GEMEENTE NEDER-BETUWE Bestemmingsplan Kern Opheusden

Toelichting

145-001 april 2013 INHOUD BLZ

1 INLEIDING ...... 3

1.1 Aanleiding & doelstelling ...... 3 1.2 Plangebied ...... 4 1.3 Geldende bestemmingsplannen ...... 5 1.4 Aanpak ...... 5 1.5 Leeswijzer ...... 6

2 PLANBESCHRIJVING ...... 7 2.1 Ontstaansgeschiedenis...... 7 2.2 Ruimtelijke structuur...... 8 2.3 Functionele structuur...... 11 2.4 Afwijkingen van geldende bestemmingsplannen ...... 12

3 BELEIDSKADER...... 13

3.1 Nationaal beleid...... 13 3.2 Provinciaal beleid ...... 15 3.3 Gemeentelijk beleid...... 19

4 RANDVOORWAARDEN ...... 43

4.1 Milieu ...... 43 4.2 Waterhuishouding ...... 56 4.3 Archeologie en cultuurhistorie...... 60 4.4 Flora en fauna ...... 67 4.5 Kabels, leidingen en waterkeringen ...... 69

5 JURIDISCHE ASPECTEN...... 70

5.1 Algemeen ...... 70 5.2 Opbouw ...... 71 5.3 Bestemmingen ...... 84

6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID...... 94

7 OVERLEG EN INSPRAAK...... 95

7.1 Overleg...... 95 7.2 Inspraak...... 95 7.3 Zienswijze...... 95

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 1 De kern Opheusden gelegen aan de oostzijde van de gemeente

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 2 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding & doelstelling

1.1.1 Aanleiding In 2007 is de gemeente Neder-Betuwe gestart met de actualisatie van de bestemmingsplannen van het bestaand stedelijk gebied. De aanleiding bestond hierin dat er een groot aantal geldende regelingen bestaat (voor grote plangebieden, maar ook voor een groot aantal postzegelplannen) die onderling van elkaar verschillen. De verschillen zijn mede ontstaan doordat de gemeente een samenvoeging is van de gemeenten Kesteren, Echteld en Dodewaard die elk hun eigen bestemmingssystematiek hadden. Daarnaast zijn de regelingen verouderd. Dit geeft onduidelijkheid voor degenen die er dagelijks mee moeten werken en ongelijkheid onder de inwoners van de gemeente Neder-Betuwe.

Tot slot vraagt ook de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) om actuele bestemmingsplannen die volgens de voorgeschreven Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) zijn opgesteld en sinds 1 januari 2010 verplicht digitaal beschikbaar gesteld moeten worden.

De eerste plannen in de actualisatieslag waren de bestemmingsplannen voor de kernen IJzendoorn, Kesteren en Echteld. Vervolgens zijn de plannen voor de kernen Ochten en Dodewaard (inclusief Wely) gemaakt. Het voorliggende bestemmingsplan voor de kern Opheusden is samen met het bestemmingsplan voor de bedrijventerreinen bij de verschillende dorpen de laatste.

1.1.2 Doelstelling Doel van dit plan is om te voorzien in een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen Opheusden, die gelijk is aan de bestemmingsplannen binnen de rest van de gemeente. Met de actualisatieslag worden in principe voor het gehele stedelijk gebied van de gemeente dezelfde regels gehanteerd, conform het op 27 november 2008 vastgestelde handboek standaardregels bebouwde kommen Neder-Betuwe. Onderlinge verschillen zijn enkel daarin gelegen dat specifieke situaties om op onderdelen afwijkende regels kunnen vragen.

Het plan heeft primair een beheersfunctie en daarmee een conserverend karakter. Dat wil zeggen dat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke en functionele situatie voorop staat. Nieuwe ontwikkelingen zijn van ondergeschikte aard en beperken zich hoofdzakelijk tot het bieden van uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande bebouwing.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 3 Nieuwe ontwikkelingen in de zin van het realiseren van geheel nieuwe woningen worden met de actualiserende bestemmingsplannen niet mogelijk gemaakt, met uitzondering van de nieuwe (nog niet gerealiseerde) woningen die in eerder doorlopen planologische procedures mogelijk zijn gemaakt en het overnemen van onbenutte bebouwingsmogelijkheden die in de geldende bestemmingsplannen zijn opgenomen.

1.2 Plangebied Opheusden is het meest centraal gelegen dorp van de gemeente en is met ongeveer 5.900 inwoners de grootste kern in de gemeente Neder- Betuwe. Het dorp ligt ten noorden van de rijksweg A15 en ten noorden van de spoorlijn Arnhem – Tiel en de Betuwespoorlijn.

De grenzen van het voorliggende bestemmingsplangebied worden grofweg gevormd door de Waalbandijk aan de noordzijde, het buitengebied aan de oostzijde, de spoorlijn Tiel – Elst aan de zuidzijde en het buitengebied ten westen van (het verlengde van) de wijk Herenland aan de westzijde.

Er zijn ook een behoorlijk aantal gebieden die binnen de contour van het gebied vallen maar buiten het plangebied vallen. Voor deze locaties zijn al andere ruimtelijke plannen in ontwikkeling. Zie hiervoor bovenstaande afbeelding.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 4 1.3 Geldende bestemmingsplannen Voor het bestemmingsplangebied kern Opheusden gelden de volgende bestemmingsplannen: Naam bestemmingsplan Vaststelling raad Goedkeuring Gedeputeerde Staten Opheusden 1974 26 april 1974 16 april 1975 9938/779-3307 Kern Opheusden 1 november 2001 4 juni 2002 RE2001.112154 Uitwerkingsplan Kern Opheusden, 26 april 2005 22 juli 2005 Herenland fase 1 en 2 (door B&W) 2005-002447 Uitwerkingsplan Dalwagenseweg/ 18 januari 2005 15 februari 2005 De Linge 2004 (door B&W) RE2005.873 Wijzigingsplan Kern Opheusden, 9 december 2008 30 januari 2009 Herenland fase 4 (door B&W) 2008-022146

1.4 Aanpak Om voor de kernen te komen tot een planologische opzet die zoveel mogelijk recht doet aan de specifieke karakteristiek, rekening houdt met bestaande rechten, flexibiliteit biedt voor de gebruikers/ bewoners van het gebied en tevens aansluit bij de uitgangspunten van rechtszekerheid, uniformiteit en toegankelijkheid, is aan het daadwerkelijke opstellen van dit onderdeel van het onderhavige bestemmingsplan een ruim traject vooraf gegaan.

1.4.1 Werkwijze In eerste instantie heeft een veldinventarisatie en bestudering van de geldende bestemmingsplannen plaatsgevonden. Daarna is aan de hand van bronnenonderzoek nagegaan welke functies aanwezig zijn. Vervolgens is gekeken in hoeverre informatie en praktijk overeenkomen. De veldinventarisatie, in combinatie met een beleidsinventarisatie en literatuurstudie, vormen de basis voor deze toelichting.

1.4.2 Planproces Het bestemmingsplan is in onderling overleg tussen ambtenaren van de gemeente en het adviesbureau Pouderoyen Compagnons opgesteld. Het college van burgemeester en wethouders heeft toestemming verleend om het voorontwerp-bestemmingsplan openbaar te maken.

In deze voorontwerpfase wordt iedereen (bewoners, belanghebbenden en anderen) door middel van inspraak in de gelegenheid gesteld om zijn/ haar mening over het bestemmingsplan te geven. Ook worden zogenoemde overleginstanties (belangenorganisaties, nutsbedrijven, provincie en rijksoverheid) aangeschreven en in de gelegenheid gesteld om te reageren op het bestemmingsplan (het zogenoemde "vooroverleg"). Na de inspraak en het vooroverleg worden de inspraak-

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 5 en overlegreacties in overweging genomen en waar van toepassing wordt het plan hierop aangepast. Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan aangeboden aan burgemeester en wethouders en de raadscommissie.

Over het ontwerpbestemmingsplan kan iedereen wederom zijn visie geven, in de vorm van zienswijzen, en deze richten aan de raad. Ook de zienswijzen worden in overweging genomen. Wanneer de gemeente van mening is dat de zienswijze terecht is, zal het bestemmingsplan erop aangepast worden. Na deze fase wordt het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad. Na de vaststelling is voor belanghebbenden de beroepsprocedure bij de Raad van State de laatste mogelijkheid om te reageren op het plan.

1.5 Leeswijzer De toelichting is als volgt opgebouwd:  Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een korte analyse gegeven van de bestaande situatie.  In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst op Nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.  Hoofdstuk 4 gaat in op de milieuaspecten als bodem, externe veiligheid, geluid, geur, luchtkwaliteit, milieuzonering en spuitzones, én omgevingsaspecten als de waterhuishouding, archeologie en cultuurhistorie en flora & fauna.  Het juridisch plan wordt in hoofdstuk 5 beschreven.  De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven respectievelijk de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van het vooroverleg en de ter visie legging.

Overigens worden alle beschrijvingen afgesloten met een overzicht van de wijze waarop het aspect een vertaling in het bestemmingsplan krijgt.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 6 2 PLANBESCHRIJVING

2.1 Ontstaansgeschiedenis

2.1.1 Gemeente Neder-Betuwe De kernen in de gemeente Neder-Betuwe zijn omstreeks het einde van de 10e eeuw ontstaan als agrarische gemeenschappen: smalle dorpen op de oeverwallen. Achter de eerste dijken ontstonden de oudste wegen, in de dorpen vaak nog bekend onder de naam “de voorstraat”.

De dorpen groeiden uit rond de plaats waar de eerste kerk werd gebouwd. Echteld, Kesteren, Opheusden, Hien en IJzendoorn hebben dit beeld behouden en worden nog steeds gekenmerkt door hun middeleeuwse kerken en torens. Dodewaard heeft door het oprukken van de Waal en het terug nemen van de bedijking dit beeld niet meer zo sterk. Ochten is in de Tweede Wereldoorlog nagenoeg geheel verwoest en daarna nieuw aangelegd.

Naast de genoemde kernen ligt nog een aantal buurtschappen in het beheergebied: Wely, Gesperden, Achterhoek, Ooy, Medel, Pottum, Lakemond, Lede en Oudewaard en Eldik.

De oorspronkelijke dorpen zijn in de loop der jaren uitgebreid met wijken uit verschillende perioden. Daarnaast zijn kleine of iets grotere bedrijventerreinen ontstaan.

In de kernen zijn de oudste wegen, met de daaraan gelegen oudere bebouwing, nog goed herkenbaar.

Opheusden Opheusden is van oorsprong een rivierdorp. De Nederrijn heeft dan ook een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Opheusden, maar vormde tevens een bedreiging door verschillende dijkdoorbraken. De bebouwing was rond eind 19e eeuw - begin 20e eeuw in belangrijke mate geconcentreerd langs de Rijnbandijk, maar ook langs het lint van de Dorpsstraat, Burgemeester Lodderstraat, en Dalwagenseweg tot aan de Linge. Ook de Hamsestraat is een historisch bebouwingslint waar de afwisseling in open en dicht en variatie in bebouwing te ervaren is.

Het hart van het dorp lag ter hoogte van het huidige gemeentehuis. Het drassige gebied tussen het dorpshart en de Staatsspoorweg (polder Opheusden) was nog onbebouwd. De gierpont naar Rhenen was een belangrijke verkeersverbinding met de overzijde van de Nederrijn. Langs de verbinding tussen de gierpont en Kesteren - de Tielsestraat - was eveneens een belangrijke bebouwingsconcentratie aanwezig.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 7 Tot aan de Tweede Wereldoorlog (WO II) heeft Opheusden hoofdzakelijk een agrarische achtergrond gehad. Het dorp is bekend om de vele (laan)boomkwekerijen die er aanwezig zijn. Tijdens WO II werd Opheusden voor een groot deel verwoest. Het dorp lag aan de verdedigingslinie van de Spees, vlakbij de Grebbeberg. Door gevechten, de ligging in de frontlinie en het onder water zetten van de Neder- Betuwe, ging veel van het dorp verloren. Tijdens de wederopbouw ontstonden, in aansluiting op de oudere kern, de eerste uitbreidingen. Allereerst tussen de Rijnbandijk en de Burgemeester Lodderstraat en vervolgens ten zuidwesten van de Burgemeester Lodderstraat.

In aansluiting op deze uitbreiding werd het gebied tussen de Burgemeester Lodderstraat en het spoor geheel benut voor woningbouw. De uitbreiding rond de zestiger jaren wekte voor een kern als Opheusden een grote bouwstroom op. Daarna volgden in de jaren ‘70, ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw verdere uitbreidingen. Het accent verschoof steeds meer van rijwoningen naar vrijstaande woningen.

Uitsnede uit de historische atlas, Opheusden rond 1850

Momenteel vindt een grote uitbreiding aan de westzijde plaats in de wijk Herenland gelegen tussen de Hamsestraat, Smachtkamp en de spoorlijn Tiel - Arnhem. De komende jaren worden hier nog zo’n 100 woningen gebouwd.

2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Wegen De bebouwde kom van Opheusden ligt ingeklemd tussen de dijk langs de Nederrijn in het noorden en de spoorlijn Arnhem/ Elst - Tiel in het zuiden. In het zuiden bij het station en in het noorden bij de kruising Rijnbandijk-

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 8 Dorpsstraat liggen de belangrijkste entrees van dorp. Tussen deze entrees, de snelweg en het pontveer ligt de historische noord-zuidroute waarlangs het dorp in de loop der jaren is gegroeid. Deze centrale as bestaat uit de Dorpsstraat, Burgemeester Lodderstraat en Dalwagenseweg. Ook de Hamsestraat aan de westzijde van de kern, in het verlengde van de Burgemeester Lodderstraat, is een belangrijk historisch lint.

De overige wegen in de kern sluiten allemaal op deze hoofdwegen aan.

Verwerking in het bestemmingsplan Voor alle wegen kan dezelfde regeling worden opgenomen.

2.2.2 Groen De Rijnbandijk, de Dorpsstraat en de Burgemeester Lodderstraat zijn karakteristieke wegen in Opheusden. Het uitzicht vanaf de dijk en de laanbeplanting in de Dorpsstraat en de Burgemeester Lodderstraat zijn (samen met de historische bebouwing) bepalend voor de hoge beeldkwaliteit van deze straten.

De Rijnbandijk is een belangrijk structurerend element in de groenstructuur van het dorp. Vanaf de dijk is er ten eerste zicht op het mooie rivierenlandschap. Daarnaast bestaat er vanaf de dijk tevens zicht op verschillende boomkwekerijen in het gebied tussen de dijk en de Hamsestraat (Kerkeland). In de kern zijn groene ruimten voor het gemeentehuis en de NH-kerk beeldbepalend. Dat geldt ook voor de begraafplaats aan de Dalwagenseweg.

In Opheusden is slechts een beperkt aantal structurerende groenelementen aanwezig. Alleen de sloot met oevers tussen de woningen en de sportvelden brengt enige structuur in de kern.

Naast de structurerende groenelementen is er wat straatbeeldverfraaiend groen in de vorm de groene ruimten voor het gemeentehuis en de NH- kerk. Er is verder weinig openbaar groen aanwezig in de woonstraten in Opheusden. Veel woningen hebben echter een groen ingerichte voortuin waarmee het dorp toch een groen karakter heeft.

Verwerking in het bestemmingsplan De agrarische gronden dienen een op het buitengebied afgestemde bestemmingsregeling te krijgen.

Structureel groen dient behouden te blijven omdat anders de identiteit van de plek of het oriënterend vermogen verloren gaat. Voorkomen dient te worden dat deze groenelementen verhard kunnen worden.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 9 In het kader van de flexibiliteit is het echter wel wenselijk om paden door het groen niet op voorhand vast te leggen en de mogelijkheid te bieden dat deze op eenvoudige wijze verlegd kunnen worden. Het realiseren van parkeerplaatsen dient binnen de groenbestemming niet toegestaan te worden.

Voor de groenelementen in de kern, maar met een meer agrarische uitstraling, dient een van het overige structurele groen onderscheiden juridische regeling opgenomen te worden waarin het behoud van het agrarische karakter tot uitdrukking komt.

De straatbeeldverfraaiende groenelementen behoeven geen specifieke bescherming: de mogelijkheid om flexibel om te kunnen gaan met de inrichting van de openbare ruimte is van groter belang.

Het gebruik van het openbare groen als speelterrein dient in algemeenheid voor alle groenelementen mogelijk te worden gemaakt.

2.2.3 Bebouwing De historische naoorlogse bebouwing, met enkele oude panden daartussen, in de Dorpsstraat en de Burgemeester Lodderstraat zijn bepalend voor de hoge beeldkwaliteit van deze straten. Van hieruit heeft de rest van het dorp zich ontwikkeld. Opvallend zijn verder de naoorlogse verkavelingen uit de wederopbouwperiode tussen de Rijnbandijk en de Lodderstraat (rond de Lindelaan, Esdoornstraat, Meidoornstraat, Kastanjelaan en Acaciastraat) en ten zuidwesten van de Burgemeester Lodderstraat (rond de Smachtkamp – Spechtstraat - Lijsterstraat en Ooievaarstraat). Deze laatste is een forse woonwijk met een traditionele blokverkaveling van lange rechte straten met rijwoningen. In het gebied ten zuiden hiervan is meer sprake van een mix met daarin naast rijwoningen en rechte straten ook woonerven en vrijstaande woningen.

In Opheusden bevinden zich verschillende monumenten en karakteristieke panden die voornamelijk in het noordelijk deel langs de Rijnbandijk liggen. Typerend aan deze dijk zijn de dijkwoningen. De Nederlands Hervormde kerk uit de 16e eeuw is het meest in het oog springende gebouw in de kern en vormt samen met de Hervormde School aan de Hamsestraat een karakteristieke plek in het dorp. Ook enkele statige panden aan de kruising Dorpsstraat - Hamsestraat dragen bij aan deze sfeer. Aan de noordoostzijde van de Burgemeester Lodderstraat heeft de kerk van de Gereformeerde Gemeente in Nederland een beeldbepalende waarde. De kerken vormen een belangrijk herkenningspunt in het dorp.

In Opheusden kunnen een aantal karakteristieke panden worden onderscheiden. Deze zijn ofwel aangewezen als monument of zijn zodanig karakteristiek dat de uiterlijke verschijningsvorm gehandhaafd

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 10 zou moeten worden. Naast de monumenten in subparagraaf 4.3.2, gaat het om de volgende gebouw(en): naam monument straat nummer soort monument Woning Rijnbandijk 55 B-lijst

Verwerking in het bestemmingsplan De differentiatie in de woningen qua woningtype (vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd) en massaopbouw (goot- en bouwhoogte) dient behouden te blijven. Zie paragraaf 5.2.2 voor de wijze waarop dit in het voorliggende bestemmingsplan is opgenomen.

De karakteristieke panden dienen op vergelijkbare wijze als in het geldende bestemmingsplan een beschermende regeling te krijgen.

2.3 Functionele structuur

2.3.1 Wegen De doorgaande weg door de kern leidt in verband met het vracht- en landbouwverkeer soms tot gevaarlijke situaties. Te veel verschillende functies maken gebruik van de wegen. Dit komt mede door het wegprofiel. Het wenselijke gebruik, inrichting en functie zijn niet met elkaar in overeenstemming.

De woonstraten bestaan voornamelijk uit een rijbaan met aan één of twee zijden een, soms smal, trottoir. Enkele woonstraten kennen geen onderscheid tussen rijbaan en trottoir.

Het parkeren gebeurt zowel informeel op straat als in haakse parkeervakken langs de rijbaan en parkeerkoffers tussen woningen.

Verwerking in het bestemmingsplan Geen van de straten in Opheusden heeft een zodanige verkeersfunctie dat deze onderscheiden dient te worden van de andere woonstraten. Voor alle woonstraten geldt een verblijfskarakter.

Het onderscheiden van de parkeervakken van de rijbanen is in het kader van de flexibiliteit in de inrichting van de openbare ruimte niet gewenst. Hiervoor is derhalve 1 bestemming opgenomen.

2.3.2 Bebouwing Het merendeel van de bebouwing in het dorp heeft de woonfunctie. Verspreid in het dorp zijn daarnaast verscheidene niet-wonen functies aanwezig.

De winkelvoorzieningen als supermarkten en bakkers zijn met name geconcentreerd rond de historische as (Dorpsstraat - Burgemeester

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 11 Lodderstraat – Dalwagenseweg) van de kern. Enkele jaren geleden is een deel van het project winkelconcentratie uitgevoerd, waarmee een supermarkt en maatschappelijke voorzieningen zich hebben geconcentreerd aan weerszijden van de Dorpsstraat. Op de hoek van de Dalwagenseweg en de Acaciastraat bevindt zich een café.

Daarnaast zijn er ook 4 basisscholen aanwezig, waarvan 2 op gereformeerde grondslag, 1 met een hervormde signatuur en 1 openbare basisschool.

Voor wat betreft de kerk(en) heeft Opheusden een bovenlokale functie. Er zijn 3 kerkgebouwen aanwezig in het dorp: de Hersteld Hervormde Kerk, de Gereformeerde Gemeente, de Gereformeerde Gemeente Synodaal.

Opheusden heeft ook een sportpark aan de zuidwestzijde van de kern, ten zuiden van de nieuwbouwwijk Herenland, en een sporthal aan de Fazantstraat. In Opheusden zijn verder voorzieningen voor de ouderenzorg aanwezig in de vorm van de gereformeerde woonzorgcomplexen Lindehof en Avondrust. Ook is een aantal ondersteunende functies aanwezig zoals tandarts, huisarts, fysiotherapeut et cetera.

Tot slot komen er nog aan huis gebonden beroepen voor. Deze zijn ondergeschikt aan de woonfunctie.

Verwerking in het bestemmingsplan Voor maatschappelijke voorzieningen, (dienstverlenende) bedrijven en winkels dienen van elkaar en van het wonen onderscheiden bestemmingen opgenomen te worden. De aan huis gebonden beroepen dienen onder voorwaarden direct mogelijk gemaakt te worden. De activiteit die aan huis wordt uitgeoefend maar te omvangrijk is om onder een aan huis gebonden beroep te vallen, dient specifiek geregeld te worden.

