MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 april 2009 2 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 VOORAF

Dit rapport beschrijft de Mobiliteitsvisie De Lijn 2020, dit is een blauwdruk die inspeelt op de huidige en toekomstige mobiliteitsnoden, -behoeften en -opportuniteiten. Het is een visie die we de volgende maanden en jaren zullen verfijnen. Dit rapport kan u beschouwen als een dynamisch document dat als leidraad dient voor de intensieve dialoog die De Lijn zal voeren met al haar stakeholders.

Het rapport leest u dan ook best als een beginpunt. Het congres van 21 april is een startschot van een intensieve dialoog waarbij één ding centraal moet staan: hoe kunnen we Vlaanderen tegen 2020 beter bereikbaar, gezonder en welvarender maken? En hoe kan een verruimd, performant en geïntegreerd openbaar-vervoeraanbod hierin een rol spelen?

Deze Mobiliteitsvisie kwam tot stand na intens studiewerk en overleg tussen verschillende afde- lingen binnen De Lijn. De Lijn werd hierbij onder- steund door drie studiebureaus: Tritel, Goudappel- Coffeng en Mint.

2 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 1 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 INHOUD

VOORAF 1 2. DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE 20 OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER INHOUD 2 2.1. Lighttrain voor een verbeterde bereikbaarheid 22 VOORWOORD 4 van de stedelijke gebieden 2.1.1. Brusselse regio: GEN 22 MANAGEMENT SUMMARY 7 2.1.2. Gentse regio: voorstedelijk lighttrainnetwerk 22 2.1.3. Antwerpse regio 23 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 10 2.1.4. Kortrijkse regio 23

2.2. Sneltrams ter verbetering 24 1. METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 10 van het verbindend regiovervoer 2.2.1. Boom – Brussel 24 1.1. Ambitie en beleidskader 10 2.2.2. Ninove – Brussel 24 2.2.3. Aalst – Brussel 24 1.2. Doelstellingen 11 2.2.4. Heist-op-den-Berg – Brussel 24 1.2.1. Bereikbaarheid kwalitatief vrijwaren 11 2.2.5. – Tervuren 25 1.2.2. Toegankelijkheid garanderen 11 2.2.6. Aarschot – Leuven 25 1.2.3. Verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid verhogen 12 2.2.7. Diest – Leuven 25 1.2.4. Duurzaamheid 12 2.2.8. Tienen – Leuven 25 1.2.5. Ruimtelijke ordening, 12 2.2.9. Het verstedelijkt netwerk kust 26 mobiliteit en infrastructuur afgestemd 2.2.10. Roeselare – 27 2.2.11. Sint-Niklaas – Dendermonde – Aalst 27 1.3. Geïntegreerd openbaar-vervoersysteem 12 2.2.12. Ranst – Antwerpen 28 2.2.13. Antwerpen – Malle 28 1.4. Opbouw van de Mobiliteitsvisie 13 2.2.14. 28 1.4.1. Structureren van de vervoerstromen tot relaties 13 2.2.15. Maasmechelen – Hasselt 29 1.4.2. Bepalen van de knooppunten 15 2.2.16. Lommel – Neerpelt – Hasselt 29 1.4.3. Ontwerpeisen 16 1.4.4. Doorstromingsmaatregelen 17 2.3. Optimalisaties aan de huidige 30 1.4.5. Vervoersystemen 17 interregionale spoorinfrastructuur

2.4. Regionale als dragers van de openbaar-vervoerstructuur 31 in sterk verstedelijkte gebieden 2.4.1. Tangentiële verbinding in de Vlaamse rand rond Brussel 31 2.4.2. Leuven - Kortenberg – Brussel 31 2.4.3. Waterloo – Brussel 32 2.4.4. Halle – Brussel 32 2.4.5. Kusttram 32

2 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3. STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN 34 4. KOSTEN EN BATEN 66 VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 4.1. Kosten 66 3.1. Vlaams-Brabant 34 3.1.1. Globale structuur 34 4.2. Reizigerswinst 66 3.1.2. Spoorgebonden structuur 34 3.1.3. Hoofdstructuur van snelbussen 36 4.3. Maatschappelijke baten 66 en verbindende buslijnen 4.3.1. Economische baten 67 3.1.4. Ontsluitende streeklijnen 38 4.3.2. Ruimtelijke baten 69 en (voor)stedelijke verbindingen 4.3.3. Ecologische baten 70 4.3.4. Sociale baten 70 3.2. Antwerpen 40 3.2.1. Hoofdstructuur 40 3.2.2. Hoofdstructuur van snelbussen 42 5. VOLGENDE STAPPEN VOOR DE BEPALING 71 en verbindende bussen VAN DE EERSTVOLGENDE PROJECTEN 3.2.3. Ontsluitende buslijnen 44 3.2.4. Stedelijk openbaar vervoer 44 in regionaalstedelijke gebieden 6. SLOTWOORD 74 3.2.5. Grootstedelijk openbaar-vervoeraanbod Antwerpen 46

3.3. Oost-Vlaanderen 48 3.3.1. Hoofdstructuur 48 3.3.2. Snelbussen en verbindende buslijnen 50 3.3.3. Ontsluitende buslijnen en stedelijk openbaar vervoer 52 3.3.4. Grootstedelijk - en busnetwerk Gent 54

3.4. West-Vlaanderen 56 3.4.1. Hoofdstructuur van trein, lighttrain en sneltram 56 3.4.2. Kwaliteitsvolle bereikbaarheid van stad en streek 58

3.5. 61

2 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 VOORWOORD Op het vlak van mobiliteit stelt het Pact 2020 (1):

Ingrid Lieten “Vlaanderen neemt de nodige maatregelen om een vlotte, veilige en breed toegankelijke mobi- liteit te garanderen. Voor het personenvervoer wordt het aanbod, de betaalbaarheid, de betrouwbaarheid en de kwaliteit van het DE LIJN REALISEERT HAAR MISSIE 2020: EEN MIJLPAAL openbaar vervoer vanuit gebruikersoogpunt IN DIALOOG geoptimaliseerd. In het bijzonder in de Vlaamse Vanuit deze missie heeft De Lijn haar Mobiliteits- steden wordt in 2020 een multimodale, duur- Sinds haar ontstaan in 1991 is de omgeving van visie 2020 ontwikkeld. Het perspectief 2020 is zame bereikbaarheid gegarandeerd.” De Lijn gevoelig veranderd. Daarom heeft de daarbij niet toevallig gekozen. vervoermaatschappij haar missie in 2008 De Lijn heeft de uitdaging aangegaan om duidelijk geactualiseerd en als volgt omschreven: - De Europese instellingen hanteren 2020 als een te maken hoe zij als openbaar-vervoerbedrijf haar belangrijke mijlpaal in het bereiken van klimaat- bijdrage tot deze Europese en Vlaamse doel- - De Lijn wil de slimme reisgezel zijn voor en milieudoelstellingen die cruciaal zijn voor de stellingen ziet en concreet wil maken. De basis verplaatsingen in heel Vlaanderen. duurzame ontwikkeling van onze planeet. van de Mobiliteitsvisie 2020 ligt in het nu: in de principes en doelstellingen van het Mobiliteitsplan - De Lijn staat dicht bij haar reizigers met een - De Vlaamse regering heeft 2020 als mijlpaal Vlaanderen en in de regels en criteria van het uitgebreid aanbod aan duurzame en kwalitatieve vooropgesteld in haar project ‘Vlaanderen in door de Vlaamse regering goedgekeurde besluit vervoersoplossingen waarin veiligheid, betrouw- Actie’, dat Vlaanderen op tal van vlakken – waar- Netmanagement, om de twee belangrijkste baarheid en efficiëntie centraal staan. onder duurzame mobiliteit – op de kaart moet inspiratiebronnen te noemen. De visie is echter zetten als Europese topregio. toekomstgericht en moet helpen Vlaanderen in - De Lijn is een belangrijke gesprekspartner van de volgende elf jaar zowel beter bereikbaar als de Vlaamse overheden voor de uitbouw van - De Vlaamse regering en de Vlaamse sociale leefbaarder te maken. Dat is een niet geringe het mobiliteitsbeleid en ondersteunt daarmee partners hebben met het ‘Pact 2020’ naast opdracht. de economische, ecologische en sociale Vlaanderen in Actie een toekomstpact afgesloten ontwikkeling. waarin hun langetermijnvisie, -strategie en -acties zijn opgenomen. VERKEERSCONGESTIE TREFT ONS - De Lijn creëert een stimulerende en respectvolle ECONOMISCH HART EN ONZE WELVAART werkomgeving, zodat haar vriendelijke en com- petente medewerkers haar ambassadeurs zijn. De verkeerscongestie bedreigt in toenemende mate de bereikbaarheid van Vlaanderen en van Op deze manier wil De Lijn bijdragen tot een zijn steden in het bijzonder. Vlaanderen dreigt bereikbaar Vlaanderen, waar het aangenaam daarmee rechtstreeks in zijn economisch klop- leven is. pend hart – en dus in zijn welvaart – geraakt te worden.

4 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Volgens cijfers van het Vlaams Verkeerscentrum openbaar vervoer kan zeker op de stedelijke De uitstoot van fijn stof vormt een bijzonder aan- bedroeg het aantal verliesuren op het Vlaamse invalswegen een meer dan valabel alternatief dachtspunt. Fijn stof vormt – daarover bestaat hoofdwegennet in 2008 – tijdens de werkdagen vormen voor het “alleen-in-de-auto-aanschuiven- wetenschappelijke consensus – een rechtstreeks van 6 tot 20 uur – 4,5 miljoen. Hiermee is een in-de-file”. Op die manier draagt het openbaar en belangrijk gezondheidsrisico. Onderzoek geeft economisch verlies van naar schatting 61 miljoen vervoer bij tot de economische ontwikkeling aan dat fijn stof de Vlaming tot drie gezonde euro gemoeid. Het Verkeerscentrum geeft zelf van de Vlaamse regio en de vrijwaring van haar levensjaren kost (4). Vlaanderen scoort op het aan dat het hier om een onderschatting van de concurrentiepositie. vlak van fijnstofconcentraties samen met de congestieproblematiek gaat, al was het bijvoor- Nederlandse Randstad en het Duitse Noordrijn- beeld maar omdat de verliesuren op de ring rond Westfalen het slechtst van West-Europa. Antwerpen niet zijn meegeteld. De daartoe nodige DE TOEKOMST: LEEFBAARHEID, MILIEU apparatuur was in 2008 niet operationeel. En dan EN DUURZAAMHEID Ook hier weer is het (diesel)verkeer niet de enige nog: de 4,5 miljoen verliesuren gelden alleen voor bron: het verkeer zorgt voor ongeveer één derde het hoofdwegennet. Hoe groot de congestie op Even problematisch ontwikkelt zich de leefbaar- van de Vlaamse fijnstofemissies. Maar zeer recent het onderliggend wegennet is, komt in dit cijfer heid van de dichtbevolkte Vlaamse regio. onderzoek van de Vlaamse Milieumaatschappij (5) niet tot uiting. Transport & Mobility Leuven schat wijst uit dat de meest gevaarlijke fractie van dat dat het aantal verliesuren op dat onderliggend Qua luchtverontreiniging behoort Vlaanderen fijn stof – hyperkleine roetdeeltjes – veel meer dan wegennet een factor 3,9 hoger ligt dan op het nog steeds tot de trieste koplopers van Europa. gemiddeld voorkomt in de omgeving van drukke hoofdwegennet. Hetzelfde onderzoekscentrum Veel van die verontreiniging is ‘overgewaaid’ en wegverkeersassen. En in Vlaanderen met zijn schat dat het aantal verliesuren tegen 2020 nog zeker niet alleen van het verkeer afkomstig. Maar dicht hoofdwegennet, zijn typische lintbebouwing met 35 procent zal toenemen (2). Alleen al op het elke verdere toename van de verkeersemissies langs ‘steenwegen’ en zijn ‘streetcanyons’ in de hoofdwegennet zou het economisch verlies daar- staat een verbetering van de belabberde milieu- grootsteden, leven in zo’n omgeving nogal wat mee tot 82,3 miljoen euro per jaar oplopen. kwaliteit in de weg. Onderzoek van IRCEL en mensen. In het Vlaamse personenvervoer zijn VITO (3) wijst er overigens op dat specifiek voor de dieselauto’s – vooralsnog vaak zonder roetfilter –

82,3 miljoen euro economisch verlies per jaar uitstoot van NO2 (stikstofdioxide dat onder meer bijzonder populair. In 2007 waren er volgens in 2020 irritaties aan de luchtwegen kan veroorzaken) het de Stadsmonitor (6) in de dertien Vlaamse stads- in onze steden niet de goede weg op gaat. En in gewesten bovendien tussen de negen en zestien Het oplossen van de congestieproblemen – het geval van deze specifieke emissies speelt het procent ‘vervuilende’ auto’s. Dit zijn auto’s die zonder de mobiliteit zelf als belangrijk element lokale verkeer volgens dit onderzoek wel degelijk niet eens voldoen aan de milieutests van de auto- van welvaart, welzijn en maatschappelijke partici- een belangrijke rol. keuringsdienst op het vlak van dieselrook en patie af te bouwen – vergt een doordachte mix uitlaatgassen. van beleidsmaatregelen. De uitbouw van een Een verschuiving van mobiliteit naar duurzame hoogkwalitatief openbaar vervoer is één van vervoerwijzen zoals stappen, fietsen en het ge- Elke automobilist die zijn dieselauto laat staan die maatregelen. Het lost ongetwijfeld niet alles bruiken van trein, tram en bus heeft daarom een voor vervoer per trein, tram of bus (vaak mét roet- op. Maar uitgerekend voor het beter bereikbaar directe impact op de kwaliteit van het milieu en filter) levert eigenlijk een bijdrage tot de gezond- maken van onze (voor)stedelijke gebieden heeft de lucht die we inademen. heid van de mensen die in de steden en langs een snel en betrouwbaar openbaar vervoer sterke belangrijke verkeersassen leven. Ook daarom is troeven. Een comfortabel en goed functionerend een investering in hoogkwalitatief openbaar vervoer absoluut noodzakelijk.

4 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 5 5 MOBILITEITSVISIE MOBILITEITSVISIE DE LIJNDE LIJN 2020 2020 Wegverkeer staat in de Stadsmonitor 2008 en in MOBILITEITSVISIE DE LIJN: Samen met de actualisering van haar missie heeft het thematisch Milieurapport van het Vlaamse IN DIALOOG NAAR EEN OPLOSSING De Lijn eind 2008 ook haar bedrijfswaarden departement Leefmilieu, Natuur en Energie duidelijk omschreven. ‘Dialoog’ is één van de vier (MIRA-T) ook aangeduid als dé belangrijkste Vanuit al deze invalshoeken – en dan is het aspect bedrijfswaarden die De Lijn doorheen haar hele factor op het vlak van geluidshinder. Volgens de verkeersongevallen nog niet eens aangehaald – bedrijfscultuur en -beleving wil uitdragen. Stadsmonitor ondervindt één Vlaamse stedeling zijn er absoluut voldoende argumenten om in Over haar Mobiliteitsvisie 2020 wil De Lijn op vijf last van geluidshinder. Ook de MIRA-T- te zetten op de verdere uitbouw van een dan ook ten volle de dialoog aangaan met alle rapporten geven aan dat ongeveer één Vlaming hoogwaardig openbaar vervoer. ‘Hoogwaardig’ mobiliteitspartners en bestuursniveaus. Het is op vijf ernstige geluidshinder ondervindt. betekent hierbij vooral snel, betrouwbaar en een noodzakelijke voorwaarde om concreet, wat comfortabel. Goede doorstromingsmaatregelen de verdere uitbouw van het Vlaamse openbaar Toegegeven: het openbaar vervoer zelf – zeker het vormen daarvoor een randvoorwaarde. Voldoende vervoer betreft, een tweede van de vier waarden busvervoer – kan op dit vlak zelf nog heel wat ver- capaciteit en frequentie eveneens. van De Lijn te realiseren: ‘Samen vooruit’. beteringsinspanningen leveren. Met de inzet van hybride bussen en stille trams in steden wil Complementariteit met de andere duurzame De Lijn daar trouwens volop voor gaan. Maar ook vervoersmodi draagt dan weer bij tot de hoog- hier weer: een modal shift naar duurzame ver- waardigheid van het hele, duurzame mobiliteits- voermiddelen kan de situatie alleen maar helpen systeem. Daarom is De Lijn ook trekker op het verbeteren. vlak van duurzaam mobiliteitsmanagement in Vlaanderen, investeert ze in autodelen en carpool Rekenen op betere voertuigtechnologie voor en ondersteunt ze stap- en fietsinitiatieven. Het auto’s en vrachtwagens zal niet volstaan doelmatig en klantgericht op elkaar afstemmen Ingrid Lieten om de milieudoelstellingen te halen. van bus, tram en trein in goed georganiseerde Directeur-generaal De Lijn knooppunten vormt een ander – en in het hier Op het vlak van de broeikasgassen ten slotte, is voorliggende document centraler – hoofdelement de situatie uitermate zorgwekkend. De transport- in die complementariteit. sector slaagt er – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de industrie – ook in Vlaanderen niet in haar Op al deze argumenten en bedenkingen is de

CO2-uitstoot te verminderen, wel integendeel. Mobiliteitsvisie 2020 van De Lijn gebouwd. Het verkeer moet eveneens zijn aandeel in de Deze Mobiliteitsvisie 2020 wil De Lijn naar voor Vlaamse klimaatinspanningen leveren en daarom schuiven als een insteek in het maatschappelijk zal er nog hard gewerkt moeten worden. debat, zodat we vanuit de diverse bestuurslagen De bonus die een toenemend gebruik van open- de Vlaamse mobiliteit duurzamer kunnen maken baar vervoer hier kan opleveren is bijzonder signi- en onze samenleving tegelijk niet alleen mobieler, ficant. Dat is het geval voor goedbezette bussen, maar ook gezonder en leefbaarder wordt. Een visie maar nog veel meer voor stads- en sneltrams die voor het maatschappelijk debat dus, en geen rijden op groene stroom. ‘te nemen of te laten’. Een mobiliteitsvisie is im- mers pas waardevol en realiseerbaar als ze op voldoende draagvlak kan rekenen.

6 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 MANAGEMENT SUMMARY ACHTERGROND METHODOLOGIE

Vlaanderen zit met enorme mobiliteitsproblemen, In de methodologie lag de nadruk op drie en dit zowel op het vlak van congestie, verkeers- elementen: veiligheid als bereikbaarheid en ontsluiting. Er moet dringend iets gebeuren, zoniet boeten 1. rekening houden met overkoepelende beleids- we onherroepelijk in aan welvaart. Ook onze documenten en lokale mobiliteitsplannen leefbaarheid, de luchtverontreiniging, de geluids- hinder en de drang naar meer duurzaamheid in 2. vertrekken vanuit de vraag en behoefte naar onze samenleving stemmen tot nadenken over mobiliteit en openbaar vervoer in het bijzonder hoe we het openbaar vervoer in de toekomst willen ontwikkelen. Daarbovenop is 2020 een 3. nauwgezet analytisch werk met verkeersmodellen mijlpaal voor Vlaanderen, en dit op het vlak van de doelstellingen van VIA- Vlaanderen in Actie Cruciaal was dat heel de studie zou vertrekken van de Vlaamse Regering, het Pact 2020 en de vanuit de vraag en behoefte van de burger. Pas in milieudoelstellingen van de Europese instellingen. een volgende stap werd er onderzocht welke op- lossingen of welk aanbod zou kunnen voldoen aan De uitdagingen om de bereikbaarheid in de vraag. De doelstelling is een wensnet te ont- Vlaanderen te vrijwaren voor de toekomst, de wikkelen dat op conceptueel vlak weergeeft welke uitdagingen om de leefbaarheid in onze steden en verbindingen moeten aangeboden worden om gemeenten te blijven garanderen en de uitdaging maximaal te beantwoorden aan de vervoersvraag. om de ecologische voetafdruk van Vlaanderen niet nog groter te maken zijn enorm. Vertrekken vanuit de vraag betekent dat je buiten “de eigen grenzen” moet treden en het klantge- Zulke uitdagingen vragen verregaande maat- richt denken centraal stelt. regelen. Het zal niemand ontgaan dat de Mobiliteitsvisie De Lijn 2020 een ambitieuze visie Uiteraard werd rekening gehouden met over- is. Gezien de uitdagingen die ons in 2020 en koepelende beleidsdocumenten zoals het verder te wachten staan, zijn we van mening dat Mobiliteitsplan Vlaanderen, het Ruimtelijk we voor dergelijke doortastende maatregelen Structuurplan Vlaanderen, het besluit zullen moeten opteren. Netmanagement en de provinciale Ruimtelijke Structuurplannen. Deze visie bouwt voort op De Lijn heeft proactief een Mobiliteitsvisie ont- bestaande openbaar-vervoerplannen, zoals wikkeld voor het openbaar vervoer in Vlaanderen Spartacus, Neptunus en Pegasus. en dit zowel voor de interregionale, regionale als stedelijke niveaus. Deze visie is een blauwdruk en een uitnodiging aan alle stakeholders en betrok- kenen om in dialoog te treden en deze visie rond duurzame mobiliteit concreet vorm te geven.

