Verslag van de doorlichting van Go! Atheneum Martinus te Bilzen Doorlichtingseenheid 2000000117

Data van het doorlichtingsbezoek 5-11-2018, 6-11-2018, 7-11-2018, 8-11-2018, 9-11-2018 Doorlichtingsteam Rika DE ROOVER Erik DE BOU Vera TIMMERS Bart LAMOTE

INHOUDSTAFEL

1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS...... 1 2 TOELICHTING BIJ HET VERSLAG ...... 2 3 IN WELKE MATE ONTWIKKELT DE SCHOOL HAAR EIGEN KWALITEIT? ...... 4 4 IN WELKE MATE VERSTREKT DE SCHOOL KWALITEITSVOL ONDERWIJS?...... 6 4.1 Gezinstechnieken, huishoudkunde en voeding in de tweede graad bso Verzorging-voeding...... 6 4.2 Mode in de derde graad bso Moderealisatie en -verkoop...... 8 4.3 Biologie in de tweede graad aso Wetenschappen (leerplan 2012/009) ...... 10 4.4 Toegepaste natuurwetenschappen in de tweede graad bso Paardrijden en -verzorgen (leerplan 2012/013) ..11 4.5 Frans in de eerste graad B-stroom in het eerste leerjaar en in het beroepsvoorbereidend leerjaar Hout - metaal (leerplan 2010/014) ...... 13 4.6 Frans in de eerste graad A-stroom (leerplan 2010/002)...... 15 4.7 Leerlingenbegeleiding...... 17 5 IN WELKE MATE VOERT DE SCHOOL EEN DOELTREFFEND BELEID OP HET VLAK VAN BEWOONBAARHEID, VEILIGHEID EN HYGIËNE? ...... 19 6 RESPECTEERT DE SCHOOL DE REGELGEVING?...... 21 7 SAMENVATTING ...... 22 7.1 In welk mate ontwikkelt de school haar eigen kwaliteit?...... 22 7.2 In welke mate verstrekt de school kwaliteitsvol onderwijs? ...... 22 7.2.1 De leerlingenbegeleiding ...... 22 7.2.2 De onderwijsleerpraktijk...... 23 7.3 In welke mate voert de school een doeltreffend beleid op het vlak van bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne?...... 24 8 ADVIES BETREFFENDE DE ERKENNING EN AANBEVELINGEN ...... 25 9 BIJLAGE DOORLICHTINGSEENHEID...... 26 1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Instelling Go! Atheneum Martinus Bilzen Doorlichtingseenheid 2000000117 Hoofdstructuur voltijds secundair onderwijs Beleidsverantwoordelijke Els Willems Adres Sint-Martinusstraat 3 - 3740 Bilzen Telefoonnummer 089 41 16 18 E-mail [email protected] Website www.atheneumbilzen.be Bestuur 113928 - GO! scholengroep Zuid- Walstraat 39 - 3840

Scholengemeenschap 111997 - SGGO --Sint-Truiden Walstraat 39 - 3840 Borgloon

CLB 114371 - GO! CLB Zuid-Limburg Sacramentstraat 70 - 3700 Tongeren

Alle hoofdstukken van dit verslag en het advies hebben betrekking op de doorlichtingseenheid Go! Atheneum Martinus Bilzen (instelling 2000000117). Deze eenheid omvat geheel of gedeeltelijk volgende scholen:  GO! Atheneum Martinus Bilzen (43968)  GO! technisch atheneum Campus Plinius Tongeren (44552)

Het aanbod van de doorlichtingseenheid en een overzicht van de onderwijslesplaatsen is terug te vinden in de bijlage bij dit verslag.

1 2 TOELICHTING BIJ HET VERSLAG

Wat onderzoekt de onderwijsinspectie tijdens een doorlichting? Elke doorlichting biedt een antwoord op twee onderzoeksvragen. 1. In welke mate ontwikkelt de school haar eigen kwaliteit, met bijzondere aandacht voor de aansturing en de kwaliteitsbewaking van de onderwijsleerpraktijk? 2. In welke mate verstrekt de school kwaliteitsvol onderwijs dat tegemoetkomt aan de kwaliteitsverwachtingen uit het Referentiekader voor Onderwijskwaliteit (het OK) en respecteert ze de regelgeving?

Om de twee onderzoeksvragen te beantwoorden, voert de onderwijsinspectie tijdens elke doorlichting vier onderzoeken uit:  een onderzoek naar de kwaliteitsontwikkeling;  een onderzoek naar de onderwijsleerpraktijk;  een onderzoek naar één kwaliteitsgebied;  een onderzoek naar het beleid op het vlak van bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne.

Hoe voert de onderwijsinspectie haar onderzoeken uit? De onderwijsinspectie gaat na of de school tegemoet komt aan de kwaliteitsverwachtingen van het OK aan de hand van een relevante steekproef. De onderzoeken zijn steeds gebaseerd op een triangulatie van onderzoeksmethoden en bronnen (kwantitatieve en kwalitatieve data, documenten, observaties, gesprekken en gevalstudies). De onderwijsinspectie betrekt ook relevante stakeholders bij de onderzoeken.

Hoe beoordeelt de onderwijsinspectie? Het doorlichtingsteam situeert de kwaliteitsontwikkeling en de kwaliteit van de school aan de hand van ontwikkelingsschalen. Door met ontwikkelingsschalen te werken, wil de onderwijsinspectie het schoolteam stimuleren om de eigen kwaliteit te (blijven) ontwikkelen. De ontwikkelingsschalen zijn gebaseerd op het OK en bestaan telkens uit vier niveaus. Het verslag stelt de antwoorden op de onderzoeksvragen ook visueel voor. beneden de verwachting: er zijn meerdere essentiële elementen die voor verbetering vatbaar zijn.

benadert de verwachting: er zijn naast sterke punten ook nog meerdere punten ter verbetering. Daardoor voldoet het geheel nog niet aan de verwachting.

volgens de verwachting: er zijn veel sterke punten en geen belangrijke punten of gebieden ter verbetering. Het geheel voldoet aan de verwachting.

overstijgt de verwachting: er zijn vele sterke punten, met inbegrip van significant voorbeeld van goede praktijk.

Het ontwikkelingsniveau 'volgens de verwachting' bevat de kwaliteitsverwachtingen uit het OK. Dit niveau betekent dus voluit: 'volgens de verwachting van het Referentiekader voor Onderwijskwaliteit'.

2 Het ontwikkelingsniveau 'overstijgt de verwachting' bevat dezelfde kwaliteitsverwachtingen, maar op dat niveau verwacht de onderwijsinspectie ook een voorbeeld van goede praktijk. De criteria voor een voorbeeld van goede praktijk zijn als volgt.  De praktijk overstijgt het gangbare.  De praktijk heeft een positieve impact op de resultaten en effecten bij de leerlingen.  De praktijk is ingebed in de werking van de instelling of de werking van een deelteam.  De praktijk is onderbouwd vanuit evaluaties of instellingsspecifieke noden of is gebaseerd op vernieuwde inzichten op het vlak van onderwijskwaliteit.  De praktijk kan (na vertaalslag naar een andere context) andere scholen inspireren.