2.4 Afwijkingen van geldende bestemmingsplannen Voor het bestemmingsplan kern Opheusden geldt dat de functionele verschillen in kaart zijn gebracht door middel van een retrospectieve toets, zie Bijlage 1, Retrospectieve toets. In dit kader heeft een vergelijking plaatsgevonden tussen de toen geldende bestemmingssituatie, dus de situatie volgens het hiervoor geldende bestemmingsplan, en de feitelijke situatie. Hier kunnen veranderingen zijn opgetreden die door middel van een andere planologische procedure tot stand zijn gekomen, zoals binnen- of buitenplanse vrijstellingen c.q. ontheffingen en door veranderingen die zijn stopgezet.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 12 3 BELEIDSKADER

In dit hoofdstuk worden de ruimtelijk relevante beleidskaders beschreven waarbinnen de ruimtelijke ontwikkeling zijn plek krijgt.

3.1 Nationaal beleid Op 1 juli 2008 is de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in werking getreden, de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wetswijziging zorgt voor een duidelijke taakverdeling tussen de overheden waarbij ruimtelijke beleidsplannen van rijk, provincie en gemeenten in hoge mate verticaal op elkaar zijn afgestemd. In de Wro is de sturingsfilosofie dat elke overheid op basis van de eigen verantwoordelijkheid en de daarbij behorende instrumenten vooral proactief optreedt ter realisering van haar eigen ruimtelijk beleid. Hiertoe stelt elke overheidslaag een structuurvisie vast. De Nota ruimte en het streekplan worden aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro.

3.1.1 Algemeen Het voorliggende bestemmingsplan heeft primair een beheersmatig karakter. Aangezien de beleidkaders met name gericht zijn op het sturen van ontwikkelingsgerichte ruimtelijke plannen zijn de samenvattingen van de hogere overheidsinstanties beperkt tot een inleiding en relevante beleidslijnen gericht op bestaande en te behouden bebouwde gebieden.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp) In 2012 wordt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Verwerking in het bestemmingsplan De SVIR heeft, behoudens de relevante nationale ruimtelijke belangen, geen directe invloed op het voorliggende plangebied.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 13 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de nog vast te stellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden herbevestigd: 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren (exclusief Maas), 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op ontheffingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent tevens dat de artikelen ten behoeve van nationaal belang 13) 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' van inwerkingtreding uitgezonderd zijn.

De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang 9) buisleidingen, worden neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. De wijziging van het Barro treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het betreft de nationale belangen: 1) Rijksvaarwegen 4) Grote Rivieren (alleen Maas) 7) Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, 8) Elektriciteitsvoorziening, 10) EHS, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en 12) IJsselmeergebied.

De opname van het onderwerp buisleidingen in het Barro wordt uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen.

Verwerking in het bestemmingsplan Omdat het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend en conserverend bestemmingsplan en de gronden ten noorden van de

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 14 Rijnbandijk niet in het plangebied gelegen zijn, heeft het bestemmingsplan geen invloed op het nationale belang ‘Grote Rivieren’.

Het Barro heeft dan ook geen directe invloed op het voorliggende plangebied.

3.2 Provinciaal beleid Zoals hierboven aangegeven wordt het streekplan aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro. De provincie ziet er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Een en ander vraagt om een nadere vertaling van het streekplanbeleid. Die vertaling is neergelegd in de Wro-agenda. In deze agenda wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. De nieuwe wet verandert vrijwel niets aan de inhoud van het streekplan ‘ 2005’. Voor onderhavig plangebied heeft de agenda geen consequenties bovenop het streekplanbeleid.

3.2.1 Streekplan Gelderland 2005 Provinciale Staten van Gelderland hebben het Streekplan Gelderland 2005 op 29 juni 2005 vastgesteld. De provincie beschrijft in haar streekplan de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw.

Het streekplan geeft – in provinciaal perspectief – op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol. Daarbij zijn kwetsbare kwaliteiten aan de orde, die bescherming behoeven of een specifieke ontwikkeling, maar het gaat ook om het geleiden van hoogdynamische ontwikkelingen om de kansen op maatschappelijke meerwaarde te vergroten en nieuwe kwaliteiten toe te voegen.

Rivierenland Voor de regio Rivierenland is aanvullend beleid geformuleerd: Rivierenland als stromenland en binnentuin tegelijk. Het stromenland maakt het landschap van rivieren en uiterwaarden, oeverwallen en komgronden. Contrasten en identiteiten worden behouden en versterkt. Maar Rivierenland is ook een binnentuin, gezien haar ligging tussen stedelijke kernen als Utrecht, Ede, Veenendaal, , Arnhem, Nijmegen, Oss, 's-Hertogenbosch en Gorinchem.

Het streekplan formuleert als hoofdopgave voor het rivierengebied het behouden en versterken van het unieke karakter van de regio rond de ruimtelijke structuurdragers die de eigenheid van dit landschap bepalen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 15 De ruimtelijke structuurdragers zijn de uiterwaarden, dijken, oeverwallen en kommen en het cultuurhistorische landschap (bijvoorbeeld de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

De hoofdinfrastructuur wordt door de regio niet primair gezien als leidraad voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen maar wel als medeordenend.

De ruimtelijke structuurdragers geven de richting aan waarin verstedelijking, de functies van het landelijk gebied, verkeer en vervoer, recreatie en toerisme, en energievoorziening zich in het Rivierenland mogen ontwikkelen, zodat het unieke landschap met haar contrasten behouden blijft, dan wel wordt versterkt.

Uitsnede beleidskaart ruimtelijke structuur

Opheusden Opheusden maakt op de provinciale beleidskaart ruimtelijke structuur onderdeel uit van het ‘multifunctioneel gebied’ met de nadere aanduiding multifunctioneel platteland. Dit gebied omvat de steden, dorpen en buurtschappen buiten de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur bestaande uit het Groen Blauwe Raamwerk en het Rode Raamwerk. In het provinciale beleid is op de multifunctionele gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

Ten noorden van de kern, aan de noordzijde van de Rijnbandijk, liggen de uiterwaarden van de Neder-Rijn. Deze uiterwaarden maken onderdeel uit van de EHS en behoren tot het waardevol landschap.

Inmiddels heeft de provincie Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en is deze op 2 maart 2011 in werking getreden. De RVG betekent geen verandering in het ruimtelijk beleid van de provincie, maar is de ‘juridische vertaling’ van het streekplan.

Verwerking in het bestemmingsplan Het streekplan heeft geen directe invloed op het voorliggende bestemmingsplangebied.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 16 3.2.2 Streekplanuitwerking: zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking Op 12 december 2006 hebben Gedeputeerde Staten de Streekplanuitwerking Zoekzones Stedelijke Functies en Landschappelijke Versterking vastgesteld.

Op verzoek van de provincie hebben regio's, conform het streekplan, in regionaal verband afgestemde zoekzones stedelijke functies (wonen en werken) opgesteld. Deze regionale uitwerkingen van de zoekzones zijn, voor zover niet in strijd met het streekplanbeleid, als streekplanuitwerking vastgesteld.

Opheusden Op de kaart zijn 3 zoekzones opgenomen voor woningbouw: Een grote zone langs de hele westrand en 2 wat kleinere aan de oostrand.

De bouw van de nieuwbouwwijk Herenland aan de westzijde van Opheusden is grotendeels planologisch al mogelijk. Voor eventuele ontwikkelingen aan de oostzijde zal in de toekomst een separate planologische procedure doorlopen moeten worden. In de uitwerking is opgemerkt dat nader onderzocht zal moeten worden of de ontwikkeling effecten heeft op Natura 2000 gebieden. De locatie ligt in het invloedsgebied van de uiterwaarden van de Neder-Rijn. Effecten als gevolg van licht, geluid en menselijke verstoring zijn niet uit te sluiten.

Uitsnede kaart zoekzones Opheusden (vastgesteld d.d. 12 december 2006). Intussen kunnen zich wijzigingen hebben voorgedaan

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 17 Verwerking in het bestemmingsplan Omdat het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend en conserverend bestemmingsplan is, worden de uitbreidingen aan de oostzijde niet in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Hiervoor worden aparte planologische procedures doorlopen.

3.2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd.

In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan in het plangebied slechts is toegestaan:  binnen bestaand bebouwd gebied;  binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies.

Op onderstaande uitsnede is te zien dat het plangebied grotendeels is gelegen binnen een gebied met de aanduiding ‘bestaand bebouwd gebied’ (grijze arcering) en deels binnen een ‘zoekzone wonen en werken’ (roze arcering):

Woningbouw ter plaatse van de zoekzones is toegestaan, mits 50 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector.

Tevens moet bij nieuwe woningen voldaan worden aan het bepaalde in artikel 3 over 'Wonen'. In dit artikel is opgenomen dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 18 geldende, door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP) voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen.

Op dit moment is het KWP3 van toepassing dat loopt van 2010 - 2019. In het KWP3 wordt de regio Rivierenland een netto woningbouwprogramma opgelegd van 10.850 woningen. De gemeenten in de regio hebben nog geen verdere afspraken gemaakt over de ‘binnenregionale verdeling’ van het programma.

Verwerking in het bestemmingsplan Omdat het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend en conserverend bestemmingsplan is, worden alleen bestaande, onherroepelijke plannen, in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden aparte planologische procedures doorlopen.

3.3 Gemeentelijk beleid De gemeente heeft in de afgelopen jaren op diverse ruimtelijk relevante aspecten beleid gevormd dat veelal heel concreet aangeeft op welke wijze met deze aspecten omgegaan dient te worden in bestemmingsplannen. Bij de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan (en het voorafgaande handboek) zijn deze beleidsstukken uitgangspunt geweest. Voor een deel van het beleid vindt een directe vertaling in het voorliggende bestemmingsplan plaats. Voor een ander deel wordt echter op basis van de huidige inzichten juist voor een andere regeling gekozen.

In de volgende paragrafen is het geldende beleid vrij uitvoerig weergegeven met daarop aansluitend een overzicht van de wijze waarop ermee omgegaan is in het voorliggende bestemmingsplan.

3.3.1 Structuurvisie Neder-Betuwe 2010 - 2020

Algemeen De gemeente biedt een aantrekkelijke, groene en veilige woonomgeving. Alle kernen hebben een eigen karakteristiek woonmilieu, met een hechte sociale samenhang en actief verenigings- en kerkelijk leven. De gemeente streeft nog steeds naar het zoveel mogelijk benutten van inbreidingslocaties en daarmee een efficiënt gebruik van de (open) ruimte in de kernen, mits het landelijk karakter (lees kwaliteit) van de kern niet verloren gaat. De ontwikkeling en het behoud van compacte dorpskernen bespaart waar mogelijk uitbreiding aan de randen en ongewenste realisatie van bebouwing in het buitengebied. Daar waar nodig zijn bij de kernen en/ of ontwikkelingslocaties waterbergingsvoorzieningen gerealiseerd.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 19 Opheusden De ligging van het dorp Opheusden aan de Nederrijn met bijbehorende uiterwaarden en dijk is bepalend voor de identiteit van het dorp. Het uiterwaardengebied biedt karakteristieke uitzichten en fungeert als uitloopgebied voor Opheusden. Vanaf de dijk is er een fraai uitzicht op de rivier en Opheusden. Het zicht op Opheusden vanaf de Rijbandijk wordt nu mede bepaald door de achterkanten van de bebouwing langs de Dorpsstraat en Hamsestraat. De overgang naar het landelijk gebied is hier een aandachtspunt.

De relatie met de uiterwaarden kan worden versterkt door vanuit het dorp aan te sluiten bij de padenstructuur, zoals opgenomen in natuurontwikkelingsplannen voor de uiterwaarden.

Voorts is het van belang de waardevolle, karakteristieke linten te versterken. Het gaat hier met name om de Dorpsstraat, de Rijnbandijk, de Burgemeester Lodderstraat en de Smachtkamp. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de dorpsentrees is een belangrijk streven. Met name de entree aan de zuidzijde kan worden verbeterd door herinrichting van het stationsgebied. Aan de noordzijde is het eveneens van belang de entree te verbeteren.

Uitsnede kern Opheusden naar structuurvisiekaart Neder-Betuwe

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 20 In Opheusden zijn enkele kleine inbreidingslocaties voorhanden waar in de toekomst een beperkt aantal woningen gebouwd kan worden. Om te voorzien in de behoefte is het noodzakelijk uitbreidingslocatie ten westen en oosten van de kern te benutten.

Voorzieningen Belangrijk voor Opheusden is, nu het project winkelconcentratie enkele jaren geleden deels is uitgevoerd, het bestaande winkelapparaat voor de kern te behouden en waar mogelijk zelfs nog te versterken, door verdere uitvoering van het project winkelconcentratie. Deze versterking richt zich bijvoorbeeld op de parkeerproblematiek.

Ontwikkelingsrichting De capaciteit van inbreidingslocaties, die op korte termijn beschikbaar zijn, is onvoldoende. Vandaar dat moet worden overgegaan tot verdere uitbreiding van woonwijk Herenland, te weten Herenland 3e en 5e fase. Voor fase 4 is de planologische procedure recent afgerond en kan op korte termijn begonnen worden met de bouw van woningen. Op middellange termijn zijn de locaties Damcon en Acaciastraat (voormalig terrein gemeentewerf) aan de orde. Functieverandering van de bestaande bedrijfslocaties aan de oostzijde van de Dalwagensweg is lastig. Verplaatsing van de bestaande (gezonde) bedrijven is een erg langdurig en kostbaar proces. Dit neemt niet weg dat het omvormen van bedrijvenlocaties naar woningbouw de ruimtelijke kwaliteit zal verbeteren. Hierbij zal integraal gekeken worden naar functionele, ruimtelijke en verkeersaspecten. De locaties zijn als ‘herstructurering Dalwagenseweg’ op de structuurvisiekaart aangeduid.

Voor lokale bedrijvigheid is het bedrijventerrein Tolsestraat ontwikkeld. Dit terrein valt overigens niet binnen het plangebied. Ook is er op de toekomstige bedrijventerrein bij Dodewaard ruimte om bedrijven uit Opheusden op te vangen.

Verwerking naar het bestemmingsplan Behoud van de karakteristieke linten, het verbeteren van de relatie met het omringende landschap en het verbeteren van de entrees staan voorop. Omdat het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend en conserverend bestemmingsplan is en niet in ontwikkelingen voorziet, vindt er geen aantasting van de beschreven waarden plaats.

In de in het handboek vastgelegde bestemmingsplansystematiek is met het oog op het vastleggen van bestaande kwaliteiten gekozen voor een vrij exacte bestemming van de bestaande situatie.

De merendeel van de wijk Herenland (fase 1, 2, 3 (deels) en 4) was planologisch gezien al mogelijk en wordt derhalve als bestaande situatie in onderhavig bestemmingsplan opgenomen. De andere ontwikkelingen

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 21 die in de structuurvisie kernen waren voorzien, zullen te zijner tijd in ontwikkeling worden genomen. Hiervoor zullen zelfstandige bestemmingsplannen worden opgesteld. De ontwikkelingen maken derhalve geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan.

3.3.2 Groenstructuurplan II Het groenstructuurplan betreft het grondgebied van de voormalige gemeenten Kesteren, Echteld en Dodewaard (huidige gemeente Neder- Betuwe). Het geeft een analyse van de hoofdzaken in de bestaande groenstructuur en beschrijft de gewenste ontwikkelingen voor de komende 10 jaar.

Voor het gemeentelijk groen binnen de kernen geldt dat de kwaliteit voor het grootste deel goed is en het onderhoudsniveau hoog ligt. Er is een aantal knelpunten te noemen: zeer kleine groenvakken (snippergroen), de consequenties van het afschaffen van chemische onkruidbestrijding, het verdwijnen van hoogstamfruitbomen uit de kommen, de aanplant van niet-inheemse boomsoorten op minder geschikte locaties en het beperkte soortgebruik op de zware kleigrond.

Voor de kernen (de bebouwde kommen) geldt dat de groenvoorzieningen de eigen karakteristiek/ identiteit van de verschillende kernen moet versterken. Eenvormigheid in de inrichting is niet gewenst. Van oorsprong stond er in de oudste kernen weinig groen van formaat. De wegen net buiten de kernen, die door de uitbreidingen erbinnen zijn komen te liggen, waren gevarieerd beplant met bomenrijen van verschillende soorten. Deze groenvoorzieningen verdienen de aandacht, omdat ze de oudste beplantingen vormen.

Binnen elke kern is een duidelijk onderscheid gewenst in een hoofd- en een nevenstructuur. De hoofdstructuur bestaat uit groenvoorzieningen met een duurzaam karakter. Nieuwe voorzieningen moeten aansluiten op de historische elementen en het landschap. Voor de industrie- en bedrijventerreinen geldt dat de inrichting van het terrein gericht moet zijn op de functionaliteit.

De randen van de woonwijken en bedrijventerreinen vragen aandacht. Waar mogelijk en passend is een (wandel)strook met inheemse beplanting gewenst.

Op de verbeelding zijn de kernen in 4 onderdelen onderscheiden. Voor elk onderdeel is een type groenelement genoemd:  centrumgebied: accentueren met siergroen;  entree: accentueren met siergroen;  hoofdstraten: handhaven bestaande bomenrijen, aanvullen waar mogelijk;  bedrijventerreinen: aandacht voor randbeplanting.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 22 Opheusden

Karakteristiek De ruimtelijke opbouw wordt gekenmerkt door de dijk en de oudste ontginningsas: Dorpsstraat - Burgemeester Lodderstraat - Dalwagenseweg. Langs deze as is het dorp in de loop der jaren gegroeid. De belangrijkste entrees van het dorp liggen in het zuiden bij het station en in het noorden, bij de kruising tussen de Rijnbandijk en de Dorpsstraat. Er is een duidelijk centrumgebied tussen de twee kerken langs de Burgemeester Lodderstraat.

Rondom de kern bepalen de dijk, de uiterwaarden en het buitengebied met onder andere de boomkwekers het groene beeld. Hier bevindt zich relatief weinig gemeentelijk groen van formaat. Langs de dijk en de wegen in het buitengebied liggen grasbermen, langs enkele wegen staan bomenrijen.

In de kern zijn er 2 groengebieden van formaat: de ruimte voor het gemeentehuis en de Nederlands Hervormde kerk en de oude begraafplaats. Fraai en karakteristiek is de laanbeplanting langs de historische as.

Knelpunten, ontwikkelingen en aanbevelingen Het is gewenst de functionele relatie met de uiterwaarden te versterken door vanuit het dorp aan te sluiten op de bestaande en geplande paden in de uiterwaarden, evenals bestaande en geplande zichtlocaties langs de dijken.

De entree aan de zuidzijde wordt belangrijker door de nieuwe op- en afrit van de A15. Deze kan, in combinatie met het station en de kruising met de Linge, meer accent krijgen, door een herinrichting met de nadruk op groen. De entree aan de noordzijde is recent heringericht en functioneert goed.

Het huidige gemeentelijke groen kan grotendeels worden behouden, op enkele plaatsen is renovatie of herinrichting gewenst. De kwaliteit van het gemeentelijke bomenbestand is in de basis goed en kan grotendeels worden gehandhaafd. De laanbeplanting (lindes) langs de centrale as Dorpsstraat - Burgemeester Lodderstraat kan helaas niet in stand gehouden worden. De vitaliteit van de bomen is te slecht en deze zullen vervangen moeten worden.

Het groene hart bij het gemeentehuis kan nog verder worden geoptimaliseerd door het zicht op het gemeentehuis te vergroten door het verwijderen van de hoge heesters.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 23 In de Lindelaan kan een aantal verbeteringen worden uitgevoerd: verwijderen van de stenen heesterbakken, herprofileren van het eerste stuk van de haagbeukenlaan, vervanging van de haagbeuken door (lei)linden op termijn.

In de nieuwe wijken staan op verschillende plaatsen bomen te dicht op elkaar en te dicht op de gevels. Hier is op korte termijn herinrichting gewenst. In de buurt van de Vuurdoornstraat, de Berkenstraat en de Biezenwei zijn verschillende groenvakken toe aan renovatie. Aan de zuidzijde van de kern is tussen het spoor en de bebouwing en aansluitend aan de westzijde van de toekomstige locatie Herenland een meer natuurlijk inrichting denkbaar, als overgang naar het buitengebied en als wandel-/ uitloopgebied voor de aangrenzende wijken.

De Koningsstraat - Lakemondsestraat (laatste deel buiten het plangebied) kan onbeplant blijven omdat deze al een groen beeld heeft en de aanwezige bebouwing, in combinatie met tuinen, agrarisch grondgebruik en boomkwekerijen zeer karakteristiek is.

Vertaling naar het bestemmingsplan De gewaardeerde grotere groenelementen in de woonbuurten en aan de randen vragen om bescherming in het bestemmingsplan met een specifieke bestemming. Ook de sloten in de woonbuurten dienen in het bestemmingsplan een vergelijkbare bescherming te krijgen.

3.3.3 Verkeer

Neder-Betuwse Verkeers- en Vervoerplan De gemeenteraad heeft op 15 december 2011 het Neder-Betuwse Verkeer- en Vervoerplan (NBVVP) vastgesteld. Dit plan vervangt alle andere voorgaande plannen op het gebied van verkeer en vervoer.

Het NBVVP geeft het verkeersbeleid weer voor de gemeente Neder- Betuwe tot 2020. Dit beleidsplan bevat de gemeentelijke visie waarmee sturing wordt gegeven aan het mobiliteitsbeleid en vormt daarmee het kader voor de te realiseren maatregelen en vraagstukken op het gebied van verkeer en vervoer. De sturing vanuit het verkeersbeleid vindt plaats vanuit een integrale benadering op het gebied van bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid/leefomgeving. Binnen de visie en de te nemen maatregelen streeft de gemeente naar een optimale samenhang tussen deze zogenaamde pijlers.

Verkeer op de juiste plaats Binnen het thema ‘verkeer op de juiste plaats’ is de ambitie om gewenste routes te stimuleren en ongewenste routes te ontmoedigen, gericht op het gemotoriseerd verkeer. Basis hiervoor is de gemeentelijke wegcategorisering en de daarbij behorende gewenste inrichting.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 24 Daarnaast zet de gemeente in op het stimuleren van voorkeursroutes voor vracht- en landbouwverkeer.

Ruimtelijke ontwikkelingen hebben effect op de verkeersafwikkelingen en verkeersmaatregelen kunnen effect hebben op de leefbaarheid. Daarom is het belangrijk dat er samenhang is tussen de 3 pijlers van het NBVVP. Deze samenhang komt tot uiting in het uitgangspunt ‘Verkeer op de juiste plaats’: een beperkt aantal doorgaande wegen zorgt voor de verwerking van het verkeer en in de overige gebieden staat de kwaliteit van de leefomgeving en verkeersveiligheid centraal.

