GEMEENTE KAPELLEN RUP FORT RUP SPOORLIJNTRACÉ

onderzoek tot m.e.r. (met inbegrip van een voortoets Passende Beoorde- ling) – herneming dossier

dossiernummer OHPL1148

Gemeente Kapellen Antwerpsesteenweg 130 2950 KAPELLEN

Grontmij , 27 februari 2012

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a

Verantwoording

Titel : GEMEENTE KAPELLEN RUP FORT RUP SPOORLIJNTRACÉ

Subtitel : onderzoek tot m.e.r. (met inbegrip van een voortoets Passen- de Beoordeling) – herneming dossier

dossiernummer OHPL1148

Projectnummer : 307149

Referentienummer : 307149_532_raadpleging bis_

Revisie : a

Datum : 27 februari 2012

Auteur(s) : Sigrid van de Noort - Katrien Van den Bergh

E-mail adres : [email protected]

Gecontroleerd door : Katrien Van den Bergh

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : Katrien Van den Bergh

Paraaf goedgekeurd :

Contact : Grontmij Belgium NV Stationsstraat 51 B-2800 Mechelen T +32 15 45 13 00 F +32 15 45 13 10 [email protected] www.grontmij.be

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 2 van 91

Inhoudsopgave

LIJST VAN FIGUREN...... 6

LIJST VAN KAARTEN ...... 6

1 INLEIDING...... 7 1.1 Inhoud van het rapport...... 7 1.2 Opzet van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP)...... 8 1.2.1 RUP Fort ...... 8 1.2.2 RUP Spoorlijntracé ...... 8 1.3 Gevoerde overlegmomenten en genomen beleidsbeslissingen omtrent voorliggende planopties...... 8 1.3.1 RUP Fort ...... 8 1.3.2 RUP Spoorlijntracé ...... 9 1.4 Initiatiefnemer...... 9

2 SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED...... 10 2.1 Geografische situering ...... 10 2.2 Beschrijving van het plangebied ...... 13 2.2.1 RUP Fort ...... 13 2.2.2 RUP Spoorlijntracé ...... 15 2.3 Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP Fort en het RUP Spoorlijntracé ...... 16 2.3.1 RUP Fort ...... 16 2.3.1.1 Visie ...... 16 2.3.1.2 Vertaling in het RUP ...... 19 2.3.2 RUP Spoorlijntracé ...... 20 2.3.2.1 Visie ...... 20 2.3.2.2 Vertaling in het RUP ...... 21 2.4 Juridische context ...... 22 2.5 Planningscontext...... 22 2.5.1 Relatie met de ruimtelijke structuurplannen...... 22 2.5.1.1 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)...... 22 2.5.1.2 Bovenlokale ruimtelijke structuurplannen ...... 29 2.5.2 Relatie met andere planprocessen ...... 32 2.5.2.1 Kaderplan voor de fortengordels rond Antwerpen...... 32 2.5.2.2 Bovenlokaal Sportinfrastructuurplan...... 32 2.5.2.3 Zimmermann project ...... 33 2.5.2.4 Gemeentelijk Sociaal Objectief...... 35 2.6 Alternatieven ...... 36 2.6.1 Doelstellingsalternatieven...... 36 2.6.1.1 RUP Fort ...... 36 2.6.1.2 RUP Spoorlijntracé ...... 37 2.6.2 Locatiealternatieven...... 37 2.6.2.1 RUP Fort ...... 37 2.6.2.2 RUP Spoorlijntracé ...... 38 2.6.3 Inrichtingsalternatieven...... 38 2.7 Grensoverschrijdende effecten...... 38

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 3 van 91

3 AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE ...... 39 3.1 Plan-m.e.r.-plicht...... 39 3.2 Noodzaak tot passende beoordeling ...... 39 3.2.1 Speciale beschermingszones ...... 39 3.2.2 Beschrijving Habitatrichtlijngebied ‘Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat’ ...... 40 3.2.2.1 Criteria aanwijzing...... 40 3.2.2.2 Korte beschrijving van de in het Habitatrichtlijngebied en nabij het plangebied voorkomende habitats volgens de Habitatrichtlijn ...... 42 3.2.2.3 Korte beschrijving van de in het Habitatrichtlijngebied en nabij het plangebied voorkomende habitatrichtlijnsoorten en soorten van bijlage IV van het Natuurdecreet ...... 45 3.2.2.4 Instandhoudingsdoelstellingen...... 48 3.2.2.5 Strikt te beschermen soorten over het hele grondgebied: soorten in Bijlage III en IV Decreet Natuurbehoud (bijlage IV Habitatrichtlijn, bijlage I Vogelrichtlijn) ...... 50 3.2.2.6 Habitats waarvoor een verbod op wijziging geldt en het Bosdecreet...... 50 3.2.2.7 Knelpunten instandhouding ...... 50 3.2.3 Beschrijving Habitatrichtlijngebied ‘Klein en Groot Schietveld’...... 51 3.2.3.1 Habitats van de Habitatrichtlijn voorkomend nabij het plangebied...... 51 3.2.3.2 Habitatrichtlijnsoorten voorkomend nabij het plangebied ...... 52 3.2.3.3 Instandhoudingsdoelstellingen...... 53 3.2.3.4 Beschrijving biotiek van het plangebied...... 55 Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)...... 55 Erkende en Vlaamse natuurreservaten, beheerde natuurgebieden en bosgebieden ...... 55 Natuurrichtplan, natuurinrichtingsprojecten...... 55 Biologische waardering ...... 55 Beschermde fauna en flora ...... 55 3.2.3.5 Inschatting impact van het RUP...... 56 Ecotoop- en habitatinname ...... 56 Versnippering en barrière-effecten...... 57 Verstoring ...... 58 Impact op ecologisch milieu door wijziging van de hydrologie...... 60 Vervuiling 60 3.2.4 Conclusie ...... 60

4 BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN...... 62 4.1 Inleiding...... 62 4.2 Kwetsbaarheid plangebied...... 62 4.3 Water en bodem ...... 62 4.3.1 Beschrijving...... 62 4.3.2 Analyse en beoordeling ...... 65 4.3.3 Besluit ...... 66 4.4 Fauna en flora...... 66 4.4.1 Beschrijving...... 66 4.4.2 Analyse en beoordeling ...... 67 4.4.3 Besluit ...... 68 4.5 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 69 4.5.1 Beschrijving...... 69 4.5.2 Analyse en beoordeling ...... 72 4.5.3 Besluit ...... 73 4.6 Mens: socio-organisatorische aspecten ...... 73 4.6.1 Beschrijving...... 73 4.6.2 Analyse en beoordeling ...... 74 4.6.3 Besluit ...... 75 4.7 Externe mensveiligheid...... 75 4.8 Andere milieudisciplines ...... 75

5 CONCLUSIE...... 76

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 4 van 91

6 OVERZICHT VAN DE GERAADPLEEGDE INSTANTIES EN ADVIEZEN...... 78

7 BESLUIT...... 79

8 OVERZICHT VAN DE GERAADPLEEGDE INSTANTIES EN ADVIEZEN...... 80

9 NOTA MET AANVULLINGEN OP HET ONDERZOEK TOT M.E.R...... 81 9.1 Advies provincie Antwerpen...... 81 9.1.1 Aanvulling paragraaf 1.1: wettelijk kader ...... 81 9.1.2 Aanvulling paragraaf 2.5.2: planningscontext...... 81 9.2 Bloso ...... 81 9.3 Agentschap Natuur en Bos Antwerpen...... 81 9.3.1 Aanvulling paragraaf 2.2.2: beschrijving plangebied RUP Spoorlijntracé ...... 81 9.3.2 Motivering toegankelijkheid natuurzone ...... 81 9.3.3 Motivering visie Spoorlijntracé ...... 82 9.3.4 Aanpassing RUP: uitdoofbeleid hondenclub ...... 82 9.3.5 Motivering instandhoudingsdoelstellingen...... 82 9.3.6 Motivering verlichting ...... 82 9.4 Vlaamse overheid – Ruimtelijke ordening – gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar ...... 82 9.4.1 Motivering bestemming ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’. 82 9.4.2 Aanpassing RUP: uitdoofbeleid hondenclub ...... 82 9.4.3 Aanpassing RUP: zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut ...... 82 9.4.4 Motivering inplanting sporthal ...... 83 9.5 Vlaamse overheid - Onroerend Erfgoed Antwerpen...... 83 9.5.1 Aanpassing RUP: uitdoofbeleid hondenclub ...... 83 9.5.2 Aanpassing p. 56, 60 en 63: geen fietsvoorzieningen langs het spoorlijntracé...... 83 9.5.3 Motivering infrastructuur wandelaars langs Spoorlijntracé ...... 83 9.5.4 Motivering verlichting langs Spoorlijntracé ...... 83 9.5.5 Motivering respecteren erfgoedwaarde van het fort ...... 83 9.6 Departement MOW ...... 83 9.7 Vlaamse Milieumaatschappij ...... 83 9.7.1 Aanvulling paragraaf 5: conclusie...... 83

10 CONCLUSIE...... 85

11 BIJLAGE 1: KAARTEN...... 86

12 BIJLAGE 2: PASSENDE BEOORDELING RUP FORT...... 87

13 BIJLAGE 3: ADVIES ANB PASSENDE BEOORDELING ...... 88

14 BIJLAGE 4: ADVIES DIENST MER ...... 89

15 BIJLAGE 5: VERZOEK TOT RAADPLEGING...... 90

16 BIJLAGE 6: ADVIEZEN OP HET ONDERZOEK TOT M.E.R...... 91

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 5 van 91

LIJST VAN FIGUREN

Figuur 1: Stratenplan fort (bron Google maps) ...... 11 Figuur 2: Stratenplan fort met spoorlijntracé (bron Google maps)...... 12 Figuur 3: Situering plangebied RUP Fort op topografische kaart en luchtfoto (bron NGI)...... 13 Figuur 4: Situering plangebied RUP Spoorlijntracé op topografische kaart en luchtfoto (bron NGI)...... 15 Figuur 5: Gewestplan (bron AGIVI)...... 22 Figuur 6. Situering van de aanwezige habitattypes ten aanzien van het plangebied...... 52 Figuur 7. Uittreksel Biologische waarderingskaart – versie 2 (INBO)...... 55 Figuur 8. Uittreksel ecosysteemkwetsbaarheidskaart – barrière (INBO)...... 57 Figuur 9. Schematisch overzicht van de 12 meest voorkomende Nederlandse vleermuissoorten en hun landschapsgebruik. Legende: A = algemeen in Nederland, VA = vrij algemeen, Z = zeldzaam, ZZ = zeer zeldzaam. Verder wordt per soort aangegeven of ze gevoelig zijn voor licht, of ze hun verblijfplaats in bomen of gebouwen kiezen, wat hun homerange is, of hun vliegroutes structuren volgen of ook door open gebied lopen en welk typen jachtgebied hun voorkeur heeft (Limpens et al. 2004)...... 59 Figuur 10: Uittreksel zoneringsplan (bron VMM)...... 64 Figuur 11: Provinciale landschapskaart (bron provincie Antwerpen)...... 71 Figuur 12: Situering van het archeologisch erfgoed (Centrale Archeologische Inventaris)...... 72

LIJST VAN KAARTEN

Kaart 1: Waterlopen ...... 62 Kaart 2: Overstromingsgevoelige gebieden ...... 63 Kaart 3: Grondwaterstromingsgevoelige gebieden...... 63 Kaart 4: Bodemkaart ...... 64 Kaart 5: Drainageklassen...... 64 Kaart 6: Biologische waarderingskaart...... 67 Kaart 7: Natura 2000 ...... 67 Kaart 8: Beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen’...... 70 Kaart 9: Landschapsatlas...... 70 Kaart 10: Landbouwtyperingskaart ...... 73 Kaart 11: Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk...... 74 Kaart 12: Externe mensveiligheid...... 75

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 6 van 91

1 INLEIDING

1.1 Inhoud van het rapport

Door de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 dient in het planproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen te- weegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r (milieueffectrap- portage)’ dient uitgevoerd te worden. Hierbij gaat men na of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben ten opzichte van de bestaande situatie voor mens en milieu. Dit onderzoek houdt een beoordeling in aan de hand van de in bijlage I opgesomde criteria van het Decreet van 05 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM).

Voorafgaand aan dit onderzoek tot m.e.r. is voor het fort een passende beoordeling opge- maakt, die is toegevoegd in bijlage 2 van dit document. Dit is noodzakelijk omdat het fort van Kapellen behoort tot het Habitatrichtlijngebied ‘Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitats’ (BE2100045). Uit de passende beoordeling blijkt dat, mits milderende maatregelen in acht worden genomen, geen negatieve effecten worden verwacht ten aanzien van de door de Habitatrichtlijn beschermde habitats en soorten. Voor het meest noordelijke deel van de spoorlijn, dat gelegen is in het Habitatrichtlijngebied ‘Klein en Groot Schietveld’ (BE2100016), is een voortoets opgemaakt die geïntegreerd is in voorliggend onderzoek tot m.e.r. in paragraaf 3.2.3. In de adviesvraag wordt aan ANB dus eveneens gevraagd om op basis van deze informatie te oordelen of de opmaak van een pas- sende beoordeling voor de spoorlijn al dan niet nodig is.

De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een plan-MER al dan niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het RUP gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen.

Voorliggend rapport betreft een herneming van het onderzoek tot m.e.r. op vraag van de dienst Mer. De dienst Mer heeft in haar schrijven van 25 november 2011 geoordeeld dat het onder- zoek tot m.e.r. diende te worden herwerkt en aangevuld. Ook dient het onderzoek opnieuw ter advies voorgelegd te worden aan de instanties die eerder al advies uitbrachten over het onder- zoek tot m.e.r. Het betreffende advies van de dienst Mer is toegevoegd in bijlage 5.

Ten aanzien van vorige nota is het programma verder verfijnd op basis van beleidskeuzes op gemeentelijk en provinciaal niveau. De voornaamste verfijningen zijn: • De woningen in de noordrand van het domein zijn exclusief voorzien voor sociale woning- bouw • Deputatie heeft beslist om in de westrand van het domein een sporthal op te richten • De groene corridors worden verruimd. • Aan de hondenclub wordt een uitdoofbeleid toegekend; een verhuis binnen het plangebied is bijgevolg geen optie meer. • De entree tot het domein wordt versterkt en afgewerkt; er worden aan de ingang woonblok- ken voorzien met een voorgevel gericht naar de ingang.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 7 van 91

INLEIDING

• Het voormalige spoorlijntracé kan enkel aangewend worden voor laagdynamisch recreatief gebruik waarbij geen nieuwe ingrepen zijn toegestaan; fietsers zijn bijgevolg niet meer toe- gestaan.

1.2 Opzet van het Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP)

Het RUP omvat 2 deelplannen, het RUP Fort en het RUP Spoorlijntracé.

Het onderzoek tot m.e.r. bespreekt beide RUP’s. Eveneens zal steeds van beide RUP’s een kaart worden toegevoegd in bijlage. Voor het RUP spoorlijntracé is eveneens een voortoets ge- integreerd in deze nota (zie hoofdstuk 3 paragraaf 3.2.3).

1.2.1 RUP Fort

Het opzet van het RUP Fort is om de bestemming van militair gebied van het fort van Kapellen te wijzigen. In de herbestemming dient het mogelijk gemaakt te worden om centraal een na- tuurzone uit te bouwen, omwille van het Habitatrichtlijngebied en de aanwezigheid van een fort. Ter hoogte van de voormalige militaire loodsen dienen een kleinschalig woonproject (van een 50-tal woonentiteiten) en een provinciale gymhal te worden gerealiseerd en dit in combinatie met het behoud van een 2-tal loodsen voor de uitbating van het railbike-project op het naastlig- gende voormalige militaire spoor alsook eventueel voor de technische diensten. De ontwikke- lingsvisie voor het fort van Kapellen houdt rekening met de bestaande cultuurhistorische en ecologische waarden van het domein en opteert voor een integrale samenhang zonder visuele barrières of habitatverstoringen.

1.2.2 RUP Spoorlijntracé

In het RUP Spoorlijntracé is ook de aangrenzende spoorlijn mee opgenomen in het plan. De ontwikkelingsvisie voor het tweede deelplan beoogt een uitbouw van een recreatieve wandel-, railbike- en ruiterroute binnen het bestaande profiel van het spoorlijntracé. Het opzet is om de voormalige militaire spoorlijn te benutten als recreatieve as.

1.3 Gevoerde overlegmomenten en genomen beleidsbeslissingen omtrent voor- liggende planopties

1.3.1 RUP Fort

De provincie Antwerpen heeft in 2009 een bovenlokaal sportinfrastructuurplan opgemaakt waar- in de behoeften aan bovenlokale sportinfrastructuur op een systematische manier in kaart wor- den gebracht. Uit dit plan wordt de noodzaak tot de bouw van een provinciale gymhal in deze regio aangehaald. Op 20 oktober 2011 heeft de Deputatie beslist dat de provinciale gymhal aan het fort van Kapellen zal worden gerealiseerd.

Het fortdomein zelf, dus het open ruimtegebied met fort tussen de militaire loodsen, zal samen met de loods voor railbikes aangekocht worden door het Kempens Landschap. De gemeente koopt de zone met af te breken loodsen en de betonbaan aan. De provincie zal de gymhal bouwen op grond van de gemeente door middel van erfpacht.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 8 van 91

INLEIDING

1.3.2 RUP Spoorlijntracé

In verband met de toeristisch-recreatieve ontsluiting van het militaire spoor is in juni 2010 een onderzoeksdossier neergelegd bij het Kempens Landschap en meer bepaald met vragen over aankoop, herstel, inrichting en mogelijke subsidies. Projectsubsidies bleken mogelijk via het door Toerisme Vlaanderen uitgeschreven subsidieprogramma rond de herdenking van WOI, genaamd “100 Jaar Groote Oorlog”. Noodzakelijk hierbij was dat het zakelijk recht van de spoorlijn werd verkregen en dat de projectinhoud gestoeld is op de toeristisch-recreatieve ont- sluiting met link naar WOI. Het Kempens Landschap heeft voor de spoorlijn een concessie ge- kregen tot 2029. De projectaanvraag werd goedgekeurd op 30 november 2010 met als inhoud: • Aankoop van de spoorlijn • Herstel dwarsliggers en spoorliggers • Ontsluiting door spoorfietsen • Toeristisch recreatieve beleving in de sfeer van WOI • Plaatsing nodige randinfrastructuur Op 21 januari 2011 is overleg gepleegd met de betrokken actoren en op 25 januari 2011 heeft het Kempens Landschap een brief verstuurd aangaande formele beslissingen omtrent aankoop en inrichting. De gemeentebeslissing die deze vraagstelling gunstig beantwoordt, werd via een schrijven van 9 februari 2011 aan het Kempens Landschap bekendgemaakt.

In tussentijd is het Kempens Landschap bezig met de verwerving van de spoorlijn. Ook is over- leg lopende met de betrokken actoren voor de invulling van het recreatief traject. Op 22 augus- tus 2011 en 30 november 2011 hebben hieromtrent overlegmomenten plaatsgevonden met de gedeputeerden van de provincie, de verantwoordelijken van de gemeenten en Ka- pellen, Defensie, het Agentschap Natuur en Bos, Toerisme Provincie Antwerpen, het Autonoom Provinciebedrijf Sport en het Kempens Landschap.