Welke adviezen formuleert de onderwijsinspectie? De onderwijsinspectie formuleert een advies aan de Vlaamse Regering over de verdere erkenning van de school. Er zijn twee adviezen mogelijk.

Indien de school in voldoende mate tegemoetkomt aan de erkenningsvoorwaarden, formuleert het doorlichtingsteam een gunstig advies. Dit advies heeft twee varianten:  een gunstig advies zonder meer  een gunstig advies met de verplichting om te werken aan de tekorten.

Indien de school niet in voldoende mate tegemoetkomt aan de erkenningsvoorwaarden, kan het doorlichtingsteam een ongunstig advies formuleren. Dit advies heeft twee varianten:  een ongunstig advies met mogelijkheid om te verzoeken dat de procedure tot intrekking van de erkenning niet opgestart wordt op voorwaarde dat het bestuur het engagement aangaat om zich bij het werken aan de tekorten extern te laten begeleiden. Indien het schoolbestuur gebruik maakt van het recht om te verzoeken dat de procedure tot intrekking van de erkenning niet opgestart wordt en zich extern laat begeleiden, volgt er een nieuwe doorlichting binnen een tijdspanne die de onderwijsinspectie bepaalt op basis van de ernst en de aard van de tekorten en die minimum 90 dagen bedraagt, behalve als de tekorten betrekking hebben op de bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne;  een ongunstig advies zonder mogelijkheid om te verzoeken de procedure tot intrekking van de erkenning niet op te starten. Het schoolbestuur kan een beroep indienen tegen die onmogelijkheid. Binnen de 60 kalenderdagen na het indienen van het beroep, onderzoekt een nieuw en paritair samengesteld doorlichtingsteam de argumenten die het bestuur aangeeft om te rechtvaardigen dat er wél een mogelijkheid moest zijn om te verzoeken de procedure tot intrekking van de erkenning niet op te starten.

Hoe gaat het verder na de doorlichting? De school ontvangt het doorlichtingsverslag enkele dagen na het einde van de doorlichting. De directeur kan dan feitelijke onjuistheden melden die het doorlichtingsteam nog kan rechtzetten. Het advies en de inschalingen kunnen op dat moment echter niet meer worden gewijzigd.

Uiterlijk binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst van het doorlichtingsverslag kan de directie of het bestuur een bespreking van het verslag aanvragen bij de inspecteur-generaal. Die aanvraag wordt schriftelijk ingediend en gebeurt zoals aangegeven op de website van de onderwijsinspectie. De bespreking wordt zo spoedig mogelijk gepland en het bestuur bepaalt zijn vertegenwoordiging. Het doel van dit bijkomende gesprek is verduidelijking over het verslag te krijgen.

Voor meer informatie, raadpleeg www.onderwijsinspectie.be en www.doorlichtingsverslagen.be.

3 3 IN WELKE MATE ONTWIKKELT DE SCHOOL HAAR EIGEN KWALITEIT?

Visie en strategisch beleid De school heeft slechts een beperkt zicht op wat ze met haar onderwijs wil bereiken, hoe ze de schoolwerking wil vormgeven en hoe ze de ontwikkeling van de leerlingen wil stimuleren. Uit de onderwijsleerpraktijk blijkt dan ook weinig gemeenschappelijke doelgerichtheid. Zo wordt het ‘ABC-systeem’, een voor de school unieke pedagogische maatregel, verschillend ingevuld van vakgroep tot vakgroep en geeft ook het beleid geen eenduidige interpretatie van dat concept. Sommige seminaries, bedoeld om de talenten van de leerlingen te ontwikkelen, gaan aan hun doel voorbij. Specifieke deelvisies, bijvoorbeeld rond de evaluatie of rond het zorgcontinuüm, zijn erg theoretisch omschreven en krijgen geen schoolspecifieke invulling. Daardoor leven ze niet op de school- en klasvloer.

Organisatiebeleid De school ontwikkelt geen coherent beleid. Ze streeft te weinig naar een breed gedragen cultuur van participatie en dialoog. De school beschikt – op de schoolraad na – niet over overlegstructuren waarin leerlingen, ouders en teamleden zich kunnen engageren in de besluitvorming. De school stimuleert vernieuwing en expertisedeling tussen de teamleden nagenoeg niet, ook niet wanneer de vakgroepen daarvoor vragende partij zijn, zoals uit het onderzoek naar de onderwijsleerpraktijk blijkt. Ze werkt samen met anderen, maar versterkt daarmee nog niet altijd de onderwijsleerpraktijk of de schoolwerking.

4 Onderwijskundig beleid De school ontwikkelt de kwaliteit van haar onderwijsleerpraktijk niet of ad hoc. Ze neemt weinig doelgerichte maatregelen. Ze maakt nauwelijks afspraken met de teamleden om de onderwijsleerpraktijk vorm te geven. Het gebrek aan een doelgericht onderwijskundig beleid zorgt voor een sterk wisselend beeld van de leerplanrealisatie en de evaluatiepraktijk en heeft een negatieve weerslag op de stagebegeleiding, op het concept van de geïntegreerde proef (gip) en op het voldoen aan de minimale materiële vereisten in meerdere studierichtingen. De teamleden kennen hun taken en verantwoordelijkheden, maar de school ondersteunt hen ruim onvoldoende om zich professioneel te ontplooien. Ze komt weinig tegemoet aan de nascholingsnoden van de leraren en aan hun vraag naar externe begeleiding. De nieuwe directie bracht daar zeer recent verandering in, via klasbezoeken met nabespreking en via participatie aan vakvergaderingen.

Systematische evaluatie van De school evalueert haar schoolwerking – op de GOK-werking na – niet of de kwaliteit occasioneel. De kwaliteit van processen zoals de leerplanrealisatie, de onderwijsleerpraktijk, de leerlingenevaluatie of de leerlingenbegeleiding wordt niet systematisch onderzocht. Ter voorbereiding van de opvolgingsdoorlichting ontwikkelde de school actieplannen, maar ze maakte onvoldoende werk van een schoolbrede transfer naar andere vakken en van een vervolg op de nog geformuleerde werkpunten.

Betrouwbare evaluatie van De school slaagt er nog weinig in om de resultaten en effecten van haar werking de kwaliteit te gebruiken bij de sporadische evaluaties die ze uitvoert. Ze heeft bij haar evaluaties beperkt aandacht voor de effecten bij de leerlingen en de leraren. De school benut bij haar evaluaties niet altijd alle beschikbare kwalitatieve en kwantitatieve bronnen of de expertise van relevante partners. Daardoor komt de betrouwbaarheid van de evaluaties in het gedrang.