Verkeersveiligheid Qua verkeersveiligheid streef de gemeente er naar dat er op termijn nul verkeersslachtoffers per jaar zijn en dat personen een verkeersveilige beleving hebben bij het verplaatsen in de openbare ruimte. Dit wil de gemeente bereiken door in te zetten op: 1. het realiseren van een veilige en herkenbare infrastructuur (Duurzaam Veilig); 2. een structurele inzet van mensgerichte maatregelen (gedragsbeïnvloeding door educatie, voorlichting en handhaving); 3. verhogen beleving veilig verplaatsingsgedrag.

De gemeente zet in op het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer. Dit vanuit een realistische visie op de eigenschappen van het gebied. Dit wil de gemeente bereiken door het huidige voorzieningenniveau minimaal in stand te houden en op onderdelen daar waar mogelijk te verbeteren.

Belangrijk aandachtspunt voor de verkeersveiligheid in Opheusden is de doorgaande route Dorpsstraat - Burgemeester Lodderstraat - Dalwagenseweg. Daarnaast is het de bedoeling om op termijn de wijk tussen de Burgemeester Lodderstraat en de Dalwagenseweg volledig in te richten als 30 km-gebied.

Fietsen Met het stimuleren van het fietsgebruik wil de gemeente dat de (elektrische) fiets als vervoersmiddel een goed alternatief is voor verplaatsingen met personenauto’s in met name de korte en middellange afstanden (tot ± 7,5 km en voor elektrische fietsen geldt een hogere actieradius). Fietsers zorgen voor milieuvriendelijke verplaatsingen en hebben een positieve invloed op: de verkeersveiligheid, het leefbaar houden en maken van wijken en buurten, mobiliteitsmanagement en de gezondheid van burgers.

De basis voor het stimuleren van het fietsgebruik is een aantrekkelijk en samenhangend netwerk van directe, veilige en comfortabele routes. Belangrijk aandachtspunt voor de fietsers in Opheusden is de

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 25 doorgaande route Dorpsstraat – Burgemeester Lodderstraat – Dalwagenseweg en de Parallelweg tussen Opheusden en Kesteren.

Leefbaarheid Wat de leefbaarheid betreft, richt de ambitie zich op het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving, door vooral voor de burger/bewoners de (mogelijke) verkeersoverlast te minimaliseren. Dit wil de gemeente bereiken door voor de verschillende thema’s in te zetten op: 1. sturen van het verkeer op de juiste routes; 2. aanpak aandachtslocaties lucht en geluid; 3. behoud van waardevolle elementen van en uit het landschap; 4. uitwerken van lokaal parkeerbeleid; 5. saneren aantal verkeersborden.

Nieuwe infrastructuur De eventuele/ mogelijke realisatie van nieuwe infrastructuur (ontsluitingsweg Laanboomcentrum) leidt tot een nieuwe verkeerscirculatie waardoor enkele wegen een andere functie vervullen. In het NBVVP is een wensbeeld van de wegcategorisering opgenomen. Dit is een lange termijn visie voor de verkeerscirculatie/ -structuur en verdere inrichting van wegen. Dit is actueel als er sprake is van de realisatie van nieuwe infrastructuur. Het beleidsplan voorziet echter niet in de financiële middelen voor de realisatie hiervan.

Wegcategorisering Voor Opheusden richt de (interne) ontsluiting zich op de route Dodewaardsestraat - Dalwagenseweg - Burgemeester Lodderstraat - Dorpsstraat - Rijnbandijk - Tielsestraat. Deze heeft dan ook de functie van gebiedsontsluitingsweg. Opheusden is te groot om als één groot verblijfsgebied aan te duiden. Vanwege het ontsluitende karakter handhaaft de gemeente Neder-Betuwe een snelheidslimiet 50 km/ uur. In de praktijk blijkt dat door het gebruik een (gemiddelde) snelheid van 50 km/uur niet haalbaar is. Vanwege de beperkte ruimte op dit traject kunnen geen vrijliggende fietsvoorzieningen worden gerealiseerd.

Als alternatief wordt ingezet op gemarkeerde fietsstroken om de positie van de fiets te benadrukken en te zorgen voor een visuele versmalling van de rijbaan. Dezelfde argumenten gelden ook voor het gedeelte van de Tielsestraat nabij de aansluiting bij de Rijnbandijk. Bij een eventuele realisatie van de ontsluitingsweg Laanboomcentrum kan de Rijnbandijk- Tielsestraat worden ontlast waardoor deze een verblijfsfunctie krijgt. De ontsluiting via de Burgemeester Lodderstraat - Dalwagenseweg blijft voor enerzijds de ontsluiting van de woonwijken en anderzijds van het winkelgebied. Bij deze ontwikkeling bestaat de mogelijkheid om de snelheid af te waarderen naar 30 km/uur zodat de vormgeving volledig voldoet aan de uitgangspunten van Duurzaam Veilig.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 26 Verwerking in het bestemmingsplan De rondweg is buiten het plangebied geprojecteerd en valt gezien het uitstel ook buiten de planperiode. Verwacht wordt dat geen van de voorgestelde inrichtingsmaatregelen mogelijk een invloed op het ruimtebeslag zou kunnen hebben. Buiten het opnemen van de mogelijkheid om borden te plaatsen (wat altijd gedaan wordt), hoeft het NBVVP derhalve niet verwerkt te worden in het bestemmingsplan.

3.3.4 Welstandsnota In een bestemmingsplan worden de functie en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing geregeld. Het bestemmingsplan vormt de basis voor de stedenbouwkundige opzet. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota.

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen.

Met de beide gemeentelijke beleidsstukken, het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

Opheusden In de Welstandsnota (vastgesteld in 2004) van de gemeente Neder- Betuwe is het gedeelte van Opheusden dat binnen het voorliggende bestemmingsplangebied valt, opgedeeld in verschillende gebiedstypen: 1. Historische dorpsgebieden; 2. Historische dorpse bebouwingslinten; 3. Dijkbebouwing; 4. Woonwijken in traditionele blokverkaveling; 5. Forumbeweging; 6. Individuele woningbouw; 7. Ontwikkelingsgebied woningbouw; 8. Bijzondere bebouwing; 9. Parken, groengebieden en sportcomplexen.

Er gelden 3 verschillende welstandsniveaus.

Het voert te ver om binnen het kader van het bestemmingsplan uitvoeriger op de welstandsnota in te gaan.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 27 Verwerking in het bestemmingsplan De welstandsnota is een toetsingskader dat aansluitend op het bestemmingsplan fungeert. Vertaling van de in de welstandsnota genoemde aspecten naar het bestemmingsplan is derhalve niet noodzakelijk.

3.3.5 Notitie kleinschalige bedrijvigheid in woongebieden Met het oog op het toenemende aantal verzoeken om vanuit een woonhuis of daarbij behorende bijgebouwen te mogen starten met een bedrijf is een beleidskader gecreëerd op basis waarvan voor de verschillende vormen van bedrijvigheid op verschillende locaties binnen de verschillende kernen aangegeven wordt of bedrijfsvestiging mogelijk kan worden gemaakt (Kleinschalige bedrijvigheid in woonwijken, november 2003)

De notitie heeft nadrukkelijk geen betrekking op seksinrichtingen en horecabedrijven (geen pensions), omdat daarbij specifieke openbare orde-belangen in het geding zijn.

Aan huis gebonden beroepen Als gevolg van jurisprudentie is het gebruik van een gedeelte van de woning voor de uitoefening van een vrij beroep – te verstaan als het verlenen van diensten op juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, administratief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied – toegestaan, zonder dat een nadere beslissing in de vorm van een ontheffing nodig is. Randvoorwaarden die daarbij worden gehanteerd zijn:  De voor het perceel geldende bouwmogelijkheden worden niet vergroot;  De bebouwde oppervlakte ten behoeve van de uitoefening c.q. de vestiging van beroep of bedrijf mag maximaal 30 % bedragen van de op het perceel toegestane bebouwde oppervlakte, voor zover gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingszone, tot een maximum van 50 m²;  Het onbebouwde gedeelte van het perceel mag alleen voor het parkeren ten behoeve van beroeps- c.q. bedrijfsmatige activiteiten worden gebruikt: opslag en buitenactiviteiten worden niet toegestaan;  Ten hoogste twee parkeerplaatsen in openbaar gebied mogen worden benut voor bezoek in het kader van de uitoefening van het beroep;  De uitoefenaar van het beroep is dezelfde als de bewoner van het perceel.

Detailhandel Initiatieven op het gebied van detailhandel vanuit de woning of het daarbij behorende bijgebouw als de verkoop van tweedehands kleding, cadeauartikelen en ter plaatse vervaardigde producten en/ of producten

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 28 uit Derdewereldlanden, behoeven niet tot een verstoring van het bestaande voorzieningenpatroon in een kern te leiden. Anders ligt dat bij de verkoop van artikelen, die ook in de reguliere winkel(s) in de desbetreffende kern worden aangeboden.

Aanvullend op de randvoorwaarden voor de aan huis gebonden beroepen worden de volgende randvoorwaarden gehanteerd:  Er worden geen producten aangeboden die ook in de positief bestemde detailhandel in die kern worden verkocht;  Er vindt geen aantasting van de privacy van omliggende woonfuncties plaats en verkoop van producten met veiligheidsrisico´s (bv. vuurwerk) wordt niet toegestaan;  Voorkomen dient te worden, dat mogelijk in het geding zijnde cultuurhistorische waarden worden aangetast;  Geen vrachtverkeer door woonwijken ten behoeve van de aanvoer van goederen.

Medewerking wordt pas verleend nadat door de gemeente onderzocht is of het initiatief aan de hiervoor beschreven randvoorwaarden voldoet.

Andere vormen van bedrijvigheid Onderscheid wordt gemaakt tussen consumentverzorgende activiteiten (kapsalons, hondentrimsalons, pedicure, schoonheidssalons, zonnebankstudio´s, pensions), andere vormen van dienstverlening (autorijscholen, taxibedrijven, koeriersdiensten) en meer ambachtelijke bedrijvigheid. Voorwaarde voor het toestaan van deze en andere vormen van bedrijvigheid dient in ieder geval te zijn, dat het gaat om bedrijvigheid die onder normale omstandigheden geen stof, stank en lawaai verspreidt, uitgaande boven een in een woongebied gebruikelijk niveau, zodat gesteld kan worden dat het bedrijf passend is in een woonomgeving. Tevens worden, bij de beoordeling of medewerking kan worden verleend, dezelfde toetsingscriteria gehanteerd als hiervoor vermeld voor detailhandel. Ook geldt dat medewerking pas kan worden verleend nadat de gemeente een positieve toetsing aan de randvoorwaarden heeft verricht.

Combinatie van activiteiten Een combinatie van functies is mogelijk maar leidt niet tot een verruiming van de daarvoor beschikbaar te stellen oppervlakte van de woning of bijgebouwen (blijft maximaal 50 m²) en het beslag, dat wordt gelegd op parkeervoorzieningen (blijft maximaal twee parkeerplaatsen). Uitzonderingen op de gestelde regels zijn mogelijk, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Vertaling naar het bestemmingsplan Kleinschalige bedrijvigheid in de woonwijken wordt op de volgende wijze in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt:

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 29  Het reguliere onderscheid tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven wordt vervangen door de mate van publieksgerichtheid. Zie hiervoor de uitleg in de juridische aspecten, in 5.3.22 onder Beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis. De niet- publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden direct mogelijk gemaakt. De publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt na een toetsing via een ontheffingsprocedure mogelijk gemaakt.  Detailhandel: voorwaarde is een gemeentelijke toetsing aan de genoemde randvoorwaarden. Detailhandel wordt in dit kader gelijk gesteld aan een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Er dient derhalve een procedure gevolgd te worden.

3.3.6 Beleidsnotitie aan- en uitbouwen en (aangebouwde en vrijstaande) bijgebouwen In de "Beleidsnotitie aan- en uitbouwen en (aangebouwde en vrijstaande) bijgebouwen, in de bebouwde kom" (augustus 2007) is een uniforme regeling voorgesteld met betrekking tot de bouw van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen. Ook de wijze waarop hoofdgebouwen mogen worden gedimensioneerd, komt hierin aan bod.

De carport wordt als een bijzondere vorm van aangebouwde bijgebouwen beschouwd. Indien deze aan bepaalde eisen voldoet qua hoogte en oppervlakte, is deze op grond van artikel 43 van de Woningwet vergunningvrij. In andere gevallen zal deze worden beschouwd als een “gewoon” aangebouwd bijgebouw.

De bestaande situatie wordt als uitgangspunt gehanteerd.

Hoofdgebouwen Voor de hoofdgebouwen zijn de volgende eisen opgenomen: A. Situeringseisen: A. Vrijstaande woningen: tenminste 3,0 m afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. B. Halfvrijstaande en geschakelde woningen: aan 1 zijde in de perceelsgrens en aan 1 zijde tenminste 3,0 m afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. C. Tussenwoningen: aan beide zijden in de zijdelingse perceelsgrens. B. Maatvoeringseisen: 1. Diepte van het bouwvlak voor alle typen woningen (vrijstaand, geschakeld en tussenwoningen): de helft van de diepte van het perceel met een minimum van 12,0 m en een maximum van 15,0 m. (wanneer de diepte niet overal gelijk is, wordt uitgegaan van de gemiddelde diepte)

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 30 2. Breedte van het bouwvlak bij vrijstaande of geschakelde woningen: aan beide zijden minimaal 3,0 m uit de perceelsgrens, en met een maximale breedte van 12,0 m. 3. Breedte van het bouwvlak bij halfvrijstaande woningen: in de perceelsgrens daar waar de woning staat, aan de andere zijde minimaal 3,0 m uit de perceelsgrens en met een maximale breedte van 12,0 m. 4. Breedte van het bouwvlak bij tussenwoningen: de breedte van de woning/ perceel.

Aan- en uitbouwen Aan de aan- en uitbouwen zijn de volgende eisen gesteld: A. Situeringseisen: 1. 3,0 m achter de voorgevelrooilijn; 2. Bij vrijstaande woningen minimaal 3,0 m afstand tot de zijdelingse perceelsgrens maar maximaal aan 1 zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens; 3. Bij halfvrijstaande en geschakelde woningen mag tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; 4. Wanneer niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, dient tenminste 1,0 m afstand tot de zijdelingse perceelsgrens te bestaan. B. Maatvoeringseisen: 1. Goothoogte maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw indien dit hoofdgebouw uit 1 bouwlaag (met kap) bestaat, en maximaal 3,2 m bij een hoofdgebouw uit 2 of meer bouwlagen (met kap); 2. Bouwhoogte niet meer dan 2/3 van de hoogte van het hoofdgebouw; 3. Oppervlakte van alle aan- en uitbouwen, aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen, buiten het bouwvlak voor het hoofdgebouw, mag maximaal 50 % van de oppervlakte van de zij- en achtertuin bedragen met een maximum van 50 m² indien het perceel kleiner is dan 1.000 m² en maximaal 80 m² indien het perceel groter is dan 1.000 m². C. Uitvoeringseisen: 1. Een open of gesloten verbinding met het hoofdgebouw.

Aangebouwde bijgebouwen De aangebouwde bijgebouwen kennen dezelfde eisen als de aan- en uitbouwen met dien verstande dat deze geen open verbinding met het hoofdgebouw hebben.

Vrijstaande bijgebouwen Aan de vrijstaande bijgebouwen worden grotendeels dezelfde eisen gesteld als aan de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen. Bij vrijstaande woningen dient echter aan één zijde een bebouwingsvrije

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 31 strook (zonder aanbouwen, aangebouwde bijgebouwen,of vrijstaande bijgebouwen) behouden te blijven. Daarnaast zijn de maatvoeringseisen beperkt: 1. Goothoogte mag maximaal 3,0 m bedragen. 2. Bouwhoogte mag maximaal 5,0 m bedragen.

Erkers Erkers zijn een speciaal soort uitbouw wanneer deze voor de voorgevelrooilijn of voor de 3 m lijn aan de zijgevel zijn gebouwd.

De volgende situeringseisen worden gesteld:  Diepte maximaal 1,5 m;  Breedte maximaal 50 % van de gevelbreedte met een maximum van 4,0 m;  Minimaal 2,0 m afstand tot de zijdelingse perceelsgrens wanneer de erker niet aan de voor- of achtergevel wordt gebouwd;  Minimaal 3,0 m afstand tot het openbaar gebied. Voor de maatvoeringseisen geldt hetzelfde als voor de andere aan- en uitbouwen.

Vertaling naar het bestemmingsplan

In overeenstemming met het gemeentelijk beleid Vanuit het beleid worden een aantal aspecten op dezelfde wijze opgenomen in het bestemmingsplan. Ten aanzien van de hoofdgebouwen betreft het echter alleen de situering van deze gebouwen. Voor de maatvoering van het bouwvlak worden andere uitgangspunten gehanteerd. Ten aanzien van de diepte en de breedte van het bouwvlak voor de hoofdgebouwen is een regeling opgenomen waarbij meer recht wordt gedaan aan enerzijds de praktijk en anderzijds de stedenbouwkundige situatie (zie hierna).

Ten aanzien van de aan-, uit- en bijgebouwen worden de situeringseisen overgenomen en worden de goot- en bouwhoogte van de vrijstaande bijgebouwen als uitgangspunt gehanteerd voor alle aan-, uit- en bijgebouwen. De erkerregeling is compleet overgenomen.

Afwijkend van het gemeentelijk beleid Op 4 belangrijke onderdelen wijkt de bestemmingsplanregeling voor Opheusden af van hetgeen in het gemeentelijk beleid was opgenomen:  Functioneel onderscheid hoofd- en bijgebouwen;  Diepte bouwvlak;  Breedte bouwvlak;  Diepte en breedte bouwvlak bij panden met karakteristieke waarden.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 32 Functioneel onderscheid hoofd- en bijgebouwen Op de eerste plaats wordt opgemerkt dat het functionele onderscheid tussen hoofd- en bijgebouwen in het verleden in de definities van hoofd- en bijgebouwen is opgenomen. Dit heeft echter tot ontzettend veel jurisprudentie geleid vanwege de onduidelijkheid van het begrip. Tegenwoordig is het algemeen gebruikelijk om deze functionele ondergeschiktheid niet meer als criterium aan te wenden (zie ook de Nirov uitgave “Op de digitale leest”, 2003). Wat beoordeeld moet worden in een bestemmingsplan is of sprake is van een ruimtelijk relevant criterium. Bij een woning blijkt alleen de massa van de gebouwen ruimtelijk relevant te zijn en welke functies hierin worden uitgeoefend; is dit alleen wonen of vinden ook nog bedrijfsmatige activiteiten plaats? Niet relevant is een rangorde in het gebruik binnen een woonfunctie; woonkamer, keuken, bijkeuken, schuur of slaapkamer. Wat wel relevant is, is dat er geen zelfstandige bewoning van bijgebouwen plaatsvindt.

Ten aanzien van de diepte en de breedte van het bouwvlak voor de hoofdgebouwen wordt een andere regeling voorgesteld waarbij meer recht wordt gedaan aan enerzijds de praktijk en anderzijds de stedenbouwkundige situatie.

Diepte bouwvlak In de beleidsnotitie is de algemene stelregel opgenomen dat de diepte van het bouwvlak gerelateerd wordt aan de diepte van het hele perceel. In de specifieke situatie van het voorliggende bestemmingsplangebied blijkt echter dat de wens tot het bieden van gelijke uitbreidingsmogelijkheden aan alle hoofdgebouwen binnen de gemeente beter gerelateerd kan worden aan de diepte van de achtertuin en het type woning. Daarbij is het een randvoorwaarde om binnen de gemeente - in vergelijkbare situaties - een zo groot mogelijke gelijkheid in gebruiksmogelijkheden te krijgen.

Type woning Er bestaan verschillen tussen vrijstaande, geschakelde, halfvrijstaande en rijwoningen in hun relatie met de omgeving. Bij vrijstaande woningen is een verandering in de diepte vooral van invloed op de erachter gelegen woning (ervan uitgaande dat het hoofdgebouw niet in de zijdelingse perceelsgrens staat).

Bij rij-, halfvrijstaande en geschakelde woningen heeft een verandering van de diepte van het hoofdgebouw (bij bebouwing in 2 of meer lagen of in 1 laag met een kap over 2 lagen) nadelige invloed op de naastgelegen percelen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan oudere rijwoningen met een diepte van slechts 8 m die met de beleidsnotitie tot minimaal 12,0 m diepte mogen uitbreiden en daarmee voor de naastgelegen woningen een muur op de zijdelingse perceelsgrens van 4,0 m diep en 5,5 m hoog zetten. Dit is niet prettig. Stel dat dit door beide buren gedaan wordt, dan

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 33 wordt het uitzicht van de ertussen gelegen woning op hinderlijke wijze beperkt. Dit dient derhalve voorkomen te worden.

De vraag is dan welke uitbreidingsdiepte voor rij-, halfvrijstaande en geschakelde woningen ten opzichte van de buren nog aanvaardbaar is, er vanuit gaande dat de uitbreidingen onafhankelijk van elkaar gerealiseerd kunnen worden. Maximaal 2,0 m ten opzichte van het bestaande hoofdgebouw wordt mogelijk geacht.

Hoewel het denkbaar is dat er situaties en vormgevingsmogelijkheden bestaan waarbij het hoofdgebouw meer dan 2,0 m wordt verdiept, bijvoorbeeld als de hele rij of het hele blok twee-onder-één-kap woningen tegelijk wenst te verdiepen, is er geen regeling opgenomen die dit mogelijk maakt. De gemeente wenst dergelijke ontwikkelingen uitsluitend via bestemmingsplanherzieningen mogelijk te maken.

In het kader van gelijke gebruiksmogelijkheden van vergelijkbare woningen is het logisch om de diepte van de bouwvlakken per woningtype te standaardiseren, waarbij aangesloten is op de hedendaagse maatvoering. Daarom is gekozen voor een standaarddiepte van 10,0 m bij aaneengebouwde rijwoningen, 12,0 m bij halfvrijstaande en geschakelde woningen en 15,0 m voor vrijstaande woningen.

Daar waar als gevolg van de standaardmaat een uitbreidingsruimte ontstaat van meer dan 2,0 m ten opzichte van de bestaande achtergevel, wordt 2,0 m als uitgangspunt gehanteerd.

Diepte achtertuin Daar komt bij dat het van belang is om in de dorpse kernen van de gemeente Neder-Betuwe tenminste 8,0 m afstand tot de achterste perceelsgrens te behouden met het hoofdgebouw. Dit om ervoor te zorgen dat de privacy en het basisprincipe van licht, lucht en ruimte voldoende gewaarborgd blijven. Wanneer geen diepte van 8,0 m resteert, wordt de diepte van het bouwvlak hierop aangepast (zie tevens paragraaf 5.2.3).

