Naar De Kusten Van De Noordzee in De Negentiende Eeuw 204 5 Kwantitatieve Ontwikkeling Van De Verschillende Soorten Trekarbeiders Uit Lippe- Detmold, 1811-1923 219

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Naar De Kusten Van De Noordzee in De Negentiende Eeuw 204 5 Kwantitatieve Ontwikkeling Van De Verschillende Soorten Trekarbeiders Uit Lippe- Detmold, 1811-1923 219 =-- =---- ------ - -- BIJLAGE 1-8/1-9 FRlSE/ BOUCHES DE L'ISSEL Vanuit: Gras- Veenar- Wevers Eek- Pakken- Rest Totaal maaIers beiders schillers dragers "binnenland" 775 PM 25 25 PM 825 1-2 Bouches du Weser 500 250 750 1-4 Ems Supérieur 800 350 50 100 1300 1-5 Département de la Lippe 200 1350 75 1625 1-6 Vorstendom Lippe 50 50 , -34 Koninkrijk Hannover PM PM Totaal 2275 2000 150 25 100 PM 4550 Ten overvloede zij er nog op gewezen dat het aantal maaiers in feite veel hoger zal hebben gelegen. De veenarbeiders komen in de zuidoosthoek in het arrondissement Heerenveen (m.n. Opsterland, Weststel­ lingwerf, Schoterland, Haskerland, Lemsterland en Engwirden); de grasmaaiers in het westen (de grootste aantallen in Wymbritseradeel, Gaasterland, Baarderadeel en Hennaarderadeel). De eekschilIers komen waarschijnlijk in het zuiden en oosten; de wevers zijn niet te lokaliseren. D. De trek vanuit Friesland wordt door de prefekt in het geheel niet genoemd en zal ook wel onbeteke­ nend zijn geweest. Er zijn echter aanwijzingen dat landarbeiders naar Ems Occidental en Zuydcrzee gaan 7 en bovendien trekken Friese matrozen naar elders. De landarbeiders ) gaan vanuit Marrum en Nij­ kerk in Ferwerderadeel naar Warffum in Ems Occidental in maart voor akkerbouwwerkzaamheden. In Zuyderzee op Texel en Wieringen komen Friezen in de wintermaanden dorsen en in Beets bij Hoorn komen ze om te maaien. Al deze vermeldingen zullen nooit meer dan honderd arbeiders betroffen hebben. In de paspoortregistra­ tie van 1811 komen tenslotte nog matrozen voor die in Holland, Holstein en Denemarken gaan werken. Ze zullen PM vermeld worden bij het koninkrijk Denemarken'}. E. Hierover is in 1811 niets bekend, al is het zeer waarschijnlijk dat de bewoners van de oostelijke en zuidoostelijke zandstreken bij de oogst in het westen en noorden van de provincie geholpen hebben"}. F. De meeste specifikaties zijn al onder C. gegeven. G. - H. De prefekt konstateert de laatste jaren een groot gebrek aan arbeiders, waardoor er niemand elders gaat werken. Konklusie: trek naar Frise 4550 f f d 4600 : -- 0 a geron : -- trek vanuit Frise 100 100 BIJLAGE 1-9 Département des Bouches de l'Issel, hoofdstad Zwolle A. Net-antwoord in AN, F 20/435; kopie in ARA, BZ 1796-1813, 1121. Klad-antwoord onderprefekt Almelo in RAO, Dep 4234b• Administratieve gang van zaken (op basis van RAO, Dep 4209, 4355, 6972): 13/11/1811: Vraag van Parijs aan Zwolle. 25/11/1811: Vraag van Zwolle aan de onderprefekten: 7) RAF, BRF 2317 en Bijlage 1-11 (Zuyderzee). 8) Idem: zeelui naar Holland, Holstein en Denemarken. 9) Hellerna in Wirdum bij Leeuwarden heeft in 1832 'n arbeider uit Augustinusga (gem. Achtkarspelen) en in 1843 arbeiders uit de Wouden. (Kroniek 1980, 156 en 309). 277 ----- ------ - ------- --- BIJLAGE 1-9 BOUCHES DE L'ISSEL - Almelo: antwoord 24/12/1811 - Deventer en Zwolle: onbekend. 26/12/1811: Rappel van Den Haag aan Zwolle. 51 211812: Antwoord van Zwolle aan Den Haag en aan Parijs. B.l. Zie Bijlagen 1-4 (Ems Supérieur); 1-5 (Lippe); 1-7 (Ems Occidental); 1-10 (Issel Supérieur). B.2. - C. Het zeer grove antwoord van de prefekt kan met behulp van de antwoorden van de overige departe­ menten enigszins gedetailleerd worden. De volgende soorten arbeiders komen binnen: (1) Grasmaaiers in de buurt van Kampen en langs de Ijssel, die grotendeels uit de Achterhoek (Issel Supé­ rieur) komen. (2) EekschilIers in de omgeving van Deventer komen eveneens uit Issel Supérieur, uit Doornspijk. (3) Veenarbeiders in het Land van Vollenhove komen voornamelijk uit de aan elkaar grenzende arrondis­ sementen