorten wordt soms de subgenus- vaak polygyn. Diefmieren zijn kleiner dan naam Solenopsis gebruikt. Ze worden ook wel brandmieren. abusievelijk vuurmieren genoemd. De naam 3. De derde groep bestaat uit één tot mogelijk brandmieren is afgeleid van de Engelse naam drie, parasitaire soorten: Solenopsis daguerrei ‘fire ’, die betrekking heeft op het bran- (Santschi, 1930) en mogelijk S. phoretica derige gevoel na het steken van de dieren (Davis & Deyrup, 2006) en S. enigmatica (Greenberg et al. 2008). Het woord vuur in (Deyrup & Prusak, 2008). Solenopsis daguer­ ‘vuurmier’ kan ook onterecht geassocieerd rei is een sociaal-parasiet zonder werksters, en worden met agressieve ziektes zoals bacterie- van S. phoretica is nog maar één exemplaar vuur of miltvuur. De brandmieren omvatten en van S. enigmatica enkele exemplaren 20 beschreven soorten (Trager 1991) en ver- bekend. Bevruchte koninginnen moeten een schillende hybriden, en hoogst waarschijnlijk nest van een gastheermier binnendringen en zijn er nog enkele onbeschreven soorten. daar de controle overnemen om tot geslaagde Ze zijn afkomstig uit de Nieuwe Wereld. reproductie met hulp van de aanwezige Deze mieren hebben polymorfe werksters; zo- werksters te komen. wel grote als kleine exemplaren die in uiterlijk In de risicoanalyse zijn alleen de soorten uit de van elkaar verschillen. De major werksters eerste groep – de brandmieren – behandeld, zijn goed op naam te brengen, de minor met name omdat juist S. invicta en S. geminata werksters uiterst moeizaam of niet. Nesten wereldwijd erkend worden als plaagsoorten, die kunnen één (monogyn) of meer dan één een bedreiging kunnen vormen voor de gezond- reproductieve koningin bevatten (polygyn). heid van de mens, de economie en ecosystemen. 2. De tweede groep zijn de ‘diefmieren’ en om- Dit houdt overigens niet in dat geïntroduceerde vat het merendeel van de Solenopsis-soorten, diefmieren niet als hinderlijk worden ervaren. waaronder ook vele onbeschreven soorten. Sommige soorten worden relatief makkelijk Voor deze groep wordt soms de subgenus- versleept over de wereld, zoals S. molesta (Say, naam Diplorhoptrum gebruikt. De dief mieren 1836) en S. papuana Emery, 1900, en kunnen zijn kosmopolitisch en Nederland plaatselijk binnenshuis voor overlast zorgen.

introductiegebied hybrides gevormd door deze ten. In Nederland is hiervoor het Team Invasieve twee soorten, die een invasiever karakter hebben Exoten opgericht door het toenmalige ministerie dan de afzonderlijke soorten (Tschinkel 2006). van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (lnv). De ‘Beleidsnota Invasieve Exoten’ van lnv uit Het voorkomen van exoten wordt steeds vaker 2007 beschrijft het beleid voor invasieve exoten erkend als nadelig voor de mens en de inheemse en bij de uitvoering hiervan speelt het Team Inva- natuur (Clout & Williams 2009, Stuart Chapin sieve Exoten een belangrijke rol. Het team, dat is et al. 2000). Vanuit wetenschap en beleid is er ondergebracht bij de nieuwe Voedsel- en Waren dan ook een groeiende aandacht voor deze soor- Autoriteit (nvwa), adviseert over de potentiële

6 nederlandse anistise mededelinen 37 ‒ 2012

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 6 13-06-12 07:42 Figuur 2. Major werkster van Solenopsis geminata. Foto April Nobile, www.antweb.org. Figure 2. Major worker of Sole­ nopsis geminata. Photo April Nobile, www.antweb.org.

