Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Wormcruyt met suycker D.L. Daalder bron D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. De Arbeiderspers, Amsterdam 1950 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/daal003worm01_01/colofon.php © 2015 dbnl / erven D.L. Daalder V Oh! give us once again the wishing-cap Of Fortunatus, and the invisible coat Of Jack the Giant-killer, Robin Hood, And Sabra in the forest with St. George! The child, whose love is here, at least, doth reap One precious gain, that he forgets himself. WORDSWORTH D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker VII Voorwoord Naar ik meen is dit de eerste poging, een historisch-critisch overzicht te geven van de Nederlandse kinderliteratuur. Het boek draagt daarvan duidelijk de sporen: het is uiterst subjectief en uiteraard onvolledig. Aan het eerste is niet te ontkomen, wanneer bij de beschouwing en de ordening van een in de loop der eeuwen opgestapeld feitenmateriaal een persoonlijke maatstaf wordt gehanteerd: wie als principe aanvaardt, dat ook een kinderboek een kunstwerk moet zijn kan èn om die stelling èn om de toepassing er van met recht worden bestreden. Ook de onvolledigheid is een noodzakelijk gevolg van deze waardering: veel van wat alle artisticiteit mist, kan worden genegeerd en aan de vergetelheid prijsgegeven. Maar ze is daarnaast toe te schrijven aan de onmogelijkheid voor één mens alles te kennen en alles te overzien - vrij veel is ontoegankelijk, verloren misschien en ondanks het feit, dat honderden en honderden boeken in de loop der jaren werden gelezen en beoordeeld, bleef heel wat onbekend en daardoor wellicht onbesproken. Terwijl èn dit tekort èn de subjectiviteit van axioma, interpretatie en beslissing, pas kunnen worden opgeheven door de studie en de waardering van velen. Maar er moest ééns worden begonnen en toen mij het verzoek bereikte, een studie over dit onderwerp te schrijven, heb ik gemeend, niet te mogen weigeren; pionierswerk heeft naast de moeilijkheden zijn bijzondere bekoring. In de ‘Inleiding’ heb ik rekenschap afgelegd van de beginselen, die mij bij de beoordeling en de schifting hebben geleid. Bij het eigenlijke overzicht is er naar gestreefd, de kinderliteratuur te plaatsen in het kader der Nederlandse letterkunde - ik heb mij daarbij zoveel mogelijk aangesloten bij Kalff, De Vooijs, Van Mierlo e.a. De nog levende auteurs, voor zover die naar mijn mening tot de besten behoren en/of een grote populariteit genieten, heb ik zelf aan het woord gelaten; zij zonden mij zo goed als zonder uitzondering een korte autobiografie met een aantal bibliografische gegevens, een medewerking, waarvoor ik niet dankbaar genoeg kan zijn. Over enkelen, die overleden zijn, konden nabestaanden mij waardevolle inlichtingen geven. Naast hen ben ik dank verschuldigd aan de heer P. de Zeeuw JGz., die een overzicht gaf der protestantschristelijke kinderliteratuur en aan vele anderen, die mij materiaal verschaften. Door al deze steun heeft het werk veel aan waarde gewonnen. Aan het overzicht is toegevoegd een aantal korte monographieën over klassieke kinderboeken, die ons uit het buitenland hebben bereikt. Bovendien een jaartallentabel, waardoor de ontwikkeling van de literatuur voor ons kroost en de plaats van de uitheemse klassieken in die evolutie duidelijker uitkomen, en ten slotte een eenvoudige bibliographie. D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker 1 Inleiding Wie zich bezig houdt met de Nederlandse literatuurgeschiedenis ontdekt, dat daar maar zelden van kinderboeken gewag wordt gemaakt. Men wijst in de handboeken op de betekenis van de kinderpoëzie van Van Alphen, Goeverneur en Heye, noemt terloops Swildens en misschien Le Francq van Berkhey, maar daarmee is het dan ook afgelopen: de lezer zoekt de namen van schrijvers als Nellie van Kol, Nienke van Hichtum, Ida Heijermans, Cor Bruyn, Leonard Roggeveen, mevr. Selleger-Elout om maar enkele prominente figuren te noemen, vergeefs. Ook in de tijdschriften, die het terrein der gróte literatuur bestrijken, vindt men zelden of nooit artikelen over kinderlectuur, de auteurs daarvan hebben er geen toegang, hun werk wordt er niet besproken, zelfs niet genoemd. Wat is de oorzaak daarvan? De mogelijkheid bestaat, dat de wetenschappelijke onderzoekers, die de letterkunde tot hun studieveld hebben verkozen, niet wensen ‘af te dalen’ tot de regionen van de kinderen en de velen, die voor hen schrijven. Ze zien uit de hoogte hunner volwassenheid, van hun geleerdheid misschien, neer op het wriemelend grut aan hun voeten en de dwazen, die het met bakersprookjes en onnozele verhaaltjes menen te moeten amuseren. Onwillekeurig beïnvloed door de gedachte, die zij zelf verwerpen, dat bij de beoordeling van kunstwerken en de beslissing, of die al of niet opgenomen zullen worden in de ‘officiële’ letterkunde, de diepte der denkbeelden