Neuenhaus (Lippe) en Lingen en daarin speciaal het kanton Lingen (Ems Supérieur) en verder uit het koninkrijk Westfalen en Ems Oriental. (4) Metselaars uit het Bentheimse Gildehaus (Lippe). Samenvattend ziet de trek naar Bouches de l'Issel er als volgt uit: (1) (2) (3) (4) Totaal 1-3 Ems Oriental 50 50 1-4 Ems Supérieur PM 300 300 1-5 Département de la Lippe 250 PM 250 1-7 Ems Occidental PM PM 1-10 Issel Supérieur 150 25 175 1-34 Koninkrijk Westfalen 100 100 Totaal 150 25 700 PM 875 D. De prefekt deelt mee dat er 550 arbeiders naar de landbouw en de venen van Zuyderzee, Frise, Ems Occidental en Bouches de la Meuse gaan. Hiervan zijn er 481 afkomstig van het arrondissement Almelo, waarover gedetailleerdere gegevens bekend zijn. Deze arbeiders gaan in iets grotere mate naar Zuyderzee dan naar Frise. Ems Occidental wordt nog wel genoemd, maar Bouches de la Meuse in het geheel niet. Verder lijken de Almelose arbeiders pas in juni te vertrekken en dus niet of nauwelijks veenarbeiders te zijn. Op basis hiervan kunnen de 550 arbeiders die voor grasmaaien en eventueel ander boerenwerk ver­ trekken als volgt verdeeld worden: - Zuyderzee 350 - Frise 350 - Ems Occidental PM - Bouches de la Meuse PM E. Uit de gedetailleerde lijst van het arrondissement Almelo blijkt dat vanuit Twente 1 arbeider naar Zwolle en 1 naar VolJenhove gaat. De binnendepartementale trek is dus te verwaarlozen. F. - G. Uit de afgegeven veiligheidskaarten van het arrondissement Almelo valt niet alleen af te leiden dat de grasmaaiers enerzijds naar Zuyderzee en anderzijds naar Frise gaan, maar dat er bovendien opvallende verschillen bestaan tussen beide groepen: - die naar Zuyderzee gaan ongeveer een week later dan de andere groep, komen vooral uit het westen van Twente (vooral Wierden en Delden, maar ook Borne, Almelo en Diepenheim) en laten qua leeftijd een gelijkmatigere spreiding zien dan de andere groep. Ze komen uit overwegend Nederlands-Hervormde plaatsen (met uitzondering van Delden en Borne). die naar Frise gaan een week eerder, komen vooral uit de oostelijke plaatsen van Twente (met name Oldenzaal en Losser en in veel mindere mate uit Weerselo en Goor) en bestaan voor driekwart uit man­ nen van 26 tlm 45 jaar, terwijl ouderen en jongeren zwaar ondervertegenwoordigd zijn. Ze komen uit 278 BIJLAGE 1-9/1-10 BOUCHES DE L'ISSELlISSEL SUPÉRIEUR overwegend rooms-katholieke plaatsen (met uitzondering van Goor)l). H. Ondanks het onnauwkeurige antwoord van de prefekt is door de gedetailleerde gegevens van de veiligheidskaartenregistratie van het arrondissement Almelo en door de gegevens van de andere departe­ menten toch het volgende totaalbeeld te geven: trek naar Bouches de l'Issei 875 f af d 900 : -0 geron:- trek van uit Bouches de l'Issei 550 600 BIJLAGE 1-10 Département de l'Issei Supérieur, hoofdstad Arnhem A. Antwoord: net in AN, F 20/435, kopie in ARA, BZ 1796-1813, 1121, klad in RAG, AFT 2060. Antwoorden van lagere ambtenaren in RAG, AFT 2060. Administratieve gang van zaken: 13/11/1811: Vraag van Parijs aan Arnhem. 22/11/1811: Vraag van Arnhem aan de arrondissementen: Zutphen: gedeeltelijk antwoord op basis van antwoorden van een aantal maires: 13/12/1811. Tiel: antwoord zonder raadpleging van maires: 27/12/1811. Arnhem: antwoorden van maires: 29/11 - 26/12/1811. 19/12/1811: Vraag van Den Haag aan Arnhem. 27/ 3/1812: Antwoord van Arnhem aan Parijs en Den Haag. B.l. Zie Bijlagen 1-7 (Ems Occidental); 1-9 (Bouches de l'Issel); 1-8 (Frise); 1-11 (Zuyderzee); 1-12 (Bou­ ches de la Meuse); 1-15 (Bouches du Rhin). B.2. - C. Een klein aantal arbeiders komt van elders werken: (1) De ijzergieterij van Keppel krijgt wel eens een maker van lemen gietvormen, vermoedelijk uit het département de la Lippe. (2) Uit Bouches du Rhin komen ongeveer 15 klompenmakersknechts, wellicht uit Best. l (3) Voor de tarweoogst in de Betuwe komt een onbekend aantal arbeiders uit Bouches du Rhin ). (4) In totaal ongeveer 40 weversknechts komen voornamelijk