De Koloniën Van De Maatschappij Van Weldadigheid
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
,M 3" DE KOLONIËN VAN DE MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID (1818-1859) EEN LANDBOUWKUNDIG EN SOCIAAL-ECONOMISCH EXPERIMENT J. D. DORGELO «281.367 J. D. DORGELO proefschrift: DE KOLONIËN VAN DE MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID (1818-18J9) STELLINGEN 1 De fundamentele oorzaak van de mislukking van de vrije landbouw• koloniën in financieel en landbouwkundig opzicht was gelegen in de discrepantie van bevolkingsgrootte en oppervlakte cultuurgrond, die zich manifesteerde in een te geringe bedrijfsomvang en een te sterk overwicht van de akkerbouw in het produktieplan. Hoofdstukken 111 en iv van dit proefschrift. II De meningsverschillen over de bedrijfsvoering, vooral ten aanzien van de rundveehouderij en de bremteelt, tussen de directie en deskundige bezoekers van de koloniën enerzijds en de theoreticus Joh. van den Bosch en de Permanente Commissie anderzijds vormen een bewijs voor de onjuistheid van de uitspraak van Westendorp Boerma, dat Van den Bosch een grote soepelheid aan de dag legde met betrekking tot de aanpassing van zijn plannen aan de veranderde omstandigheden. Hoofdstuk iv van dit proefschrift; J. J. Westendorp Boerma, Johannes van den Bosch als sociaal hervormer; de Maatschappij van Weldadigheid, Groningen 1927. III In het belang van een efficiënt agrarisch structuurbeleid in de landen van de Europese Economische Gemeenschap dient de Commissie van de E.E.G. op korte termijn: 1. nadere richtlijnen op te stellen ten aanzien van de doelstelling en de inhoud; 2. voorstellen te doen ter bevordering van de coördinatie van dit structuurbeleid. IV Bij de samenstelling van regionale economische ontwikkelingsplannen voor de in 1959 door het Ministerie van Economische Zaken in Neder• land aangewezen probleemgebieden is de coördinatie met het agrarisch structuurbeleid onvoldoende; in het belang van een harmonische ont• plooiing van de produktiviteit en de welvaart in de verschillende bedrijfs• takken is een juist samenspel noodzakelijk. J. D. Dorgelo, Agrarisch structuurbeleid en regionale economische ontwikkelingspolitiek in West-Europa (m), in: Economisch-Statistische Berichten, 1961 no. 2301. Het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw zal met de ten aanzien van de sanering voorgestelde uitvoeringsmaatregelen slechts een geringe bijdrage kunnen leveren tot de verbetering van de bedrijfs- groottestructuur. VI Een vigerend streekplan dient niet alleen de juridische grondslag te vormen voor de toekomstige ontwikkeling van de gebieden met een niet-agrarische bestemming, doch tevens het uitgangspunt te zijn voor bindende richtlijnen ter zake van een overheidsbeleid, dat is gericht op de verbetering van de agrarisch-economische structuur in de gebieden met een agrarische bestemming. VII De opvatting, dat de relatief ongunstige bedrijfsverkaveling op de zand• gronden in de eerste plaats veroorzaakt is door de vererving van boeren- nalatenschappen, vindt onvoldoende steun in de resultaten van het historisch onderzoek; de wijze van ingebruikneming van de cultuurgrond is de belangrijkste factor, die het grondpatroon van de bedrijfsverkaveling heeft bepaald. VIII Een verdeling van de voorkeurssollicitanten voor landbouwbedrijven in de IJsselmeerpolders over de categorieën a. gedupeerden door niet-agrarische bestemming; b. gegadigden uit ruilverkavelingsgebieden, in de verhouding i :2, zoals toegepast bij de eerste uitgifte van bedrijven in Oostelijk Flevoland, betekent: 1. een relatieve onderwaardering van het algemeen belang ten aanzien van categorie a en 2. een niet optimale economische en sociale structuur in de nog te koloniseren IJsselmeerpolders. IX In de agrarische streekverbeteringsgebieden dient de overheid in het belang van de leefbaarheid van het platteland in dezelfde mate aandacht te besteden aan de verbetering van het maatschappelijk klimaat als in de probleemgebieden. De vermindering van het aantal leerlingen van de lagere landbouwscholen sedert 19^4 is om meer dan één reden een gunstig verschijnsel. XI Met het oog op de sterke samenhang tussen gezin en bedrijf in de Neder• landse landbouw kan de economisch-sociale voorlichting door de plattelandsorganisaties slechts dan een optimaal effect bereiken, indien deze organisaties financieel in staat worden gesteld ook buiten de streek• verbeteringsgebieden door middel van individuele huishoudelijke voor• lichting huishoud-economische voorlichting te verzorgen. XII De aanhang van de Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw en van de Boerenpartij is mede veroorzaakt door een onvoldoende functio• neren van de interne communicatie in de standsorganisaties. DE KOLONIËN VAN DE MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID (1818-185-9) Dit proefschrift met stellingen van JAN DERK DORGELO, landbouwkundig