6 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 MANAGEMENT SUMMARY 7 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 De vraag en behoefte werd gemeten aan de hand EERSTE CONCLUSIE: - Kortrijkse regio: met verbindingen naar Ieper en van verkeersmodellen van het Vlaams Verkeers- INTERREGIONAAL VERVOER AANPAKKEN Waregem centrum, visualisaties van het potentieel en grondig onderzoek. De voorgestelde relaties, De eerste belangrijke conclusie: de visie van De visie voorziet sneltrams in (willekeurige knooppunten en lijnvoeringsconcepten kwamen De Lijn mag zich niet beperken tot het stedelijke volgorde): tot stand via modeldoorrekeningen en grondige en regionale niveau. Het interregionaal vervoer verkeerskundige en ruimtelijke kennis van in Vlaanderen valt tussen de verschillende aan- - Limburg: experten binnen De Lijn en drie gespecialiseerde biedingen van openbaar vervoer in en biedt geen Maastricht – Hasselt, Maasmechelen – Hasselt en gerenommeerde studiebureaus. oplossing voor de vraag van de middellange- en Lommel – Neerpelt – Hasselt Er is een uitgebreide analyse uitgevoerd van de afstandsreizigers die een snelle en frequente verplaatsingen in Vlaanderen en de behoeftes verbinding eisen. - Antwerpen: aan openbaar vervoer. Op deze manier konden de Malle – Antwerpen en Ranst – Antwerpen ontbrekende schakels in het openbaar-vervoer- De Lijn wenst een openbaar-vervoernetwerk uit te netwerk geïdentificeerd worden. bouwen dat voldoet aan deze vraag. Dit zal samen - Vlaams-Brabant: met de nationale vervoeraanbieder NMBS verder Tienen – Leuven, Diest – Leuven, Aarschot – Leuven, bekeken worden om te komen tot een comple- Tervuren – Leuven, vanuit Boom naar Brussel, mentair en kwaliteitsvol interregionaal vervoer. vanuit Heist-op-den-Berg een verbinding via Het interregionaal vervoer kan je volgens de stu- Zaventem naar Brussel, Ninove – Brussel die aanpakken via drie vervoersconcepten: en Aalst – Brussel de lighttrain, de sneltram en de snelbus. Beide spoorgebonden systemen betekenen - Oost-Vlaanderen: concreet een snelle verbinding met een minimum- Sint-Niklaas – Dendermonde – Aalst snelheid van 50 km/uur en een minimale frequentie van vier ritten per uur. Het verschil tussen beide - West-Vlaanderen: is dat een lighttrain maximaal gebruik maakt van Roeselare – Kortrijk, Veurne – Duinkerke, de bestaande spoorwegen en dat een sneltram Oostende – Brugge en Brugge – Torhout, nauwelijks of niet interfereert met de bestaande De Kusttram wordt verder versterkt tot sneltram spoorinfrastructuur. naast de huidige regionale tram

De Mobiliteitsvisie 2020 suggereert lighttrains in Naast de lighttrains en de sneltrams wordt het (willekeurige volgorde): interregionaal vervoer versterkt met snelbussen. - Vlaams-Brabant (GEN): vanuit alle invalsassen, Daarnaast worden volgende streken versterkt met waaronder Dendermonde, Ninove, Halle, Waver regionale trams: Leuven – Kortenberg – Brussel, en Leuven Tervuren – Zaventem – Vilvoorde – Jette, - Gentse regio: vanuit alle invalsassen en een Jette – Dilbeek – Sint-Genesius-Rode, ringspoor Waterloo – Brussel, Halle – Drogenbos – Brussel - Antwerpse regio: met verbindingen naar Roosen- en de Kusttram. daal, Boom – Mechelen en Boom – Sint-Niklaas

MANAGEMENT SUMMARY 8 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 TWEEDE CONCLUSIE: DE KOSTEN EN DE BATEN Daarnaast blijkt dat er bij één spitsuur in totaal STREEKVERVOER OPTIMALISEREN 9 000 verliesuren vermeden worden. Dit is een De voorliggende visie vraagt aanzienlijke daling in verliesuren van meer dan 14 %. Binnen elke provincie is er nood aan een ruggen- investeringen in de verdere uitbouw van het graat, de hoofdstructuur van het openbaar openbaar vervoer in Vlaanderen. Deze kosten zijn Naast tijdswinst zijn de maatschappelijke baten vervoer. Hiertoe dragen de lighttrains, sneltrams duidelijk te verantwoorden. De projecten bieden belangrijk. Internationale studies tonen aan dat en regionale trams bij. Nieuwe verbindende en een oplossing voor de vraag en behoefte vanuit investeringen in openbaar vervoer een positieve ontsluitende streeklijnen kunnen hierop aantakken de klant. Tijdswinst is hierin een cruciaal element. economische return geven. Ook de economische, om deze te versterken. In het rapport krijgt men Het verkeersmodel hebben we toegepast op de ruimtelijke, ecologische en sociale baten zijn per provincie een overzicht van de analyse en maat- concrete projecten uit de visie voor provincie bekend. De Lijn zal bij de verdere concretisering regelen om het streekvervoer te optimaliseren. Vlaams-Brabant. Bij het uitvoeren van de visie van de visie 2020 een uitgebreide MKBA (maat- Binnen de grootstedelijke gebieden voorzien en de plannen zien we in Vlaams-Brabant ten schappelijke kosten-baten-analyse) opmaken met we een verdere uitbreiding van de stadstram. opzichte van vandaag een groei in reizigers- een team van onafhankelijke experten Daarnaast worden extra (voor)stedelijke kilometer met het openbaar vervoer van buslijnen voorzien. 55 % tegen 2020. DE VOLGENDE STAPPEN

In dit deel krijgt u een overzicht van de projecten die in uitvoering zijn, binnenkort worden opgestart, welke in studiefase of ontwerpfase zitten, en welke voorstellen nog maar net op tafel liggen.

De visie is een blauwdruk, een uitgebreid wensnet waar prioriteit moet gegeven worden aan bepaalde projecten. Enkele criteria die belangrijk zijn bij de prioriteitsstelling: het structurerend belang van de verbinding in het openbaar-vervoernetwerk; in welke mate ondersteunt deze lijn toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen; reizigerspotentieel; samenhang met het beslist beleid; impact op duurzaamheid met verkeersveiligheid, lucht- kwaliteit, stedelijke leefbaarheid en congestie- vorming als indicatoren. Het stellen van priori- teiten gebeurt in dialoog met alle stakeholders.

8 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 MANAGEMENT SUMMARY 9 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 onderbouwd door middel van gedetailleerde analyses van de verplaatsingsstromen in Vlaanderen, zowel anno 2009 als in 2020. 1. METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE De Vlaamse verkeersmodellen werden als instrument ingezet om de verplaatsingsstromen Ten gevolge van de veranderende omstandig- te analyseren. heden waarin openbaar vervoer opereert, zoals socio-economische ontwikkelingen, verplaatsings- De Vlaamse beleidscontext vormt de algemene behoeften, congestie- en milieuproblematiek, omkadering van deze Mobiliteitsvisie. Dit plan de groei van het aantal reizigers op het openbaar wil een alomvattend kader bieden voor een ge- vervoer en dergelijke, heeft De Lijn ervoor gekozen wenste openbaar-vervoerstructuur die maximaal om proactief een Mobiliteitsvisie te ontwikkelen afgestemd is op toekomstige ontwikkelingen en voor de gewenste openbaar-vervoersstructuur op beleidsvisies. alle niveaus. Ten eerste is vertrokken van de gekende Dit toekomstbeeld schetst de mogelijkheden voor overkoepelende beleidsdocumenten: hoogwaardig openbaar vervoer in Vlaanderen - het Mobiliteitsplan Vlaanderen, en is een open uitnodiging aan alle actoren om - het decreet op Personenvervoer, samen een duurzame mobiliteit te verwezenlijken. - het besluit Netmanagement, - het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, 1.1. Ambitie en beleidskader - de provinciale Ruimtelijke Structuurplannen

De Mobiliteitsvisie 2020 is een ambitieus plan Daarnaast is ook rekening gehouden met huidige van De Lijn om tegen 2020 Vlaanderen beter lopende planprocessen, zoals het proces Evaluatie bereikbaar, gezonder en welvarender te maken. en Optimalisatie van het GEN van, naar, in en rond Brussel. Met het toekomstplan wensen we een strategische beleidsvisie te formuleren voor de organisatie van Deze Mobiliteitsvisie vertrekt niet van een leeg het openbaar vervoer in Vlaanderen. Het plan blad, maar bouwt verder op het Neptunusplan, wenst een positief antwoord te bieden op het het Pegasusplan en het Spartacusplan. groeiend mobiliteitsprobleem door te streven De krachtlijnen van deze plannen zijn opgeno- naar een structureel verbeterd en geoptimaliseerd men in deze Mobiliteitsvisie en hier verder uit- openbaar-vervoersysteem. Met het plan wordt op gewerkt. De besliste projecten uit deze plannen structurele basis aangegeven welke schakels in worden bevestigd en hernomen, en waar nodig de huidige openbaar-vervoerstructuur ontbreken aangevuld. en welke relaties in de toekomst versterkt dienen te worden. De voorgestelde wensstructuur is

METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 10 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 1.2. Doelstellingen ter optimalisatie en realisatie van bestaande een herverdeling van de mobiliteit. Streefdoel en nieuwe openbaar-vervoerverbindingen op hierbij is het garanderen van de mobiliteit voor 1.2.1. Bereikbaarheid kwalitatief vrijwaren alle schaalniveaus: per spoor, bus of eventuele iedereen, ook voor die mensen die geen auto tussenvormen. bezitten of kunnen/mogen besturen, zodat ver- Een belangrijke doelstelling van deze Mobiliteits- voersarmoede niet of nauwelijks meer bestaat (of visie is de bereikbaarheid van onze steden en De reissnelheid is een belangrijk punt in de tenminste waar armoede geen vervoersarmoede gemeenten, de economische knooppunten en verbetering van de bereikbaarheid en wordt impliceert) en de vervoersongelijkheden tussen de poorten ook in de toekomst te kunnen blijven beïnvloed door zowel de intrinsieke snelheid de verschillende maatschappelijke groepen tot garanderen of zelfs te verbeteren. van de vervoersmiddelen zelf, als de aard en de een aanvaardbaar niveau zijn teruggebracht. beschikbaarheid van de infrastructuur en het Basismobiliteit heeft in Vlaanderen voorzien in Oorzaak van de problematiek rond bereikbaarheid vervoeraanbod. een basisaanbod. Met deze Mobiliteitsvisie is hier is het grote aantal verplaatsingen dat ook in de vanop een hoger structuurbepalend niveau verder toekomst zal blijven groeien. Deze verplaatsingen Daarom wenst De Lijn openbaar vervoer aan te aan gewerkt. vinden in belangrijke mate plaats tijdens specifieke bieden aan een voldoende concurrentiële snel- periodes van de dag. Bovendien gebeurt het heid. De ambitieniveaus zoals geformuleerd in Om de toegankelijkheid van het openbaar- grootste aandeel van de verplaatsingen over de het Mobiliteitsplan Vlaanderen worden als opera- vervoersysteem te maximaliseren wenst De Lijn weg, zowel in het personen- als het goederen- tionele doelstelling gesteld en vormen belangrijke verder te werken aan een ruimtelijk dekkend verkeer. Dit alles leidt tot knelpunten op de parameters in onze ambitie om ‘kwaliteitsvol openbaar-vervoeraanbod, zowel binnen de stede- verschillende verkeersnetwerken, in de eerste openbaar vervoer’ te realiseren. lijke gebieden als in de landelijke gebieden en ten plaats op het wegennet maar ook bij het bus- en behoeve van de vele verspreide bebouwing. treinvervoer. De stijging van de algemene mobiliteit Hierbij willen we streven naar een betrouwbaar, leidt ertoe dat deze knelpunten in de toekomst stipt en comfortabel netwerk. Met voldoende Complementair hieraan vormt de toegankelijkheid nog zullen toenemen. capaciteit, een veilige dienstverlening en voldoende voor iedereen van de openbaar-vervoerhaltes, informatie voor de reiziger. knooppunten en van het rollend materieel (in het Onze ambitie, binnen het streven naar duurzame bijzonder voor mensen met een beperking) een ontwikkeling, is om de huidige bereikbaarheids- 1.2.2. Toegankelijkheid garanderen belangrijk aandachtspunt. Bestaande en nieuwe kwaliteit minstens vast te houden of te verbeteren. haltes en knooppunten zullen volgens de hoogste Een beter ruimtelijk evenwicht en een sterkere be- Streefdoel hierbij is een zo groot mogelijke “toe- stedenbouwkundige en functionele kwaliteitseisen nutting van de verkeersnetwerken is aangewezen. gang” tot de mobiliteitsmarkt. Hiermee wordt worden uitgerust. Het rollend materieel en de zowel de “toegang” tot het vervoersysteem in zijn haltes en knooppunten worden ontworpen en De Lijn pleit ervoor enkel waar het strikt nood- geheel als tot de individuele of collectieve ver- aangepast aan de behoeftes van alle gebruikers. zakelijk is nieuwe infrastructuur ten behoeve van voermiddelen op zich bedoeld. De Lijn investeert in gebruiksvriendelijk rollend de auto aan te leggen, en maximaal te investeren in materieel met lage vloer, aangepast materieel een (ruimtelijk) structurerend openbaar-vervoer- Momenteel is deze toegang tot de mobiliteit voor rolstoelgebruikers enz. systeem. Om een evenwaardig alternatief aan erg ongelijkmatig verdeeld over de verschillende de wagen te bieden zijn investeringen in nieuwe groepen in de samenleving. Het streven naar een openbaar-vervoerinfrastructuur noodzakelijk sociaal duurzame mobiliteit impliceert dan ook

10 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 11 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 1.2.3. Verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid energiegebruik, energiezuinige werkingsmiddelen 1.3. Geïntegreerd openbaar-vervoersysteem verhogen enz. Door de druk van het verkeer op de leef- omgeving te verminderen, garanderen we een Om de bovenstaande doelstellingen te bereiken De Lijn wenst op een positieve manier bij te dragen betere bereikbaarheid en krijgt de verbetering streven we naar een geïntegreerd openbaar- aan de leefbaarheidsdoelstelling door met een van de verkeersveiligheid grotere kansen. vervoersysteem. Een geïntegreerd openbaar- aantrekkelijk openbaar vervoer mensen op de bus De geluidshinder zal afnemen en de uitstoot van vervoersysteem is de beste garantie om boven- en tram te krijgen, en zo het autoverkeer in de gezondheidsbelastende stoffen zal verminderen, staande doelstellingen optimaal te kunnen steden en dorpen mee te helpen beheersen. wat iedereen ten goede komt. realiseren. Deze Mobiliteitsvisie is dan ook opgebouwd volgens de principes van een Verkeersveiligheid hangt sterk samen met ver- 1.2.5. Ruimtelijke ordening, mobiliteit geïntegreerd openbaar-vervoersysteem. keersleefbaarheid. De eerstelijnsmaatregelen en infrastructuur afgestemd ter verbetering van de verkeersveiligheid in Verplaatsingen zijn het rechtstreeks gevolg Vlaanderen worden vooral voltrokken door te Een duurzaam mobiliteitsbeleid op Vlaams en van een vervoersspanning tussen twee sites. werken aan een verbeterde afstemming tussen provinciaal niveau kan op langere termijn slechts Afhankelijk van het schaalniveau waarop deze de functie, het gebruik en de vorm van de weg en waargemaakt worden als dit beleid is ingebed in relaties tot stand komen dienen andere vervoer- de handhaving die buiten de bevoegdheden van een duurzaam ruimtelijk beleid. Via een mobiliteits- systemen te worden ingezet met elk hun specifieke De Lijn valt. Niettemin wenst De Lijn, in het bij- beleid afgestemd op het ruimtelijk beleid kwaliteitseisen teneinde een voldoende kwaliteits- zonder in relatie tot de problematiek van de vele (en vice versa) wordt actief geanticipeerd op het niveau te kunnen aanbieden dat een waardig weekendongevallen, haar bijdrage te leveren in het verplaatsingsgedrag en kan zodoende het aantal alternatief vormt voor de auto. verhogen van de verkeersveiligheid in Vlaanderen verplaatsingen worden beperkt. door met een gericht doelgroepenbeleid, zoals De Mobiliteitsvisie geeft aan hoe het openbaar met avond- en nachtvervoer, op specifieke De Lijn wenst met haar Mobiliteitsvisie een vervoer in Vlaanderen hiërarchisch kan worden momenten een alternatief te bieden voor de auto. actieve bijdrage te leveren aan een geïntegreerd opgebouwd door integratie van de ruimtelijke ruimtelijk en mobiliteitsbeleid in Vlaanderen, ten- schaalniveaus en de hieraan gekoppelde type 1.2.4. Duurzaamheid einde een modal shift richting duurzame modi tot relaties. stand brengen en zo dus ook de rendabiliteit van Duurzaamheid betekent in essentie dat we het openbaar-vervoersysteem te maximaliseren. Naast deze integrale en hiërarchische opbouw vandaag verantwoord moeten investeren, ten- van het netwerk en een aanzet tot keuze van het einde de toekomst van de volgende generaties vervoerssysteem zullen openbaar-vervoerhaltes veilig te stellen. De hiervoor beschreven doel- en -knooppunten worden uitgerust naargelang stellingen kaderen allemaal binnen de globale van schaalniveau waarop de halte of knoop duurzaamheidsdoelstelling. operationeel is. De Mobiliteitsvisie geeft aan welke de belangrijkste haltes en knooppunten Een duurzaam beleid is voor De Lijn een vormen. strategische optie waaraan nu reeds invulling wordt gegeven, en die de komende jaren zal worden voortgezet met investeringen in verlaagd

METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 12 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 1.4. Opbouw van de Mobiliteitsvisie 4 Bepaling van de knooppunten. Het is onmogelijk 1.4.1. Structureren van de vervoerstromen tot relaties om aan iedereen een rechtstreekse verbinding aan Om te komen tot een visie op de gewenste te bieden. Door te werken met knooppunten kan Binnen De Lijn wordt gebruik gemaakt van geïntegreerde openbaar-vervoerstructuur hebben er een optimale overstap worden geboden, om zo strategische provinciale verkeersmodellen. volgende elementen meegespeeld in de afweging. goed mogelijk te voldoen aan het overgrote deel Hiermee wordt onder andere het potentieel van de verplaatsingen. onderzocht van diverse projecten. Deze instru- 1 De indeling van stedelijke gebieden uit het menten bieden voor een klassieke ochtend- en Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen (RSV) 5 De verschillende streefwaarden uit het Mobiliteits- avondspits van een gemiddelde werkweekdag een vormt de basis voor de ontworpen structuur. plan Vlaanderen zijn als basis genomen om te volledig beeld van de verplaatsingspatronen per Het RSV bepaalt de grootstedelijke, regionaal- bepalen op welke manier deze relaties moeten ge- motief, en incorporeren het modale keuzegedrag stedelijke, kleinstedelijke gebieden en het tussen- boden worden. We noemen dit de ontwerpeisen. waarbij de aantrekkelijkheid van openbaar vervoer liggend buitengebied. In het besluit Netmanagement Dit bevat zowel visies rond frequentie, commer- uitgezet wordt tegen de andere modi. Hiermee wordt Vlaanderen opgedeeld in vervoergebieden, ciële snelheid als streefwaarden rond gewenste kunnen onder andere lijnbezettingen gesimuleerd en zijn een aantal regels vastgelegd die aangeven halteafstand. Openbaar-vervoersytemen hebben worden, dit voor zowel een huidige toestand met welke verbindingen noodzakelijk zijn tussen de karakteristieken die nauw samenhangen met het basisjaar 2007 als een referentie Business-As- verschillende stedelijke gebieden enerzijds en niveau waarop ze werkzaam zijn. Op hoger niveau Usual scenario 2020. Naast de directe simulatie tussen de buitengebieden en de stedelijke gebieden zijn een hogere snelheid en een grotere halte- bieden deze modellen ook een uitgebreide data- anderzijds. Op basis hiervan is het theoretisch net afstand vereist, op lager niveau zijn de systemen bron voor inzichten in het functioneren van ontworpen, een structuur van gewenste relaties. meer ontsluitend en fijnmaziger. Voor elk van de vervoerssystemen én verplaatsingsbehoeften. niveaus zijn gewenste kwaliteitswaarden gehan- Deze provinciale modellen zijn ontwikkeld door Dit Theoretisch Net is vervolgens afgetoetst met teerd m.b.t. snelheid, frequentie en haltelocatie. het Vlaams Verkeerscentrum. diverse (boven)lokale beleidsplannen Om deze eisen te kunnen realiseren is een vlotte (bv. de mobiliteitsplannen van de gemeenten). doorstroming van cruciaal belang. In zijn geheel worden de provinciale verkeers- Waar nodig zijn relaties toegevoegd of aangepast. modellen dan ook breedvoerig ingezet bij onder- 6 Er is een set van vervoersystemen opgesteld zoeken in het kader van netmanagement, en ook 2 Verplaatsingsstromen: deze zijn in kaart gebracht waarmee deze ontwerpeisen op het terrein in het kader van voorliggende onderzoeksvereisten aan de hand van de provinciale verkeersmodellen kunnen gerealiseerd worden. binnen de Mobiliteitsvisie worden diverse van het Vlaams Verkeerscentrum, versie 3.5. procedures en technieken ingeschakeld om Dit zowel voor het scenario met als basisjaar 2007, 7 Het resultaat van deze stappen is een volledig de diverse fasen en deeltaken van essentiële als voor het trendscenario voor 2020. wensnet dat op conceptueel niveau weergeeft inzichten en informatie te voorzien. welke openbaar-vervoerrelaties, inclusief minimum- 3 Op basis van deze verwachte verplaatsingsstromen frequenties en minimale commerciële snelheid, Eén van de meest relevante modeltechnieken be- in 2020 zijn de verbindingen – die opgenomen moeten geboden worden om maximaal te beant- treft de visualisatie van de totale vervoersvraag. zijn in het theoretisch net – getoetst. Door het woorden aan de vervoersvraag, en dat voor elk In deze oefening worden op diverse manieren structureren en bundelen van vervoerstromen niveau aangeeft op welke manier deze relaties het thematische kaarten en grafieken samengesteld komen we tot een structuur met het minimum best gerealiseerd worden. die de verplaatsingspatronen, van zowel de huidige van aan te bieden relaties. toestand 2007 als het verwachte scenario 2020,

12 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 13 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 op een duidelijke en hanteerbare manier voor- Een verder ontwikkelde variant op de voorgaande stellen. Op zich worden deze patronen efficiënt techniek betreft de potentieel-visualisatie op voorgesteld door de totale verplaatsingsvraag, het openbaar-vervoerwensnet: dit proces zet een eventueel per motief, uit te zetten. Gemeentelijke stap verder en beoogt de toedeling van verwachte kaarten met abstracte wenslijnen rond vertrek- openbaar-vervoerstromen, dit volgens de princi- kende en aankomende verplaatsingen geven een piële openbaar-vervoeraandelen vanuit het idee rond de belangrijkste vervoersspanningen. Mobiliteitsplan Vlaanderen, op een schematisch Wanneer deze stromen over de aanbodsinfra- aangereikt wensnet van openbaar vervoer. In dit structuur gevisualiseerd worden, wordt hier een netwerk ontbreekt de exploitatie-technische inzicht in locatie en combinatie van stromen aan detaillering van een finaal openbaar-vervoernet, toegevoegd. maar heeft als voordeel dat het eenvoudig schematische conceptlijnen kan evalueren op basis van concurrentie tussen bedieningsniveaus en verbindingen.