Borgen en bijsturen De school heeft geen of weinig zicht op haar sterke punten en werkpunten. Ze borgt onvoldoende wat reeds goed is en ontwikkelt nauwelijks verbeteracties voor haar werkpunten. Noch het schoolwerkplan, noch het nascholingsplan zijn momenteel instrumenten die toelaten om de sterke punten en de werkpunten van de school te kunnen monitoren. De resultaten van de vorige doorlichting werden onvoldoende ingezet als middel tot doelgerichte vak- of schoolbrede bijsturingen.

5 4 IN WELKE MATE VERSTREKT DE SCHOOL KWALITEITSVOL ONDERWIJS?

4.1 Gezinstechnieken, huishoudkunde en voeding in de tweede graad bso Verzorging-voeding

Afstemming van het aanbod Het aanbod spoort gedeeltelijk met het gevalideerd doelenkader. Het evenwicht op het gevalideerd doelenkader van het aanbod en de afstemming op het verwachte beheersingsniveau zijn, samen met de inhoudelijke actualisatie van een klein aantal leerplanonderdelen, nog werkpunten.

Leer- en ontwikkelingsgericht De afstemming van het onderwijsleerproces op de beginsituatie van de aanbod leerlingen is voor verbetering vatbaar. De vakgroep heeft nog groeikansen om het aanbod in een graadsklas via meer differentiatie haalbaar en uitdagend te maken voor elke leerling. De leraren laten nog kansen liggen om het aanbod samenhangend en meer betekenisvol te maken. Zo ontbreken een duidelijke verticale opbouw van het aanbod en horizontale leerlijnen tussen de verschillende lescomponenten. De onderwijsorganisatie is weinig gericht op het bereiken van de doelen. De leerlingen krijgen op een dag tot zeven uur na elkaar les van eenzelfde leraar, waardoor de betrokkenheid op elkaar vermindert.

6 Leer- en leefklimaat De leraren creëren een positief en stimulerend leer- en leefklimaat. De leraren motiveren de leerlingen, ondersteunen hen, waarderen hen, gaan vaak met hen in interactie en houden rekening met hun inbreng. De leraren kunnen efficiënter gebruik maken van de lestijd, door een meer doelgerichte afstemming van de leeractiviteiten op de doelen.

Materiële leeromgeving De materiële leeromgeving ondersteunt veelal het bereiken van de doelen. Sommige klaslokalen zijn echter te klein, waardoor het fysieke comfort op het vlak van ruimte gering is. Voor ‘zorg voor woon- en leefomgeving’ wordt niet voldaan aan de minimale materiële vereisten van het leerplan. Zo ontbreken een ergonomische strijkplank, een strijkrol, naaimachines of materialen om aan houtbewerking te doen. Waar mogelijk behelpen de leraren zich met materiaal uit de afdeling ‘hout’ of ‘mode’.

Feedback De leraren geven geregeld ontwikkelingsgerichte feedback, waarbij ze vertrekken vanuit de doelen en de leerervaringen van de leerlingen. De feedback is zowel op het product als op het proces gericht en maakt systematisch deel uit van de praktijklessen. De feedback is veelal duidelijk, constructief en gedoseerd en vindt plaats in een klimaat van veiligheid en vertrouwen.

De leerlingenevaluatie De evaluatie is onvoldoende representatief voor het gevalideerd doelenkader. De evaluatie is onvoldoende transparant, onvoldoende breed en vaak niet op het verwachte beheersingsniveau. Tal van praktijkdoelen worden kennisgericht in plaats van vaardigheidsgericht getoetst, waardoor heel wat vaardigheden weinig of niet geëvalueerd worden. De vakgroep werkte echter al heldere beoordelingsschalen uit die ingezet kunnen worden voor de praktijkevaluatie. Het ABC-systeem biedt meer kansen aan sterke dan aan zwakke leerlingen. Bovendien beantwoorden de A- en B-vragen vaak niet aan de leerplandoelstellingen.

Leereffecten De school kan niet aantonen dat een zo groot mogelijke groep leerlingen de minimaal gewenste output bereikt. Vooral het tekort aan een brede evaluatie op het juiste beheersingsniveau heeft daartoe geleid. Een grondige leerplanstudie is daarbij richtinggevend.

7 4.2 Mode in de derde graad bso Moderealisatie en -verkoop

Afstemming van het aanbod Het aanbod is onvoldoende afgestemd op het gevalideerd doelenkader. Enkele op het gevalideerd doelenkader clusters zoals ‘modestudie en vormgeving’, ‘ontwerp- en modetekenen’, ‘etalage’ en ‘verkoop en advies in de modesector’ krijgen te weinig aandacht. Daarnaast zijn een ruim aantal leerinhouden onvoldoende afgestemd op het verwachte beheersingsniveau. Uit de uitgevoerde werkstukken blijkt dat de cluster ‘realisatietechnieken’ voldoet, toch vormt de opbouw van de moeilijkheidsgraad nog een aandachtspunt.

8 Leer- en ontwikkelingsgericht De leraar stelt haalbare en uitdagende doelen voor de meeste leerlingen. De aanbod afstemming van het onderwijsleerproces op de beginsituatie van de leerlingen is voor verbetering vatbaar. De school laat nog kansen liggen om het aanbod samenhangend, betekenisvol en activerend te maken. Zo zijn de stageovereenkomsten onzorgvuldig ingevuld en zijn de stageactiviteitenlijsten beperkt afgestemd op de te realiseren leerplandoelstellingen en niet op de individuele mogelijkheden van het stagebedrijf en de leerlingen. De onderwijsorganisatie is nog te weinig gericht op het bereiken van de doelen. Zo werd de stagebegeleiding tot dit schooljaar verengd tot een administratieve opvolging. De vakleraar werd niet betrokken en er was geen sprake van een structurele vakinhoudelijke stagebegeleiding. Daarnaast bestaat de klasgroep vaak uit leerlingen uit het vijfde, zesde en zevende leerjaar en staat één leraar in voor het volledige vakgebonden curriculum. Ondanks alle inspanningen van de leraar bevordert dat het actief en betrokken leren niet. Het aanbod is onvoldoende afgestemd op het gevalideerd doelenkader. Enkele clusters zoals ‘modestudie en vormgeving’, ‘ontwerp- en modetekenen’, ‘etalage’ en ‘verkoop en advies in de modesector’ krijgen te weinig aandacht. Daarnaast zijn een ruim aantal leerinhouden onvoldoende afgestemd op het verwachte beheersingsniveau. Uit de uitgevoerde werkstukken blijkt dat de cluster ‘realisatietechnieken’ voldoet, toch vormt de opbouw van de moeilijkheidsgraad nog een aandachtspunt.

Leer- en leefklimaat De leraar creëert een positief en stimulerend leer- en leefklimaat. Ze motiveert de leerlingen, ondersteunt hen, waardeert hen, gaat vaak met hen in interactie en houdt rekening met hun inbreng. De leraar maakt efficiënt gebruik van de lestijd.

Materiële leeromgeving De materiële leeromgeving ondersteunt onvoldoende het bereiken van de doelen. De minimale materiële vereisten die het leerplan voorschrijft, zijn niet volledig aanwezig. Het vaklokaal beschikt niet over een zone voor presentatie/verkoop, snijapparaten, prikborden en etaleermateriaal. De huidige etaleermogelijkheden, op de kasten, leiden tot onveilige leersituaties.