Breedte bouwvlak Uitgangspunt het is vastleggen van de bestaande breedte van het hoofdgebouw. In het kader van de door de gemeente gewenste flexibiliteit wordt een verbreding van het hoofdgebouw mogelijk gemaakt wanneer de uitbreiding 2,0 m of meer kan bedragen waarbij tegelijkertijd nog een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mogelijk blijft van tenminste 3,0 m. In aansluiting op het gemeentelijk beleid wordt de breedte van het hoofdgebouw gemaximaliseerd op 12,0 m. Voor vrijstaande woningen op ruime percelen (tenminste 30,0 m breed) geldt dat de breedte van het hoofdgebouw gemaximaliseerd wordt op 15,0 m.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 34 Bij de opstelling van de verbeelding wordt het bouwvlak op zodanig wijze geconstrueerd dat niet op voorhand bepaald wordt aan welke zijde de uitbreiding plaats kan vinden, als de plaats van het bestaande hoofdgebouw op het perceel niet al een beperking met zich meebrengt (bijvoorbeeld de beperking dat de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 3,0 m dient te bedragen).

Diepte en breedte bouwvlak bij panden met karakteristieke waarden Behoud van de karakteristiek van de aangewezen panden is een voorwaarde. Dit betekent dat de regeling de bestaande situatie, diepte en breedte van het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte van de bebouwing vastlegt op hetgeen nu aanwezig is.

Door middel van een ontheffingsbepaling wordt een eventuele aanpassing wel mogelijk gemaakt, maar daarbij vindt tegelijkertijd een toetsing plaats tot behoud van de karakteristiek van het pand; de aanpassing mag niet leiden tot een aantasting van de waardevolle karakteristiek van het pand.

3.3.7 Beleidsnota GSM-Antennemasten De gemeente heeft de "Beleidsnota GSM-Antennemasten" opgesteld (juni 2005) om aan te geven op welke locaties het aanvaardbaar is om antennemasten op te richten.

Als algemene beleidsregel geldt: GSM-gebruik is een integraal onderdeel van onze samenleving en de hiervoor benodigde installaties dienen derhalve ook op een zo integraal mogelijke manier ruimtelijk en bouwkundig te worden uitgevoerd.

Meer specifiek gelden als afgeleide hiervan de volgende beleidsregels: 1. De plaatsing van nieuwe antenne-installaties is mogelijk op bestaande gebouwen en bouwwerken buiten de bebouwde kom. 2. De operator zal bij het indienen van de aanvraag tot het plaatsen van een antenne-installatie dienen aan te geven of overeenstemming is bereikt met de eigenaar/ beheerder van het gebouw/ bouwwerk; 3. Operators moeten in eerste instantie gebruik maken van bestaande masten (site-sharing) en bestaande gebouwen/ bouwwerken, voordat aanvragen voor omgevingsvergunningen op nieuwe locaties worden gehonoreerd. Bij een aanvraag voor een nieuwe mast dient een aanvrager gemotiveerd aan te geven waarom site-sharing van bestaande (nabijgelegen) masten en gebruikmaking van bestaande gebouwen/bouwwerken niet mogelijk is; 4. De plaatsing van nieuwe solitaire antenne-installaties is mogelijk op bestaande bedrijventerreinen en de specifiek daartoe aangewezen locaties conform de kaart "Beleidsregels GSM-antennemasten"; 5. Een nieuwe solitaire antennemast, zoals bedoeld onder 4, mag maximaal 40,0 m hoog zijn;

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 35 6. GSM-antennemasten, zowel stand-alone als op bestaande gebouwen, dienen ruimtelijk en bouwkundig zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in de omgeving.

Deze beleidsregels worden toegepast binnen de volgende uitgangspunten/ kaders: A. Bestaande installaties die niet voldoen aan bovenstaande beleidsregels kunnen worden gehandhaafd (overgangsrecht); B. De afdeling Vergunningverlening en Handhaving fungeert binnen de gemeente als aanspreekpunt ten aanzien van het antennemastenbeleid en toetst, mede op grond van deze beleidsregels, de ingekomen bouwaanvragen.

Verwerking in het bestemmingsplan Uitsluitend voor de bedrjiventerreinen is het nodig een regeling op te nemen. Bedrijventerreinen komen niet voor in het bestemmingsplan voor de kern Opheusden, dus dit beleid behoeft geen verdere vertaling in het bestemmingsplan.

3.3.8 Beleidsnotitie inwoning De gemeente Neder-Betuwe heeft de "Beleidsnotitie inwoning" (november 2004) opgesteld waarmee primair ruimtelijke criteria zijn vastgesteld voor de mogelijkheden voor inwoning binnen de kommen van de gemeente (voor het buitengebied is hiervoor de beleidsnotitie Buitengebied beleid ontwikkeld):  Het gedeelte te gebruiken voor inwoning dient een ondergeschikt deel van de totale woning te betreffen en qua maatvoering niet geschikt te zijn om als zelfstandige woning te functioneren; in principe geldt daarbij een maat van maximaal 30 % van de gebruiksoppervlakte van het hoofdgebouw (inclusief aanbouwen/ aangebouwde bijgebouwen) of een maximum van 60 m²;  Het gedeelte voor inwoning is uitsluitend toegestaan op de begane grond. Vanuit het inwoongedeelte mag een eventuele 1e verdieping of zolder niet bereikbaar zijn;  Directe en gehele verticale wandscheidingen zijn niet toegestaan;  In de kom moet worden voldaan aan de bebouwingsbepalingen van het (toekomstige) bestemmingsplan, er worden voor inwoning geen extra uitbreidingsmogelijkheden gegeven. De inwoning zal derhalve vaak (overwegend) inpandig moeten worden gerealiseerd;  De inwoning dient plaats te vinden in het hoofdgebouw en/ of de aan- c.q. uitbouw en/ of aangebouwd bijgebouw en niet in vrijstaande bijgebouwen zoals een schuur of garage;  Er dient sprake te zijn van een gemeenschappelijke entree die in het (oorspronkelijke) hoofdgebouw dient te zijn gesitueerd;  Het nieuwe gedeelte voor inwoning dient technisch/ functioneel zo te worden geconstrueerd dat dit altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 36  Het inwoningsgedeelte dient rolstoeltoegankelijk te zijn.

Verwerking in het bestemmingsplan Omdat bij inwoning de persoon onderdeel uitmaakt van het huishouden dat er al woont, is een specifieke regeling in het bestemmingsplan niet nodig. Alleen de voorwaarde dat het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor inwoning wordt uitgesloten is ruimtelijk relevant en dient als voorwaarde in de regels opgenomen te worden om te voorkomen dat onder het mom van mantelzorg nieuwe woningen worden gerealiseerd. Overigens is in de regels voor de duidelijkheid wel expliciet opgenomen dat mantelzorg is toegestaan.

3.3.9 Verordening geurhinder en veehouderij, 2011 De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) biedt gemeenten de mogelijkheid om binnen vastgestelde bandbreedten afwijkende geurnormen dan wel afstandseisen vast te stellen voor (delen van) haar grondgebied.

Op 15 september 2011 heeft de gemeenteraad de herziene ‘Geurgebiedsvisie Neder-Betuwe 2011’ en de verder ongewijzigde ‘Verordening geurhinder en veehouderij, 2011’ vastgesteld. De verordening is van kracht geworden op 21 september 2011.

In deze geurverordening zijn voor het hele grondgebied van de gemeente Neder-Betuwe geurnormen dan wel afstandeisen vastgesteld.

In afwijking van artikel 3, lid 1 van de Wgv bedraagt de maximale waarde voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object:  Bebouwde kom: 2,0 odour units;  Casterhoven (uitbreiding Kesteren): 4,5 odour units;  Industrieterein Casterhoven: 8,0 odour units;  Uitbreiding Opheusden: 4,5 odour units;  Uitbreiding Ochten: 4,5 odour units;  Industrieterein De Heuning: 8,0 odour units;  Industrieterein Medel: 8,0 odour units;  Buitengebied: 8,0 odour units.

In afwijking van artikel 4, lid 1 van de Wgv bedraagt de minimale afstand voor de geurbelasting van een veehouderij met melkrundvee (en jongvee) en/of overige dieren op een geurgevoelig object:  Bebouwde kom 100 m;  Casterhoven (uitbreiding Kesteren): 100 m;  Industrieterein Casterhoven: 100 m;  Uitbreiding Opheusden: 50 m;  Uitbreiding Ochten: 100 m;  Industrieterein De Heuning: 50 m;

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 37  Industrieterein Medel: 50 m;  Buitengebied: 50 m.

Opheusden De bestaande dorpskern van Opheusden heeft in de huidige situatie een ‘goed’ of ‘redelijk goed’ leefklimaat (4 - 13 Ou/ m3). In de toekomstige situatie wordt het gedeelte met een ‘redelijke goed’ leefklimaat (9 - 13 Ou/ m3) iets groter ten koste van het gebied met een ‘goed’ leefklimaat (4 - 8 Ou/ m3).

Voor het onderhavig plangebied zijn alleen voor eventuele toekomstige uitbreidingen van Opheusden afwijkende geurnormen opgesteld (zie onderstaande afbeelding uit Geurgebiedsvisie met de groen gearceerde gebieden). Dit betekent dat bij nieuwbouw in deze gebieden een beschermingsniveau van 4,5 odour units geldt voor geurgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom ten opzichte van veehouderijen met dieren met een emissiefactor, bijvoorbeeld varkenshouderijen.

Voor vergunningplichtige veehouderijen met dieren zonder emissiefactor (bijvoorbeeld melkrundveehouderijen) geldt in eventuele toekomstige uitbreidingen in Opheusden een afstandseis van 50 m vanaf de rand van het bouwblok tot aan nieuwe geurgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom. De Wgv kent geen saneringverplichting ten opzichte van bestaande situaties.

Verwerking in het bestemmingsplan Deze geurverordening is verder niet van invloed op onderhavig bestemmingsplan.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 38 3.3.10 Beleidsvisie Externe Veiligheid De gemeenteraad heeft op 2 juli 2009 de beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. De beleidsvisie externe veiligheid heeft als doel in aanvulling op de landelijke wet- en regelgeving een gemeentelijke visie neer te leggen met betrekking tot externe veiligheid. Deze gemeentelijke visie moet onder meer zijn vertaling krijgen in bestemmingsplannen en bij vergunningverlening.

Op basis van het risicoprofiel en de gewenste (ruimtelijke) ontwikkelingen van de gemeente Neder-Betuwe zijn een aantal algemene uitgangspunten op het gebied van externe veiligheid bepaald. Verder is voor verschillende gebiedstypen een nadere invulling gegeven van het externe veiligheidsbeleid.

Generieke beleidsuitspraken:  Risicobronnen en (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden zoveel mogelijk gescheiden;  In woongebieden worden geen nieuwe risicobronnen1 geïntroduceerd;  Op bedrijventerreinen en in het landelijk gebied accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime dan in woonwijken. In deze gebieden is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting op de omgeving onder voorwaarden mogelijk. Hierbij geldt het uitgangspunt dat bestaande bedrijvigheid moet kunnen worden gecontinueerd.  Ten aanzien van de vestiging van Bevi-bedrijven2 geldt zowel voor bedrijventerreinen als het landelijk gebied een ‘nee, tenzij principe’. Dat type bedrijven wordt niet toegestaan, tenzij het bestuur hiervoor expliciet toestemming verleent, nadat een bestuurlijke afweging heeft plaatsgevonden;  Bij het beoordelen van risicosituaties rondom Bevi-bedrijven, transportassen en buisleidingen worden het plaatsgebonden risico (PR), het groepsrisico (GR) en de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken;  Waar zich externe veiligheidsknelpunten voor (kunnen) doen, hebben bronmaatregelen de voorkeur boven effectmaatregelen;

1 Onder risicobronnen wordt in dit verstaan:  buisleidingen voor gas, olie en chemicaliën waarop de Circulaires “Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3 categorie” (VROM, 1991) en ‘Regels inzake de zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (VROM, 1984)’;  transportassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zoals bedoeld in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, en;  inrichtingtypen zoals opgenomen in de drempelwaardetabel van de Leidraad Risico Inventarisatie – Deel Gevaarlijke Stoffen (LRI-GS). 2 Bevi = Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 39  De gemeente wil op de hoogte zijn van de risico’s en de effecten op haar grondgebied en neemt op basis hiervan maatregelen.

Bovenstaande generieke beleidsuitspraken voor externe veiligheid zijn, conform de beleidsvisie, verder uitgewerkt per onderscheiden gebiedstype. Voor woongebieden gelden de volgende ambities:  Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Dit betekent dat de richtwaarde voor het PR wordt beschouwd als grenswaarde;  De komst of uitbreiding van Bevi-bedrijven met een invloedsgebied voor het GR over (een) woongebied(en), is niet toegestaan;  Toename van het GR door een toename van het aantal personen in het invloedsgebied kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij dient invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het GR zoals opgenomen in wet- en regelgeving;  Met de oriëntatiewaarde wordt omgegaan zoals bedoeld in wet- en regelgeving. Toename van het GR, waarbij eventueel de oriëntatiewaarde wordt overschreden kan gemotiveerd worden toegestaan. Hierbij dient invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht.

Bij deze ambities:  Is uitbreiding van Bevi-bedrijven met een risicovolle activiteit die hun invloedsgebied over woongebieden hebben niet mogelijk.  Kunnen ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor het groepsrisico de oriëntatiewaarde overschrijdt, doorgang vinden, mits een goede verantwoording plaatsvindt.

Transportassen Aanleg of verbreding van transportassen, zoals bedoeld in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, door of nabij woongebieden is niet gewenst. De gemeente zal anticiperen op het nieuwe beleid met betrekking tot transportrisico's door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geen kwetsbare objecten toe te staan binnen toekomstige veiligheidszones die in het kader van het Landelijk Basisnet gaan gelden voor een aantal belangrijke transportassen. Voor de gemeente Neder- Betuwe gaat het hier om de A15, de Waal, het Amsterdam-Rijnkanaal en de Betuweroute, voor zover deze door de gemeente lopen. Nieuwe beperkt kwetsbare functies kunnen gemotiveerd wel worden toegelaten binnen de toekomstige veiligheidszone.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen de toetsingszone van 200 m worden (steden)bouwkundige maatregelen in overweging genomen. In het gebied dat op meer dan 200 m van een transportas ligt worden geen (steden)bouwkundige maatregelen wegens externe veiligheid, genomen, tenzij nieuwe wet- en regelgeving een andere afstand voorschrijft.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 40 Bij grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen worden buiten deze toetsingszones nog wel maatregelen op het gebied van beheersbaarheid (zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid) overwogen.

Buisleidingen Geanticipeerd wordt op de komende AMvB buisleidingen en de komende Circulaire Aardgasleidingen. Hiertoe wordt informatie ingewonnen bij de leidingbeheerder over de berekende risico's, en een advies opgevraagd bij de regionale brandweer met betrekking tot veiligheidsbevorderende maatregelen. Dit houdt mogelijk in dat binnen het invloedsgebied van de betreffende buisleiding de externe veiligheidsrisico's in kaart moeten worden gebracht.

Vertaling naar het bestemmingsplan In subparagraaf 4.1.3 wordt nader ingegaan op de vertaling van de beleidsvisie naar het bestemmingsplan.

3.3.11 Toetsingscriteria woningsplitsing De gemeente Neder-Betuwe heeft het document "Toetsingscriteria woningsplitsing" (9 juni 2004) opgesteld waarmee criteria zijn vastgesteld voor de mogelijkheden tot splitsing van woningen in het buitengebied en de kernen.

Woningsplitsing kan worden gedefinieerd als het treffen van zodanige fysieke maatregelen in of aan een woning, dat binnen de bestaande inhoud meerdere eenheden ontstaan, die in alle opzichten geschikt zijn voor permanente, zelfstandige bewoning.

Aanvragen voor splitsing worden getoetst aan de volgende criteria:  Een bedrijfswoning mag niet worden gesplitst omdat continuering van de bedrijfsvoering in het gedrang kan komen als gevolg van het feit, dat de afgesplitste woning als burgerwoning moet worden aangemerkt;  De splitsing dient plaats te vinden binnen het hoofdgebouw en niet door afsplitsing en toekenning van een zelfstandige woonfunctie aan een bijgebouw;  De extra woning moet worden gerealiseerd binnen de bestaande inhoud van het gebouw. Om naar behoren als zelfstandige woning te kunnen functioneren wordt als ondergrens aangehouden, dat zowel het af te splitsen gedeelte van de woning als de resterende woning een inhoud van minimaal 450 m3 dienen te hebben;  Het straatbeeld dient door de splitsing niet negatief te worden beïnvloed, hetgeen betekent, dat eventuele uitwendige aanpassingen (o.a. creëren eigen entree) van ondergeschikte betekenis moeten zijn;  Door de woningsplitsing zal veelal de behoefte aan een bijgebouw ten behoeve van de nieuwe woning ontstaan. De oppervlakte van

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 41 een dergelijk bijgebouw dient te worden gemaximeerd op de geldende norm voor bijgebouwen zoals verwoord in "Beleidsnotitie aan- en uitbouwen en (aangebouwde en vrijstaande) bijgebouwen van de gemeente. Het bijgebouw moet kunnen worden gerealiseerd binnen het bebouwingsvlak van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Als blijkt dat niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt geen medewerking aan het verzoek verleend;  Het perceel waar de te splitsen woning op staat moet qua omvang toereikend zijn om voor beide woningen parkeren op eigen terrein mogelijk te maken. Verder moet voor het af te splitsen gedeelte van het perceel een verkeersveilige ontsluiting naar de openbare weg kunnen worden aangelegd;  Wet geluidhinder: Bij de splitsing van een woning wordt een nieuwe woning toegevoegd. Voor deze nieuwe woning dient aangetoond te zijn dat deze voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wet geluidhinder.

Verwerking in het bestemmingsplan In de regels is woningsplitsing, na afweging door de gemeente op basis van de hiervoor genoemde beleidsregels, mogelijk gemaakt (via wijziging binnen de bestemming Wonen). Ten aanzien van de oppervlakte aan bijgebouwen dient te worden aangesloten bij de mogelijkheden zoals die in het voorliggende bestemmingsplan voor vergelijkbare percelen zijn opgenomen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 42 4 RANDVOORWAARDEN

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding In het onderstaande wordt ingegaan op de verschillende milieuaspecten. Dit kan leiden tot ruimtelijk relevante randvoorwaarden. Voor zover van toepassing zal de manier waarop met deze randvoorwaarden wordt omgegaan, worden besproken aan het einde van elke subparagraaf.

4.1.2 Bodem De bodem is van belang voor de mens. Landbouw, wonen, infrastructuur, natuur en recreatie zijn mogelijk dankzij de "diensten" die de bodem levert. Ecosystemen staan aan de basis van die diensten. Uitstoot van schadelijke stoffen en een niet duurzaam bodemgebruik hebben invloed op de kwaliteit van de bodem. Ook de mens kan daardoor risico’s lopen.

Het doel van de provincie is dat in 2030, conform het landelijke bodemsaneringsbeleid, geen Gelderse inwoners meer in hun woonomgeving worden blootgesteld aan ernstige bodemverontreinigingen. De provincie geeft voorrang aan het schoonmaken van locaties in woongebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Gedeputeerde Staten zullen alleen in uitzonderlijke gevallen de sanering zelf ter hand nemen. Zij willen hun budget in de toekomst vooral inzetten voor financiële bijdragen aan derden om zo de bodemsanering een impuls te geven. Het is de bedoeling dat de markt een groot deel van de saneringen financiert, op momenten dat er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden op de locaties.

De gemeenten in Gelderland hebben samen met de provincie alle verdachte locaties in Gelderland in beeld gebracht. Daarnaast kunnen er bij de gemeenten nog meer of andere locaties bekend zijn dan die bij de provincie bekend zijn. Dat komt doordat de provincie alleen betrokken wordt bij een verontreiniging als uit onderzoek blijkt dat deze verontreiniging (vermoedelijk) ernstig is. Voor niet-ernstige verontreinigingen is de geldende gemeentelijke regelgeving van toepassing. De provinciale inventarisatiekaart bodemverontreiniging - samengesteld op basis van archiefonderzoek naar historisch gebruik van het gebied of uitgevoerde onderzoeken bekend bij de provincie - geeft in het plangebied de onderstaande verdachte en/ of (voormalig) verontreinigde locaties weer:

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 43 Opheusden In het plangebied bevinden zich meerdere verdachte locaties: Aan de Dorpsstraat, de hoek Meidoornstraat/Koningsstraat, in de nieuwbouwwijk Herenland en de Dalwagenseweg. De bodem is dusdanig verontreinigd dat er sanering van het terrein op basis van de Wet bodembescherming noodzakelijk is. Verder bevinden zich in het plangebied, voornamelijk aan het oude lint Dorpsstraat - Burgemeester Lodderstraat - Dalwagenseweg, een aantal kavels die mogelijk verontreinigd zijn.

Verontreinigde en mogelijk verontreinigde bodemlocaties in het plangebied

Verwerking in het bestemmingsplan In tuinen behorend bij woningen worden nieuwe woningen toegestaan, via een wijzigingsbevoegdheid. Aangezien deze tuinen al bij een woning behoren is het, in het kader van de haalbaarheid, niet noodzakelijk bij voorbaat een bodemonderzoek te laten verrichten. Bij het verzoek om een omgevingsvergunning komt dit echter wel naar voren.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 44 4.1.3 Externe veiligheid

Inleiding Het externe veiligheidsbeleid is gericht op de beperking en/ of beheersing van de risico’s als gevolg van opslag en verwerking van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een basis beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet de kans op een groot ongeluk met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied.

Regelgeving en belangrijke begrippen Inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) schrijft voor om - in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een invloedsgebied - te toetsen aan risiconormen (plaatsgevonden risico) en het groepsrisico te verantwoorden bij een toename van het van het aantal personen. Daarnaast is ook bij het opnieuw bestemmen van een bestaande situatie een toetsing aan de risiconormen voor het plaatsgebonden risico noodzakelijk. Het gaat daarbij om de omgeving van bijvoorbeeld LPG- tankstations, chemische fabrieken en bedrijven waar veel verpakte gevaarlijke stoffen worden opgeslagen.

Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen (bijvoorbeeld vuurwerkverkooppunten en propaantanks tot 13 m3) moeten worden aangehouden.