Als variant op voorgaande visualisatietechnieken biedt een gelijklopende techniek op basis van groeimarges een verfijning: de gemodelleerde openbaar-vervoerpatronen voor de huidige toe- stand 2007 en het scenario 2020 kunnen afgetekend worden tegenover een vooropgesteld niveau, de verschillen in reizigers worden ver- volgens onder de term groeimarge gevisualiseerd op de netwerken, en dit op eenzelfde manier via wenslijnen of over het fysische netwerk zelf. Een laatste techniek die ingeschakeld wordt gevormd door de component-analyse: onder bepaalde voorwaarden kan dit proces een inzicht geven in de generieke bedieningskwaliteiten van een huidig openbaar-vervoeraanbod op vlak van criteria die aansluiten bij richtwaarden zoals commerciële snelheid en frequentie. Op deze manier kunnen op eenvoudige wijze sterke en zwakke schakels gepresenteerd worden voor de verschillende bedieningsniveaus en –vereisten.

Deze analyses geven het inzicht om de vervoer- stromen te structureren tot optimale relaties.

METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 14 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 1.4.2. Bepalen van de knooppunten

Binnen deze Mobiliteitsvisie is geopteerd voor een conceptuele hiërarchische voorstelling van de knooppunten. Deze bepaling van de knooppunten is een iteratief Het spreekt voor zich dat bij de praktische implementatie van de Mobiliteitsvisie de operationele vertaling proces. Men is vertrokken van de kernen, maar naar gewenste aansluitingen in functie van de rijtijden in detail moet worden uitgewerkt. De gehanteerde door het structureren van de relaties – en typologie voor het benoemen van de knooppunten is weergegeven in de volgende tabel. de toetsing aan de vervoerstromen – zijn deze meerdere malen gewijzigd. De knooppunten zoals KNOOPPUNT TYPE HOOFDFUNCTIE deze nu zijn opgenomen in de Mobiliteitsvisie binnen de openbaar-vervoerstructuur passen volledig in het hiërarchisch opgebouwd openbaar-vervoernet. Internationale knoop Toegangspunt tot het internationale schaalniveau: (HST, luchthaven) verknoping HST en luchthaven met IC-verkeer In de optimale omstandigheden werkt een knoop- punt als volgt: Interstedelijke IC/IR-knoop Overstap tussen IC- en IR-trein/tram/bus-vervoer - De bus of tram komt ongeveer 5 minuten voor het Interregionale knoop Overstap tussen IR-trein/tram/bus-vervoer vertrek van een andere lijn aan. Hierdoor hebben alle reizigers de mogelijkheid om zich zonder te Bovenlokale Overstap IR-vervoer en (voor)stedelijk en haasten naar het andere perron te begeven. egionale

R of stedelijke knopen (boven)lokaal ontsluitend vervoer knooppunten - De andere bus, tram of trein komt aan. De reizigers die hieruit afstappen kunnen zich begeven naar een andere lijn die op hen wacht. Zelfs bij een eventuele kleine vertraging kan dit via digitale systemen gecommuniceerd worden, zodat de overstap gewaarborgd blijft.

- Alle lijnen kunnen weer vertrekken. Door dit systeem heeft een maximum aan reizigers de overstap op een kwalitatieve manier gemaakt. Hierbij zijn doorstromingsmaatregelen absoluut noodzakelijk, zodat bussen en trams niet onnodig veel vertraging oplopen, waardoor de overstap niet meer kan worden gegarandeerd.

14 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 15 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 1.4.3. Ontwerpeisen

Afhankelijk van het schaalniveau waarop openbaar- de voorstadsnetten rond de stedelijke gebieden werken voor de gewenste ruimtelijke structuur. vervoerrelaties tot stand komen, zullen andere opereren. Er is op het kaartmateriaal aangegeven Op deze manier krijgen we een efficiënte vervoersystemen ingezet moeten worden met waar voorstedelijk vervoer aanwezig is zonder in openbaar-vervoerstructuur die tegelijk ruimtelijk elk hun specifieke kwaliteitseisen teneinde een te gaan op concrete lijnvoering. versterkend werkt. voldoende kwaliteitsniveau te kunnen aanbieden. In Vlaanderen spreken we immers steeds meer - Stedelijk niveau, met gewenste commerciële Om tot een zo coherent mogelijk openbaar-ver- over het uitbouwen van kwaliteitsvol openbaar snelheden van 15 tot 25 km/u, met halteafstanden voerssysteem te komen is ook afstemming van vervoer. In essentie komt het erop aan op ieder tussen de 0,3 en 0,8 kilometer. Op dit niveau tariefsystemen een belangrijk aandachtspunt. (operationeel) schaalniveau een voldoende basis- worden de diverse stadsnetten gesitueerd met De Lijn wenst hier uitdrukkelijk aandacht voor kwaliteit te bieden aan de gebruiker, en dit voor hun specifieke stedelijke context. te vragen om de gewenste samenhang die in de de belangrijkste relaties tussen de verschillende lijnvoering naar voor komt zo consequent mogelijk knooppunten en belangrijke haltes. - Het onderliggende niveau van functionele en zeer door te trekken op alle aspecten van openbaar- ontsluitende lijnen (specifieke basismobiliteit- vervoerplanning. Deze theoretische schaalniveaus kunnen als projecten) is niet mee opgenomen in deze volgt worden samengevat. Mobiliteitsvisie, maar blijft bestaan.

- Internationaal, intergewestelijk en interstedelijk Voor het stedelijke niveau en de het onderliggende niveau, met commerciële snelheden boven de niveau zijn geen uitspraken gedaan in deze 80 km/u, en halteafstanden van 30 tot 150 km. Mobiliteitsvisie. Deze niveaus maken een belang- Dit is het niveau van het IC/IR-net. rijk deel uit van een complementair netwerk, maar zijn van een detaillering die hier niet van - Interregionaal niveau, met gewenste commerciële toepassing is. snelheden van 50 km/u en halteafstanden van meer dan 5 km. Hiervoor worden stoptreinen, Deze niveaus zijn geen onafhankelijke openbaar- lighttrains, sneltrams en snelbussen voorzien. vervoernetwerken, er is een grote interactie tussen de verschillende niveaus. Elk niveau heeft - Regionaal niveau, met gewenste commerciële zijn eigen soort verplaatsingen, maar is tegelijk snelheden van 30-50 km/u, en halteafstanden voedend en ondersteunend voor de hogere van 1 tot 5 km. Mogelijke lijnvoeringsconcepten niveaus. Een goed voor- en natransport is immers op dit niveau zijn verbindende en ontsluitende absoluut noodzakelijk om de ganse ketting van buslijnen en regionale (ontsluitende) tramlijnen. verplaatsingen op een efficiënte wijze in te vullen. De verknopingen tussen de verschillende niveaus - Voorstedelijk niveau, met gewenste commerciële gebeuren bij voorkeur zoveel mogelijk op plaat- snelheden van 20-30 km per uur, en halte- sen waar de bestemmingsfunctie enerzijds en afstanden 0,5 tot 1,5 km. Dit is het niveau waarop de knooppuntfunctie anderzijds ondersteunend

METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 16 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 1.4.4. Doorstromingsmaatregelen

Bussen en trams hebben door hun menging met Hiervoor wordt bij de trajectkeuze maximaal uit- In het voorbeeld is de reistijd met de auto constant het overige verkeer last van doorstromingsproble- gegaan van wegen met een snelheidsregime van gehouden op 20 minuten. De reistijd van het men, waardoor enerzijds de commerciële snelheid 70 km/u, waarbij op kruispuntniveau een aantal openbaar vervoer wordt dankzij doorstromings- niet kan gehaald worden en anderzijds de regelmaat belangrijke vertragingspunten worden wegge- maatregelen verkort van 40 minuten naar van de dienstregeling in het gedrang kan komen. werkt (aanloopstroken voor de bus aan het kruis- 35 minuten. Hierdoor wijzigt de VF-factor (7) in Doorstroming is uiterst belangrijk om een kwaliteits- punt, verkeerslichtenbeïnvloeding, …). Op een positieve zin van 2 naar 1.75. vol openbaar vervoer te kunnen aanbieden. aantal plaatsen zal een vrije bedding noodzakelijk zijn om deze kwaliteit te kunnen waarborgen. Het marktaandeel van het openbaar vervoer stijgt Voor de spoorgebonden snelle exploitatie (light- van 18% naar 27%. Dit betekent een stijging aan train en sneltram) is in de gewenste openbaar- Voor de verbindende en ontsluitende buslijnen reizigers op het openbaar vervoer met 50%, vervoerstructuur uitgegaan van commerciële wordt gestreefd naar een commerciële snelheid dankzij een reistijdverbetering van 5 minuten. snelheden van minstens 50 km/u. Hiervoor wordt van respectievelijk 35 en 30 km/u. maximaal voorzien in eigen infrastructuur. Verder onderzoek is steeds noodzakelijk om con- Auto 20 min. 20 min. Voor de regionale ontsluitende tram wordt aan crete maatregelen uit te werken voor elk project een beoogde commerciële snelheid van 35 km/u op zich. Hiervoor is intens overleg met alle actoren Openbaar vervoer 40 min. 35 min. ingeschat, waarbij tussen de verschillende kernen in het werkveld (wegbeheerders, gemeente- maximaal van eigen infrastructuur gebruik gemaakt besturen, …) noodzakelijk om samen tot een haal- VF-factor 2.00 1.75 wordt. Ter hoogte van de verschillende woonkernen bare en leefbare implementatie te komen. kan in functie van leefbaarheid en ruimtelijke Marktaandeel 18% 27% inpasbaarheid voor gemengd verkeer gekozen Om het belang van doorstromingsmaatregelen worden met sterk uitgewerkte doorstromings- aan te tonen willen we het empirisch onderzoek maatregelen (toeritdosering, verkeerslichten- van de TU Delft (Nederland) aanhalen wat de 1.4.5. Vervoersystemen beïnvloeding voor de tram, herschikking van invloed van de reistijd is op de modal split. kruispunten, …). Op basis van de hierboven beschreven ontwerp- eisen van het hiërarchische openbaar-vervoer- Op verschillende plaatsen bestaan opportuniteiten systeem, komen we tot een aantal duidelijk om een opwaardering van het stedelijk weefsel afgelijnde vervoersystemen, hierna samengevat. te combineren met een doorgedreven keuze voor duurzame vervoermiddelen, waarbij een goede De toepassing van deze elementen heeft geleid doorstroming van hoogwaardig openbaar vervoer tot een geïntegreerde en complementaire open- versterkend werkt naar leefbaarheid toe. baar-vervoerstructuur op alle niveaus, gaande van bovengewestelijk niveau tot het lokale niveau, Ook voor de interregionale snelbussen wordt uitge- met duidelijke kwaliteitseisen voor commerciële gaan van een commerciële snelheid van 50 km/u. Figuur 1: Invloed VF-factor op marktaandeel van het openbaar snelheid en voertuigkarakteristieken. vervoer (bron: TU Delft) (7) De VF-factor is de verhouding tussen de reistijd van het openbaar vervoer ten opzichte van het autoverkeer. Een VF-factor van 1 betekent dat de reistijd van deze twee modi gelijk is. Een VF-factor die kleiner is dan 1 wil zeggen dat men sneller ter plaatse is met het OV dan met de auto; wanneer deze groter is dan 1 is de auto sneller.

16 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 17 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 MINIMALE MINIMALE VERVOERSYSTEEM DEFINITIE COMMERCIËLE FREQUENTIE SNELHEID

Trein De trein valt onder “heavy rail”. Hieronder verstaan we hoofdzakelijk de IC- en IR-treinen van de NMBS. 80 km/u 2-4 per uur Vaak betreft het ook de klassieke stoptreinen.

Lighttrain Voorstedelijke treinen in en rond sterk verstedelijkte gebieden. Dit is een spoorgebonden exploitatie 50 km/u 4 per uur die maximaal gebruik maakt van bestaande sporen. Door het specifiek aangepaste materieel kan lighttrain sneller optrekken en afremmen dan de stoptrein en kan lokaal van de huidige sporen worden afgeweken om de stedelijke gebieden beter te kunnen bedienen.

Sneltram Snelle, spoorgebonden exploitatie, hoofdzakelijk op eigen bedding, op (inter)regionaal niveau ter bediening van 50 km/u 4 per uur zowel verstedelijkte gebieden als buitengebieden. De sneltrams interfereren niet of nauwelijks met bestaande spoorinfrastructuur en stoppen in de verstedelijkte gebieden aan belangrijkste attractiepolen. Buiten de verstedelijkte gebieden stoppen sneltrams in iedere (grotere) kern of deelgemeente aan de belangrijkste haltes.

Regionale tram Spoorgebonden exploitatie die onder het streekvervoer valt en lokaal verstedelijkte gebieden ontsluit. 35 km/u 2 per uur De regionale tram rijdt maximaal op eigen bedding maar kan lokaal gemengd met het overige verkeer rijden en stopt aan de meeste haltes.

Snelbus De snelbus rijdt de snelst mogelijke verbinding via de weg. Ze stopt in de stedelijke gebieden aan belangrijke 50 km/u 4 per uur attractiepolen en buiten de stedelijke gebieden in iedere (grotere) kern of deelgemeente enkel aan de belangrijk- ste haltes. Gelet op de gewenste hoge commerciële snelheid kan de snelbus gedeeltelijk de autosnelweg volgen.

Verbindende Deze busverbinding heeft als hoofddoelstelling een verbindende functie te vervullen. 35 km/u 2 per uur streeklijn Daarom neemt deze buslijn de kortste/snelste route tussen twee of meer punten. Ze stopt aan alle haltes.

Ontsluitende Deze busverbinding heeft als hoofddoelstelling een ontsluitende functie. Daarom maakt deze buslijn omwegen 30 km/u 2 per uur streeklijn om mensen optimaal te kunnen ophalen en ter bestemming brengen. Ze stopt aan alle haltes.

Grootstedelijke tram Spoorgebonden exploitatie binnen de stedelijke gebieden. De grootstedelijke tram rijdt maximaal op 25 km/u 6 per uur eigen bedding maar kan lokaal gemengd met het overige verkeer rijden. Deze tram stopt aan alle haltes.

Voorstadslijn De voorstadslijn is een ontsluitende buslijn tussen het voorstedelijk gebied en het stedelijk gebied. 25 km/u 3 per uur

Andere niveaus De puur lokale niveaus zijn in de Mobiliteitsvisie niet opgenomen. Hieronder vallen onder meer de stadsbus, de lokale bus en de belbus.

METHODOLOGIE MOBILITEITSVISIE 18 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 18 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 19 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2. DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER

De visie van De Lijn beperkt zich niet tot het Op de volgende figuur worden de gewenste stedelijke en regionale niveau. De Lijn wenst spoorgebonden versterkingen van de inter- complementair aan de nationale vervoeraanbieder stedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur NMBS een kwaliteitsvol interregionaal vervoer uit schematisch weergegeven. In de volgende deel- te bouwen. Om op dit schaalniveau kwaliteitsvol hoofdstukken wordt een beschrijving gegeven van openbaar vervoer te kunnen aanbieden, is een deze wensstructuur. geïntegreerde aanpak noodzakelijk. Dit impliceert investeringen zowel ter verbetering van het boven- liggende gewestelijk en nationaal vervoer alsook een verdere uitbouw van het onderliggende regionale streekvervoer, het (voor)stedelijk en landelijk vervoer. Onderlinge wisselwerking en interactie tussen deze schaalniveaus dient te worden gegarandeerd door middel van een stipte dienstverlening en goed uitgewerkte knoop- punten. Het regionale streekvervoer wordt in het volgende hoofdstuk in de provinciale toekomst- plannen besproken.

Voor de verplaatsingen over langere afstand dient een zo stipt en comfortabel mogelijk vervoeraan- bod aan de klant te worden aangeboden. Een kwaliteitsvol openbaar-vervoeraanbod op langere afstand betekent investeren in spoorgebonden exploitatie op eigen bedding tegen hoge snelheid.

De Lijn stelt voor om zowel het huidige IR-spoor- gebonden openbaar-vervoeraanbod te optima- liseren door een verbeterde exploitatie van het huidige aanbod alsook door nieuwe regionale spoorgebonden corridors uit te bouwen met sneltrams.

DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 20 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Versterking van de spoorgebonden interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur

Figuur 2 Stedelijkheidsgraad Knooppunten Interstedelijke en (inter)regionale grootstedelijk gebied internationale knoop vervoerstructuur per spoor regionaalstedelijk gebied interstedelijke IC/IR-knoop trein kleinstedelijk gebied interregionale knoop lighttrain / GEN bovenlokale of stedelijke knoop sneltram belangrijke halte regionale tram

20 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 21 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.1. Lighttrain voor een verbeterde bereikbaarheid van de stedelijke gebieden

De economische centra en stedelijke gebieden ook de herkenbaarheid en leesbaarheid van het De Lijn pleit bovendien voor een gesloten ring- vragen een specifieke benadering met de in- systeem belangrijk. In de hele regio moeten vormige spoorinfrastructuur in Gent. Het huidige zet van een snel, kwaliteitsvol spoorgebonden gelijksoortige diensten worden aangeboden en het spoor Sint-Pieters – Dampoort is momenteel vervoersysteem (lighttrain). Dit kan maximaal de moet ook duidelijk zijn hoe en met welke diensten drukbereden door zowel reizigersverkeer als bestaande spoorbeddingen volgen en lokaal deze het centrum van Gent kan worden bereikt en waar goederenverkeer in relatie tot de haven, en heeft spoorlijn verlaten via nieuwe beddingen om de eventueel kan worden overgestapt naar andere zodoende slechts een beperkte restcapaciteit. stedelijke gebieden beter te kunnen ontsluiten. bestemmingen. Daar waar het interstedelijke en Tevens vragen de knooppunten Sint-Pieters en De gebieden waar het lighttrainconcept wordt interregionale spoorgebonden vervoer enkel in de Dampoort een nog relatief lang natransport naar voorgesteld worden hieronder beknopt belangrijke stedelijke gebieden halteert worden sommige bestemmingszones in de binnenstad, beschreven. de regionale verplaatsingen van en naar Gent zoals het Rabot en omgeving. Het nieuwe grotendeels via de bestaande sporen met een westelijke lighttrainspoor lost niet alleen het 2.1.1. Brusselse regio: GEN voorstedelijk lighttrainnetwerk snel naar Gentse capaciteitsprobleem op de sporen op, maar openbaar-vervoerknooppunten gebracht. creëert eveneens opportuniteiten voor een betere In het parallel planproces ‘Evaluatie en verknoping met het Gentse grootstedelijke tram- Optimalisatie van het GEN van, in, naar en rond Gezien de regionale ruimtelijke ordening en de systeem ter hoogte van bestaande en toekomstig Brussel’ wordt een lijnvoering opgesteld in diverse sterke oriëntatie op de stad Gent, ligt voor het geplande tramassen. Bij opbouw van het voor- scenario’s om het Gewestelijk ExpresNet Brussel netwerk van regionale treindiensten een radiale stedelijk treinnetwerk worden zoveel mogelijk vorm te geven. De Lijn wenst met de hier voorge- structuur voor de hand. Dit sluit bovendien goed van de radialen twee aan twee aan elkaar gekop- stelde openbaar-vervoerstructuur maximaal on- aan bij de aanwezige railinfrastructuur. peld. Dit heeft voor de reiziger het voordeel van dersteunend te zijn voor het GEN-spooraanbod. De Lijn pleit voor een voorstedelijk lighttrain- een overzichtelijker lijnennet en zoveel mogelijk Het GEN heeft als bedoeling de pendelaars naar netwerk dat bij voorkeur wordt geëxploiteerd op rechtstreekse verbinden. Het betreft bijvoorbeeld Brussel een betere dienstverlening te geven, met volgende assen (inclusief opening nieuwe trein- volgende verbindingen: een hogere frequentie en meer zitplaatsen. stations zoals Muide en Oostakker): - Maldegem – Eeklo – Gent (via ringspoor) Het Gewestelijk ExpresNet moet de aanzienlijke - Maldegem – Eeklo – Gent – Zottegem toename van de mobiliteitsbehoeften in en rond - Zelzate – Gent - Lokeren – Gent (via ringspoor) – Deinze de hoofdstad opvangen. - Lokeren – Gent - Aalter – Gent – Wetteren – Aalst - Aalst – Wetteren – Gent - Zelzate – Gent – Oudenaarde 2.1.2. Gentse regio: voorstedelijk lighttrainnetwerk - Zottegem – Gent - Oudenaarde – Gent De aansluiting van het regionaal openbaar ver- - Deinze – Gent voer in de Gentse regio op het grootstedelijk net- - Aalter – Gent werk is van belang voor de ruimtelijk-economi- sche en sociaal-maatschappelijke integratie van de grootstedelijke activiteiten. Voor de relaties vanuit de regio is, behalve reistijd en frequentie

DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 22 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.1.3. Antwerpse regio 2.1.4. Kortrijkse regio

De Mobiliteitsvisie suggereert voor de provincie De as Kortrijk – Roeselare vormt de motor van Het gebied rond Kortrijk is immers sterk verstede- Antwerpen drie lighttrainverbindingen. de West-Vlaamse economie. Tevens is Kortrijk lijkt, waardoor er voldoende potentieel is voor een onderdeel van de Eurometropool Kortrijk – Lille. snel spoorgebonden vervoersysteem dat frequen- Zo kan een lighttrain Sint-Niklaas – Boom – Een goede openbaar-vervoerverbinding Kortrijk ter halteert dan de huidige IR- of L-treinen. Op de Antwerpen voorzien in een grote kwaliteitssprong – Lille is dan ook een belangrijk aandachtspunt as Ieper – Kortrijk – Waregem worden de bestaan- op de bestaande spoorlijn. Door nieuw materieel, in de visievorming op het functioneren van de de treinsporen gevolgd en is lighttrain het meest nieuwe en aantrekkelijke haltes, hoge frequenties, openbaar-vervoerstructuur. Om de automobiliteit voor de hand liggende concept. Tussen Roeselare en kortere reistijden worden extra reizigers aan- in deze regio te beheersen stelt De Lijn voor om te en Kortrijk wenst De Lijn met een sneltram te getrokken. investeren in duurzame alternatieven. Evaluaties rijden. Ten gevolge van de lighttrain en sneltram van de verplaatsingsstromen hebben aangetoond kan ook de bediening van het IR-niveau worden Een lighttrain Mechelen – Boom – Antwerpen kan dat een voorstedelijk spoorgebonden net kansrijk verbeterd doordat stoppen in de kleinere lokale voorzien in de activering van het spoor tussen is vanuit de hoeken Roeselare, Ieper en Waregem. treinstations niet meer nodig zal zijn. Willebroek en Boom en geeft op deze verbinding een grote kwaliteitssprong. Door deze nieuwe spoorverbinding ontstaan nieuwe, rechtstreekse, reismogelijkheden per spoor, bijvoorbeeld tussen Boom en Mechelen en tussen Willebroek en Antwerpen.

Ten slotte kan ook een lighttrain Roosendaal – Antwerpen resulteren in een kwaliteitsprong op de bestaande spoorlijn. Een hogere frequentie, nieuw materieel en aantrekkelijker haltes trekken meer reizigers aan. Mogelijk wordt deze verbinding gekoppeld met de lighttrain van Antwerpen naar Mechelen en/of van Antwerpen naar Sint-Niklaas, waardoor nieuwe reismogelijk- heden ontstaan voor reizigers die naar andere Antwerpse stations willen reizen en voor reizigers die verder dan Antwerpen willen reizen.

22 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 23 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.2. Sneltrams ter verbetering van het verbindend regiovervoer

Aanvullend op de hiervoor toegelichte lighttrain- 2.2.2. Ninove – Brussel 2.2.4. Heist-op-den-Berg – Brussel assen wil De Lijn investeren in sneltramprojecten ter verbetering van het verbindend regiovervoer. Een andere relatie die opgenomen is ter ver- Een belangrijke gewenste verbinding die de sterking van de interregionale structuur betreft knooppuntfunctie van Zaventem luchthaven ver- 2.2.1. Boom – Brussel de verbinding Ninove – Dilbeek – Brussel. Deze sterkt, betreft de sneltram Heist-op-den-Berg – sneltramlijn verbindt het station van Ninove met Haacht – Brussel. Deze lijn bestaat uit een snel- Een aanvulling op de bestaande interregionale Brussel-Noord, langsheen de N8. Tegelijk met tram die Heist-op-den-Berg verbindt met het structuur is de verbinding Boom – Brussel, die de realisatie van deze sneltram is voorzien in de station van Haacht, Kampenhout, Steenokkerzeel als sneltram voorzien wordt. Deze lijn verbindt opening van station Schepdaal, om een verknoping om dan de Cargozone en het station Zaventem het knooppunt Boom op een snelle manier tussen deze sneltram en het treinverkeer langs Luchthaven te bedienen. Vervolgens functioneert met Brussel, waarbij een traject over de A12 deze as mogelijk te maken. In en rond Ninove deze verbinding vanuit Zaventem Luchthaven als de voorkeur geniet. In Brussel verknoopt deze lijn wordt het regionale busnet herschikt om een een performante tramverbinding naar Brussel. met regionale en stedelijke (metro)lijnen aan het optimale voeding van dit systeem vanuit het Deze verbinding vervolledigt het interregionale knooppunt Heizel, en met interregionale en natio- hinterland in Oost-Vlaanderen te bekomen. netwerk in de driehoek Mechelen – Leuven – nale lijnen aan het NMBS-station Brussel-Noord. Ninove neemt op deze manier voor een stuk de Brussel door centraal in deze regio een duurzaam Boom wordt als interregionaal knooppunt voor- knooppuntfunctie van Denderleeuw over, waar- en performant alternatief voor de wagen aan te zien door de koppeling met mogelijke toekomstige door de bestemmingsfunctie van Ninove als bieden. Het regionale busnet tussen Haacht en sneltram/lighttrainprojecten en bestaande trein- stedelijk gebied en deze knooppuntfunctie samen- Heist-op-den-Berg zal worden georganiseerd als verbindingen tussen Antwerpen, Mechelen en vallen en elkaar versterken. Door het realiseren een kwalitatief ontsluitend net gericht op deze Sint-Niklaas. Ter hoogte van Londerzeel verknoopt van deze verbinding wordt een duurzaam alterna- snelle verbinding deze sneltram verbinding met de spoorlijn tief geboden voor de congestiegevoelige as N8. Mechelen – Dendermonde. 2.2.3. Aalst – Brussel De hoofdfunctie van deze verbinding is het aan- bieden van een duurzaam alternatief voor de A12 In dezelfde regio is in de gewenste openbaar- voor verplaatsingen in de driehoek Brussel – vervoerstructuur een sneltramverbinding tussen Dendermonde – Mechelen. De bediening van Aalst, Asse en Brussel opgenomen. Deze lijn bestaande bedrijventerreinen en de ontwikkelings- verbindt Aalst, Asse en de gemeenten ertussen op zones rond de A12 is een expliciete functie van een snelle manier met een aantal attractiepolen en deze lijn. knooppunten in Brussel, om vervolgens in Brussel- Noord met het treinnetwerk te verknopen. Deze lijn vormt op interregionaal niveau een kwalitatieve verbinding met Brussel voor alle gemeenten tussen Aalst en Brussel, en biedt een antwoord op de prangende capaciteitsproblemen die De Lijn momenteel reeds langs deze corridor kent.

DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 24 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.2.5. Leuven – Tervuren 2.2.8. Tienen – Leuven

Een eerste tramverbinding in de radiale structuur De sneltramlijn Tienen – Leuven loopt langsheen rond Leuven is de verbinding Leuven – Tervuren. de N3 om op een snelle en duurzame manier een Deze sneltram werkt aan de ene kant als snelle aantal kernen die te ver van de spoorweg liggen verbinding naar Leuven voor de tussenliggende met Leuven te verbinden. Samen met de lijnen gemeenten tussen Leuven en Tervuren. In Leuven Leuven – Diest, Leuven – Aarschot en Leuven zelf verknoopt deze lijn met de overige radiale – Tervuren vormt deze lijn een hoogperformant trams rond Leuven om een complementaire radiaal tramnet rond Leuven dat binnen Leuven stedelijke rol te vervullen. Aan de andere kant een aantal hoogwaardige attractiepolen recht- functioneert deze lijn als aanvoer voor het streeks kan ontsluiten zoals Gasthuisberg en het geplande tangentiële tramsysteem rond Brussel 2.2.6. Aarschot – Leuven Wetenschapspark. Ze vormen een aanvulling op vanuit Tervuren. In Tervuren verknoopt deze lijn de bestaande spoorlijnen voor de kernen die te tevens met de bestaande MIVB-tram Deze lijn is voorzien om de gemeentelijke kernen ver van de spoorlijn liggen om er een beroep op Tervuren – Brussel. tussen Aarschot en Leuven op een snelle manier te doen, en worden structureel gevoed door het met Leuven te verbinden zonder concurrentieel onderliggend busnet. Voor de vier trams rond Leuven geldt dat er bij te zijn met de bestaande treinverbinding Leuven – de trajectkeuze zal onderzocht worden of er Aarschot. Het betreft voornamelijk de kernen opportuniteiten zijn voor de bediening van die te ver van de huidige stations liggen. In Leuven bovenlokale attractiepolen zoals Gasthuisberg, verknoopt deze lijn met de andere radiale tram- het Wetenschapspark, Arenberg, … lijnen.

2.2.7. Diest – Leuven

Deze lijn vormt een verbinding dwars door het Hageland van Leuven naar Diest met een ander traject dan de bestaande treinverbinding via Aarschot. In Tielt-Winge verknoopt deze lijn met het onderliggend regionaal busnet om de snelle verbinding van de gebieden in de driehoek Diest – Tienen – Leuven met de provinciehoofdstad te verzekeren. Deze lijn is voornamelijk voorzien als een snelle verbinding voor de tussenliggende gemeenten en Leuven, niet als alternatief van Diest naar Leuven.

24 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 25 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.2.9. Het verstedelijkt netwerk kust ` De Vlaamse kust en het aanpalende hinterland Een kwaliteitsverbetering en uitbreiding van het vervullen een unieke rol vanwege van het diverse Kusttramnetwerk dient een impuls te geven voor karakter van de kust. De kust is een toeristische de hele kustregio: topattractie. Het aantal bezoekers blijft stijgen, ook buiten de zomermaanden. Daarnaast mani- Op toeristisch vlak festeert de kust zich als een groeiende, stedelijke De Kusttram is een deel van de toeristische ontwikkeling langs de Koninklijke Baan (N34) en beleving aan de kust. Daarom is het belangrijk de Kusttramlijn, vooral geconcentreerd in de het huidige positieve imago van de Kusttram te stedelijke gebieden. Tot slot heeft de kust met de bestendigen en een kwaliteitsniveau te realiseren havens van Zeebrugge en Oostende als belang- dat is aangepast aan de wensen en noden van de rijke economische poorten en de verder te ontwik- hedendaagse kustbewoner en -bezoeker. kelen bedrijvenzone Plassendale één van de De toeristische druk op de kust blijft toenemen. grootste economische ontwikkelingsprojecten De trend naar meer (kortere) vakanties en het in de regio. Een goed uitgebouwd openbaar ver- stijgend aantal tweede verblijven doen de Op ruimtelijk vlak voer zal noodzakelijk zijn om deze verschillende mobiliteitsvraag verder stijgen, en dit het hele jaar In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan wordt ontwikkelingen te kunnen realiseren en naar de door. Deze toeristische aantrekkingskracht van de kust beschreven als een kralensnoer waarbij toekomst toe op vlak van mobiliteit te kunnen de kust loopt gevaar als de (auto-)mobiliteit niet de Koninklijke Baan (N34) en de Kusttram het beheersen. onder controle kan gehouden worden door de snoer vormen en de badplaatsen de kralen. uitbouw van een hoogwaardig alternatief. Het PRS stelt als gewenste ruimtelijke structuur dat verdere ontwikkelingen aan de kust gebonden Op economisch vlak zijn aan de bestaande kernen (stedelijke gebieden Van De Lijn wordt verwacht dat ze de economische en hoofddorpen). Een kwaliteitsvolle Kusttram polen langs de kust (toeristische industrie, (zoals een sneltram die de kernen verbindt) zal horeca, ...) en de ontwikkelingspolen in het deze gewenste ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hinterland (Plassendaleproject in Oostende, ondersteunen en sturen. De uitbreidingen van bedrijvenzones rond Brugge, nieuw ziekenhuis in het tramnetwerk kunnen eveneens de bestaande Westkapelle, ...) op een duurzame manier helpt relaties tussen de kust en het hinterland op een ontsluiten. De beschikbare arbeidskrachten in duurzame manier bestendigen. Aan de oostkust de kustregio moeten op een vlotte manier de moet vooral de relatie tussen de kust en Brugge (te ontwikkelen) tewerkstellingspolen aan verder versterkt worden. Voor de westkust is een de kust en in het hinterland vlot kunnen bereiken. kwaliteitsvolle openbaar-vervoerverbinding met De uitbouw van een hoogwaardig railsysteem, Veurne vanuit sociaal-economische en toeristische geënt op de huidige Kusttram biedt hiervoor de motieven prioritair. beste garanties.

DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 26 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.2.10. Roeselare – Kortrijk

Voor de mobiliteit naar de kust Een kwaliteitsverhoging van de huidige Kusttram Met de sneltram Roeselare – Kortrijk wordt Het overgrote deel van alle (dag)toeristen komt is daarnaast essentieel om de automobiliteit in te geanticipeerd op de nood aan een kwaliteitsvol met de wagen naar de kust. Dit leidt tot perken en zo de leefbaarheid en verkeersveiligheid openbaar-vervoersysteem binnen het stedelijke congestie- en parkeerproblemen. De NMBS in de kustgemeenten te verhogen. lint Roeselare – Izegem – Ingelmunster en slaagt erin om alsmaar meer kustbezoekers op de het verstedelijkte gebied Kuurne – Kortrijk. trein te krijgen. De rol die de Kusttram kan spelen, Het huidige, maar meer nog het toekomstige Ten gevolge van de stedelijke activiteit gebeuren mag niet onderschat worden. Vooral de westkust belang van de Kusttram, wordt door alle partijen niet alleen binnen deze stedelijke gebieden wordt ondermaats ontsloten per spoor. Vanuit het betrokken bij de economische, toeristische en verplaatsingen, maar is er ook een onderlinge binnenland kunnen toeristen rechtstreeks naar verkeerskundige ontwikkeling van de kustregio vervoersspanning. De sneltram biedt zowel een Oostende, Knokke, , Zeebrugge zeer hoog ingeschat. De Kusttram wordt aanzien antwoord op de stedelijke als streekgebonden en sporen. Andere badplaatsen, bij- als een slagader en een motor voor de verdere verplaatsingsbehoeftes. voorbeeld de snelgroeiende kustgemeenten ontwikkeling van de kust. Om hieraan tegemoet te Nieuwpoort en De Haan, kunnen slechts bereikt komen, voorziet het toekomstplan van De Lijn in 2.2.11. Sint-Niklaas – Dendermonde – Aalst worden met een overstap op de Kusttram (die volgende investeringen : momenteel als ontsluitende tram rijdt), waardoor Beschouwen we het gewestelijke schaalniveau, de totale reistijd met het openbaar vervoer vrij - Een sneltram langs het volledige kustfront inclusief waar verplaatsingen plaatsvinden tussen de groot wordt. Een Kusttram die zorgt voor een een nieuwe hinterlandverbinding tot Veurne die grootstedelijke gebieden en de stedelijke snelle verbinding tussen de NMBS-stations en op termijn kan worden verlengd tot Duinkerke. gebieden, dan is voor het merendeel van de de tussenliggende badplaatsen, vergroot in hoge relaties (gelet op het aanwezige treinnetwerk) een mate de aantrekkingskracht van het openbaar - Twee sneltrams richting hinterland. De eerste kwaliteitsvol aanbod aanwezig. Naast de relatie vervoer voor verplaatsingen naar de kust en sneltram verloopt vanaf Zeebrugge over Brugge Roeselare – Gent (hierna nog besproken) vormt kan een complementaire en ondersteunende rol tot in Torhout. Deze verbinding zal zowel een de relatie tussen de twee Oost-Vlaamse stede- spelen voor het treinverkeer. functie vervullen voor het toeristische verkeer, lijke gebieden Aalst en Sint-Niklaas hierop een maar speelt een even belangrijke rol in de uitzondering. Momenteel ontbreekt het aan een Voor de mobiliteit aan de kust regionaalstedelijke ontwikkeling van Brugge. rechtstreekse kwaliteitsvolle openbaar-vervoer- De huidige Kusttram heeft zowel een verbindende De tweede sneltram loopt via Plassendale over verbinding (rechtstreeks, voldoende frequent en als een ontsluitende functie langsheen de kust. Oudenburg en Jabbeke tot Brugge. De verbinding aan aantrekkelijke commerciële snelheid) tussen De nabijheid van de tram op elke plaats langs de heeft enerzijds als doel een dragende voorstede- deze twee steden. Ook de kwaliteit van de relaties kust, is een grote troef. Wil men echter een modal lijke verbinding te vormen voor de voorstedelijke met het tussengelegen kleinstedelijk gebied shift bewerkstelligen in de (functionele) verplaat- ontsluiting van Oostende en Brugge alsook de Dendermonde is ondermaats. singen tussen de kustgemeenten en bij uitbreiding nieuw geplande ontwikkelingen in de bedrijven- van het tramnetwerk naar het hinterland, dan zone Plassendale. De Lijn wenst een sneltram op de as Sint-Niklaas zal de snelheid en de betrouwbaarheid van de – Dendermonde – Aalst te realiseren. Deze snel- Kusttram verhoogd moeten worden. tram betekent een spectaculaire kwaliteitssprong zowel op vlak van reistijd als op vlak van comfort