ingenieur, geboren te Rotterdam, ii september 192 j, is goedgekeurd door de promotor, DR. B. H. SLICHER VAN BATH, hoogleraar in de agrarische geschiedenis. De Rector Magnificus der Landbouwhogeschool, W. F. EIJSVOOGEL Wageningen, 2$ mei 1964. DE KOLONIËN VAN DE MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID (1818-18*9) Een landbouwkundig en sociaal-economisch experiment PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor in de landbouwkunde, op gezag van de Rector Magnificus, Ir. W. F. Eijsvoogel, hoogleraar in de hydraulica, de bevloeiing, de weg- en waterbouwkunde en de bosbouwarchitectuur, te verdedigen tegen de bedenkingen van een commissie uit de Senaat van de Landbouwhogeschool te Wageningen op woensdag 17 juni 1964 te 16 uur door JAN DERK DORGELO TE ASSEN BIJ VAN GORCUM Sc COMP. N.V. - DR. H. J. PRAKKE & H. M. G. PRAKKE PROMOTOR: DR. B. H. SLICHER VAN BATH DER ^iOUWBOGESai©» AAN MIJN VROUW AAN MIJN KINDEREN WOORD VOORAF Ter gelegenheid van de voltooiing van mijn studie aan de Landbouw• hogeschool wil ik gaarne dank brengen aan U, Hoogleraren en Oud- Hoogleraren, voor Uw aandeel in mijn wetenschappelijke opleiding. Met name denk ik hier aan de betekenis van Uw onderricht, Hoogge• leerde Hofstee, voor mijn latere werkkring. In het bijzonder betuig ik mijn grote erkentelijkheid aan U, Hoog• geleerde Slicher van Bath. Door Uw colleges is mijn belangstelling voor de geschiedenis van het platteland en de landbouw aangewakkerd. U bent mij steeds ter wille geweest bij de bepaling van de vormgeving van mijn „hobby", die uiteindelijk resulteerde in dit geschrift. Voor Uw leiding en raadgevingen ben ik U dankbaar. Het is mij een voorrecht dat U de neerslag van mijn onderzoek als proefschrift hebt willen aanvaarden en als mijn promotor wilt optreden. Door mijn vroegere werkkring in de provincie Drenthe als weten• schappelijk medewerker van de afdeling Streekonderzoek van het Landbouw-Economisch Instituut ben ik gestuit op het onderwerp van dit proefschrift. Gaarne zeg ik U, Dr. Visser, Hoofd van deze afdeling van het L.E.I., dank voor de welwillende medewerking en belangstelling, die ik van Uw zijde heb mogen ondervinden. Voor de totstandkoming van deze dissertatie was een diepgaande archiefstudie noodzakelijk. Gaarne maak ik hier melding van de bereid• willigheid van het College van Commissarissen van de Maatschappij van Weldadigheid, dat mij in staat stelde het archief van de Maatschappij te Frederiksoord te bestuderen. U, Ir. Wessels, direkteur van de Maat• schappij, hebt mij vele dagen (en avonden) toegang verschaft tot dit archief, verscheidene waardevolle gegevens verstrekt en het manuscript willen doorlezen. Grote medewerking mocht ik ook ondervinden van de heer Drs. E. J. Werkman, Rijksarchivaris in Drenthe, bij het onderzoek van de vele handschriften, die behoren tot het oud archief van de Maatschappij van Weldadigheid, dat thans berust in het Rijksarchief in de Provincie Drenthe te Assen. Bijzonder erkentelijk ben ik U, Dr. Van der Poel, voor Uw bereidheid de inhoud van het manuscript kritisch te bezien. Vele waardevolle adviezen heb ik aan U te danken. Voorts dank ik allen, die, op welke wijze dan ook, aan dit onderzoek hebben medegewerkt. Ten slotte spreek ik op deze plaats mijn dank uit tot mijn vrouw en mijn moeder, die steeds grote belangstelling hebben getoond voor mijn studie. Ondanks haar onophoudelijke zorg voor ons gezin heeft mijn vrouw voortdurend meegeleefd met de ontwikkeling van dit proefschrift. De steun, die zij heeft gegeven, is voor mij van grote waarde geweest. INHOUD HOOFDSTUK I Inleiding en probleemstelling 1 i. De armoede in Nederland omstreeks 181 $ i l. De landbouw in Drenthe omstreeks I8IS 4 3. Oprichting, doelstellingen en functie van de Maatschappij van Weldadigheid 8 4. De bevolking van de vrije koloniën 17 j. Probleemstelling 19 HOOFDSTUK li De cultuurgrond in de vrije koloniën 22 1. Verwerving van grondbezit 22 2. Bodemgesteldheid en ontginning 31 HOOFDSTUK lil Enkele economische aspecten van de agrarische structuur 41 1. Waterbeheersing 41 2. Bedrijfsgroottestructuur 43 3. Ruimtelijke ligging en verkavelingstoestand 48 4. Ontsluiting ï2 c. Pachtverhoudingen SS 6. Bedrijfsgebouwen en woningen 61 HOOFDSTUK IV Het produktieplan en de bedrijfsvoering 65 1. Aard van het grondgebruik &S 2. Het bouwland 78 a. De mestvoorziening 79 6. De vruchtwisseling I07 c. De opbrengst der gewassen "9 3. Het grasland en de veestapel I36 4. De bosbouw 1SI HOOFDSTUK v Enkele sociale aspecten van de landbouwkoloniën i$$ 1. Arbeidsverhoudingen in de landbouw i$S 2. Niet-agrarische werkgelegenheid I6J 3. Het onderwijs 169 HOOFDSTUK vi Samenvatting en conclusies; overzicht van de ontwikkeling na 1859. 174 1. Verwerving van grond en ontginning 174 2. Produktie-omstandigheden 176 3. Bedrijfstype en bedrijfsvoering 179 4. Arbeidsverhoudingen 183 j. Conclusies 184 6. Overzicht van de ontwikkeling