De spoorlijn wordt aangekocht door het Kempens Landschap.

1.4 Initiatiefnemer

De initiatiefnemer voor het plan waarop dit onderzoek tot m.e.r. betrekking heeft is:

Gemeentebestuur Kapellen – dienst Ruimtelijke Ordening t.a.v. Indra Mommen Antwerpsesteenweg 130 2950 KAPELLEN Tel: 03/660 66 00 Fax: 03/664 41 98 E-mail: [email protected]

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 9 van 91

2 SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

2.1 Geografische situering

Het plangebied maakt onderdeel uit van de buitenste fortengordel; namelijk de Pantsergordel. Het valt op dat het fort van Kapellen niet direct aan de Antitankgracht gelegen is zoals de later gebouwde forten. Maar doordat het gebied onder water gezet kon worden (inundatieveld), was het fort van Kapellen moeilijk bereikbaar voor de vijand. Het fort sluit in het noorden en oosten direct aan op het uitgestrekt boscomplex van de Oude Gracht Dom – Mastenbos en maakt zo onderdeel uit van een ‘groene vingerstructuur’ rond Antwerpen. In de onmiddellijke omgeving van het fort liggen ten westen en ten zuiden de woon- wijken van Kapellen, wel is rond het fort nog voor een groot deel een bufferende boszone aan- wezig. Tegenover het fort aan de Fortsteenweg zijn in het woonlint enkele zonevreemde wonin- gen gelegen en een hondenclub. De Kapelsestraat, N11, is de belangrijkste ontsluiting die Kapellen verbindt met Antwerpen. Ver- der ligt het fort van Kapellen vlakbij het station. Een deel van de aftakking van de spoorlijn vanaf het station tot aan het militair vliegveld van Brasschaat behoort tevens tot het plangebied van het RUP, verder het spoorlijntracé genaamd. In de wijdere omgeving van het fort liggen van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk een hoofdroute en een functionele fietsroute. Dichter bij het fort maken de Georges Spelierlaan en de Koning Albertlei onderdeel uit van de fiets-o-strade van de Provincie. De hoofdroute (fiets-o-strade) ligt momenteel aan de westzijde van spoorlijn 12. Er is een aanvraag tot wijzi- ging van de route naar de oostzijde via de Koning Albertlei goedgekeurd.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 10 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Het plangebied van het fort wordt begrensd door: • In het noorden de weilanden horende bij de naburige manège; • In het oosten een boszone gelegen langs de Bosdreef; • In het zuiden de Fortsteenweg; • In het westen de spoorlijn van Kapellen naar het militair vliegveld van Brasschaat.

Figuur 1: Stratenplan fort (bron Google maps)

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 11 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Het plangebied van het spoorlijntracé heeft betrekking op het huidige profiel van de spoorlijn en reikt in het zuidwesten van de kruising met de spoorlijn van station Kapellen tot in het noordoos- ten de gemeentegrens van Brasschaat.

Figuur 2: Stratenplan fort met spoorlijntracé (bron Google maps)

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 12 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

2.2 Beschrijving van het plangebied

2.2.1 RUP Fort

Figuur 3: Situering plangebied RUP Fort op topografische kaart en luchtfoto (bron NGI)

De oorspronkelijke fortingang via de brug aan de Fortsteenweg is niet meer in gebruik, deze verkeert in een zeer slechte staat. De huidige toegang van het domein ligt wel nog aan de Fort- steenweg maar is afgesloten met een poort. Doordat het fortdomein is afgesloten is het niet mogelijk om rond het domein te gaan. Op het moment is de toegang tot het fortdomein weinig aantrekkelijk door de diverse militaire loodsen en de zeer brede verharde weg. Tevens is aan de ingang de conciërgewoning van de militaire site gelegen. Het spoor dat in het westen de grens vormt van het militair domein heeft een aftakking naar de meest recent gebouwde loods. Aansluitend is ook nog een loods gelegen (met sanitaire blok) die in redelijk goede staat is. De overige langgerekte loodsen aan de noordelijke en westelijke rand, vergezeld van een brede band van verharding, dienen momenteel als stalling en werk- plaats voor het onderhoud van oude militaire voertuigen. De loodsen zijn sterk vervuild en be- vinden zich in minder goede staat. De militaire voertuigen zullen verplaatst worden naar het mi- litair domein in Brasschaat. Het fortdomein wordt hier naar het achterliggende landschap toe begrensd door diverse paardenweiden. Verder bestaat het gehele binnengebied uit waardevolle natuur met onder andere heide, enkele zeldzame struiken en in het fort zelf 3 zeldzamere soorten varens. Van de oorspronkelijke fortbebouwing is nog een mitrailleurbunker, het ingangsgebouw en de kazernegebouwen overgebleven. De bouwkundige staat van deze gebouwen is niet meer ge- schikt om het fort permanent toegankelijk te houden voor bezoekers. De fortgracht is over de gehele hoofdfront en het linker zijfront gedempt. Voor de afwatering van het domein is er een smalle gracht aangelegd en een poel nabij de militaire loodsen (in noord- oostelijke punt). De oostelijke rand vormt visueel niet echt een scheiding. De aanwezige vegetatie van het fort- domein gaat over in de bosstrook tussen de Bosdreef en het fortdomein. In tegenstelling tot de oostelijke rand vormt de zuidelijke rand met de hondenclub wel een duidelijke barrière. De hon- denclub is vrijwel voor de oude fortingang met de brug gelegen. Bijgevolg is het voor de wande- laars en fietsers die via de Fortsteenweg aankomen en vervolgens richting Bernard de Vadder- laan gaan niet mogelijk het fort te aanschouwen. Aan de Fortsteenweg is een woonlint gelegen dat bestaat uit nog een aantal voormalige militai- re woningen.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 13 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Ingang fort van Kapellen Woonlint langs de Fortsteenweg

Spoorlijn met aftakking naar de meest westelijk gele- Loodsen als opslag- of werkplaats voor oude militaire gen loods voertuigen

Conciërgewoning Recente loods met sanitaire blok

Natuurlijk binnengebied met zicht op het fort Binnenkant fort

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 14 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

2.2.2 RUP Spoorlijntracé

Figuur 4: Situering plangebied RUP Spoorlijntracé op topografische kaart en luchtfoto (bron NGI)

Het spoorlijntracé loopt van aan het station te Kapellen tot aan de grens met de gemeente Brasschaat. Het tracé tussen het station van Kapellen en het fort gaat door een bebouwd woongebied. Van aan het fort van Kapellen betreft het een groen en eerder bebost gebied. Het tracé doorkruist twee belangrijke natuurgebieden zijnde het domein Oude Gracht, dat in private eigendom ligt, en het domein Den Uitlegger, dat eigendom is van en beheerd wordt door het Agentschap Natuur en Bos.

In totaliteit gaat het om een traject met een lengte van 4,15km; de breedte bedraagt gemiddeld 7m.

Spoorlijntracé ter hoogte van Den Uitlegger

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 15 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Spoorlijntracé ter hoogte van de Bosdreef

2.3 Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP Fort en het RUP Spoorlijntracé

2.3.1 RUP Fort

2.3.1.1 Visie

In het inrichtingsconcept voor het Fort en omgeving zijn de historische opbouw van het domein en de aanwezige ecologische kwaliteiten de uitgangspunten voor het ontwerp. Met ecologische overgangen worden ‘groene verbindingen gecreëerd om de relatie met de omgeving te verster- ken. Inzake nieuwe bebouwing en infrastructuren gelden de wetmatigheden vanuit ecologie als uitgangspunt. Ook de inplanting van de huidige bebouwing is bepalend.

Inrichtingsschets

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 16 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Bebouwing en infrastructuur Het inrichtingsconcept biedt plaats aan een kleinschalig sociaal woonproject (met een maximum van 50 woonentiteiten) aan de noordrand van het domein grotendeels op de huidige locatie van de loodsen. Op deze manier kan de natuurzone maximaal worden gevrijwaard. De vormgeving van de woningblokken is in stijl van de huidige militaire loodsen ontworpen. De- ze stijl is in de zadeldaken en de brede gevel (11m) per dakdeel terug te vinden. De typologie van de huidige loodsen en de camouflagekleuren in de carport van de nieuwe woningblokken refereren naar het oorspronkelijke militaire karakter en functie van het domein. De woningen hebben maximaal 2 bouwlagen, waardoor de impact naar de bosrijke omgeving toe beperkt blijft. Binnen de bouwblokken is een mozaïek aangebracht die enerzijds rekening houdt met de meest optimale oriëntering en anderzijds met een minimale ‘verlichting’ van de omgeving. Onderstaand concept ‘inrichting woningblok’ geeft de mozaïek duidelijk weer. Som- mige woningen hebben een balkon of terras op de eerste verdieping, andere woningen hebben een tuin of een patio op het gelijkvloersniveau. Door het creëren van binnen- en buitenruimten binnen de woningblokken worden de zichtbare raampartijen richting het fort beperkt.

Aan de noordwestkant van het domein blijven aan de ingang de 2 meest recente loodsen be- houden. De grootste loods met een aftakking van de sporen zal in de toekomst in gebruik ge- nomen worden door het Kempens Landschap, met het oog op de stalling van ‘railbikes’ in de loods. De andere loods kan eventueel benut worden voor technische diensten. Aansluitend kan een provinciale gymhal worden gebouwd. Ten zuiden van de sporthal en de loodsen wordt een gemeenschappelijke parking voorzien die groen dient te worden aangelegd.

De aangrenzende (zonevreemde) woonzones aan de Fortsteenweg blijven behouden met res- pect voor de huidige typologie. Ter hoogte van de inkom naar het fortdomein wordt op de plek waar momenteel de conciërgewoning en bijhorende loods zijn opgericht ruimte gemaakt voor de bouw van één- of meergezinswoningen die bij voorkeur gericht zijn naar de ingang tot het fortdomein. Er wordt hierbij gedacht aan een typologie van bebouwing die een poorteffect re- flecteert.

Momenteel is de hondenclub vrijwel voor de oorspronkelijke ingang van het fort gelegen. Een nadeel hiervan is dat het zicht op het fort hierdoor belemmerd wordt. Ook de aanwezigheid van containers en dergelijke op het terrein bieden geen aantrekkelijk beeld voor recreanten. Er wordt een uitdoofbeleid vooropgesteld voor de hondenclub. De activiteiten kunnen enkel nog plaatsvinden totdat de clubwerking stopt. Er kan geen nieuwe club gevestigd worden. Bij even- tuele werken aan de constructies dienen deze te worden afgebroken en dienen kleinschalige houten constructies te worden opgericht. Bij stopzetting van de activiteiten dient het terrein op- nieuw voor natuur te worden ontwikkeld en deze plek potentieel om een informatiebord voor passanten te plaatsen over de geschiedenis en de huidige ecologische waarde van het fort.

Concept inrichting woningblok

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 17 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Perspectief woningblok

Ontsluiting Momenteel heeft de huidige toegang vanaf de Fortsteenweg geen aantrekkelijke uitstraling om het terrein te betreden. Hier zal verandering in gebracht worden met het oprichten van een nieuw gevelfront en een uitnodigende ‘groen’ entree voor de parking. Ter hoogte van de huidige toegang zal ook de nieuwe ontsluitingsweg komen te liggen. De verdere inplanting van de ont- sluitingsweg zal gebeuren met een maximaal respect voor de aanwezige vleermuispopulatie in het fort. Voor de ontsluiting van de sociale woningen kan gedacht worden aan een woonerf om het aandeel verkeersbewegingen tot een minimum te beperken. Ook biedt een woonerf een verkeersveilige infrastructuur voor fietsers en wandelaars.

Aan de westzijde van de entree kan een voldoende ruime parking worden voorzien voor bezoe- kers van de sporthal of het railbike-project.

De sociale woningen met een ingang aan de kant van de wegenis hebben een eigen carport. De overige woningen hebben parkeergelegenheid op de voorziene parkeerruimtes tussen of aangrenzend aan de woningblokken. Deze kleinschalige parkeerruimtes zullen een meer park- achtige uitstraling hebben om in de bosrijke omgeving te worden geïntegreerd.

Landschap Richting het fort van Ertbrand en het fort van Brasschaat dienen 2 ecologische corridors te wor- den voorzien ten behoeve van de vleermuizen (zie onderstaand concept ‘groene corridors voor vleermuizen’), aangezien de forten deel uitmaken van een habitatrichtlijngebied. De corridors kunnen op het fortdomein ingericht worden door deze ruimten als bouwvrije zones te vrijwaren en op de assen streekeigen bomen met een onderetage van streekeigen struiken aan te plan- ten. Een inrichtingsvoorstel voor de gehele corridor kan met behulp van kleine landschapsele- menten, waar mogelijk, tot stand komen. Dit kunnen bijvoorbeeld bomenrijen, houtwallen of grachten zijn. De centrale natuurzone is enkel bestemd voor wandelaars onder begeleiding, zodat de natuur rond het fort gevrijwaard blijft. Ook kan op die manier vermeden worden dat recreanten van de paden afwijken en zich vrij in de natuurzone begeven. Een buffer langs de buitenste rondwan- deling zal de fysieke grens vormen tussen de woonzone en de natuurzone rond het fort. Bijko- mend wordt een natuurvriendelijke afsluiting voorzien rond de natuurzone. Op die manier wordt de natuurzone afgeschermd. Ten westen van de spoorlijn wordt de spievormige bospartij behouden met als functie het buffe- ren van het gebied ten aanzien van de aanpalende woonwijk.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 18 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Concept groene corridors voor vleermuizen

2.3.1.2 Vertaling in het RUP

Bovenstaande visie is vertaald in een grafisch plan met bijhorende stedenbouwkundige voor- schriften.

Centraal wordt de natuurzone bestemd als ‘natuurgebied met cultuurhistorische waarde’ waar- binnen de natuur en de historische relicten maximaal bewaard kunnen blijven. Rondom deze zone is een ‘landschapsbuffer’ voorzien die de natuurzone afschermt van alle geplande ontwik- kelingen er rond. Om de relatie met de forten in de omgeving te versterken voor de vleermuizen worden groene corridors voorzien die ook in het RUP daadwerkelijk zijn voorzien in het ‘natuur- gebied met verbindingsfunctie’. De bosdelen er rond worden ook bestemd als ‘bosgebied’.

De voorziene bebouwing is onderverdeeld in 3 zones. De bestaande woningen zijn samen met de geplande woningen aan de inkom tot het domein ondergebracht binnen de ‘zone voor wo- nen’. In het noorden worden de geplande sociale woningen ondergebracht binnen de ‘zone voor wonen met een sociaal karakter’. De voorziene ruimte voor de sporthal, de te behouden lood- sen en de gemeenschappelijke parking is bestemd als ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’.

Inzake ontsluiting worden, met uitzondering van de bestaande weg Fortsteenweg, telkens indi- catieve aanduidingen gebruikt om op die manier de concrete inplanting van de weg vrij te laten in functie van de geplande ontwikkelingen. Wel is het de bedoeling dat de zone voor gemeen- schapsvoorzieningen en openbaar nut en de zone voor wonen met een sociaal karakter ontslo- ten worden door één gemeenschappelijke weg. Het natuurgebied kan enkel door wandelaars betreden worden en dit onder begeleiding, er is geen permanente toegang voorzien. De voor- ziene verbinding tussen de Fortsteenweg en de Bernard de Vadderlaan is in hoofdzaak be- stemd voor langzaam verkeer.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 19 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Grafisch plan van het RUP Fort te Kapellen

2.3.2 RUP Spoorlijntracé

2.3.2.1 Visie

Aan het voormalige militaire spoorlijntracé wordt een nieuwe functie toegekend. Het traject tus- sen het station en het fort van Kapellen zal ruimte bieden voor functies die het wonen als hoofd- functie kunnen ondersteunen. Hierbij wordt gedacht aan extra parkeerruimte voor de bewoners. Ook de inrichting van fiets- en wandeldoorsteken behoort tot de mogelijkheden. Vanaf het fort van Kapellen tot aan de grens met de gemeente Brasschaat wordt het tracé uitgebouwd tot een recreatieve as voor diverse gebruikers. Uit recent onderzoek (d.d. 22 augustus 2011) naar de diverse mogelijkheden is geopteerd voor wandelaars, ruiters en railbikes. De railbikes maken gebruik van de huidige sporen, de wandelaars en ruiters gebruiken ieders een zijde langs het spoor. Voor geen van de gebruikers zijn bijkomende verhardingen nodig. Er worden bijgevolg geen aanliggende gebieden aangesneden en er zijn geen structurele werken nodig. De steen- slag kan behouden blijven; de wandelaars en ruiters maken gebruik van de onverharde stroken naast het huidige spoor. Bijkomend kan verduidelijkt worden dat voor het gebruik van de railbi- kes maar één spoor nodig is. Er zal afgesproken worden op welke periodes op de dag de railbi- kes van Kapellen naar Brasschaat gaan en omgekeerd. Moesten de railbikes elkaar toch moe- ten kruisen dan kan van railbike gewisseld worden en kan deze gedraaid worden. Het traject voor de railbikes gaat van aan het fort te Kapellen tot aan het Schietveld te Bras- schaat.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 20 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Om geen hinder te veroorzaken tussen de ruiters en de railbikes is voor de periodes waarbin- nen de railbikes actief zijn, gezocht naar een alternatieve route voor de ruiters via de Hei- destraat-zuid.

2.3.2.2 Vertaling in het RUP

Er worden 2 zones onderscheiden in functie van het gebruik van het spoorlijntracé. Het tracé tussen het station en het fort van Kapellen is bestemd als ‘zone voor openbaar nut’ waarbinnen parkings en doorsteken kunnen worden aangelegd. De recreatieve route tussen het fort van Kapellen en de gemeentegrens van Brasschaat situeert zich in de bestemmingszone ‘bosge- bied met recreatief medegebruik’. Dit maakt het gebruik van de route voor wandelaars, ruiters en railbikes mogelijk.

Grafisch plan van het RUP Spoorlijntracé te Kapellen

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 21 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

2.4 Juridische context

De juridische context in het plangebied wordt gevormd door het gewestplan Antwerpen (KB 03 oktober 1979). Het plangebied van het RUP Fort is voor het grootste deel ingekleurd als militair gebied. Een deel van de woonlinten in dit deel van de Fortsteenweg zijn reeds bestemd als woongebied maar worden in functie van de duidelijkheid in totaliteit herbestemd tot woongebied. Ook het plangebied van het RUP Spoorlijntracé ligt grotendeels in militair gebied. Enkel het zui- delijke gedeelte van het spoorlijntracé doorkruist de bestemmingen bosgebied en woongebied.

Figuur 5: Gewestplan (bron AGIVI)

2.5 Planningscontext

2.5.1 Relatie met de ruimtelijke structuurplannen

2.5.1.1 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)

Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Kapellen werd door de bestendige deputatie van de provincie Antwerpen goedgekeurd op 8 september 2005.

