DOCSLIB.ORG

Trophic Ecology of Intertidal Harpacticoid Copepods, with Emphasis on Their Interactions with Bacteria

Total Page：16

File Type：pdf, Size：1020Kb

Download full-text PDF Read full-text

Load more

Trophic Ecology of Intertidal Harpacticoid Copepods, with Emphasis on their Interactions with Bacteria ISBN: 9789090278285 EAN: 9789090278285 Printed by: Qualicopy bvba., Maaltebruggestraat, 169, 9000 Gent Marine Biology Research Group Campus Sterre - S8 Krijgslaan 281 B-9000 Gent Belgium Academic year 2012-2013 Publically defended on October 4th, 2013 Cnudde C (2013) Trophic ecology of intertidal harpacticoid copepods, with emphasis on their interactions with bacteria. Ghent Unversity (UGent), 209 pp. For citation to published chapters in this thesis, please refer to the original publications. Trophic Ecology of Intertidal Harpacticoid Copepods, with Emphasis on their Interactions with Bacteria Trofische ecologie van intertidale harpacticoide copepoden, met de nadruk op hun interacties met bacteriën Clio Cnudde Promotor: Prof. Dr. Tom Moens Co-promotors: Dr. Marleen De Troch Prof. Dr. Anne Willems Academic year 2012 - 2013 Thesis submitted in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor in Sciences: Marine Sciences This work was supported by a Ph.D. grant from the agency for Innovation by Science and Technology (IWT) Onderzoek gefinancierd met een onderzoeksbeurs van het agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT) Members of the examination committee and reading committee * Prof. Dr. Tom Moens, Promotor Ghent University, Gent, Belgium Dr. Marleen De Troch, Co-promotor Ghent University, Gent, Belgium Prof. Dr. Anne Willems, Co-promotor Ghent University, Gent, Belgium Prof. Dr. Magda Vincx* Ghent University, Gent, Belgium Prof. Dr. Ann Vanreusel Ghent University, Gent, Belgium Dr. Carl Van Colen* Ghent University, Gent, Belgium Dr. Maria-José Caramujo * University of Lisbon, Portugal Prof. Dr. Koen Sabbe* Ghent University, Gent, Belgium Prof. Dr. Olivier De Clerck, Chairman Ghent University, Gent, Belgium DANKWOORD Het dankwoord, de allerlaatste schrijfsels van een doctoraatsthesis. Even stilstaan bij de weg die ik heb afgelegd, terugblikken op die vele, vaak alledaagse momenten, die nu blijken een speciale waarde te hebben. Ik heb steun gekregen vanuit vele hoeken. Met de voorverdediging van het doctoraat nog vers in het geheugen, wil ik vooreerst de juryleden van de examencommissie bedanken voor hun waardevolle bijdrage aan de thesis. Bedankt Prof. Magda Vincx en Prof. Ann Vanreusel, met jullie kennis van zaken, hebben jullie een grote bijdrage geleverd aan de waarde van dit werk. Bovendien, Magda, vind ik het bewonderenswaardig hoe jij de Marien Biologie leidt, en Ann, dankzij jouw financiële steun kon ik het eerste jaartje zonder eigen beurs toch al aan de slag bij deze onderzoeksgroep. Ook dank aan Dr. Carl Van Colen, voor jouw objectieve kijk op mijn werk en de goede, gerichtte suggesties. I would also like to thank Koen Sabbe and Maria-José Caramujo whose comments contributed to the improvement of this work. Ik wil mijn oprechte dank betuigen aan mij drie promotors, Prof. Tom Moens (Mariene Biologie), Dr. Marleen De Troch (Mariene Biologie) en Prof. Anne Willems (Microbiologie). Net afgestudeerd en wat onzeker over de toekomst, zo startte ik bij de sectie Mariene Biologie. Dit doctoraat heb ik voornamelijk te danken aan Marleen. Na de licentiaatsthesis, gaf jij me het vertrouwen om nog een stap verder in de academische wereld te zetten. Dat vertrouwen heeft me gedurende het hele doctoraat gesterkt. Marleen, ook jouw positieve ingesteldheid, je gedrevenheid en je efficiënte ’problemsolving’-aanpak zijn een constante kracht voor mij geweest. Jij was die vaste rots in de branding. Wanneer mijn gedachten chaotisch waren, gaf jij me weer vaste grond onder de voeten, een vast punt om op verder te bouwen. Ik kon altijd bij jou terecht. Ook als vrouwen onder elkaar hebben we gelachen, of de doos kleenex gedeeld (al moet ik hier wel duidelijk stellen dat ik 99% van de doos heb benut). Jij hebt een diepe indruk op mij nagelaten. Bij moeilijke maar ook alledaagse keuzemomenten, zal ik terugdenken aan jouw onuitputtelijke kracht en efficiënte aanpak. Marleen, jij bent in zoveel opzichten anders dan mij en dat heeft mij verrijkt! Ook wil ik héél graag een speciaal woord van dank aan Tom richten. Wanneer ik mijn IWT-beurs behaalde en jij mijn hoofdpromotor werd, liet je me in de vertrouwde handen van Marleen. Jij zag dat het goed was zo. Later in het doctoraat, heb ik veel voldoening gehaald uit onze gezamelijke discussiemomenten. Met z’n drieën, Marleen, jij en ik, was er steeds open overleg. Door jullie verschillend karakter en werkwijze, kwamen we altijd tot een oplossing of deadline waarbij ik me goed voelde en dat merkten jullie dan wel aan mijn gedurfde grappen. Ook met je gedetailleerde correcties, Tom, gaf jij me een gevoel van appreciatie. Daarnaast voelde ik me ook erg begrepen door jou! Met vragen over het microbiële werk, kon ik steeds terecht bij Anne. Hoewel wij elkaar