Windturbine project te Vorselaar en Lille Storm Management NV MER – Niet Technische Samenvatting

ID 4225363007 – V4 | 0

Colofon

Opdracht Project-MER Windturbine project te Vorselaar en Lille MER – niet Technische Samenvatting

Opdrachtgever Storm 14 bvba Katwilgweg 2 2050 Antwerpen

Ecopower CVBA Posthoflei 3 bus 3 2600 Berchem (Antwerpen)

Electrabel NV Simon Bolivarlaan 34-36 1000 Brussel

Opdrachthouder Antea nv Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen T: +32(0)3 221 55 00 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer 4225363020-V4 - NTS

Projectmedewerkers Gert Pauwels, Coördinator en MER-deskundige Bodem en Water

Marijke Verhasselt, Adviseur Milieu

MER-deskundigen

ID 4225363007 – V4 | 0

Datum Auteur Status/ revisie Vrijgave

Juli 2019 Marijke Verhasselt, Ontwerp-MER-V3 - Gert Pauwels MER-deskundigen NTS

ID 422536300720 – V4 - NTS| 1

Deskundigen

Discipline Deskundige Medewerker MER-Coördinator Gert Pauwels Marijke Verhasselt Geluid Chris Busschots, Acoustical Tom Opdebeeck Engineering

Bodem Gert Pauwels Marijke Verhasselt

Water Gert Pauwels Marijke Verhasselt

Biodiversiteit Liesbet Van den Schoor Marijke Verhasselt Kristof Goemaere Landschap, bouwkundig Cedric Vervaet Marijke Verhasselt erfgoed en archeologie Paul Arts Mens – ruimtelijke Paul Arts Marijke Verhasselt aspecten

ID 4225363007 – V4 | 0

Inhoudsopgave Blz

Inleiding 1 Aanleiding voor het MER 1 Toetsing aan de MER-plicht 1 Procesverloop 2 Gegevens van de initiatiefnemers 3 Team van deskundigen 3 Externe deskundigen 3 Interne deskundigen 4

Projectomschrijving 5 Projectsituering 5 Projectvoornemen 8 Uitvoering Project 8 Verantwoording van het project 9 Juridische en beleidsmatige situering 9

Methodiek 12 Referentiesituatie 12 Geplande situatie – invloed van het project op de omgeving 12 Maatregelen 12 Alternatieven 12 Nulalternatief 12 Beleidsalternatieven 13 Locatiealternatieven 13 Uitvoeringsalternatieven 13

Synthese van de Milieueffecten 15 Discipline Bodem - Beschrijving bestaande toestand 15 Discipline Bodem - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 15 Discipline Water - Beschrijving bestaande toestand 16 Discipline Water - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 16 Discipline Biodiversiteit - Beschrijving bestaande toestand 17 Discipline Biodiversiteit - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 23 Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie - Beschrijving bestaande toestand 24 Discipline Landschap - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 25 Discipline Geluid - Beschrijving bestaande toestand 26 Discipline Geluid - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 28 Discipline Mens - Beschrijving bestaande toestand 31 Discipline Mens - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 32 Synthese effecten en maatregelen/aanbevelingen 36

ID 4225363007 – V4 | 0

Inleiding

Doel van de niet-technische samenvatting Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en stakeholders. Een project-milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een project (hier het stadsontwikkelingsproject op veld5W te Gent) worden onderzocht. Een MER is een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. Het milieueffectrapport beslist niet of de vergunning wordt verleend. De beslissing die genomen wordt door de bevoegde overheid betreffende het al dan niet toelaten of vergunnen van een project onderworpen aan de project-MER plicht, houdt ook rekening met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak.

Deze niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen.

Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen

Aanleiding voor het MER Er wordt door Storm Management NV, Engie Electrabel en Ecopower een windenergieproject gepland voor de realisatie van 7 windturbines langs de E34 te Vorselaar en Lille. Voor dit project wordt een project-MER opgemaakt met als doel de milieu-impact van de geplande windturbines in kaart te brengen.

Toetsing aan de MER-plicht De lijst van MER-plichtige activiteiten is opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (BS 17/02/2005, en wijzigingen). In dit besluit worden de projecten opgedeeld in Bijlage I-projecten (MER altijd vereist), Bijlage II-projecten (ontheffing van MER-plicht mogelijk na gemotiveerd verzoek of opmaak project-MER) en Bijlage III-projecten (project-m.e.r.-screening vereist).

Volgende rubrieken zijn mogelijk van toepassing op dit project.

Voor het voorliggende project zijn volgende categorieën van toepassing:

Bijlage II.3

b) installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voor zover de activiteit betrekking heeft op

- 20 windturbines of meer of

- Op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied.

Het hier bedoelde project omvat de bouw van 7 windturbines in de nabijheid van bijzonder beschermde gebieden, o.a. habitatrichtlijngebied, VEN-gebied, boszones, erkende ankerplaatsen, beschermd landschap. Het project is derhalve project-MER-plichtig. Aangezien het een bijlage II-

ID 422536300720 – V4 - NTS| 1

project betreft, kan hiervoor een ontheffing worden aangevraagd. Gelet op de omgeving en aard van het project verkiest de initiatiefnemer echter om meteen een project-MER op te maken.

Afhankelijk van de debieten van de eventuele bemaling kunnen ook de MER-rubrieken met betrekking tot de onttrekking van grondwater van toepassing zijn.

Bijlage II 10 o) Werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater:  Onttrekken van grondwater, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet- verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, als het netto onttrokken debiet 2.500m³ per dag of meer bedraagt. Kunstmatige aanvullingen van grondwater als het debiet 2.500m³ per dag of meer bedraagt;  Onttrekken van grondwater als het debiet 1.000m³ per dag of meer bedraagt en de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed kan hebben op een gebied zoals aangeduid in uitvoering van het decreet houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen van 14 juli 1993 of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken. Of

Bijlage III 10j) Werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater die niet in bijlage I of II zijn opgenomen.

Procesverloop Voor voorliggende dossier werd op 19/04/2019 een aanmelding ingediend bij de dienst Mer. De aanmelding betrof de melding van de initiatiefnemer met het voornemen om een project-MER op te stellen aan de dienst Mer.

De aanmelding werd bekendgemaakt op de website van de dienst Mer op 05/05/2019.

De initiatiefnemer opteert ervoor om geen openbare raadpleging te organiseren.

De erkende MER-deskundigen maken het project-MER op, conform de inhoud van de aanmelding. Bij de opmaak van het MER worden de richtlijnenboeken als referentiekader gehanteerd.

Het MER zal ter goedkeuring ingediend worden, samen met de indiening van de omgevingsvergunningsaanvraag.

Voor voorliggend project werd in 2016 reeds een milieuvergunningsaanvraag ingediend, maar die werd later terug ingetrokken. Nu plant een consortium van Storm Management, Engie Electabel en Ecopower om een nieuwe aanvraag in te dienen voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een windturbineproject. Ten opzichte van de eerdere aanvraag is, op basis van voortschrijdend inzicht, het windturbineproject in beperkte mate aangepast, met een verschuiving van de locaties van de windturbines.

Voor het voornoemde project zal het project-MER in de omgevingsvergunningsprocedure geïntegreerd worden. De beoordeling en goedkeuring van het project-MER zal dus deel uitmaken van de behandeling van de omgevingsvergunningsaanvraag.

Mogelijk wordt het project omwille van administratieve redenen opgesplitst in meerdere gefaseerde vergunningsaanvragen. Momenteel wordt er uitgegaan van één vergunningsaanvraag voor de windturbines WT1, WT2, WT3, WT4, W6 en WT7, en een aparte vergunningsaanvraag voor WT5.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 2

Vanuit de visie van initiatiefnemers betreft het echter 1 windturbineproject, vandaar dat het MER een project van 7 windturbines behandelt.