26 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 27 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 voor de verschillende interstedelijke relaties. spits is er elke tien minuten een tram gepland. 2.2.14. Maastricht – Hasselt In de stad Sint-Niklaas zou deze sneltram kunnen Deze sneltram brengt reizigers via de premetro worden ingepast in de noord-zuidas langs het snel van de P&R’s in Ranst en Wommelgem naar De verbinding Maastricht – Hasselt rijdt vanaf Waasland Shopping Center, de Grote Markt en het stadscentrum. de universiteit in Diepenbeek tot aan het station het station. Tussen Sint-Niklaas en Dendermonde in Hasselt samen met de lijn Maasmechelen – zullen zowel Hamme als Grembergen toegang 2.2.13. Antwerpen – Malle Hasselt. In Maastricht zal sprake zijn van een krijgen tot het systeem. De verbinding Aalst geheel nieuw tracé vanaf de universiteit in – Dendermonde kan tot stand komen door de De sneltram Antwerpen – Malle snijdt het gebied Randwyck via het Centraal Station en het centrum sneltram in te passen op de bedding van de voor- aan in de vork tussen de HSL naar Nederland en naar de huidige rand van de bebouwing. Vanaf malige uitgebroken lijn spoorlijn 57 en bedient de spoorlijn Antwerpen – Turnhout. De nieuwe daar tot aan Bilzen wordt de (deels voormalige) tevens Gijzegem en Hofstade. sneltram wordt ten oosten van Wijnegem spoorlijn gevolgd. Tussen Bilzen en Diepenbeek geprojecteerd langs de N12 tot aan het regionale wordt een tramspoor aangelegd naast de bestaan- Dit hoogwaardig openbaar-vervoersysteem knooppunt in Malle. In Antwerpen wordt gebruik de treinsporen; door het intensieve goederen- betekent niet alleen een sterke kwaliteits- gemaakt van de premetrotunnels onder vervoer bleek het niet mogelijk om de sneltram via verbetering voor de relaties tussen de stedelijke Borgerhout, zodat een optimale doorstroming in de bestaande sporen te leiden. De tram zorgt voor gebieden Sint-Niklaas, Dendermonde en Aalst. het grootstedelijk gebied wordt gegarandeerd. een bijna 40% kortere reistijd tussen Maastricht Vanuit het Waasland en de Denderstreek bestaat Malle, Sint-Antonius (Zoersel), Schilde en en Hasselt. De sneltramlijn verbindt de beide er een vervoersspanning met de stedelijke Wijnegem krijgen hiermee een hoogwaardig samenwerkende universiteiten met elkaar. gebieden Antwerpen, Mechelen en Bussel, openbaar-vervoerproduct op wat nu al één van In Lanaken zal sprake zijn van een regionaal aan- en het tussenliggende verstedelijkte gebied. de drukste streekbusassen van de provincie sluitpunt tussen sneltram en bussen. Met bussen Met snelbussen en verbindende streeklijnen Antwerpen is. is vanaf daar de gehele zuidoosthoek van de van en naar de openbaar-vervoerknooppunten, provincie bereikbaar. Tussen Diepenbeek en de worden ook voor deze provinciegrensover- universiteit is sprake van een nieuw tracé voor schrijdende verplaatsingen een kwaliteitsvol de tram; tussen de universiteit en Hasselt wordt alternatief aangeboden. In afwachting van deze hetzelfde tracé als dat van de lijn Maasmechelen – verbinding introduceerde De Lijn in december Hasselt benut. 2008 (in het kader van netmanagement) de snelbus 9s. Ten opzichte van de oorspronkelijke Spartacus- opzet is de invloedsfeer in Maastricht 2.2.12. Ranst – Antwerpen aanmerkelijk vergroot door (in afwijking van de goederenspoorlijn) te opteren voor een nieuw De sneltram Antwerpen – Ranst is onderdeel van tracé dat het centrum van Maastricht bedient. een maatregelenpakket om de verkeersproblema- De stad Maastricht heeft een projectorganisatie tiek op de E313 te verzachten en om nieuwe alter- opgestart ten behoeve van besluitvorming en natieven te bieden voor de reizigers die dagelijks daadwerkelijke uitvoering. Aan de Belgische zijde in de file staan. Deze sneltram rijdt hoogfrequent wordt de eerste lijn momenteel bestekklaar tijdens de drukste perioden, maar ook buiten de gemaakt. Bij de Spartacusverbindingen is dit de

DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 28 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 eerste lijn die gerealiseerd gaat worden; de op- De trein blijft in relatie tot ongewijzigd. met de bus. Zowel in Hasselt als in Neerpelt zal er levering is voorzien in 2013. Maastricht mikt op Door de reistijd tussen het knooppunt Hasselt sprake zijn van een overstapknooppunt dat leidt oplevering in hetzelfde jaar, maar mogelijk komt en Genk is het niet mogelijk om in Genk korte tot korte overstaptijden voor de reizigers in alle het traject Centraal Station – Randwyck wat later. overstaptijden te bereiken tussen enerzijds trein richtingen. Niet alleen de veel snellere verbinding en anderzijds sneltram en bus. Tussen sneltram maar zeker ook de veel kortere overstaptijden 2.2.15. Maasmechelen – Hasselt en bus zijn die wél mogelijk. De trein zal daardoor (de basisopzet van Spartacus) leidt tot veel meer reizigers voor de langere afstanden (rich- kortere reistijden met het openbaar vervoer dan in De verbinding Maasmechelen – Hasselt rijdt ting Antwerpen en Brussel) krijgen en sneltram/ de huidige situatie. vanaf de universiteit in Diepenbeek tot aan het bus zal voor de lokale en regionale verplaatsingen station in Hasselt samen met de lijn Maastricht instaan. Terwijl het treinstation ver buiten Lommel gelegen – Hasselt. Voorzien zijn halfuurdiensten vanuit is (en daardoor in hoofdzaak werkt voor de verbin- Maasmechelen en Maastricht en tussenliggende Ten opzichte van de Spartacusopzet zijn geen ding over lange afstand, zoals met Antwerpen), ritten vanaf Genk. Vanaf Genk naar Hasselt is dan veranderingen voorzien. In de Spartacusplanning komt de sneltram bij de rand van het centrum met sprake van een kwartierdienst die goed aansluit is deze lijn als tweede opgenomen met een een geïntegreerd tram- en busstation, waardoor op de lokale verbindingen in Hasselt en Genk die oplevering in 2014. De uitwerking/detaillering is hij een belangrijke functie heeft voor het regionale eveneens in hoofdzaak kwartierdiensten zullen inmiddels gestart. vervoer. bevatten. Tussen de universiteit en Hasselt zullen dus zes trams per uur per richting rijden. 2.2.16. Lommel – Neerpelt – Hasselt Ten opzichte van de Spartacusopzet zijn geen ver- anderingen voorzien. In de al eerder uitgeklaarde In Maasmechelen is tussen de mijnsite en het De verbinding Lommel – Neerpelt – Hasselt rijdt fasering van de aanleg van de Spartacustramlijnen knooppunt bij de Bloemenlaan (één van de tussen Hasselt en Zonhoven via het tracé van de is deze lijn bekeken als derde lijn met een Spartacusknooppunten) sprake van een nieuw bestaande spoorlijn Mol – Hasselt. Samen met de oplevering in 2015. De uitwerking/detaillering is tracé. Tussen As en Genk wordt het tracé van overstappunten en de tijdligging moet de precieze inmiddels gestart. de N75 gevolgd. De route Genk - Universiteit uitvoering daarvan nog worden uitgewerkt: een - Hasselt volgt een nieuw tracé, voor een deel apart treinspoor en tramspoor of gebruikmaken Voor deze drie sneltrams in het kader van het langs de N702. In Hasselt wordt het Kolonel van hetzelfde spoor. Tussen Zonhoven en Neerpelt Spartacusplan geldt als algemene opmerking dat Dusartplein en de Kanaalkom aangedaan, waar- wordt het tracé van de voormalige spoorlijn benut. de invoering ervan gepaard gaat met een grondige door een goede verbinding met het centrum Tussen Neerpelt en Lommel zien we de verbinding herstructurering van het netwerk. Er zal geen aanwezig is, op weg naar het overstapstation in voor een belangrijk deel in de berm van de N71. sprake zijn van concurrentie tussen sneltram Hasselt. en bus. De kracht van deze lijn is de capaciteitsvergroting In Maasmechelen sluiten niet alleen regionale en in het congestiegevoelige gebied ten noorden van bovenlokale lijnen aan, maar ook de langere snelle Hasselt waar door de vele natuurgebieden de verbindingen naar Maaseik, Sittard en Lanaken. uitbreidingsmogelijkheden zeer beperkt zijn. Door De overstaptijden zijn als regel korter dan vijf het vrijwel rechte tracé zijn hoge reissnelheden minuten. mogelijk, waardoor tussen Neerpelt en Hasselt de reis minder dan de helft van de tijd kost dan nu

28 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 29 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.3. Optimalisaties aan de huidige interregionale spoorinfrastructuur

Aangezien vervoersystemen niet als geïsoleerde Neerpelt is in Limburg een openbaar-vervoer- Turnhout – Leuven netwerken opereren, is interactie tussen de knooppunt waar trein, sneltram en bus uit verschillende deelnetwerken van groot belang. alle richtingen tegelijk aanwezig zullen zijn. Op de as Turnhout – Herentals – Aarschot – Eventuele missing links op het ene niveau hebben In Weert kruisen de treinen van de intercityver- Leuven suggereert de Mobiliteitsvisie in een nieu- een belangrijke impact op het efficiënt laten binding Amsterdam – Maastricht/Heerlen elkaar. we treinverbinding. Deze kan deels via bestaande functioneren van de eventuele onderliggende Momenteel is Neerpelt het eindpunt van de sporen rijden en deels via een opnieuw aan te leg- of bovenliggende schaalniveaus. Vandaar het treinverbinding met Antwerpen. Door die situatie gen stuk spoor tussen Herentals en Aarschot. Op groot belang van goed functionerende openbaar- ligt het voor de hand om de verbinding Neerpelt – deze lijn wordt met een frequentie van twee ritten vervoerknooppunten. Operationele schaalniveaus Weert als een verlenging van de bestaande trein- per uur per richting een aantrekkelijk product ge- binnen een vervoersysteem voeden elkaar, waar- verbinding te zien, en niet als regionale verbinding boden dat veel nieuwe openbaar-vervoerreizigers door aanwezige missing links of schakels van met een ander vervoersysteem. zal aantrekken. Ze biedt de Kempen en Noord- slechte of ontoereikende kwaliteit bepalend Limburg een snelle verbinding met Leuven, de kunnen zijn voor het functioneren en het potentieel Roeselare – Gent luchthaven en Brussel. Er zullen van andere delen van het openbaar-vervoer- verscheidene nieuwe haltes geopend kunnen netwerk. Uit een structurele analyse van de openbaar- worden, waardoor meer mensen railgebonden vervoerstructuur blijkt dat het regionaalstedelijk openbaar vervoer binnen bereik zullen hebben. Het huidige interregionale spoornetwerk hoort gebied Roeselare geen enkele rechtstreekse de NMBS-Groep toe. Zonder een oefening net- verbinding heeft richting de Vlaamse ruit. management voor de NMBS te willen uitvoeren, Er is telkens een overstap noodzakelijk, ofwel in wenst De Lijn vanuit haar visie op de regionale Brugge, Kortrijk of Lichtervelde. In diverse beleids- openbaar-vervoerstructuur, drie weg te werken plannen wordt er gepleit voor een koppeling missing links in het spoorwegennet te suggereren. tussen de spoorlijnen 66 (Brugge – Kortrijk) en 73 (Gent – De Panne) met een boogvormige Neerpelt – Weert verbinding opdat rechtstreeks van Roeselare naar Gent zou kunnen gespoord worden via Tielt en De route Neerpelt – Weert maakt onderdeel uit Deinze. van het IJzeren-Rijntracé en is als goederen- verbinding voor treinen met een maximale snel- Deze missing link kan eventueel ook op eerder heid van 40 km/h aanwezig: grotendeels als en- kortere termijn worden weggewerkt door middel kelspoor, maar met vrijwel overal fysieke ruimte van een geoptimaliseerd exploitatieconcept door voor dubbelspoor. Voor personenvervoer met een bijvoorbeeld een rechtstreekse treinverbinding aanmerkelijk hogere reissnelheid zijn investeringen Roeselare – Kortrijk – Gent aan te bieden. nodig, met name op het gebied van veiligheid en aansluitingen.

DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 30 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.4. Regionale trams als dragers van de openbaar-vervoerstructuur in sterk verstedelijkte gebieden

Op regionaal niveau zijn er een aantal regionale vormt de Heizel, waar de sneltram-verbinding 2.4.2. Leuven - Kortenberg – Brussel trams uitgewerkt die drager van de openbaar- uit Boom verknoopt met de tangentverbinding, vervoerstructuur zijn in de sterk verstedelijkte en waar de bestemmingsfunctie op regionaal en Een tweede regionale verbinding naar Brussel gebieden. Deze opereren op een meer ontsluitend lokaal vlak versterkt wordt door de verknopings- betreft de ontsluitende tram Leuven – Kortenberg niveau dan de eerder besproken sneltrams en functie tussen het interregionale en regionale/ – Brussel. Deze tram ontsluit het gebied tussen hebben een specifieke rol in het opwaarderen van lokale niveau. In Zellik en Dilbeek wordt verknoopt Leuven en Brussel langsheen de N2 en biedt een stedelijk weefsel en het herverdelen van (inter-) met de interregionale sneltrams uit Ninove en duurzaam alternatief voor het autoverkeer in dit regionale verplaatsingen. Aalst die Brussel binnenkomen. zwaar gecongesteerd gebied. De interregionale verplaatsingen tussen Leuven en Brussel gebeuren 2.4.1. Tangentiële verbinding in de Vlaamse rand Ook voor de knooppuntfunctie van de luchthaven op het IC/IR-niveau, maar voor de regionale rond Brussel Zaventem speelt deze lijn een belangrijke rol. Er is verplaatsingen in het tussenliggend sterk in het toekomstplan voor gekozen om de knoop- verstedelijkt gebied biedt deze verbinding een Ook op regionaal niveau bevat de gewenste puntfunctie van de luchthaven uit te bouwen duurzaam alternatief. Bij het binnenkomen van openbaar-vervoerstructuur voor Vlaams-Brabant parallel met de bestemmingsfunctie voor werk- Brussel via de E40 worden een aantal tewerkstel- een aantal belangrijke aanvullingen op de be- nemers en passagiers die ze nu al heeft. lingspolen bediend. Door deze verbinding expliciet staande structuren. Een eerste project betreft een Met de realisatie van de diaboloverbinding op tramniveau te situeren, wordt ook een structu- tangentiële verbinding in de Vlaamse rand rond wordt de luchthaven een knooppunt van (inter-) reel antwoord geboden op de huidige zware capa- Brussel op tramniveau. Deze verbindt Tervuren treinverbindingen in alle richtingen. De sneltram citeitsproblemen die het busverkeer langs dit en Jette over Zaventem en Vilvoorde, en Jette Heist-op-den-Berg – Brussel en de tangentiële traject momenteel kent. en Sint-Genesius-Rode over Zellik, Dilbeek en tramverbinding rond Brussel versterken deze Beersel. Expliciete aandacht wordt geschonken knooppuntfunctie. aan de ontsluiting van de tewerkstellingszones rond Zaventem, Vilvoorde en Machelen, en Deze tangentiële verbinding past in de aannames van specifieke attractiepolen zoals het zieken- van het afbakeningsproces van het Vlaams huis in Jette. Deze lijn komt tegemoet aan een Strategisch Gebied rond Brussel, en biedt onder- stedelijke verplaatsingsdynamiek die ontstaan steuning aan de reconversie Vilvoorde – Machelen is in de Vlaamse rand en die onafhankelijk van en de ontwikkelingen van bedrijvenzones in de bestaande stromen naar het grootstedelijk de Rand. gebied Brussel verloopt. Elke radiale verbinding die naar Brussel gaat, verknoopt met deze lijn in de Vlaamse rand, waardoor er een synergie ontstaat tussen het interregionale niveau en dit niveau. Waar mogelijk wordt ook aangesloten op bestaande eindstations van metrolijnen (zoals in Kraainem en de Heizel). Een belangrijk knooppunt

30 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 31 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2.4.3. Waterloo – Brussel 2.4.5. Kusttram

Als derde aanvulling op regionaal niveau naar Complementair aan de hiervoor beschreven ambi- Brussel is een ontsluitende tram tussen Waterloo ties met betrekking tot het systeem van sneltrams en Brussel opgenomen. Uit analyses van de ver- aan de Belgische kust, blijft een ontsluitende plaatsingsstromen is vastgesteld dat de belang- regionale Kusttram noodzakelijk. Deze Kusttram rijkste functie van een hoogwaardig ontsluitende opereert zoals vandaag als ontsluitende tram lijn langs deze corridor enerzijds de realisatie van tussen Adinkerke, Oostende en Knokke-Heist. verplaatsingen tussen Waterloo en de zuidkant In Knokke-Heist wordt een verlenging voorzien tot van Brussel , en anderzijds om verplaatsingen Westkapelle. binnen het grondgebied in de zuidkant van Brussel kunnen te maken. De interactie met verplaatsingen op het grondgebied van Vlaanderen is eerder beperkt. Dit voorstel wordt dan ook gezien als een uitnodiging aan andere openbaar-vervoeroperatoren in de regio.

2.4.4. Halle – Brussel

Een vierde te versterken relatie op regionaal niveau rond Brussel betreft de regionale tram tussen Halle en Brussel. De interregionale functie tussen Halle en Brussel wordt door het treinnetwerk reeds opgenomen, maar de verbinding tussen Halle en Sint-Pieters-Leeuw, en tussen Sint-Pieters-Leeuw en Brussel wordt door deze verbinding gerealiseerd, samen met een ontsluiting van de ganse corridor op een hoog- waardige manier. De knooppunten Zuun en COOVI zorgen voor een verknoping met het bovenliggend niveau en met de tangentiële relatie in de Vlaamse Rand.

DE LIJN ALS (INTER)REGIONALE OPENBAAR-VERVOERAANBIEDER 32 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 32 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 33 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3. STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU

Op elk niveau is er een hoofdstructuur te onder- 3.1. Vlaams-Brabant 3.1.2. Spoorgebonden structuur scheiden waar vervolgens andere verbindingen op aantakken. Deze hoofdstructuren vormen 3.1.1. Globale structuur Op intergewestelijk en interstedelijk niveau zal de ruggengraat van een coherent openbaar- Vlaams-Brabant over een goed uitgebouwd vervoersysteem. Deze worden hier per provincie Het uitgangspunt van de gewenste structuur be- IC/IR- en GEN- net beschikken met het BHG besproken. staat uit twee radiale structuren, één rond Brussel als nationale aantrekkingspool en knooppunt. en één rond Leuven, bestaande uit deels sneltram Verder wordt er in de gewenste openbaar-vervoer- en deels snelbus. Tegelijk is er in het Vlaams Het gewenste netwerk gaat uit van een radiale structuur uitgegaan van de realisatie van een strategisch gebied rond Brussel een tangentiële hoogwaardige tramstructuur van en naar het BHG hoogperformant en efficiënt stedelijk vervoers- verplaatsingsdynamiek vastgesteld die losstaat aanvullend op de bestaande spoorverbindingen. systeem in elk regionaalstedelijk en grootstedelijk van de stedelijke dynamiek van en naar het BHG Deze verbinden de stedelijke gebieden Aalst, gebied. In stedelijke gebieden spelen ook aspecten (Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Ninove en Waterloo met Brussel aan de ene kant. als ruimtelijk beleid, keuzes rond ontwikkeling van Aan de andere kant worden Boom en Willebroek het stadsweefsel en andere specifieke beleidsop- Hiervoor is een tangentiële tramverbinding op- verbonden met Brussel langs de A12, en worden ties mee die in dit proces niet in detail onderzocht genomen in de structuur die verknoopt met alle de Kempen ontsloten door een hoogwaardige zijn. Er worden op dit niveau dan ook geen uit- radiale assen van en naar Brussel. sneltramverbinding uit Heist-op-den-Berg over spraken gedaan die het conceptuele overstijgen. Haacht naar de luchthaven, de luchthavenregio en Specifieke aandacht is geschonken aan het uit- verder naar het BHG. Dezelfde verbinding speelt bouwen van de knooppuntfunctie van de lucht- een belangrijke rol in het verbinden met de lucht- haven in Zaventem, waarbij gekozen is om de haven van diverse woon- en werkgebieden tussen knooppuntfunctie van de luchthaven maximaal de luchthaven en de stad Brussel. te versterken in alle richtingen, los van de lucht- havenfunctie, maar als nationaal treinstation. De radiale lijnen in deze regio verknopen hier ook samen met de tangentiële verbinding rond Brussel om voor- en natransport in alle richtingen moge- lijk te maken.