Transport gevaarlijke stoffen Daarnaast zijn voor de omgeving van transportroutes en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een aantal circulaires van belang, die te zijner tijd worden vervangen door AMvB’s waarin risiconormen en een verantwoordingsplicht worden verankerd. De circulaire "Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" (Rnvgs) schrijft ook voor om in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied - te toetsen aan risiconormen (plaatsgebonden risico) en het groepsrisico te verantwoorden bij een toename van het aantal personen.

Buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor zijn de circulaires “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 en “Zonering langs transportleidingen voor brandbare stoffen K1, K2 en K3” uit 1991 komen te vervallen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 45 Plaatsgebonden risico (PR) Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een activiteit bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met die activiteit. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”.

Groepsrisico (GR) In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, die als een contour in beeld kan worden gebracht, wordt het groepsrisico door een (grafiek)curve weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo’n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor 10 slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, spoor, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico, waarbinnen personendichtheden worden meegenomen bij de berekening van het groepsrisico, komt overeen met het gebied binnen de zogenaamde 1 % letaliteitsgrens.

Voor het groepsrisico is een verantwoordingsplicht van toepassing met als doel om locatie- en situatiespecifiek te bepalen of een extern veiligheidsrisico acceptabel is. Als gevolg hiervan geldt voor het groepsrisico geen harde norm maar een oriëntatiewaarde, die kan worden gebruikt als ijkpunt. Elke toename van het groepsrisico, ook al bevindt het risico zich onder de oriëntatiewaarde, is in principe gebonden aan een verantwoordingsplicht. De regionale brandweer is hierbij aangewezen als wettelijk adviseur. De regionale brandweer kan bijvoorbeeld een advies uitbrengen over het voorontwerp- bestemmingsplan in het kader van overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Mede naar aanleiding van het advies van de regionale brandweer kan vervolgens een verantwoording van het groepsrisico worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Opheusden Het plangebied heeft betrekking op de gronden gelegen tussen de Hamsestraat, de Rijnbandijk, de agrarische gronden ten oosten van de Kastanjelaan en de Dalwagenseweg, de spoorlijn Arnhem - Tiel, en de agrarische gronden ten westen van de nieuwbouwwijk Herenland. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 46 Bevi-Inrichtingen Uit de uitsnede van de risicokaart blijkt dat er zich binnen of nabij het plangebied geen Bevi inrichtingen bevinden.

Uitsnede risicokaart. In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen

Overige risicorelevante inrichtingen Er bevinden zich geen andere risicorelevante bedrijven binnen het bestemmingsplangebied, waarvoor veiligheidsafstanden zijn opgenomen in het Vuurwerkbesluit en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) en die gewaarborgd dienen te worden in het bestemmingsplan.

Nieuwvestiging van risicorelevante bedrijven Overeenkomstig het gestelde in de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente is geborgd dat nieuwvestiging van risicorelevante bedrijven binnen de bestemming "bedrijf" niet kan plaatsvinden.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen Autosnelweg A15 De kern Opheusden ligt in de nabijheid van enkele relevante transportroutes met betrekking tot externe veiligheid. Onderhavig plangebied valt buiten de veiligheidszone van de A15 (Basisnet 2012).

Spoorlijn Arnhem - Tiel Ten aanzien van transportrisico’s ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor zijn de Risicoatlas spoor (DHV, 2001)

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 47 beschikbaar en het ANKER-COEV onderzoek (RWS-AVV, 2005). Voorts is in 2007 een beleidsvrije marktprognose (ProRail) verschenen waarin een beeld wordt geschetst van de toekomst m.b.t. het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Volgens deze documenten vindt over de spoorlijn Arnhem – Tiel geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Daarom hoeft geen aandacht besteed te worden aan het aspect externe veiligheid vanwege deze spoorlijn.

Betuwespoorlijn De kern Opheusden ligt in de nabijheid van enkele relevante transportroutes met betrekking tot externe veiligheid. Onderhavig plangebied valt buiten de veiligheidszone van de Betuweroute (Basisnet, december 2012).

Buisleidingen In onderstaande figuur is de ligging van hogedruk aardgasleidingen weergegeven in de gemeente Neder-Betuwe.

Ligging aardgasleidingen gemeente Neder-Betuwe

Binnen het plangebied bevinden zich geen hogedruk aardgasleidingen. Tevens ligt het plangebied niet binnen de risicocontour voor het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar van een dergelijke buisleiding. Wel ligt de zuidoostzijde van het plangebied een hogedruk aardgastransportleiding. De leiding (N574-10) heeft een maximale werkdruk van 40 bar en diameter van 6 inch. Het invloedsgebied bedraagt 70 m vanuit de as van de leiding. Het invloedsgebied kent geen overlap met het plangebied.

Hoogspanningsverbindingen Formeel behoren de hoogspanningsverbindingen niet tot de paragraaf externe veiligheid maar het ligt wel in het verlengde van de onderwerpen in deze paragraaf.

Door de gemeente Neder-Betuwe lopen 7 hoogspanningsverbindingen, allemaal komend vanaf Dodewaard. Een tweetal 380 kV leidingen richting Boxmeer en Doetinchem (380 kV), een viertal 150 kV leidingen richting Tiel, Veenendaal, Ede en Nijmegen en een 50 kV leiding richting Wageningen. In verband met draadbreuk, elektrische ontlading en ijzelafzetting zijn zoneringsafstanden voor hoogspanningsverbindingen

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 48 gehanteerd. In onderstaande tabel zijn deze zoneringsafstanden opgenomen.

Spanningsniveau Afstand/zoneringsnorm 50 kV 2 x 10 m vanuit het hart van de leiding 150 kV 2 x 25 m vanuit het hart van de leiding 380 kV 2 x 36 m vanuit het hart van de leiding

Internationaal onderzoek wijst erop dat kinderen die in de buurt van bovengrondse hoogspanningslijnen wonen, meer kans hebben op leukemie. Het magnetische veld afkomstig van de hoogspanningslijnen zou voor het verhoogd risico verantwoordelijk kunnen zijn.

De staatssecretaris heeft het beleid voor hoogspanningslijnen in oktober 2005 vastgelegd in een brief aan gemeenten, provincies en netbeheerders. Het beleidsadvies voor hoogspanningslijnen richt zich op nieuwe situaties. Beoordeling van het (ontwerp)bestemmingsplan vindt plaats op basis van de indicatieve zone. De indicatieve zone van een 150 kV leiding bedraagt 2 x 80 m vanuit het hart van de leiding.

Ten zuiden van de kern Opheusden (en de spoorlijn Arnhem - Tiel) loopt de 150 kV hoogspanningsverbinding Dodewaard – Tiel. Deze ligt op meer dan 200 m afstand van de meest zuidelijke punt van de bestemmingsplangrens. Vanuit dit oogpunt zijn er geen belemmeringen.

Verwerking in het bestemmingsplan Voor het aspect externe veiligheid (inrichtingen, transport en buisleidingen) hoeven geen beperkingen in het plan te worden opgenomen, met uitzondering van het feit dat er geen LPG-tankstations en andere Bevi-inrichtingen in de kern mogen worden opgericht.

4.1.4 Geluid

Inleiding In de Wet geluidhinder (Wgh) is geregeld dat binnen de geluidszones van wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen bij vestiging van geluidsgevoelige bestemmingen, voldaan dient te worden aan de wettelijke voorkeursgrenswaarden.

In onderstaande figuur zijn de verschillende geluidzones (gezoneerde industrieterreinen, provinciale wegen, rijkswegen en spoor) weergegeven.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 49 Uitsnede kaart Geluidzones wegverkeer provinciale - en rijkswegen en spoorlijnen

Wegverkeerslawaai Zoals uit het fragment van de kaart met de geluidzones is af te lezen ligt het plangebied buiten de geluidszones van rijkswegen dan wel provinciale wegen ligt. Bij realisering van een woning via een wijzigingsbevoegdheid dient er desondanks een akoestisch onderzoek plaats te vinden om na te gaan of ten gevolge van geluidsbelasting van lokale wegen de 48 dB voorkeursgrenswaarden niet wordt overschreden.

In het kader van de Geluidsproductieplafonds Rijksinfrastructuur die per 1 januari 2012 inwerking treden, kan het volgende worden opgemerkt. De geluidsbelasting op de omgeving ten gevolge van de autosnelweg A15 is vastgelegd in het Geluidsregister. Verhoging van de geluidsbelasting is in principe mogelijk tot aan de plafondwaarde, daarboven dienen bronmaatregelen te worden bestudeerd.

Railverkeerslawaai Zoals uit het fragment van de kaart met de geluidzones is af te lezen ligt het plangebied deels binnen de geluidszones van de spoorlijn Arnhem – Tiel en de Betuwespoorlijn.

Bij realisering van een woning via een wijzigingsbevoegdheid liggend binnen de zone dient er een akoestisch onderzoek plaats te vinden om na te gaan of ten gevolge van de geluidsbelasting van de spoorlijnen de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet wordt overschreden.

In het kader van de Geluidsproductieplafonds Rijksinfrastructuur die per 1 januari 2012 inwerking treden, kan het volgende worden opgemerkt. De geluidsbelasting op de omgeving ten gevolge van het traject is vastgelegd in het Geluidsregister. Verhoging van de geluidsbelasting is in

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 50 principe mogelijk tot aan de plafondwaarde, daarboven dienen bronmaatregelen te worden bestudeerd.

Industrielawaai Het plangebied ligt niet binnen of nabij de geluidszones van een gezoneerd industrieterrein.

Verwerking in het bestemmingsplan Er vindt langs het plangebied transport plaats over de A15 en de Betuwespoorlijn. Alvorens een nieuwe woning bij wijziging kan worden gerealiseerd zal getoetst moeten worden aan de eisen ten aanzien van geluid, zoals vastgelegd in wet- en regelgeving.

4.1.5 Geur

Veehouderijen Rondom Opheusden liggen verschillende veehouderijen, die vergunningplichtig dan wel meldingplichtig zijn. Vergunningplichtige bedrijven vallen sinds 1 januari 2007 onder de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bedrijven die voor 1 januari 2007 een vergunning hebben gekregen dan wel een aanvraag hebben gedaan vallen nog onder de oude stankwetgeving. Kleinere veehouderijen vallen veelal onder het Besluit Landbouw. Zij zijn niet vergunningplichtig maar moeten bij oprichting of wijziging een melding doen aan het bevoegd gezag.

De Wgv kent geen saneringsplicht voor situaties waar normoverschrijdingen plaatsvinden. Bij nieuwvestiging van geurgevoelige bestemmingen dient in het kader van goede ruimtelijke ordening en de afweging van belangen rekening gehouden te worden met de geurnormen en afstanden uit de Wgv en het Besluit Landbouw.

Om zoveel mogelijk ruimte voor binnen de rode contour voor uitbreiding van de kern te reserveren, kunnen de geurnorm en de vaste afstanden worden aangepast. Hierbij is het van belang dat de omliggende veehouderijen niet in hun rechten worden aangetast. In de toekomstige 3 (maximale) situatie lopen de geurcontouren van 2 ouE/m van de veehouderijen over de rode contour van Opheusden. Mocht dit gebied na ontwikkeling in aanmerking komen voor bebouwde kom (in termen van de Wet geurhinder en veehouderij), dan kan het gedeelte dat binnen de 3 geurcontouren van 2 ouE/m ligt niet bebouwd worden.

Door de geurnorm voor geurgevoelige objecten binnen de rode contour te verhogen wordt meer ruimte gecreëerd voor woningbouw. Er kan een zo hoog mogelijke geurnorm gekozen worden, waarbij het leefklimaat 3 nog acceptabel is. Voor dit gebied is een geurnorm van 4,5 ouE/m opgenomen. Dit komt overeen met een leefklimaat dan op de grens van ‘tamelijk slecht’ en ‘matig’ ligt. Het leefklimaat voor geurgevoelige

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 51 objecten in de rode contour is dan altijd ‘matig’ of beter. Binnen de 3 geurcontouren van 4,5 ouE/m mag dan niet worden gebouwd.

3 De geurnorm van 4,5 ouE/m voor geurgevoelige objecten binnen de rode contour heeft geen gevolgen voor de uitbreidingsmogelijkheden van de veehouderijen. De veehouderij aan Strijwaard 3 is al overbelast. De 3 geurcontour van 4,5 ouE/m van de veehouderij aan de Hamsestraat ligt niet over de rode contour, dus vormt deze norm geen beperking voor deze veehouderij. De veehouderij aan de Dalwagenseweg 97 wordt beperkt door de huidige bebouwde kom van Opheusden. Bovendien 3 liggen er geen woningen in de geurcontour van 4,5 ouE/m van deze veehouderij.

Daarnaast spelen de vaste afstanden een rol. De Wet geurhinder en veehouderij biedt de mogelijkheid om de afstand die moet worden aangehouden tussen geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en een dierenverblijf waarin dieren worden gehouden waarvoor geen emissiefactor geldt te verkleinen. Hierbij geldt dat de aan te houden afstand voor de bebouwde kom minimaal 50 m moet bedragen (artikel 6, lid 3 Wgv). Als de vaste afstanden worden gewijzigd naar 50 m is er maximale ruimte voor de nieuwbouwplannen. Van belang hierbij is wel dat geursituatie acceptabel is.

Van belang voor de geursituatie is dat de betreffende veehouderijen niet kunnen uitbreiden in aantallen dieren, vanwege de te korte afstand tot de huidige woningen. Omdat het in dit geval gaat om vaste afstanden is het niet mogelijk om de geurbelasting te berekenen en op basis hiervan vast te stellen welke hinder ondervonden zal worden. In de praktijk van de gemeente Neder-Betuwe blijkt dat met een beperkt aantal dieren en een

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 52 afstand van 50 m tussen het emissiepunt en een woning van derden gelegen in de bebouwde kom geen hinder is te verwachten.

Desalniettemin dient per geval beoordeeld te worden of er bij realisering van een nieuwe woning dan wel verschuiving van een bestaande woning in het licht van de geurwetgeving voldaan wordt aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening dan wel dat de belangen van de nabijgelegen veehouderijen niet worden geschaad.

Uit de gebiedsvisie (Geurgebiedsvisie gemeente Neder-Betuwe, vastgesteld 15 september 2011) blijkt dat bij de kernen en het buitengebied er voor is gekozen om aansluitend bij de wet de geurnorm gelijk te stellen met respectivelijk 2,0 en 8,0 odour units. Verder blijft in de uitbreidingswijken Casterhoven, Ochten en Opheusden de door de raad vastgestelde geurnormen van 4,5 ou gehandhaafd en blijft bij de (toekomstige) industrieterreinen Casterhoven, De Heuning en Medel de geurnorm overeenkomstig de eerdere verordening verhoogd naar 8,0 odour units. Deze normen zijn vastgelegd in de Geurverordening.

Verwerking in het bestemmingsplan Vanuit de agrarische bedrijven bestaat voor het voorliggende bestemmingsplan in het kader van geurhinder geen beperking.

Industrie Ten behoeve van het verlenen van een milieuvergunning aan bedrijven die potentieel geuroverlast kunnen veroorzaken stelt het bevoegd gezag (de gemeente of de provincie) het acceptabel geurhinderniveau vast. Een gemeentelijke of provinciaal geurbeleid kan hierbij richtinggevend zijn.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven bekend die (potentiële) geuroverlast geven. Indien dit wel het geval is, is het acceptabele geurhinderniveau in de milieuvergunning vastgelegd. Nieuwe geurgevoelige bestemmingen zullen in dat geval getoetst moeten worden aan dit acceptabel geurhinderniveau.

Verwerking in het bestemmingsplan In de wijzigingsbevoegdheden voor nieuwe woningen dient de voorwaarde opgenomen te worden dat voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld in de Wet geurhinder en veehouderij. Dit betekent dat zowel de bedrijfsactiviteiten van agrariërs niet mogen worden beperkt, alsmede dat milieueisen geen beperkingen voor de woning mogen opleveren, zodat een aanvaardbaar woon- en leefmilieu wordt gecreëerd. Vanuit de industrie bestaan voor het voorliggende bestemmingsplan in het kader van geurhinder geen beperkingen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 53 4.1.6 Luchtkwaliteit In bijlage 2 van de Wet Milieubeheer zijn luchtkwaliteitsnormen opgenomen. Onder meer bij het vaststellen van een bestemmingsplan dienen deze normen in acht genomen te worden. Enerzijds mag het vaststellen van een bestemmingplan, conform hoofdstuk 5 uit de Wet Milieubeheer, niet leiden tot een (verdere) overschrijding van de grenswaarden in betekenende mate. Anderzijds dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening rekening gehouden te worden met deze luchtkwaliteitseisen.

Uit de jaarrapportage luchtkwaliteit 2006 van de gemeente Neder-Betuwe blijkt dat nergens langs de gemeentelijke wegen de luchtkwaliteitsnormen overschreden worden, dan wel overschreden zullen gaan worden. Conform de Regeling 'Niet in betekenende mate' draagt een toename van het aantal woningen met minder dan 1.500 woningen niet in betekende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Daarnaast dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening rekening te worden gehouden met grenswaarden voor luchtkwaliteit. Uit de eerder genoemde rapportage blijkt dat in Opheusden nergens (toekomstige) grenswaarden overschreden worden. Ook langs gemeentelijke wegen vindt er geen overschrijding plaats van (toekomstige) grenswaarden.

Dit betekent dat in de huidige situatie geen overschrijdingen plaatsvinden. Door de maatregelen die getroffen en genomen gaan worden kan geconcludeerd worden dat de situatie alleen maar verbeterd.

Verwerking in het bestemmingsplan Vanwege de Regeling 'Niet in betekenende mate' behoeft er bij eventuele toevoegingen van woningen in de wijzigingsbevoegdheden geen randvoorwaarde in het kader van de luchtkwaliteit opgenomen te worden. De grenswaarden voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer en scheepvaart worden nergens overschreden. De eisen van goede ruimtelijke ordening staan vestiging van een nieuwe woning via een wijzigingsbevoegdheid dan ook niet in de weg.

4.1.7 Bedrijven en milieuzonering In en om het plangebied bevinden zich verschillende bedrijven. In de onderstaande tabel zijn de bedrijven weergegeven die in het plangebied liggen en niet passen binnen de bestemming ‘Wonen’ (november 2011). Alle bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zijn naar aard en omvang per definitie passend binnen een woonomgeving, voorzover deze in de kolom 'verkeer' een '1' scoren. Bedrijven uit milieucategorie 3.1 en hoger, en bedrijven uit milieucategorie 2, die in de kolom ‘verkeer’ geen ‘1’ scoren, worden specifiek bestemd.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 54 In onderstaande lijst worden alle bedrijven/ voorzieningen uit milieucategorie 2, voorzover deze in de kolom ‘verkeer’ geen ‘1’ scoren, en uit milieucategorie 3.1 of hoger, specifiek benoemd:

Naam Adres Sbi-code Milieucategorie Garagebedrijf J.W. Roelofsen Dalwagenseweg 38 451, 452, 454 2 GMB Beheer bv Dalwagenseweg 51 41, 42, 43 3.2 Autobedrijf van Suilichem Dorpsstraat 19 451, 452, 454 2 Damcon Boomkwekerijmachines Hamsestraat 14 016 3.1 Zeetronic (metaalbewerkingsbedrijf) Rijnbandijk 63 2562, 3311 3.1 Den Hartog Servicebedrijf (metaalbewerkingsbedrijf) Dorpsstraat 17 2562, 3311 3.1 Brandweerkazerne Hamsestraat 24 8425 3.1

Verwerking in het bestemmingsplan In het geval dat nieuwe woningen worden toegestaan dient rekening gehouden te worden met de geldende afstanden uit de VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’. In dit plan kunnen nieuwe woningen via wijziging worden toegestaan. In de regels is opgenomen dat realisering mogelijk is wanneer:  uit milieuoogpunt geen bezwaren bestaan voor realisatie van de woning;  de woning geen belemmering vormt voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving.

4.1.8 Spuitzone Nabij het plangebied liggen verschillende fruitboomgaarden. Op grond van geldende jurisprudentie dient bij realisering van gevoelige bestemmingen nabij fruitboomgaarden een afstand van 50 m aangehouden te worden. Pas bij een stevige onderbouwing kan deze zone na onderzoek verkleind worden.

Bij effectuering van de wijzigingsbevoegdheid ter realisering van een woning dient daarom afstand van 50 m aangehouden te worden ten opzichte van fruitboomgaarden tenzij blijkt dat uit onderzoek deze afstand verkleind kan worden. Wanneer spuiten in de regels van het bestemmingsplan waaronder de fruitboomgaard valt expliciet is uitgesloten hoeft niet aan deze afstand te worden voldaan.

Verwerking in het bestemmingsplan In de wijzigingsbevoegdheden voor nieuwe woningen is een afstandseis van 50 m ten opzichte van fruitboomgaarden als randvoorwaarde opgenomen.

Dit is verwerkt in de voorwaarde dat milieueisen geen beperking mogen opleveren voor de woning en dat bedrijfsactiviteiten niet onevenredig

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 55 mogen worden geschaad. Wanneer spuiten in het bestemmingsplan waaronder de fruitboomgaard valt, reeds is uitgesloten, behoeft niet aan deze afstandseis te worden voldaan.

4.2 Waterhuishouding De watertoets is wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit Besluit staat in art. 3.1.1 dat gemeenten verplicht zijn overleg te voeren met het waterschap. In de toelichting op ruimtelijke plannen worden door de gemeenten de gepleegde afwegingen in het kader van de watertoets vastgelegd in een waterparagraaf.

4.2.1 Nationaal Waterplan 2009 - 2015 Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 in werking getreden en is een structuurvisie als bedoeld in de Wro.

Stedelijk gebied wordt leefbaarder. Opgaven voor wonen, werken, mobiliteit, recreëren, landschap en natuur, water en milieu worden in samenhang aangepakt. Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden.

Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering, en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De uitvoering van maatregelen wordt gecombineerd met herstructurering van bestaand bebouwd gebied en de realisatie van groen in en om de stad.

4.2.2 Waterplan Gelderland 2010 – 2015 Het Waterplan Gelderland is evenals het Nationaal Waterplan op 22 december 2009 in werking getreden.

Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd.

De functie 'stedelijk gebied' geldt voor alle bebouwde kommen in Gelderland. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:  het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;  de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;  het voorkomen van zettingen;  het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;  het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 56  het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;  het beperken van de invloed van bronbemaling;  het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.

Voor het plangebied wordt uitgegaan van bovenstaande uitgangspunten.