niet op regelmatige basis ontmoetten, heb ik jouw vlotheid en bereidwilligheid geapprecieerd op momenten dat ik jouw hulp nodig had. Je was altijd aanspreekbaar, waarvoor dank. Ik ben ook vele anderen van de MarBiol groep erg dankbaar. De Marbiol is een grote, verscheiden groep en dat geeft iedereen de kans om er zich goed te voelen en zijn plaatsje te vinden. Ellen, wij zijn samen aan dit avontuur begonnen en als beginnertjes konden wij bij elkaar onze twijfels kwijt en dat is over de jaren zo gebleven. Het was een plezier om samen te evolueren en het doet me goed dat jij er nog steeds bent om mij bij de laatste stappen van het doctoraat te steunen. Annick, ik apprecieerde erg je praktische aanpak en je flexibile ingesteldheid. Ik kon vele keren op jou rekenen, vooral voor het uitpikken van copepoden. Guy, ik wil jou bedanken voor onze twee trips naar Roscoff, het wierenparadijs. Ik kende jou toen nog niet goed, dus ik was nog heel bedeesd, het was geen wilde maar wel een veilige trip! Dirk, bedankt voor de grondige chemische analyses en voor je oneindige geduld met mij (en mijn vele vetzuur- en pigmentdata) wanneer ik je tijdens je analyses kwam onderbreken. Jij was ook een aangename vaste waarde aan de lunchtafel samen met Carl, Joke, Jan VA, Jan R, Tim, Ellen, Ulrike, Freija, Thibaud (, ...). Bart en Niels, ook jullie waren een grote hulp bij de staalverwerking, dank je wel daarvoor. Annelien, jou vertouwde ik het DGGE-werk en de proteinen-carbohydraten-lipiden extracties toe. Ook jij was een enorme hulp en jij nam hiermee een beetje van mijn zorgen over. Dat werk was allerminst evident, maar ik kon erop vertrouwen dat het tot een goed einde kwam. Jurgen en Yves, bedankt voor het maken van het staalnamemateriaal en de onderdelen van mijn experiment. Ik kon ook rekenen op jullie hulp tijdens de zware staalnames. Sommigen hebben voor mij de strenge koude of de zwoele warmte doorstaan. Zonder jullie was dit zware werk onmogelijk geweest! Het is fijn om te zien dat het groepje ‘copepodologen’ is uitgebreid de laatste jaren, met de komst van Thibaud, Eva en Christophe (en binnenkort Klai) en dat schepte toch ook wel een leuke band. Dank je wel, Thibaud en Eva, voor jullie uitpikhulp en copepodenexpertise. En Klai, jij zal jouw weg ook snel vinden, het gaat jou goed! Ik heb ook fijne tijden beleeft in het CeMoFE (Centrum voor Moleculaire Fylogenie en Evolutie) met de trouwe CeMoFE gangers onder de Marbiol (Annelien, Jelle, Nele, Sofie en Annelies). Ik kon ook bij medewerkers van andere groepen met vragen terecht en de sfeer was er aangenaam. Dank daarvoor aan Karolien en Sofie (Microbiologie) en voor de toffe babbels aan Sofie, Tine, Ann-Eline, Joke en Frederica (en enkele andere PAE medewerkers). Ik zou ook graag enkele medewerkers van de groep Microbiologie willen bedanken voor hun hulp bij het microbiële werk. Dank je wel, Margo, Bart H., Liesbeth en Koenraad voor de goede ontvangst bij de Microbiologie. Tijdens het doctoraat, kreeg ik ook de kans om op congres te gaan. Ik heb niet het geluk gehad om dit samen met collega’s van de Marbiol te doen. Anderzijds, gaf dit mij de gelegenheid om mij open te stellen en de meisjes waarmee ik de kamer deelden waren steeds super. Een paniekmoment brak uit tijdens een congres in Slovenië... 3 dagen zonder koffer en mijn presentatiedag kwam steeds dichterbij. Mateja, jij hebt me toen erg op mijn gemak gesteld, jij was er voor mij. De buitenlandse labovrienden, Charles, Quang, Kosmas, Michael, Tatiana en Giovanni, waren ook altijd een garantie voor vrolijk intermezzo-gesprekjes in de wandelgangen. Jullie brachten altijd de zon en ik werd altijd vrolijk van jullie. De studenten die ik de afgelopen jaren heb begeleid, Milica, Fangchao, Jonas en Willem, Klai, hebben mij ook enorm veel geleerd. Voor het eerst moest ik het werk uit handen geven, jullie dit toevertrouwen en dat was niet altijd zo gemakkelijk maar ik kon erop vertrouwen dat het werk goed was uitgevoerd. Ik dien ook het IWT (Innovatie door Wetenschap en Techniek) te bedanken voor de financiele ondersteuning van dit doctoraat. Tenslotte, nog een persoonlijke boodschap voor mijn familie. Peter en Ludwine, jullie zijn een superstel! Altijd te vinden voor nieuwe uitdagingen en jullie leren mij steeds nieuwe dingen ontdekken of nemen me mee op avontuur (Winterberg, Kerstmis in de Ardennen, ...). Bij jullie zijn is altijd pure ontspanning. Ik heb genoten van jullie. Heidi, Christophe en de kindjes, ook bij jullie is het altijd feest. De zuiderse drukte zorgde voor afleiding en onze dinsdagmiddagen op visite bij mijn mama waren de ideale gelegenheid om bij elkaar eens te zijn. Het was niet altijd evident om contact te houden tijdens de hectische periode van het schrijven, maar ik weet dat je hier wel begrip voor had. Mijn jeugdvriendinnetje Ellen T., jij zal ook altijd een speciale plaats in mijn leven hebben. Wij zien elkaar niet zoveel meer, jij hebt nu ook je drukke gezinsleven maar ik heb je het laatste jaar zo gelukkig gezien en ik weet als ik down ben dat ik je steeds kan bellen.
Recommended publications