en de aard der emoties de bepalende factoren zijn, komen zij er toe, de kinder-literatuur, waarvan de ‘ideologie’ maar simpel en de ontroeringen ‘kinderlijk’ moeten zijn, te beschouwen als quantité négligeable. En, als een enkele onder hen, voorzichtig en gereserveerd, een paar passen waagt in het onbekende kinderland, waarvoor hij, ondanks zichzelve, een lichte geringschatting blijft koesteren, als hij met een zekere welwillende aandacht sommige geschriften opneemt en doorbladert, rijst al gauw de conclusie: aardig en beminnelijk.... maar het heeft met kunst niets te maken. Ja, groter nog is de kans, dat hij ook de beide eerste qualificaties achterwege laat: er is véél in de Nederlandse kinderliteratuur, dat niet bevallig en vriendelijk is.... en het tegengestelde van kunst. Om te vinden wat belangrijk is, heeft men méér belangstelling en vooral meer tijd nodig, dan de gemiddelde letterkundige aan deze materie wenst te besteden. En er is een tweede reden, die hem kopschuw maakt. Hij heeft - niet ten onrechte - de mening, dat de kinderliteratuur te allen tijde een andere functie heeft gehad dan die der volwassenen: ze is een middel in de hand der paedagogen - het woord klinkt wrang in de mond der artisten en niet minder in die der literatoren - om kinderen in een bepaalde richting te beïnvloeden en in verband daarmee bezwaard met didaktische en moralistische elementen D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker 2 - om van de stichtelijkheid maar te zwijgen -, die in ieder geval boven de kunstwaarde prevaleren, àls van de laatste al gesproken kan worden. Er dienen dus bij de bespreking van kinderboeken andere maatstaven te worden gehanteerd dan bij die voor grote mensen - er is hier hoogstens een grensgebied van de literatuur, beter zou het zijn, het volledig te brengen onder de souvereiniteit van de quasi-wetenschappelijke specialisten, die zich met opvoedkunde occuperen - met kunst heeft dit alles niets en dan ook helemaal niets te maken. Het blijft zelfs de vraag, of kunst voor kinderen mogelijk is! Precies zo gaat het de redacteuren der letterkundige tijdschriften. Ook bij hen de minachting voor kinderen, jeugdlectuur (zelfs het wóórd klinkt al brááf) en schrijvers voor de ‘spes patris et patriae’, ook bij hen de idee fixe, dat kinderliteratuur iets totaal anders is dan de woordkunst, die hen interesseert. En de auteurs zelf denken er niet veel anders over: er is maar een enkele onder hen, die bij tijd en wijle een verhaal voor kinderen schrijft - de meesten bepalen zich uitsluitend tot een publiek boven de achttien en generen zich min of meer voor hun collega's en hun goede naam, wanneer zij zich aan kinder- of volkslectuur te buiten gaan: ze kiezen in dat geval gewoonlijk een pseudoniem om de aftocht te dekken. Hun houding wordt versterkt door het feit, dat de uitgevers in den regel voor een manuscript, dat zich tot jongeren richt, veel minder betalen dan voor een ‘normaal’ boek. Geen wonder - de ouders bekommeren zich niet om de kunstwaarde: zij vragen een niet te duur, liefst smakelijk uitgevoerd boek, dat in staat is te boeien en te vermaken, als 't mogelijk is met een opvoedend element er in, al komt dat pas in de tweede plaats. En dergelijke verhalen kunnen ook wel worden geschreven door mensen met minder financiële pretenties dan de erkende artisten geleidelijk aan hebben gekregen! En waar ook kunstenaars moeten leven, waar ook zij zich, ondanks hun artistieke wereldbeschouwing en hun haat tegen bourgeoisie en kapitalisme, toch nog laten intimideren en een zekere evenredigheid aanvaarden van innerlijke waarde en tastbaar honorarium, blijft de kinderliteratuur bij hen in discrediet en zoeken zij het contact met de volwassenen. Ook edeler motieven spelen daarbij een rol: de bewustheid, dat een kunstwerk de adequate uiting moet zijn van een persoonlijkheid allereerst, van een intens levende, harmonisch uitgegroeide volwassene, en dus voor kinderen onverstaanbaar blijft - de zekerheid, dat men moet wòrden tot een kind om voor hen te kunnen schrijven en de erkenning van onmacht om die innerlijke gesteldheid te bereiken. En door dat alles blijven de kinderen verstoken van de literatuur, die voor hen van blijvende waarde zou kunnen zijn, geschreven door artisten, erkend door de letterkundigen, in de literaire tijdschriften met dezelfde zorg beoordeeld als de verzen en romans voor hen, die de kinderschoenen D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker 3 ontwassen zijn. Maar zij vràgen om lectuur en in onze samenleving regelt nog altijd de vraag het aanbod. Wanneer de gròten onder ons niet voor hen willen schrijven, òf uit gêne òf uit piëteit, dan zullen de kleinen het wel doen. Waarom niet? Een kinderhand is gauw gevuld, ouders zijn weinig critisch, de gemiddelde uitgever is een zakenman, die allereerst vraagt naar het debiet, de critiek in de grote tijdschriften