Feedback De leraar geeft geregeld schriftelijke en mondelinge ontwikkelingsgerichte feedback, waarbij het vertrekken vanuit de doelen en de leerervaringen van de leerlingen nog groeimogelijkheden bevat. De feedback is zowel op het product als op het proces gericht. De feedback is veelal duidelijk, constructief en gedoseerd en vindt plaats in een klimaat van veiligheid en vertrouwen.

9 De leerlingenevaluatie De evaluatie is onvoldoende representatief voor het gevalideerd doelenkader. De handelingswerkwoorden uit de leerdoelen wendt de vakgroep nog onvoldoende aan om de vraagstelling op af te stemmen in onder meer de ‘proef van grotere gehelen’ en de geïntegreerde proef (gip). De school vertrouwt de beoordeling van de stage toe aan het stagebedrijf terwijl dit de verantwoordelijkheid van de school is. De evaluatie is onvoldoende transparant, onvoldoende afgestemd op de doelgroep en nauwelijks geïntegreerd in het onderwijsleerproces. Zo is de link tussen de geselecteerde leerdoelen, de opdracht en de evaluatiecriteria onduidelijk, waardoor de validiteit en de betrouwbaarheid van de beoordeling ernstig in het gedrang komt. De schoolafspraken met de verhouding tussen kennis, vaardigheden, product en zogenaamde vakattitudes belemmeren een doelgerichte evaluatiepraktijk.

Leereffecten De school kan niet aantonen dat een zo groot mogelijke groep leerlingen de minimaal gewenste output bereikt. Vooral de tekorten in het aanbod, de materiële uitrusting en het gebrek aan een valide en betrouwbare leerlingenevaluatie hebben daartoe geleid. De vakgroep bewaakt de kwaliteit van de onderwijsleerpraktijk onvoldoende doelgericht.

4.3 Biologie in de tweede graad aso Wetenschappen (leerplan 2012/009)

10 Afstemming van het aanbod Het aanbod spoort met het gevalideerd doelenkader en is nagenoeg volledig. Het op het gevalideerd doelenkader is een ontwikkelkans voor de vakgroep om het evenwicht tussen kennis, vaardigheden en vakattitudes systematisch te bewaken. Het aanbod blijft in zijn geheel echter voldoende evenwichtig en afgestemd op het verwachte beheersingsniveau.

Leer- en ontwikkelingsgericht De leraar benut de beginsituatie van de groep leerlingen om haalbare en aanbod uitdagende doelen te stellen en om het onderwijsleerproces vorm te geven. De vakgroep heeft aandacht voor de algemene doelstellingen bij de ontwikkeling van de praktische vaardigheden en het gebruik van de natuurwetenschappelijke methode, maar laat nog kansen liggen voor een evenwichtige opbouw van de leerlijn ‘leren onderzoeken/onderzoekend leren’. Het aanbod is veelal samenhangend, betekenisvol, activerend en ondersteunt het leren.

Leer- en leefklimaat De leraar creërt een positief en stimulerend leer- en leefklimaat. De leraar motiveert de leerlingen, ondersteunt hen, waardeert hen, gaat vaak met hen in interactie en houdt rekening met hun inbreng. De leraar maakt efficiënt gebruik van de lestijd.

Materiële leeromgeving De infrastructuur en de materiële leeromgeving ondersteunen het bereiken van de doelen maar zijn minimaal aanwezig. De leraar zet de beschikbare uitrusting zo efficiënt mogelijk in om de doelen te bereiken.

Feedback De leraar geeft geregeld ontwikkelingsgerichte feedback, waarbij ze vertrekt vanuit de doelen en de leerervaringen van de leerlingen. De feedback is veelal op het product en minder op het proces gericht. De feedback is veelal duidelijk, constructief en gedoseerd en vindt plaats in een klimaat van veiligheid en vertrouwen.

De leerlingenevaluatie De evaluatie is beperkt representatief voor het gevalideerd doelenkader en voor het aanbod. De evaluatie vertoont een beperkt evenwicht tussen kennis en vaardigheden. De vakgroep laat nog kansen liggen om te komen tot een brede, minder kennisgerichte evaluatie met duidelijke criteria voor de praktische vaardigheden. De schoolafspraken belemmeren een doelgerichte evaluatiepraktijk.

Leereffecten De onderwijsleerpraktijk, het leerlingenwelbevinden en de studieresultaten bieden gedeeltelijk garanties dat een zo groot mogelijke groep leerlingen de minimaal gewenste output bereikt. Een betere kwaliteitsbewaking van de onderwijsleerpraktijk en van de materiële leeromgeving zullen deze garantie versterken.

11 4.4 Toegepaste natuurwetenschappen in de tweede graad bso Paardrijden en -verzorgen (leerplan 2012/013)

Afstemming van het aanbod Het aanbod spoort met het gevalideerd doelenkader en is nagenoeg volledig. Het op het gevalideerd doelenkader aanbod is evenwichtig en afgestemd op de specificiteit van de studierichting. Het aanbod van bijkomende doelen en van een hogere moeilijkheidsgraad is afgestemd op de doelgroep en heeft geen negatieve impact op het aanbod en de leereffecten. De vakgroep laat nog kansen liggen om de wetenschappelijke onderbouw concreter te maken en om de wetenschappelijke vaardigheden meer te laten aan bod komen. De nadruk ligt sterk op kennis waardoor de algemene doelstellingen weinig expliciet aan bod komen.

Leer- en ontwikkelingsgericht De leraar stelt haalbare en uitdagende doelen voor de meeste leerlingen. Het aanbod aanbod is veelal samenhangend en betekenisvol, maar de vakgroep laat nog kansen liggen om het aanbod activerend te maken. De leeractiviteiten zijn beperkt gericht op actieve deelname van de leerlingen en op interactie. De vakgroep zorgt te weinig voor ruimte voor experiment en zelfontdekkend leren. De onderwijsorganisatie is nog te weinig gericht op het bereiken van alle doelen.

Leer- en leefklimaat De leraar creërt een positief en stimulerend leer- en leefklimaat. De leraar motiveert de leerlingen, ondersteunt hen, waardeert hen, gaat soms met hen in interactie en houdt rekening met hun inbreng. De leraar maakt zo efficiënt mogelijk gebruik van de lestijd.

12 Materiële leeromgeving De materiële leeromgeving ondersteunt onvoldoende het bereiken van de doelen. De lessen gaan niet door in een volwaardig wetenschapslokaal zoals het leerplan vraagt. Het fysieke comfort ondersteunt het leren en onderwijzen, maar is weinig stimulerend. Het team beschikt over te weinig minimaal vereiste leermiddelen en infrastructuur conform het gevalideerd doelenkader.

Feedback De leraar geeft geregeld ontwikkelingsgerichte feedback, waarbij hij vertrekt vanuit de doelen en de leerervaringen van de leerlingen. De feedback is veelal op het product en minder op het proces gericht. De feedback is veelal duidelijk, constructief en gedoseerd en vindt plaats in een klimaat van veiligheid en vertrouwen.