Gegevens van de initiatiefnemers Storm Management NV

Katwilgweg 2

2050 Antwerpen

Contactpersoon: Jerome Gevaert e-mail: [email protected] ondernemingsnummer: BE 0807.311.697

Ecopower CVBA

Posthoflei 3 bus 3

2600 Berchem (Antwerpen)

Contactpersoon: Peter Somers e-mail: [email protected]

Ondernemingsnummer: 0445.389.356

Electrabel NV

Simon Bolivarlaan 34-36

1000 Brussel

Contactpersoon: Louise Van Isterdael e-mail: [email protected]

Ondernemingsnummer: BE 0403.170.701

Team van deskundigen

Externe deskundigen De externe deskundigen staan in voor de opmaak van de aanmelding en de uitwerking van het MER. Hiervoor wordt voor een belangrijk deel gesteund op gegevens die aangeleverd werden door de interne deskundigen. De coördinatie van deze aanmelding gebeurde door Gert Pauwels. De uitwerking van het project-MER gebeurt door de hieronder vermelde MER-deskundigen. Deze worden bijgestaan door Marijke Verhasselt. Het team van MER deskundigen is als volgt samengesteld (al de deskundigen zijn erkend voor onbepaalde duur):

ID 422536300720 – V4 - NTS| 3

Tabel 1-1: Team van MER-deskundigen

Deskundige Disciplines Erkenningsnummer Geldig tot Gert Pauwels Coördinatie Bodem MB/MER/EDA/650/V-2 Onbepaalde duur Gert Pauwels Water MB/MER/EDA-650-B Onbepaalde duur Chris Busschots Geluid en trillingen MB/MER/EDA/371/V-4 Onbepaalde duur Liesbet Van den Biodiversiteit MB/MER/EDA-741/B Onbepaalde duur Schoor Cedric Vervaet Landschap, bouwkundig MB/MER/EDA/649B-V1 Onbepaalde duur erfgoed en archeologie Paul Arts Mens – ruimtelijke MB/MER/EDA/664-V1 Onbepaalde duur aspecten

Interne deskundigen De interne deskundigen zijn betrokken bij de algemene uitwerking en uitvoering van het hier besproken project en bij de nodige administratieve procedures voor dit project. Specifiek bij dit document stonden zij in voor de aanlevering van de projectgegevens. Vervolgens werd een controlelezing uitgevoerd van het rapport.

De belangrijkste interne deskundige voor dit project zijn:

- Jerome Gevaert, Senior Projectleider Business Development bij Storm Management NV

- Thomas De Greef, Business Development Director bij Storm Management NV

- Louise Van Isterdael, Project Developer Renewable Energy Belux bij Engie Electrabel NV

- Peter Somers, Projectverantwoordelijke bij Ecopower CVBA

ID 422536300720 – V4 - NTS| 4

Projectomschrijving

Projectsituering De geplande windturbines zijn gelegen ten zuiden van de E34, op het grondgebied van de gemeenten Vorselaar en Lille.

Op onderstaande figuren wordt het projectgebied weergegeven op topografische kaart en orthofoto.

Figuur 2.1-1: Situering van de windturbines op orthofoto

ID 422536300720 – V4 - NTS| 5

Figuur 2.1-2: Situering van de windturbines op topografische kaart

De geplande windturbines zijn allen gelegen binnen landschappelijk waardevol agrarisch gebied volgens het gewestplan (zie ook onderstaande figuur).

ID 422536300720 – V4 - NTS| 6

Figuur 2.1-3: Situering van de windturbines op het gewestplan

In onderstaande tabel worden de coördinaten van de geplande windturbines opgegeven.

Tabel 2-1: Coördinaten geplande windturbines

WT-Naam X Y

WT-1 176425 214433

WT-2 176860 214419

WT-3 177466 214470

WT-4 177931 214565

WT-5 178536 214754

WT-6 178894 214894

WT-7 179324 215064

Mogelijk wordt het project omwille van administratieve redenen opgesplitst in meerdere gefaseerde vergunningsaanvragen. Momenteel wordt er uitgegaan van één vergunningsaanvraag voor de windturbines WT1, WT2, WT3, WT4, W6 en WT7, en een aparte vergunningsaanvraag voor WT5. Vanuit de visie van initiatiefnemers betreft het echter 1 windturbineproject, vandaar dat het MER een project van 7 windturbines behandelt.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 7

Projectvoornemen In het kader van de ambitieuze doelstellingen op vlak van hernieuwbare energie vormt het traject van de E34 autosnelweg in de Antwerpse Kempen al sinds een tiental jaren een zoekzone voor de ontwikkeling van windenergieprojecten. In voorliggend project gaat het om een lijnvormige opstelling van 7 windturbines gebundeld met de E34 autosnelweg.

Het exacte type windturbine is nog niet gekend in deze fase van het project. Voorbeelden van type machines die vandaag beschikbaar zijn op de markt worden weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 2-2: Voorbeelden van mogelijke types windturbines

Fabrikant Model Rotordiameter Vermogen (MW) Ashoogte (m) (m) Enercon E141 141 4,2 129 – 159 Siemens SWT-DD-142 142 3,5 – 4,1 99 – 165 Vestas V136 4.2 136 4,2 Site Specific Nordex Acciona AW 140 140 3.3 80-137.5 Senvion 4.5M 140 140 4.5 Site Specific GE 3.4-137 137 3.4 85 – 164.5

Onderstaand worden de maximaal gewenste specificaties opgenomen:

 Rotordiameter van maximaal 142 m  Maximum tiphoogte 200 m  Een ashoogte van maximaal 129 m

De jaarproductie van de 7 geplande windturbines wordt geschat op 83.500 MWh/jaar. Dit zou het jaarverbruik dekken van ca. 23.850 gezinnen en levert een aanzienlijke bijdrage aan de doelstellingen.

Uitvoering Project De bouw van de turbines gebeurt gefaseerd:

 Voorbereidende werken (o.a.: verharde oppervlakten, funderingen);

 Aanvoeren onderdelen;

 Hijsen onderdelen;

 Afwerken (proefdraaien en aansluiten op het net);

 Onderhoud;

Tijdens de aanleg van het windturbineproject zal er transport noodzakelijk zijn van:

 Windturbineonderdelen;

 Bouwmaterialen voor de funderingen, ...

 Materieel.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 8

In Het volledige project-MER wordt verder toegelicht hoe de realisatie van het windturbine-project gefaseerd uitgevoerd wordt. In de disciplinespecifieke hoofdstukken wordt, waar nodig, hier nog verder in detail op ingegaan.

Verantwoording van het project De verschillende overheden (Vlaams, Belgisch, Europees) hebben de intentie om de uitstoot van schadelijke broeikasgassen terug te dringen. Hiervoor is het nodig het energieverbruik te beperken en te voorzien in groene stroom.

De Europese richtlijn 2009/28/EC van 23 april 2009 betreffende de bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen stelt dat 20% hernieuwbare energieproductie voor de volledige Europese Unie haalbaar is. België heeft deze richtlijn geïmplementeerd en stelt hierbij dat 13% van het totale energieverbruik tegen 2020 afkomstig moet zijn uit hernieuwbare energie. Eind 2016 bleek dit echter slechts 6,4% voor Vlaanderen.

Overeenkomstig bovenstaande Europese Richtlijn werd in 2010 een ‘Nationaal actieplan voor hernieuwbare energie’ opgesteld met bijdragen van de 3 gewesten. Dit actieplan beschrijft de knelpunten en maatregelen om de Belgische doelstellingen tegen 2020 te bereiken. Hierin wordt vermeld dat België alles in het werk zal stellen om de vooropgestelde 13% intern te verwezenlijken. Windenergie zou een groot aandeel voor zijn rekening nemen.

Op de klimaattop in Parijs werd een nieuw bindend klimaatakkoord met nog hogere doelstellingen inzake hernieuwbare energie voorgesteld, namelijk 35%.

Eind 2016 werd het Vlaams windplan ‘Windkracht 2020’ door de ministerraad goedgekeurd. Dit windplan heeft de bedoeling om drempels weg te werken zodat er veel sneller en veel meer windturbines gebouwd kunnen worden. Het moet er voor zorgen dat er tegen 2020 over Vlaanderen minstens 280 extra windturbines bij komen om zo de klimaat- en energiedoelstellingen te halen.

Het Burgemeestersconvenant (Covenant of Mayors) is een vrijwillig Europees initiatief dat zich rechtstreeks richt tot lokale besturen. Gemeenten die instappen engageren zich om tegen 2020 de CO2-uitstoot op hun grondgebied met minstens 20 % te verminderen. In maart 2014 ondertekenden alle Kempense gemeenten, waaronder Lille en Vorselaar, het burgemeestersconvenant onder begeleiding van IOK (Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen), gegroepeerd als KEMPEN 2020.

De geplande windturbines te Vorselaar en Lille dragen bij om al deze doelstellingen te bereiken.