De doelstellingen uit het GRS zijn: • Versterken van de natuurlijke structuur • Optimaal beleid voeren voor de nederzettingsstructuur • Optimaliseren van de ruimtelijk-economische structuur • Voorzien van voldoende- sport en recreatiemogelijkheden • Afstemmen van het ruimtelijke beleid op het mobiliteitsbeleid • Behoud en versterking van de diversiteit in het landschap

Binnen de gewenste ruimtelijk-natuurlijke structuur worden met betrekking tot het plange- bied van het Fort en het spoorlijntracé volgende concepten vooropgesteld: • Groene hart met Anti-tankkanaal als slagader Het domein Oude Gracht en het natuurreservaat Klein Schietveld vormen onder meer mee het groene hart van de gemeente. Het gaat enerzijds om natuurgebieden gekoppeld aan het waternetwerk (ten zuiden van Antitankkanaal), waarvoor het beleid gericht moet zijn op het blijvend ruimtelijk en natuurlijk functioneren van het waternetwerk. Anderzijds gaat het om natuurlijke gebieden niet gekoppeld aan het waternetwerk (Klein Schietveld), waar het beleid in de eerste plaats een zaak van behoud, onderhoud en eventueel heraanleg van kleine natuurlijke elementen is. Het Anti-tankkanaal functioneert hierbij als de slagader die deze gebieden ecologisch met elkaar verbindt.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 22 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

• Waternetwerk als drager Als structuurbepalende element voor de natuurlijke structuur wordt onder meer de beekval- lei van de Bunderbeek gerekend tot de lokale ecologische structuur. Het beheer ervan moet het ruimtelijk functioneren ervan blijvend mogelijk maken • Parkgebieden onderdeel van de natuurlijke structuur Op gemeentelijk niveau vormen de parken een belangrijk onderdeel van de natuurlijke structuur. Op sommige plaatsen vormen zij de overgang van de natuur naar de bebouwde ruimte. Op andere plaatsen zijn het groene eilanden in de woonomgeving. De gemeente kiest ervoor om de ruimtelijke behoeften van de functies die er plaatsvinden af te wegen te- gen de natuurlijke waarde van elk parkgebied afzonderlijk en van de specifieke omgeving van elk parkgebied. • Open ruimte vrijwaren

Binnen de gewenste nederzettingsstructuur worden met betrekking tot het plangebied van het Fort en het spoorlijntracé volgende concepten vooropgesteld: • Hiërarchie van de kernen De gemeente opteert ervoor om Kapellen als hoofdkern te selecteren. Bij de opvang van de behoefte aan bijkomende woningen, kleinhandel en voorzieningen zal dan ook Kapellen het grootste deel voor haar rekening nemen. • Kernversterking Het gemeentelijk woonbeleid zal in de eerste plaats gericht worden op versterking van de kernen, op inbreiding op maat van de dorpen en op het bestrijden van verdere uitzaaiing van bebouwing. Deze kernversterking is o.a. te realiseren door renovatie- en vervangings- bouw van bestaande woningen en door inbreiding op plekken met potentie hiervoor (open of te herstructureren plekken). • Differentiatie van de nederzettingsstructuur

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 23 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Binnen de gewenste toeristisch-recreatieve structuur worden met betrekking tot het plange- bied van het Fort en het spoorlijntracé volgende concepten vooropgesteld: • Toeristisch-recreatieve aandachtsgebieden De gemeente heeft een aantal natuurlijke en landschappelijk waardevolle gebieden en oe- fent daardoor een toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht uit op het grootstedelijk ge- bied, maar de provincie benadrukt de beperkte ruimtelijke draagkracht. • Voldoende recreatiemogelijkheden voor de plaatselijke bevolking De gemeente opteert voor verdere uitbouw van de lokale sport- en recreatiemogelijkheden, om een voldoende aanbod te voorzien voor de plaatselijke bevolking. Deze worden volgens de hiërarchie van de woonkernen ontwikkeld en gelokaliseerd.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 24 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Binnen de gewenste lijninfrastructuur worden met betrekking tot het plangebied van het Fort en het spoorlijntracé volgende concepten vooropgesteld: • Bovenlokale infrastructuren inpassen in de gemeentelijke behoeften De spoorlijn Antwerpen-Roosendaal is van IR-niveau (provinciaal), evenals het station van Kapellen, dat in het RSPA bindend geselecteerd werd als multimodale knoop voor perso- nenvervoer. Niet enkel het station is hierbij van belang, maar zeker ook de verknoping tus- sen trein, bus, fiets,… De link met de hoofdroute van het bovenlokaal fietsroutenetwerk langs de spoorlijn vormt hierin een niet te verwaarlozen element.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 25 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Het deelplan van het Fort is gelegen binnen de deelruimte rond de N11 en N111; deze deel- ruimte omvat de twee woonkernen (Kapellen en -Kapellen) en het open ruimte-gebied tus- sen beide. Hierin is de N11 de drager van de belangrijkste activiteiten. Het meest noordelijk deel van het spoorlijntracé is gelegen binnen de deelruimte groene hart met Anti-tankkanaal; deze deelruimte bevat een woonpark en diverse bos- en natuurgebieden en vormt zodoende het ecologische en recreatieve groene hart van de gemeente.

Voor de deelruimte rond de N11 en N111 wordt gesteld dat in en aan de randen van de be- bouwde omgeving de beken ingeschakeld worden in de creatie van de gewenste structuur: Zij kunnen de basis vormen van een groene dooradering van het woongebied, een groene vinger of de inrichting van een valleigebied als afwerking van de randen van de woonkern. Realiseren van een groene vinger Langs de Bunderbeek kan zodoende ter hoogte van het Fort van Kapel- len een groene vinger gerealiseerd worden. Ook wordt in deze deelruimte onderzoek voorzien naar het inschakelen in het ecologisch netwerk van het Fort van Kapellen en een perspectief voor de militaire terreinen. Voorlopig wordt dit gebied nog niet verlaten door het Belgisch Leger. Dit is nochtans waarschijnlijk in een verdere toekomst (vanaf 2010). Een mogelijke optie voor dit gebied kan dan zijn om het als ecologische verbinding in te schakelen bij het beheer van de vallei van de Bunderbeek. Hierbij gaat het dan vooral om het fort zelf en de grachten rondom. De militaire hangars zouden een mooie plaats voor een inbreidingsgericht woonproject kunnen zijn, maar er moet eveneens een oplossing gezocht worden voor de bodemverontreiniging van de site. De gemeente neemt zich voor om alle mogelijkheden verder te onderzoeken.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 26 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

De deelruimte groene hart, waarbinnen een deel van het spoorlijntracé gelegen is, wordt ge- vormd door de boscomplexen Klinkaardbos, Mastenbos en Wolvenbos, het parkachtig gebied Oude Gracht en de heidegebieden van het Klein Schietveld. Al deze gebieden zijn met elkaar en met grote eenheden natuur buiten de gemeente verbon- den. Deze relaties moeten behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. Het Anti- tankkanaal functioneert als natuurverbinding op bovenlokaal niveau. Tegelijk vormt dit kanaal een potentiële recreatieve route. Deze beide mogelijkheden sluiten elkaar niet uit indien er een evenwicht gezocht wordt tussen het natuurlijk functioneren en het aanleggen van een fietspad langs (gedeelten van) het Anti-tankkanaal. Op een aantal strategische plaatsen kan de natuur- lijke structuur lokaal ondersteund worden door het inrichten van ecologische verbindingen. De gemeente suggereert aan het Vlaams gewest dat de omgeving van Fort van Ertbrand, het do- mein den Uitlegger en (grensoverschrijdend) de verbinding naar het grenspark de Zoom hier- voor in aanmerking worden genomen. De hiervoor vermelde gebieden worden van elkaar ge- scheiden door lijninfrastructuren (spoorlijnen en Kalmthoutseweg) die zorgen voor barrières in het ecologische netwerk, zodat migraties doorheen het groene hart bemoeilijkt worden. Door op strategische plekken een link te leggen (bijv. door middel van ecotunnels, ecoducten, …) kun- nen deze barrières doorbroken worden. Ook het Beltenbos kan fungeren als ecologische ver- binding, met name tussen het domein Uitlegger (en verder naar het domein Oude Gracht) en het Klein Schietveld, op voorwaarde dat haar ecologische infrastructuur (natuurlijke begroeiing,

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 27 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

hoogstammen en ondergroei) gegarandeerd blijft en goed beheerd wordt. Het oud militair spoor kan opgenomen worden in het fietsroutenetwerk. Dit kan slechts op lange termijn, vermits de spoorlijnen nog in gebruik zijn (tot 2010).

Omwille van het zeer lage percentage sociale woningen in de gemeente wordt de ontwikkeling van sociale woningbouwprojecten nagestreefd. Er kan in de beide woonkernen gezocht worden waar er eventueel kleinschalige sociale projecten kunnen gerealiseerd worden. Aan de Fortsteenweg wordt de concentratie van zonevreemde woningen, die gelegen zijn in militair gebied, aangeduid. Er wordt voorgesteld om deze woningen dezelfde ontwikkelingsper- spectieven te geven als het aangrenzende woongebied.

De gemeente geeft de voorkeur aan zachte recreatie en het recreatief medegebruik van het landschap. Nieuwe grootschalige activiteiten met een blijvend karakter zijn niet gewenst van- wege de beperkte ruimtelijke draagkracht. Passieve recreatie kan zonder meer. Recreatiemo- gelijkheden dienen steeds aan de kernen, bestaande linten of bestaande recreatiegebieden gekoppeld te zijn. Hierbij dienen de ruimtelijke inpassing, de milieukundige aspecten, de bereik- baarheid en de verkeersveiligheid belangrijke criteria te zijn. Recreatieve eilanden binnen de open ruimte zijn niet gewenst. De kwaliteit van de bestaande fiets- en wandelpaden die door- heen de gemeente lopen moet versterkt worden (rustpunten voorzien, koppelen van horeca- voorzieningen aan het netwerk, oversteekplaatsen). De gemeente streeft naar de realisatie van een langzaam verkeersroute langsheen het Anti-tankkanaal. Deze route kan onderdeel uitma- ken van een groter regionaal netwerk. Daarnaast kunnen lokale fietsroutes bovenlokale vertak- kingen krijgen. De gemeente opteert verder voor het maximaal behoud van de bestaande re- creatieinfrastuctuur, voor zover de draagkracht van de omgeving niet wordt overschreden en de schoonheid van het landschap niet wordt aangetast. De zonevreemde hondenclub aan de Fortsteenweg wordt ondergebracht bij categorie 1 het- geen betekent het handhaven en/of vervangen van bestaande terreinen of gebouwen voor sport, recreatie en jeugdwerking, al dan niet met voorwaarden voor de inrichting en voor de bij-

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 28 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

behorende infrastructuur. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat rekening wordt gehou- den met het habitatrichtlijngebied Fort van Kapellen. Bij de uitwerking van een lokaal functioneel fietsroutenetwerk zijn de B. de Vadderlaan en de Fortsesteenweg geselecteerd als lokale fietsroutes type II. Deze zorgen voor de ontsluiting naar lokale fietsroutes type I of naar bovenlokale fietsroutes. Tussen de Fortsteenweg en de B. de Vadderlaan wordt het behoud van de bestaande doorsteek, als lokale fietsroute type III, voor- zien die een kortverbinding maakt in de wijk zodat de fietsers niet moeten omrijden.

Voor het RUP Fort en Spoorlijntracé zijn volgende bindende bepalingen van belang: • Ecologische verbindingen: ° beekvallei van de Bunderbeek ° Den Uitlegger als verbinding tussen het Klein Schietveld en het domein Oude Gracht • Woonkernen ° Putte-Kapellen ° Kapellen • Strategisch project: de groene vinger aan het Fort van Kapellen Als relevante maatregel wordt de opmaak van een beheersplan voor de groene vinger aan het Fort van Kapellen en de Bunderbeek voorzien.

Voor wat betreft het sociaal woonproject kan uit bovenstaande aangehaald worden dat bij de beschrijving van de deelruimte rond de N11 en N111 vermeld staat dat de militaire hangars een mooie plaats voor een inbreidingsgericht woonproject zouden kunnen zijn. Bij de gewenste ne- derzettingsstructuur staat eveneens dat er in de beide woonkernen gezocht moet worden waar er eventueel kleinschalige sociale woonprojecten kunnen gerealiseerd worden.

De inplanting van de bovenlokale gymhal is een nieuw gegeven dat voortvloeit uit het bovenlo- kaal sportinfrastructuurplan (zie paragraaf 2.5.2). Wel staat bij de ontwikkelingsperspectieven van de deelruimte dat voor de militaire hangars alle mogelijkheden verder onderzocht moeten worden.

2.5.1.2 Bovenlokale ruimtelijke structuurplannen

Het plangebied is gelegen in de gemeente Kapellen in de provincie Antwerpen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) werd definitief vastgesteld door de Vlaamse regering op 23 september 1997. De gemeente Kapellen behoort tot het buitengebied. De taakstelling bestaat eruit om de essen- tiele functies van het buitengebied, nl. natuur, landbouw, bos en wonen en werken, te vrijwaren. Het boscomplex Mastenbos-Wolvenbos en de heidegebieden van de Noorderkempen zijn structuurbepalend op Vlaams niveau. Volgens het planningsproces voor landbouw, natuur en bos en meer bepaald de regio - se Gordel & Klein Brabant komt het plangebied en omgeving niet in aanmerking voor een be- leidsmatige herbevestiging van het gewestplan voor de gebieden van de natuurlijke en agrari- sche structuur. Volgens de gewenste ruimtelijke structuur ligt het plangebied in het verstedelijkt bosgebied ten NO van Antwerpen - Westelijk deel.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 29 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Het spoorlijntracé gaat door het Wolvenbos en het complex Fort van Kapellen, Oude Gracht en Uitlegger. Voor deze gebieden staat het behoud en de versterking van bestaande, multifunctio- nele boscomplexen voorop: • Her en der in deze deelruimte komen multifunctionele boscomplexen voor die in samenhang met de landschappelijke context behouden en versterkt moeten worden. Deze bossen wor- den gedifferentieerd als natuurverwevingsgebieden. • Gebiedsgericht en in afweging met andere bosfuncties kunnen op bepaalde functies (natuur, landschap, cultuurhistorie, landbouw, bosbouw, recreatie, …) accenten gelegd worden. • Er wordt gestreefd naar een kwalitatieve versterking van de bosstructuur, gericht op een meer gevarieerde bosstructuur. Ecologisch waardevolle elementen worden behouden en versterkt. • Bosuitbreidingsdoelstellingen worden gerealiseerd door de bestaande of historische com- plexen en patronen te versterken of te herstellen rekening houdend met de landschapseco- logische en cultuurhistorische context. • Verspreid in het gebied kunnen belangrijke bestaande kastelen en/of kasteelparken liggen. De specifieke parkstructuur en vegetatiesamenstelling van de kasteelparken zijn belangrijke landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische te behouden elementen. Waar nodig wordt gestreefd naar een betere integratie van de parken met de omliggende bosbestanden. Voor het Fort worden volgende ontwikkelingsperspectieven voorgesteld: • Bij de Antitankgracht en in de eerste fortengordel van Antwerpen horen ook de aanliggende forten en schansen die ten minste vanuit de erfgoedwaarde in samenhang met elkaar wor- den benaderd. De forten van Ertbrand, Brasschaat, Kapellen, , en Oelegem zijn ook aangeduid als Habitatrichtlijngebied (voor vleermuizen). Alle forten hebben hier- naast ook nog in meerdere of mindere mate andere ecologische functies. Veelal is ook de recreatieve functie van groot belang. De Schans van Schilde wordt bijvoorbeeld uitgebaat als camping. • Voor de forten en schansen die belangrijk zijn als overwinteringsplaatsen voor vleermuizen, dikwijls soorten die bedreigd zijn in hun voortbestaan op internationaal niveau, kan het be- heer kan meestal beter afgestemd worden om deze rol te versterken (hoog vochtgehalte,

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 30 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

toegankelijkheid voor de vleermuizen verbeteren, structuurrijke wanden en nissen). In de omgeving van de forten en de schansen wordt de landschapsecologische kwaliteit verbeterd om ze geschikt te maken als foerageergebied voor de vleermuizen. Waterelementen en op- gaande groenlijnen (en andere kleine landschapselementen zoals bijvoorbeeld ruigten) zijn hierbij de belangrijkste waarden. • De verschillende functies worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd rekening houdend met het wettelijke kader (o.a. Habitatrichtlijn) zodanig dat duurzame instandhouding en her- stel van de soorten en habitats waarvoor deze domeinen werden aangemeld als Habita- trichtlijngebieden mogelijk is. • Bij verbouwing of aanpassing moet rekening gehouden worden met de erfgoedcomponent en de bouwfysische waarde. Uit bovenstaande blijkt dat de natuurlijke en landschappelijke waarden van het fort en omgeving maximaal bewaard en versterkt dienen te worden. Met voorliggend planopzet wordt hieraan tegemoet gekomen. De vleermuizenhabitat blijft bewaard en wordt bijkomend beschermd door de zone als natuurgebied te bestemmen en niet publiek toegankelijk te maken; bijkomend wordt volledig rondom een groenbuffer voorzien. Om het foerageren van vleermuizen te bevorderen worden groene corridors ingericht richting fort van Ertbrand en fort van Brasschaat. Enkel waar nu de militaire loodsen staan worden nieuwe ontwikkelingen gepland en bij de ruimtelijke inpas- sing staat de relatie met de omgeving en het historische verleden voorop.

Het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) werd door de Vlaamse Regering goedgekeurd op 10 juli 2001. Het plangebied ligt binnen de deelruimte ‘Antwerpse fragmenten’ en meer bepaald de ‘Ant- werpse gordel’. De Antwerpse gordel is een groenstructuur van grootstedelijk niveau verweven met de Antwerpse fragmenten en met een bijzondere functie voor het grootstedelijk gebied. De fortengordels vormen samen met sommige rivier- en beekvalleien en het anti-tankkanaal de ruggengraat van de gordel. Om als netwerk te kunnen functioneren is het noodzakelijk dat ruim- ten worden beschermd, gebufferd, vergroot en met elkaar verbonden. Landschapszorg en land- schapsbouw, de aanleg van nieuwe bossen of de uitbouw van de ecologische infrastructuur spelen bij het creëren van waardevolle open ruimte verbindingen een grote rol. Tussen de ver- spreide onderdelen van de gordel worden langzame verkeersverbindingen gerealiseerd. De buitenste fortengordel, waarvan het fort van Kapellen deel uitmaakt, is geselecteerd als ba- kenreeks. Bakens zijn visuele blikvangers die vaak fungeren als oriëntatiepunten in het land- schap. Zij verhogen de leesbaarheid van het landschap en de structuur van de open ruimte. Het ruimtelijk beleid richt zich op het behoud en de versterking van de zichtbaarheid ervan. De zo- genaamde zichtzone wordt gerespecteerd. Een bakenreeks is een gestructureerd geheel van bakens. Met betrekking tot het voorliggend plan zijn de volgende selecties relevant: • Natuurlijke structuur: ° Mastenbos en Wolvenbos als natuuraandachtsgebied, • Nederzettingsstructuur: ° Kapellen als hoofddorp type III en als woonkern, • Economische structuur: ° Antwerpsesteenweg als kleinhandelsconcentratie type IV, • Verkeers- en versvoerstructuur: ° N11 als secundaire weg type III, ° Spoorlijn Antwerpen-Roosendaal als onderdeel van het voorstedelijk vervoersnet, ° Station van Kapellen als multimodale openbaar vervoersknoop. Het RUP is in overstemming met bovenstaande provinciale visie. Doordat het RUP de uitbouw van groene corridors voorziet richting fort van Ertbrand en fort van Brasschaat worden open ruimte verbindingen gecreëerd die als ecologische infrastructuur verder uitgebouwd kunnen worden. Ook wordt het fortdomein maximaal gerespecteerd in een natuurzone en worden geen aangrenzende ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Bij de bepalingen van deze natuurzone staat de uitbouw van de vleermuizenhabitat voorop.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 31 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

2.5.2 Relatie met andere planprocessen

2.5.2.1 Kaderplan voor de fortengordels rond Antwerpen

Het kaderplan heeft tot doel om een ruimtelijke visie te ontwikkelen voor de inpassing van de fortengordels in het landschap waarbij de nadruk ligt op ecologische aspecten, een programma- tische invulling van de verschillende forten te zoeken en om de toegankelijkheid en ruimtelijke samenhang van de gordels te verhogen.