uit het département de la Lippe, een enke­ ling ook uit Twente (Bouches de l'Issel). Gezien de onzekerheid over het aantal graanoogsters in de Betuwe zal het totale aantal op 100 gesteld worden. D. Vanuit dit departement vertrekken de volgende soorten arbeiders: (1) Grasmaaiers en hooiers, 600 in getal die voor meer dan de helft naar Zuyderzee (vooral het Utrechtse gedeelte en verder de omgeving van Amsterdam en Alkmaar), verder ook naar Bouches de l'Issei (vooral Kampen en omgeving) en tenslotte naar Bouches de la Meuse (het noorden, bij de Haarlemmermeer) en Friesland gaan. In veel gevallen gaan ze daarna nog ander werk doen, vooral graan maaien in het eigen departement (zie onder E.), maar ook wel najaarsvruchten oogsten, dorsen, wieden, sloten modderen, we­ ven, houthakken en ander werk. Het maaien van tarwe en het dorsen kunnen we pro memorie voor Noord-Holland (Zuyderzee) vermel­ den. De grasmaaiers die rond Kampen en in Friesland werken, gaan in een aantal gevallen daarna nog naar 2 Noord-Holland ). 1) De godsdienstgegevens uit de telling van 1809, zie De Kok 1964,388/408. 1) Heldring 1846, 42 zegt, sprekend over Hemmen bij Zetten ± 1825 dat daar toen "vele maaijers uit Noord-Brabant en Duitschland" kwamen, die [1,- à [1,50 daags konden verdienen. Voor de Braban­ ders, zie Bijlage 1-15, sub D-6. Zie ook noot 4. 2) Nunspeet meldt dat men in mei naar het departement Frise en vervolgens in juni naar de omgeving van Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen (Zuyderzee) gaat. 279 BIJLAGE 1-10 ISSEL SUPÉRIEUR (2) Uit Doornspijk gaan ongeveer 50 eekschilIers naar Deventer en omgeving, naar Friesland en ook in het Drentse Dwingelo (Ems Occidental) worden er enkelen gesignaleerd3). (3) Naar Friesland gaat een aantal wevers: in kombinatie met gras maaien vanuit Eibergen, maar uit het naburige Winterswijk van lente tot najaar. (4) Najaarsoogst: naar Goeree en Brielle gaan jaarlijks arbeiders uit Laren, Steenderen en Zelhem om aardappels te rooien. (5) Vanuit Steenderen wordt het aardappelrooien gekombineerd met voorafgaand dijkwerk, vanuit Does­ burg gaan ook dijkwerkers. Deze arbeiders zullen worden gerangschikt onder Bouches de la Meuse.
Recommended publications
  • Geology of the Western Alps-Northern Apennine Junction Area: a Regional Review
    Geology of the Western Alps-Northern Apennine junction area: a regional review Giancarlo Molli, Laura Crispini, Marco G. Malusà, Pietro Mosca, Fabrizio Piana, Laura Federico Journal of the Virtual Explorer, Electronic Edition, ISSN 1441-8142, volume 36, paper 10 In: (Eds.) Marco Beltrando, Angelo Peccerillo, Massimo Mattei, Sandro Conticelli, and Carlo Doglioni, The Geology of Italy: tectonics and life along plate margins, 2010. Download from: http://virtualexplorer.com.au/article/2010/215/apennines-alps Click http://virtualexplorer.com.au/subscribe/ to subscribe to the Journal of the Virtual Explorer. Email [email protected] to contact a member of the Virtual Explorer team. Copyright is shared by The Virtual Explorer Pty Ltd with authors of individual contributions. Individual authors may use a single figure and/or a table and/or a brief paragraph or two of text in a subsequent work, provided this work is of a scientific nature, and intended for use in a learned journal, book or other peer reviewed publication. Copies of this article may be made in unlimited numbers for use in a classroom, to further education and science. The Virtual Explorer Pty Ltd is a scientific publisher and intends that appropriate professional standards be met in any of its publications. Journal of the Virtual Explorer, 2010 Volume 36 Paper 10 http://virtualexplorer.com.au/ Geology of the Western Alps-Northern Apennine junction area: a regional review Giancarlo Molli Dipartimento di Scienze della Terra, Università di Pisa, Italy. Email: [email protected] Laura Crispini Dipartimento per lo Studio del Terriorio e delle sue Risorse, Università di Genova Marco G.