Deze structuur wordt aangevuld op regionaal niveau met verbindende en ontsluitende buslijnen. De structuur van het onderliggende net is er maxi- maal op gericht om de hogere niveaus te voeden en te ondersteunen, en om een kwalitatief regionaal vervoer te bieden. Specifieke aandacht is besteed aan de interactie tussen de verschillende niveaus.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 34 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Vlaams-Brabant

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 3

34 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 35 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 In het wensnet van Vlaams-Brabant is gekozen Ook op regionaal niveau bevat de gewenste 3.1.3. Hoofdstructuur van snelbussen om de knooppuntfunctie van de luchthaven openbaar-vervoerstructuur voor Vlaams-Brabant en verbindende buslijnen Zaventem op dit niveau in de toekomst te bena- een aantal belangrijke aanvullingen op de drukken en te versterken. Met de realisatie van de bestaande structuren. Een belangrijk project be- De structurerende relaties worden nog aangevuld diaboloverbindingen vormt de luchthaven immers treft een tangentiële verbinding op tramniveau in met een aantal snelle busverbindingen. Deze ver- een ideaal aanknopingspunt naar het (inter-) de Vlaamse Rand rond Brussel. vullen grotendeels dezelfde rol als de hoogwaardige nationale treinverkeer in alle richtingen. sneltramverbindingen, maar op een kleinere schaal Deze verbinding komt tegemoet aan een stede- wat vervoersvraag en invloedsgebied betreft. In de gewenste openbaar-vervoerstructuur wordt lijke verplaatsingsdynamiek die ontstaan is in Zo vormt de snelbusverbinding Leerbeek – Brussel deze knooppuntfunctie versterkt door het aan- de Vlaamse rand en die onafhankelijk van de een structurerende as waarop het regionale sluiten van een nieuwe hoogwaardige snelle bestaande stromen naar het BGH verloopt. busverkeer in het Pajottenland op afgestemd is. verbinding aan zowel de cargozone als het NMBS- Expliciete aandacht wordt geschonken aan de Ook voor Overijse en tussen Waver en Tervuren station Zaventem Luchthaven. Daarnaast is de ontsluiting van de tewerkstellingszones rond versterken deze snelbuslijnen het onderliggende luchthaven momenteel reeds een gebied dat veel Zaventem, Vilvoorde en Machelen, en van speci- regionaal busverkeer. Tussen Tienen en Diest verplaatsingen genereert, zowel van reizigers als fieke attractiepolen zoals het ziekenhuis in Jette vormt de snelbusverbinding een structurerende as werknemers. In de toekomst zal de luchthaven en en de Heizel. Deze lijn versterkt tevens de knoop- tussen twee kleinstedelijke gebieden. de luchthavenregio een dubbele functie vervullen, puntfunctie van de luchthaven in Zaventem. nl. enerzijds als bestemming voor passagiers en Naast deze hoogwaardige tramverbindingen en werknemers in directe relatie met de luchthaven, Elke radiale verbinding die naar Brussel gaat ver- snelbussen zijn er in de gewenste openbaar- en anderzijds als overstappunt in alle richtingen knoopt met deze lijn in de Vlaamse Rand, waardoor vervoerstructuur ook verbindende buslijnen opge- en op alle niveaus. er een synergie ontstaat tussen het interregionale nomen. Dit is het geval in gebieden met kleinere niveau en dit niveau. Waar mogelijk wordt ook verplaatsingsstromen, maar die toch op een zo Ook rond Leuven is een hoogwaardig interregio- aangesloten op bestaande eindstations van MIVB- kwalitatief mogelijk manier moeten verbonden naal net voorzien, dat de stedelijke gebieden rond metrolijnen (zoals in Kraainem en aan de Heizel). zijn. Ook deze verbindingen zijn maximaal afge- Leuven op een snelle manier verbindt met Leuven. stemd op de aanwezige vervoervraag. Zo is er een Het betreft de sneltramlijnen Diest – Leuven, Naast de tangentiële verbinding wordt ook tweede tangentiële relatie in het Pajottenland Tienen – Leuven, Aarschot – Leuven en Tervuren voorzien in een versterking door middel van tussen Gooik en Asse over Ternat die structurerend – Leuven. Rond Leuven vormen ze een performant ontsluitende tramsystemen in een aantal geselec- is op een lager niveau. systeem dat de tussenliggende gemeenten snel teerde gebieden, waar de verplaatsingsstromen verbindt met de provinciehoofdstad. van een dergelijke aard zijn dat een hoogwaardig ontsluitend tramsysteem de meest duurzame Het betreft vooral de gemeenten tussen Leuven oplossing is. Dit is onder andere het geval tussen en de kleinstedelijke gebieden waardoor deze Halle en Brussel en langs de corridor Leuven – tram complementair wordt aan de bestaande Kortenberg – Brussel. Het betreft hier gebieden treinverbindingen. Tielt-Winge vervult hierin een met grote verplaatsingsstromen met eerder korte bijzondere rol als knooppunt op regionaal niveau. verplaatsingsafstanden, waardoor deze lijnen In Tervuren verknoopt de tram vanuit Leuven complementair zijn met het bestaande trein- met de tangentiële tramverbinding en de tram netwerk en het ontworpen sneltramnet. Tervuren – BHG.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 36 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Vlaams-Brabant

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer Figuur 4

36 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 37 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.1.4. Ontsluitende streeklijnen en (voor)stedelijke verbindingen

De ontsluitende streeklijnen hebben enerzijds de functie om zoveel mogelijk kernen te bedienen en anderzijds om zoveel mogelijk pendelaars naar een halte of station te brengen waar kan worden overgestapt naar een sneller openbaar- vervoersysteem. Daarnaast ontdubbelen ze ook de sneltram- en snelbusverbindingen om op een lager niveau een ontsluitende functie te vervullen. Voor het regionaalstedelijk gebied Leuven zijn er voorstedelijke verbindingen voorzien in een straal van 5 tot 10 kilometer rond Leuven. Deze voor- stadslijnen bieden een sterke verbinding tussen Leuven en de omliggende kernen. Deze voorstads- lijnen worden aangevuld met semidirecte lijnen en hebben een dubbele functie: eerst ontsluitend in de ruime omgeving van Leuven, vervolgens verbindend om op een zo snel mogelijke manier het stedelijk gebied Leuven te bereiken.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 38 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Vlaams-Brabant

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer Figuur 5 / Noot: Lokale bussen, functionele ritten en vraagafhankelijk vervoer worden niet op kaart weergegeven.

38 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 39 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.2. Antwerpen

3.2.1. Hoofdstructuur

De stad Antwerpen neemt in Vlaanderen een centrale plaats in. Dagelijks reizen veel personen van en naar Antwerpen. De grote reizigersstromen vragen om vervoerconcepten met grote capaciteit. Hiertoe worden de bestaande Antwerpse tram- lijnen in alle richtingen verlengd. Door het grote aantal zit- en staanplaatsen in de tram en de hoge frequenties, wordt de gewenste capaciteit geboden. Door de hoge frequenties van deze trams ont- staan tevens in de stations van Antwerpen naar alle richtingen goede overstapmogelijkheden.

Naast de tramverlengingen pleit de Mobiliteitsvisie in de ombouw van drie spoorlijnen naar Antwerpen tot aantrekkelijke lighttrainlijnen: Mechelen - Antwerpen via Boom, Sint-Niklaas – Antwerpen via Boom en de spoorlijn Roosendaal – Antwerpen. Ook de sneltrams naar Ranst en Malle behoren op hun beurt tot de hoofdstructuur.

Ten slotte wordt voor de as Turnhout – Herentals – Aarschot – Leuven een nieuwe treinverbinding voorgesteld.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 40 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Antwerpen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 6

40 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 41 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.2.2. Hoofdstructuur van snelbussen Tussen Turnhout en Antwerpen is een grote bun- Op de E313 wordt een nieuwe snelbuslijn geboden en verbindende bussen del snelbussen opgenomen. Op deze congestie- met een frequentie van twee ritten per uur. Deze gevoelige corridor is de huidige bediening per verbinding loopt van Antwerpen naar Beringen In de Mobiliteitsvisie worden tussen alle grote spoor geen alternatief. De hoogfrequente bus- en zal tussen Antwerpen en Eindhout geheel over kernen in de provincie Antwerpen snelbussen diensten trekken daarom veel reizigers. Tevens de snelweg rijden. Na de snelweg in Eindhout en verbindende buslijnen voorgesteld. Hiermee worden door middel van deze buslijnen veel verlaten te hebben rijdt de bus naar Tessenderlo. ontstaat een samenhangend net van snelle (bus) kleinere kernen tussen Turnhout en Antwerpen Hierna rijdt hij als een verbindende streeklijn verbindingen. op een efficiënte manier met beide grote steden richting Beringen. Deze snelbuslijn is onderdeel verbonden. van een maatregelenpakket om de verkeers- problematiek op de E313 te verzachten en om de dagelijkse filerijders een goed alternatief te bieden. Tot dit maatregelenpakket behoort ook de sneltram tussen Antwerpen en Ranst.

Ook tussen Antwerpen en Herentals zijn verschil- lende snelbusdiensten voorzien. Deze voorzien in snelle verbindingen van Herentals, Lille, Vorselaar, Grobbendonk en Zandhoven naar Antwerpen. Verder zijn snelbussen voorzien van Antwerpen naar Rumst, via Kontich en Waarloos en van Geel naar Leuven, via Herselt en Aarschot.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 42 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Antwerpen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 7

42 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 43 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.2.3. Ontsluitende buslijnen 3.2.4. Stedelijk openbaar vervoer Daarnaast wordt een stedelijke tramverbinding in regionaalstedelijke gebieden tussen het station en Mechelen-Noord voor- Ten behoeve van de bediening van de kleine zien. Hiervan moeten het exacte traject en kernen in Antwerpen is in de Mobiliteitsvisie Mechelen de eindpunten nog bepaald worden in verder een uitgekiend netwerk van ontsluitende lijnen Ook Mechelen is vanuit alle windrichtingen opti- detailonderzoek. opgesteld. Deze lijnen verbinden enerzijds kernen maal bereikbaar per openbaar vervoer. Omdat het waartussen een beperkte vervoersspanning aantal reizigers van en naar Mechelen kleiner Voor de grotere afstand wordt voornamelijk bestaat. Anderzijds zijn er ontsluitende lijnen is dan van en naar Antwerpen wordt hier voorna- gebruik gemaakt van het spoornetwerk van de die rijden als aanvulling op spoorlijnen, snelbus- melijk ingezet op busvervoer. Rondom Mechelen NMBS. Richting Boom en Antwerpen wordt een sen en verbindende streeklijnen, waardoor meer wordt een tangentiële lijn aangelegd die alle lighttrain voorzien, waardoor nieuwe, snelle reis- opstapplaatsen op korte loopafstand van ieders kernen buiten Mechelen met elkaar verbindt. mogelijkheden ontstaan. herkomst en bestemming ontstaan. Hierdoor kunnen reizigers van kern naar kern reizen, zonder verplichte overstap in Mechelen. Turnhout Door middel van verschillende verbindende streeklijnen is Turnhout vanuit alle richtingen vlot per openbaar vervoer bereikbaar. Enkele snelbus- lijnen en ontsluitende streeklijnen bieden maat- werk op de relaties waar dat wenselijk is. Er zijn verschillende nieuwe verbindingen met grote steden in Nederland voorzien. Door middel van koppeling van lijnen van De Lijn met bestaan- de Nederlandse buslijnen, wil De Lijn grensover- schrijdende verbindingen bieden. Hierdoor worden Breda, Tilburg en Eindhoven zonder over- stap bereikbaar.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 44 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Antwerpen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 8 / Noot: Lokale bussen, functionele ritten en vraagafhankelijk vervoer worden niet op kaart weergegeven.

44 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 45 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.2.5. Grootstedelijk openbaar-vervoeraanbod Antwerpen

De Lijn wil het tramnetwerk in Antwerpen verder Het basisaanbod van het tramnet gaat uit van Door de uitbouw van het tramnetwerk zullen uitbouwen tot een performant voorstedelijk 10 trams per uur tijdens de spits en een frequentie steeds meer busassen (gedeeltelijk) parallel lopen netwerk. Met Pegasus werd de structuur van het van 6 trams per uur buiten de piekuren. Omdat met de nieuwe stamtramlijnen. Bij de realisatie tramnet in en rond Antwerpen eerder al uitge- in het centrum zelf meerdere tramlijnen parallel van een tramuitbreiding zal het busnetwerk in de tekend. De Mobiliteitsvisie bouwt hierop verder lopen ontstaan hoogfrequente stedelijke assen: omgeving doorgelicht en eventueel afgestemd op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen. zo worden in de premetro nu reeds frequenties worden op het nieuwe tramaanbod. Maatwerk van 30 tot 40 trams per piekuur gehaald. is daarbij noodzakelijk. Stads- en streekvervoer De eerste tramverlengingen naar het voorstedelijk zullen steeds meer in elkaar overvloeien in één gebied staan reeds in de startblokken: de komende coherent openbaar-vervoernetwerk. jaren zal worden gewerkt aan de verlengingen van Mortsel naar Boechout en van Deurne naar Wijnegem. Met de Mobiliteitsvisie wil De Lijn daar tevens uitbreidingen naar onder meer Borsbeek, Brasschaat, Kontich en Wommelgem aan toe- voegen. De verlengde tramlijnen ontsluiten daarbij tevens de P&R-sites aan de rand van de stad.

Ook binnen de ‘gemeente’ Antwerpen wordt gestreefd naar maximale uitbouw van het tram- aanbod: bijvoorbeeld door de aantakking van het Eilandje en Nieuw-Zuid op het binnenstedelijke tramnetwerk, maar ook door het creëren van tramverbindingen met voorheen ‘tramloze’ districten, zoals Ekeren en Wilrijk.

In het centrum van de stad wil De Lijn maximaal gebruik maken van de premetrotunnels voor een congestievrije doorstroming. De ‘Reuzenpijp’ onder de Turnhoutsebaan wordt tegen 2013 gebruiksklaar gemaakt. Ook de laatste niet gebruikte premetrokoker onder de Borgerhoutse Pothoekstraat willen we activeren voor onze (snel) tramlijnen naar het noordoosten van de stad.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 46 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop

trein lighttrain / GEN sneltram (voor)stedelijke tram bus

Figuur 9

46 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 47 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.3. Oost-Vlaanderen

3.3.1. Hoofdstructuur

De Oost-Vlaamse openbaar-vervoerstructuur op voor een continue rechtstreekse exploitatie tussen het hoogste niveau wordt gedomineerd door een Zottegem en Aalst door gebruik te maken van de relatief dicht netwerk van NMBS-sporen, vooral spoorlijn 82. Deze rechtstreekse verbinding ver- in de omgeving van Aalst en het zuiden van de sterkt de bereikbaarheid van het regionaalstedelijk provincie. Vooral in relatie tot de uitbouw van het gebied Aalst en wordt een structurele feeder voor voorstedelijke lighttrainnetwerk rond Gent, pleit de sneltram Aalst – Dendermonde – Sint-Niklaas. De Lijn voor een verdere optimalisatie van het IR-treinverkeer. Analyses van de verplaatsings- Deze optimalisaties op het interregionale schaal- stromen tonen een sterk radiaal verplaatsings- niveau betekenen een win-winsituatie. Er zullen patroon van en naar het grootstedelijk gebied. meer reizigers het spoor nemen en de onderlig- Eenmaal buiten Gent komt men snel in een gende schaalniveaus van streekbussen en stads- landelijke omgeving tot de eerste gordel klein- trams zullen meer reizigers vervoeren. stedelijke gebieden rondom de grootstad wordt bereikt. In relatie tot de voorstedelijke treinen Tot slot wenst De Lijn te investeren in een snel- bestaat een optimalisatie van het IR-vervoer eruit tram op de as Sint-Niklaas – Dendermonde – dat enkel in de belangrijke knooppunten en klein- Aalst. Deze sneltram betekent een spectaculaire stedelijke gebieden zou worden gehalteerd. kwaliteitssprong zowel op vlak van reistijd als Op deze manier wordt vanuit de kleinstedelijke op vlak van comfort voor de verschillende inter- gebieden rond Gent een sneller alternatief stedelijke verplaatsingen op deze as. Tevens biedt geboden ten aanzien van de huidige stoptreinen deze as grote kansen om een aantal bestaande die alle lokale treinstations aandoen. Voor de ont- en nieuwe openbaar-vervoerknooppunten uit te sluiting van de lokale treinstations kunnen light- bouwen. Vanuit het Waasland en de Denderstreek trains ingezet worden die voldoende frequent bestaat er een vervoersspanning met de stedelijke rijden. Voor een betere bediening van het Gentse gebieden Antwerpen, Mechelen en Bussel, en het grootstedelijke gebied pleit De Lijn voor de aanleg tussenliggende verstedelijkte gebied langs de A12. van een gesloten ringvormige spoorinfrastructuur. Met snelbussen en verbindende streeklijnen van en naar de openbaar-vervoerknooppunten, wordt Eveneens op het IR-niveau pleit De Lijn een recht- ook voor deze provinciegrensoverschrijdende streekse verbinding tussen Zottegem en Aalst. verplaatsingen een kwaliteitsvol alternatief aange- De relatie Aalst – Burst wordt thans functioneel boden (zie figuur 10). gereden op spoorlijn 82 met slechts enkele ritten per dag. De relatie tussen de stedelijke gebieden Zottegem – Aalst is slechts mogelijk door middel van een overstap in Denderleeuw. De Lijn pleit

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 48 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Oost-Vlaanderen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 10

48 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 49 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.3.2. Snelbussen en verbindende buslijnen

Waar er onvoldoende potentieel is voor een regio- aanbod voorzien van verbindende lijnen. In Gent Ook rond het grootstedelijk gebied van Gent nale tram, vervolledigen verbindende buslijnen of suggereert de Mobiliteitsvisie op rechteroever werden een aantal verbindende buslijnen in- snelbussen de spoorgebonden hoofdstructuur. een lighttrain Zelzate – Gent en op linkeroever een getekend, namelijk Knesselare – Zomergem – verbindende buslijn Zelzate – Gent over Evergem. Lovendegem – Gent, Lokeren – Gent, Aalst Het openbaar-vervoerplan voor Oost-Vlaanderen In de Waaslandhaven is Kallo een knooppunt en (via N9) –Gent, en Gavere – Merelbeke – Gent voorziet in twee snelbussen vanuit het Waasland wordt een reguliere verbindende buslijn voorzien (zie figuur 11). naar Antwerpen. Enerzijds is er de snelbus Zelzate van Temse/Kruibeke over Beveren en Kallo naar – Waasland – Antwerpen en anderzijds wordt Stabroek en verder tot Kapellen. vanaf het knooppunt in Elversele op de sneltram Sint-Niklaas – Dendermonde een snelbus voor- zien over Temse en Kruibeke naar Antwerpen.

In het noordelijk en westelijk deel van de provincie wordt een verbindende structuur uitgezet met als assen Zelzate – Eeklo – Aalter – Tielt en Maldegem – Aalter – Deinze – Oudenaarde. Brakel wordt uitgebouwd als knooppunt. Het GEN en de sneltram Ninove – Dilbeek – Brussel worden vanuit Brakel met verbindende lijnen gevoed via de GEN-stations Zottegem, Geraardsbergen en Ninove.

Verder worden over de provinciegrenzen heen verbindende streeklijnen opgezet, zoals van Kortrijk naar Ronse via het knooppunt Avelgem, van Ronse naar Doornik, van Sint-Niklaas naar Hulst, van Dendermonde naar Boom en van Dendermonde naar Brussel, van Ninove over het knooppunt Gooik naar Halle, en van Aalst naar Vilvoorde.

Voor de ontsluiting van het havengebied van Gent, de Waaslandhaven en andere grote bedrijven- zones wordt een specifieke exploitatiestructuur opgezet. Er wordt eveneens een regulier basis-

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 50 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Oost-Vlaanderen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 11

50 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 51 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.3.3. Ontsluitende buslijnen en stedelijk openbaar vervoer

Het spoorgebonden en verbindende openbaar- vervoersysteem wordt aangevuld met een net van ontsluitende buslijnen. Kalken, Gavere, Sint-Lievens-Houtem en Kruishoutem zijn belangrijke knooppunten om het ontsluitende net optimaal te laten functioneren.

De bereikbaarheid met openbaar vervoer van de stedelijke gebieden Aalst en Sint-Niklaas wordt niet alleen op interregionaal niveau sterk verbeterd. De Lijn wenst ook te investeren in de voorstedelijke netten. In Sint-Niklaas voorziet De Lijn een voorstedelijk openbaar-vervoeraanbod naar Stekene, Sint-Gillis-Waas, Vrasene, Beveren, Temse, Waasmunster en Sinaai.

In Aalst wordt een voorstedelijk net uitgezet richting Mere en Burst, Denderleeuw en Liedekerke, Haaltert, Moorsel, Hedersem en Wieze, Lede en Oordegem.

Tot slot wordt geïnvesteerd in het stedelijke open- baar vervoer met onder andere citybusprojecten in Eeklo, Dendermonde en Ronse (zie figuur 12).

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 52 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Oost-Vlaanderen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 12 / Noot: Lokale bussen, functionele ritten en vraagafhankelijk vervoer worden niet op kaart weergegeven.