Juridische en beleidsmatige situering In onderstaande tabel wordt nagegaan of er relevante locatiegebonden juridische en beleidsmatige randvoorwaarden van toepassing zijn voor de site. In het geval er ook juridische of beleidsmatige randvoorwaarden zijn die van belang zijn voor de effectenanalyse of –beoordeling, worden deze vermeld in de disciplinespecifieke hoofdstukken van dit MER.

Tabel 2-3: Samenvattende tabel juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

Randvoorwaarde Kenmerken

Gewestplan(nen) Het projectgebied is op het gewestplan aangeduid als landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 9

Randvoorwaarde Kenmerken

Gewestelijke ruimtelijke Geen uitvoeringsplannen Provinciale ruimtelijke Geen uitvoeringsplannen Gemeentelijke ruimtelijke Geen uitvoeringsplannen Algemene plannen van aanleg Geen

Bijzondere plannen van aanleg Geen

Habitatrichtlijngebieden Het Habitatrichtlijngebied “Bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen” (BE2100017) ligt op ca. 140 m ten oosten van de geplande windturbine WT7 en op ca. 550 m ten noorden van de geplande windturbines WT1 en WT2. Vogelrichtlijngebieden Geen

Gebieden van het VEN Ten oosten van de meest oostelijke windturbine (WT7) is het VEN-gebied “De Kindernouw - Visbeekvallei” gelegen op ca. 140 m, en ten noorden en westen van de meest westelijke windturbine (WT1) is het VEN-gebieden “De Vallei van de Molenbeek en Tappelbeek” gelegen op ca. 300 m. Erkende natuurreservaten Binnen het Habitatrichtlijn- en VEN-gebied zijn verschillende percelen erkend als natuurreservaat. Ze behoren tot de reservaten “Visbeekvallei” en “Vallei van de Delfte beek”. Beschermde monumenten Geen

Beschermde landschappen Het beschermd cultuurhistorisch landschap ‘Vallei van de Kindernouwbeek’ is gelegen op ca. 140 m ten zuidoosten van de geplande windturbine WT7. Beschermde stads- en dorpsgezichten Geen

Ankerplaatsen/Erfgoedlandschappen Geen

Beschermingszones Geen grondwaterwinningen Oppervlaktewaterwingebied Geen

Waterlopen Binnen een straal van 500m rond de geplande windturbines zijn enkele waterlopen gelegen. Van oost naar west gaat het om de Hulsloop (2e categorie), Kleine Polderbemdenloop (2e categorie), Molenbeek (2e categorie) en een

ID 422536300720 – V4 - NTS| 10

Randvoorwaarde Kenmerken

niet geklasseerde waterloop zonder naam. In het projectgebied bevinden zich nog enkele kleinere, onbenoemde, niet geklasseerde grachten (in de landbouwpercelen).

Polders & wateringen Geen

Herbevestigde agrarische gebieden Verschillende WT’s bevinden zich in het herbevestigd agrarisch gebied ‘landbouwgebied Vispluk en landbouwgebied ten noorden van Vorselaar en

ID 422536300720 – V4 - NTS| 11

Methodiek

Referentiesituatie Dit is een beschrijving van de huidige toestand van het projectgebied en zijn omgeving. De bestaande toestand (2019) wordt als referentie genomen voor de toetsing van de effecten.

Indien geen recente gegevens beschikbaar zijn voor bepaalde aspecten, zal de deskundige uitgaan van de beschikbare gegevens (met aanduiding van referentiedatum) en/of zal hij de beschikbare gegevens actualiseren (door bijkomende metingen, door veldwerk of door extrapolatie) indien hij dit nodig acht omwille van mogelijke significante wijzigingen in de tijd.

Geplande situatie – invloed van het project op de omgeving De geplande situatie is de toestand van het studiegebied na uitvoering van het project, en dit zonder rekening te houden met eventuele milderende maatregelen die in dit MER voorgesteld zullen worden.

Deze beschrijving omvat dus eigenlijk de beschrijving en de evaluatie van de positieve en negatieve effecten van het windturbineproject. Waar relevant zal een opdeling gemaakt worden tussen aanlegfase en exploitatiefase.

Om een overzicht te krijgen van het belang van de verschillende effecten wordt voor elk effect volgende indelingswijze/scoretoekenning gehanteerd:

aanzienlijk negatief (-3) aanzienlijk positief (+3)

negatief (-2) positief (+2)

beperkt negatief (-1) beperkt positief (+1)

geen significant effect (0)

Maatregelen Op basis van de beschreven milieueffecten en de geïdentificeerde knelpunten, kunnen remediërende maatregelen worden voorgesteld. Remediërende maatregelen zijn maatregelen die milieueffecten helpen vermijden, te niet doen, compenseren of verzachten (o.a. verminderen in duur en/of intensiteit). Deze kunnen o.a. technische varianten inhouden. De remediërende maatregelen kunnen de blijvende negatieve effecten van het project of deelprojecten verzachten of volledig teniet doen. Waar mogelijk is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de effecten en de remediërende maatregelen van de verschillende fasen van de werken (uitvoeringsfase en exploitatiefase).

Alternatieven

Nulalternatief Het nulalternatief kan algemeen omschreven worden als ‘de ontwikkeling volgens de huidige bestaande praktijk en toetsingskader die volgt in het projectgebied wanneer het project geen doorgang vindt of niet wordt uitgevoerd’. Dit komt overeen met de toestand van het projectgebied zonder de ontwikkeling van het windturbineproject.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 12

Door het niet uitvoeren van het project zou er op een andere locatie één of andere vorm van hernieuwbare energie moeten voorzien worden wil de Vlaamse overheid aan haar verplichtingen voldoen. Windenergie lijkt in Vlaanderen echter de meest aangewezen weg om op korte termijn de ambitieuze doelstellingen op vlak van hernieuwbare energie te kunnen waarmaken.

Het nulalternatief betreft wel het referentiekader om de milieueffecten te beoordelen. De beschrijving van het nulalternatief wordt in elke discipline opgevat als een beschrijving van de referentiesituatie met de gekende eigenschappen en knelpunten.

Beleidsalternatieven Vlaanderen dient te voldoen aan haar verplichtingen inzake het voorzien van hernieuwbare energiebronnen. Mogelijke beleidsalternatieven maken gebruik van andere energiebronnen. Het afwegen van dergelijke beleidsalternatieven overstijgt evenwel de scope van dit onderzoek en is eerder een zaak van het politiek/maatschappelijk debat.

Locatiealternatieven Dit project-MER zal geen afweging maken van de milieu-impact van de inplanting van de windturbines ten zuiden van de E34 te Vorselaar en Lille, tegenover andere mogelijke locaties in Vlaanderen, of in zee. Een dergelijke afweging overstijgt de scope van een project-MER, en is net als het onderzoek van beleidsalternatieven een zaak voor het maatschappelijk debat.

Uitvoeringsalternatieven Uitvoeringsalternatieven zouden kunnen bestaan uit het plaatsen van een ander windturbinetype. Er zijn op de markt verschillende types beschikbaar, bij verschillende leveranciers.

In deze fase van het project zijn de exacte types turbines nog niet gekend..

In kader van het MER zal een eerste uitvoeringsalternatief onderzocht worden met windturbines die kleiner zijn dan het basisprojectvoornemen. Dit uitvoeringsalternatief (Alt. 1) kadert in de mogelijke tiphoogte beperking omwille van de nabijheid van het vliegveld in . Voor dit uitvoeringsalternatief worden volgende specificaties aangenomen:

- Locatie: zelfde X,Y-coördinaten als het basisproject

- Tiphoogte: 142 m (157m TAW)

- Ashoogte: 80m

- Rotordiameter: 120m

Tabel 3-1: Voorbeelden van mogelijke types windturbines

Fabrikant Model Rotordiameter Vermogen (MW) Ashoogte (m) (m) Enercon E115-EP3 115 3 – 4.2 67 - 149 Siemens SG 2.6-114 114 2.6 Site Specific Vestas V117 3.45 117 3.45 – 4.2 80 – 116.5 Nordex N117/3600 117 3.6 80-141 Senvion 3.6M 118 118 3.6 Site Specific GE 2.75-120 120 2.75 80 – 164.5

ID 422536300720 – V4 - NTS| 13

Dit zijn types die in aanmerking kunnen komen om opgenomen te worden in de aanvraagdossiers voor het bekomen van vergunningen. Deze types zijn zeer gelijkaardig en de beperkte verschillen zullen niet onderscheidend werken naar effecten toe. De effecten zullen onderzocht worden via de worst-case benadering, zodat steeds de maximale effecten gekend zijn.