  • Isabel Cristina Santos Silva De Faria Ramos Comunidade Bacteriana

    Universidade de Aveiro Departamento de Biologia 2009 Isabel Cristina Santos Comunidade bacteriana cultivável da microcamada Silva de Faria Ramos superficial estuarina Culturable bacterial community of the estuarine surface microlayer Universidade de Aveiro Departamento de Biologia 2009 Isabel Cristina Santos Comunidade bacteriana cultivável da microcamada Silva de Faria Ramos superficial estuarina Culturable bacterial community of the estuarine surface microlayer dissertação apresentada à Universidade de Aveiro para cumprimento dos requisitos necessários à obtenção do grau de Mestre em Microbiologia, realizada sob a orientação científica da Prof. Dra. Isabel Henriques, Professora Auxiliar Convidada do Departamento de Biologia da Universidade de Aveiro. Dedico este trabalho à minha família por todo o apoio e compreensão. o júri presidente Prof. Doutora Sónia Alexandra Leite Velho Mendo Barroso professora auxiliar do Departamento de Biologia da Universidade de Aveiro Prof. Doutor Fernando Manuel dos Santos Tavares professor auxiliar do Departamento de Botânica, Faculdade de Ciências da Universidade do Porto Prof. Doutora Isabel da Silva Henriques professora auxiliar convidada do Departamento de Biologia da Universidade de Aveiro agradecimentos A primeira pessoa a quem quero agradecer é ao Professor António Correia pela oportunidade de desenvolver este trabalho no seu laboratório e pelo exemplo de sacrifício e constante optimismo com que temos que enfrentar a vida! Quero agradecer à minha orientadora, Doutora Isabel Henriques, com quem mantive um relação cordial e leal durante todo o trabalho, por tudo o que me ensinou…que foi muito mais além do que conhecimento científico. Aprendi a enfrentar as agruras do trabalho com perseverança e entusiasmo. A todos os meus colegas de laboratório com quem convivi e partilhei todas as minhas alegrias e frustrações.
  • Zootaxa 1285: 1–19 (2006) ISSN 1175-5326 (Print Edition) ZOOTAXA 1285 Copyright © 2006 Magnolia Press ISSN 1175-5334 (Online Edition)