Dit plan vormt het overkoepelende plan waarbinnen lopende en toekomstige projecten rond de forten en de linies gaan kaderen. Het is onderdeel van het Interregproject “Forten en linies in grensbreed perspectief”.

In het kader van de opmaak van het RUP is op 12 mei 2011 reeds overleg gepleegd met de projectcoördinator Fortengordels rond Antwerpen met tot doel een maximale afstemming tussen beide planinitiatieven te bewerkstelligen.

Volgende visie wordt vooropgesteld: • Behoud van diversiteit en dus de eigenheid van de forten (behoud bestaande vereni- gingen, activiteiten, functies). Alle forten worden gezien als een schakel van een ket- ting, welke verder aangevuld of uitgebouwd kan worden. • Aanbod van nieuwe functies moet in samenhang zijn met de potenties van de plek en de omgeving. • Verbeteren zichtbaarheid/ herkenbaarheid van de forten. Dit kan door de oprukkende bebouwing niet tot aan het fort te laten komen. Of door materialisatie kenbaar te maken dat er een fort in de nabijheid gelegen is of aan een belangrijke weg of spoorweg. Dit naast de algemene randvoorwaarden voor het restaureren of invullen van het fort met een nieuw programma. • In gedachtegoed verankeren. Niet enkel zichtbaar/ herkenbaar maken maar ook draag- vlak en bewustwording van het erfgoed creëren. Dat mensen ervoor willen zorg dragen, dat de forten niet vergeten worden, dat mensen weten waarom er forten gebouwd zijn, welk nut de forten nu en in de toekomst hebben.

2.5.2.2 Bovenlokaal Sportinfrastructuurplan

De provincie Antwerpen heeft in 2009 een bovenlokaal sportinfrastructuurplan opgemaakt. Met dit plan heeft de provincie Antwerpen de behoeften aan bovenlokale sportinfrastructuur op een systematische manier in kaart gebracht. Het plan is het resultaat van een bevraging bij de Vlaamse Sportfederaties en hun provinciale afdelingen. Zij kregen de kans om hun behoeften aan sportinfrastructuur bekend te maken. Deze noden werden getoetst aan een afwegingskader met inhoudelijke parameters (aantal leden van de federatie, sportparticipatiecijfers, concept, realisatiegraad,…). Ook de provinciale sportraad en twee externe topsportadviseurs, met name Ivo van Aken en Frans Van den Wijngaert gaven hun advies.

Het bovenlokaal sportinfrastructuurplan kadert zowel in de strategische doelstelling: “het ver- sterken van de kwaliteit van het aanbod aan sportinfrastructuur en de sportbegeleiding in de provincie Antwerpen”, als in de daaruit voortkomende operationele doelstellingen: “het verho- gen van de kwaliteit van het aanbod van de eigen infrastructuur” en “het verhogen van het aan- bod en de kwaliteit aan externe bovenlokale infrastructuur”.

Dit onderzoek resulteerde in een lijst van vijftien prioritaire sportinfrastructuurnoden, waaronder een provinciale gymhal (goedkeuring sportinfrastructuurplan door deputatie op. 24 april 2008).

Uit de inventarisatie van de gymnastieksport zijn volgende resultaten van belang: • De gymfederatie (Gymfed) telde in 2010 95 clubs (34 %) en 32.667 leden (of 31 %) in de provincie Antwerpen. De provincie Antwerpen is de provincie met de meeste clubs en leden

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 32 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

van Vlaanderen. Opvallend is de grote concentratie aan gymnasten op de lijn Antwerpen – Mechelen en de regio Kapellen. • Het graat aantal leden in de provincie Antwerpen staat in schril contrast met de beperkte specifieke accommodatie die er aanwezig is. Momenteel zijn er in de provincie Antwerpen maar 3 turnhallen, met name Oud-, en . De afmetingen van deze hallen zijn te klein om alle disciplines goed te beoefenen. • Anno 2011 adviseert de Gymfed een provinciale ondersteuning voor 4 à 6 regionale gymac- commodaties i.p.v. van 1 top-gymhal (advies ten tijde van opmaak sportinfrastructuurplan). Dit past beter in hun structuur/visie qua topsportonderbouw en ruimtelijke spreiding. Ondermeer in Kapellen is er interesse voor dergelijke bovenlokale gyminfrastructuur aange- zien er in het noorden van Antwerpen een grote concentratie is aan gymclubs. In de ge- meenten Brasschaat, Brecht, Essen, , Kapellen en zijn er 11 clubs met in totaal 3.556 leden die hoofdzakelijk actief zijn in acro-gym, trampoline en ritmische gym- nastiek (zaal uitgerust met turnvloer, trampolines en valkuilen). In Essen, Kalmthout, Kapel- len, , Schoten en Stabroek zijn in 8 clubs 2.307 leden actief in artistieke gymnastiek en tumbling (zaal uitgerust met turnvloer, gymtoestellen en lange mat). • Gymfed adviseert een provinciale ondersteuning voor 4 à 6 regionale gymaccommodaties in plaats van 1 top-gymhal. Door meerdere bovenlokale projecten uit te bouw is er een bredere werking waarin meer getalenteerde jongeren zich kunnen ontplooien. Deze projecten moe- ten ook leiden tot een betere samenwerking tussen verschillende clubs met betrekking tot scouting, talentdetectie en doorstroming. • De gemeente Kapellen is bereid een stuk grond ter beschikking te stellen voor de bouw van een gymhal aan het fort van Kapellen. De locatie is goed bereikbaar en er is voldoende ruimte voor de bouw van een gymhal. De gemeente Kapellen heeft momenteel een aan- koopprocedure opgestart om de gronden te verwerven van de militaire overheid. De ge- meente is bereid een erfpacht te verlenen aan de provincie. In dit geval kan de provincie op- treden als bouwheer. • Ook in Mechelen en zijn er plannen om een gymhal een te bouwen. Deze realisa- ties, in combinatie met een gymhal in Kapellen, zorgen ervoor dat een groot deel van de provincie Antwerpen voorzien is van kwalitatieve, specifieke gyminfrastructuur.

2.5.2.3 Zimmermann project

De provincie Antwerpen is bezig met het Zimmermann project. De eerste kaart geeft een over- zicht van de hele zone, de tweede kaart geeft een detail van het kruispunt van de linie met de spoorlijn en kaart 3 toont de situatie in 1918, bij het nemen van de luchtfoto’s door Zimmer- mann.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 33 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 34 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

Het domein van het Fort van Kapellen is voor de onderzoekers nog blanco omdat dit domein ten zuiden van de Belgisch-Duitse linie ligt. Het is mogelijk dat er restanten te vinden zijn van enkele ondersteunende bunkers uit de achterste linies, maar hier is nog geen informatie over.

Het tracé van de spoorlijn gaat wel dwars door de linie, en op een heel interessante plaats: het Oude Gracht Domein / De Uitlegger. Hier zijn veel bunkers bewaard uit de Duitse linie van 1917 (al een 7-tal binnen een buffer van 50 meter van het spoor), bovengronds bewaarde loopgraven en een paar van de zeldzame Belgische bunkers uit 1914 (in totaal maar 7 gevonden in de linie van de Schelde tot Turnhout).

2.5.2.4 Gemeentelijk Sociaal Objectief

Op 27 maart 2009 werd het decreet grond- en pandenbeleid goedgekeurd door het Vlaams Par- lement. Dit decreet voorziet in tal van maatregelen van invloed op de grond- en pandenmarkt. Eén van die maatregelen voorziet in een sociaal objectief per gemeente. Dit objectief legt een aantal te realiseren sociale woningen op per gemeente voor de periode 2009-2020. Het sociaal objectief bestaat uit sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en sociale kavels. De drie categorieën samen vormen het sociaal objectief. De gemeente Kapellen dient tegen 2020 177 huurwoningen, 116 koopwoningen en 4 sociale kavels te realiseren. Voor de gemeente is het niet evident deze woonbehoefte te realiseren bin- nen haar bestaande woonaanbod. De gemeente heeft er voor gekozen om dit objectief te reali- seren aan de hand van kleinschalige projecten die verspreid worden over de hele gemeente en dit telkens voor zover de projecten inpasbaar zijn en overeenstemmen met de ruimtelijke draagkracht van het gebied. In tussentijd zijn 14 huurwoningen en 5 koopwoningen gerealiseerd. Om het sociaal objectief te behalen zijn volgende projecten gepland: • Antwerpsesteenweg : 10 huurwoningen (in uitvoering – verhuur 2012) • Stationstraat : 6 huurwoningen (in uitvoering – verhuur 2012) • Gasstraat : 3 koopwoningen (aanbesteed – start 2012)

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 35 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

• Kazerneweg / voetbeek : 5 koopwoningen (verkocht) • VK Bloemenlaan : 8 koopwoningen (in uitvoering) • Kalmthoutsesteenweg : 10 koopwoningen (sloop gestart) • Knotwilgstraat – Wilgenstraat : 26 huurwoningen (start 2013) • Engelselei : 10 huurwoningen (aangepast voorontwerp in- dienen) • Hoek Klinkaardstraat x Ertbrandstraat : 26 huurwoningen (vergunningsprocedure is lopende) • Akkerstraat – Abeeldreef : 6 huurwoningen (grond verwerven) • Ertbrandstraat x Oude Ertbrandstraat : 13 huurwoningen • Verkaveling Van Looveren WUG Putte : 16 koopwoningen (vergunningsprocedure is lopende) • Hoogboomsteenweg x school “De Platanen” : 9 huurwoningen • Fort Kapellen : 50 koopwoningen Onderstaande projecten kunnen mogelijks gerealiseerd worden: • Hoogboomstreenweg Croda : 1 huurwoning • Marktplein : 24 koopwoningen • Abeeldreef : 6 huurwoningen • Antwerpsesteenweg site driehoek AC • Chr. Pallemansstraat 25

Zoals hierboven is weergegeven wordt de site Fort Kapellen als een te realiseren project voor koopwoningen opgegeven. Het is namelijk belangrijk dat de gemeente elke opportuniteit, zoals het vrijkomen van een voormalige militaire site, aangrijpt om het sociaal objectief te kunnen rea- liseren. Op het woonoverleg van 22 september 2011 is dit project besproken. De verschillende partners (Wonen Vlaanderen, De Ideale Woning, Arro, SVK, OCMW en de gemeente) steunen het pro- ject. Het is immers een uniek project voor sociale woningen; zo groen wonen zo kort bij het cen- trum van de gemeente Kapellen.

2.6 Alternatieven

2.6.1 Doelstellingsalternatieven

Bij de doelstellingsalternatieven wordt onderzocht of het vooropgestelde programma voldoende onderzocht en afgewogen is ten aanzien van andere mogelijke programma’s.

2.6.1.1 RUP Fort

De te onderzoeken doelstellingen voor voorliggend plan hebben in hoofdzaak betrekking op de nieuwe ontwikkelingen, zijnde de sociale woningbouw en de sporthal. De overige functies zijn natuur en bos hetgeen een bestendiging betreft van de bestaande situatie. Door deze functies alsdusdanig te bestemmingen worden garanties inzake behoud geboden.

De optie voor sociale woningbouw wordt verantwoord doordat in het GRS vermeld staat dat de locatie van de militaire hangars, gelegen naast het fort, een mooie plaats zou zijn voor een in- breidingsgericht woonproject. Bovendien maakt de site, conform de gewenste nederzettings- structuur, deel uit van de kern van Kapellen. Ook betreft het een kleinschalig project met een maximum van 50 woonentiteiten.

De keuze voor de sporthal vloeit voort uit het bovenlokaal sportinfrastructuurplan waarin gesteld wordt dat in deze regio er een grote nood is aan gyminfrastructuur op provinciaal niveau. Er is geopteerd voor een provinciale gymhal waarin de gymnasten kunnen trainen. Het is niet de be- doeling dat hier wedstrijden in gehouden worden. Gelijktijdig kan deze planoptie verantwoord worden doordat in het GRS staat voor de militaire hangars alle mogelijkheden verder onder-

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 36 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

zocht moeten worden. Gelet op de vraag naar een gymhal en de opportuniteit van het vrijkomen van een grote site waarbinnen ruimte is voor oprichting van een sporthal in het centrum van Kapellen kan deze planoptie als een goede optie weerhouden worden.

Binnen het plangebied is eveneens een hondenclub gehuisvest. In het GRS wordt deze hon- denclub aan de Fortsteenweg ondergebracht bij categorie 1 hetgeen betekent het handhaven en/of vervangen van bestaande terreinen of gebouwen voor sport, recreatie en jeugdwerking, al dan niet met voorwaarden voor de inrichting en voor de bijbehorende infrastructuur. Een be- langrijke randvoorwaarde hierbij is dat rekening wordt gehouden met het habitatrichtlijngebied Fort van Kapellen. Gezien de natuurwaarden binnen het Habitatrichtlijngebied en de aanwezig- heid van een fort dat visueel momenteel door deze hondenclub verstopt wordt, wordt ervoor geopteerd om een uitdoofbeleid voorop te stellen. Op die manier kan na stopzetting van deze activiteit het natuurgebied terug uitgebreid worden en kan het zicht op het fort opnieuw gevrij- waard worden in functie van landschapsbeleving.

2.6.1.2 RUP Spoorlijntracé

De gewenste functie van het tracé is onderzocht en is tweeledig. Het eerste deel, tussen het station en het fort van Kapellen, krijgt een centrumondersteunende functie. Momenteel is er een parkeertekort in het centrum dat op deze plekken kan opgelost worden. Anderzijds biedt deze vrijkomende ruimte de mogelijkheid om bijkomende doorsteken voor fietsers en voetgangers te krijgen in het kader van een meer duurzame verkeersafwikkeling.

Het tweede deel van het tracé krijgt een recreatieve verbindingsfunctie. Het vrijkomende tracé biedt immers opportuniteiten voor de wandelaars en ruiters in de gemeente. Ook fietsers zijn onderzocht maar voor fietsers dient een verhard pad te worden aangelegd. Aangezien het tracé door waardevolle natuurgebieden gaat is een bijkomende ruimte-inname of verharding in deze strook niet gewenst. Enkel de gebruikers die geen specifieke nieuwe infrastructuur vergen ko- men in aanmerking. Het voorstel bestaat erin om wandelaars en ruiters elk aan een andere zij- de van het spoor toe te laten om geen hinder tussen beiden te veroorzaken. Gelijktijdig zullen de sporen behouden blijven ten behoeve van railbikes. Ook voor deze recreatievorm is geen nieuwe infrastructuur nodig en volstaat het huidige spoor. Bij gelijktijdig gebruik van ruiters en railbikes wordt een alternatief over Heidestraat-Zuid geboden voor de ruiters om de paarden geenszins op te schrikken. Er is reeds uitvoerig overleg gepleegd tussen de verschillende be- langhebbenden (zie paragraaf 1.3.2).

2.6.2 Locatiealternatieven

Bij de locatiealternatieven wordt onderzocht of deze locatie het meest geschikt is voor het voor- opgestelde programma.

2.6.2.1 RUP Fort

Voor de sociale woningbouw opteert de gemeente er in haar woonbeleidsplan voor om ver- spreid over de gemeente diverse kleine projecten te realiseren en dit in overeenstemming met de draagkracht van het gebied. Het voorstel om in het noorden van het domein een project met maximum 50 sociale woningen te realiseren is in overeenstemming met de draagkracht van de plek. De site sluit immers aan bij het centrum en is momenteel sterk bebouwd. Het te realiseren programma zal qua ruimte-inname kleinschaliger zijn. Ook wordt de relatie met de omliggende forten mogelijk gemaakt door het creëren van bouwvrije groene corridors. Naast een centrale ligging is de site ook goed bereikbaar. De site ligt op wandelafstand van het station van Kapel- len en vlak nabij de eindhalte van de bussen. Ook voor fietsers is de afstand tot het fietspaden- netwerk kort.

De locatie voor de sporthal wordt eveneens verantwoord door de centrale ligging in het centrum van Kapellen en vlak nabij diverse scholen. Ook hier is de goede bereikbaarheid voor trein-, bus- en fietsverkeer zeer belangrijk. Bijkomend word de locatiekeuze mede verantwoord door

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 37 van 91

SITUERING EN BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED

de vrijgekomen oppervlakte van de site. Een sporthal heeft met name een specifieke afmeting die zodanig ruim is dat ze ruimtelijk moeilijk vindbaar is in het centrum van Kapellen. Het vrijko- men van deze site biedt dus ook een opportuniteit om een grootschalige infrastructuur toch nog op een centrumlocatie onder te brengen. Andere locaties in de gemeenten zijn meer perifeer gelegen en behoeven allen een aansnijding van of landbouwgebied of natuurgebied. In dit geval worden loodsen afgebroken en komt een nieuw gebouw in de plaats.

Er wordt voor geopteerd om de woningen aan de noordzijde te huisvesten en de sporthal aan de westzijde en dit in functie van de relatie met de omgeving. De sporthal betreft de meest grootschalige infrastructuur en wordt om die reden beter zo dicht mogelijk bij de bestaande be- bouwing en de spoorlijn gepositioneerd. De woningen zijn kleinschaliger, zeker qua bouwhoog- te, en kunnen beter geïntegreerd worden in het landschap. Ook naar verkeersdynamiek wordt een hogere dynamiek verwacht voor de sporthal, hetgeen geconcentreerd wordt op piekmo- menten. Bij de woningen is de dynamiek kleiner en meer verspreid waardoor de impact kleiner zal zijn.

2.6.2.2 RUP Spoorlijntracé

Aangezien de planoptie een functiewijziging van een voormalig spoorlijntracé inhoudt, worden geen alternatieve locaties onderzocht.