Tijdens de opmaak van dit MER, werd na detailontwerp van het windturbineproject, nog een tweede uitvoeringsalternatief (Alt. 2) uitgewerkt. Op basis van voortschrijdend inzicht, wordt in dit uitvoeringsalternatief de locatie van windturbine 7 in beperkte mate (over een afstand van ca. 55m) in noordwestelijke richting verschoven, maar blijft wel op hetzelfde perceel (zoals in het basisscenario). De coördinaten van WT7 in dit uitvoeringsalternatief (Alt. 2) bedragen X= 179279 en Y = 215101. Op deze wijze wordt de afstand van het windturbineproject ten opzichte van het natuurgebied De Kindernouw ten oosten van het project vergroot. De overige projecteigenschappen blijven bij dit uitvoeringsalternatief ongewijzigd. Op onderstaande figuur wordt de locatie van WT7 in het basisscenario (1 op de figuur) en in het uitvoeringsalternatief (2 op de figuur) aangeduid.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 14

Synthese van de Milieueffecten

Discipline Bodem - Beschrijving bestaande toestand Volgens de bodemkaart wordt de ondergrond in het projectgebied gekarteerd als vochtige tot natte zandbodems met gronden met duidelijke humus en/of ijzer B horizont (Podzolen).

Figuur 4.1-1: Bodemkaart

De bodems binnen het studiegebied zijn echter niet aangeduid als waardevolle bodems.

Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (raadpleging d.d. 13/03/2019) blijkt dat er binnen het projectgebied zelf geen bodemonderzoeken gekend zijn. Effectbespreking- en beoordeling

Discipline Bodem - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen Gezien de beperkte bodemingreep per windturbine en het feit dat nog waardevolle bodemprofielen aanwezig zijn in de omgeving, wordt het effect hooguit beperkt negatief ingeschat (-1) .

De zandbodems binnen het projectgebied zijn weinig tot niet verdichtingsgevoelig, waardoor geen effecten verwacht worden (0).

Inzake bodemkwaliteit zal de bestaande regelgeving gevolgd worden. Effecten worden verwaarloosbaar tot hooguit beperkt negatief ingeschat (0 tot 0/-1).

Gelet op het feit dat er geen aanzienlijke impact wordt verwacht, dienen er vanuit de discipline bodem geen milderende maatregelen voorgesteld te worden.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 15

Er is geen onderscheid tussen de aard en de beoordeling van de impact van het basisscenario en van het uitvoeringsalternatief Alt. 1.

De terreineigenschappen ter hoogte van WT7 in het uitvoeringsalternatief zijn gelijk aan deze van het basisscenario. Er is dus geen onderscheid tussen de aard en de beoordeling van het basisscenario en van het uitvoeringsalternatief Alt. 2 voor de discipline bodem.

Tabel 4-1: Conclusie discipline Bodem (basis en alternatieven)

Effectgroep Score Verstoring bodemprofiel -1 Bodemverdichting 0 Wijziging bodemkwaliteit Aanlegfase 0/-1 Exploitatiefase 0

Discipline Water - Beschrijving bestaande toestand De grondwaterstand wordt o.b.v. de bodemkaart, boringen, sonderingen en het grondwatermeetnet bepaald op 0,20 tot 1,50 m-mv. De laatste jaren blijkt de worst-case grondwaterstand rond 0,50 tot 0,70 m-mv te bedragen.

Ter hoogte van het projectgebied wordt de grondwaterkwetsbaarheid als zeer kwetsbaar (Ca1) aangeduid, d.w.z. een zandige watervoerende laag met een zandige deklaag of deklaag ≤5m. De onverzadigde zone is ≤10m. De geplande windturbines zijn gelegen in een zone die matig gevoelig is voor grondwaterstroming (type 2).

Windturbines 3, 4, 5 en 6 zijn gelegen binnen infiltratiegevoelige bodems. De ondergrond ter hoogte van windturbines 1, 2 en 7 is aangeduid als zijnde niet infiltratiegevoelig.

Ter hoogte van de geplande windturbines of de ruime omgeving ervan zijn geen waterwingebieden of beschermingszones ervan gelegen. Ca. 450 m ten zuid(oost)en van WT6 en WT7 is een vergunde grondwaterwinning gelegen.

Het projectgebied is gelegen in het Netebekken. De westelijk gelegen windturbines (WT1 t.e.m. WT5) behoren tot het deelbekken Molenbeek-Bollaak. De meest oostelijk gelegen windturbines (WT6 t.e.m. WT7) behoren tot het deelbekken Beneden Aa.

Binnen een straal van 500m rond de geplande windturbines zijn enkele waterlopen gelegen. Van oost naar west gaat het om de Hulsloop (2e categorie), Kleine Polderbemdenloop (2e categorie), Molenbeek (2e categorie) en een niet geklasseerde waterloop zonder naam. In het projectgebied bevinden zich nog enkele kleinere, onbenoemde, niet geklasseerde grachten (in de landbouwpercelen).

Volgens watertoetskaart overstromingsgevoelige gebieden (2017) is het projectgebied niet gelegen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied. De omgeving van WT1 en WT5 alsook de valleigebieden van de Bosbeek en de Molenbeek zijn aangeduid als mogelijk en effectief overstromingsgevoelig gebied.

Discipline Water - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen Voor de aanleg van de funderingen en de kabels is mogelijks bemaling noodzakelijk, met een maximale bemalingsstraal van 95 m. Gelet op het feit dat de bemaling tijdelijk is en er geen kwetsbare receptoren in de invloedszone gelegen zijn, word de impact als beperkt negatief beschouwd (-1).

ID 422536300720 – V4 - NTS| 16

Door de nieuw aan te leggen verharding kan een verminderde infiltratie naar het grondwater verwacht worden. Waar mogelijk worden de bijkomende verhardingen uitgevoerd in waterdoorlatende materialen. Er dient verder ook rekening gehouden te worden met de grote tussenliggende afstand tussen de verschillende te realiseren windturbines, waardoor kan besloten worden dat er globaal een verwaarloosbaar tot hooguit beperkt negatieve impact op de mogelijke wijziging in infiltratiecapaciteit en overstromingsgevoeligheid verwacht worden (0/-1).

Gezien de beperkte omvang van de ondergrondse constructies, de grote onderlinge tussenafstand en de dikte van de watervoerende laag, wordt het effect op de grondwaterstroming verwaarloosbaar ingeschat (0).

Effecten ten aanzien van grond- en oppervlaktewaterkwaliteit zijn enkel relevant in de aanlegfase. Sowieso zal de bestaande regelgeving gevolgd worden en voorzien de initiatiefnemers staalnames van het grondwater. Uitgaande van een bemalingsstraal buiten risicogebied, de beperkte gevoeligheid en de reeds getroffen maatregelen, wordt het effect verwaarloosbaar tot hooguit beperkt negatief ingeschat (0 tot -1).

Gelet op de beperkte kwaliteit van de grachten en Hulsloop en het feit dat de omlegging tijdelijk is, wordt dat niet als een significant effect beschouwd inzake structuurkwaliteit.

De uitvoering van het project volgens het uitvoeringsalternatief heeft geen wijziging in de aard, grootte-orde of beoordeling van de effecten tot gevolg.

De terreineigenschappen ter hoogte van WT7 in het uitvoeringsalternatief zijn gelijk aan deze van het basisscenario. Er is dus geen onderscheid tussen de aard en de beoordeling van het basisscenario en van het uitvoeringsalternatief Alt. 2 voor de discipline water.

Tabel 4-2: Conclusie discipline Water (basis en alternatieven)

Effectgroep Score Wijziging waterhuishouding 0/-1 (aanleg) 0/-1 (exploitatie) Wijziging grondwaterstroming 0 Grond- en oppervlaktewater 0 tot -1 verontreiniging Effecten structuurkwaliteit -1

Discipline Biodiversiteit - Beschrijving bestaande toestand De geplande windturbines zijn niet gelegen binnen een speciale beschermingszone. Het Habitatrichtlijngebied “Bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen” (BE2100017) ligt op ca. 140 m ten oosten van de geplande windturbine WT7 (200 m bij het uitvoeringsalternatief Alt. 2) en op ca. 550 m ten noorden van de geplande windturbines WT1 en WT2. Er is geen Vogelrichtlijngebied gelegen in de omgeving van de geplande windturbines.