    Zootaxa 1285: 1–19 (2006) ISSN 1175-5326 (Print Edition) ZOOTAXA 1285 Copyright © 2006 Magnolia Press ISSN 1175-5334 (Online Edition)

    View metadata, citation and similar papers at core.ac.uk brought to you by CORE provided by Ghent University Academic Bibliography Zootaxa 1285: 1–19 (2006) ISSN 1175-5326 (print edition) www.mapress.com/zootaxa/ ZOOTAXA 1285 Copyright © 2006 Magnolia Press ISSN 1175-5334 (online edition) A checklist of the marine Harpacticoida (Copepoda) of the Caribbean Sea EDUARDO SUÁREZ-MORALES1, MARLEEN DE TROCH 2 & FRANK FIERS 3 1El Colegio de la Frontera Sur (ECOSUR), A.P. 424, 77000 Chetumal, Quintana Roo, Mexico; Research Asso- ciate, National Museum of Natural History, Smithsonian Institution, Wahington, D.C. E-mail: [email protected] 2Ghent University, Biology Department, Marine Biology Section, Campus Sterre, Krijgslaan 281–S8, B-9000 Gent, Belgium. E-mail: [email protected] 3Royal Belgian Institute of Natural Sciences, Invertebrate Section, Vautierstraat 29, B-1000, Brussels, Bel- gium. E-mail: [email protected] Abstract Recent surveys on the benthic harpacticoids in the northwestern sector of the Caribbean have called attention to the lack of a list of species of this diverse group in this large tropical basin. A first checklist of the Caribbean harpacticoid copepods is provided herein; it is based on records in the literature and on our own data. Records from the adjacent Bahamas zone were also included. This complete list includes 178 species; the species recorded in the Caribbean and the Bahamas belong to 33 families and 94 genera. Overall, the most speciose family was the Miraciidae (27 species), followed by the Laophontidae (21), Tisbidae (17), and Ameiridae (13). Up to 15 harpacticoid families were represented by one or two species only.
  • New Zealand's Genetic Diversity

    New Zealand's Genetic Diversity

    1.13 NEW ZEALAND’S GENETIC DIVERSITY NEW ZEALAND’S GENETIC DIVERSITY Dennis P. Gordon National Institute of Water and Atmospheric Research, Private Bag 14901, Kilbirnie, Wellington 6022, New Zealand ABSTRACT: The known genetic diversity represented by the New Zealand biota is reviewed and summarised, largely based on a recently published New Zealand inventory of biodiversity. All kingdoms and eukaryote phyla are covered, updated to refl ect the latest phylogenetic view of Eukaryota. The total known biota comprises a nominal 57 406 species (c. 48 640 described). Subtraction of the 4889 naturalised-alien species gives a biota of 52 517 native species. A minimum (the status of a number of the unnamed species is uncertain) of 27 380 (52%) of these species are endemic (cf. 26% for Fungi, 38% for all marine species, 46% for marine Animalia, 68% for all Animalia, 78% for vascular plants and 91% for terrestrial Animalia). In passing, examples are given both of the roles of the major taxa in providing ecosystem services and of the use of genetic resources in the New Zealand economy. Key words: Animalia, Chromista, freshwater, Fungi, genetic diversity, marine, New Zealand, Prokaryota, Protozoa, terrestrial. INTRODUCTION Article 10b of the CBD calls for signatories to ‘Adopt The original brief for this chapter was to review New Zealand’s measures relating to the use of biological resources [i.e. genetic genetic resources. The OECD defi nition of genetic resources resources] to avoid or minimize adverse impacts on biological is ‘genetic material of plants, animals or micro-organisms of diversity [e.g. genetic diversity]’ (my parentheses).
  • Copepoda, Harpacticoida) Within the Thalestridimorpha and Description of Two New Species from Motupore Island, Papua New Guinea