schadelijkheid van exoten en over de mogelijk- nieuw nest beginnen als ze weer een geschikte heden om schade na introductie te voorkomen. habitat hebben bereikt. Zelfs op plekken waar In opdracht van dit team heeft eis-Nederland veel wordt gelopen, gemaaid of geploegd een risicoanalyse uitgevoerd voor brandmieren in kunnen nesten worden gemaakt. Nesten die Nederland (Noordijk 2010). Hier geven wij een in goederen of plantenpotten worden getrans- overzicht van de belangrijkste bevindingen. porteerd, kunnen weken lang overleven. Op die manier worden deze mieren over de hele wereld verspreid. succesvolle soorten 4. Brandmieren kunnen monogynie en polygynie Verschillende brandmiersoorten danken hun vertonen (kader 2). Mede hierdoor hebben ze succes aan enkele eigenschappen die ze delen twee verschillende manieren om zich te ver- met andere plaagmiersoorten (McGlynn 1999, spreiden: doordat de bevruchte koningin naar Klotz et al. 2008, Lach et al. 2010). een nog niet bezet gebied vliegt (koloniseren 1. Bruidsvluchten zijn niet beperkt tot een van nieuwe gebieden) of doordat een deel van specifieke periode. In de Verenigde Staten en de kolonie zich afsplitst (geleidelijke uitbrei- in China is aangetoond dat ze in elke maand ding). Vooral de polygyne kolonies worden van het jaar bruidsvluchten kunnen uitvoeren, geïntroduceerd in nieuwe gebieden. terwijl veel andere mierensoorten juist gebonden 5. Brandmieren kunnen zich door hun pijnlijke zijn aan een specifieke periode. steek goed verdedigen tegenover predatoren en 2. De koloniegroei kan zeer snel plaatsvinden; zijn voedselconcurrenten meestal de baas. Door onder optimale omstandigheden kan bij S. in­ hun opportunistische predatie hebben deze victa binnen drie jaar de maximale kolo- mieren grote invloed op de oorspronkelijke niegrootte bereikt worden van 230.000 werk- levensgemeenschap. sters (Tschinkel 1998). 3. Kolonies blijven zelfs onder grote stress in schadelijkheid leven, vaak zonder dat voedsel beschikbaar is (Tschinkel 2006). In Zuid-Amerika leven Als brandmieren ergens geïntroduceerd worden en brandmieren op plekken in het bos die geregeld zich vestigen, doorgaans in tropische en subtropi- overstromen. De kolonie kan tijdens een over- sche gebieden, dan kunnen ze voor ecologische, stroming weken op het water drijven en een sociale en economische problemen zorgen. Deze

noordijk et al. ‒ brandmieren solenopsis in nederland 7

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 7 13-06-12 07:42

kader 2. monogynie versus polygynie

Zowel S. geminata als S. invicta hebben worden. Hierna kunnen werksters de bevruchte kolonies met één voortplantende koningin koningin uit de moederkolonie meenemen en (monogynie) of met meerdere voorplantende een nieuwe kolonie vormen in de buurt van koninginnen (polygynie) (Ross et al. 2003, het moedernest. Koninginnen van monogyne Shoemaker et al. 2006). De basis voor deze twee kolonies hebben een grotere kans om nieuwe typen van sociale organisatie is een verschil in gebieden te koloniseren, terwijl die van polygyne het genetisch materiaal (Goodisman et al. 2000). kolonies juist een grotere kans op afsplitsingen Monogyne kolonies hebben bruidsvluchten en hebben. Naast deze twee voortplantingsstrate- de bevruchte koninginnen vliegen weg om een gieën bestaan er nog zeer veel variaties in de geschikt biotoop te vinden om een nieuw nest vorming van nieuwe kolonies. Deze worden te beginnen. Polygyne kolonies kunnen ook hier niet besproken (maar zie Tschinkel 1998), bruidsvluchten vertonen, maar nieuwe maar geven wel het zeer grote aanpassings- koninginnen kunnen ook in het nest bevrucht vermogen van brandmieren aan.

problemen zijn vooral goed gedocumenteerd in literatuur over het zuiden van de Verenigde Staten.