Ten oosten van de meest oostelijke windturbine (WT7) is het VEN-gebied “De Kindernouw - Visbeekvallei” gelegen op ca. 150 m (210 m bij het uitvoeringsalternatief Alt. 2) , en ten noorden en westen van de meest westelijke windturbine (WT1) is het VEN-gebieden “De Vallei van de Molenbeek en Tappelbeek” gelegen op ca. 300 m.

Binnen het Habitatrichtlijn- en VEN-gebied zijn verschillende percelen erkend als natuurreservaat. Ze behoren tot de reservaten “Visbeekvallei” en “Vallei van de Delfte beek”.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 17

Figuur 4.5-1: Beschermde gebieden

De geplande windturbines zijn niet gelegen binnen faunistisch waardevol gebied. De omgeving van de geplande windturbines, namelijk de valleien van de Molenbeek en de Bosbeek, zijn als faunistisch belangrijk gebied aangeduid.

Tabel 4-3: Ecotopen ter hoogte van de geplande windturbines en werkvlakken (volgens de BWK)

Windturbine Waardering BWK-eenheid Habitat WT1 Minder waardevol Akker op zandige bodem (bs), zeer soortenarme, / ingezaaide graslanden (hx) WT2 Minder waardevol Akker op zandige bodem (bs), zeer soortenarme, / ingezaaide graslanden (hx) WT3 Minder waardevol Akker op zandige bodem (bs), zeer soortenarme, / ingezaaide graslanden (hx) WT4 Minder waardevol Akker op zandige bodem (bs), zeer soortenarme, / ingezaaide graslanden (hx) WT5 Waardevol aanplant van Grove den met lage ondergroei / (grassen, kruiden) (ppmh) WT6 Minder waardevol Akker op zandige bodem (bs), zeer soortenarme, / ingezaaide graslanden (hx) WT7 Minder waardevol Akker op zandige bodem (bs) / (basis en Alt. 2)

ID 422536300720 – V4 - NTS| 18

Broedvogels

Het projectgebied en zijn directe omgeving omvat zowel agrarische zones, met voornamelijk akkers en graslanden, als natuurzones, met bossen en houtkanten. Voor de directe omgeving van het gebied kan op basis van de beschikbare gegevens en het generiek voorkomen van het landschap ingeschat worden dat o.m. volgende soorten er tot broeden komen: Kievit, Wulp, Scholekster, Houtsnip Patrijs, Torenvalk, Buizerd, Roodborsttapuit, Boompieper en Geelgors. Daarmee worden verschillende soortgroepen vertegenwoordigd in de terminologie gehanteerd door Vermeersch e.a. (2004) maar is het ook niet zo dat alle typische soorten van 1 of meerdere soortgroepen aanwezig zijn.

Ten noorden van de E34 is de omgeving van het vliegveld van Malle gelegen (afstand ca. 1.300 m tot infrastructuur vliegveld, ca. 500 m tot E34). Dit is een gekend broedgebied voor verschillende vogelrichtlijnsoorten van heide- en stuifduingebieden zoals Nachtzwaluw en Boomleeuwerik.

Overwinterende vogels

Een beperkt aantal soorten is aanwezig in het projectgebied. Het gaat o.m. om soorten als Kievit, Kramsvogel, Watersnip en Boomleeuwerik, die het gebied als foerageer- en rustgebied gebruiken. Door de aanwezigheid van diverse bossen en kleine landschapselementen wordt aangenomen dat er een groot aantal zangvogels aanwezig is. Door de beperkte aanwezigheid van grote plassen, zijn vogelbewegingen van watervogels niet zo relevant voor de omgeving van het projectgebied.

Trekvogels

Voor de meeste soorten in de regio van het projectgebied zien we aantallen doortrekken die we ook in de rest van Vlaanderen zien. De soort Spreeuw lijkt in de regio in gematigd hoge aantallen door te trekken. Vooral opvallend zijn de aantallen voor de soort Toendrarietgans, dewelke duidelijk hoger zijn in de Noorderkempen dan in de rest van Vlaanderen.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 19

Risico-atlas vogels

De totaalkaart van de risico-atlas voor vogels wordt in onderstaande figuur weergegeven. De geplande windturbines WT1 t.e.m. WT4 zijn gelegen binnen een zone met mogelijk risico. De windturbines zijn namelijk gelegen binnen de 1 km bufferzone rondom het bijzondere broedvogelgebied “Krabbels Pulderbos” (Roerdomp, Woudaap en Bruine Kiekendief) (WT1 en WT2) en/of de 4 km bufferzone rondom de broedkolonie “Krabbelshof Pulderbos ” (Kokmeeuw) (WT1 t.e.m. WT4).

De geplande windturbines WT5 t.e.m. WT7 zijn gelegen binnen een zone met een laag risico of geen informatie.

Figuur 4.5-2: Totaalkaart vogelrisico-atlas

Gegevens monitoring projectgebied

Er werd tevens een specifieke monitoring uitgevoerd in het studiegebied

Roofvogels

Tijdens de terreinbezoeken werden alle aanwezige roofvogels op kaart aangeduid, inclusief de vliegrichting en –hoogte.

- 6 verschillende buizerds werden waargenomen, waarvan 2 in een boom zittend, 2 vogels die laag over het landschap vlogen en 2 hoger dan 50m die, vaak op thermiek, over het projectgebied vlogen.

- Havik en sperwer zijn soorten die een snelle rechtlijnige vlucht hebben, welke nodig zijn om hun prooien te verrassen. Om het verrassingselement te behouden, gebruiken deze soorten de bestaande vegetatie, waar net over of tussendoor gevlogen wordt. Het gevolg is dat deze soorten op lage hoogte blijven.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 20

- Van de wespendief kon 1 exemplaar waargenomen worden. Tijdens de vastgestelde waarneming bleef deze soort onder de 50m.

Figuur 4.5-3: Waargenomen roofvogels en vliegbewegingen binnen het volledige studiegebied (opmerking: aanduiding van de WT-locaties op deze figuur is overgenomen uit het oudere projectvoornemen, dd. 2016).

Overige broedvogels

Binnen het projectgebied werden naast Kievit, Scholekster en Wulp ook de waarnemingen van Roodborsttapuit en Boompieper op kaart ingetekend. Daarnaast werd ook 1 bossoort genoteerd, namelijk zwarte specht.

Overwinterende vogels

Uit de gegevens blijken in het studiegebied over het algemeen relatief weinig vogels voor te komen tijdens de wintermaanden. Er konden geen grote aantallen ganzen of weidevogels vast gesteld worden. De tellingen in de maanden november en december waren voornamelijk gericht op toendrarietgans, welke mogelijk aanwezig kon zijn in het studiegebied of een vliegroute hebben doorheen het gebied. Tijdens de tellingen werden (slechts) 2 ex. opgetekend.

Ook qua roofvogels is er een laag aantal aanwezig, het gaat hier voornamelijk dan om havik, slechtvalk en buizerd.

Vleermuizen

Vleermuiswaarnemingen zijn in het gebied nauwelijks beschikbaar. De zoogdierenatlas (Verkem e.a., 2003) die waarnemingen tot op 5x5 km hokniveau weergeeft geeft echter een beeld van de soorten die in deze omgeving voorkomen. We stellen het voorkomen van volgende soorten in de ruime omgeving van het projectgebied vast:

- Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus);

- Laatvlieger (Eptescicus serotinus)

ID 422536300720 – V4 - NTS| 21

- Watervleermuis (Myotis daubentonii)

- Rosse vleermuis (Nyctalus noctula)

- Franjestaart (Myotis nattereri)

- Baardvleermuis (Myotis mystacinus)

- Grootoorvleermuis spec. (Plecotus spp.)

Een belangrijk kerngebied voor vleermuizen is bv. Zoerselbos waar sterk bosgebonden soorten zoals Baardvleermuis, Franjestaart en Gewone grootoorvleermuis zijn aangetroffen (Verkem e.a., 2003).

Maar ook in de meer directe omgeving van het projectgebied kan, door de grote densiteit aan bossen en KLE’s, aangenomen worden dat de dichtheid aan vleermuizen relatief hoog is.