De leerlingenevaluatie De evaluatie is representatief voor het gevalideerd doelenkader en voor het aanbod. De evaluatie van bijkomende doelen of van een hoger beheersingsniveau is afgestemd op de doelgroep en heeft geen negatieve impact op de evaluatie van het gevalideerd doelenkader en op de studiebekrachtiging. De evaluatie is transparant, betrouwbaar, afgestemd op de doelgroep, geïntegreerd in het onderwijsleerproces maar kan breder. Een betere integratie van de wetenschappelijke vaardigheden is een ontwikkelkans.

Leereffecten De onderwijsleerpraktijk, het leerlingenwelbevinden en de studieresultaten bieden gedeeltelijk garanties dat een zo groot mogelijke groep leerlingen de minimaal gewenste output bereikt. Een betere kwaliteitsbewaking van de onderwijsleerpraktijk en van de materiële leeromgeving zullen deze garantie versterken.

13 4.5 Frans in de eerste graad B-stroom in het eerste leerjaar en in het beroepsvoorbereidend leerjaar Hout - metaal (leerplan 2010/014)

Afstemming van het aanbod Het aanbod spoort gedeeltelijk met het gevalideerd doelenkader. De op het gevalideerd doelenkader leerinhouden uit het leerwerkboek sturen het aanbod meer dan de doelen en hun onderlinge samenhang. Daarbij besteedt de vakgroep nog te veel lestijd aan louter reproductieve oefeningen op de taalkundige component. De leraar coacht de leerlingen nog weinig doelgericht en systematisch om hun taalcompetentie te versterken. Communicatiestrategieën oefenen de leerlingen weinig expliciet en procesmatig in. De volledigheid, het evenwicht van het aanbod en de afstemming op het verwachte verwerkingsniveau zijn daardoor nog werkpunten.

Leer- en ontwikkelingsgericht De leraar levert inspanningen om zicht te krijgen op de beginsituatie van de aanbod leerlingen, maar slaagt er minder goed in om het onderwijsleerproces daar doelgericht, planmatig en proactief op af te stemmen. Daardoor krijgen individuele verschillen en noden onvoldoende aandacht. De leraar streeft ernaar de betrokkenheid van de leerlingen te verhogen door activerende werk- en groeperingsgvormen in te zetten. Die richten zich echter op het reproductief verankeren van kennisgerichte leerinhouden waarbij het Nederlands als voertaal domineert. De leerlingen krijgen zo te weinig kansen om hun zelfredzaamheid in authentieke taalgebruikssituaties te verhogen. Volgens een taakgerichte visie op taalonderwijs is het aanbod onvoldoende samenhangend en betekenisvol. De onderwijsorganisatie is onvoldoende gericht op het bereiken van de doelen.

14 Leer- en leefklimaat De leraar creërt een positief en stimulerend leefklimaat waarin de leerlingen kansen krijgen om te leren. Hij houdt rekening met hun inbreng. Hij motiveert, ondersteunt en waardeert hen. De interacties tijdens de les getuigen van respect en inlevingsvermogen. De leerlingen kunnen fouten maken, zonder dat hun zelfbeeld onder druk komt te staan. De leraar maakt doorgaans efficiënt gebruik van de lestijd. De vakgroep kan het leerklimaat nog stimulerender vormgeven door te onderzoeken hoe ze meer ruimte kan maken voor (zelf-)reflectie die het taalverwervingsproces zichtbaar maakt en leerlingen motiveert om hun leerproces in handen te nemen.

Materiële leeromgeving De materiële leeromgeving ondersteunt het bereiken van de doelen. De leraar zet de beschikbare uitrusting efficiënt in om houvast en structuur te bieden. Het vormt een uitdaging voor de school en de vakgroep om een krachtige taalleeromgeving te creëren.

Feedback De leraar geeft productgerichte feedback. Die is duidelijk, constructief, gedoseerd en motiverend. Ze past binnen een klimaat van veiligheid en vertrouwen. De leraar laat nog kansen liggen om de feedback ontwikkelingsgericht te formuleren. De feedback is veelal vaststellend en vertrekt zelden vanuit een foutenanalyse die de leerlingen laat reflecteren over de doelen die ze moeten bereiken in open taaltaken en over de stappen die ze kunnen zetten in hun leerproces om daarbij hun zelfredzaamheid te versterken.

De leerlingenevaluatie De evaluatie is onvoldoende representatief voor het gevalideerd doelenkader. Ze is onvoldoende afgestemd op de doelgroep. Ze krijgt een eenzijdige en onvolledige invulling en vertoont te weinig evenwicht tussen kennis en vaardigheden. Contextloze vertaal- en invulopdrachten die het reproductieve niveau niet overstijgen, krijgen te veel gewicht. Dat druist in tegen de leerplanvisie op taakgericht taalonderwijs. De leraar creërt onvoldoende kansen om de competenties van de leerlingen breed en evenwichtig te evalueren in authentieke taalgebruikssituaties. De evaluatie van de attitudes en van de productieve vaardigheden is bovendien onvoldoende transparant en betrouwbaar omdat objectieve en eenduidige beoordelingscriteria ontbreken. Dat ontneemt de leerlingen kansen om te reflecteren over hun uitvoering van de taaltaak en om hun leerproces in handen te nemen.

Leereffecten De school kan onvoldoende aantonen dat een zo groot mogelijke groep leerlingen de minimaal gewenste output bereikt. De vakgroep bewaakt de kwaliteit van de onderwijsleerpraktijk nog onvoldoende doelgericht en doeltreffend. Dat blijkt uit het onderwijsaanbod en de studieresultaten die onvoldoende representatief zijn voor de leerplanrealisatie. De vakgroep staat voor de uitdaging om haar onderwijsleerpraktijk onderbouwd bij te sturen. Een diepgaande leerplanstudie en een kritische professionele samenwerking dragen daartoe bij.

15 4.6 Frans in de eerste graad A-stroom (leerplan 2010/002)

Afstemming van het aanbod Het aanbod spoort gedeeltelijk met het gevalideerd doelenkader. De op het gevalideerd doelenkader leerinhouden uit het leerwerkboek sturen het aanbod meer dan de doelen en hun onderlinge samenhang. Daarbij besteedt de vakgroep nog te veel lestijd aan louter reproductieve oefeningen op de taalkundige component. De leraren coachen de leerlingen nog weinig doelgericht en systematisch om hun taalcompetentie te versterken. Communicatiestrategieën oefenen de leerlingen weinig expliciet en procesmatig in. De volledigheid, het evenwicht van het aanbod en de afstemming op het verwachte verwerkingsniveau zijn daardoor nog werkpunten.