Door hun voorkeur voor verstoorde biotopen zijn brandmieren vaak algemeen op plekken waar mensen aanwezig zijn, zoals tuinen, parken en agrarische gebieden (Forys et al. 2002, Tschinkel 2006). Bij verstoring van het nest steken de werk- sters de verstoorder en bij vee, huisdieren en de mens kan dit leiden tot pijn, blaren en soms zelfs een anafylactische shock ten gevolge van een allergische reactie. Brandmieren kunnen ook in Figuur 3. Major werkster van de in 1966 onderschepte en vlak bij gebouwen voorkomen en hierdoor Solenopsis gayi. Foto Bert Vierbergen. voor overlast zorgen door voedsel te stelen, of aan Figure 3. Major worker of in 1966 intercepted Solenop­ textiel, plastic, elektrische bedrading en rubber sis gayi. Photo Bert Vierbergen. te knagen. In agrarische gebieden kunnen ze aan gewassen eten, en er is aangetoond dat ze zowel plaagsoorten kunnen bevorderen (bijv. bladluizen) soorten (Allen et al. 2004, Wojcik et al. 2001, als uitdunnen (bijv. snuitkevers) (zie overzicht in Tschinkel 2006). Het zijn met name de polygyne Tschinkel 2006). Vestiging van brandmieren kan kolonies die op een bepaalde plek dominant kun- ook indirecte economische gevolgen hebben, nen zijn en weinig ruimte overlaten voor andere doordat andere landen bepaalde goederen weige- soorten, maar ook de werksters uit monogyne ren of de productie en het transport ervan alleen kolonies kunnen een significante impact hebben. onder strengere voorwaarden toelaten. Zo zijn er negatieve effecten bekend op het voor- komen van andere mierensoorten en insecten (zie Als brandmieren zich ergens vestigen kunnen ze overzicht in Tschinkel 2006). Hiernaast zijn er ook door hun hoge aantallen en opportunistische gevallen bekend waarbij brandmieren prederen op voedselzoekgedrag invloed hebben op andere eieren en jongen van reptielen, amfibieën, vogels en zoogdieren (zie overzicht in Tschinkel 2006).

8 nederlandse anistise mededelinen 37 ‒ 2012

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 8 13-06-12 07:42 Tabel 1. Vastgelegde importintercepties en introducties (met vestiging in vet) van Solenopsis geminata in Nederland. Afkortingen: pd = Plantenziektekundige Dienst; kad = Kenniscentrum Dierplagen. Table 1. Recorded import interceptions and introductions (with settlement in bold) of Solenopsis geminata in the Netherlands. Abbreviations: pd = Plant Protection Service, Wageningen; kad = Kenniscentrum Dierplagen, Wageningen.

Datum Locatie Individuen Product Herkomst/transport Collectie iv.1984 Zaltbommel 3 minors, 3 majors Schefflera potplant Honduras/? pd 12.xii.1989 Westerhoven 1 minor, 2 majors potplant ? pd tropisch zwembad [tropical swimming pool] 17.xii.1990 Amsterdam 1 minor Thailand/? pd 15.vii.1992 Amsterdam, nest(en) ? ? kad 21.vii.1992 flatgebouw 19.i.1993 18.iv.2002 Aalsmeer, in kas werksters foeragerend ? ? pd [in glasshouse] op grond 2002 ? ? Mangifera potplant Thailand/? pd 9.vii.2003 Aalsmeer 1 minor, 1 major Phoenix potplant Taiwan/? pd 23.iii.2004 Aalsmeer 5 minors, 4 majors Bismarckia potplant Thailand/? pd 18.viii.2004 Nijmegen 2 minors ? Thailand/? pd 21.vii.2004 De Kwakel 8 minors, 1 major Milletia potplant Thailand/? pd 30.viii.2004 De Kwakel 10 minors Ficus religiosa Thailand/? pd potplant 8.vi.2005 Schiphol 1 minor groente & fruit Suriname/vliegtuig pd in postpakket 11.iv.2007 Schiphol 1 minor Cestrum potplant Suriname/vliegtuig pd 14.vi.2007 Pijnacker ? Phoenix potplant Costa Rica/? pd 26.ix.2007 Schiphol 1 minor Brassica potplant Suriname/vliegtuig pd 1.iv.2009 Honselersdijk 8 minors Bougainvillea Thailand/? pd potplant 26.viii.2009 Honselersdijk 10 minors, 3 majors Swietenia potplant Thailand/? pd 14.i.2010 Honselersdijk minors, majors Ficus potplant Thailand/? pd