    Copepoda, Harpacticoida) Within the Thalestridimorpha and Description of Two New Species from Motupore Island, Papua New Guinea

    Cah. Biol. Mar. (2002) 43 : 27-42 Notes on the systematic position of the Stenheliinae (Copepoda, Harpacticoida) within the Thalestridimorpha and description of two new species from Motupore Island, Papua New Guinea Elke WILLEN Deutsches Zentrum für Marine Biodiversitätsforschung, c/o Carl v. Ossietzky Universität Oldenburg, AG Zoosystematik und Morphologie, 26111 Oldenburg, Germany Fax: (49)-0441-798-3162 - E-mail: [email protected] Abstract: Two new species of Stenheliinae, Stenhelia (D.) schminkei sp. nov. and Melima papuaensis sp. nov. are described from intertidal mud and algal washings from Motupore Island, Papua New Guinea. S. schminkei can be assigned to a species group also containing S. clavus, S. paraclavus and S. valens all described from the Andaman Islands. They share an apomorphic setation pattern of the swimming legs, a confluent female P5 and the special shape of the male P5. The group seems to have only a restricted distribution within the Indo-Pacific region. In describing Melima papuaensis sp. nov. the genus Melima is reinstated as a first step towards a revision of the paraphyletic genus Stenhelia. Autapomorphies for this taxon are defined. A key to the females of Melima is provided. In the course of a phylogenetic analysis of the Thalestridimorpha it turned out, that the “Stenhelia-group” within the traditional Diosaccidae forms a monophylum which can be assigned together with the remaining species of the Diosaccidae and the species of the former family Miraciidae to a common taxon Miraciidae within the Thalestridimorpha. A historical overview and a summary of the discussion is given and an attempt is made to identify some monophyletic subtaxa within the Stenheliinae.
  • Leeuwenhoekiella Palythoae Sp. Nov., a New Member of the Family Flavobacteriaceae

    Leeuwenhoekiella Palythoae Sp. Nov., a New Member of the Family Flavobacteriaceae

    International Journal of Systematic and Evolutionary Microbiology (2009), 59, 3074–3077 DOI 10.1099/ijs.0.010371-0 Leeuwenhoekiella palythoae sp. nov., a new member of the family Flavobacteriaceae Olga I. Nedashkovskaya,1 Marc Vancanneyt,2 Seung Bum Kim,3 Natalia V. Zhukova,4 Ji Hye Han3 and Valery V. Mikhailov1 Correspondence 1Pacific Institute of Bioorganic Chemistry of the Far-Eastern Branch of the Russian Academy of Olga I. Nedashkovskaya Sciences, Pr. 100 Let Vladivostoku 159, 690022 Vladivostok, Russia [email protected] 2BCCM/LMG Bacteria Collection, and Laboratory of Microbiology, Ghent University, Ledeganckstraat 35, B-9000 Ghent, Belgium 3Department of Microbiology, School of Bioscience and Biotechnology, Chungnam National University, 220 Gung-dong, Yuseong, Daejeon 305-764, Republic of Korea 4Institute of Marine Biology of the Far-Eastern Branch of the Russian Academy of Sciences, Pal’chevskogo St. 17, 690032, Vladivostok, Russia The taxonomic status of a novel, heterotrophic, strictly aerobic, gliding and yellow–orange- pigmented bacterium (strain KMM 6264T), associated with the coral Palythoa, was determined. The 16S rRNA gene sequence analysis indicated that strain KMM 6264T clustered with the recognized species of the genus Leeuwenhoekiella of the family Flavobacteriaceae with 96.4– 98.2 % sequence similarity. DNA–DNA reassociation levels between the isolate and the type strains of Leeuwenhoekiella species were 15–22 %. The DNA G+C content was 41.2 mol%. The phylogenetic evidence and the results of genomic and phenotypic analyses showed that the isolate should be classified as a member of a novel species of the genus Leeuwenhoekiella, for which the name Leeuwenhoekiella palythoae sp. nov.
  • Comparative Proteomic Profiling of Newly Acquired, Virulent And