    [Show full text]
  • To the Ombrone-Orcia Valley
    CHAPTER IV ............... To the Ombrone-Orcia Valley r\.T noon on n June Fifth Army pursued the Germans northwestward with two fresh command groups directing operations. IV Corps was on the left and the FEC on the right after completion of their relief of VI Corps and II Corps respectively. Comparatively fresh troops were available for the continuance of the chase, especially in the French zone where the two FEC divisions initially committed, the 1st Motor­ ized Division and the 3d Algerian Infantry Division, had been out of heavy com­ bat nearly two weeks. Only one American division, the 36th, was in action on the IV Corps side. It had been following behind the swift advance of Combat Command A of the 1st Armored Division north of Rome. Although its men had been con­ stantly on the move since passing Rome, it had not been engaged in any extensive righting, its action behind the armor having been confined largely to mopping up operations. The 361st Regimental Combat Team was attached, giving the 36th Di­ vision four regimental combat teams. The 34th Division was resting in the vicinity of Tarquinia, where it had moved from Civitavecchia to make way for supply depots being set up near the port. The 1st Armored Division was rehabilitating near Bracciano, and the other two French divisions, the 26. Moroccan Infantry Division and the 4th Mountain Division, were in FEC reserve. The 85th and 88th Divisions were en route to rest areas south and west of Rome. Other American and British divisions around Rome were in the process of leaving Fifth Army.
    [Show full text]
  • Documents from the Archive of Scuola Normale Superiore Presented By
    Exposition - documents from the archive of Scuola Normale Superiore Presented by: Alberto Lusiani - Physics researcher at SNS Maddalena Taglioli - Head archivist at SNS Chiara Visentin – SNS Student, Virtual Immersion in Science Scuola Normale Superiore of Pisa was formally founded in 1810, by a Napoleonic decree which dealt with “places of public instruction” in Tuscany, part of the French empire since 1807 and referred to as the departments of Arno, Ombrone and Mediterraneo in the terminology used in revolutionary France at that time. Scuola Normale was to be a subsidiary of École Normale Supérieure of Paris, granting 25 publicly funded places, for students in the humanities and sciences. Scuola Normale began operating in 1813 and only for one year, as in April 1814 Napoleon was forced to abdicate. “Normale” refers to the mission of the school, which was to train middle and high school teachers able to convey “norms” in a context where training teachers was connected to “forming” citizens loyal to the laws and the emperor. Scuola Normale and École Normale did not initially have the denomination “Superiore / Supérieure”. In France, after the institution of the “Écoles Normales primaries” in 1845, the School was denominated “École Normale Supérieure”. In 1846, the grand duke of Tuscany, Leopold III, established the “Scuola Normale Toscana”, also called the “ Scuola Normale of the Imperial Reign” - as it was then connected to the “Theoretical and Practical” Austro-Hungarian system – designed “to train teachers and masters for secondary schools”. After the Italian unifcation, the “Scuola Normale of the Kingdom of Italy” was formally established in 1862.
    [Show full text]
  • The Napoleonic Empire in Italy, 1796–1814
    The Napoleonic Empire in Italy, 1796–1814 Also by Michael Broers THE POLITICS OF RELIGION IN NAPOLEONIC ITALY, 1800–1814 NAPOLEONIC IMPERIALISM AND THE SAVOYARD MONARCHY, 1773–1821 EUROPE UNDER NAPOLEON, 1799–1815 EUROPE AFTER NAPOLEON The Napoleonic Empire in Italy, 1796–1814 Cultural Imperialism in a European Context? Michael Broers Fellow of Lady Margaret Hall, Oxford © Michael Broers 2005 Softcover reprint of the hardcover 1st edition 2005 978-1-4039-0565-9 All rights reserved. No reproduction, copy or transmission of this publication may be made without written permission. No paragraph of this publication may be reproduced, copied or transmitted save with written permission or in accordance with the provisions of the Copyright, Designs and Patents Act 1988, or under the terms of any licence permitting limited copying issued by the Copyright Licensing Agency, 90 Tottenham Court Road, London W1T 4LP. Any person who does any unauthorised act in relation to this publication may be liable to criminal prosecution and civil claims for damages. The author has asserted his right to be identified as the author of this work in accordance with the Copyright, Designs and Patents Act 1988. First published 2005 by PALGRAVE MACMILLAN Houndmills, Basingstoke, Hampshire RG21 6XS and 175 Fifth Avenue, New York, N.Y. 10010 Companies and representatives throughout the world PALGRAVE MACMILLAN is the global academic imprint of the Palgrave Macmillan division of St. Martin’s Press, LLC and of Palgrave Macmillan Ltd. Macmillan® is a registered trademark in the United States, United Kingdom and other countries. Palgrave is a registered trademark in the European Union and other countries.