(Morrison 2002). Ondanks beide nuanceringen Brandmieren komen vaak in verstoorde milieus staat het buiten kijf dat brandmieren een negatie- voor en dit maakt het lastig om exacte uitspraken ve invloed kunnen hebben op populaties van te doen over hun concurrentievermogen. Tschin- andere soorten. Daardoor zijn met name kleine of kel (2006) toont aan dat in vrijwel alle studies kwetsbare populaties van bepaalde soorten gevoe- naar competitie tussen brandmieren en andere lig voor brandmierinvasies (Wojcik et al. 2001). mieren het niet te achterhalen is wat het precieze effect van de invasieve brandmieren is en wat van collectie-onderzoek een verstoorde bodem. Ook blijkt dat het massale voorkomen van polygyne kolonies en de negatieve Om overzicht te krijgen in de vondsten van brand- effecten op andere soorten soms slechts tijdelijk is mieren in Nederland zijn de bekende waarnemin-

noordijk et al. ‒ brandmieren solenopsis in nederland 9

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 9 13-06-12 07:42 Tabel 2. Vastgelegde importintercepties van Solenopsis invicta in Nederland. zma = Zoölogisch Museum Amsterdam, pd = Plantenziektekundige Dienst. Table 2. Recorded import interceptions of Solenopsis invicta in the Netherlands. zma = Zoölogisch Museum Amsterdam, pd = Plant Protection Service.

Datum Locatie Individuen Product Herkomst/transport Collectie ? Rotterdam 6 minors Goederen [goods] Mexico/per boot zma 1957 Rotterdam 2 majors, 23 minors Tabak [tobacco] ?/per boot zma 21.viii.2002 De Kwakel 1 nest Ficus potplant sa/? pd

Tabel 3. Vastgelegde importintercepties van Solenopsis gayi in Nederland. pd = Plantenziektekundige Dienst. Table 3. Recorded import interceptions of Solenopsis gayi in the Netherlands. pd = Plant Protection Service.

Datum Locatie Individuen Product Herkomst/transport Collectie 2.viii.1966 Rotterdam 5 minors, 5 majors Kinabast (Cinchona) Peru/? pd

gen van verscheidene instanties beoordeeld door de nesten) is onbekend. In Westerhoven zijn in al het collectiemateriaal te onderzoeken. Zo zijn 1989 enkele werksters aangetroffen, maar geen alle exemplaren van S. invicta in de collecties van nest, in een plantenbak in een tropisch zwembad. de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen Het is niet onmogelijk dat er ook daadwerkelijk (pd, nu nvwa), Zoölogisch Museum Amsterdam een nest aanwezig was voordat de plantenbak (zma, nu Naturalis), Kenniscentrum Dierplagen werd vernietigd. In een kas in Aalsmeer zijn ook te Wageningen (kad), en Naturalis (rmn) foeragerende werksters aangetroffen, wederom is onderzocht. Uit de collecties van de pd en het er de mogelijkheid van een nest, maar deze kon kad is ook S. geminata bekeken. Een exemplaar niet worden gevonden. Naast deze vondsten van S. gayi (Spinola, 1851) (fig. 3) uit de collectie worden geregeld werksters aangetroffen tijdens van de pd en een exemplaar dat geïdentificeerd importinspecties, waarbij opvalt dat deze veelal was als S. xyloni McCook, 1879 uit de collectie uit Thailand afkomstig zijn, een land waar van het zma werden gecontroleerd. S. geminata als invasieve exoot voorkomt.

Op basis van het collectieonderzoek blijkt dat S. waarnemingen in nederland invicta slechts zelden wordt ingevoerd in Neder- Door het bijeenbrengen van de brandmierwaarne- land. Er zijn drie waarnemingen van geïntrodu- mingen van de verschillende instanties kan gecon- ceerde werksters en één van een geïntroduceerd cludeerd worden dat S. geminata relatief vaak in nest (tabel 2, Aukema & Vierbergen 2002). Nederland wordt geïmporteerd, met name de laatste tien jaar (tabel 1). Het is deze soort één of Er is één waarneming van S. gayi voor Nederland; enkele malen gelukt om zich te vestigen in Neder- tien werksters werden met kinabast uit Peru in land. Uit een flatgebouw in Amsterdam werd in Rotterdam geïmporteerd, waar ze onderschept 1992-1993 overlast gemeld en het kad heeft nes- werden en in de collectie van de pd terecht ten verwijderd, waarna de mieren verdwenen zijn kwamen (tabel 3, Aukema & Vierbergen 2002, (im/bd 1994). De herkomst van het nest (of Boer & Vierbergen 2008). Verder stond er een