52 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 53 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.3.4. Grootstedelijk tram- en busnetwerk Gent

Het openbaar-vervoerbeleid van de stad Gent is - Gent-Sint-Pieters – Destelbergen (basis- De regionale buslijnen met een verbindende er uitdrukkelijk op gericht om de tramstructuur frequentie 4/uur) – inclusief vertramming functie blijven behouden in de nieuwe openbaar- naar de toekomst toe verder te versterken. Muide – Dok Noord – Dok Zuid – Gent-Dampoort. vervoerstructuur. Het eindpunt van deze lijnen Uit evaluaties is immers gebleken dat met het wordt gewijzigd ten opzichte van de huidige tramconcept, door zijn hoge penetratiegraad in - Gent-Sint-Pieters – Melle Leeuw toestand. Hierbij worden, afhankelijk van de het grootstedelijk gebied, de beste openbaar- (basisfrequentie 4/uur). situatie, twee mogelijke concepten gehanteerd: vervoerprestaties worden neergezet. Het tram- netwerk vormt dus het basisnetwerk voor het Bij deze tramlijnen houden we rekening met de - verknoping van de lijnen ter hoogte van de begin- grootstedelijke openbaar-vervoeraanbod in Gent. doorkoppeling van de lijnen volgens volgende punten van de tramassen (binnen grootstedelijk principes: gebied); dit is enkel mogelijk indien de frequentie Dit basisnetwerk bevat volgende lijnen: van de buslijn voldoende hoog is; - een evenwaardige koppeling van lijnen, rekening - Evergem – Merelbeke (basisfrequentie 8/u), houdend met de verwachte vervoerswaarde; - verdere doortrekking van de bussen tot geselec- waarbij tussen het gedeelte Moscou en Merelbeke teerde structurele stedelijke knooppunten of tramsporen moeten worden aangelegd. - een evenwichtige bediening van de stedelijke een knoop van een hoger niveau (hierbij wordt knooppunten; een andere bestemming dan deze van de tramlijn - Sint-Denijs-Westrem – Oostakker (basis- geviseerd). Wanneer de huidige buslijn parallel frequentie 8/u) – hiervoor is de aanleg van een - een gelijkmatige spreiding van de lijnen over de loopt met de tramas, wordt de buslijn omgevormd tramverbinding tussen Gent-Sint-Pieters – Zuid – verbindingen tussen de stedelijke knooppunten. tot een ontsluitende lijn voor het traject tussen Dampoort noodzakelijk en de vertramming op het het beginpunt van de tramas en de structurele gedeelte Kortrijksesteenweg – Sint-Denijs-Westrem. knoop die bereikt dient te worden.

- Melle R4 – Mariakerke (basisfrequentie 8/u) – De regionale en stedelijke ontsluitende regionale dit is onder andere de vertramming van lijn 3 bussen blijven behouden indien het bedienings- van Mariakerke tot Dampoort. gebied voldoende afwijkt van het bedienings- gebied van de tramas. Het is algemeen de - UZ/Zwijnaarde – Meulestede (basisfrequentie betrachting om op termijn het aantal bussen 8/u) – met tramlijnverlenging naar Zwijnaarde binnen het stedelijke centrum tot een minimum dorp, Gent Universitair Ziekenhuis en het te beperken (zie figuur 13). Arteveldestadion.

- Lochristi – Expo (basisfrequentie 8/uur) – inclusief de tramlijnverlenging aan Flanders Expo (The Loop)

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 54 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop

trein lighttrain / GEN (voor)stedelijke tram bus

Figuur 13:

54 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 55 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.4. West-Vlaanderen

3.4.1. Hoofdstructuur van trein, lighttrain en sneltram de basis voor de beheersing van de mobiliteit zowel tijdens als buiten het toeristisch seizoen. Op het interstedelijke niveau worden in eerste Tevens wordt met deze sneltram een even- instantie de relaties tussen de interstedelijke wichtiger ontsluiting tussen de oost- en de west- knooppunten onderling en met de knooppunten kust gerealiseerd. Momenteel is de westkust, van hogere orde mogelijk gemaakt door middel als rechtstreeks gevolg van de ligging van van een rechtstreekse verbinding. de bestaande spoorinfrastructuur, minder goed Op het niveau van het treinnetwerk werden reeds ontsloten. Op termijn zal de westkust met de in “Neptunus 1” een aantal optimalisatietrajecten sneltram vanuit de knooppunten Oostende en voorgesteld zoals de noodzakelijke verbetering Veurne snel bereikt kunnen worden vanuit het van de relatie Roeselare – Gent. binnen- en buitenland.

Op het hoogste hiërarchische niveau binnen Aanvullend aan de sneltram langs het volledige het openbaar-vervoersysteem bouwt De Lijn mee, kustfront (inclusief een nieuwe hinterlandver- door te werken aan een verbeterde ontsluiting binding tot Veurne die op termijn kan worden van het stedelijk netwerk ‘kust’. De Vlaamse kust verlengd tot Duinkerke) wenst De Lijn twee snel- is immers geselecteerd als stedelijk netwerk op trams richting hinterland te realiseren. Vlaams niveau. De eerste sneltram loopt vanaf Zeebrugge over Brugge tot in Torhout. Deze verbinding zal zowel Naast de regionaalstedelijke gebieden Brugge en een functie vervullen voor het toeristische verkeer, Oostende, het structuur-ondersteunend klein- maar speelt een even belangrijke rol in de regio- stedelijk gebied Knokke-Heist en de kleinstedelijke naalstedelijke ontwikkeling van Brugge. gebieden op provinciaal niveau Blankenberge en De tweede sneltram loopt via Plassendale over Veurne, maken de stad Nieuwpoort en de Oudenburg en Jabbeke tot Brugge. De verbinding gemeenten De Panne, Koksijde, Middelkerke, heeft enerzijds als doel een dragende voorstede- De Haan en Zuienkerke er deel van uit. De rol van lijke verbinding te vormen voor de voorstedelijke dit stedelijk gebied ligt vooral in de kustgebonden ontsluiting van Oostende en Brugge alsook de toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Net zoals nieuw geplande ontwikkelingen in de bedrijven- andere grootstedelijke gebieden heeft het kust- zone Plassendale. front, gelet op de grote toeristische stromen van- uit zowel het binnenland, nood aan een kwaliteits- Tot slot stelt De Lijn voor om het (voor)stedelijke volle ‘bovengewestelijke bereikbaarheid’. vervoer van en naar, tussen en binnen Kortrijk en Roeselare structureel te verbeteren door middel Een sneltram als drager van de openbaar-vervoer- van een sneltram Roeselare Kortrijk en een light- structuur binnen dit grootstedelijk netwerk vormt train Ieper – Kortrijk – Waregem (zie figuur 14).

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 56 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur West-Vlaanderen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 14

56 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 57 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.4.2. Kwaliteitsvolle bereikbaarheid van stad en streek Volgende voorstedelijke relaties worden voorzien:

Snelbussen en verbindende buslijnen De Lijn wenst voor deze stedelijke gebieden een - in relatie tot Oostende: De hiervoor beschreven hoofdstructuur wordt stevig alternatief voor de auto uit te werken, door Leffinge, Oudenburg en Gistel; aangevuld met een kwaliteitsvol verbindend binnen het stedelijke gebied te investeren in zowel - in relatie tot Brugge: openbaar-vervoersysteem tussen de stedelijke radiaal als tangentieel openbaar vervoer. Zedelgem, Oostkamp (Waardamme en gebieden en openbaar-vervoerknooppunten. Op de openbaar-vervoercorridors binnen het Moerbrugge) en Beernem (Oedelem); Op de relaties Tielt – Roeselare en Roeselare – stedelijk gebied dient absolute prioriteit te worden - in relatie tot Roeselare: Waregem worden snelbussen ingezet. geboden aan het openbaar vervoer door te Staden, Moorslede, Sint-Eloois-Winkel De overige relaties waar verbindende streeklijnen investeren in vrije beddingen voor het openbaar en Izegem – Ingelmunster worden voorzien worden voorgesteld op vervoer en verkeerslichtenbeïnvloeding. - in relatie tot Kortrijk: figuur 15. Izegem – Lendelede, Moorsele, Lauwe, Zwevegem en Deerlijk. Onsluitende bussen De regionale ontsluitende buslijnen vormen nog een aanvulling op de spoorgebonden exploitatie en de verbindende buslijnen. Op het regionale niveau wil De Lijn kwaliteitsvol ontsluitend open- baar vervoer aanbieden tussen de kleinstedelijke gebieden, waarbij ook de tussenliggende (belang- rijke) haltes en attractiepolen worden bediend. Om dit te bereiken, zullen bepaalde regionale verbindingen gerealiseerd of geoptimaliseerd moeten worden (zie figuur 16).

Stedelijk openbaar vervoer in de regionaalstedelijke gebieden De regionaalstedelijke gebieden Brugge, Oostende, Roeselare en Kortrijk zullen, na invulling van de provinciale ruimtelijke taakstelling binnen het afgebakende stedelijk gebied, een sterke dynamiek kennen. Steeds meer worden ook deze West-Vlaamse stedelijke gebieden geconfronteerd met toenemende autoverkeersdrukte, met lokaal zelfs filevorming op de ring- en invalswegen, of lange wachtrijen ter hoogte van de kruispunten.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 58 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur West-Vlaanderen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 15

58 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 59 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur West-Vlaanderen

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 16 / Noot: Lokale bussen, functionele ritten en vraagafhankelijk vervoer worden niet op kaart weergegeven.

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 60 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3.5. Limburg

In Limburg is men vanaf 2003 begonnen met Binnen een dergelijk halfuur-knooppuntensysteem de studie van wat nu het Spartacusplan heet. heeft het op sommige plaatsen in ieder geval geen Limburg ligt relatief ver van de dichtbevolkte ge- zin om hier en daar frequenter te gaan rijden. bieden rond Brussel, Antwerpen en Gent af en zal Immers, de aansluitende lijnen in het knooppunt dus ook nooit het dichte vervoersnet en de grote doen dat ook niet, waardoor er géén aansluiting vervoersintensiteiten van die grote agglomeraties is en er dus veel minder reizigers zijn. Dat heeft kennen. Binnen Limburg zijn de vervoersstromen tot gevolg dat vervoerassen met veel reizigers minder groot en bovendien gespreid. De bi-pool elk halfuur véél reizigers tegelijk moeten kunnen Hasselt/Genk is eigenlijk exemplarisch: zelfs voor vervoeren. De bus kan dat niet, de trein wel. het ‘eigen’ centrum is men al op twee steden In Limburg kennen diverse trajecten met te veel gericht. Daarnaast oefenen steden als Luik reizigers voor de bus geen treinverbindingen. en Eindhoven buiten Vlaanderen, en vooral Voor die relaties zijn daarom sneltramlijnen voor- Maastricht als de belangrijkste stad net buiten het gesteld. Voor Hasselt – Mol is géén sneltram- Belgische Limburg een grote invloed op Limburg verbinding voorgesteld: daar rijdt een trein die uit. Vanuit reizigersstromen en exploitatiemoge- alleen maar vlotter moet rijden, en meer halten lijkheden is een provinciebreed vervoersysteem moet bedienen en ook in het knooppunten- uitgewerkt dat recht doet aan de vervoersstromen systeem moet vallen. en dat ook een duidelijke groei zou kunnen bewerkstelligen. In Limburg is het noodzakelijk dat de lijnen in het gehele net samenwerken voor een optimaal resul- Dat systeem is Spartacus. Op een aantal overstap- taat. Een lijn moet immers op tijd bij het volgende knooppunten binnen de provincie komen, als knooppunt zijn. Als dat knooppunt in 27 minuten regel elk halfuur, lijnen vanaf alle kanten samen, moet worden bereikt, en dat nu in 24 minuten geven ze gedurende enige minuten overstap- kan, hebben versnellende maatregelen die van de mogelijkheden en vertrekken ze dan weer allemaal 24 minuten er 22 maken weinig zin. Maar als er naar een ander knooppunt, 27 minuten verderop. nu 30 minuten over de route wordt gedaan, dan Reizigers kunnen op die knooppunten in alle rich- heeft versnellen zodat de tijd 27 minuten wordt tingen overstappen, maar de reizigers worden wel heel veel zin voor vlotte overstapverbindingen gecentreerd om een goede frequentie mogelijk te (zie figuur 17). maken. Buiten het stedelijke gebied van Genk en Hasselt zal maar slechts zelden sprake zijn van zoveel reizigers dat er kwartierdiensten geboden kunnen worden.

60 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 61 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Limburg

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 17

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 62 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 De totale Spartacusopzet is daarmee minder anders uit gaan zien dan nu in de Mobiliteitsvisie een lijnennetopzet, dan wel een aansluitschema- is aangegeven. Maar de geest van de oplossing is opzet. Vanaf het begin heeft het aansluitschema en blijft Spartacus, zeker ook nadat de potentieel- een belangrijke rol gespeeld, zeker ook doordat berekeningen lieten zien dat de gekozen opzet de een deel van de spoorlijnen en een groot deel van vervoersbehoeften goed volgde. de sneltramlijnen op enkelspoor zullen rijden en er dus bij kruisen altijd dubbelspoor vereist is. Die Omdat via het aansluitschema belangrijke delen kruisingen zijn potentiële overstapknooppunten. van het Spartacusplan al op lijnen-netniveau Op de knooppunten maakt het bovendien minder waren uitgewerkt, ziet op de verbindingenkaart uit op welke manier buslijnen aan elkaar vast zitten: het lijnnennet in Limburg er ‘eenvoudiger’ uit dan de wachttijd in de bus op een knooppunt is net zo in andere entiteiten. Dat geldt niet voor de rand lang als de overstaptijd op zo’n knooppunt, want van Limburg bij de entiteiten Vlaams-Brabant en bussen komen en gaan tegelijkertijd. Antwerpen. Rond Tessenderlo en Geetbets staan meer verbindingen op de kaart getekend, een Naast de tramlijnen, voorgesteld voor snelle reis- beeld dat dichter ligt bij het beeld van de andere mogelijkheden en het vervoer van veel reizigers entiteiten. Hier is de oorzaak dat nog niet is tegelijkertijd, zijn enkele snelbuslijnen voorgesteld bekeken welke aansluitmogelijkheden op knoop- op relaties met te weinig reizigers voor een tram. punten en spoorlijnen er zijn ten behoeve van een In een aantal gevallen (met name de routes naar goede kwaliteit van de overstappen. Dat vereist Maastricht) zullen veel doorstromingsmaatregelen dus nog eenzelfde uitwerkingsniveau als voor nodig zijn om de snellijnstatus waar te maken, andere delen al in het Spartacusplan is gerealiseerd. maar ook hier zullen de aansluitmogelijkheden Bij de invulling zal ook het precieze lijnennet, en de bedrijfszekerheid van die aansluiting een inclusief aansluitingen en overstappen, in detail belangrijke rol gaan spelen (zie figuur 18). bekeken worden (zie figuur 19).

Aanvankelijk heeft bij de uitwerking vooral de na- druk gelegen op de gebieden waar de tramlijnen gaan komen. Andere delen van het net waren soms wel en soms ook nog niet in detail bekeken. Waar dat wel gebeurd was (bijvoorbeeld rond Beringen), is de Spartacusinvulling in het toekomst- net gebruikt, maar bij nadere uitwerking van het knooppunt kan de detailinvulling natuurlijk anders worden. Waar dat nog niet gebeurd was (bij- voorbeeld rond Sint-Truiden) is nu een invulling gegeven zonder toetsing op het aansluitschema, dus ook hier kan de nadere uitwerking er wat

62 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 63 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Limburg

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 18

STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 64 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 Provinciale openbaar-vervoerstructuur Limburg

Stedelijkheidsgraad grootstedelijk gebied regionaalstedelijk gebied kleinstedelijk gebied

Knooppunten internationale knoop interstedelijke IC/IR-knoop interregionale knoop bovenlokale of stedelijke knoop belangrijke halte

Interstedelijke en (inter)regionale vervoerstructuur per spoor trein lighttrain / GEN sneltram regionale tram

Verbindend busvervoer snelbus verbindende streeklijn

Ontsluitend busvervoer ontsluitende streeklijn

(Voor)stedelijk openbaar vervoer

Figuur 19 / Noot: Lokale bussen, functionele ritten en vraagafhankelijk vervoer worden niet op kaart weergegeven.

64 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 STRUCTUURBEPALENDE COMPONENTEN VAN HET STREEKVERVOER OP PROVINCIAAL NIVEAU 65 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 4. KOSTEN EN BATEN

4.1. Kosten 4.2. Reizigerswinst 4.3. Maatschappelijke baten

Om deze visie te realiseren zullen aanzienlijke Om tot een betrouwbare inschatting te komen De maatschappelijke baten van openbaar vervoer investeringen noodzakelijk zijn. van de reizigerswinst ten opzichte van de be- zijn genoegzaam bekend. In dit rapport beperken staande situatie, is een doorrekening van de we ons voornamelijk tot kencijfers gebaseerd op De belangrijkste investeringskost betreft de volledige Mobiliteitsvisie in het verkeersmodel internationaal onderzoek die de baten van open- aanleg van spoor voor de beschreven sneltrams, vereist. Dit zal in de komende maanden uitge- baar vervoer beschrijven. regionale trams en grootstedelijke trams. voerd worden. Bij de verdere concretisering van de Mobiliteits- De aankoop van rollend materieel (sneltrams, De trajecten in Vlaams-Brabant zijn wel reeds visie zal een uitgebreide maatschappelijke kosten- trams en bussen) vormt een tweede belangrijke doorgerekend in het verkeersmodel. Na door- batenanalyse (MKBA) opgemaakt worden door investering. rekening blijkt dat de ambitieuze modal split- een onafhankelijk team van experten. doelstellingen vooropgesteld in het Een belangrijk aspect daarbinnen wordt de precieze Daarnaast zijn ook bijkomende stelplaatsen Mobiliteitsplan Vlaanderen gehaald worden. kwantificering van alle onderstaande effecten, vereist. geënt op de voorliggende Mobiliteitsvisie. Ten opzichte van vandaag zien we in Om dit te realiseren zal een verdubbeling van Vlaams-Brabant een groei in reizigerskilometer Hierna wordt kort ingegaan op de economische, het huidige investeringsbudget nodig zijn. met het openbaar vervoer van 55%. de ruimtelijke, de ecologische en de sociale baten. De investeringsinspanning kan over 20 jaar gespreid worden, gezien de omvang en de Deze reizigersgroei is onderschat omdat de lange doorlooptijd van dergelijke infra- Mobiliteitsvisie van de omliggende provincies structuurprojecten. nog niet is ingevoerd in het verkeersmodel. De bijkomende aanvoer vanuit deze provincies Infrastructuurinvesteringen in openbaar naar Vlaams-Brabant zijn aldus niet vervat in vervoer hebben een return die hoger ligt dan dit groeicijfer. de investeringskost. Evenmin opgenomen in de modelestimatie is flankerend beleid. Het invoeren van rekeningrijden of een stringenter parkeerbeleid zal tevens een significante invloed hebben op de reizigerswinst.

KOSTEN EN BATEN 66 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 4.3.1. Economische baten 1. Werkgelegenheidseffecten van de investeringen in rollend materieel Opbrengsten tijdens de investeringsfase Per bus gaat het om een directe tewerkstelling De economische opbrengsten van investeringen van 1,5 tot 2,5 mensjaren (afhankelijk van type in openbaar vervoer zijn onderwerp geweest van bus), per tram gaat het over 3,5 à 4,5 mensjaren. de Europese TRANSECON-studie. Hierin werd Geschat wordt dat de indirecte tewerkstelling het terugverdieneffect van dertien grootschalige van dezelfde grootteorde is als de directe. investeringsprojecten uit verschillende EU-lidstaten geanalyseerd. Het gaat hier over uit- 2. Stedelijke leefbaarheid eenlopende types van investeringen in openbaar Wijzigingen in grondgebruik, vastgoedprijzen, vervoer (metro, tram, streeklijnen, …). investeringen in stadsvernieuwingsprojecten. Voor tram- of (trolley)busprojecten wordt in De resultaten van deze dertien projecten liggen de TRANSECON-studie een terugverdieneffect dichtbij elkaar, en worden dan ook algemeen van drie geciteerd. aanvaard voor infrastructuurwerken op vlak van openbaar vervoer. De belangrijkste conclusies uit 3. Economische en ruimtelijke ontwikkeling dit rapport zijn: O.a. keren van de stadsvlucht en stijgende tewerkstelling. - het terugverdieneffect in termen van regionaal Aandeel Gemiddeld inkomen ligt tussen de 1,3 en 1,6. Met andere 4. Grotere verkeersveiligheid te voet, fiets en energieverbruik woorden: elke geïnvesteerde euro in openbaar Met als gevolg minder verkeersongevallen. openbaar vervoer per persoon (MJ) vervoer levert tussen de 1,3 en 1,6 euro op. 5. Betere luchtkwaliteit 1995 2001 1995 2001 - de regionale economische effecten van Waardoor er minder gezondheidsproblemen zijn. de investeringskosten kennen een Athene 34.1 40.9 12 900 12 600 multiplicatoreffect van 2 tot 2,5 6. Besparing op de natuurlijke energiereserves (stijging van het bruto regionaal product). Uit onderzoek blijkt dat bij een stijging van het Geneve 44.8 48.8 23 600 19 200 “openbaar vervoer/fiets en te voet aandeel” in - gemiddeld worden per miljoen geïnvesteerde euro stedelijke verplaatsingen de energieconsumptie Rome 43.2 43.8 18 200 17 100 30 bijkomende jobs gecreëerd. per persoon voor personentransport daalt (zie figuur 20). Wenen 62.0 64.0 10 700 9 050

Opbrengsten tijdens de operationele fase 7. Vrijwaren van de bereikbaarheid Figuur 20 : Energieverbuik in relatie tot aandeel OV-fiets-te voet Tijdens de operationele fase manifesteren zich Waardoor economische knooppunten en poorten, (bron: UITP MCD database) heel wat economische effecten waarvan er hier steden en attractiepolen vlotter kunnen bereikt enkele ter illustratie weergegeven zijn. worden. Minder congestie, verhoogde gemiddelde snelheid (ook voor personenwagens), tijdsbesparingen, verhoogde betrouwbaarheid.