    [Show full text]
  • The Demonte Terrace in the Stura Valley (Maritime Alps) Between Climatic Changes and Tectonic Movements
    Geogr. Fis. Dinam. Quat. 31 (2008), 5-12, 5 figg. MARCO CAPITANI (*) & MONICA MARRUCCI (*) THE DEMONTE TERRACE IN THE STURA VALLEY (MARITIME ALPS) BETWEEN CLIMATIC CHANGES AND TECTONIC MOVEMENTS ABSTRACT: CAPITANI M. & MARRUCCI M., The Demonte terrace in the putabili all’alternarsi di fasi glaciali e interglaciali e ai movimenti tettonici Stura Valley (Maritime Alps) between climatic changes and tectonic move- che hanno interessato l’area in esame. ments. (IT ISSN 1724-4757, 2008). Per comprendere i meccanismi che hanno portato all’aggradazione del terrazzo di Demonte sono state analizzate, in particolare, le relazioni The lower part of the Stura valley, which from the Maritime Alps tra questa superficie e i depositi glaciali presenti nella Valle Stura. I rap- flows into the Cuneo plain, is characterized by several orders of fluvial porti stratigrafici e le recenti datazioni hanno consentito di attribuire alla terraces. superficie in questione una genesi prevalentemente climatica collocando- This paper discusses the genesis and the subsequent erosion of the la temporalmente in un periodo tipicamente paraglaciale, più precisa- third order terrace (Demonte terrace) in relation to climatic changes due to succession of glacial and interglacial phases and to tectonic movements mente nel passaggio dall’ultimo Glaciale all’Interglaciale. that have involved the study area. Per quanto concerne l’incisione del terrazzo di Demonte, i profili In order to understand the mechanisms that led to the aggradation of longitudinali dei terrazzi presenti nell’area e i rapporti geometrici che il the Demonte terrace, the relations between this surface and the glacial terrazzo di Demonte presenta con quelli di ordini superiori ed inferiori, deposits located in Stura Valley have been analysed.
    [Show full text]
  • 3Rd Quarter 2020
    List of Section 13F Securities Third Quarter FY 2020 Copyright (c) 2020 American Bankers Association. CUSIP Numbers and descriptions are used with permission by Standard & Poors CUSIP Service Bureau, a division of The McGraw-Hill Companies, Inc. All rights reserved. No redistribution without permission from Standard & Poors CUSIP Service Bureau. Standard & Poors CUSIP Service Bureau does not guarantee the accuracy or completeness of the CUSIP Numbers and standard descriptions included herein and neither the American Bankers Association nor Standard & Poor's CUSIP Service Bureau shall be responsible for any errors, omissions or damages arising out of the use of such information. U.S. Securities and Exchange Commission OFFICIAL LIST OF SECTION 13(f) SECURITIES USER INFORMATION SHEET General This list of “Section 13(f) securities” as defined by Rule 13f-1(c) [17 CFR 240.13f-1(c)] is made available to the public pursuant to Section13 (f) (3) of the Securities Exchange Act of 1934 [15 USC 78m(f) (3)]. It is made available for use in the preparation of reports filed with the Securities and Exhange Commission pursuant to Rule 13f-1 [17 CFR 240.13f-1] under Section 13(f) of the Securities Exchange Act of 1934. An updated list is published on a quarterly basis. This list is current as of September 15, 2020, and may be relied on by institutional investment managers filing Form 13F reports for the calendar quarter ending September 30, 2020. Institutional investment managers should report holdings--number of shares and fair market value--as of the last day of the calendar quarter as required by [ Section 13(f)(1) and Rule 13f-1] thereunder.
    [Show full text]
  • The Ideological Origins of the French Mediterranean Empire, 1789-1870
    The Civilizing Sea: The Ideological Origins of the French Mediterranean Empire, 1789-1870 The Harvard community has made this article openly available. Please share how this access benefits you. Your story matters Citation Dzanic, Dzavid. 2016. The Civilizing Sea: The Ideological Origins of the French Mediterranean Empire, 1789-1870. Doctoral dissertation, Harvard University, Graduate School of Arts & Sciences. Citable link http://nrs.harvard.edu/urn-3:HUL.InstRepos:33840734 Terms of Use This article was downloaded from Harvard University’s DASH repository, and is made available under the terms and conditions applicable to Other Posted Material, as set forth at http:// nrs.harvard.edu/urn-3:HUL.InstRepos:dash.current.terms-of- use#LAA The Civilizing Sea: The Ideological Origins of the French Mediterranean Empire, 1789-1870 A dissertation presented by Dzavid Dzanic to The Department of History in partial fulfillment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy in the subject of History Harvard University Cambridge, Massachusetts August 2016 © 2016 - Dzavid Dzanic All rights reserved. Advisor: David Armitage Author: Dzavid Dzanic The Civilizing Sea: The Ideological Origins of the French Mediterranean Empire, 1789-1870 Abstract This dissertation examines the religious, diplomatic, legal, and intellectual history of French imperialism in Italy, Egypt, and Algeria between the 1789 French Revolution and the beginning of the French Third Republic in 1870. In examining the wider logic of French imperial expansion around the Mediterranean, this dissertation bridges the Revolutionary, Napoleonic, Restoration (1815-30), July Monarchy (1830-48), Second Republic (1848-52), and Second Empire (1852-70) periods. Moreover, this study represents the first comprehensive study of interactions between imperial officers and local actors around the Mediterranean.