4.2.3 Waterbeheerplan 2010 – 2015 Waterschap Rivierenland heeft een nieuw Waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010 - 2015. Ook dit plan is op 22 december 2009 in werking getreden. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkering, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Uitgangspunt bij de watertoets is het zoveel mogelijk voorkomen van negatieve gevolgen voor het watersysteem (waterkeringen, oppervlaktewater en grondwater) door ruimtelijke plannen en besluiten. Dergelijke plannen moeten minstens waterneutraal zijn en waar mogelijk ook waterpositief. De waterveiligheid, de waterkwaliteit en de waterkwantiteit mogen door de plannen niet achteruitgaan. Als dit redelijkerwijs niet mogelijk is, dienen de negatieve gevolgen te worden gecompenseerd. De besluitvorming over compensatie vindt gelijktijdig met de besluitvorming over het ruimtelijke plan of besluit plaats. De compenserende maatregelen worden bij voorkeur binnen het plangebied genomen, om afwenteling naar andere gebieden te voorkomen. De waterhuishoudkundige gevolgen van uitbreidingen (nieuw stedelijk gebied) mogen niet worden afgewenteld op naastgelegen of stroomafwaarts gelegen gebieden.

Uitgangspunt bij nieuwe stedelijke in- en uitbreidingen is dat er grondwaterneutraal wordt gebouwd. Dat wil zeggen dat de oorspronkelijke grondwaterstanden en –stromen in de omgeving niet wijzigen. Om grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken zet het waterschap in eerste instantie in op bouwkundige maatregelen. Pas als dit onvoldoende soelaas biedt komen drainerende of onttrekkende oplossingen in beeld.

4.2.4 Waterplan Neder-Betuwe De gemeente beschikt over het “Waterplan Neder-Betuwe 2008 t/m 2012”. Dit beleidsplan is een samenvattend document voor andere gemeentelijk plannen waarin water een rol speelt. Het geeft aan wat de gemeente en het waterschap willen met water in de gemeente en hoe wordt voldaan aan een aantal opgaven die door Europa en het rijk worden opgelegd. Het waterplan heeft geen directe planologische doorwerking.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 57 De waterdoelstellingen dienen een belangrijke rol te spelen in de toekomstige ruimtelijke afwegingen: het waterplan is een belangrijke bouwsteen voor het tot stand komen van een gezond watersysteem in de toekomst.

In het waterplan is een uitvoeringsplan opgenomen dat bestaat uit een cluster van maatregelen dat bepaald is aan de hand van de bevindingen uit een analyse. In dit uitvoeringsplan zijn alle opgestelde maatregelen ingepland.

Geen van de genoemde maatregelen hebben een directe invloed op de gronden binnen het voorliggende bestemmingsplangebied.

4.2.5 Opheusden Grondwater Het plangebied is gelegen in het rivierenlandschap met de kenmerkende afwisseling tussen oeverwallen en kommen. Het gebied is gelegen op een oeverwal (grondwatertrap VI). Er zijn echter wel hoge grondwaterstanden geconstateerd. Met name aan de oostkant is de ontwateringdiepte beperkt. Ook hier kan eventuele overlast en/ of schade optreden.

Kwel en infiltratiegebieden In de gemeente Neder-Betuwe zijn 2 kwel-/ infiltratiestromingen van verschillende schaal te onderscheiden:  Ten eerste is er de regionale kwelstroom van de stuwwallen naar het rivierengebied. Dit is een diep gelegen grondwaterstroming die als kwel tot uiting kan komen waar afdichtende lagen in de diepe ondergrond onderbroken zijn.  Ten tweede is er de lokale (rivier)kwelstroom. De ligging van inzijgings- en kwelgebieden voor deze lokale kwel varieert met de rivierstanden. Als de waterstand in de rivieren hoog is, kwelt grondwater op in de zone achter de dijk; in perioden met lage rivierstanden zakt het juist weg in de bodem.

In de kern Opheusden hebben woningen veel last van natte kruipruimten als gevolg van de optredende kwel.

Oppervlaktewater In de kern Opheusden is nagenoeg geen oppervlaktewater aanwezig. Alleen nabij de sportvelden en ’t Land is oppervlaktewater aanwezig. Dwars door de kern loopt een watergang, die echter niet zichtbaar is omdat deze door duikers loopt. De Linge raakt de kern aan de zuidoostzijde.

Het betreffen hier alle A-watergangen. Voor de A-watergangen, inclusief de onderduikerde delen, is de 'Keur voor waterkering en wateren van het

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 58 Waterschap Rivierenland' van toepassing die gebods- en verbodsbepalingen aangaande de A-watergangen bevat. De gronden vanaf de insteek van de watergang tot 4,0 m erbuiten dienen vrij te worden gehouden van bebouwing en werken ter bescherming van het profiel van de watergang en ten behoeve van onderhoud.

In het kader van het Waterplan is ook aandacht besteed aan eventuele wateroverlast in Opheusden door inundatie vanuit oppervlaktewater. Deze (berekende) wateroverlast treedt op bij de centrale duiker in het dorp, het noordelijkste uiteinde van de sloot die hier aan de noordkant mee verbonden is en een klein gebied aan de westkant van de kern. De onderschrijding is hier maximaal 0,3 m centraal in de kern en 0,15 m in het westen. Oorzaken hiervan zijn de lage ligging van het maaiveld in het westen en een hoge ligging van de duiker centraal in de kern. De grootste problemen ontstaan in de centrale watergang/ duiker door de kern. Van hieruit treedt inundatie op, waarbij schade niet uitgesloten is. De oorzaak hiervan is de beperkte afvoercapaciteit van de aanwezige duiker. Bij elke mogelijkheid vanwege renovaties en stadsvernieuwing moet worden getracht de beduikerde watergangen weer open te graven. Op deze wijze worden de belemmering van de afvoer en de verslechtering van de waterkwaliteit opgeheven. Zoals weergegeven betreft dit een beschrijving van de berekende situatie. Hoewel de problemen worden onderkend, is enige nuancering gewenst omdat de frequentie van de beschreven wateroverlast niet heel hoog ligt.

Regen- en afvalwatersysteem In Opheusden is grotendeels nog sprake van een gemengd stelsel. Vuil water en hemelwater lozen beide op het rioolstelsel. Alleen de nieuwste woonwijk Herenland is afgekoppeld. Vanuit Opheusden gaat het afvalwater naar de Rioolwaterzuiveringsintstallatie (RWZI) Dodewaard.

In Opheusden is een bergingstekort van 3.528 m3. Daarom wordt een bergingsgebied van 11.800 m2 aangelegd aan de zuidkant van de kern. Dit gebied wordt zodanig ingericht, dat het de ecologische veerkracht van het watersysteem versterkt, zodat kwaliteitsproblemen worden beperkt. Ook het verbreden van de Linge net buiten de kern kan zorgen voor een deel van de benodigde extra waterberging.

Ecosysteem Het plangebied bevat geen specifieke ecologische waarden die gebonden zijn aan het aanwezige water in het gebied en derhalve extra planologische bescherming genieten. Voor de Linge bestaat er de mogelijkheid tot het verbeteren van de belevingswaarde en het herstel van de cultuurhistorische waarde.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 59 Waterkering Aan de noordzijde van de kern Opheusden is de Rijnbandijk gelegen. Dit betreft een primaire waterkering. Met het oog op verbetering van de waterkering wordt voor delen van de waterkering een rijksinpassingsplan opgesteld. De plangrenzen van dit bestemmingsplan zijn afgestemd op de grenzen van het rijksinpassingsplan.

Verwerking in het bestemmingsplan Gezien het conserverende karakter van het voorliggende bestemmingsplan vinden er op korte termijn geen veranderingen plaats in het gebied die leiden tot fysieke maatregelen in het watersysteem. Ook het huidige grondgebruik leidt niet tot knelpunten met de waterhuishoudkundige functies van het gebied.

De watergangen en de onderhoudsstroken (4,0 m breed) dienen een beschermende regeling te krijgen. De gronden waarop de beschermende regeling geldt zijn op de verbeelding gevisualiseerd. Ook is middels het opnemen van een dubbelbestemming een beschermende regeling opgenomen voor de primaire waterkering.

Overleg Waterschap Uit het vooroverleg is gebleken dat het waterschap opmerkingen heeft over dit bestemmingsplan. Deze opmerkingen zijn opgenomen in de inspraaknota die als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen. De opmerkingen van het waterschap hebben geleid tot de aanpassingen die in deze inspraaknota staan beschreven.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Archeologie

Nationaal en provinciaal beleid Ruimtelijke plannen en besluiten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Het door Nederland geratificeerde Verdrag van Malta bepaalt dat in beginsel de waarden in de bodem worden bewaard en dat bij ruimtelijke planvorming waarmee het archeologisch bodemarchief is gemoeid, de initiatiefnemer in een vroeg stadium een archeologisch (voor)onderzoek moet hebben uitgevoerd. Naar aanleiding van “Malta” is een wijziging in de Monumentenwet aangebracht: ook van gemeenten wordt gevraagd om hun bestemmingsplannen “Malta-proof” te maken.

De Monumentenwet verschaft de provincie hiervoor het instrument van de aanwijzing van zogenaamde attentiegebieden, om gebieden bij voorrang planologische bescherming te beschermen totdat gemeenten de bescherming hebben verankerd in het bestemmingsplan. De provincie

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 60 Gelderland wil geen gebruik maken van dit instrument, maar vraagt van gemeenten om hun bestemmingsplannen aan te passen aan de archeologische kwaliteiten.

Gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart Algemeen Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologische monumentenzorg heeft RAAP voor de gemeente Neder- Betuwe een archeologische waarden- en verwachtingskaart (kaartbijlage 1) vervaardigd: “Archeologische monumentenzorg in de gemeente Neder-Betuwe, 11 december 2008, RAAP-rapport 1665”. Het is een kaart die op perceelsniveau inzichtelijk maakt waar bekende archeologische waarden zich bevinden en wat de kans is deze aan te treffen, zowel in de bebouwde kom als in het landelijk gebied.

De archeologische waarden- en verwachtingskaart is voor toepassing op beleidsmatig, gemeentelijk niveau vertaald naar een beleidskaart (kaartbijlage 2). De archeologische beleidskaart dient te worden gebruikt als de beleidsmatige onderlegger bij het opstellen van nieuwe en te herziene bestemmingsplannen.

De kaart is van een zodanig gedetailleerd schaalniveau (1:10.000) dat deze direct van toepassing is voor afwegingen op perceelsniveau. In de legenda staat kort aangegeven wat het gewenste beleid is (dat wil zeggen welke regels in het bestemmingsplan van toepassing zijn).

Kern Opheusden Een gedeelte van de kern (aan de noord-westzijde en aan de zuid- oostzijde) is aangemerkt als een terrein van (hoge) archeologische waarde/betekenis: AWG (Archeologisch Waardevolle Gebieden) categorie 2. Binnen de kern liggen een aantal bekende archeologische vindplaatsen; ‘AWG categorie 3’ (bekende archeologische vindplaats met rondom een attentiezone van 50 m).

Een gebied rondom de Rijnbandijk, de Hamsestraat, de Burgemeester Lodderstraat en de Dorpsstraat is aangewezen als ‘AWG categorie 4’ (Archeologisch Waardevolle Gebieden) met daarbij aan de noordzijde van de Hamsestraat en ten oosten van de Kerklaan kleine gebieden aangewezen als ‘AWG categorie 5’ (oude woongronden). De noordoostzijde van de kern ter hoogte van de Rijnbandijk en de Lindelaan valt onder ‘AWV categorie 6’ (gebieden met een hoge archeologische verwachting). Het grootste deel van Opheusden valt onder ‘AWV categorie 7’ (gebieden met een middelmatige archeologische verwachting).

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 61 Fragment gemeentelijke archeologische beleidskaart

Bij de verschillende gebieden is het “Streven naar behoud in de huidige staat” het uitgangspunt. Daarnaast is bepaald bij welke omvang van de veranderingen in de bodem dieper dan 30 cm –mv, vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek noodzakelijk is:  AWG 2: bij iedere ingreep (Waarde – Archeologie 1);  AWG 3 en AWG 5: groter dan 100 m2 (Waarde - Archeologie 3);  AWG 4: groter dan 30 m2 (Waarde - Archeologie 2);

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 62  AWV 6: groter dan 500 m2 (Waarde - Archeologie 4);  AWV 7: groter dan 2.000 m2 (Waarde - Archeologie 5).

Verwerking in het bestemmingsplan De archeologisch waardevolle gebieden (AWG 2, 3, 4 en 5) en de gronden met een hoge en middelmatige verwachtingswaarde (AWV 6 en 7) dienen in het bestemmingsplan een bescherming te krijgen. Deze gebieden dienen op de verbeelding opgenomen te worden. De randvoorwaarde voor vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek krijgt een juridische vertaling in de regels.

Een uitzondering hierop vormt de begraafplaats. Vanwege de aard van het gebruik van deze gronden, wordt de randvoorwaarde voor eventueel in algemeenheid geformuleerd noodzakelijk geacht onderzoek, niet op deze gronden gelegd.

4.3.2 Cultuurhistorie

Provinciaal beleid Cultuurhistorie is een belangrijk aspect van de ruimtelijke kwaliteit van Gelderland.

Cultuurhistorische identiteitsgebieden Door de inventarisatie van Gelderse waarden in combinatie met de ontwikkelingsgeschiedenis, is de provincie opgedeeld in 10 gebieden met elk een aantal typerende kenmerken. Samen vormen ze unieke, cultuurhistorische identiteitsdragers van het landschap. De verdeling in tien unieke gebieden leidde tot de Cultuurhistorische Beleidskaart (CHB). Dit is een kaart waarop die 10 gebieden worden weergegeven, elk met 2 à 5 identiteitsdragers. De grenzen van die gebieden zijn niet absoluut: soms is er overlap.

Uitsnede Cultuurhistorische Beleidskaart, Rivierengebied (streekplan Gelderland)

De gemeente Neder-Betuwe valt in het "Rivierengebied". Voor dit gebied gelden de volgende cultuurhistorische identiteitsdragers:  Gelaagd landschap: iedere periode uit 5.000 jaar bewoning heeft een, soms inmiddels begraven, laag in het land gelegd, zandige

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 63 oeverwallen en kleikommen vormen een ingewikkeld driedimensionaal patroon;  Strijd en leven met water: de rivieren creëerden kansen maar vormden ook bedreigingen, binnendijks ontstond een ingenieus ontwateringstelsel;  Grens en front: grensregio in Romeinse tijd en Middeleeuwen, later via waterlinies te verdedigen;  Bouwmarkt: klei, zand en grind zijn door de rivieren in grote hoeveelheden neergelegd, in de loop der jaren gewonnen voor de bouw;  (Inter)nationaal netwerk: rivieren waren een voorwaarde voor bloeiende handel in de Middeleeuwen, kasteelbouw ter verdediging van het land.

De provincie hanteert deze kaart om bij de ruimtelijke ontwikkeling actief bij te dragen aan behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische kwaliteiten. De cultuurhistorische beleidskaart geeft regionale cultuurhistorische kenmerken weer die inspiratie leveren bij planvorming door anderen.

In relatie tot stedelijke ontwikkeling gaat het bij cultuurhistorie om 2 aandachtspunten:  Stedelijke ontwikkeling heeft gevolgen voor aanwezige cultuurhistorische identiteiten;  In de planvorming moeten die gevolgen zorgvuldig worden meegenomen.

De provincie inventariseerde alle Gelderse cultuurhistorische waarden. Die zijn vertaald naar de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) met de lagen: A. gebouwde monumenten; B. (historische) landschappen; C. archeologische waarden.

Monumenten Monumenten maken een bepalend deel uit van het gemeentelijk beleid. Waar mogelijk zal de gemeente alles in het werk stellen om monumenten te behouden en in stand te houden. Belangrijk daarbij is de mening van de gemeentelijke monumentencommissie. Binnen de grenzen van de gemeente Neder-Betuwe ligt een groot aantal monumenten, zowel op rijksniveau (38) als op gemeentelijk niveau (ongeveer 120) en een archeologisch monument. Deze monumenten kennen een bescherming op basis van de Monumentenwet.

De gemeente laat zich bij monumentenzaken adviseren door de erfgoedcommissie. Dit is een onafhankelijke commissie waarin geen gemeentebestuurders zitting hebben, maar vertegenwoordigers van het

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 64 Gelders Genootschap, de Historisch Kring Kesteren & Omstreken, een restauratiedeskundige en een stedenbouwer. Zij mag gevraagd en ongevraagd advies geven aan burgemeester en wethouders over zaken met betrekking tot monumenten, dorpsgezichten en archeologie.

Binnen de grenzen van het voorliggende bestemmingsplangebied gaat het in Opheusden om de volgende monumenten: complex naam monument adres soort monument bouwjaar boerderij Rijnbandijk 11 Gemeentelijk monument boerderij Rijnbandijk 33 Gemeentelijk monument 19e eeuw boerderij Rijnbandijk 9 Gemeentelijk monument boerderij Rijnbandijk 57 Gemeentelijk monument boerderij Rijnbandijk 61 Gemeentelijk monument schuur bij woning op nr. 59/61 Rijnbandijk 61 Gemeentelijk monument boerderij Rijnbandijk 69 Gemeentelijk monument boerderij De Jegershof Rijnbandijk 71 Gemeentelijk monument boerderij De Jegershof Rijnbandijk 73 Gemeentelijk monument boerderij Rijnbandijk 107 Gemeentelijk monument De Torenburg Tielsestraat 73 Gemeentelijk monument boerderij Tielsestraat 75 Gemeentelijk monument 1850 boerderij Tielsestraat 68 Gemeentelijk monument boerderij Tielsestraat 70 Gemeentelijk monument Veerhuis annex boerderij Veerweg 1 Rijksmonument 2e helft 19e eeuw Wittenburg Dorpsstraat 17 Gemeentelijk monument woonhuis Hamsestraat 3 Gemeentelijk monument 1911 Toren vanwege luidklok Hamsestraat 2 Rijksmonument 1609 Herv. Kerk Hamsestraat 2A Rijksmonument 1524 boerderij Hamsestraat 64 Gemeentelijk monument Notarishuis Lindelaan 2 Gemeentelijk monument Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 10 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 11 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 12 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 13 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 14 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 15 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 16 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 17 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 19 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 2a Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 4 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 6 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 8 Gemeentelijk monument 1945 - 1950 Hoofakker vroeg na-oorlogse woning Meidoornstraat 9 Gemeentelijk monument 1945 - 1950

Historisch landschap De historische-geografische dimensie van het landschap heeft een belangrijke rol gespeeld in de selectie van waardevolle landschappen. Ook in de kernkwaliteiten van de waardevolle landschappen de kernkwaliteiten van de waardevolle landschappen dimensie een belangrijke rol. Bij de ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie dient rekening te worden gehouden met de (cultuur)historische dimensie van de waardevolle landschappen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 65 Historische (steden)bouw Voor het behoud van historische gebouwen is de Monumentenwet van kracht. Op grond hiervan kunnen gebouwen en hun directe omgeving of delen van kernen aangewezen worden tot rijks- of gemeentelijk monument of beschermd stads- of dorpsgezicht. De provincie bevordert een goede samenloop van enerzijds aanwijzing in het kader van de Monumentenwet en Molenverordening, en anderzijds toepassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, ter bescherming van de cultuurhistorische kwaliteiten die in het geding zijn.

De provincie bevordert een hoge ontwerpkwaliteit die belangrijke historische gegevenheden integreert in de planvorming, en die bijdraagt aan het scheppen van nieuwe kwaliteiten die tot onze cultuurhistorische waarden kunnen gaan behoren.

Opheusden Rondom Opheusden wordt het landschap en aanzien van de cultuurhistorische waarde laag gewaardeerd. Een uitzondering hierop vormen het hele gebied ten westen van de kern en het gebied aan de oostzijde van de kern tussen de Rijnbandijk en de Koningstraat. De gebieden worden cultuurhistorisch middelmatig gewaardeerd. Een aantal panden binnen de kern zijn aangeduid als historisch bouwkundig monument (o.a. kerken, woningen en boerderijen).

Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart (provincie Gelderland)

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 66 Verwerking in het bestemmingsplan Ter attentie van deze bijzondere elementen en hun invloed op de omgeving zijn de monumenten op de verbeelding aangeduid. Het voorliggende bestemmingsplan heeft verder een conserverend karakter. Er worden geen ontwikkelingen voorgestaan. Het beleid behoeft verder geen vertaling in de juridische regeling.

4.4 Flora en fauna

4.4.1 Vogel- en Habitatrichtlijn Om de Europese biodiversiteit te behouden en te herstellen wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een groot Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, 'Natura 2000'. Om dit te bereiken zijn onder meer de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) opgesteld.

Op basis van deze Europese richtlijnen zijn alle lidstaten verplicht om beschermde habitats, soorten en hun leefgebieden in stand te houden of te herstellen. Daarvoor worden gebieden aangewezen waar deze soorten en habitats voorkomen.

Voor de aangewezen gebieden, veelal reeds onderdeel uitmakend van de (nationale) Ecologische Hoofdstructuur, geldt een speciaal beschermingsregime. Bij uitbreiding of verandering van activiteiten of bij nieuwe activiteiten in of in de nabijheid van deze gebieden zal er getoetst moeten worden of er significante gevolgen zijn voor de gebieden.

Opheusden Het voorliggende plangebied grenst aan het nog in ontwerp zijnde Vogel- en Habitatrichtlijngebied ‘Uiterwaarden Neder-Rijn’. Dit is gelegen ten noorden van de Rijnbandijk.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 67 4.4.2 Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied grenst aan de EHS (EHS-natuur en EHS-verweving); de EHS ligt ten noorden van de Rijnbandijk, direct aansluitend op de kern.

Ligging EHS-gebieden ten opzichte van het plangebied

4.4.3 Flora- en Faunawet Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn moeten tevens een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten worden beschermd. Deze soortenbescherming is in Nederland geïmplementeerd in de Flora en Faunawet (april 2002). Hiertoe zijn met name de volgende verboden van belang:  verbod om beschermde dieren opzettelijk te verontrusten;  verbod tot beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren;  verbod tot het verwijderen van beschermde planten van hun groeiplaats.

Van de genoemde verboden is onder voorwaarden een ontheffing mogelijk. Zo kan de minister basis van artikel 75 ontheffing verlenen ten behoeve van een dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige instandhouding van de soort.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 68 Opheusden Het voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard, er worden geen nieuwe ontwikkelingen voorgestaan. Er wordt derhalve geen afbreuk gedaan aan een gunstige instandhouding van een soort.

Verwerking in het bestemmingsplan Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en heeft geen directe relatie met een Vogel- en Habitatrichtlijngebied of de EHS. Bij wijzigingsbevoegdheden voor woningen zal dit aspect, met het oog op de flora en faunawet, wel bij de juridische regeling betrokken worden.