2.6.3 Inrichtingsalternatieven

Inzake inrichting is in het RUP geopteerd om bepaalde zaken nog vrij te laten of indicatief te bepalen om toch nog bepaalde vrijheden in te bouwen. Voor het bepalen van de wandelroutes in natuurgebied is het belangrijk dat er voorafgaand onderzoek gebeurd naar de vliegroutes van de vleermuizen zodat deze niet gestoord worden. Het RUP zal enerzijds vastleggen dat dit on- derzoek moet gebeuren en anderzijds de locatie vrijlaten om een verschuiving in functie van dit onderzoek mogelijk te maken. Voor de grachtengordel wordt opgenomen dat herstel mogelijk is in functie van het integraal waterbeheer. De mogelijk is er, maar de verplichting niet.

Voor de sociale woningenbouw wordt geopteerd voor woonvormen die qua vormgeving een relatie leggen met de voormalige militaire loodsen en die zodanig geconcipieerd worden dat lichtverstoring naar de natuurzone minimaal is. De sporthal, het meest volumineuze gebouw, wordt ondergebracht nabij de spoorlijn en bijge- volg het dichtst bij de bebouwing van het centrum van Kapellen.

2.7 Grensoverschrijdende effecten

Het plangebied grenst niet aan gewest- of landsgrenzen. Overigens heeft het plangebied een beperkte grootte en schaal en heeft het programma een beperkte impact. Om die reden worden dan ook geen grensoverschrijdende effecten verwacht.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 38 van 91

3 AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

3.1 Plan-m.e.r.-plicht

De plan-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering hou- dende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapporta- ge, meer bepaald bijlagen 1 en 2 van het uitvoeringsbesluit van 10 december 2004 (B.S. 17/02/2005). De activiteiten (toerisme en recreatie – sport - kleinschalig woonproject – bestendiging natuur – omzetting van een voormalige militaire spoorlijn naar een recreatief pad) die binnen het plano- logisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden vallen hier niet onder. Uit nazicht van bijlage 2 ‘toerisme en recreatie’ blijkt immers dat de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden: • geen betrekking hebben op vakantiedorpen, hotelcomplexen buiten stedelijke zones, per- manente kampeer- of caravanterreinen, themaparken, skihellingen, skiliften en kabelspoor- wegen, met bijhorende voorzieningen, - met terreinoppervlakte van 5ha of meer, of - met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenauto- equivalenten per tijdsblok van 2 uur. • geen betrekking hebben op jachthavens, - met 250 of meer vaste ligplaatsen - met 100 of meer vaste ligplaatsen in of met een betekenisvolle invloed op een be schermd gebied • geen betrekking hebben op de aanleg van golfterreinen van 9 holes of meer. Ook heeft de planoptie geen betrekking op een stadsontwikkelingsproject waarin onder meer de bouw van 1000 of meer woongelegenheden is voorzien.

3.2 Noodzaak tot passende beoordeling

3.2.1 Speciale beschermingszones

Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in of in de nabijheid van het plangebied gelegen. Vanuit dit criterium is geen passende beoordeling vereist.

Het plangebied van het RUP Fort maakt onderdeel uit van het Habitatrichtlijngebied (SBZ-H) ‘Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat’ (BE2100045). De afbakening van het SBZ-H-gebied is een complex van oude forten, schansen en bunkers, inclusief historische grachten, van de eerste en tweede verdedigingsgordel rond Antwerpen en heeft een oppervlakte van 359 ha. Gezien de ligging van het plangebied kunnen er effecten ontstaan zoals ecotoop- en habitatin- name, toename barrièrewerking, verstoring, wijziging van de hydrologie (tijdelijk) en onrecht- streeks verontreiniging die de natuurwaarden van dit NATURA2000 gebied kan beïnvloeden. Bijgevolg is er een passende beoordeling opgemaakt voor RUP Fort. Dit rapport is in bijlage 2 toegevoegd.

De noordelijke punt van het plangebied RUP Spoorlijntracé valt binnen het Habitatrichtlijngebied ‘Klein en Groot Schietveld’ (BE2100016) en ligt op 50 m van het SBZ-H ‘Historische fortengor-

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 39 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

dels van Antwerpen’ (BE2100045).Omdat het spoorlijntracé enkel een invulling krijgt als zachte recreatieve as (wandel-, railbike en ruiterroute) wordt er geen structurele impact verwacht op het Habitatrichtlijngebied. Om dit te motiveren is geïntegreerd in deze nota een voortoets 1 op- gemaakt die de mogelijke effecten van het RUP bekijkt op de SBZ’s.

Zie Kaart 7: Natura 2000

3.2.2 Beschrijving Habitatrichtlijngebied ‘Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat’

Dit SBZ-H omvat delen van de gemeenten Antwerpen, Beveren, , , , , Kapellen, Lier, Mechelen, Mortsel, , Puurs, , Schoten, Sint-Katelijne- Waver, Stabroek, Temse en met een totale oppervlakte van 359 ha. Het SBZ-H werd aan de Europese Commissie voorgesteld met volgende omschrijving:

‘Voor een duurzame instandhouding van deze soorten is het aanduiden van zowel winter- als zomerverblijfplaatsen noodzakelijk. De fortengordel vervult zeker als winterverblijfplaats een belangrijke rol. Het is een complex van oude forten, schansen en bunkers, inclusief historische grachten, van de eerste en tweede verdedigingsgordel rond Antwerpen.’

3.2.2.1 Criteria aanwijzing

Dit gebied werd voorgesteld als Habitatrichtlijngebied voor volgende habitats en soorten:

• Habitats van bijlage I 3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition 4030 Droge Europese heide 6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) 9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de ondergroei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) 9160 Sub-Atlantische en midden-Europese wintereikenbossen of eiken-haagbeukbossen be- horend tot het Carpinion-betuli 9190 Oude zuurminnende eikenbossen met Quercus robur op zandvlakten 91E0* Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion inca- nae, Salicion albae * Europees prioritair habitattype

In de omgeving (1.000 m) van het plangebied zijn de habitattypen 9120 en 9190 aanwezig (Fi- guur 3). Bij het opstellen van de instandhoudingsdoelstellingen (zie verder), werd vastgesteld dat de percelen in het plangebied gekarteerd als 9190, eigenlijk behoren tot het habitattype 9120. Bij een terreinbezoek in het voorjaar 2011 kon worden vastgesteld dat er binnen het fort- domein ook aanzienlijk wat heidevegetatie (type 4030) aanwezig is.

1 Plangebied = de voormalige spoorlijn van de Koning Albertlei tot de Oude Gracht Studiegebied = het gebied tot waar effecten mogelijks kunnen reiken ten gevolge van het voorliggend RUP.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 40 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

Situering van de beschermde habitattypes ten aanzien van het plangebied

• Bijlage II-soorten van de Habitatrichtlijn: Vissen Cobitis taenia – Kleine modderkruiper

Zoogdieren Myotis dasycneme - Meervleermuis Myotis emarginatus - Ingekorven vleermuis

In september 2010 werd door de Vleermuizenwerkgroep vzw onderzoek gedaan naar zwerm- gedrag rond enkele Antwerpse forten. Op 18 september 2010 werden 7 soorten gevangen op het fortdomein van het fort van Kapellen waaronder Ingekorven vleermuis.

• Bijlage IV-soorten van de Habitatrichtlijn: Zoogdieren Myotis daubentonii - Watervleermuis Myotis Brandtii/ Myotis mystacinus - Brandts vleermuis/ Gewone baardvleermuis Myotis nattereri - Franjestaart Plecotus auritus/ Plecotus austriacus - Gewone grootoorvleermuis/ Grijze grootoorvleermuis Pipistrellus sp. - Ruige dwergvleermuis/ Gewone dwergvleermuis/ Kleine dwergvleermuis Nyctalus noctula - Rosse vleermuis Eptesicus serotinus - Laatvlieger Myotis bechsteini - Bechsteins vleermuis

Het fort van Kapellen fungeert als overwinteringsplaats voor ongeveer 95 vleermuizen (Tabel 1), met vooral Watervleermuis en Gewone dwergvleermuis en beperkter Baard/Brandts vleer- muis, Franjestaart en grootoorvleermuis. Tijdens het zwermonderzoek in september 2010 werden rond het fort naast Ingekorven vleer- muis, ook Watervleermuis, Baardvleermuis, Franjestaart, Gewone grootoorvleermuis, Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis gevangen. Tijdens de zomermaanden werden min-

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 41 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

stens Gewone dwergvleermuis en Watervleermuis foeragerend boven het fortdomein en de fortgracht vastgesteld.

Tabel 1. Vleermuizen binnen het plangebied (Opstaele et al. 2010) Soort Rode Lijst status* Soortenbesluit Habitatrichtlijn Actuele populatie Potenties

Brandts vleermuis/ B X IV 19 goed Gewone baardvleermuis VB X IV Franjestaart VB/B X IV 15 goed Gewone dwergvleermuis/ NB X IV Ruige dwergvleermuis/ VB X IV 31 matig Kleine dwervleermuis no/Z X IV Gewone grootoorvleermuis/ VB X IV 2 matig Grijze grootoorvleermuis B X IV Watervleermuis NB X IV 30 matig * Rode Lijst Vlaanderen (Criel et al. 1994, Decleer K. 2007): B: bedreigd, NB: momenteel niet bedreigd, VB: vermoede- lijk bedreigd, Z: zeldzaam, no: niet opgenomen

3.2.2.2 Korte beschrijving van de in het Habitatrichtlijngebied en nabij het plangebied voorkomende habitats volgens de Habitatrichtlijn2

• 4030 Droge Europese heide Droge heidevegetaties bestaan uit formaties van altijdgroene dwergstruiken, gedomineerd door Struikhei. De aspectbepalende laag is vaak niet hoger dan 1 m. Plaatselijk kan boom- of stru- weelopslag van Grove den, Zomereik, Ruwe berk, Sporkehout, Brem, Jeneverbes of bramen aanwezig zijn. Deze halfnatuurlijke vegetaties zijn van nature rijk aan mossen en korstmossen, vooral op oudere leeftijd als de heidestruiken open vallen. De vegetatiestructuur en samenstel- ling hangt sterk af van het gevoerde beheer en de voorgeschiedenis en van de ouderdom van Struikhei. De gemeenschappen kunnen zowel soortenarm (zandbodems) als soortenrijk (lemige bodem en voormalig beakkerde heidebodems) zijn. Grassen zoals Pijpenstrootje, Bochtige smele en Fijn schapengras hebben steeds een gering aandeel in goed ontwikkelde heiden.

In Vlaanderen onderscheidt men drie verschillende heidetypen: ° droge heide met veel mossen en kortsmossen: de structuurrijke heides met een belangrijk aandeel oude struiken die opengevallen of afgestorven zijn waardoor het licht- en compe- titieregime erg verandert; Dit type komt vooral voor op vlakke, droge podzolgronden met een strooisellaag van wisselende dikte. ° gedegradeerde droge heiden met dominantie van Pijpenstrootje of Bochtige smele. ° droge heide met Bosbes: de heiden met een verdere ontwikkeling van het humusprofiel, waarbij Blauwe bosbes abundanter wordt. Dit type vormt vaak een overgang naar Eiken- Berkenbos. ° droge heide met Rode dophei: de heiden met de zeldzame Rode dophei. Relicten worden onder andere gevonden in bermen, op paadjes en kapvlakten. Floristisch wijken de vege- taties niet af van de droge heide met Struikhei. Het bodemtype is vaak hetzelfde, hoewel de soort vaak lijkt voor te komen op niet puur zand-bodems. ° Droge heiden met open Bremstruwelen: waarbij de heidestruiken groter worden dan ge- woonlijk onder invloed van de stikstof in de wortelknolletjes van Brem. In andere struwe- len zijn ook soorten van heischraal grasland of van graslanden van het Struisgrasverbond aanwezig. Andere begeleidende soorten zijn Gaspeldoorn en bramen en zeldzaamheden als Stekelbrem en Kruipbrem. Een zeldzame parasiet op Brem is de Grote bremraap.

De faunawaarden zijn in hoofdzaak afhankelijk van de aanwezigheid van voldoende afwisseling in vegetatiestructuur. De soortenrijkdom is groot, met opvallend veel waterminnende soorten: Levendbarende hagedis, Gladde slang en Adder, Bastaard- en Groende zandloopkevers, roof- vliegen, wilde bijensoorten, solitaire graafbijen en graafwespen, talrijke sprinkhanen zoals Knopsprietje, Snortikker en Heidesabelsprinkhaan, talrijke nachtvlinders zoals Nachtpauwoog,

2 Decleer K. (red.), 2007

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 42 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

Bruine heispanner en Granietuil en typische broedvogels zoals Nachtzwaluw, Boomleeuwerik, Roodborsttapuit en Boompieper.

Milieukarakteristieken: Dit habitattype komt veelal voor op droge, zure voedselarme zandgron- den, waar door eeuwenlange uitloging een goed ontwikkeld podzolprofiel is ontwikkeld. Dit typi- sche bodemprofiel wordt gekenmerkt door een donkere sterk humeuze A1-horizont, met daar- onder een askleurige, uitgeloogde A2-horizont, gevolgd door een donker gekleurde, vaak verkit- te inspoelingshorizont waarin ijzer, aluminium en/of organische stof zijn geaccumuleerd. Droge heiden kunnen ook voorkomen op iets voedselrijkere bodems zoals lemig zand. De afbraak van het bodemmateriaal verloopt traag, waardoor een humuslaag gevormd wordt. Heidevegetaties komen alleen voor bij een koel, gematigd klimaat met een hoge luchtvochtigheid gedurende het grootste deel van het jaar. De vegetatie is gevarieerder naarmate de bodem beter gebufferd is tegen verzuring. Droge heiden zijn in principe grondwateronafhankelijk, waarbij het grondwater meer dan een meter onder het maaiveld kan wegzakken.

Verspreiding: Dit in Vlaanderen zeer zeldzame habitat komt voor in de Kempen, met het zwaar- tepunt in Midden-Limburg en de Hoge Kempen. Grote heidegebieden liggen voornamelijk in de militaire domeinen en enkele Vlaamse natuurreservaten zoals de Kalmthoutse Heide, de Me- chelse Heide en de Teut-Tenhaagdoornheide. Kleine heideterreinen en relicten zijn aanwezig op de toppen van de Diestiaanheuvels, op dekzanden en andere geïsoleerde zure bodems in Brabant en Oost- en West-Vlaanderen.

Bedreigingen: ° Veel heiden werden in het verleden in landbouwgrond omgezet, bebouwd of actief be- bost. Actueel is vooral spontane verbossing door gebrek aan beheer een oorzaak van habitatverlies. ° Eutrofiëring en verzuring leiden tot achteruitgang van de structuur en soortenrijkdom. Bij hoge atmosferische stikstofdeposities en accumulatie van stikstof in de bodem treedt, na het openvallen van het vegetatiedek, vergrassing van de heide op. Hierbij ontstaan gede- gradeerde droge heidevegetaties met een dominantie van Bochtige smele (BWK: Cd) of Pijpestrootje (BWK: Cm). De oorzaken van vergrassing zijn complex. Droge pijpestrohei- des ontstaan op plaatsen waar struikheide overstoven wordt met zand. Ook een sterk schommelende grondwaterstand, brand en het optreden van keverplagen van Heide- haantje zijn mogelijke oorzaken van vergrassing. ° Vanuit bosbranden kan Adelaarsvaren sommige heiden binnendringen en overwoekeren. De precieze oorzaken zijn onduidelijk. ° Oude, structuurrijke, droge heiden met veel mossen en korstmossen zijn zeer gevoelig voor betreding en overwoekering van open zandbodems door het Grijs kronkelsteeltje, een Amerikaanse mossoort die in dit type milieu overal sterk oprukt. ° De bestaande heiderelicten zijn vaak klein en daardoor extra kwetsbaar voor diverse vor- men van verstoring of aantasting. ° Grootschalige heidebranden zijn vooral voor de fauna nadelig en kunnen ook vergrassing in de hand werken. ° Faunaverstoring ten gevolge van intensieve recreatie.

• 9120 Atlantische zuurminnende beukenbossen met Ilex en soms ook Taxus in de onder- groei (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion) Deze beukenbossen komen voor op zure bodems in zowel laagland als montaan gebied, onder een vochtig, Atlantisch klimaat. De variant die in onze streken voorkomt is het ‘sub-Atlantisch, Beuken-Eikenbos van vlaktes en heuvels met Hulst’. De boomlaag van dit bostype kan gedomi- neerd worden door eik als gevolg van het vroegere middel- en hakhoutbeheer. Bij ontbreken of extensiveren van het beheer kunnen Beuk en vaak ook Hulst spontaan verjongen in deze be- standen.

In onze streken beantwoorden de eikenmengbossen en Eiken-Beukenbossen op voedselrijkere zand- en zandleemgronden, en de zuurminnende beukenbossen op uitgeloogde leempakketten het best aan dit type. Volgende subtypen worden onderscheiden:

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 43 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

° Het Wintereiken-Beukenbos op tertiair zand in het Brabants district (Fago-Quercetum pe- traeae). ° Het Zomereiken-Beukenbos op de iets rijkere, beperkt doorlaatbare, eerder lemige zand- gronden en zandleemgronden van de Vlaamse zandrug worden door sommigen als een apart type beschouwd (Atlantische variant van het voorgaande: Violo-Quercetum roboris). ° In het Gierstgras-Beukenbos (Milio-Fagetum) is de kruidlaag soms iets rijker, met ook sporadisch Bosanemoon en Groot heksenkruid. Dit type is echter arm om bij Eiken- Haagbeukenbos (habitattype 9160) te worden gerekend. Het kan evenmin onder het Lu- zulo-Fagetum (habitattype 9110) worden gecatalogeerd, gezien het ontbreken of zeer zeldzaam voorkomen van de kensoort Witte veldbies en het uitgesproken (sub)Atlantisch karakter van het Brabants district, waarbinnen dit bostype bij ons voorkomt.

In beide eerste types is bij ons vaak eik (zowel Zomer- als Wintereik) dominant aanwezig, maar Beuken verjongen en groeien er vrij goed, naast plaatselijk ook Gewone esdoorn, Gewone es en Zoete kers. In de struiklaag komt vooral veel Hazelaar voor. Gelderse roos en Haagbeuk kunnen ook voorkomen. Typische plantensoorten uit de kruidlaag zijn o.a. Bochtige smele, Ade- laarsvaren, Blauwe bosbes, Wilde kamperfoelie, Hengel, Valse salie en Gladde witbol. De rijke- re varianten hebben Lelietje-van-dalen en Dalkruid. Bramen overheersen bij recente verstoring.

Milieukarakteristieken: Dit is het natuurlijke bostype van de zwak lemige zandgronden. Het komt voor op voedselarme en zure, droge tot min of meer vochtige minerale bodems.

Verspreiding: Dit bostype, en zeker goed ontwikkelde vormen ervan, is zeldzaam in Vlaande- ren. Het type komt voor op de Vlaamse zandrug, in de Lage Kempen en de Tertiaire zandkop- pen in het Brabants district.