Leer- en ontwikkelingsgericht De leraren stellen haalbare doelen voor de meeste leerlingen en bieden veel aanbod ondersteuning om die te bereiken. De afstemming van het onderwijsleerproces op de beginsituatie van de leerlingen is echter voor verbetering vatbaar. Individuele verschillen en noden krijgen niet altijd de nodige aandacht. De activerende groeperingsvormen stimuleren de leerlingen nog onvoldoende om een actieve rol in hun taalverwervingsproces op te nemen, hun strategieën te versterken en zo hun autonomie te vergroten. Bovendien laten de leraren nog kansen liggen om het uitdagende karakter van de doelen te bewaken en het aanbod samenhangend en betekenisvol te maken. De leerlingen functioneren te weinig in authentieke taalgebruikssituaties die hen uitdagen om op het verwachte verwerkingsniveau hun taalgebruik te leren afstemmen op het doel van de taaltaak. De onderwijsorganisatie is nog te weinig gericht op het bereiken van de doelen.

16 Leer- en leefklimaat De leraren creëren een positief en stimulerend leefklimaat. Ze houden rekening met hun inbreng. Ze motiveren, ondersteunen en waarderen hen. De interacties tijdens de les getuigen van respect en inlevingsvermogen. De leerlingen kunnen fouten maken, zonder dat hun zelfbeeld onder druk komt te staan. De leraren maken doorgaans efficiënt gebruik van de lestijd. De vakgroep kan het leerklimaat nog stimulerender vormgeven door te onderzoeken hoe ze meer ruimte kan maken voor (zelf-)reflectie die het taalverwervingsproces zichtbaar maakt en leerlingen motiveert om hun leerproces in handen te nemen.

Materiële leeromgeving De materiële leeromgeving ondersteunt het bereiken van de doelen. De leraren zetten de beschikbare uitrusting efficiënt in. De mogelijkheden die de school biedt om ICT in het onderwijsleerproces te integreren, zijn beperkt. Daardoor krijgen de leerlingen te weinig kansen om tijdens de les te leren hoe ze hun strategieën kunnen inzetten en versterken.

Feedback De leraren geven geregeld ontwikkelingsgerichte feedback. Die is hoofdzakelijk op het product gericht, al groeit de aandacht voor procesgerichte feedback. De leraren vertrekken meestal vanuit de leerervaringen van de leerlingen. Feedback vanuit de doelen komt eerder sporadisch voor. De feedback is veelal duidelijk, constructief en gedoseerd en vindt plaats in een klimaat van veiligheid en vertrouwen. De vakgroep kan haar aanpak nog versterken door te onderzoeken hoe ze het taalverwervingsproces van de leerlingen meer systematisch en zichtbaar kan verankeren om hen ertoe aan te zetten er actief mee aan de slag te gaan bij analoge taken, opdrachten en toetsen.

De leerlingenevaluatie De evaluatie is representatief voor het aanbod, maar nog beperkt gericht op het gevalideerd doelenkader. Communicatieve opdrachten dagen de leerlingen uit om hun taalvaardigheid in te zetten. Dat doen ze nog te weinig op het vooropgestelde verwerkingsniveau. Bovendien laat de vakgroep kansen liggen om competenties breed te evalueren in authentieke taalgebruikssituaties. De vakgroep levert inspanningen om te komen tot een transparante en betrouwbare evaluatie die is afgestemd op de doelgroep. Op dat vlak kent de operationalisering van de beoordelingswijzers nog groeiruimte. Bij de receptieve vaardigheden bewaakt de vakgroep nog te weinig de evaluatie van doelen die de verticale samenhang in het curriculum ondersteunen. Daarnaast evalueert de vakgroep kennis nog vaak als doel op zich. De vakgroep evalueert de attitudes met punten maar objectieve en eenduidige beoordelingscriteria ontbreken. Dat ondermijnt de betrouwbaaarheid van de evaluatie.

Leereffecten De manier waarop de leraren leereffecten nastreven, blijkt een positieve invloed te hebben op het welbevinden van de leerlingen. De vakgroep staat voor de uitdaging om haar kwaliteitsbewaking doelgericht te versterken. Het onderwijsaanbod en de studieresultaten zijn immers slechts beperkt representatief voor de leerplanrealisatie. Zo weerspiegelen de goede studieresultaten voor Frans niet het taalbeheersingsniveau dat de leerlingen moeten bereiken. Er zijn daarom slechts gedeeltelijke garanties dat de groep leerlingen die de minimaal gewenste output bereikt, zo groot mogelijk is.

17 4.7 Leerlingenbegeleiding

Brede basiszorg Het schoolteam streeft ernaar de optimale ontwikkeling van alle leerlingen te stimuleren. Ze levert een aantal inspanningen om een krachtige leeromgeving te creëren. Ze levert die echter onvoldoende doelgericht en doeltreffend. Dat blijkt uit het wisselende beeld dat de erkenningsonderzoeken naar de onderwijsleerpraktijk weerspiegelen. Het schoolteam plant een aantal acties op het vlak van leren en studeren, onderwijsloopbaan, psychisch en sociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg. Het laat kansen liggen om de leeromgeving en acties optimaal af te stemmen op de schoolcontext en de kenmerken van de leerlingengroep. Zo worden afspraken en acties op schoolniveau en binnen de onderwijsleerpraktijk onvoldoende aangestuurd en opgevolgd waardoor de implementatie weinig gelijkgericht verloopt. De vooropgestelde differentiatie in de onderwijsleerpraktijk via de ABC-systeem getuigt daarvan. Het schoolteam volgt de individuele leerlingen voldoende systematisch op.

18 Passende begeleiding Het schoolteam heeft gedeeltelijk zicht op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen en baseert daarop een stapsgewijze begeleiding gericht op gelijke kansen. De begeleiding wordt individueler naarmate de nood aan zorg stijgt. Het schoolteam slaagt er echter nog niet altijd in voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften optimale begeleidende maatregelen op maat te nemen, de effecten ervan op te volgen en indien nodig bij te sturen. Ze wendt immers nog niet alle beschikbare expertise over de vier begeleidingsdomeinen aan om in gezamenlijk overleg doelgerichte begeleidingsacties te plannen, te implementeren en te evalueren. Het schoolteam betrekt de leerlingen, de ouders en relevante partners bij de begeleiding om laagdrempelig over de begeleiding te communiceren. Ze laat nog kansen liggen om daarbij transparant te communiceren. Het vormt een uitdaging voor de school om te onderzoeken hoe ze noodzakelijke informatie beheersbaar en efficiënt kan ontsluiten om de continuïteit van de begeleiding te verzekeren.

Samenwerking met het CLB De school werkt samen met het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) op het vlak van de individuele leerlingenbegeleiding. Ze doet dat vanuit de zorg voor de individuele leerlingen, maar zelden om het schoolteam te versterken. De drempel voor doorverwijzingen naar het CLB is laag, waardoor leraren er vaak zelf het initiatief toe nemen. Daardoor blijft het opbouwen van schoolbrede expertise beperkt. De scholengroep werkt momenteel schoolspecifieke samenwerkingsafspraken uit om de samenwerking tussen de school en het CLB systematisch, planmatig en transparant vorm te geven. Tijdens de doorlichting ontbraken die nog. Het schoolteam formuleert in beperkte mate een hulpvraag aan het CLB wanneer de brede basiszorg en de maatregelen uit de verhoogde zorg niet volstaan. Voor een doorverwijzing naar een schoolexterne begeleiding, werkt het schoolteam samen met het CLB.