    [Show full text]
  • Départements Conquis Et Provinces Illyriennes » 1 1792 – 1815
    « Départements Conquis et Provinces Illyriennes » 1 1792 – 1815 Source E.H. de BEAUFOND– Carte Départements Français 1812 (1957) modifiée Le 11 novembre 1789, la Constituante adopte le découpage du territoire français en 83 départements dont la nomenclature est basée sur des critères géographiques ou hydrographiques. Le 31 décembre 1791, les marques postales à numéro remplacent celles de l’ancien régime. A son apogée (1812) le territoire français comportera 134 départements. La loi du 28 Pluviôse An VIII (17 février 1800) donne le nouveau cadre institutionnel des départements qui subsistera jusqu’à la loi de décentralisation de 1982 sans grands changements et le pouvoir administratif est confié aux Préfets (loi du 17 février 1800). Les Départements Conquis seront organisés exactement comme le reste du territoire au fur et à mesure de leur création. Leur numérotation suit la chronologie de leur création à l’exception des départements récupérant les numéros de départements supprimés ou réorganisés. Les 50 départements conquis ont vu le jour suite aux victoires des armées françaises sur 6 coalitions qui se sont succédées de 1792 à 1813 impliquant la quasi-totalité des pays européens. Les « Provinces Illyriennes » sont les territoires occupés et gouvernés par la France (1809 - 1814). Le 20 novembre 1815, le Traité de Paris signifie la fin des hostilités et ramène la France à 86 départements. Les tarifs postaux appliqués sont ceux du territoire français. PD = Port-Dû PP = Port-Payé DEB = Déboursé 2 « Départements Conquis et Provinces Illyriennes » 1792 - 1815 I Départements issus des guerres révolutionnaires de 1792 – 1793….. 3-7 I 1- Duché de Savoie: n°84…………………………………………………………………………… 3-4 I 2- Comté de Nice: n°85……………………………………………………………………………… 5-6 I 3- Suisse / Bâle: n°87………………………………………………………………………………….
    [Show full text]
  • Index Des Noms Français Traditionnels : Trésor Des Noms De Lieux Étrangers
    INDEX DES NOMS FRANÇAIS A Allahabad, Allâhâbâd Aqaba, Akaba Aaland (îles) Allemagne (l’) Aqtaou, Aktaou Aalborg Allemagne du Nord (plaine Aqtioubé, Aktioubé Aar (l’) d’) Aquilée Abadan Alost Arabie saoudite (l’) Abakan (l’) Alpes (les) Aragats, Arakadz (l’) Aberdeen Alpes du Sud (les) Aragon (l’) Aberdeenshire (l’) Alphée (l’) Aral (mer d’) Abidjan Alphen-sur-le-Rhin Arbèles Abkhazie (l’) Altaï (l’) Arbil, ou Erbil Abou Dabi Altenbourg Arcadie (l’) Abou Simbel Altmark (l’) Argentine (l’) Abruzzes (les) Amblève Arginuses (les) Abruzzes (les) Amboine Argolide (l’) Abuja Ambon Argostoli Acapulco Amirauté (îles de l’) Argoun (l’) Acarnanie (l’) Amman Argovie (le canton d’) Accra Amou-Daria (l’) Arkansas Achaïe (l’) Amougies