4.5 Kabels, leidingen en waterkeringen Kabels en leidingen Er zijn binnen het plangebied geen kabels en leidingen met een planologische beschermingszone aanwezig.

Waterkeringen Binnen of tegen het voorliggend plangebied bevindt zich de Rijnbandijk.

Verwerking in het bestemmingsplan Ten aanzien van kabels en leidingen behoeven er geen beschermingszones opgenomen te worden in het bestemmingsplan.

Voor de Rijnbandijk zal een beschermingszone opgenomen worden in het voorliggende bestemmingsplan.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 69 5 JURIDISCHE ASPECTEN

5.1 Algemeen

5.1.1 Vormgeving bestemmingsplan De beleidsdoelstellingen zijn zoveel mogelijk juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende (digitale en analoge) verbeelding. Voor de gemeente Neder-Betuwe is een handboek opgesteld. Dit handboek vormt de basis voor de op te stellen bestemmingsplannen in het kader van de actualisatiereeks. Teneinde een breed draagvlak te creëren voor met name de inhoud en vormgeving van het juridisch plan, zijn, alvorens het bestemmingsplan te ontwikkelen, door verschillende gemeentelijke afdelingen, uitgangspunten geformuleerd. Daarnaast gelden uitgangspunten voor de vormgeving van het juridische plan. Deze luiden als volgt: A. De kaarten worden in kleur opgezet waarbij de kleuren worden ondersteund met een letteraanduiding (bijv. W - Wonen) een en ander afgestemd op de kleur en letteraanduiding in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008; B. De schaal van de kaarten is 1: 1.000; C. Ten behoeve van de gebruiksvriendelijkheid en digitale raadpleegbaarheid wordt waar mogelijk informatie op de kaart gezet (bouwvlakken, goot-/bouwhoogten, eventueel bebouwingspercentages); D. In het onderhavige bestemmingsplan zijn deze vormgevende uitgangspunten toegepast.

5.1.2 Inhoud juridisch plan Ook over de inhoud van het juridisch plan zijn afspraken gemaakt. Als een belangrijk inhoudelijk uitgangspunt geldt de gedachte, dat het geldend bestemmingsplan voor de niet-woonfuncties de basis vormt van de regeling. De inhoud van de geldende bestemmingsplannen wordt uitsluitend aangepast opgenomen in het beheerplan indien, of uit oogpunt van de harmonisatiegedachte of uit oogpunt van gedateerdheid/afwijking ten opzichte van de bestaande functie, een aanpassing noodzakelijk is. Voor het bestemmingsplan Opheusden geldt dat de functionele verschillen in kaart zijn gebracht door middel van een retrospectieve toets, zie voor nadere uitleg paragraaf 2.4 Afwijkingen van geldende bestemmingsplannen en Bijlage 1 Retrospectieve toets.

Over de inhoud van het bestemmingsplan zijn voorts de volgende uitgangspunten geformuleerd:  De begripsbepalingen en wijze van meten, zoals opgenomen in de standaard gelden voor alle nieuw te ontwikkelen beheerplannen;

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 70  De gemeente draagt zorg voor het opstellen van een standaardbegrippenlijst, die bij elk nieuw bestemmingsplan kan worden aangevuld met nieuwe begrippen; A. Bij de bestemmingtoekenning is waar mogelijk gezocht naar verzamelbestemmingen. Op deze wijze kunnen functionele wisselingen, voor zover gewenst, op een eenvoudige wijze plaatsvinden. B. In het onderhavige bestemmingsplan heeft dit uitgangspunt o.a. geleid tot één bestemming Maatschappelijk voor school en kerk.

5.1.3 Planopzet Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen. Sinds 1 januari 2010 geldt er een digitaliseringsverplichting. Op grond van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening is nu de digitale verbeelding van het plangebied juridisch bindend in plaats van de analoge verbeelding (papieren plankaart).

De basis voor de verbeelding, is een recente kadastrale ondergrond, aangevuld met topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

De regels zijn als volgt opgebouwd:  Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de manier waarop de in het plan genoemde maten zijn bepaald;  Hoofdstuk 2 bevat de regeling van de afzonderlijke bestemmingen;  Hoofdstuk 3 bevat een aantal algemene en aanvullende bepalingen, waaronder algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en een gebruiksbepaling;  Hoofdstuk 4 tenslotte bevat overgangsbepalingen en de titel van het bestemmingsplan.

5.2 Opbouw

5.2.1 Functies algemeen De indeling in bestemmingen is gebaseerd op de gewenste hoofdfunctie van het gebied. Het grootste deel van Opheusden heeft een woonfunctie en is bestemd voor Wonen. Incidenteel komen hier niet-woonfuncties voor, zoals dienstverlenende functies, maatschappelijke functies en bedrijven. Deze hebben elk hun eigen bestemmingsregeling gekregen. Overeenkomstig het eerder geldende bestemmingsplan hebben de gronden in het centrumgebied, waar verschillende functies naast elkaar voorkomen, de bestemming Centrum gekregen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 71 Een in het plangebied voorkomend agrarisch bedrijf (boomkwekerij) is bestemd als Agrarisch.

Naast bovengenoemde bebouwde functies kent het plangebied onbebouwde ruimten, grotendeels openbaar, die onderscheiden zijn in de volgende bestemmingen: Verkeer - Verblijfsgebied, Groen en Water. De oude boomgaarden in de kern zijn bestemd voor Agrarisch met waarden. Daarnaast wordt een deel van de onbebouwde ruimte bepaald door privé gronden met de bestemming Groen - Landelijk groen. Ook komen sportterreinen voor (bestemming Sport) en volkstuinen (Recreatie).

Tot slot zijn er dubbelbestemmingen opgenomen: Waarde - Archeologie ter bescherming ter bescherming van de in de bodem aanwezige archeologische waarden, Waterstaat – Waterkering ter bescherming van de waterkering en Waterstaat - Waterlopen ter bescherming van de A- watergangen.

5.2.2 Bebouwing algemeen Er wordt in het bestemmingsplan onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van gebouwen is het belangrijk dat er bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot:  Bouwwijze Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat de bestaande situatie op een goede manier dient te worden gereguleerd. Doelstelling is dat de kern van Opheusden alsmede de direct aangrenzende woonwijken in hun karakter gehandhaafd blijven. Dit betekent dat de bouwwijze voor woningen is vastgelegd. Op de kaart is aangeduid of binnen het bouwvlak vrijstaande, halfvrijstaande woningen aangeduid als "twee-aaneen", en rijwoningen aangeduid als "aaneengebouwd" zijn toegestaan.  Goot- en bouwhoogte De maximale goot- en bouwhoogte zijn aangegeven op de verbeelding. In het kader van de harmonisering kunnen de maximale hoogten enigszins afwijken van de geldende regeling. Daar waar geldende regelingen onderling zeer verschillen waardoor niet te beargumenteren hoogteverschillen ontstaan, is gekozen voor hoogtematen die afgestemd zijn op de bestaande hoogten.  Situering gebouwen Teneinde de bestaande situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor woningen is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak, een aanduiding bijgebouwen en een onbenoemd deel, de voor- en zijtuinen. Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling. Uitgangspunt hierbij is de bestaande situering van de bebouwing. Dit is immers een aanvaarde situatie en een verkregen recht. Hierop wordt in de volgende

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 72 paragraaf nader ingegaan (5.2.3). Voor de regulering van de andere functies zijn bouwvlakken op de kaart aangeduid. Hierbinnen zijn gebouwen toegestaan. Indien andere functies, zoals bijvoorbeeld detailhandel en dienstverlening, voorkomen tussen woningen in, zal aansluiting gezocht worden bij de woonomgeving, bijvoorbeeld door dezelfde vlakkenverdeling als in Wonen op te nemen. Daar waar het onderscheid tussen hoofd- en bijgebouwen bij bedrijven niet relevant is, is slechts één bouwvlak opgenomen.  Bebouwingspercentage Bij de regeling van andere dan woonfuncties, is zowel voor de situering van de gebouwen als voor het toegestane bebouwingspercentage, uitgegaan van de geldende regeling. Dit betekent dat in de regels is opgenomen voor welk deel het bebouwingspercentage geldt. Het kan voorkomen dat een bebouwingspercentage geldt voor het gehele bestemmingsvlak (zie formulering in betreffende bestemming), en dus niet voor uitsluitend de gronden gelegen binnen het bouwvlak.  Monumenten Deze gebouwen vinden voor zover het de monumenten betreft reeds bescherming via plaatsing op de lijst van Rijks- en Gemeentelijke monumenten volgens de Monumentenwet 1988 en de monumenten- verordening van Neder-Betuwe. De monumenten zijn op de kaart aangeduid ter instandhouding van de cultuurhistorische waarden.

5.2.3 Opbouw verbeelding bestemming Wonen

Bouwvlak Binnen het bouwvlak zijn woningen (inclusief aan- en uitbouwen), kelders, ondergeschikte woningdelen, bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan.

Omvang Om te komen tot de op de verbeelding ingetekende bouwvlakken zijn de volgende richtlijnen gehanteerd: 1. De voorzijde van het bouwvlak wordt gelegd op de voorzijde van de bestaande voorgevel van het hoofdgebouw of – in het geval dat nog geen woning aanwezig is – op de grens van de bestaande bebouwingsmogelijkheid;

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 73 2. De diepte van het bouwvlak wordt bepaald door een drietal aspecten, te weten de bestaande bebouwing, de ruimtelijke situatie en de diepte van het bouwperceel. Dit heeft geleid tot het in principe differentiëren in zones met een diepte van 10 m voor rijwoningen, 12 m voor twee-onder-één-kap woningen en 15 m voor vrijstaande woningen. Hiermee wordt aangesloten op de hedendaagse maatvoering waarmee vergelijkbare woningtypen uit diverse realisatieperiodes meer gelijke gebruiksmogelijkheden kunnen krijgen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 74 Het hanteren van de standaarddifferentiatie is afhankelijk van 2 voorwaarden: 1. De afstand tussen de achterste perceelsgrens en de achterste grens van het bouwvlak bedraagt tenminste 8 m. Hiermee wordt voorkomen dat de hoofdgebouwen te dicht op elkaar gesitueerd worden. Wanneer geen tuindiepte van 8 m resteert, wordt de diepte van het bouwvlak hierop aangepast: het bouwvlak krijgt de maximaal mogelijke diepte bij een tuindiepte van 8 m;

2.2 In het geval het om 2 of meer aaneengebouwde woningen gaat die uit 2 of meer bouwlagen met kap of uit 1 bouwlaag met een kap over 2 lagen bestaan, mag de diepte van het bestaande hoofdgebouw met niet meer dan 2 m toenemen. Deze voorwaarde is gesteld om te voorkomen dat bij één van de woningen de lichtinval overmatig wordt gehinderd door de uitbouw over meer lagen van de aangebouwde woning(en).

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 75 3. De breedte van het bouwvlak wordt in principe bepaald door de bestaande breedte van het hoofdgebouw. De begrenzing wordt gelegd op de zijgevels. Op deze standaardregel bestaan 2 uitzonderingen: 3.1. Daar waar mogelijk wordt, in het kader van een vergroting van de flexibiliteit van het bestemmingsplan en een vermindering van het aantal afwijkingsprocedures, een verbreding van het hoofdgebouw direct mogelijk gemaakt. Als randvoorwaarde wordt voor elke bouwwijze een afstand van tenminste 3 m van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens gehanteerd. Bij de rijwoningen en de twee-onder-één-kap woningen (maar ook bij veel moderne vrijstaande woningen) is de ruimte tot de zijdelingse perceelsgrens veelal beperkt. De uitbreiding zou daar vaak niet meer dan 1 m kunnen bedragen. Dit is geen realistische maat voor een uitbreiding ten opzichte van de kosten die ermee gepaard gaan. Derhalve is een zijdelingse uitbreiding alleen mogelijk gemaakt als er in de bestaande situatie tenminste 5 m afstand tussen de woning (rijwoningen, twee-onder-één-kap woningen én vrijstaande woningen) en de zijdelingse perceelsgrens bestaat (2 m uitbreiding woning, 3 m afstand tot zijdelingse perceelsgrens).

Hierbij bestaan 2 beperkingen: 3.1.1 De voorgevel mag niet breder worden dan 12 m. De breedte van het bouwvlak wordt dan als volgt geconstrueerd. De grens van het bouwvlak wordt op 12 m uit de linkerhoek van de woning naar rechts en op 12 m vanuit de rechterhoek van de woning naar links uitgezet. In de regels wordt de voorwaarde opgenomen dat de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 12 m mag bedragen. Dit alles met als voorwaarde dat er tenminste 3 m afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens behouden dient te blijven.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 76 Op deze wijze wordt niet op voorhand vastgelegd aan welke zijde de bestaande woning uitgebreid zou mogen worden en wordt tegelijkertijd de uitbreiding wel geheel gekoppeld aan de bestaande woning zodat in de meeste gevallen voorkomen wordt dat er een volwaardige nieuwe woning naast de reeds bestaande woning gebouwd kan worden. 3.1.2 Bij hoeksituaties van bouwblokken is het niet gewenst dat het bouwvlak voorbij de voorgevel van het hoofdgebouw om de hoek steekt. Het bouwvlak wordt in deze situaties niet breder gemaakt dan het verlengde van de lijn van de voorgevel van het hoofdgebouw om de hoek.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 77 3.2 Met name in de oudere bebouwingslinten bestaan vrijstaande woningen op ruime percelen. Onder een ruim perceel worden percelen verstaan met een minimale breedte van 30 m ter hoogte van de voorgevel van de woning. Voor deze woningen wordt een grotere zijdelingse uitbreiding voorstelbaar geacht dan voor de vrijstaande woningen op de kleinere percelen. Het bouwvlak wordt op dezelfde wijze geconstrueerd als bij de vrijstaande woningen op de kleinere percelen, met dien verstande dat de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 15 m mag bedragen (in plaats van 12 m). Ook hier geldt de voorwaarde dat er tenminste 3 m afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens behouden dient te blijven.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 78 Bebouwd oppervlak Het bouwvlak mag geheel worden volgebouwd met hoofdgebouw (en aan- en uitbouwen en bijgebouwen). Bij de bepaling van de breedte van het bouwvlak is reeds rekening gehouden met de in acht te nemen afstand van tenminste 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens. Bij vrijstaande woningen zal het bouwvlak vanwege de beperking van de toegestane breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw van 12 m (reguliere percelen) en 15 m (ruime percelen) in de meeste gevallen niet geheel volgebouwd kunnen worden met een hoofdgebouw.

Bouwwijze In het bouwvlak is de bouwwijze opgenomen. Vanuit het SVBP dient de bouwwijze bij woningen als volgt aangeduid te worden: vrijstaand [vrij] twee-aaneen [tae] aaneengebouwd (rijen) [aeg] gestapeld [gs] Indien noodzakelijk, dan is het mogelijk om elke bouwwijze nog verder onder te verdelen. Zo kan het raadzaam zijn bij de vrijstaande woningen een onderscheid te maken in woningen op zeer ruime percelen en de woningen op percelen van beperktere omvang. Het onderscheid is erin gelegen of het wel of niet wenselijk is dat hoofdgebouwen door middel van aangebouwde gebouwen aaneengebouwd kunnen worden. Bepalend voor het onderscheid is of doorzichten en/of de karakters van vrijstaande woningen behouden moeten blijven c.q. beschermd moeten worden. Een dergelijk onderscheid vraagt om een verschillende regeling. Derhalve wordt gekozen voor een eigen bestemming voor de vrijstaande woningen op ruime percelen: Wonen - 2.

Bouwhoogtes Op basis van de bebouwingstypologie van de woonwijken worden de geïnventariseerde bouwhoogtes van de woningen in meer of mindere mate gedifferentieerd op de verbeelding opgenomen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 79 In het geval van historische bebouwingslinten worden de geïnventariseerde hoogtes nauwkeurig overgenomen, afgerond op hele meters. Wanneer het recentere woonstraten met kleine verschillen in goot- en bouwhoogten betreft, worden de goot- en bouwhoogten afgerond naar een aanvaardbare vaker voorkomende maat. Dit komt bijvoorbeeld voor bij particuliere woningbouw. Hier worden vaak relatief kleine hoogteverschillen geconstateerd waarbij het exact vastleggen van de maat geen bijdrage levert aan de instandhouding van een straatbeeld. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de historisch gegroeide linten waar de hoogteverschillen de individualiteit van de bebouwing benadrukt.

Een voorbeeld: woning geïnventariseerde geïnventariseerde goothoogte bouwhoogte woning 1 3 8 woning 2 3 9 woning 3 4 7

Globaal worden de maten als 4 m goothoogte en 9 m bouwhoogte op de kaart opgenomen. Binnen het bouwvlak zijn woningen (inclusief aan- en uitbouwen), kelders, ondergeschikte woningdelen, bijgebouwen en andere bouwwerken toegestaan.

Aanduiding bijgebouwen Binnen de aanduiding bijgebouwen zijn uitsluitend aan- en uitbouwen, kelders, ondergeschikte woningdelen, vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Om te komen tot de op de verbeelding ingetekende aanduiding bijgebouwen zijn de volgende uitgangspunten toegepast: Daar waar de aanduiding bijgebouwen naar het openbaar gebied gekeerd is, wordt deze in principe ingetekend op 3 m achter de voorzijde(n) van het bouwvlak. Hiermee wordt de "korrel van de bebouwing", het losstaan van de verschillende woningen ten opzichte van elkaar, gehandhaafd.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 80 Op dit beginsel zijn een aantal uitzonderingen van toepassing: 1.1. Indien zich in de feitelijke situatie reeds aan- of uitbouwen en/of bijgebouwen voor deze 3 m lijn bevinden, is de grens hier strak omheen gelegd, waarna de 3 m lijn weer is opgepakt.

1.2. In gevallen waarin een aan-, of uitbouw of een bijgebouw reeds voor het hoofdgebouw gesitueerd is, wordt deze binnen een 'solitaire' aanduiding "bijgebouwen" gelegd.

1.3. Indien tussen twee hoofdgebouwen met gelijke oriëntatie sprake is van een verspringende voorgevellijn, is de achterste voorgevel maatgevend voor de begrenzing van de aanduiding "bijgebouwen". Hetgeen in de praktijk voor het voorste hoofdgebouw een afstand van bijvoorbeeld 5 m tot de voorgevel kan betekenen als de voorgevel van dit hoofdgebouw 2 m naar voren is gelegen ten opzichte van het naastgelegen hoofdgebouw.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 81 Indien dit leidt tot een onaanvaardbare inperking van de aanduiding "bijgebouwen" van de voorste woning, geldt als uitgangspunt voor de begrenzing dat deze parallel aan de openbare weg wordt gelegd op 3 m achter de voorgevel van het voorste hoofdgebouw en verspringt op de kavelgrens. 2 Bij hoeksituaties van halfopen bouwblokken loopt, in beginsel, de begrenzing van de aanduiding "bijgebouwen", voor het zij-erf van de woning op de kopse kant, gelijk aan de voorgevel van de eerste woning van de lange kant. Verdere verschuiving in de richting van de openbare ruimte is ruimtelijk ongewenst.

Indien dit leidt tot een onaanvaardbare inperking van de aanduiding "bijgebouwen" van de woning op de kopse kant, zal een nadere belangenafweging plaatsvinden. Hiervoor is geen standaardregel op te nemen. 3 Indien de voorzijde van het ene perceel en achtererf van het aangrenzende perceel aan dezelfde zijde aan de openbare ruimte grenzen, wordt de aanduiding "bijgebouwen" op het achtererf bepaald door de 3 m lijn vanuit de woning die met de voorzijde aan de openbare ruimte grenst.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 82 4 Op basis van de ruimtelijke beeldkwaliteit kan de aanduiding anders gesitueerd zijn, bijvoorbeeld om bepaalde open, onbebouwde ruimtes veilig te stellen of het zicht op beeldbepalende panden niet in te perken.

Aangetekend wordt wel dat vergunningvrije bouwwerken op 1 m achter de voorgevel zijn toegestaan. Toch is ervoor gekozen om de aanduiding bijgebouwen op 3 m achter de voorgevel te leggen. Bij de bijgebouwen die vergunningvrij gebouwd kunnen worden, is alleen een platte afdekking toegestaan. De bijgebouwen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, kunnen ook met een kap afgedekt worden. Wanneer bijgebouwen met kap op 1 m afstand van de voorgevel gerealiseerd kunnen worden, wordt de open ruimte naast het hoofdgebouw dicht gebouwd. Dit heeft een ongewenste verdichting van de straatwand tot gevolg. Bij een plat dak is het nog mogelijk om over het bijgebouw heen te kijken.

Bebouwd oppervlak Ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" geldt een maximaal bebouwingspercentage en een maximaal te bebouwen oppervlakte. Op deze wijze wordt verzekerd dat een deel van de gronden onbebouwd blijft; een te grote verstening van tuinen/open ruimten wordt voorkomen.

Gebied buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding bijgebouwen Op de gronden op de verbeelding die gelegen zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding bijgebouwen (in de regel zijn dit voortuinen en zijtuinen) mogen in principe geen woningen en of andere gebouwen worden opgericht. Hier zijn uitsluitend aan de woning aangebouwde kleine bouwwerken zoals portieken, erkers en balkons alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 83 Carports Binnen de bestemming Wonen wordt een carport onder voorwaarden toegestaan. Er is veel jurisprudentie over carports en dan met name over het bestaan uit 'al dan niet eigen wanden'. In het handboek is hiervoor een oplossing gevonden:  Indien een carport is gesitueerd binnen de aanduiding bijgebouwen, wordt de carport gelijkgesteld met de regeling voor bijgebouwen en overkappingen. De carport telt dan mee bij de bebouwde oppervlakte. Hier hoeft dan geen onduidelijkheid te bestaan over het aantal wanden; dat is in deze regeling niet relevant;  Als de carport binnen het bouwvlak wordt gesitueerd, telt deze niet mee met de bebouwde oppervlakte. Stelregel is hier: waar het meerdere mag (het hoofdgebouw), mag ook het mindere (een aan- of uitbouw, maar ook een carport);  Buiten de aanduiding 'bijgebouwen', maar nog naast het hoofdgebouw, wordt een specifieke regeling voor carports opgenomen. Een carport zorgt voor een verdichting in het straatbeeld en wordt daarom toegestaan zonder eigen wanden. Het betreft dus een constructie waarbij gebruik gemaakt mag worden van palen, of van gevels van gebouwen die er al staan. De carport mag dus niet worden afgesloten met een poort, schutting of iets dergelijks. De carport mag hier uit maximaal 3 niet eigen wanden bestaan, dus 'ingeklemd' tussen maximaal 3 gevels van gebouwen. Voor het deel van de carport dat buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding bijgebouwen is gesitueerd, geldt een aparte oppervlaktebepaling.