Ondersteuning van de De school heeft nauwelijks zicht op de ondersteuningsbehoeften van leraren. Er leraren zijn weinig geconcretiseerde maatregelen en doelgerichte afspraken die een gelijkgerichte implementatie van de leerlingenbegeleiding vormgeven. Het schoolteam neemt nauwelijks professionaliseringsinitiatieven om het handelen van leraren in de brede basiszorg en de verhoogde zorg te versterken. Omdat de leerlingenbegeleiding op schoolniveau onvoldoende structureel is uitgebouwd, verlopen de begeleidingsinitiatieven weinig gecoördineerd. Het schoolteam doet voor bijkomende inhoudelijke expertise een beroep op de draaischijffunctie van het CLB, in mindere mate op de pedagogische begeleidingsdienst of een andere externe dienst of op het ondersteuningsnetwerk.

19 5 IN WELKE MATE VOERT DE SCHOOL EEN DOELTREFFEND BELEID OP HET VLAK VAN BEWOONBAARHEID, VEILIGHEID EN HYGIËNE?

Het bestuur van de school is verantwoordelijk voor de bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne van de gebouwen en lokalen. De onderwijsinspectie doet hierop een marginale controle. Aan de hand van de volgende selectie van processen gaat ze na of de school hiervoor een doeltreffend beleid ontwikkelt en voert:  noodplanning  producten met gevaarlijke eigenschappen  voedselveiligheid

Planning en uitvoering De school neemt systematisch maatregelen en plant systematisch acties gericht op het voorkomen of inperken van risico’s en het voorkomen of beperken van schade. Ze neemt deze acties op in het globaal preventieplan en het jaaractieplan. Onder meer de aandacht voor de opslag van de gevaarlijke producten, de actuele asbestinventarisatie en de aanwezigheid en de opvolging van de brandevacuatieoefeningen illustreren het belang van preventie binnen de planning en de uitvoering. De school voert de geplande acties in de meeste gevallen systematisch uit. Indien de uitvoering niet op korte termijn kan plaatsvinden, neemt de school doeltreffende compenserende maatregelen.

20 Ondersteuning De school ondersteunt de planning, de uitvoering en de evaluatie van de maatregelen en acties. De lokale contactpersoon wordt bijgestaan door de preventieadviseur van de scholengroep. De school voorziet planmatig in financiële, materiële en personele middelen. Dit blijkt ook uit het onderzoek van de processen ‘noodplanning’, ’producten met gevaarlijke eigenschappen’ en ‘voedselveiligheid’. Zo voorziet de school de nodige controles (bv. asbest, FAVV), de nodige materialen (bv. opslagkasten gevaarlijke producten) en plant ze regelmatig evacuatieoefeningen.

Systematische en De school evalueert systematisch alle processen en bijhorende acties. Ze betrouwbare evaluatie verzamelt gegevens om de kwaliteit van de bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne te evalueren en baseert zich hiervoor op diverse bronnen. Ze betrekt relevante partners bij de evaluaties. Hierdoor zijn de evaluaties doorgaans betrouwbaar. Het doelgericht bevragen van teamleden en leerlingen vertoont nog groeikansen.

Borgen en bijsturen De school heeft zicht op haar sterke punten en werkpunten, maar dat zicht is onvolledig. Ze bewaart en verspreidt zo veel mogelijk wat goed is. De school laat nog kansen liggen om de veiligheidscultuur te verbeteren en te versterken vanuit de doeltreffende evaluaties. Dat blijkt onder meer uit het gebruik van bepaalde machines en uit de opslag van gevaarlijke producten in sommige vaklokalen.

21 6 RESPECTEERT DE SCHOOL DE REGELGEVING?

De school dient zich te engageren om aan volgende inbreuken op de regelgeving te werken:

 Het systematisch, planmatig en transparant samenwerken met het CLB. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs van 17/12/2010 - art. 136/2 - Decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap van 10/07/2008 – art. 30/1 en art. 31

 De eigen kwaliteit systematisch onderzoeken en bewaken. - Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 08/05/2009 - art. 6

 Het maken van samenwerkingsafspraken met een centrum voor leerlingenbegeleiding. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs van 17/12/2010 - art. 15, §1, 9° - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs van 17/12/2010 - art. 123/24 - Besluit van de Vlaamse Regering tot operationalisering van de leerlingenbegeleiding in het basisonderwijs, het secundair onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding van 01/06/2018 - art. 15 - Decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap van 10/07/2008 - art. 10, §1, 9°

 Het kwaliteitsvol ondersteunen van het geboden onderwijs. - Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 08/05/2009 - art. 4, §1

 De organisatie van de leerlingenstages (erkenningsvoorwaarde). - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs van 17/12/2010 - art. 15, §1, 7° - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs van 31/08/2001 - art. 4 - Omzendbrief SO 74: Organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs - rubriek 5 en 8

 Het zelfstandig van een kwaliteitsvol beleid. - Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 08/05/2009 - art. 5

 Het voeren van een beleid op leerlingenbegeleiding (erkenningsvoorwaarde). - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs van 17/12/2010 - art. 15, §1, 9° - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de codificatie betreffende het secundair onderwijs van 17/12/2010 - 123/22 - Decreet betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap van 10/07/2008 - art. 10, §1, 9°

22 7 SAMENVATTING

Legenda  = beneden de verwachting  = benadert de verwachting  = volgens de verwachting  = overstijgt de verwachting

7.1 In welk mate ontwikkelt de school haar eigen kwaliteit?

Visie en strategisch beleid  Organisatiebeleid  Onderwijskundig beleid  Systematische evaluatie van de kwaliteit  Betrouwbare evaluatie van de kwaliteit  Borgen en bijsturen 

7.2 In welke mate verstrekt de school kwaliteitsvol onderwijs?

7.2.1 De leerlingenbegeleiding Brede basiszorg  Passende begeleiding  Samenwerking met het CLB  Ondersteuning van de leraren 

23 7.2.2 De onderwijsleerpraktijk

de in het -

aso bso 2012/009) bso B-stroom A-stroom

leerjaar Hout - 2012/013) Paardrijden en graad in het bso derde Gezinstechnieken, huishoudkunde en voeding in de tweede graad Verzorging-voeding Mode in de Moderealisatie en -verkoop Biologie in de tweede graad Wetenschappen (leerplan Toegepaste natuurwetenschappen in tweede graad verzorgen (leerplan Frans in de eerste graad eerste leerjaar en beroepsvoorbereidend metaal (leerplan 2010/014) Frans in de eerste graad (leerplan 2010/002) Afstemming van het aanbod op het       gevalideerd doelenkader Leer- en ontwikkelingsgericht       aanbod Leer- en leefklimaat       Materiële leeromgeving       Feedback       De leerlingenevaluatie       Leereffecten      

24 7.3 In welke mate voert de school een doeltreffend beleid op het vlak van bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne?