Arkhanguelsk, Arkhangelsk Achgabat Amour (l’) Arlon Aconcagua (l’) Amsterdam Arménie (l’) Açores (les) Anadyr (l’) Ascalon Acre Anatolie (l’) Asmara Addis Abeba Anchorage Assiout Aden Ancône Assise Adige Ancyre Assomption, ou Asunción Adirondacks (les) Andalousie (l’) Assouan Adjarie (l’) Andaman et Nicobar (îles) Astana Adygués (république des) Anderlecht Astrakhan Afghanistan (l’) Andorre (l’) Asturies (les) Afrique du Sud (l’) Andorre-la-Vieille Atacora, Atakora (l’) Agadès Aneto (pic d’) Ath Agrigente Angeles (Los) Athènes Ahmedabad Angkor Athos (mont) Ahvenanmaa (archipel d’) Angleterre (l’) Attique (l’) Aiguilles (cap des) Anglo-normandes (îles) Atyraou Aïn Témouchent Angola (l’) Audenarde Aix-la-Chapelle Ankara Augsbourg Akhiar Annapurna (l’) Aurès Akmolinsk Antigua-et-Barbuda Aurigny Al Kut Antioche Auschwitz Alasehir,
    [Show full text]
  • Institutional Utility, from the Ancien Regime
    &ƌĂŶĐŝĂ͘&ŽƌƐĐŚƵŶŐĞŶnjƵƌǁĞƐƚĞƵƌŽƉćŝƐĐŚĞŶ'ĞƐĐŚŝĐŚƚĞ ,ĞƌĂƵƐŐĞŐĞďĞŶǀŽŵĞƵƚƐĐŚĞŶ,ŝƐƚŽƌŝƐĐŚĞŶ/ŶƐƚŝƚƵƚWĂƌŝƐ ;/ŶƐƚŝƚƵƚŚŝƐƚŽƌŝƋƵĞĂůůĞŵĂŶĚͿ ĂŶĚϭϮ;ϭϵϴϰͿ K/͗10.11588/fr.1984.0.51447 ZĞĐŚƚƐŚŝŶǁĞŝƐ ŝƚƚĞ ďĞĂĐŚƚĞŶ ^ŝĞ͕ ĚĂƐƐ ĚĂƐ ŝŐŝƚĂůŝƐĂƚ ƵƌŚĞďĞƌƌĞĐŚƚůŝĐŚ ŐĞƐĐŚƺƚnjƚ ŝƐƚ͘ ƌůĂƵďƚ ŝƐƚ ĂďĞƌ ĚĂƐ >ĞƐĞŶ͕ ĚĂƐ ƵƐĚƌƵĐŬĞŶ ĚĞƐ dĞdžƚĞƐ͕ ĚĂƐ ,ĞƌƵŶƚĞƌůĂĚĞŶ͕ ĚĂƐ ^ƉĞŝĐŚĞƌŶ ĚĞƌ ĂƚĞŶ ĂƵĨ ĞŝŶĞŵ ĞŝŐĞŶĞŶ ĂƚĞŶƚƌćŐĞƌ ƐŽǁĞŝƚ ĚŝĞ ǀŽƌŐĞŶĂŶŶƚĞŶ ,ĂŶĚůƵŶŐĞŶ ĂƵƐƐĐŚůŝĞƘůŝĐŚ njƵ ƉƌŝǀĂƚĞŶ ƵŶĚ ŶŝĐŚƚͲ ŬŽŵŵĞƌnjŝĞůůĞŶ ǁĞĐŬĞŶ ĞƌĨŽůŐĞŶ͘ ŝŶĞ ĚĂƌƺďĞƌ ŚŝŶĂƵƐŐĞŚĞŶĚĞ ƵŶĞƌůĂƵďƚĞ sĞƌǁĞŶĚƵŶŐ͕ ZĞƉƌŽĚƵŬƚŝŽŶ ŽĚĞƌ tĞŝƚĞƌŐĂďĞ ĞŝŶnjĞůŶĞƌ /ŶŚĂůƚĞ ŽĚĞƌ ŝůĚĞƌ ŬƂŶŶĞŶ ƐŽǁŽŚů njŝǀŝůͲ ĂůƐ ĂƵĐŚ ƐƚƌĂĨƌĞĐŚƚůŝĐŚ ǀĞƌĨŽůŐƚǁĞƌĚĞŶ͘ G ordon D. Clack THE NATURE OF PARLIAMENTARY ELECTIONS UNDER THE FIRST EMPIRE: The Example of the Department of Mont-Tonnerre In an earlier article1 1 looked at one aspect of the politics of dictatorship, i. e. the nature of the political activity that takes place under such a regime. Here I turn to another aspect of the same theme. It is one of the paradoxes of modern dictatorship, and a feature that distinguishes it from traditional (ancien-regime) absolutism, that it seeks to present at least a semblance of populär ratification or endorsement of its policies. Perhaps it is not such a paradox: perhaps here we are getting near the essence of the age that Max Beloff has called the age of democratic absolutism 2; the legitimation that modern regimes seekis not divine, as under the arteten regime, but the legitimation conferred by the general will. Here, as in other respects, the First Empire in France may be seen as apeculiarly indicative harbinger of what was to come; here, as elsewhere, its precocious modernity is apparent. That it was a dictatorship admits of no doubt, albeit a plebiscitary dictatorship, of the model afterwards continued by Napoleon III.