Bedreigingen: ° Dit bostype is extreem gevoelig voor eutrofiëring en verzuring door atmosferische deposi- ties en voor inspoeling van hoger gelegen plateaus en aangrenzende akkers. ° Overwoekering van de struiklaag door Amerikaanse vogelkers, Amerikaans krenten- boompje, Rododendron. ° Bodemerosie en/of bodemcompactie degradatie door intensieve recreatie of exploitatie (vooral Gierst-Beukenbos). ° Aanplanten van exoten (naaldhout, Amerikaanse eik, …) of monotone jonge beukenaan- plantingen. ° Grootschalig en/of intensief kapbeheer met grondbewerking, heraanplant en overexploita- tie leiden tot habitatdegradatie met weinig oude bomen, dood hout en een zwakke struc- tuurontwikkeling. ° Versnippering. ° Verdroging door waterwinning, drainage of ontwatering. ° Een te hoge wildstand bemoeilijkt natuurlijke verjonging.

• 9190 Oude zuurminnende bossen met Quercus robur op zandvlakten Dit habitatype omvat de zuurminnende, oligotrofe Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarme, vaak gepodsoliseerde of slecht doorlaatbare kwartaire dekzandgronden met Zomereik, Ruwe en Zachte berk, vaak gemengd met Lijsterbes en Ratelpopulier. In mindere mate komen ook Wintereik en Beuk voor. Sommige auteurs maken hierbij onderscheid tussen een Zomereiken- en een Wintereiken-berkenbos, waarbij dit laatste type enkel voorkomt in de Hoge Kempen.

Het Zomereikenberkenbos kent een vrij groot potentieel verspreidingsgebied, op de voedselar- me zanden in de Kempen en plaatselijk op de armste plaatsen op de Vlaamse zandrug. Bij een strikte interpretatie worden alleen de ‘oude’ bossen tot het habitattype gerekend, met een goed ontwikkelde structuur, inclusief volgroeide bomen van ondermeer Eik en logischerwijze dus reeds minstens 100 jaar bos. De grote meerderheid van de bossen die volgens de Biologische Waarderingskaart tot dit type worden gerekend (qb) zijn echter relatief recente verbossingen met loofhout ofwel oudere, actieve heidebebossingen (meestal met naaldhout, waarbij voldoen-

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 44 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

de natuurlijke loofhoutopslag aanwezig is). Jonge bosbestanden, ontstaan door spontane ver- bossing of omvorming van naaldhout, worden in principe niet tot het habitattype gerekend. Bo- vendien bevinden veel van de jonge bossen zich nog in een pionierstadium, waarbij de ontwik- keling van een bosbodem nog aan de gang is. De huidige vegetatie is daarom niet steeds een afspiegeling van het werkelijke climaxbos: het aanwezige Eiken-Berkentype is vaak een suc- cessiestadium naar Eiken-Beukenbos (habitattype 9120).

De struiklaag is zwak ontwikkeld en bevat Sporkehout en berk en verder ook sporadisch Wilde lijsterbes. De kruidlaag is arm en bestaat vooral uit Bochtige smele, Blauwe bosbes, Struikhei en andere grassen en kruiden van zure bodems. Pijpestrootje groeit op vochtige plekken. Ver- der komt vaak een dichte moslaag voor met vooral Klauwtjesmos.

Milieukarakteristieken: Dit bostype komt voor op zeer voedselarme, vaak gepodsoliseerde of hydromorfe kwartaire dekzandgronden. Het grondwaterpeil kan in de winter vrij hoog staan.

Verspreiding: Goed ontwikkelde oud-bos-sites van dit type zijn uiterst zeldzaam en hebben ac- tueel slechts een oppervlakte van enkele honderden ha: ° Zomereiken-berkenbos: armste bodems in de Vlaamse zandstreek (bv. Drongengoed en Houthulst) en de Kempen (bv. armste delen Grotenhout (Lille) en Zoerselbos). ° Wintereiken-berkenbos: Lanklaarderbos (Dilsen) en Mechelse bos (Maasmechelen) her- bergen, hoewel historisch enige tijd ontbost, belangrijke restanten (o.a. autochtone Win- tereik).

Bedreigingen: ° In het verleden zijn deze bossen gedegradeerd tot heide door de overbegrazing waardoor oud en goed ontwikkeld bos zeer zeldzaam is. ° Atmosferische depositie en inspoeling van meststoffen van aangrenzend landbouwgebied leiden tot eutrofiering en verzuring. ° Drainage of ontwatering leiden tot verdroging (vochtige variant). ° Intensieve recreatie brengt verstoring en degradatie met zich mee. ° De struiklaag wordt vaak gekoloniseerd en overwoekerd door Amerikaanse vogelkers. Oude bossites zijn vaak ingeplant met Grove den en exoten als Corsicaanse den, Tamme kastanje, Amerikaanse eik, Lork en Douglasspar. In bossen met een voormalige parkin- vloed of vertuining kan (veel) Rododendron voorkomen. ° Grootschalig en/of intensief kapbeheer met grondbewerking, heraanplant en overexploita- tie leiden tot habitatdegradatie met weinig oude bomen, dood hout en een zwakke struc- tuurontwikkeling. ° Versnippering. ° Een te hoge wildstand (Ree) bemoeilijkt natuurlijke verjonging.

3.2.2.3 Korte beschrijving van de in het Habitatrichtlijngebied en nabij het plangebied voorkomende habitatrichtlijnsoorten en soorten van bijlage IV van het Natuurde- creet

• Ingekorven vleermuis Myotis emarginatus De Ingekorven vleermuis is een middelgrote vleermuis. De naam verwijst naar de grote brede oren die halverwege een inkeping vertonen. De vacht is warrig en op de rug roodbruin, terwijl de buik lichter is. Ze overwintert in de diepste, warme delen van grotten, groeven en grote for- ten. Voor zomerverblijfplaatsen gaat de keuze naar grotere zolders van abdijen, kastelen en kerktorens. Solitaire dieren verblijven soms in holle bomen, bunkers of forten. Open koeienstal- len en veeschuilplaatsen vormen een belangrijk jachthabitat. De jacht in de stallen wordt afge- wisseld met jacht in en rond boomkruinen in bossen, parklandschappen, boomgaarden en bo- menrijen.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 45 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

Bedreigingen: ° verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen door: − lawaaihinder en innovatie, − sloop en verlichting van (delen) van gebouwen), ° verlies aan kwaliteit van het jachtgebied door: − het verdwijnen van kleinschallige landschappen en open parkbossen, − het ontoegankelijk worden van koestallen, − versnippering van de verbindende landschapselementen tussen de jachtgebieden, − beperking van het insectenaanbod door gebruik van insecticiden en ontwormingsmid- delen in de landbouw.

• Watervleermuis Myotis daubentonii De Watervleermuis is een middelgrote vleermuis (vleugelspanwijdte 24 tot 28 cm). Ze zoekt haar voedsel laag boven het water van beschutte vijvers en andere gladde, onbegroeide water- oppervlakten. In de zomer verblijft de Watervleermuis overdag vooral in holle bomen en soms in zolders, bunkers of forten. Het jachtgebied kan op enkele kilometers afstand liggen. Tussen boom en jachtgebied volgt de vleermuis meestal een vaste route langs houtwallen of bosran- den, door dreven of over bospaden. Overwintering vindt plaats in forten, bunkers, kelders en waarschijnlijk voor kortere perioden ook in bomen. Het voorkomen van de Watervleermuis is beperkt tot gebieden waar bos met oude, holle bomen zich op niet te grote afstand van water bevindt.

Bedreigingen: ° verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen, ° verlies aan kwaliteit van het leefgebied door: − lichtvervuiling op plassen, − verdwijnen van oude en zieke bomen, − verdwijnen onverlichte, aaneengesloten, verbindende landschapselementen tussen jachtgebieden en de zomerverblijfplaatsen.

• Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus De Gewone dwergvleermuis is de kleinste en de meest algemene vleermuissoort in Vlaande- ren. Ze verblijft zomer en winter in gebouwen, maar het bos vormt een belangrijk jachtgebied. Vooral randstructuren zoals lineaire landschapselementen, bosranden, paden, dreven en open plekken in het bos worden door de Gewone dwergvleermuis als jachtgebied gebruikt. Manne- tjes bezetten in de nazomer een territorium in een gebouw, boom of vleermuiskast, waar ze ‘luid roepend’ vrouwtjes naartoe proberen te lokken om te paren.

Bedreigingen: verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen door het dichten van vliegopeningen van de verblijfplaatsen.

• Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii De Ruige dwergvleermuis is een middelgrote vleermuissoort met een vleugelspanwijdte van 23 tot 25 cm. Ze is iets groter dan de Gewone dwergvleermuis. De vacht is donkerbruin en de oren klein, zwart en rond. De soort bewoont water- en bosrijke gebieden. In de winter verblijft ze in hoofdzaak in allerlei holten en spleten van gebouwen, houtstapels en boomholten. In de zomer heeft ze een voorkeur voor boomholten. Het jachtgebied van de Ruige dwergvleermuis betref- fen kanalen, rivieren, vijvers en bossen. Het verspreidingsgebied van de Ruige dwergvleermuis is gelegen in Midden- en Noordoost-Europa.

De voornaamste bedreigingen vormen het verdwijnen en verstoren van geschikte winter-, door- trek- en zomerverblijfplaatsen.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 46 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

• Franjestaart Myotis nattereri De soort leeft in vrijwel heel Europa en wordt in België en Nederland voornamelijk in winterver- blijven gevonden. De Franjestaart woont vooral in bossen, parken met water en moerassige delen, maar ook in de bebouwing. De zomerverblijven kunnen zowel in boomholtes en vleer- muiskasten in bossen als in spleten in gebouwen en spouwmuren. In gebouwen bewonen ze wel zolders, maar je zal ze niet in de nok ervan vinden. In de winter trekken ze zich terug in groeven, grotten, bunkers, forten en (ijs)kelders waar de temperatuur varieert van 2,5 tot 8 °C. Meestal zitten ze in spleten gedrukt, soms liggen ze er ook in op hun rug. Je kan ze ook vinden tussen bodempuin en vrij hangend aan plafonds en muren. Soms vertoeven ze ook in groepjes en dan vaak gemengd met Watervleermuizen. In september/oktober trekken ze massaal naar de winterverblijven en midden november beginnen ze hun winterslaap die duurt tot eind maart/begin april.

Bedreigingen: ° verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen, ° verlies aan kwaliteit van het leefgebied door: − verdwijnen van oude en zieke, holle bomen, − verdwijnen onverlichte, aaneengesloten, verbindende landschapselementen tussen jachtgebieden en de zomerverblijfplaatsen.

• Baardvleermuis/ Brandt’s vleermuis Myotis mystacinus/ Myotis brandtii Beide soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Ze houden van parkachtig landschap, dorpen, tuinen en open weiden, vaak in de nabijheid van water. Ze jagen voornamelijk op vlie- gende insecten als langpootmuggen, dansmuggen, haften, vliegen, kevers en motten, maar vangt ook spinnen en rupsen op planten. Het jachtgebied ligt één à drie kilometer van het dag- verblijf. Ze vliegen laag over de grond (tot zes meter), of volgt heggen. Geregeld houden ze pauzes, hangend aan een tak. Zowel 's zomers als 's winters kunnen ze gebruikmaken van door de mens gemaakte voorzieningen als tussen de muren in oude gebouwen, maar ook leven ze in grotten en bomen, onder de bast. 's Winters geven ze een voorkeur voor ondergrondse, koe- le plaatsen als grotten, mijnen, bunkers en kelders.

Bedreigingen: ° verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen door bvb: − lawaaihinder en renovatie, − sloop en verlichting van gebouwen (of delen ervan), − kappen van bomen met holtes en loshangende schors, ° verlies aan kwaliteit van het jachtgebied door: − verdwijnen van oude en zieke bomen, − intensieve bosbouw, − verdwijnen van open plekken en mantels en zomen in het bos, − schaalvergroting in de landbouw − verdwijnen onverlichte, aaneengesloten, verbindende landschapselementen tussen jachtgebieden en de zomerverblijfplaatsen.

• Gewone grootoorvleermuis/ Grijze grootoorvleermuis Plecotus auritus/ Plecotus austriacus Beide soorten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Het zijn middelgrote vleermuizen (vleu- gelspanwijdte 25 tot 30 cm) met opvallende, lange oren die aan de binnenkant een wimperach- tige beharing hebben. Deze vleermuizen verkiezen open loof- en naaldhoutbossen in laagland en middelgebergte. Je komt ze ook wel tegen in parken en tuinen, maar ze zijn niet 100 % ge- bonden aan menselijke nederzettingen. 's Zomers installeren ze zich (kraamkolonies) in boom- holten, vogel- en vleermuiskasten en op zolders, en soms ook wel eens in een bunker. De Grij- ze grootoorvleermuis mijdt grote bosgebieden. 's Winters trekken ze zich terug in kelders, groe- ven, grotten en bunkers. Je vindt ze dan zelden in dikwandige holle bomen. Hun ideale tempe- ratuur is 2 à 9 °C Celsius, maar voor een tweetal dagen kunnen ze ook temperaturen tot -3,5 °C

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 47 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

verdra gen. Soms mengen ze zich met andere soorten. Ze starten hun winterslaap vanaf sep- tember/oktober/november en ontwaken maart/mei.

Bedreigingen: ° verdwijnen en verstoren van geschikte winter- en zomerverblijfplaatsen, ° verlies aan kwaliteit van het jachtgebied door: − verdwijnen van oude en zieke, holle bomen, − verdwijnen onverlichte, aaneengesloten, verbindende landschapselementen tussen jachtgebieden en de zomerverblijfplaatsen.

3.2.2.4 Instandhoudingsdoelstellingen

Hiervoor werd reeds uitvoerig ingegaan op de voorkomende habitats en richtlijnsoorten die in de betreffende SBZ’s aangetroffen worden, met telkens de vermelding van hun zeldzaamheid en specifieke habitatvereisten. Naast de specifieke habitats en soorten vermeld in bijlage I, II en III van de Habitatrichtlijn, komen binnen de ruimere omgeving ook nog andere soorten voor die via het Natuurdecreet (bijlage IV Habitatrichtlijn) integraal beschermd zijn en op Vlaams niveau zeldzaam zijn. Ook de habitats zelf zijn via het Natuurdecreet beschermd (verboden te wijzigen vegetaties).

De instandhoudingsdoelstellingen voor het deelgebied 13 (Fort Kapellen) binnen de SBZ ‘Histo- rische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat’ kunnen in het kort als volgt om- schreven worden (ANB, 2011):

• Het Fort van Kapellen heeft een gedeeltelijk aangetaste actuele staat van instandhouding als vleermuishabitat (Tabel 2): ° Na de stopzetting van de schietstand in 1994 is het aantal overwinterende vleermuizen sterk toegenomen. In het fort bestaat er een belangrijke potentie naar toename van de overwinteringspopulaties door het opnieuw bedekken van bepaalde afgegraven delen (stabieler microklimaat) en het beperken van verstoring in het fort. Door het huidig gebruik als militair domein is het fortdomein niet toegankelijk en de verstoring erg gering. ° Doelstellingen: − Landschapsecologisch: het creëren van voldoende bos als buffer rondom fort, het vermijden van barrières naar het boscomplex Oude gracht, het versterken van de ver- binding met bosgebied Oude gracht-Wolvenbos door het verwijderen van een deel van de hangars en de aanleg van een bosstrook in noordelijke richting. − Gebruik: fort is te klein om verweving met andere functies mogelijk te maken (exclusief vleermuisreservaat), recreatief medegebruik bovengronds is mogelijk mits behoud van het natuurlijk karakter (onderzoek naar zwermgedrag om invlieg- en zwermplaatsen af te bakenen is dan noodzakelijk). − Inrichting: plaatsen van hekkens om indringing te vermijden, afdekken van afgegraven delen en vleermuisvriendelijke inrichting bovengrondse delen.

Tabel 2. Beoordeling van criteria en indicatoren habitatkwaliteit van het Fort Kapellen (ANB, 2011) Criteria en indicatoren Omschrijving Beoordeling Winterhabitat - temperatuur maar twee temperatuurklassen aanwezig voldoende - luchtvochtigheid over grote delen een luchtvochtigheid > 80% aanwezig voldoende - luchtcirculatie tocht aanwezig in delen gedegradeerd - verstoring enkel in bovengrondse delen voldoende Zomerhabitat - verlichting kolonieplaats waar de kolonie vroeger aanwezig was, was (en is) er goed geen verlichting - holle loofbomen met diameter > 40 cm > 2 % holle bomen in omgeving voldoende Jachtgebied (omgeving) - open water, kwaliteit oevervegetatie Fortgracht van 1,5 ha aanwezig met boszones op de voldoende rand - opgaande lineaire landschapselemen- aanwezig met onderbrekingen < 25 m voldoende

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 48 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

Criteria en indicatoren Omschrijving Beoordeling ten of watergangen (> 2,5 m) - bos- en parkgebieden nagenoeg volledig omgeven door bos goed - lichtpollutie vliegroutes gelegen in beperkt verstedelijkt gebied maar toch licht- gedegradeerd verstoring nachtlandschap, vooral in westelijke richting - lichtpollutie jachtplaatsen geen lichtverstoring wateroppervlak, op fortdomein be- voldoende perkte verlichting Zwerm- en paarhabitat - lichtpollutie op zwermplaatsen geen lichtverstoring wateroppervlak, op fortdomein be- voldoende perkte verlichting - verstoring zwerm- en paarhabitat Nagenoeg geen verstoring goed

Tabel 3. Actuele staat van instandhouding en potenties van de vleermuizen voorkomend in het Fort Kapellen (ANB, 2011) Soort Actuele staat van instandhouding Potenties Watervleermuis - fortengordel als zeer belangrijk overwinteringgebied in - antitankgracht als ecologische Vlaanderen corridor behouden - kwaliteit winterverblijven veelal voldoende, hoewel ver- - bijkomende inrichting van on- storing bestaat dergrondse delen kan het fort - lichtpollutie in het nachtlandschap hebben invloed op de geschikter als overwinterings- vliegroutes plaats maken - fortgrachten als belangrijk jachthabitat - mogelijks zwerm- en paarhabitat - verstoring en lichtpollutie zijn knelpunten - gedeeltelijk aangetaste lokale staat van instandhouding Gewone dwerg- - soort stelt minder hoge eisen aan constante tempera- - potentie voor dwergvleermuizen vleermuis tuur, hoge luchtvochtigheid, … waardoor ze verspreid is matig over het fort voorkomt en zelfs waargenomen wordt bij een uitgang - bosrijke zones en fortgrachten als jachthabitat - mogelijks zwermhabitat - verstoring en afwezigheid opgaande lineaire land- schapselementen zijn knelpunten - gedeeltelijk aangetaste lokale staat van instandhouding Baard/Brandts - soort stelt minder hoge eisen aan constante tempera- - bijkomende inrichting van on- vleermuis tuur, hoge luchtvochtigheid, … waardoor ze verspreid dergrondse delen kan het fort over het fort voorkomt geschikter als overwinterings- - verstoring en lichtpollutie zijn knelpunten plaats maken - gedeeltelijk aangetaste lokale staat van instandhouding Franjestaart - soort stelt hoge eisen aan constante temperatuur, hoge vrij goede potentie, omwille van: luchtvochtigheid en luchtcirculatie - ligging in uitgestrekt bosgebied, - bosrijke omgeving als jachthabitat - geschikte winterverblijfplaatsen - mogelijks zwerm- en paarhabitat - beperkte verstoring - verstoring, afwezigheid boomholtes en lichtpollutie zijn knelpunten - gedeeltelijk aangetaste lokale staat van instandhouding grootoorvleermuis - soort stelt minder hoge eisen aan constante tempera- - toename overwinteringspopula- tuur, hoge luchtvochtigheid, … waardoor ze verspreid tie mogelijk door een verbeterde over het fort voorkomt en zelfs waargenomen wordt bij connectiviteit met bossen in de een uitgang directe omgeving van het fort - beperkt belang zomerhabitat - bosrijke zones als jachthabitat - verstoring en afwezigheid holle bomen en lineaire land- schapselementen zijn knelpunten - gedeeltelijk aangetaste lokale staat van instandhouding

• Het habitattype 9120 in de omgeving van het Fort Kapellen kreeg een beoordeling vol- doende tot gedegradeerd (Tabel 4): ° Het gaat hem hier namelijk om een beperkte oppervlakte (2,13 ha nabij plangebied) van hoofdzakelijk jong bos, waar bepaalde vegetatielagen ontbreken en de hoeveelheid dood hout beperkt is. Bovendien zijn delen ervan verruigd en geruderaliseerd.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 49 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

° De potenties voor uitbreiding zijn bovendien eerder beperkt (tot 4-6 ha nabij plangebied). Hierbij dient opgemerkt dat deze boszones alsnog belangrijk zijn als jacht- en verbin- dingsgebied voor vleermuizen. ° Kwaliteitsdoelstellingen: verhogen structuurrijkdom van de bosbestanden door verhoging van het aandeel dood hout en de aanwezigheid van sleutelsoorten in de kruidlaag.