10 nederlandse anistise mededelinen 37 ‒ 2012

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 10 13-06-12 07:42 producten, zoals potplanten, en landbouwproduc- ten als fruit en groenten (tabel 1, 2 en 3). De kans dat brandmieren zich vestigen in Nederland kan worden afgeleid uit een modelstudie van Morrison et al. (2004). Door fysiologische en levenscyclus- gegevens te combineren met de minimum- en maximumdagtemperaturen en neerslaggegevens komen de onderzoekers tot een wereldkaart waar Figuur 4. Potentieel verspreidingsgebied van Solenopsis S. invicta zich kan reproduceren (zie figuur 4 voor invicta in Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika een uitsnede van Europa). Het mediterrane gebied uit Morrison et al. (2004), gebaseerd op temperatuur behoort tot de gebieden waar reproductie mogelijk en neerslag. Temperatuur: ● mogelijkheid tot kolonie- is, maar in Nederland kan de soort zich buiten reproductie is zeker, ▲ koloniereproductie is mogelijk, niet vestigen. Solenopsis invicta houdt van een ○ mogelijkheid tot koloniereproductie is onwaarschijn- warm klimaat, maar S. geminata is echt een tropi- lijk. Neerslag: lichtgekleurde delen geven het gebied sche soort waarvan bekend is dat ze in gemiddeld met voldoende neerslag en bruingekleurde delen het nog warmere streken voorkomt. Daar S. invicta geven het gebied met onvoldoende neerslag. zich niet kan voortplanten in Nederland, zal dat S. Figure 4. Potential range of Solenopsis invicta in geminata al helemaal niet lukken. Geconcludeerd Europe, the Middle East, and northern Africa from kan worden dat beide soorten zich op basis van de Morrison et al. (2004), based on temperature and pre- huidige gegevens niet in Nederland in de groene cipitation. Temperature: ● possibilities for colony repro- ruimte kunnen vestigen. Voor permanent ver- duction are certain, ▲ colony reproduction is possible, warmde gebouwen en kassen ligt dit anders, zoals ○ possibilities for colony reproduction are unlikely. ook al in Nederland is gebleken. Soms kunnen Precipitation: light coloured parts indicate areas with brandmieren zich binnen het urbane gebied adequate precipitation and brown coloured parts verspreiden, maar dit is alleen bekend van enkele indicated areas with inadequate precipitation. steden in tropische gebieden. Voor gematigde streken lijkt, door deze beperkte reproductie- en verspreidingsmogelijkheden, het risico op exemplaar met het label ‘Solenopsis xyloni uitgebreide vestiging gering. McCook, 1879’ in de collectie van het zma, maar een heridentificatie bracht aan het licht dat dit bestrijding ook S. invicta betreft (verwerkt in tabel 2). Opgemerkt moet nog worden dat het zeer aan- Preventie is het belangrijkste middel om ervoor te nemelijk is dat veel importen niet opgemerkt zorgen dat brandmieren niet gevestigd raken in worden of ter plekke worden vernietigd en niet Nederland. Actief toezicht en vroege detectie in officieel gerapporteerd worden. havens en op vliegvelden zijn dus belangrijk, met name gericht op planten, aarde, hout en voedsel- producten uit gebieden waar brandmieren voor- risicoanalyse komen. Specialisten zijn nodig om brandmieren Omdat S. geminata en S. invicta meerdere keren op naam te brengen, maar feitelijk dienen alle in Nederland zijn ingevoerd en deze soorten elders geïmporteerde nesten vernietigd te worden omdat in de wereld bekende invasieve exoten zijn en dit veel andere soorten ook voor overlast kunnen voor S. gayi niet het geval is, is de risicoanalyse zorgen. Het is echter wel belangrijk om exempla- alleen voor de eerste twee soorten uitgevoerd. ren te verzamelen en in collecties op te slaan, Brandmieren worden dus geregeld in Nederland waardoor de mogelijkheid bestaat het potentiële geïmporteerd. Risicovolle goederen zijn tuinbouw- risico van afzonderlijke soorten te blijven volgen.