5.3 Bestemmingen In deze paragraaf worden de bestemmingen – voorzover noodzakelijk en niet eerder besproken – afzonderlijk toegelicht. Voor een goed begrip van de regeling dienen in elk geval de regels tezamen met de verbeelding te worden geraadpleegd.

5.3.1 Agrarisch De agrarische bestemming betreft een aantal agrarische gronden in de kern. Hier zijn ook twee agrarische bedrijven aanwezig, waarvoor een bouwvlak is opgenomen. Een bedrijfswoning is binnen de bestemming uitsluitend toegestaan als hiervoor een aanduiding op de verbeelding is opgenomen.

5.3.2 Agrarisch met waarden Deze bestemming betreft de boomgaarden in de kern. In verband met de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden is een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 84 5.3.3 Bedrijf - 1

Bedrijvenlijst De verspreid binnen het plangebied aanwezige bedrijven zijn binnen deze bestemming opgenomen. Het gaat hier om bedrijven die zijn gevestigd in een rustige woonwijk. Hier zijn bedrijven toegestaan, die op de bedrijvenlijst zijn opgenomen als categorie 1 of 2 (voorzover deze in de kolom ‘verkeer’ een ‘1’ scoren). Indien het bestaande bedrijf hier niet binnen past, is een specifieke aanduiding opgenomen welk bedrijf dan ook is toegestaan.

Wil men een omzetting naar een andersoortig, niet genoemd, maar wel vergelijkbaar bedrijf, dan dient de uitstraling van het bedrijf en de invloed van het bedrijf op het milieu en de omgeving te worden getoetst in het kader van een daartoe opgenomen afwijkingsbevoegdheid. Daarnaast kan via afwijking worden toegestaan dat bedrijven in een categorie hoger (categorie 3) zijn toegestaan, als dit passend is binnen de omgeving. Ook is voor beide afwijkingen via omgevingsvergunning een advies van een terzake deskundige vereist, teneinde de omgevingsvergunning zoveel mogelijk te kunnen objectiveren.

De lijsten komt uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordening praktijk", editie 2009. In deze publicatie is een bedrijvenlijst opgenomen, voor bedrijven in een rustige woonwijk. Er is voor gekozen om de lijst te screenen en kantoor-, horeca- en detailhandelsactiviteiten buiten deze bestemming te houden, aangezien deze activiteiten binnen een zelfstandige bestemming worden opgenomen.

Zelfstandige kantoren Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan binnen deze bestemming, aangezien volgens het handboek de bestemming “kantoren” hiervoor is bedoeld. Een kantoortje ter ondersteuning van de bedrijfsactiviteiten wordt beschouwd als een onzelfstandig kantoor en is toegestaan.

Buitenopslag Buitenopslag kan het straatbeeld negatief beïnvloeden. Daarom is dit niet ongelimiteerd mogelijk, maar uitsluitend achter de voorgevel van het dichtst bij de weg gelegen gebouwen (en verlengde daarvan).

Detailhandel Detailhandel is als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan, voorzover het betrekking heeft op ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen. Er moet dus een duidelijke relatie zijn tussen de productie en de verkoop hiervan. De ondergeschiktheid blijkt uit de oppervlakte, zowel absoluut als relatief, en de verkoopactiviteit mag geen

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 85 verkeersaantrekkende werking hebben. Detailhandel is voorts toegestaan bij de garagebedrijven en het bedrijf in verhuur en verkoop van landbouwmachines.

Bedrijfswoningen Voor de regeling van de bestaande bedrijfswoningen is aansluiting gezocht op het handboek: maximaal één bedrijfswoning per bestemmingsvlak.

5.3.4 Bedrijf - Nutsvoorziening De nutsvoorzieningen zijn geregeld binnen deze bestemming. Voor de maatvoering is aangesloten bij de vergunningvrije bouwmogelijkheden. Om toch de nutsvoorzieningen een juiste plek te kunnen geven, is hiervoor een eigen bestemming opgenomen, die volgens het SVBP2008 bij de hoofdgroep Bedrijf hoort. Zoals in het vigerende plan, zijn bouwvlakken aangegeven waar gebouwen zijn toegestaan.

5.3.5 Centrum De bestemming Centrum betreft de in het centrum gelegen functies. Binnen dit gebied komen regelmatig woningen (op de begane grond) voor. Deze zijn aangeduid met ‘wonen’. Voor het overige zijn woningen uitsluitend toegestaan op de verdieping of in de vorm van een dienstwoning. Ook horecabedrijven en kantoren zijn binnen deze bestemming specifiek aangeduid in verband met de ruimtelijke uitstraling. Detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke functies zijn in het centrumgebied op de begane grond overal toegestaan. Op de verdieping is in verband met de leefbaarheid in beginsel alleen wonen toegestaan. Via afwijkingsbevoegdheden kan hiervan worden afgeweken.

Bedrijven zijn niet toegestaan, tenzij het een bestaand bedrijf betreft in het centrumgebied. Deze is dan specifiek aangeduid.

5.3.6 Detailhandel/ Dienstverlening De gemeente streeft in haar ruimtelijk beleid naar uniforme en duidelijke bestemmingsplannen die de burger rechtszekerheid bieden. Daar waar mogelijk en wenselijk wordt hier in de bestemmingsplanregeling flexibiliteit aan toegevoegd, om onnodige regelgeving terug te dringen.

Bestemmingen zoals detailhandel en dienstverlening zijn volop in beweging, dikwijls onder de noemer van de zogenaamde branchevervaging om economisch te kunnen overleven. Winkels bieden vormen van dienstverlening aan en andersom bieden dienstverleners niet alleen diensten maar ook steeds vaker producten aan. Een volledige wijziging van de bedrijfsaard van winkel naar dienstverlening of vice versa is in de praktijk dan ook dikwijls aan de orde.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 86 In het voorliggende bestemmingsplan blijven echter de beide bestemmingen Detailhandel en Dienstverlening bestaan. De aard van de handelingen verschilt – de winkel verkoopt een product en de dienstverlener verleent een dienst – waardoor beide bestemmingen qua (steden)bouwkundige en ruimtelijke inpasbaarheid kunnen verschillen, zodat ze niet zonder meer uitwisselbaar zijn.

Detailhandel en dienstverleners worden dan ook conform de bestaande situatie positief bestemd. Om toch de gewenste flexibiliteit te bieden wordt in beide bestemmingen een afwijkingsbepaling opgenomen om de andere functie toe te kunnen staan (via omgevingsvergunning). In de afweging voor deze afwijking wordt tenminste aandacht besteed aan het volgende:  Inpasbaarheid in het ruimtelijke beleid. In een structuur- of centrumvisie kan men het uitgangspunt formuleren dat men streeft naar een concentratie van dienstverlening in een bepaald gebied in het centrum, bijvoorbeeld aanloopstraten.  Inpasbaarheid in de directe omgeving. De ruimtelijke uitstraling, verkeersaantrekkende werking en bedrijfsactiviteiten – zoals laden en lossen – die kunnen leiden tot overlast, kunnen tussen een winkel en dienstverlener sterk verschillen.  Inpasbaarheid op kavel/gebouw. Ruimtelijk en functioneel gezien zijn de kavel of de bebouwing niet zonder meer geschikt om van functie te veranderen, een supermarkt staat qua gemiddelde omvang niet in verhouding tot de gemiddelde omvang van een dienstverlener.

De bestemming detailhandel betreft de winkels. De bestemming dienstverlening is opgenomen voor de aanwezige dienstverlenende functie. Het gaat hierbij om 'kantoorachtigen' met een baliefunctie, dus waar mensen zonder afspraak kunnen binnenlopen. Binnen de bestemming is ook wonen op de verdieping toegestaan. Wonen op de begane grond mag uitsluitend in de vorm van een dienstwoning, of waar deze al aanwezig is.

De reden hiervan is dat het voor de leefbaarheid van een kern belangrijk is dat dienstverlenende activiteiten behouden blijven en dat gronden met deze bestemming derhalve niet te eenvoudig omgezet kunnen worden naar een woonbestemming.

5.3.7 Groen De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, water e.d. is toegestaan. Het onderscheid met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gelegen in het feit dat groenvoorzieningen een daadwerkelijk structureel groen karakter hebben en behouden.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 87 5.3.8 Groen - Landelijk groen Deze bestemming richt zich op de voorkomende weilanden en andere voormalige agrarische gronden en tuinen. Het gebruik dient hobbymatig te zijn. Een deel van deze gronden zou kunnen worden ingericht als paardenbak. Tegen het extensief recreatief gebruik is op zichzelf geen bezwaar; voorkomen moet echter worden dat het gebruik intensiveert en tendeert naar bedrijfsmatige of manege-achtige activiteiten. Derhalve is in de regels de gebruiksbepaling hierop gericht (verbod op bedrijfsmatige gebruik) en zijn verlichtingsmasten niet toegestaan.

5.3.9 Horeca Deze bestemming betreft de voorkomende horecabedrijven (buiten Centrum). Horeca is ingedeeld in verschillende categorieën. Een meer overlastgevende categorie is specifiek aangeduid.

5.3.10 Kantoor Binnen het gebied komt een aantal kantoren voor. Het betreft kantoren (overwegend) zonder baliefunctie. De regeling is vergelijkbaar met de regeling voor detailhandel en dienstverlening.

5.3.11 Maatschappelijk Deze bestemming richt zich op de binnen het plangebied aanwezige kerken en begraafplaats, scholen en andere maatschappelijke functies. Dienstwoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding. De begraafplaats heeft een specifieke aanduiding gekregen, zodat voor de omgeving duidelijk is waar deze wordt of is gesitueerd.

In algemene zin is ondersteunende horeca (horeca ten behoeve van de maatschappelijke functie) toegestaan tot maximaal 20 % van de totale vloeroppervlakte van de maatschappelijke functie, met een absoluut maximum van 30 m².

5.3.12 Recreatie – Volkstuin De bestemming betreft de volkstuinen. Gebouwen zijn niet toegestaan.

5.3.13 Sport De bestemming betreft een sportveld. Voor gebouwen zijn maatvoeringseisen opgenomen in de regels.

5.3.14 Verkeer - Verblijfsgebied

Opzet Deze bestemming richt zich op een groot deel van het openbaar gebied van Opheusden. De bestemming is globaal geformuleerd. De reden daartoe is dat de exacte ligging van de verschillende doeleinden zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen etc. in dit kader niet relevant

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 88 blijkt. Het herinrichten van wegen kan daardoor op een eenvoudige manier geschieden, zonder dat een bestemmingsplan onwenselijke en ongefundeerde barrières oproept.

Achterpaden en stegen Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen achterpaden die eigenlijk alleen een functie hebben als achterontsluiting van woningen en daarnaast de stegen en paden die een meer openbaar karakter hebben en soms ook als voetpad zijn aangeduid. De achterontsluitingen vallen onder de bestemming Wonen en de stegen en paden onder de bestemming Verkeer – Verblijfsgebied.

5.3.15 Water De binnen het plangebied gelegen (historische) waterlopen zijn als zodanig bestemd. Voorzover het water zichtbaar is heeft dit de bestemming Water gekregen. De aanwezige A-watergangen zijn niet altijd volledig zichtbaar door bijvoorbeeld onderduikering. De A- watergangen worden apart via een dubbelbestemming (Waterstaat – Waterlopen) beschermd (zie paragraaf 5.3.21).

5.3.16 Wonen - 1

Opbouw verbeelding Voor regulering van de woonfunctie kan grotendeels verwezen worden naar paragraaf 5.2 Opbouw. Voor een goed begrip van de regeling voor woningen en bijgebouwen is het volgende van belang:  Ten behoeve van de toetsbaarheid van het plan is geen onderscheid gemaakt tussen aan- en uitbouwen van woningen (zoals bijkeukens of serres) en aangebouwde bijgebouwen (bergingen en aangebouwde garages). De regeling gaat uit van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak; de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen de aanduiding bijgebouwen en het bouwvlak. In de tuin, het onbenoemde deel, worden erkers direct toegestaan, gekoppeld aan een beperkte maatvoering.

Carports Binnen deze bestemming wordt een carport onder voorwaarden toegestaan. Er is veel jurisprudentie over carports en dan met name over het bestaan uit 'al dan niet eigen wanden'. In deze regeling is hiervoor een oplossing gevonden.

Indien een carport is gesitueerd binnen de aanduiding bijgebouwen, wordt de carport gelijkgesteld met de regeling voor bijgebouwen en overkappingen. De carport telt dan mee bij de bebouwde oppervlakte. Hier hoeft dan geen onduidelijkheid te bestaan over het aantal wanden; dat is in deze regeling niet relevant.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 89 Als de carport binnen het bouwvlak wordt gesitueerd, telt deze niet mee met de bebouwde oppervlakte. Stelregel is hier: waar het meerdere mag (het hoofdgebouw), mag ook het mindere (een aan- of uitbouw, maar ook een carport).

Buiten de aanduiding 'bijgebouwen', maar nog naast het hoofdgebouw, wordt een specifieke regeling voor carports opgenomen. Een carport zorgt voor een verdichting in het straatbeeld en wordt daarom toegestaan zonder eigen wanden. Het betreft dus een constructie waarbij gebruik gemaakt mag worden van palen, of van gevels van gebouwen die er al staan. De carport mag dus niet worden afgesloten met een poort, schutting of iets dergelijks.

Voor het deel van de carport dat buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding bijgebouwen is gesitueerd, geldt een aparte oppervlaktebepaling.

Bedrijfsactiviteiten aan huis Aan huis worden beroeps- en bedrijfsactiviteiten toegestaan. Aangezien dit niet alleen binnen de bestemming Wonen is opgenomen, maar in het algemeen aan de woonfunctie is gekoppeld, vallen ook bedrijfswoningen hieronder. Derhalve is een uitleg over dit aspect opgenomen in een algemene paragraaf (5.3.22 Beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis).

In het bestemmingsplan zijn woon-/ werkeenheden mogelijk via een afwijkingsprocedure. Dit betreft een grotere oppervlakte voor zowel niet- publieksaantrekkende als publieksaantrekkende activiteiten (zie definitie woon-/ werkeenheid). De omgevingsvergunning voor publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten wordt toegepast om publieksaantrekkende activiteiten toe te staan (gelijk aan de regeling voor niet- publieksaantrekkende activiteiten).

Omdat met de afwijking voor woon-/werkeenheden de activiteit in omvang toeneemt, is wonen niet meer de overheersende functie en wordt dit aangemerkt als een woon-/werkeenheid.

Achterpaden en stegen Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen achterpaden die eigenlijk alleen een functie hebben als achterontsluiting van woningen en daarnaast de stegen en paden die een meer openbaar karakter hebben en soms ook als voetpad zijn aangeduid. De achterontsluitingen vallen onder de bestemming Wonen en de stegen en paden onder de bestemming Verkeer – Verblijfsgebied.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 90 5.3.17 Wonen - 2 De inhoudelijke regeling van Wonen - 2 is bijna volledig vergelijkbaar met Wonen - 1. Wonen - 2 wordt opgenomen voor vrijstaande woningen (en één blok twee-aaneengebouwde woningen) die op ruimere percelen zijn gelegen. Hiervoor geldt het criterium dat ter hoogte van de voorgevel het perceel minimaal 30 m breed moet zijn. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het gewenst om de bebouwing op deze ruimere percelen niet aaneen te laten 'groeien' met de bebouwing op de naastgelegen percelen. Daarom is de regeling opgenomen dat gebouwen die aan het hoofdgebouw zijn gebouwd, een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens moeten aanhouden.

5.3.18 Leiding – Riool De dubbelbestemming betreft de ten zuiden van de kern gelegen rioolpersleiding. De gronden zijn mede bestemd voor de rioolpersleiding. Ook omvat de dubbelbestemming een beschermingszone. Ter bescherming van de leiding zijn bouwwerken en bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden alleen toegestaan middels omgevingsvergunning.

5.3.19 Waarde – Archeologie 1 tot en met 5 De archeologische waarde, zoals aangegeven in paragraaf 4.3, wordt door middel van het aangegeven te beschermen gebieden op de kaart, gewaarborgd. Ter voorkoming van aantasting van waardevolle informatie in de bodem is een aanlegvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen, alsmede een afwijkingsprocedure voor bouwen.

Alleen de gronden met hoge en middelhoge archeologische waarde zijn aangeduid. Voor het bouwen danwel het verrichten van werkzaamheden op deze gronden, is in bepaalde gevallen een omgevingsvergunning vereist. De omgevingsvergunning voor afwijken van de bouwregels of de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden kan pas worden verleend indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het bouwen danwel het verrichten van werkzaamheden geen aantasting met zich mee brengt van de archeologische waarden van de gronden.

Binnen de dubbelbestemming geldt een aantal uitzonderingen op de onderzoeksplicht, bijvoorbeeld het bouwen op de bestaande fundering of op kleine afstand van de bestaande fundering. Wanneer het bouwen of de werkzaamheden geen grotere oppervlakte beslaat dan:  30 m2 binnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2;  100 m2 binnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3;  500 m2 binnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4;

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 91  2.000 m2 binnen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 geldt ook geen onderzoeksverplichting. Voor deze oppervlakte is aansluiting gezocht op de Monumentenwet en het gemeentelijke archeologiebeleid zoals dit beschreven staat in paragraaf 4.3 van deze toelichting.

Voordat ten behoeve van de onderliggende bestemming kan worden gebouwd of gebruikt, zal met andere woorden moeten worden getoetst aan de op de gronden gelegen dubbelbestemming. Hieruit kan volgen dat een afwijking via omgevingsvergunning of omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden benodigd is. Dit systeem geldt voor iedere dubbelbestemming.

5.3.20 Waterstaat – Waterkering Ter bescherming van de aanwezige waterkering is een dubbelbestemming opgenomen. Bouwwerken ten dienste van de andere bestemmingen zijn uitsluitend toegestaan via afwijking. Advies dient te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. Ook is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden.

5.3.21 Waterstaat - Waterlopen Voorzover binnen het plangebied water zichtbaar is, heeft het op de verbeelding de bestemming Water gekregen. Dit met de bestemming Water op de kaart aangeduide water is gedeeltelijk A-watergang. Daarnaast is de A-watergang gedeeltelijk ondergronds gelegen.

Om de A-watergang te beschermen is voor de gehele zone naast de A- watergang een dubbelbestemming opgenomen, die inhoudt dat alleen kleine bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd. Via afwijking kan dan ten behoeve van de onderliggende bestemming worden gebouwd. Een omgevingsvergunningstelsel is niet opgenomen, omdat de Keur van het waterschap al voldoende bescherming biedt.

Opgemerkt wordt dat ook de gronden waar de A-watergang onderduikerd is (ondergronds gelegen is), deze dubbelbestemming hebben gekregen.

5.3.22 Aanverwante regelingen

Evenementen In het bestemmingsplan is binnen een aantal 'onbebouwde', meestal openbare, bestemmingen een regeling opgenomen om evenementen toe te staan. Het betreffen de bestemmingen Groen, Groen - Landelijk groen en Verkeer - Verblijfsgebied. Rechtstreeks is een korter evenement toegestaan, via omgevingsvergunning een groter evenement. De regeling in het bestemmingsplan beoogt uitsluitend om ervoor te zorgen dat evenementen kunnen worden toegestaan, als deze gewenst zijn en als

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 92 deze voldoen aan de evenementenverordening. Het bestemmingsplan hoeft dan geen onnodige belemmering te vormen. Er vindt dus altijd een toetsing naast het bestemmingsplan plaats. Bij het aantal genoemde dagen in de regeling, tellen ook de dagen mee die benodigd zijn voor het opbouwen en afbreken van de voorzieningen.

Beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Dit geldt voor zowel de 'gewone' woningen, als de bedrijfswoningen. In het verleden werd hiervoor vaak het onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven. Dit bleek niet altijd op de juiste gronden het onderscheid in activiteiten weer te geven.

In dit plan is gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving.

De 'niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten' zijn rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis' zijn via een omgevingsvergunning mogelijk. Voor een aantal specifieke locaties is middels een aanduiding direct geregeld dat een publieksgerichte activiteit hier is toegestaan. Het gaat om locaties waar reeds een publieksgerichte activiteit aanwezig is.

Het onderscheid richt zich zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit. Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking / geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals kantoorfuncties en ateliers.

Uitgangspunt is overigens dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar geen publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn. Zij dienen echter kleinschalig en in te passen in de woonomgeving te zijn. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/ pedicure), medische/ therapeutische dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 93 6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

Voor zover er in het plan via wijzigingsbevoegdheden ontwikkelingen als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk zijn gemaakt, beperken deze zich tot particuliere initiatieven. Voor deze ontwikkelingen behoeven door de gemeente geen kosten te worden gemaakt: de ontsluiting van de nieuwe woningen kan direct op de bestaande infrastructuur plaatsvinden, bovengronds (wegen) en ondergronds (riolering en leidingen). Deze kosten voor de aansluitingen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Een exploitatieplan behoeft derhalve niet als randvoorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheden opgenomen te worden.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft verder een bestaand bebouwd gebied en heeft een conserverend karakter. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is derhalve geen exploitatieplan benodigd.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 94 7 OVERLEG EN INSPRAAK

7.1 Overleg In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Ter uitvoering van die verplichting is het voorontwerp ter beoordeling aangeboden aan:  het Waterschap Rivierenland. met het verzoek om eventuele op- of aanmerkingen binnen 6 weken kenbaar te maken.

Een korte weergave van de overlegreactie en de gemeentelijke behandeling is opgenomen in de inspraaknota die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

7.2 Inspraak Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 17 mei 2012 tot en met 27 juni 2012 ter inzage gelegen voor inspraak. Er zijn 11 inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties en de gemeentelijke behandeling van deze reacties zijn opgenomen in een inspraaknota die als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

7.3 Zienswijze Het ontwerp bestemmingsplan Kern Opheusden heeft ingevolge het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening van 14 november tot en met 26 december 2012 ter inzage gelegen.

Er is één schriftelijke zienswijze ingediend. De zienswijze is samengevat en beantwoord in de zienswijzennota, die een bijlage vormt bij het vaststellingsbesluit.

Bestemmingsplan Kern Opheusden NL.IMRO.1740.bpOPkern-vst1 95