Volgens de risico-atlas vleermuizen zijn de geplande windturbines WT2 en WT7 in een zone met mogelijk risico gelegen. De overige windturbines zijn gelegen in een zone met risico. In het uitvoeringsalternatief Alt. 2 is WT7 gelegen op de grens tussen een zone met mogelijk risico en een zone met laag risico (onvoldoende gegevens).

Figuur 4.5-4: Risico-atlas vleermuizen

In de periode juli, augustus, september 2016 werden gedurende 4 avonden observaties uitgevoerd via een bemand batdetectoronderzoek.

Gedurende de 4 tellingen werden in totaal 87 waarnemingen gedaan van vleermuizen, verdeeld over 5 vleermuissoorten.

- Gewone dwergvleermuis:

- Watervleermuis:

ID 422536300720 – V4 - NTS| 22

- Franjestaart:

- Laatvlieger

- Rosse vleermuis:

Discipline Biodiversiteit - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen De bijkomende permanente ruimte-inname van werkelijk waardevol gebied is beperkt. Ter hoogte van WT4 en WT5 wordt namelijk eerder minder waardevolle denaanplant ingenomen. Effecten worden globaal beperkt negatief ingeschat (-1). Tijdens de exploitatiefase worden geen bijkomende effecten meer verwacht inzake biotoopwijziging (0).

De aanleg van de windturbines zal tijdelijk een geluidsemissie met zich meebrengen en bijkomende activiteit ter hoogte van het projectgebied veroorzaken. Daarnaast is het niet uitgesloten dat lichtbronnen gebruikt zullen worden. Gezien de huidige aanwezige licht- en geluidbronnen en de tijdelijke aard van de ingrepen, worden effecten verwaarloosbaar ingeschat (0). In de exploitatiefase zal de aanwezigheid van de windturbines voor een bijkomende geluidsverstoring zorgen. Echter, het omgevingsgeluid van de aanwezige snelweg zal nog steeds sterk bepalend zijn, waardoor niet verwacht wordt dat er significante effecten zullen optreden ten aanzien van de voorkomende avifauna (0).

Volgens de biologische waarderingskaart zijn geen zones gevoelig voor vernatting of verdroging gelegen binnen de invloedsstraal van de bemaling. Het effect wordt verwaarloosbaar ingeschat (0). Ook in de exploitatiefase zijn er nauwelijks effecten te verwachten inzake vernatting / verdroging door uitvoering van het project (0). Conform de effectbespreking in de discipline water is de bijkomende verharding namelijk grotendeels te beschouwen als waterdoorlatend.

Risico’s voor aanvaring met de broedvogels Kievit en Wulp, als gevolg van de realisatie van de windturbines, zijn over het algemeen beperkt maar het is wel mogelijk dat de broeddichtheden in het gebied verminderen als gevolg van projectrealisatie. Effecten naar een soort als Wespendief kunnen als zeer beperkt ingeschat worden. Globaal gezien wordt het effect beperkt negatief (-1) beoordeeld. Het effect van verstoring en aanvaringsrisico van overwinterende en trekkende vogels wordt verwaarloosbaar tot beperkt negatief (0/-1) beoordeeld gezien de beperkte aanwezigheid van toendrarietgans.

Al de windturbines situeren zich binnen en straal van 200 m van een KLE of bos (of ca. 210 m voor WT7 in uitvoeringsalternatief 2) waardoor de kans op aanvaring met vleermuizen hier proportioneel hoger is. Het effect wordt negatief (-2) beoordeeld voor het basisscenario en significant negatief (-3) voor het uitvoeringsalternatief 1, dit gezien door de lagere vrije slaghoogte de kans op aanvaring nog hoger is. Als milderende maatregel wordt het tijdelijk stilleggen van de turbines opgelegd, waardoor de beoordeling daalt tot maximaal beperkt negatief (0/-1 na MM).

Met betrekking tot voedseltrek is de aanwezigheid van Toendrarietgans van belang. Het projectgebied ligt echter niet in een zone tussen belangrijke pleistergebieden voor deze soort waardoor het aantal overvliegende soorten beperkt zal zijn. Het effect inzake versnippering en barrièrewerking wordt verwaarloosbaar tot beperkt negatief (0/-1) beoordeeld.

Er wordt geen betekenisvolle aantasting van het habitatrichtlijngebied verwacht en er treedt ook geen onvermijdbare en onherstelbare schade op van het VEN-gebied.

Er is geen onderscheid tussen de aard en de beoordeling van het basisscenario en van het uitvoeringsalternatief Alt. 2 voor de discipline biodiversiteit. Wel kan de verschuiving van WT7 verder

ID 422536300720 – V4 - NTS| 23 weg van beschermde natuur als positief beschouwd worden, de beoordeling blijft echter gelijk aan de beoordeling van het basisscenario / uitvoeringsalternatief 1.

Tabel 4-4: Conclusie discipline Biodiversiteit

Effectgroep Score Basisscenario Uitvoeringsalternatief 1 Biotoopwijziging -1 (aanleg) -1 (aanleg) 0 (exploitatie) 0 (exploitatie) Rustverstoring 0 (aanleg) 0 (aanleg) 0 (exploitatie) 0 (exploitatie) Vernatting/verdroging 0 (aanleg) 0 (aanleg) 0 (exploitatie) 0 (exploitatie) Verstoring en aanvaring Broedvogels -1 -1 Overwinterende en trekken de vogels 0/-1 0/-1 Vleermuizen -2 (0/-1 na MM) -3 (0/-1 na MM) Versnippering en barrièrewerking 0/-1 0/-1

Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie - Beschrijving bestaande toestand Het projectgebied is gelegen in en vlakbij de traditionele landschappen ‘Land van -’ en ‘Vallei van de Kleine Nete’.

Het projectgebied zelf bestaat uit bos- en landbouwpercelen gelegen langs de E34 te Vorselaar en Lille.

Het projectgebied overlapt niet met beschermde erfgoedwaarden. Het beschermd cultuurhistorisch landschap ‘Vallei van de Kindernouwbeek’ is gelegen op ca. 140 m ten zuidoosten van de geplande windturbine WT7 (ca. 200 m voor uitvoeringsalternatief 2).

Het projectgebied overlapt niet met elementen uit de vastgestelde inventaris. In de omgeving van het projectgebied, namelijk ten noorden van de snelweg op ca. 500 m van de geplande windturbines, is het ‘Domein Blommerschot en Beulkbeemden’ vastgesteld als landschapsatlasrelict.

De geplande windturbines WT1 en 2 zijn gelegen binnen de ankerplaats ‘Domein Krabbelshof, Lovenhoek en Krabbels Broek’.

Om een idee te krijgen van de aanwezigheid van de archeologische vindplaatsen binnen en in de omgeving van het projectgebied, werd de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) geconsulteerd.

Binnen een straal van 500 m rondom de geplande windturbines is een vindplaats gekend:

- Veldprospectie (2006); NK: 15 meter

- Paleolithicum: 100-tal artefacten

- Neolithicum: grote kling

- Vondstmelding: terreinbezoek Erwin Meylemans, Marijn Van Gils en R. Janssens

ID 422536300720 – V4 - NTS| 24

Verder zijn geen vindplaatsen gekend binnen een straal van 500 m rond de geplande windturbines (toestand januari 2019).

Vanzelfsprekend biedt de CAI slechts een overzicht van de plaatsen waarvan bekend is dat er ooit archeologische sporen aangetroffen werden. Momenteel is slechts een fractie van het bodemarchief gekend en bestaat er een kans dat bij werkzaamheden die de bodem aantasten een archeologische site wordt aangetroffen. Het is dan ook quasi onmogelijk voorspellingen te doen over de hoeveelheid en de aard van de eventueel aan te treffen sites.

Discipline Landschap - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen Graafwerkzaamheden en het rooien van bomen kunnen leiden tot wijzigingen in het reliëf en de landschapsstructuur. Het betreffen echter zeer lokale ingrepen op microniveau. De inplanting van de windturbines zal geen essentiële wijzigingen met zich meebrengen inzake landschapsstructuur en microreliëf. Gezien de beperkte footprint zal ook het landgebruik nauwelijks wijzigingen ondergaan. Ten aanzien van de globale landschapsstructuur worden effecten in zowel de aanlegfase als de exploitatiefase hooguit beperkt negatief ingeschat (-1).