noordijk et al. ‒ brandmieren solenopsis in nederland 11

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 11 13-06-12 07:42 Als een brandmierkolonie zich vestigt in een dit tot vestiging in grote woonwijken en de hier- gebouw is de oplossing van het probleem vaak mee gepaard gaande overlast kunnen gaan leiden. niet moeilijk: als het nest (met de koningin) wordt opgeruimd is de overlast voorbij. Als het dankwoord nest niet te bereiken is kunnen pesticiden gebruikt worden. In Amsterdam is het nest van Wij bedanken André van Loon, Vincent Kalkman S. geminata ook uitgeroeid door het uitleggen (beide eis-Nederland) en Tom van der Have van aas met pesticiden (im/bd 1993). (Team Invasieve Exoten) voor commentaar op een eerdere versie van het rapport dat de basis vormde voor dit artikel. Het Zoölogisch Museum conclusie Amsterdam, Nationaal Centrum Biodiversiteit Brandmieren kunnen door hun agressieve Naturalis en Kenniscentrum Dierplagen stelden foerageergedrag, hoge reproductiesnelheid en hun hun collecties beschikbaar. grote weerstand tegen predatoren en concurreren- de soorten dominant worden in geschikte habitat literatuur en klimaatzones, buiten hun natuurlijke areaal. In Nederland is het onwaarschijnlijk dat brand- Allen, C.R., D.M. Epperson & A.S. Garmestani 2004. mieren zich buiten kunnen vestigen. Vestigingen Red imported fire impacts on wildlife: a decade van een nest in gebouwen is wel mogelijk en of research. – The American Midland Naturalist de mieren kunnen daar overlast veroorzaken. 152: 88-103. Dergelijke vestigingen kunnen gemakkelijk en Aukema, B. & G. Vierbergen 2002. Nota - Solenopsis met succes worden bestreden. Import van mieren- invicta: een gevaarlijke en potentiële ‘invasive nesten moet echter wel streng in de gaten gehou- alien’. – Plantenziektekundige Dienst, Wageningen. den worden. Vestiging in Nederland kan leiden Boer, P. & M. Brooks 2009. Succesvolle buitenshuis tot importrestricties van met name landen in vestigingen van de Argentijnse mier Linepithema mediterrane, subtropische en tropische gebieden. humile in Nederland (Hymenoptera: Formicidae). Een risicoanalyse gaat uit van de onveranderlijk- – Nederlandse Faunistische Mededelingen 31: 17- heid van een soort. Het blijft echter mogelijk dat 23. een kleine verandering in gedrag of genetisch Boer, P. & G. Vierbergen 2008. Exotic ants in The Ne- materiaal ervoor kan zorgen dat een exoot toch therlands (Hymenoptera: Formicidae). – Entomo- succesvol kan aanslaan in een nieuw leefgebied logische Berichten 68: 121-129. waarvan werd aangenomen dat het niet geschikt Bolton, B., G. Alpert, P.S. Ward & P. Naskrecki 2007. zou zijn. De recent in Nederland ontdekte Lasius Bolton’s catalogue of ants of the world 1758-2005. neglectus Van Loon, Boomsma & Andrásfalvy, – Harvard University Press, Cumberland. 1990, komt hier niet in natuurgebieden voor, Clout, M.N. & P.A. Williams 2009. Invasive species maar is wel in staat gebleken zich in woonwijken management - a handbook of principles and tech- uitgebreid te vestigen (Van Loon 2009). Subtropi- niques. – Oxford University Press, Oxford. sche soorten, zoals de Argentijnse mier Linepithe­ Forys, E.A., C.R. Allen, & D.P. Wojcik 2002. Influence ma humile (Mayr, 1868), laten zien dat ze het of the proximity and amount of human develop- gehele jaar door in de open lucht in stedelijk ment and roads on the occurrence of the red im- milieu te vinden zijn (Boer & Brooks 2009), ported in the lower Florida Keys. – Biologi- hoewel verspreiding door bruidsvluchten nog niet cal Conservation 108: 27-33. waargenomen is en alleen door kolonieafsplitsing Goodisman, M.A.D., K.G. Ross & M.A. Asmussen plaats vindt. Als brandmieren zich zo weten aan 2000. A formal assessment of the effects of gene te passen dat ze zich ook op deze wijze van flow and selection in the fire ant Solenopsis invicta. woning tot woning weten te verspreiden, dan zal – Evolution 54: 606-616.