Planning en uitvoering  Ondersteuning  Systematische en betrouwbare evaluatie  Borgen en bijsturen 

25 8 ADVIES BETREFFENDE DE ERKENNING EN AANBEVELINGEN

De onderwijsinspectie formuleert over de verdere erkenning van de school een ONGUNSTIG ADVIES met de mogelijkheid om te verzoeken dat de procedure tot intrekking van de erkenning niet opgestart wordt op voorwaarde dat het bestuur het engagement aangaat om zich bij het werken aan de tekorten extern te laten begeleiden.

De onderwijsinspectie doet de volgende aanbevelingen met het oog op de verdere kwaliteitsontwikkeling van de school:

 De kwaliteit borgen van feedback.  De kwaliteit borgen van leer- en leefklimaat.

 De ontwikkelkansen benutten met betrekking tot de onderwijsleerpraktijk voor Frans in de eerste graad A-stroom (leerplan 2010/002).  De ontwikkelkansen benutten met betrekking tot de onderwijsleerpraktijk voor Toegepaste natuurwetenschappen in de tweede graad bso Paardrijden en -verzorgen (leerplan 2012/013).  De ontwikkelkansen benutten met betrekking tot de onderwijsleerpraktijk voor Biologie in de tweede graad aso Wetenschappen (leerplan 2012/009).  De ontwikkelkansen benutten met betrekking tot bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne.

 De tekorten wegwerken met betrekking tot de onderwijsleerpraktijk voor Frans in de eerste graad B- stroom in het eerste leerjaar en in het beroepsvoorbereidend leerjaar Hout - metaal (leerplan 2010/014) (erkenningsvoorwaarde).  De tekorten wegwerken met betrekking tot de onderwijsleerpraktijk voor Gezinstechnieken, huishoudkunde en voeding in de tweede graad bso Verzorging-voeding (erkenningsvoorwaarde).  De tekorten wegwerken met betrekking tot de onderwijsleerpraktijk voor Mode in de derde graad bso Moderealisatie en -verkoop (erkenningsvoorwaarde).  De tekorten wegwerken met betrekking tot de regelgeving (erkenningsvoorwaarde).  De tekorten wegwerken met betrekking tot de leerlingenbegeleiding (erkenningsvoorwaarde).  De tekorten wegwerken met betrekking tot de kwaliteitsontwikkeling.

26 9 BIJLAGE DOORLICHTINGSEENHEID

“Een doorlichtingseenheid bestaat uit structuuronderdelen (of delen van een structuuronderdeel op een bepaalde vestigingsplaats ingericht) van één schoolbestuur die (conform de finaliteit van het OK-kader) een geheel vormen en waarvoor het bestuur een samenhangend pedagogisch (kwaliteits)beleid ontwikkelt. Dit geheel is gelijktijdig het voorwerp van het onderzoek door de inspectie, conform het kwaliteitsdecreet.”

DE Administratieve instellingsnummers 2000000117 - GO! Atheneum Martinus Bilzen 43968 (gedeeltelijk) + 44552 (gedeeltelijk)

De doorlichtingseenheid organiseert onderwijs op volgende adressen:

 Vrankrijk 2 - 3740 BILZEN  Sint Martinusstraat 3 - 3740 BILZEN

Het aanbod van de administratieve instellingsnummers die gedeeltelijk behoren tot de doorlichtingseenheid bestaat uit:

43968 - GO! Atheneum Martinus Bilzen so 1ste graad 1ste lj A 1ste lj B 2de lj Hout - Metaal 2de lj Land- en tuinbouw 2de lj Latijn 2de lj Mode - Verzorging-voeding 2de lj Moderne wetenschappen 2de en 3de graad ASO 1ste lj Economie-moderne talen ASO 3 2de lj Economie-moderne talen ASO 3 1ste lj Economie ASO 2 2de lj Economie ASO 2 1ste lj Humane wetenschappen ASO 2 2de lj Humane wetenschappen ASO 2 1ste lj Humane wetenschappen ASO 3 2de lj Humane wetenschappen ASO 3 1ste lj Latijn-wiskunde ASO 3 2de lj Latijn-wiskunde ASO 3 1ste lj Latijn ASO 2 2de lj Latijn ASO 2 1ste lj Wetenschappen-wiskunde ASO 3 2de lj Wetenschappen-wiskunde ASO 3

27 1ste lj Wetenschappen ASO 2 2de lj Wetenschappen ASO 2 2de en 3de graad BSO 3de lj Bio-ecologische bouwafwerking BSO 3 1ste lj Duurzaam wonen BSO 2 2de lj Duurzaam wonen BSO 2 1ste lj Duurzaam wonen BSO 3 1ste lj Houtbewerking BSO 3 2de lj Houtbewerking BSO 3 1ste lj Hout BSO 2 2de lj Hout BSO 2 3de lj Manegehouder-rijmeester BSO 3 1ste lj Moderealisatie en -presentatie BSO 2 2de lj Moderealisatie en -presentatie BSO 2 1ste lj Moderealisatie en -verkoop BSO 3 2de lj Moderealisatie en -verkoop BSO 3 3de lj Modespecialisatie en trendstudie BSO 3 1ste lj Paardrijden en -verzorgen BSO 2 2de lj Paardrijden en -verzorgen BSO 2 1ste lj Paardrijden en -verzorgen BSO 3 2de lj Paardrijden en -verzorgen BSO 3 3de lj Stijl- en designmeubelen BSO 3 1ste lj Verzorging-voeding BSO 2 2de lj Verzorging-voeding BSO 2 1ste lj Verzorging BSO 3 2de lj Verzorging BSO 3 2de en 3de graad TSO 3de lj Apotheekassistent TSO 3 1ste lj Bouw- en houtkunde TSO 2 2de lj Bouw- en houtkunde TSO 2 1ste lj Farmaceutisch-technisch assistent TSO 3 2de lj Farmaceutisch-technisch assistent TSO 3 1ste lj Lichamelijke opvoeding en sport TSO 2 2de lj Lichamelijke opvoeding en sport TSO 2 44552 - GO! technisch atheneum Campus Plinius Tongeren so 2de en 3de graad BSO 3de lj Kinderzorg BSO 3 2de en 3de graad TSO 1ste lj Lichamelijke opvoeding en sport TSO 3 2de lj Lichamelijke opvoeding en sport TSO 3

28 10 ADDENDUM

Het bestuur heeft binnen de dertig kalenderdagen na de ontvangst van het doorlichtingsverslag of na de bespreking van het doorlichtingsverslag met de onderwijsinspectie verzocht om de procedure tot intrekking van de erkenning niet op te starten en heeft zich geëngageerd om zich bij het werken aan de tekorten extern te laten begeleiden. De procedure tot intrekking van de erkenning wordt hierdoor opgeschort tot ten minste 9 november 2021. Nadien volgt een nieuwe doorlichting.

29