Binnen de werkzones is geen beschermd noch bouwkundig erfgoed gelegen. Directe effecten worden bijgevolg niet verwacht. Indirecte effecten ten gevolge van een aantasting van de contextwaarde zijn gezien de aard van het voorgenomen project niet op voorhand uitgesloten. Dit effect wordt beperkt negatief ingeschat in zowel de aanlegfase als de exploitatiefase (-1). Gezien de ligging van (een deel van) de geplande windturbines binnen wetenschappelijke landschapsatlasrelicten, zal een zekere aantasting van dit erfgoed mogelijk zijn. Anderzijds worden de landschappen in de huidige situatie reeds aangetast door het aanwezige motorcrossterrein en de zichten naar de snelweg en de hoogspanningslijn. Het effect wordt globaal beperkt negatief beoordeeld (-1).

Aangezien er verondersteld wordt dat de geldende wetgeving gevolgd wordt, worden mogelijke effecten op archeologie maximaal als beperkt negatief ingeschat (score -1). Een archeologische begeleiding van de werken wordt aanbevolen.

Vanuit enkele zichtlocaties zullen bepaalde windturbines sterk zichtbaar zijn in het landschap, bijvoorbeeld vanuit de zichtlocaties 2 en 4. Gezien de bundeling met de aanwezige snelweg en de hoogspanningslijn, alsook het feit dat er ter hoogte van deze locaties geen bewoning aanwezig is, wordt geoordeeld dat de geplande windturbines landschappelijk inpasbaar zullen zijn. Globaal wordt het effect beperkt negatief beoordeeld (-1).

De terreineigenschappen ter hoogte en in de omgeving van WT7 in het uitvoeringsalternatief zijn gelijk aan deze van het basisscenario. De afstand tussen WT7 en het beschermd cultuurhistorisch landschap is iets groter in het uitvoeringsalternatief, maar dit geeft geen aanleiding tot een andere impactbeoordeling. Er is dus geen onderscheid tussen de aard en de beoordeling van het basisscenario en van het uitvoeringsalternatief Alt. 2 voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie.

Tabel 4-5: Conclusie discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (basis en alternatieven)

Effectgroep Score Basisscenario Alternatieven Impact landschapsstructuur -1 (aanleg) -1 (aanleg) -1 (exploitatie) -1 (exploitatie) Impact erfgoed -1 (aanleg) -1 (aanleg) -1 (exploitatie) -1 (exploitatie)

ID 422536300720 – V4 - NTS| 25

Impact archeologie -1 -1 Impact perceptieve kenmerken -1 (aanleg) -1 (aanleg) -1 (exploitatie) -1 (exploitatie)

Discipline Geluid - Beschrijving bestaande toestand Sinds 2009 stelt LNE de geluidsbelastingskaarten ter beschikking. Het projectgebied wordt gekenmerkt door de autosnelweg E34.

Uit onderstaande geluidskaarten voor het wegverkeer blijkt dat in het projectgebied momenteel een zeer relevante invloed is van de verkeersweg ter hoogte van een aantal woningen zowel ten zuiden als ten noorden van de E34.

Figuur 4.9-1: Geluidsbelastingskaart LDEN (bron LNE)

Figuur 4.9-2: Geluidsbelastingskaart LNight(bron LNE)

ID 422536300720 – V4 - NTS| 26

Teneinde na te gaan of het huidige geluidsdrukniveau in de omgeving van de inrichting conform de De ligging van de meetpunten is weergegeven in onderstaande figuur.

Figuur 4.9-3: Ligging van de meetpunten op luchtfoto

Ter hoogte van het meetpunt 1 bedraagt de gemiddelde waarde van LA95,1h tijdens de dagperiode ca. 44 dB(A) (44 dB(A) op een weekdag en 43 dB(A) in het weekend). Tijdens de avondperiode is er een daling met 1 dB(A) naar ca. 43 dB(A) (42 dB(A) op een weekdag en 43 dB(A) op een weekenddag) en tijdens de nachtperiode is er een verdere daling met 5 dB(A) naar ca. 38 dB(A) (39 dB(A) tijdens een weekdagnacht en 38 dB(A) tijdens een weekendnacht). De waarden geven duidelijk aan dat het verloop bepaald wordt door het wegverkeer.

Voor meetpunt 2 bedraagt de gemiddelde waarde van LA95,1h tijdens de dagperiode eveneens ca. 43 dB(A) (idem als in meetpunt 1). Voor de avondperiode is dit 40 dB(A) en voor de nachtperiode 35 dB(A) (telkens 3 dB(A) lager dan in meetpunt 1). Ook hier is de bijdrage van het wegverkeer nog zeer belangrijk.

Voor meetpunt 3 bedraagt de gemiddelde waarde van LA95,1h tijdens de dagperiode ca. 42 dB(A) (2 dB(A) lager dan in meetpunt 1. Voor de avondperiode blijft dit ongewijzigd op ca. 42 dB(A) (1 dB(A) lager dan in meetpunt 1). Voor de nachtperiode is dit 34 dB(A) (4 dB(A) lager dan in meetpunt 1). Ook hier is de bijdrage van het wegverkeer nog zeer belangrijk.

In meetpunt 1 zijn de gemiddelde waarden van LA95,1h conform de milieukwaliteitsdoelstellingen (50-45-40) voor een gebied op minder dan 500 meter van een KMO-industriegebied.

In meetpunt 2 liggen de gemiddelde waarden van LA95,1h voor alle perioden boven de milieukwaliteitsdoelstellingen (40-35-30) voor een natuurgebied of een gebied voor verblijfsrecreatie. De overschrijdingen lopen op van 3 tot 5 dB(A) afhankelijk van de beoordelingsperiode.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 27

In meetpunt 3 zijn de gemiddelde waarden van LA95,1 (45-40-35) conform voor de dag- en nachtperiode, maar is er een overschrijding met gemiddeld 2 dB(A) voor de avondperiode voor een woongebied.

Discipline Geluid - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen In onderstaande figuren wordt de geluidskaart voor de dagperiode en voor de avond- en nachtperiode opgenomen. De berekende verschillende voor het uitvoeringsalternatief Alt. 2 geven geen wijziging aan onderstaande kaart, aangezien de weergave van de contouren op basis van gehele (afgeronde) getallen) gebeurt.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 28

Figuur 4.10-1: Geluidskaart dagperiode Vestas V117

ID 422536300720 – V4 - NTS| 29

Figuur 4.10-2: Geluidskaart avond- en nachtperiode Vestas V117

Voor de bepaling van het effect (significantiekader) merken we op dat dit afhankelijk is van het oorspronkelijke omgevingsgeluid.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 30

Voor evaluatiepunt 1 dat op korte afstand van de autosnelweg gelegen is, wordt een tussenscore 0 voor de dagperiode en -1 voor de nachtperiode bepaald.

Voor evaluatiepunt 2 dat eveneens op korte afstand van de autosnelweg, maar dichter bij een windturbine gelegen is, wordt zowel voor de dag- als voor de nachtperiode een tussenscore -1 bepaald.

Voor evaluatiepunt 3 dat verder van de autosnelweg ligt, maar ook dichter bij een windturbine, wordt zowel voor de dag- als voor de nachtperiode een tussenscore -1 bepaald.

Voor evaluatiepunten 4 wordt voor de dagperiode een tussenscore -2 bepaald en voor de nachtperiode een tussenscore -3.

Voor evaluatiepunten 5 en 6 wordt voor de dagperiode een tussenscore -1 bepaald en voor de nachtperiode een tussenscore -2.

Voor evaluatiepunten 7, 8, 9 en 10 wordt voor de dagperiode een tussenscore 0 bepaald en voor de nachtperiode een tussenscore -1.

Voor de evaluatiepunten 11, 12 en 13 wordt zowel voor de dagperiode als voor de nachtperiode een tussenscore -1 bepaald.

Het grootste effect treedt dus op in evaluatiepunt 4 dat relatief dicht bij WT3 gelegen is en relatief ver van de autosnelweg. Vooral als de geplande windturbines tijdens de nacht op maximale belasting werken, zal het verschil tussen het oorspronkelijke omgevingsgeluid (OOG) en het toekomstige geluid oplopen (in dit geval tot meer dan 6 dB(A)).

De eindscore houdt rekening met het oorspronkelijke omgevingsgeluid (OOG), maar ook met het voldoen aan wettelijke bepalingen. Aangezien, mits reducties, het specifieke geluidsdrukniveau dat veroorzaakt zal worden door de windturbines voor alle perioden van het etmaal conform de geluidseisen zal zijn, bedraagt de eindscore in het slechtste geval -1 en dringen zich geen maatregelen op.