12 nederlandse anistise mededelinen 37 ‒ 2012

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 12 13-06-12 07:42 Greenberg, L., Klotz, J. H. & J.N. Kabashima 2008. Noordijk, J. 2010. A risk analysis for fire ants in the . –  anr Publication 7487. Netherlands. – eis-Nederland, Leiden. http://www.ipm.ucdavis.edu/pm/pestnotes/ Pitts, J.P., J.V. McHugh & K.G. Ross 2005. Cladistic pn7487.html. [geraadpleegd: 10.xi.2010]. analysis of the fire ants of the Solenopsis saevissima Harris, R. zonder jaar. Invasive ant risk assessment – species-group (Hymenoptera: Formicidae). – Zool- Solenopsis geminata. – Biosecurity New Zealand. ogica Scripta 34: 493-505. http://www.biosecurity.govt.nz/files/pests/invasive- Ross, K.G., M.J.B. Krieger & D.D. Shoemaker 2003. ants/tropical-fire-ants/tropical-fire-ant-risk-assess- Alternative genetic foundations for a key social po- ment.pdf lymorphism in fire ants. – Genetics 165: 1853-1867. im/bd 1994. Afdeling bestrijding van dierplagen, Shoemaker, D.D., C.J. Deheer, M.J.B. Krieger & K.G. jaarverslag 1993. – Hoofdinspectie Milieuhygiëne, Ross 2006. Population genetics of the invasive Fire Staatstoezicht op de Volksgezondheid, Ministerie ant Solenopsis invicta (Hymenoptera: Formicidae) van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en in the United States. – Annals of the Entomologi- Milieubeheer, Wageningen. cal Society of America 99: 1213-1233. Klotz, J., L. Hansen, R. Pospischil & M. Rust 2008. Stuart Chapin iii, F., E.S. Zavaleta, V.T. Eviner, R.L. Urban ants of North America and Europe - Identi- Naylor, P.M. Vitousek, H.L. Reynolds, D.U. fication, biology, and management. – Cornell Uni- Hooper, S. Lavorel, O.E. Sala, S.E. Hobbie, M.C. versity Press, Ithaca. Mack & S. Díaz 2000. Consequences of changing Lach, L., C.L. Parr & K.L. Abbott (eds.) 2010. Ant biodiversity. – Nature 405: 234-242. ecology. – Oxford University Press, Oxford. Trager, J.C. 1991. A revision of the fire ants, Solenopsis Loon, A. van 2009. Risicoanalyse van de plaagmier geminata group (Hymenoptera: Formicidae, Myr- Lasius neglectus. – eis-Nederland, Leiden. micinae). – Journal of the New York Entomological McGlynn, T.P. 1999. The worldwide transfer of ants: Society 99: 141-197. geographical distribution and ecological invasions. Tschinkel, W.R. 1998. The reproductive biology of fire – Journal of Biogeography 26: 535-548. ant societies. – BioScience 48: 593-605. Morrison, L.W. 2002. Long-term impacts of the invasi- Tschinkel, W.R. 2006. The fire ants. – Belknap Press of on of an community by the imported fire Harvard University Press, Cambridge, Massachu- ant, Solenopsis invicta. – Ecology 83: 2337-2345. setts. Morrison, L.W., S.D. Porter, E. Daniels & M.D. Kor- Wojcik, D.P., C.R. Allen, R.J. Brenner, E.A. Forys, D.P. zukhin 2004. Potential global range expansion of Jouvenaz & R.S. Lutz 2001. Red imported fire the invasive fire ant, Solenopsis invicta. – Biological ants: impact on biodiversity. – American Entomo- Invasions 6: 183-191. logist 47: 16-23.

noordijk et al. ‒ brandmieren solenopsis in nederland 13

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 13 13-06-12 07:42 summary Fire ants Solenopsis in the Netherlands (Hymenoptera: Formicidae) Fire ants Solenopsis are regularly intercepted in the Netherlands during import inspections. Sole­ nopsis invicta, S. geminata and S. richteri are notorious invasive pest species that cause nuisance in many parts of the world. These ants may cause health problems to humans and husbandry , as well as damage to buildings and goods. Their impact on natural species assemblages may also be significant, due to their fierce competition potential and aggressive foraging behav- iour. In this paper, a summary of a risk analysis of these ants for the Netherlands is presented. The number of recorded imports of S. invicta and S. geminata are presented. Only one certain settlement of S. geminata can be confirmed. Based on an existing model study and literature sources, it seems unlikely that S. invicta and S. geminata can become established outdoors in the Netherlands. Indoor establishments are possible, but such colonies are easily eradicated with pesticides.

J. Noordijk eis-Nederland Postbus 9517 2300 ra Leiden [email protected]

G. Vierbergen nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit Geertjesweg 15 Postbus 9102 6700  Wageningen [email protected]

P. Boer Gemene bos 12 1861 HG Bergen [email protected]

14 nederlandse anistise mededelinen 37 ‒ 2012

NFM37 (3) 005-014 Noordijk.indd 14 13-06-12 07:42