Tabel 4. Beoordeling van criteria en indicatoren habitatkwaliteit van het habitattype 9120/9190 (ANB, 2011) Omschrijving Beoordeling Habitatstructuur < 50 ha gedegradeerd niet alle vegetatielagen zijn aanwezig gedegradeerd mozaïekstructuur voldoende < 4% doodhout, voornamelijk ‘jong bos’ gedegradeerd < 1 ex. /ha dik dood hout gedegradeerd boomconstantie < 100 jaar (vergraven gronden) gedegradeerd Verstoring < 10 % Amerikaanse vogelkers voldoende > 30 % verruigd (vnl. Braam) gedegradeerd > 10 % geruderaliseerd gedegradeerd vergrast (≤ 30 % Pijpenstrootje) voldoende Vegetatie sleutelsoorten boomlaag: < 70 % van het grondvlak gedegradeerd sleutelsoorten kruidlaag: waarschijnlijk enkel Gladde witbol aanwezig gedegradeerd

3.2.2.5 Strikt te beschermen soorten over het hele grondgebied: soorten in Bijlage III en IV Decreet Natuurbehoud (bijlage IV Habitatrichtlijn, bijlage I Vogelrichtlijn)

In de ruime omgeving van het fort komen een aantal vogelsoorten van de bijlage I van de Vo- gelrichtlijn voor. Het gaat hem hier om: • enkele roofvogels: Blauwe kiekendief en Smelleken, • een aantal watervogels: Grote zilverreiger, Wilde zwaan en Zwartkopmeeuw.

3.2.2.6 Habitats waarvoor een verbod op wijziging geldt en het Bosdecreet

Art. 7 van het ‘Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu’( 23 juli 1998) beschrijft de kleine landschapselementen en vegetaties waarvoor een verbod op wij- ziging geldt. Het betreft holle wegen, graften, bronnen, vennen en heiden, moerassen en water- rijke gebieden, duinvegetaties en, in groen-, park-, buffer- en bosgebied, historisch permanent grasland en poelen.

Op het domein van het Fort van Kapellen komen heidevegetaties voor ter hoogte van de ‘na- tuurzone’.

Het Bosdecreet beschrijft dat ontbossing in principe verboden is, tenzij met het oog op de uit- voering van werkzaamheden van algemeen belang, in zones met de bestemming woongebied of industriegebied en op de uitvoerbare delen van een niet-vervallen vergunde verkaveling. Hierbij moet rekening gehouden worden met de plicht op boscompensatie.

Het overgrote deel van het domein van het Fort van Kapellen is bedekt met schrale graslanden met elementen van heidevegetatie en eiken-berkenbos.

3.2.2.7 Knelpunten instandhouding

Bij de ontwikkeling van het voorliggend plan kunnen barrière-effecten en verstoring ontstaan ten aanzien van de aanwezige vleermuizenpopulaties.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 50 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

3.2.3 Beschrijving Habitatrichtlijngebied ‘Klein en Groot Schietveld’

Dit SBZ-H omvat delen van de gemeenten Brasschaat, Brecht, Kalmthout, Kapellen en Wuust- wezel met een totale oppervlakte van 2.288 ha. Het SBZ-H werd aan de Europese Commissie voorgesteld met volgende omschrijving:

‘Grootschalig gradiëntrijk heidelandschap met vennen en kleinere beekecosystemen, omgeven door boskernen. De twee deelgebieden Klein- en Groot schietveld zijn ruimtelijk niet aaneen- sluitend. Het gebied valt gedeeltelijk samen met het Vogelrichtlijngebied ‘De Maatjes, Wuust- wezelheide en Groot Schietveld’.’

Dit gebied werd voorgesteld als Habitatrichtlijngebied voor volgende habitats en soorten: • Habitats van bijlage I 2310 Psammofiele heide met Calluna en Genista 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen 3110 Mineraal oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten (Littorelletalia uniflorae) 3130 Oligotrofe tot mesotrofe stilstaande wateren met vegetatie behorend tot het Littorelletalia uniflorae en/of Isoëto-Nanojuncetea 4010 Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix 4030 Droge Europese heide 7150 Slenken in veengronden met vegetatie behorend tot het Rhynchosporion 91E0* Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion inca- nae, Salicion albae * Europees prioritair habitattype

• Bijlage II-soorten van de Habitatrichtlijn: Zoogdieren 1318 Myotis dasycneme - Meervleermuis

Amfibieën en reptielen 1166 Triturus cristatus - Kamsalamander

3.2.3.1 Habitats van de Habitatrichtlijn voorkomend nabij het plangebied

Langs het tracé van de voormalige spoorweg en in de nabije omgeving ervan komen de habitat- typen 4010, 9120 en 9190 voor (Figuur 2). Bij het opstellen van de instandhoudingsdoelstellin- gen voor het SBZ-H ‘Historische fortengordels van Antwerpen’ (BE2100045) (zie hiervoor), werd vastgesteld dat de percelen in het plangebied gekarteerd als 9190, eigenlijk behoren tot het habitattype 9120.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 51 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

Figuur 6. Situering van de aanwezige habitattypes ten aanzien van het plangebied

3.2.3.2 Habitatrichtlijnsoorten voorkomend nabij het plangebied

Het tracé loopt langs het fort van Kapellen en is gelegen op zo’n 750 m van het fort van Bras- schaat. Het fort van Kapellen en het fort van Brasschaat zijn zeer belangrijk als overwintering- plaatsen voor diverse soorten vleermuizen. De omgevende bosgebieden en de Antitankgracht fungeren als corridor voor trekkende vleermuizen tussen de verschillende forten. In onder- staande tabel wordt een overzicht gegeven van de actuele populatie (periode 2000-2010) en de potenties van de aanwezige vleermuizen per fort.

Het fort van Kapellen fungeert als overwinteringsplaats voor ongeveer 95 vleermuizen (Tabel 5), met vooral Watervleermuis en Gewone dwergvleermuis en beperkter Baard/Brandts vleer- muis, Franjestaart en grootoorvleermuis. Tijdens het zwermonderzoek in september 2010 wer- den rond het fort naast Ingekorven vleermuis, ook Watervleermuis, Baardvleermuis, Fran- jestaart, Gewone grootoorvleermuis, Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis ge- vangen (Vleermuizenwerkgroep vzw). Tijdens de zomermaanden werden minstens Gewone dwergvleermuis en Watervleermuis foeragerend boven het fortdomein en de fortgracht vastge- steld.

Tabel 5. Vleermuizen binnen het plangebied (VWG vzw, 2010) Soort Rode Lijst Soorten- Habitat- Fort van Kapellen Fort van Brasschaat status* besluit richtlijn Actuele populatie Potenties Actuele populatie Potenties Brandts vleermuis/ B X IV 19 goed 91 goed Gewone baardvleermuis VB X IV Franjestaart VB/B X IV 15 goed 216 goed Gewone dwergvleermuis/ NB X IV Ruige dwergvleermuis/ VB X IV 31 matig 76 matig Kleine dwervleermuis no/Z X IV Gewone grootoorvleermuis/ VB X IV 2 matig 10 matig Grijze grootoorvleermuis B X IV Ingekorven vleermuis EB X II & IV 0 gering 2 goed Meervleermuis B X II & IV 0 gering 2 goed Watervleermuis NB X IV 30 matig 539 goed

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 52 van 91

AFTOETSING PLANMER-PLICHT VAN RECHTSWEGE

* Rode Lijst Vlaanderen (Criel et al. 1994, Decleer K. 2007): B: bedreigd, EB: ernstig bedreigd, NB: momenteel niet bedreigd, VB: vermoedelijk bedreigd, Z: zeldzaam, no: niet opgenomen

Het fort van Brasschaat is een zeer belangrijk overwinteringobject met een overwinteringpopu- latie tot 850 dieren, met vooral Watervleermuis (tot meer dan 500 ex.) en in mindere mate Fran- jestaart en Baard/Brandts vleermuis. Jaarlijks overwinteren er enkele Meervleermuizen en wor- den er onregelmatig ook enkele Ingekorven vleermuizen aangetroffen.

3.2.3.3 Instandhoudingsdoelstellingen

Voor de beide Habitatrichtlijngebieden werden reeds gebiedsspecieke instandhoudingsdoelstel- lingen (S-IHD’s) opgesteld.

De instandhoudingsdoelstellingen voor het deelgebied 13 (Fort Kapellen) binnen de SBZ ‘His- torische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat’ en de nabijgelegen habitats kunnen in het kort als volgt omschreven worden (ANB, 2011): • Het Fort van Kapellen heeft een gedeeltelijk aangetaste actuele staat van instandhouding als vleermuishabitat: ° Na de stopzetting van de schietstand in 1994 is het aantal overwinterende vleermuizen sterk toegenomen. In het fort bestaat er een belangrijke potentie naar toename van de overwinteringspopulaties door het opnieuw bedekken van bepaalde afgegraven delen (stabieler microklimaat) en het beperken van verstoring in het fort. Door het huidig gebruik als militair domein is het fortdomein niet toegankelijk en de verstoring erg gering. ° Doelstellingen: − Landschapsecologisch: creëren van voldoende bos als buffer rondom fort en vermijden van barrières naar het boscomplex Oude gracht, verbinding met bosgebied Oude gracht-Wolvenbos versterken door het verwijderen van een deel van de hangars en de aanleg van een bosstrook in noordelijke richting. − Gebruik: fort is te klein om verweving met andere functies mogelijk te maken (exclusief vleermuisreservaat), recreatief medegebruik bovengronds mogelijk mits behoud na- tuurlijk karakter (onderzoek naar zwermgedrag om invlieg- en zwermplaatsen af te ba- kenen is dan noodzakelijk). − Inrichting plaatsen van hekkens om indringing te vermijden, afdekken van afgegraven delen en vleermuisvriendelijke inrichting bovengrondse delen. • Het habitattype 9120 in de omgeving van het Fort Kapellen kreeg een beoordeling voldoen- de tot gedegradeerd: ° Het gaat hem hier namelijk om een beperkte oppervlakte (2,13 ha nabij plangebied) van hoofdzakelijk jong bos, waar bepaalde vegetatielagen ontbreken en de hoeveelheid dood hout beperkt is. Bovendien zijn delen ervan verruigd en geruderaliseerd. ° De potenties voor uitbreiding zijn bovendien eerder beperkt (tot 4-6 ha nabij plangebied). Hierbij dient opgemerkt dat deze boszones alsnog belangrijk zijn als jacht- en verbin- dingsgebied voor vleermuizen. ° Kwaliteitsdoelstellingen: verhogen structuurrijkdom van de bosbestanden door verhoging van het aandeel dood hout en de aanwezigheid van sleutelsoorten in de kruidlaag.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 53 van 91

Zoals reeds eerder aangehaald is het plangebied deels gelegen binnen de afbakening van het SBZ ‘Klein en Groot Schietveld’, meer bepaald het deelge- bied Klein Schietveld. De instandhoudingsdoelstellingen voor de in het plangebied voorkomende soorten en habitats binnen het SBZ kunnen in het kort als volgt omschreven worden (Heutz et al. 2011): • Zwarte specht: werd niet vastgesteld ter hoogte van het plangebied (binnen het SBZ-H). Er wordt hier dan ook niet dieper op ingegaan. • Habitattypes: nabij het plangebied komen er binnen het SBZ-H de habitattypen 4010 en 9190 voor:

Habitat Het actuele voorkomen Actuele staat van instandhouding Trend Potenties 4010 Natte heide komt in de Schietvelden wijdver- Van de totale oppervlakte werd meer dan de Door de toegenomen Potenties zijn niet exact te kwantificeren breid voor. In het Klein Schietveld wordt het helft als ‘gedegradeerd’ gekarteerd, hoofdza- vergrassing is er veel omwille van het ontbreken van het PotNat habitat vnl. aangetroffen in het noordelijke ven- kelijk te wijten aan sterke tot complete ver- habitat gedegradeerd. model voor het grootste deel van het SBZ. nengebied, in de depressies in het duinenge- grassing. Dit heeft een directe impact op de In de beide Schietvelden zijn er echter bied en aan de westzijde van het vliegveld criteria voor structuur en soortensamenstel- grote potenties voor dit habitat, gezien het (t.h.v. het plangebied). ling. voorkomen van uitgestrekte oppervlaktes Het habitat is in een gedegradeerde actuele zandbodem met drainageklasse d en e staat van instandhouding. Het grote probleem (bron: ongepubliceerde bodemkaarten).en is de sterke vergrassing met Pijpenstrootje. uiteraard ook gezien het ruime voorkomen Verzuring, eutrofiëring en verdroging zijn hier van dit habitattype over (zeer) grote delen de belangrijkste oorzaken van. van het terrein. 9190 Voor dit habitattype is het criterium ‘Oud bos’ Zowel de oppervlakte als de indicator dood Door het ouder worden De potenties voor dit habitat op de droge van belang. Aangezien de bosconstantie van hout vertoont een gedegradeerde staat van van de habitatfragmen- zure zandgronden lopen gelijk met de veel van de aangeduide habitatvlekken onvol- instandhouding. De kruidlaag herbergt weinig ten die een onvoldoen- potenties voor droge heide. Lokaal komen doende hoog is, moeten de oppervlaktes uit de sleutelsoorten en is onderhevig aan vergras- de leeftijd vertonen om dus ook zeer geschikte gebieden voor. habitatkaart bijgesteld worden. Hierdoor komt sing. Het habitat vertoont bijgevolg een gede- aan de strikte definitie Gelet op het criterium ‘Oud bos’ komen in er slechts een beperkte oppervlakte van dit gradeerde actuele staat van instandhouding. van dit habtitattype te eerste instantie het bos in aanmerking die habitat voor. Op het Klein Schietveld ca. 6ha in voldoen, zal de opper- al oud bos zijn, maar geen zuurminnend zone Essensteenweg, 1 ha ten noorden Mun- vlakte van dit habitat eikenbos, en die op een locatie liggen die Dep (t.h.v. het plangebied) en ca. 0,5 ha ten stijgen. Er wordt dus als ‘zeer geschikt’ voor dit habitattype be- westen vliegveld. een positieve trend noemd worden. verwacht.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 54 van 91

3.2.3.4 Beschrijving biotiek van het plangebied

Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) Nabij het plangebied komt geen VEN-gebied voor.

Erkende en Vlaamse natuurreservaten, beheerde natuurgebieden en bosgebieden Nabij het plangebied komen er geen natuurreservaten voor.

Natuurrichtplan, natuurinrichtingsprojecten Er komen geen natuurrichtplannen of natuurinrichtingsprojecten voor binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Biologische waardering De omgeving van het voormalige spoorwegtracé is op de BWK ingekleurd als biologisch waar- devol tot zeer waardevol. Het betreft hier eutrofe plassen (ae), struweelopslag (sz), zuur beu- kenbos (fs), eiken-berkenbos (qb), loofhoutaanplanten (n), naaldhoutaanplanten (pa, ppmb, ppmh, ppms), goed ontwikkeld park (kp+), gedegradeerde heide met dominantie van Pijpen- strootje (cm), bomenrijen met dominantie van Beuk (kbf) en houtkanten met dominantie van Berk (khb).

De forten van Kapellen, Brasschaat en Ertbrand, het Mastenbos en de omgeving van het Groot en Klein Schietveld zijn op de BWK aangeduid als faunistisch belangrijk gebied en dit omwille van de aanwezigheid van belangrijke populaties aan respectievelijk vleermuizen en vogels.

Figuur 7. Uittreksel Biologische waarderingskaart – versie 2 (INBO)

Beschermde fauna en flora De forten van Kapellen en Brasschaat zijn van belang voor vleermuizen. Zoals reeds eerder aangehaald omvatten ze overwinteringpopulaties van Watervleermuis, Gewone dwergvleer- muis, Baard/Brandts vleermuis, Franjestaart, grootoorvleermuis en Meervleermuis. De vleer- muizen overwinteren verspreid over alle delen van de forten. In en in de omgeving van de fort-

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 55 van 91

gebouwen werd tevens reeds zwermgedrag vastgesteld van Watervleermuis, Baardvleermuis, Franjestaart, Ingekorven vleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis.

In het studiegebied komen, naast de vleermuizen, ook een aantal meer algemeen voorkomende zoogdieren voor. Ondermeer Bosmuis, Eekhoorn, Egel, Mol, Ree en Vos werden er reeds waargenomen.

Uit de Vogelatlas en de kaarten van akker- en weidevogelgebieden (INBO) blijkt dat nabij het plangebied geen belangrijke vogelgebieden of –trekroutes voorkomen. Het dichtst bijgelegen gebied dat van belang is voor vogels betreft het ‘Klein Schietveld’ (SBZ-V en Broedgebied op Vogelatlas), op zo’n 1.200 m ten noordoosten. In het studiegebied worden alsnog een aantal vogelsoorten waargenomen (Tabel 6). Het betreft in hoofdzaak meer algemeen voorkomende soorten, doch komen er ook minder algemeen voorkomende soorten voor.

Tabel 6. Vogels van de Vogelrichtlijn en de Rode Lijst binnen het studiegebied (bron: www.waarnemingen.be) Soort Rode Lijst status* Soortenbesluit Vogelrichtlijn Verstoringgevoeligheid** Grote zilverreiger / X X 1 Zwarte specht NB X X 3 Klapekster UB X 3 Matkop K X 4 Kramsvogel B X 2 Gekraagde roodstaart K X 4 Boompieper B X 3 Sijs Z X 4 Kneu A X 3 Kruisbek ? X 4 Goudvink B X 4 Rietgors B X 4 * Rode Lijst Vlaanderen (Devos et al. 2004): UB: met uitsterven bedreigd, Z: zeldzaam, NB: momenteel niet bedreigd, ?: onvoldoende gekend, /: niet opgenomen, E: exoot. ** verstoringgevoeligheid (Henkens et al. 2003): 1:zeer gevoelig; 2:gevoelig; 3: vrij gevoelig; 4: tamelijk ongevoelig.