    Comparative Proteomic Profiling of Newly Acquired, Virulent And

    www.nature.com/scientificreports OPEN Comparative proteomic profling of newly acquired, virulent and attenuated Neoparamoeba perurans proteins associated with amoebic gill disease Kerrie Ní Dhufaigh1*, Eugene Dillon2, Natasha Botwright3, Anita Talbot1, Ian O’Connor1, Eugene MacCarthy1 & Orla Slattery4 The causative agent of amoebic gill disease, Neoparamoeba perurans is reported to lose virulence during prolonged in vitro maintenance. In this study, the impact of prolonged culture on N. perurans virulence and its proteome was investigated. Two isolates, attenuated and virulent, had their virulence assessed in an experimental trial using Atlantic salmon smolts and their bacterial community composition was evaluated by 16S rRNA Illumina MiSeq sequencing. Soluble proteins were isolated from three isolates: a newly acquired, virulent and attenuated N. perurans culture. Proteins were analysed using two-dimensional electrophoresis coupled with liquid chromatography tandem mass spectrometry (LC–MS/MS). The challenge trial using naïve smolts confrmed a loss in virulence in the attenuated N. perurans culture. A greater diversity of bacterial communities was found in the microbiome of the virulent isolate in contrast to a reduction in microbial community richness in the attenuated microbiome. A collated proteome database of N. perurans, Amoebozoa and four bacterial genera resulted in 24 proteins diferentially expressed between the three cultures. The present LC–MS/ MS results indicate protein synthesis, oxidative stress and immunomodulation are upregulated in a newly acquired N. perurans culture and future studies may exploit these protein identifcations for therapeutic purposes in infected farmed fsh. Neoparamoeba perurans is an ectoparasitic protozoan responsible for the hyperplastic gill infection of marine cultured fnfsh referred to as amoebic gill disease (AGD)1.
  • Metatranscriptomic Analysis of Community Structure And

    Metatranscriptomic Analysis of Community Structure And

    School of Environmental Sciences Metatranscriptomic analysis of community structure and metabolism of the rhizosphere microbiome by Thomas Richard Turner Submitted in partial fulfilment of the requirement for the degree of Doctor of Philosophy, September 2013 This copy of the thesis has been supplied on condition that anyone who consults it is understood to recognise that its copyright rests with the author and that use of any information derived there from must be in accordance with current UK Copyright Law. In addition, any quotation or extract must include full attribution. i Declaration I declare that this is an account of my own research and has not been submitted for a degree at any other university. The use of material from other sources has been properly and fully acknowledged, where appropriate. Thomas Richard Turner ii Acknowledgements I would like to thank my supervisors, Phil Poole and Alastair Grant, for their continued support and guidance over the past four years. I’m grateful to all members of my lab, both past and present, for advice and friendship. Graham Hood, I don’t know how we put up with each other, but I don’t think I could have done this without you. Cheers Salt! KK, thank you for all your help in the lab, and for Uma’s biryanis! Andrzej Tkatcz, thanks for the useful discussions about our projects. Alison East, thank you for all your support, particularly ensuring Graham and I did not kill each other. I’m grateful to Allan Downie and Colin Murrell for advice. For sequencing support, I’d like to thank TGAC, particularly Darren Heavens, Sophie Janacek, Kirsten McKlay and Melanie Febrer, as well as John Walshaw, Mark Alston and David Swarbreck for bioinformatic support.
  • Order HARPACTICOIDA Manual Versión Española

    Order HARPACTICOIDA Manual Versión Española

    Revista IDE@ - SEA, nº 91B (30-06-2015): 1–12. ISSN 2386-7183 1 Ibero Diversidad Entomológica @ccesible www.sea-entomologia.org/IDE@ Class: Maxillopoda: Copepoda Order HARPACTICOIDA Manual Versión española CLASS MAXILLOPODA: SUBCLASS COPEPODA: Order Harpacticoida Maria José Caramujo CE3C – Centre for Ecology, Evolution and Environmental Changes, Faculdade de Ciências, Universidade de Lisboa, 1749-016 Lisboa, Portugal. [email protected] 1. Brief definition of the group and main diagnosing characters The Harpacticoida is one of the orders of the subclass Copepoda, and includes mainly free-living epibenthic aquatic organisms, although many species have successfully exploited other habitats, including semi-terrestial habitats and have established symbiotic relationships with other metazoans. Harpacticoids have a size range between 0.2 and 2.5 mm and have a podoplean morphology. This morphology is char- acterized by a body formed by several articulated segments, metameres or somites that form two separate regions; the anterior prosome and the posterior urosome. The division between the urosome and prosome may be present as a constriction in the more cylindric shaped harpacticoid families (e.g. Ectinosomatidae) or may be very pronounced in other familes (e.g. Tisbidae). The adults retain the central eye of the larval stages, with the exception of some underground species that lack visual organs. The harpacticoids have shorter first antennae, and relatively wider urosome than the copepods from other orders. The basic body plan of harpacticoids is more adapted to life in the benthic environment than in the pelagic environment i.e. they are more vermiform in shape than other copepods. Harpacticoida is a very diverse group of copepods both in terms of morphological diversity and in the species-richness of some of the families.
  • Taxonomy, Biology and Phylogeny of Miraciidae (Copepoda: Harpacticoida)