66 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 KOSTEN EN BATEN 67 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 In Europa worden dagelijks 570 miljard verplaatsingen gemaakt met het openbaar vervoer, dit geeft een besparing van 650 000 kilometer file per dag (bron: UITP) .

Zonder vooruit te willen lopen op de MKBA van deze Mobiliteitsvisie is een berekening gemaakt van de vermindering van verliesuren door conges- tie in Vlaams-Brabant. Door het invoeren van de Mobiliteitsvisie Vlaams-Brabant in het multi- modaal verkeersmodel daalt in 2020 het totaal aantal verliesuren in de ochtendspits op alle wegen van 64.000 naar 55.000 uur. M.a.w. er worden in één spitsuur dus in totaal 9.000 voertuigverliesuren vermeden. Dit is een daling van meer dan 14% (zie figuur 21).

Figuur 21 : Daling in voertuigverliesuren (bron: Verkeersmodel - scenario 2020)

- Op de autosnelwegen geven de modeldoorrekeningen aan dat voor de ochtendspits in 2020 de voertuigverliesuren van 34.000 naar 28.500 dalen. Dit is procentueel gezien bijna 16%.

- Voor de gewestwegen is de daling minder spectaculair in abso- lute cijfers: van 17.000 naar 14.000 voertuigverliesuren. Maar procentueel is dit ook een daling van meer dan 15%.

- Lokale wegen kunnen rekenen op 11% minder voertuigverliesuren.

KOSTEN EN BATEN 68 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 4.3.2. Ruimtelijke baten Het ruimtelijk voordeel van openbaar vervoer kan staat daarbij voorop. De deconcentratie houdt men ook als volgt illustreren: rekening met het bestaande (gedeconcentreerde) Openbaar vervoer legt heel wat minder beslag spreidingspatroon en met de dynamiek van de op de schaarse openbare ruimte dan personen- “A well patronized light rail line can substitute functies in Vlaanderen. wagens. Hierbij enkele sprekende illustraties. for highways and parking that require 50 times as much space.” Gedeconcentreerde bundeling gaat in tegen Om in 2 richtingen 50.000 mensen per uur Een goed georganiseerde lightraillijn kan de snel- ongebreidelde suburbanisatie en versnippering te vervoeren heb je het volgende nodig: wegen en parkings vervangen die vijftig keer zo en vermindert zo de druk op het buitengebied. veel ruimte nodig hebben. Concentratie biedt mogelijkheden voor het draag- - een 175 m brede autoweg Robert Cervero, The Transit Metropolis vlak van de steden en de kernen van het buiten- gebied, voor het collectief vervoer en het behoud - of een 35 m brede busbaan “A single subway line can deliver 60,000 to van de verscheidenheid van de landschappen. 80,000 people per hour per track... De bundeling kan ook schaalvoordelen opleveren. - of een 9 m breed metrospoor By contrast, a superhighway can only deliver 2,400 cars per hour per lane.” De afbakening van de stedelijke gebieden wordt De ruimte die een bedrijf voorziet voor de wagen Een metrolijn kan 60.000 tot 80.000 personen als een essentiële beleidsmaatregel vooropgesteld van een bediende ligt een stuk hoger dan de voor- per uur per richting vervoeren, in tegenstelling tot om de stedelijke leegloop en de lintontwikkeling te ziene bureauruimte (zie figuur 22). een snelweg die maar 2.400 auto’s per uur per stoppen, een “aanbodbeleid” inzake bijkomende rijstrook aankan. woningen en ruimte voor economische activiteiten Alex Marshall, Architectural Record te kunnen realiseren en om het buitengebied te vrijwaren van een stedelijke ontwikkeling Figuur 21 : Daling in voertuigverliesuren (bron: Verkeersmodel - scenario 2020) (bron: RSV, pp. 323, 344). Deze Mobiliteitsvisie onderbouwt het basis- principe van het Ruimtelijk Structuurplan In onze Mobiliteitsvisie zijn we vertrokken vanuit Vlaanderen: “de gedeconcentreerde bundeling”. de stedelijkheidsgraad van de gemeenten. De hedendaagse dynamiek wordt positief aange- Alle hoogwaardige verbindingen hebben hun begin- Figuur 22: ruimtegebruik door verschillende vervoersmodi (bron: UITP) wend, zodat er voor Vlaanderen sociale, econo- en eindpunt aan een (klein)stedelijk gebied. mische en ruimtelijke meerwaarden ontstaan en Hiernaast willen we vanuit De Lijn een nog betere dat de negatieve tendensen inzake ruimtegebruik afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen aan de worden omgebogen. knooppunten en de hoogwaardige verbindingen van het openbaar vervoer, zoals deze in dit rapport De bundeling streeft een selectieve concentratie zijn besproken. na van de groei van het wonen, het werken en van de andere maatschappelijke functies in de steden en in de kernen van het buitengebied, steeds met respect voor de draagkracht van de stedelijke gebieden. Verweving van activiteiten en functies

68 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 KOSTEN EN BATEN 69 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 4.3.3. Ecologische baten externe kost per personenkilometer 4.3.4. Sociale baten

Transport heeft een grote impact op het milieu. Het is duidelijk dat mobiliteit een belangrijke rol Milieu-economische onderzoekers proberen deze speelt in economische en sociale participatie. impact zo goed mogelijk te kwantificeren, en om Dit geldt zowel voor de beroepsactieve als de te zetten in monetaire effecten. Daarvoor wordt niet-beroepsactieve bevolking. het begrip “externe kosten” gebruikt. We geven Arbeidsbemiddelingsdiensten en werkgevers- hier de definitie weer zoals ze in MIRA-T 2005 organisaties geven het gebrek aan verplaatsings- (gevolgen voor de economie) werd gebruikt: mogelijkheden aan als een van de drempels bij aanwervingen en het invullen van vacatures. “Externe kosten: schadekosten verbonden aan Onderzoeken naar sociale participatie wijzen negatieve neveneffecten van maatschappelijke eveneens op het belang van mobiliteit voor de activiteiten. Deze worden meestal niet (volledig) deelname aan het maatschappelijk gebeuren en via het prijsmechanisme in rekening gebracht en het doorbreken c.q. vermijden van isolement. bijgevolg afgewenteld op de maatschappij, andere landen of toekomstige generaties.” Openbaar vervoer betekent een belangrijke meer- waarde voor het bedienen van scholen, gezond- personenwagen stads- of reisbus heidscentra en winkels. Het gaat hier onder andere om volgende factoren: - geluid Figuur 23: Externe kosten van personenwagens en bussen Meer openbaar vervoer en minder auto’s in ste- - filevorming per personenkilometer (bron: MIRA-T 2005) den verhoogt de leefbaarheid en levenskwaliteit. - ongevallen - luchtverontreiniging Studies geven ook aan dat openbaar vervoer met - klimaatverandering elektrische tractie qua externe effecten nog beter - productieproces scoort dan modi die fossiele brandstoffen ver- - natuur en landschap bruiken. Dit geldt zowel voor treinen als voor - bodem- en waterverontreiniging trams. Uiteraard speelt hierin mee op welke manier de elektriciteit zelf wordt verwekt. De Lijn koopt Uit verschillende studies en ook uit het rapport in dit verband gecertificeerde groene stroom op “gevolgen voor de economie” uit MIRA-T 2005 basis van hydro-elektriciteit aan. Deze elektriciteit

blijkt de externe kost per personenkilometer voor veroorzaakt géén emissies van CO2, fijn stof of de personenwagens veel hoger te liggen dan voor andere verontreinigende stoffen, en dus ook de bus, nl. 17 euro versus 4 euro (zie figuur 23). geen externe kosten voor luchtverontreiniging of klimaatbedreiging.

KOSTEN EN BATEN 70 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 5. VOLGENDE STAPPEN VOOR DE BEPALING VAN DE EERSTVOLGENDE PROJECTEN

De Mobiliteitsvisie bevat een ambitieus net dat Antwerpen Oost-Vlaanderen niet van vandaag op morgen gerealiseerd zal zijn. In het kader van BRABO I en BRABO II, de rest van Ook in het kader van het Pegasusplan Oost- Sommige lijnen staan al in de startblokken, voor het Masterplan Antwerpen en het Pegasusplan Vlaanderen van 2003 werden er heel wat tram- andere is de haalbaarheidsstudie pas opgestart zijn heel wat tramlijnverlengingen uitgewerkt die lijnverlengingen voorgesteld in de Gentse regio. en een aantal lijnen zitten in de fase van voorbe- binnen enkele jaren kunnen gerealiseerd worden: Via nauw overleg met de stad Gent, de betrokken reidend onderzoek. Een grote groep van verbin- randgemeenten en alle andere betrokken mobili- dingen zit nog in de conceptuele fase van deze - vertramming van het trajectgedeelte van teitsactoren heeft men de nodige financiering van Mobiliteitsvisie. Antwerpen-Luchtbal naar Ekeren. de verlenging van tramlijn 21/22 naar Zwijnaarde Dorp vastgelegd. 1. Voor een aantal verbindingen is het studiewerk - aanleg van een tramverbinding naar de inter- nagenoeg afgerond en zijn de budgetten reeds nationale luchthaven Antwerpen in Deurne. Vlaams-Brabant vrijgemaakt om deze te verwezenlijken. Dit zijn De laatste vier jaar heeft De Lijn Vlaams-Brabant lijnen uit de Pegasusplannen, het Spartacusplan - de verdere verlenging van tram 8 van Silsburg een sterke uitbreiding van het aanbod gerealiseerd en het Neptunusplan. Het gaat om de volgende naar Wommelgem. in het kader van START. Dit openbaar-vervoerplan lijnen: is integraal opgenomen in het Pegasusplan. - verlengingen van tram 5 en tram 10 naar Hierdoor is samen met de projecten binnen net- Limburg Wijnegem. management een groot deel van het Pegasusplan - Sneltramlijn 1: Hasselt – Diepenbeek – gerealiseerd. Munsterbilzen – Lanaken – Maastricht. - de tramlijnverlenging van Sint-Pietersvliet naar Vanzelfsprekend worden hierbij alle parallelle en Kattendijksluis en van Mortsel naar Boechout. West-Vlaanderen kruisende lijnen afgestemd op deze nieuwe lijn. Dit zijn verlengingen van tram 7 aan beide zijden. - De uitbouw van de kwaliteit door regelmaat Een voorbeeld hiervan is de huidige lijn 20a Naast een kwalitatieve bediening van het oosten (onder andere vernieuwing van het spoor langs Hasselt – Bilzen – Maastricht / Lanaken – Rekem. van Mortsel, zorgt dit project bovendien voor een traject Kusttram). Deze loopt grotendeels parallel met de sneltram rechtstreekse tramverbinding tussen Boechout en is in haar huidige vorm dan ook niet meer nodig. P&R en het stadscentrum van Antwerpen. - De frequentieverhoging langs het traject Zij zal worden herwerkt tot (lokale) aanvoerlijnen Westende – De Haan wordt verder uitgebreid. naar de (knooppunt)haltes. Op die manier kwam - de ingebruikname van de premetro ‘Reuzenpijp’ het Spartacusplan van De Lijn Limburg ook mee onder de Turnhoutsebaan. - Invoeren van interstedelijke verbindingen door tot stand. Elke lijn in de regio zal herbekeken de invoering van sneltram tussen Nieuwpoort – worden en ingepast worden in de Mobiliteitsvisie. Oostende en Oostende – Blankenberge.

- De verbindende lijn Sint-Truiden – Luik in het kader van het gewestgrensoverschrijdend open- baar vervoer.

70 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 VOLGENDE STAPPEN VOOR DE BEPALING VAN DE EERSTVOLGENDE PROJECTEN 71 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 2. In tweede instantie zijn voor een aantal projecten Antwerpen de haalbaarheidsstudies (net) opgestart en dient - De verlenging van tram 2 van de bestaande er nog een (lang) studietraject, inclusief nauw eindhalte Linkeroever naar Linkeroever-Noord overleg met de betrokken gemeenten en actoren, - Een tramlijnverlenging van Mortsel naar plaats te vinden. Voor deze projecten zijn al Edegem & Kontich princiepsbeslissingen genomen, maar dienen de - Tramlijn 11 verlengen van Deurne naar Borsbeek budgetten voor realisatie nog definitief te worden vastgelegd. Limburg - Sneltram 2: Hasselt – Genk – Maasmechelen. We denken hierbij aan de volgende lijnen: Net zoals bij sneltramlijn 1 zal het volledige open- - alle lijnen die als aanvoer en versterking zullen baar vervoer in de betrokken regio herbekeken worden ingelegd voor het Gewestelijk Expres- worden om zo veel mogelijk aan te sluiten op netwerk (GEN) rond het Brusselse, zoals dit is de nieuwe haltes. opgenomen in de GEN-overeenkomst. Dit is voor- - Sneltram 3: Hasselt – Neerpelt – Lommel. Ook namelijk van belang voor de provincie Vlaams- hier hangt het busnetwerk onlosmakelijk aan vast. Brabant, het zuidoosten van Oost-Vlaanderen en het zuiden van de provincie Antwerpen. Oost-Vlaanderen - Tramlijnverlenging van lijn 4 naar Universitair Ziekenhuis Gent en het Arteveldestadion - De vertramming van de voormalige trolleylijn 3 tussen Mariakerke en Gent-Dampoort West-Vlaanderen - Vertramming van het traject Gent-Dampoort – - De sneltram van Koksijde naar Veurne als onder- Zuid – Gent-St-Pieters deel van de uitbouw van de Kusttram als sneltram. Hiervoor is de tracéstudie volop lopende. Vlaams-Brabant - Onderzoek naar de haalbaarheid van een sneltram - Momenteel bevindt het nachtvervoer naar Brugge – Zeebrugge. Belangrijk voor toeristisch Zaventem luchthaven zich in de studiefase. verkeer, maar ook voor de regionale stedelijke ontwikkelingen in Brugge. - Onderzoek naar de haalbaarheid van een tram tussen Kortrijk en Hoog-Kortrijk, om te kunnen inspelen op geplande ruimtelijke ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied Kortrijk.

VOLGENDE STAPPEN VOOR DE BEPALING VAN DE EERSTVOLGENDE PROJECTEN 72 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 3. Binnen het kader van Netmanagement zijn er ook 4. Verdere prioriteiten zullen in dialoog bepaald We willen hieronder een aantal criteria formuleren al een aantal projecten diepgaander uitgewerkt. worden, omdat we nu willen overleggen met om de prioriteitenstelling van alle projecten te Dit zijn zowel nieuwe verbindingen als de optima- onze partners over de concretere lijnvoering. objectiveren per provincie. Deze criteria zullen ook lisatie van de huidige verbindingen. Alle kaderen Afhankelijk hiervan en van de vrij te maken elk een gewicht toegekend krijgen, afhankelijk van binnen deze Mobiliteitsvisie. budgetten kunnen bepaalde verbindingen of het belang van het betreffende criterium. netwerken (eerder) worden ingepland. Antwerpen 1. Structurerend belang van de relatie in het net- - Geel – Heist-op-den-Berg Door het langdurigere studiewerk – het opmaken werk: in welke mate is deze lijn bepalend en onder- - Mechelen – Heist-op-den-Berg van milieu-effecten rapporten (MER), ruimtelijke steunend voor de structuur van het netwerk? - Turnhout – Hoogstraten uitvoeringsplannen (RUP), bouwvergunningen e.d. - Turnhout – Tilburg – is een (snel)tramlijn minder vlot te realiseren. 2. Ondersteunend voor de ruimtelijke structuur: - Zandvliet – Wijnegem Daarom willen we zeker het debat over het in welke mate ondersteunt deze lijn toekomstige realiseren van de belangrijkste assen zo snel ruimtelijke ontwikkelingen? Limburg mogelijk opstarten met alle betrokkenen, zodat - Tongeren – Bilzen – Genk een uitvoering zo snel mogelijk kan gerealiseerd 3. Reizigerspotentieel - Hasselt – Peer – Hamont worden. - Hasselt – Bilzen – Lanaken/Maastricht 4. Samenhang beslist (verkeersstructurerend) - Hasselt – Beringen – Leopoldsburg In afwachting van het aanleggen van de benodigde beleid; - Hasselt – Genk – Maaseik sporen kan De Lijn de verbinding al uitvoeren met een nieuwe of verbeterde (snel)busverbinding om 5. Duurzaamheid Oost-Vlaanderen het grote potentieel dat zich op die assen bevindt a. verkeersveiligheid - Sint-Niklaas – Beveren – Antwerpen Linkeroever alvast aan te spreken. b. luchtkwaliteit - Beveren – Kruibeke – Temse – Hamme c. stedelijke leefbaarheid - Aalst – Zottegem d. congestievorming - Aalst – Denderleeuw – Liedekerke - Moerbeke – Antwerpen Linkeroever Bedoeling is om op basis van deze objectieve beoordeling van de projecten samen met alle Vlaams-Brabant actoren over de uitvoering van de toekomstige - Jette – Halle/Dilbeek – Sint-Genesius-Rode projecten te overleggen. - Leuven – Tielt - Tielt – Aarschot - Leuven – Ottenburg - Brussel – Kortenberg – Leuven

West-Vlaanderen - Roeselare – Waregem - Ieper – Roeselare - Kortrijk – Menen - Oostende – Gistel/Oudenburg – Brugge

72 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 VOLGENDE STAPPEN VOOR DE BEPALING VAN DE EERSTVOLGENDE PROJECTEN 73 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 6. SLOTWOORD

Het zal niemand ontgaan zijn dat de Mobiliteits- De projecten zoals beschreven in deze visie zijn visie De Lijn 2020 een ambitieuze visie is. niet te nemen of te laten. De Lijn wil over elk Gezien de uitdagingen die ons in 2020 en verder project in dialoog treden en samen met alle te wachten staan, zijn we van mening dat we mobiliteitsactoren zoeken naar een optimale voor dergelijke doortastende maatregelen zullen concrete uitwerking. moeten opteren. Deze ambitie is een noodzaak als we van De uitdagingen om de bereikbaarheid in Vlaanderen een sterke regio willen maken zoals Vlaanderen te vrijwaren voor de toekomst, vooropgesteld in Vlaanderen In Actie van de de uitdagingen om de leefbaarheid in onze Vlaamse regering. steden en gemeenten te blijven garanderen en de uitdaging om de ecologische voetafdruk van Met deze visie wil De Lijn haar insteek geven Vlaanderen niet nog groter te maken zijn enorm. en haar bijdrage leveren voor een leefbaar Vlaanderen. De opbouw van deze visie volgde een strikt methodologische werkwijze. De voorgestelde relaties, knooppunten en lijnvoeringsconcepten kwamen tot stand via modeldoorrekeningen en grondige verkeerskundige, ruimtelijke en exploitatieve kennis van experten binnen De Lijn en de drie studiebureaus.

De voorliggende visie vraagt aanzienlijke investeringen in de verdere uitbouw van het open- baar vervoer in Vlaanderen. Internationale studies tonen aan dat investeringen in openbaar vervoer een positieve economische return geven.

Deze visie wil de aanzet geven voor een brede maatschappelijke dialoog over de uitbouw van het openbaar vervoer in Vlaanderen. Samen met alle mobiliteitsactoren wil De Lijn rond de tafel zitten om deze visie verder te concretiseren.

74 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 74 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 75 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 VOETNOTEN

P. 4 - (1) Pact 2020 – Een nieuw toekomstpact voor Vlaanderen – 20 doelstellingen, Brussel, 19/01/09, p. 11

P. 5 - (2) Transport & Mobility leuven, Analyse van de verkeerscongestie in België, Leuven / Brussel, 2008, p. 55.

P. 5 - (3) IRCEL / VITO, Dalende NOx emissies – stagnerende NO2 concentraties in stedelijke omgeving – wat is er aan de hand ?, www.irceline.be, 2008.

P. 5 - (4) WTA / Transport & Mobility, Auto en Gezondheid, Brussel / Leuven, 2008.

P. 5 - (5) Vlaamse Milieumaatschappij, CHEMKAR PM10, Chemische karakterisatie van fijn stof in Vlaanderen, Erembodegem, 2009.

P. 5 - (6) Agentschap voor Binnenlands Bestuur, Stadsmonitor 2008, Brussel, 2009, p. 180.

76 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 76 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020 77 MOBILITEITSVISIE DE LIJN 2020