    [Show full text]
  • Descriptors for Taro (Colocasia Esculenta)
    TARO-Eng-cov 10-12-1999 16:29 Pagina 1 Descriptors for ColocasiaTar o esculenta TaroEn.qxd 29-03-2000 10:48 Pagina B List of Descriptors Almond (revised) * (E) 1985 Phaseolus acutifolius (E) 1985 Apple (E) 1982 Phaseolus coccineus * (E) 1983 Apricot * (E) 1984 Phaseolus vulgaris * (E) 1982 Avocado (E,S) 1995 Pigeonpea (E) 1993 Bambara groundnut (E) 1987 Pineapple (E) 1991 Banana (E,S,F) 1996 Pistacia (excluding Pistacia vera) (E) 1998 Barley (E) 1994 Pistachio (E,F) 1997 Beta (E) 1991 Plum * (E) 1985 Black pepper (E,S) 1995 Potato variety * (E) 1985 Brassica and Raphanus (E) 1990 Quinua * (E) 1981 Brassica campestris L. (E) 1987 Rice * (E) 1980 Buckwheat (E) 1994 Rye and Triticale * (E) 1985 Capsicum (E,S) 1995 Safflower * (E) 1983 Cardamom (E) 1994 Sesame * (E) 1981 Carrot (E,S,F) 1998 Setaria italica Cashew (E) 1986 and S. pumilia (E) 1985 Cherry * (E) 1985 Sorghum (E,F) 1993 Chickpea (E) 1993 Soyabean * (E,C) 1984 Citrus (E) 1988 Strawberry (E) 1986 Coconut (E) 1992 Sunflower * (E) 1985 Coffee (E,S,F) 1996 Sweet potato (E,S,F) 1991 Colocasia * (E) 1980 Tea (E,S,F) 1997 Cotton (Revised) (E) 1985 Tomato (E, S, F) 1996 Cowpea (E) 1983 Tropical fruit * (E) 1980 Cultivated potato * (E) 1977 Vigna aconitifolia Echinochloa millet * (E) 1983 and V. trilobata (E) 1985 Eggplant (E,F) 1990 Vigna mungo Faba bean * (E) 1985 and V. radiata (Revised) * (E) 1985 Finger millet (E) 1985 Walnut (E) 1994 Forage grass * (E) 1985 Wheat (Revised) * (E) 1985 Forage legumes * (E) 1984 Wheat and Aegilops * (E) 1978 Grapevine (E,S,F) 1997 White Clover (E) 1992 Groundnut (E,S,F) 1992 Winged Bean * (E) 1979 Kodo millet * (E) 1983 Xanthosoma (E) 1989 Lentil * (E) 1985 Yam (E,S,F) 1997 Lima bean * (E) 1982 Lupin * (E,S) 1981 Maize (E,S,F) 1991 IPGRI publications are available free of charge Mango (E) 1989 to the libraries of genebanks, university Medicago (Annual) * (E,F) 1991 departments, research institutions, etc.
    [Show full text]
  • RAPPORT ET PROJET DE DÉCRET Tendant À
    2204. SECTION de l'interieur. M. le Comte R. de S. t-Jean-d'Angely, Rapporteur. 1. re Rédaction. N. o 26,569. RAPPORT ET PROJET DE DÉCRET Tendant à autoriser la Publication de Feuilles d'annonces et de Journaux affectés aux Sciences, à la Littérature et aux Arts, dans divers Départemens de l'Empire. RAPPORT DU MINISTRE DE L'INTÉRIEUR. Sire, Par décret du 3 août dernier, votre Majesté impériale et royale a réglé qu'il n'y aurait qu'un seul journal dans chaque département de l'Empire, autre que celui de la Seine ; que néanmoins les préfets pourraient provisoirement autoriser dans les grandes villes la publication de feuilles d'affiches ou d'annonces, et que je lui soumettrais, au 1. er septembre, un rapport sur celles de ces feuilles dont la publication pourrait être définitivement autorisée. J'ai fait tout ce qu'il m'était possible de faire pour me conformer à cette dernière disposition. Malgré la célérité que j'ai mise à demander aux préfets un état des journaux qui s'impriment dans leurs départemens, et celle qu'ils ont pu mettre eux-mêmes à former ces états, il n'y en a encore que quatre-vingt-seize dont les réponses me soient parvenues. Le conseiller d'état directeur général de l'imprimerie et de la librairie, auquel j'ai renvoyé l'examen de ces réponses, a suppléé, autant qu'il l'a pu, aux renseignemens qui me manquent, par ceux qu'il avait déjà recueillis lui-même, en s'informant du travail de chaque imprimeur ; mais il s'est trouvé n'en avoir que sur neuf départemens de plus, de sorte qu'il n'y a en tout que cent cinq départemens sur lesquels les renseignemens nécessaires aient été recueillis ; encore y en a-t-il neuf dans ce nombre sur lesquels je n'ai que des notions probablement incomplètes, comme n'ayant été données au conseiller d'état directeur général de l'imprimerie que par occasion, et dans un autre but que celui de lui faire connaître les journaux et feuilles d'annonces.
    [Show full text]