    Taxonomy, Biology and Phylogeny of Miraciidae (Copepoda: Harpacticoida)

    TAXONOMY, BIOLOGY AND PHYLOGENY OF MIRACIIDAE (COPEPODA: HARPACTICOIDA) Rony Huys & Ruth Böttger-Schnack SARSIA Huys, Rony & Ruth Böttger-Schnack 1994 12 30. Taxonomy, biology and phytogeny of Miraciidae (Copepoda: Harpacticoida). - Sarsia 79:207-283. Bergen. ISSN 0036-4827. The holoplanktonic family Miraciidae (Copepoda, Harpacticoida) is revised and a key to the four monotypic genera presented. Amended diagnoses are given for Miracia Dana, Oculosetella Dahl and Macrosetella A. Scott, based on complete redescriptions of their respective type species M. efferata Dana, 1849, O. gracilis (Dana, 1849) and M. gracilis (Dana, 1847). A fourth genus Distioculus gen. nov. is proposed to accommodate Miracia minor T. Scott, 1894. The occurrence of two size-morphs of M. gracilis in the Red Sea is discussed, and reliable distribution records of the problematic O. gracilis are compiled. The first nauplius of M. gracilis is described in detail and changes in the structure of the antennule, P2 endopod and caudal ramus during copepodid development are illustrated. Phylogenetic analysis revealed that Miracia is closest to the miraciid ancestor and placed Oculosetella-Macrosetella at the terminal branch of the cladogram. Various aspects of miraciid biology are reviewed, including reproduction, postembryonic development, verti­ cal and geographical distribution, bioluminescence, photoreception and their association with filamentous Cyanobacteria {Trichodesmium). Rony Huys, Department of Zoology, The Natural History Museum, Cromwell Road, Lon­ don SW7 5BD, England. - Ruth Böttger-Schnack, Institut für Meereskunde, Düsternbroo- ker Weg 20, D-24105 Kiel, Germany. CONTENTS Introduction.............. .. 207 Genus Distioculus pacticoids can be carried into the open ocean by Material and methods ... .. 208 gen. nov.................. 243 algal rafting. Truly planktonic species which perma­ Systematics and Distioculus minor nently reside in the water column, however, form morphology ..........
  • Delavalia Longifurca (Sewell, 1934) (Copepoda: Harpacticoida) from the Southern Iraqi Marshes and Shatt Al-Arab River, Basrah, Iraq

    Delavalia Longifurca (Sewell, 1934) (Copepoda: Harpacticoida) from the Southern Iraqi Marshes and Shatt Al-Arab River, Basrah, Iraq

    33 Al-Mayah & Al-Asadi Vol. 2 (1): 34-43, 2018 Delavalia longifurca (Sewell, 1934) (Copepoda: Harpacticoida) from the Southern Iraqi Marshes and Shatt Al-Arab River, Basrah, Iraq Hanaa H. Mohammed Marine Science Center, University of Basrah, Basrah, Iraq *Corresponding author: [email protected] Abstract: A marine harpacticoid copepod, Delavalia longifurca was found in some parts of the southern Iraqi marshes and the Shatt Al-Arab river during the period 2006-2009. The highest occurrence density was 231 ind./ m3 in Al-Burga marsh during April 2006, whereas a density of 92 ind./ m3 was found in Al-Qurna town (Shatt Al-Arab river) during July 2009. The species was photographed and illustrated and some remarks on their occurrence were given. The specimens of D. longifurca from Basrah were rather distinct from those described earlier from India. Keywords: Delavalia longifurca, Copepoda, Marshes, Shatt Al-Arab river, Basrah, Iraq. Introduction The marshes and Shatt Al-Arab river are large freshwater bodies covering large area in southern Iraq. Several studies on zooplankton were carried out in Shatt Al-Arab river and the southern Iraqi marshes and were focusing on the abundance and distribution of the different groups of zooplankton (Mohammad, 1965; Khalaf & Smirnov, 1976; Al-Saboonchi et al., 1986; Ajeel, 2004; Ajeel et al., 2006; Salman et al., 2014). Environment of Southern Iraq was subjected to some significant changes in salinity and temperature, especially in the last few years which led to substantial variation in species composition and abundance of many organisms. Such changes also caused the intrusion of many marine species into Shatt Al-Arab river and the marshes.
  • Within-Arctic Horizontal Gene Transfer As a Driver of Convergent Evolution in Distantly Related 1 Microalgae 2 Richard G. Do