Deze beoordeling (-1) blijft gelijk voor de uitvoeringsalternatieven.

Wanneer rekening gehouden dient te worden met de aanwezige weekendhuisjes, dient er nog verder gereduceerd te worden, met name in de nacht voor WT3, WT4 en WT5. De beoordeling blijft ook in deze situatie op -1.

Discipline Mens - Beschrijving bestaande toestand De geplande windturbines zijn gesitueerd in een uitgestrekt open ruimte gebied ten zuiden van de E34 te Vorselaar en Lille. Dit gebied is grotendeels in landbouwgebruik, met verspreide gehuchten, verspreide bewoning, recreatie en beboste percelen.

De meest nabij gelegen woonkernen betreffen de woonkernen van Wechelderzande op ca. 1,3 km ten noorden van WT7 en de woonkern van Lille op ca. 1,9 km ten oosten van WT7. Volgens het gewestplan is de meest nabij gelegen bewoning gesitueerd in Zegbroek, Plein en Broekzijstraat, steeds op ca. 1 km afstand van de meest nabij gelegen geplande windturbine (respectievelijk WT2, WT4 en WT7). Binnen het agrarisch gebied zijn echter nog hoeves gelegen met woonfunctie. De meest nabij gelegen woning bevindt zich op ca. 300 m ten zuidoosten van WT3.

In onderstaande figuur worden de kwetsbare functies (scholen, ziekenhuizen, …) in de omgeving weergegeven. Deze voorzieningen bevinden zich in de kernen van Wechelderzande en Poederlee. De minimum-afstand tot deze voorzieningen bedraagt 1,5 km (vanaf WT7).

ID 422536300720 – V4 - NTS| 31

Figuur 4.11-1: locatie kwetsbare functies in de omgeving.

Discipline Mens - Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen De bundeling van windturbines met bestaande lijninfrastructuren en de clustering van verschillende windturbines wordt vooropgesteld in de Omzendbrief ‘Afwegingskader en randvoorwaarden voor de oprichting van windturbines’ (RO/2014/02). Het voorgenomen project past dan ook ruimtelijk en functioneel in de omgeving (0).

Ter hoogte van windturbine WT5 wordt een oppervlakte dennenbos ingenomen. Gezien het jonge, minder waardevolle vegetatie betreft en gezien de beperkte oppervlakte die ingenomen wordt in de zuidwestelijke hoek, wordt het effect beperkt negatief ingeschat (-1). Daarnaast zijn nog enkele cabines en werfwegen gelegen binnen waardevolle vegetaties. Gezien de tijdelijke aard van de effecten (tijdelijke werfwegen) of de zeer beperkte ruimte-inname (cabines), worden effecten verwaarloosbaar tot hooguit beperkt negatief ingeschat (0/-1).

Voor voorliggend project werd een slagschaduwstudie opgesteld. Uit de berekeningen van het aantal uur verwachte slagschaduw kan worden afgeleid dat in zowel het basisscenario als het alternatieve scenario de slagschaduwnorm wordt overschreden ter hoogte van een aantal receptoren.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 32

Figuur 4.12-1: slagschaduwcontouren basisscenario

Figuur 4.12-2: slagschaduwcontouren uitvoeringsalternatief

ID 422536300720 – V4 - NTS| 33

Figuur 4.12-3: Slagschaduwcontouren voor uitvoeringsalternatief Alt. 2

De berekende contouren (4u contour) reikt niet tot aan de geïdentificeerde kwetsbare receptoren. Er bevinden zich een 5-tal woningen binnen de 8u-contour voor het basisscenario.

De exploitant verbindt zich er echter toe voor alle relevante gebouwen, die zijn gelegen binnen de 4h- contour, de nodige mitigerende maatregelen te nemen zodat de effectieve slagschaduw in die gebouwen de maximaal toegelaten norm van 8h/jaar en 30min/dag voor woningen en 30h/jaar en 30/min/dag voor kantoren en niet zal overschrijden. Gezien het project aan de Vlaamse sectorale slagschaduwnorm zal voldoen, worden geen aanzienlijke effecten verwacht ten aanzien van slagschaduw. Het effect wordt hooguit beperkt negatief beoordeeld (-1).

Daarnaast, op eigen initiatief van de exploitanten, verbinden de exploitanten zich er toe om voor de relevante windturbines bijkomende stilstanden te voorzien, zodat ter hoogte van de woningen gelegen in de Broekzijstraat te Lille, er zich geen slagschaduw zal voordoen, op geen enkel moment van de dag en/of het jaar. Het betreft hier geen wettelijke verplichting maar een initiatief van de exploitanten, teneinde de hinder ter hoogte van de dichtstbijzijnde woonzone te minimaliseren.

Hinderaspecten (ten gevolge van geluid, stof, licht, …) in de aanlegfase worden verwaarloosbaar tot hooguit beperkt negatief ingeschat (0/-1). In de exploitatiefase zijn er beperkt negatieve effecten te verwachten ten gevolge van geluidshinder en slagschaduw. Sowieso dient het project echter te voldoen aan de geluidseisen en de Vlaamse sectorale slagschaduwnorm.

De terreineigenschappen ter hoogte en in de omgeving van WT7 in het uitvoeringsalternatief zijn gelijk aan deze van het basisscenario. De afstand tussen WT7 en de omliggende receptoren is iets groter in het uitvoeringsalternatief, maar dit geeft geen aanleiding tot een andere impactbeoordeling. Er is dus geen onderscheid tussen de aard en de beoordeling van het basisscenario en van het uitvoeringsalternatief Alt. 2 voor de discipline mens.

ID 422536300720 – V4 - NTS| 34

Tabel 4-6: Conclusie discipline Mens – ruimtelijke aspecten

Effectgroep Score Basisscenario uitvoeringsalternatieven. Ruimtelijke structuur en wisselwerking 0 0 met de omgeving Ruimtegebruik en gebruikskwaliteit -1 (Groen) -1 (Groen) 0/-1 (Landbouw) 0/-1 (Landbouw) ruimtebeleving 0 tot 0/-1 (aanleg) 0 tot 0/-1 (aanleg) 0 tot -1 (exploitatie) 0 tot -1 (exploitatie)

ID 422536300720 – V4 - NTS| 35

Synthese effecten en maatregelen/aanbevelingen In deze paragraaf worden alle effecten en eventuele voorstellen tot maatregelen en optimalisaties samenvattend samengebracht.

Tabel 4-7: Synthese milieueffecten en maatregelen/aanbevelingen

Effect Beoordeling Alternatieven Maatregelen Aanbevelingen Bodem Verstoring Bodemprofiel -1 -1 / / Bodemverdichting 0 0 / / Wijziging bodemkwaliteit 0/-1 (Aanlegfase) 0/-1 (Aanlegfase) / / 0 (Exploitatie) 0 (Exploitatie) Water Wijziging Waterhuishouding 0/-1 0/-1 / / Wijziging grondwaterstroming 0 0 / / Grond- en opp. water 0/-1 0/-1 / / verontreiniging Wijziging structuurkwaliteit -1 -1 / / Biodiversiteit Biotoopwijziging -1 (aanleg) -1 (aanleg) / / 0 (exploitatie 0 (exploitatie) Rustverstoring 0 0 / / Vernatting/verdroging 0 0 / / Verstoring en aanvaring Broedvogels -1 -1 / / Overwinterende en trekkende 0/-1 0/-1 / / vogels Vleermuizen -2 -3 Stilstandregime  0/-1 Versnippering en 0/-1 0/-1 / /

ID 422536300720 – V4 - NTS| 36

Effect Beoordeling Alternatieven Maatregelen Aanbevelingen barrièrewerking Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Landschapsstructuur -1 -1 / / Erfgoed -1 -1 / / Archeologie -1 -1 / Landschappelijk booronderzoek Perceptieve Kenmerken -1 -1 / / Geluid Impact geluidsniveau 0/-1 0-/1 / /

Mens Ruimtelijke structuur en 0 0 / / wisselwerking omgeving Ruimtegebruik en -1 (Groen) -1 (Groen) / / gebruikskwaliteit 0/-1 (Landbouw) 0/-1 (Landbouw) Ruimtebeleving / Verstoring 0/-1 0/-1 / /

ID 422536300720 – V4 - NTS| 37

ID 422536300720 – V4 - NTS| 38