    Within-Arctic Horizontal Gene Transfer As a Driver of Convergent Evolution in Distantly Related 1 Microalgae 2 Richard G. Do

    bioRxiv preprint doi: https://doi.org/10.1101/2021.07.31.454568; this version posted August 2, 2021. The copyright holder for this preprint (which was not certified by peer review) is the author/funder, who has granted bioRxiv a license to display the preprint in perpetuity. It is made available under aCC-BY-NC-ND 4.0 International license. 1 Within-Arctic horizontal gene transfer as a driver of convergent evolution in distantly related 2 microalgae 3 Richard G. Dorrell*+1,2, Alan Kuo3*, Zoltan Füssy4, Elisabeth Richardson5,6, Asaf Salamov3, Nikola 4 Zarevski,1,2,7 Nastasia J. Freyria8, Federico M. Ibarbalz1,2,9, Jerry Jenkins3,10, Juan Jose Pierella 5 Karlusich1,2, Andrei Stecca Steindorff3, Robyn E. Edgar8, Lori Handley10, Kathleen Lail3, Anna Lipzen3, 6 Vincent Lombard11, John McFarlane5, Charlotte Nef1,2, Anna M.G. Novák Vanclová1,2, Yi Peng3, Chris 7 Plott10, Marianne Potvin8, Fabio Rocha Jimenez Vieira1,2, Kerrie Barry3, Joel B. Dacks5, Colomban de 8 Vargas2,12, Bernard Henrissat11,13, Eric Pelletier2,14, Jeremy Schmutz3,10, Patrick Wincker2,14, Chris 9 Bowler1,2, Igor V. Grigoriev3,15, and Connie Lovejoy+8 10 11 1 Institut de Biologie de l'ENS (IBENS), Département de Biologie, École Normale Supérieure, CNRS, 12 INSERM, Université PSL, 75005 Paris, France 13 2CNRS Research Federation for the study of Global Ocean Systems Ecology and Evolution, 14 FR2022/Tara Oceans GOSEE, 3 rue Michel-Ange, 75016 Paris, France 15 3 US Department of Energy Joint Genome Institute, Lawrence Berkeley National Laboratory, 1 16 Cyclotron Road, Berkeley,
  • Copepoda, Harpacticoida, Miraciidae) from the Bohai Sea, China

    Copepoda, Harpacticoida, Miraciidae) from the Bohai Sea, China

    Zootaxa 1706: 51–68 (2008) ISSN 1175-5326 (print edition) www.mapress.com/zootaxa/ ZOOTAXA Copyright © 2008 · Magnolia Press ISSN 1175-5334 (online edition) Description of a new species of Onychostenhelia Itô (Copepoda, Harpacticoida, Miraciidae) from the Bohai Sea, China RONY HUYS1,3 & FANG-HONG MU 2 1Department of Zoology, Natural History Museum, Cromwell Road, London SW7 5BD, UK. E-mail: [email protected] 2College of Marine Life Science, Ocean University of China, 5 Yushan Road, Qingdao 266003, China. E-mail: [email protected] 3Corresponding author Abstract Onychostenhelia bispinosa sp. nov. is described from material collected from the Bohai Sea, China. It differs from the type and only known species of Onychostenhelia in the setal formula of the swimming legs, the form of the setae on the baseoendopod of P5 in both sexes, the female rostrum, the structure of the sexually dimorphic P4 exopod in the male, and size. Onychostenhelia, Cladorostrata and Delavalia belong to a core group within the Stenheliinae that exhibits an unusual morphology in the maxillule, the exopod and endopod being confluent at base but not actually fused to the sup- porting basis. Based on this circumstantial evidence it is postulated that in biramous limb patterning both exopodal and endopodal primordia are recruited from a common precursor and, consequently, patterns of axial diversification in crus- tacean limbs and the mechanisms of segmentation that establish them may have to be reinterpreted. Previously published evidence supporting the monophyly of the Stenheliinae is reviewed and a dichotomous key to the nine genera of the subfamily Stenheliinae provided. Key words: Onychostenhelia bispinosa sp.