Ter hoogte van de voormalige spoorlijn en het fort van Kapellen komt Levendbarende hagedis voor (eigen waarnemingen). O.a. ook in het Mastenbos en het Klein Schietveld werden reeds Levendbarende hagedissen waargenomen (www.waarnemingen.be).

3.2.3.5 Inschatting impact van het RUP

Ecotoop- en habitatinname

Huidige situatie Op de BWK is het plangebied aangeduid als biologisch minder waardevol, nl. als spoorweg. Het plangebied wordt echter wel begrensd door biologisch waardevolle en zeer waardevolle ecoto- pen, oa. zuur beukenbos (habitattype 9120), eiken-berkenbos (habitattype 9190) en heide (ha- bitattype 4010). Het plangebied zelf fungeert als voormalige spoorweg met zijn taluds en de omgevende ecotopen als een waardevol lijnvormig element en is habitat voor diverse fauna, waaronder o.a. Levendbarende hagedis.

Bedreigingen De habitattypen 9120 en 9190 zijn gevoelig aan intensieve recreatie, hetgeen leidt tot degra- datie van dit ecotoop. De recreatieve fiets-, wandel-, railbike en ruiterroute wordt echter binnen het bestaande profiel van het spoorlijntracé voorzien en aldus buiten de boszones. Bij het open- stellen van de spoorlijn voor recreanten bestaat de mogelijkheid dat deze het voorziene tracé verlaten. Zo ontstaat alsnog de kans op degradatie van deze ecotopen. Dit wordt als matig tot significant negatief (-/--) beoordeeld.

Afhankelijk van de inrichting van het voormalige spoorwegtracé als recreatieve route kunnen de spoorwegtaluds als habitat voor onder meer Ree, Levenbarende hagedis, warmteminnende

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 56 van 91

invertebraten, … verloren gaan. Dit wordt eveneens als matig tot significant negatief (-/--) be- oordeeld.

Milderende Maatregelen Er dient zoveel mogelijk voorkomen te worden dat recreanten de mogelijkheid krijgen om de recreatieve route te verlaten en zo de waardevolle habitats te betreden. Dit kan door bij voor- beeld door het aanbrengen van natuurlijke afsluitingen en groenbuffers.

Bij de inrichting van het tracé dienen de spoorwegtaluds maximaal behouden te blijven in hun huidige toestand zodat deze na ingebruikname alsnog als habitat voor Levendbarende hagedis, warmteminnende invertebraten, … kan fungeren.

Conclusie Indien er maatregelen getroffen worden zodat recreanten het tracé niet zouden verlaten en de spoorlijntaluds nog steeds kunnen fungeren als habitat voor fauna gebonden aan dergelijke lijn- vormige elementen, worden de effecten er minimaal ingeschat.

Versnippering en barrière-effecten

Huidige situatie De ecosysteemkwetsbaarheidskaarten (INBO) zijn signaalkaarten voor ecotoopverlies, verdro- ging, verzuring, eutrofiëring en barrièrewerking. Uit de ecosysteemkwetsbaarheidskaart met betrekking tot barrièrewerking (Figuur 8) blijkt dat de voormalige spoorweg reeds in zijn huidige toestand een barrière vormt voor een aantal fauna-soorten. Voor wat betreft de soorten die voorkomen in het studiegebied vormt ze een barrière ten aanzien van oa. Ree en Eekhoorn, maar niet ten aanzien van Levendbarende hagedis. Gezien echter de spoorlijn niet meer in ge- bruik is, is de barrièrewerking van de oude spoorlijn niet relevant en fungeert ze momenteel zelf als ecologisch verbindingselement.

Figuur 8. Uittreksel ecosysteemkwetsbaarheidskaart – barrière (INBO)

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 57 van 91

Bedreigingen Zowel de habitattypen 9120 en 9190 als de aanwezige vleermuizen en andere fauna als Le- vendbarende hagedis zijn uitermate gevoelig aan versnippering. Aangezien het voorliggend project binnen de bestaande wegzaten van de voormalige spoorweg wordt gerealiseerd, zal de versnippering en barrièrewerking ten gevolge van het voorliggend project eerder beperkt zijn (matig negatief (-)). Barrières kunnen echter versterkt worden door verstoringsbronnen zoals geluid en licht (zie verder) (significant negatief (--)).

Milderende Maatregelen Voor de milderende maatregelen met betrekking tot versnippering en barrièrewerking wordt er hier verwezen naar de milderende maatregelen die worden aangehaald bij de effectgroepen ecotoop- en habitatinname en verstoring.

Conclusie Indien rekening gehouden wordt met de milderende maatregelen die werden vooropgesteld bij de effectgroepen ecotoop- en habitatinname en verstoring worden de effecten minimaal (0) ge- acht.

Verstoring

Huidige situatie Op heden wordt de voormalige spoorweg niet meer gebruikt. Er zijn op heden dan ook geen bestaande verstoringselementen binnen het plangebied aanwezig. Uitzondering hierop vormen de dwarsingen met bestaande wegenis, waar er reeds zeer lokaal licht-, aanwezigheids- en ge- luidsverstoring optreedt.

Bedreigingen De meeste vleermuizen (Figuur 9) en een deel van de (broed)vogels (Tabel 6) aanwezig binnen het studiegebied zijn (zeer) gevoelig aan licht- en/of geluidsverstoring. Voor deze soorten kan de aanwezigheid van licht- en/of geluidsverstoringbronnen bovendien een barrière vormen (zie eerder).

Ten gevolge van de activiteiten worden er weinig geluidsverstoring verwacht (cfr. onderzoek tot mer). Met betrekking tot licht wordt er binnen het plan gestreefd naar ‘een minimale verlichting of maatregelen met betrekking tot de verlichting van het traject, om de fauna van de bosrijke omgeving van het domein Oude Gracht niet te verstoren’. Bij de milderende maatregelen wor- den een aantal te nemen maatregelen opgesomd waarmee rekening dient genomen te worden.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 58 van 91

Figuur 9. Schematisch overzicht van de 12 meest voorkomende Nederlandse vleermuissoorten3 en hun land- schapsgebruik. Legende: A = algemeen in Nederland, VA = vrij algemeen, Z = zeldzaam, ZZ = zeer zeldzaam. Verder wordt per soort aangegeven of ze gevoelig zijn voor licht, of ze hun ver- blijfplaats in bomen of gebouwen kiezen, wat hun homerange is, of hun vliegroutes structuren volgen of ook door open gebied lopen en welk typen jachtgebied hun voorkeur heeft (Limpens et al. 2004).

Milderende Maatregelen Met betrekking tot de mogelijke lichtverstoring dienen de volgende milderende maatregelen in acht genomen te worden: • geen bijkomende verlichting of beperken van verlichting tot het hoogstnoodzakelijke, bij voorkeur met detectiesysteem. • geen gebruik van wit licht of opgerichte spots • gebruik van speciaal aangepaste verlichtingsarmaturen en lampen, nl. energiearme natrium hogedruklampen in full-cutoff reflectorarmatuur, dewelke zorgen voor een neerwaartse ge- bundelde lichtstraal met zo weinig mogelijk lichtverstrooiing.

Conclusie Indien rekening gehouden wordt met de bovenstaande milderende maatregelen worden de ef- fecten ten gevolge van verstoring als verwaarloosbaar tot matig negatief (0/-) ingeschat.

3 Hiervan komen alle vleermuissoorten, exclusief Tweekleurige vleermuis (Vespertilio murinus), voor in de omgeving van het projectgebied.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 59 van 91

Impact op ecologisch milieu door wijziging van de hydrologie Gezien de inrichting uitsluitend binnen het bestaande profiel dient plaats te vinden en enkel voor fietsers een waterdoorlatende verharding wordt voorzien, wordt er geen impact op de wa- terhuishouding van het gebied verwacht (cfr. onderzoek tot mer) en aldus ook geen impact (0) op het ecologische milieu.

Vervuiling Bij de ingebruikname van de recreatieve route kan de problematiek van zwerfvuil er ontstaan. Dit vormt een algemeen aandachtspunt bij de verdere uitwerking van het plan.

3.2.4 Conclusie

De nieuwe ontwikkelingen in het RUP Fort worden gerealiseerd ter hoogte van bestaande in- frastructuur (militaire loodsen en bijhorende verharding) om geen ecotoopverlies te genereren. Bovendien voorziet het plan in twee groene corridors voor de aanwezige vleermuizen om barri- èrewerking of versnippering tegen te gaan. In de passende beoordeling (zie Bijlage 2) worden specifiek voor het deelplan van het RUP Fort volgende milderende maatregelen opgesomd waar het voorliggend plan bij de verdere uitwerking ervan rekening dient te houden: • beperken van verlichting tot het hoogst noodzakelijke • geen gebruik van wit licht of opgerichte spots • gebruik van speciaal aangepaste verlichtingsarmaturen en lampen, nl. energiearme natrium hogedruklampen in full-cutoff reflectorarmatuur, dewelke zorgen voor een neerwaartse ge- bundelde lichtstraal met zo weinig mogelijk lichtverstrooiing • tijdens de wintermaanden dienen sterke trillingen veroorzaakt door werkzaamheden verme- den te worden om zo overwinterende vleermuizen in het fort niet te verstoren • waar bemaling nodig is, moet de technische uitvoeringswijze zodanig gekozen worden opdat de invloedssfeer tot een minimum beperkt wordt. Vanuit VLAREM wordt de voorkeur gege- ven om in de eerste plaats bemalingswater terug te laten infiltreren in de bodem (retourbe- maling). De grondwaterstandverlaging, en dus de invloedssfeer, kan tevens beperkt worden door aangepaste uitvoeringswijzen, zoals werken uitvoeren in natte kuip/sleuf of gesloten kuip/sleuf of rioleringen en dergelijke minder diep te steken zodat bemaling niet nodig is. • de natuurzone is beperkt toegankelijk op de daartoe bestemde paden; ook wordt de zone volledig omgeven door een natuurlijke afsluiting om verstoring en vandalisme te vermijden. • uit veiligheidsoverwegingen wordt het fort zelf en bijhorende bunkers ontoegankelijk ge- maakt. Het afsluiten gebeurt op een vleermuisvriendelijke manier (bvb. horizontale baren). In overleg met de vleermuizenkenners worden eventueel bijkomende toegangen of gangen af- gesloten om het microklimaat in het fort te verbeteren ten behoeve van overwinterende vleermuizen.

Gezien het RUP Spoorlijntracé zachte recreatie betreft ter hoogte van bestaande infrastructuur worden de effecten eerder beperkt geacht. Doch kunnen er een aantal randeffecten ontstaan, waarmee rekening dient gehouden. Het betreft hier: • ‘Tracé-verlatende’ recreanten die de aangrenzende waardevolle habitats betreden en deze in natuurlijke kwaliteit doen afnemen: als milderende maatregel kan bvb. gewerkt worden met een natuurlijke afsluiting, groenbuffers, …. • De verlaten spoorweg fungeert op heden als habitat en/of migratieroute voor diverse fauna en flora, dewelke bij de inrichting als recreatieve route verloren kunnen gaan: als milderende maatregelen dienen de spoorwegtaluds behouden blijven in de huidige toestand en is de verlichting van het volledige tracé uitgesloten. • Lichtverstoring vormt een aandachtspunt voor de in het studiegebied aanwezige vleermui- zen: als milderende maatregelen gelden de volgende algemene zaken: ° geen bijkomende verlichting of beperken van verlichting tot het hoogstnoodzakelijke, bij voorkeur met detectiesysteem. ° geen gebruik van wit licht of opgerichte spots

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 60 van 91

° gebruik van speciaal aangepaste verlichtingsarmaturen en lampen, nl. energiearme natri- um hogedruklampen in full-cutoff reflectorarmatuur, dewelke zorgen voor een neerwaart- se gebundelde lichtstraal met zo weinig mogelijk lichtverstrooiing. • Bij de verdere uitwerking van het plan vormt zwerfvuil eveneens een aandachtspunt.

De opmaak van een plan-MER van rechtswege wordt niet noodzakelijk geacht voor het RUP Fort en het RUP Spoorlijntracé gezien de conclusie van de passende beoordeling enkel bestaat uit een voorstel van milderende maatregelen voor de uitvoering van het RUP en er geen signifi- cant negatieve effecten zijn.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 61 van 91

4 BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

4.1 Inleiding

Volgende disciplines komen aan bod: water (oppervlaktewater en grondwater) en bodem, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en tot slot mens-socio- organisatorische aspecten.

4.2 Kwetsbaarheid plangebied

De kwetsbaarheid van een gebied is in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten mili- eu-effecten. De kwetsbaarheid van het plangebied wordt gekarakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal en een korte beschrijving, die een indicatie hiervan weergeeft.

Rekening houdend met de aard van de planoptie, de aanwezige en geplande ontwikkelingen in de omgeving en de aard van of afstand tot kwetsbare gebieden, wordt het risico op milieueffec- ten beoordeeld.

4.3 Water en bodem

4.3.1 Beschrijving

Waterlopen Het Fort van Kapellen is gelegen binnen het Beneden-Scheldebekken, meer bepaald in het deelbekken van de Benedenschijn. De oude fortgracht is niet meer in zijn totaliteit intact, het noordelijk deel is immers gedempt. Op het domein van het fort is een afwateringssysteem voor- zien langs de westelijke en noordelijke verharde oppervlakten rond de loodsen. In de noordoos- telijke uithoek wordt het water geloosd op de fortgracht. De fortgracht staat op zijn beurt in con- tact met de Bunderbeek (AS042, 2de categorie).

Het plangebied RUP Fort zit ingesloten tussen twee noord-zuid gerichte waterlopen, nl. de Zwarte Beek (AS041, 2de categorie, ten westen) en de Bunderbeek (AS042, 2de categorie, ten oosten). Deze waterlopen ‘ontspringen’ aan de Antitankgracht om via het Schoon Schijn- Kaartse beek (AS04) uit te monden in het Groot Schijn (A3).

Het plangebied RUP Spoorlijntracé kruist in het zuiden en in het noorden een drietal waterlo- pen. In het zuiden ter hoogte van de spoorweg richting het station van Kapellen snijdt de Zwarte Beek (AS041, 2de categorie) het tracé. De tweede doorkruising vindt in het noorden plaats met de Bunderbeek (AS042, 2de categorie ) en een derde doorkruising gebeurt door de Antitank- gracht (bevaarbare waterloop, 1ste categorie).

Kaart 1: Waterlopen

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 62 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

Watertoets Binnen het plangebied RUP Fort en Spoorlijntracé liggen geen overstromingsgevoelige gebie- den. De valleigebieden zijn volgens de watertoetskaart lokaal mogelijks overstromingsgevoelig. Stroomafwaarts het plangebied komen enkele recent overstroomde gebieden voor (overtopping waterloop).

Samengevat voor alle watertoetskaarten geeft onderstaande tabel het resultaat voor het RUP Fort:

Tabel 7: samenvatting watertoetskaarten Type kaart Conclusie Hellingenkaart 5 % - >10% plaatselijk rond fort en in zuidoostelijke punt Erosiegevoelige gebieden Plaatselijk rond fort en in zuidoostelijke punt ero- siegevoelig Winterbed Niet gelegen in een winterbed van een grote water- loop Overstomingsgevoelige gebieden Niet overstromingsgevoelig Infiltratiegevoelige bodems Infiltratiegevoelig Grondwaterstromingsgevoelige gebieden Matig gevoelig (type 2)

Samengevat voor alle watertoetskaarten geeft onderstaande tabel resultaat voor het RUP Spoorlijntracé:

Tabel 8: samenvatting watertoetskaarten Type kaart Conclusie Hellingenkaart 5 % - >10% enkel ter hoogte van domein Oude Gracht Erosiegevoelige gebieden Enkel ter hoogte van domein Oude Gracht erosiege- voelig Winterbed Niet gelegen in een winterbed van een grote water- loop Overstomingsgevoelige gebieden Niet overstromingsgevoelig Infiltratiegevoelige bodems Afwisselend infiltratiegevoelig langs tracé Grondwaterstromingsgevoelige gebieden Matig gevoelig (type 2)

Kaart 2: Overstromingsgevoelige gebieden

Kaart 3: Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

Zuivering (huishoudelijk) afvalwater Het plangebied is gelegen binnen het zuiveringsgebied ‘Antwerpen-Noord’. De RWZI is gelegen in de haven van Antwerpen, heeft een basiscapaciteit van 94.500 IE en loost zijn gezuiverd wa- ter op het Groot Schijn – Voorgracht. Zoneringsplannen werden in de periode 2006-2008 opge- steld in samenwerking tussen de gemeente en de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Hierbij werd per zuiveringszone aangegeven of een gebied al dan niet aangesloten is op een zuive- ringsstation, aansluitbaar is op een zuiveringsstation of waar het afvalwater indivudueel (IBA) dient gezuiverd te worden. Het plangebied RUP Fort is niet opgenomen binnen het zoneringsplan. Het fortdomein grenst aan ‘centraal gebied’, hetgeen reeds aangesloten is op een zuiveringsstation. De te herbe- stemmen woningen die gelegen zijn aan de Fortsteenweg maken deel uit van het ‘centraal ge- bied’. Het plangebied van het RUP spoorlijntracé valt buiten beschouwing, omdat dit plangebied inge- richt zal gaan worden als recreatieve as voor wandelaars, fietsers en ruiters en bijgevolg geen afvalwater geproduceerd wordt. (Bron: http://geoloket.vmm.be/zonering/map.phtml ).

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 63 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

Figuur 10: Uittreksel zoneringsplan (bron VMM)

Bodemgesteldheid Voor het RUP Fort kan uit de bodemkaart afgeleid worden dat het plangebied, gezien de be- bouwing met fort en loodsen, bestaat uit antropogeen verstoorde bodems (OB). Gezien de lig- ging in de ‘Kempen’ bestaat de ondergrond er uit een zandige bodemtextuur. Aan de hand van boorstaten uitgevoerd in de nabije omgeving van het plangebied (dov.vlaanderen.be) kan ge- steld worden dat de ondergrond bestaat uit bleekbruine tot witachtig, tamelijk fijn kwartszand.

Aan de hand van verschillende boorstaten (dov.vlaanderen.be) uitgevoerd in het ruime studie- gebied kan de geologische opbouw van de diepere ondergrond gereconstrueerd worden: • een 20 tot 30 m dikke Quartaire dekzandlaag, • daaronder de Tertiaire afzettingen, met zand als hoofdgrondsoort in de bovenste lagen, met als bovenliggende laag het Lid van Merksem/zandvliet (formatie van Lillo).

Het is geweten dat er, gezien het voormalig gebruik als militair domein, een bodemverontreini- ging voorkomt ter hoogte van het plangebied. Hiervoor dienen de nodige onderzoeken in ver- band met de aard en omvang van de bodemverontreiniging echter nog gestart te worden.

Over de bodem van het RUP Spoorlijntracé kan gesteld worden dat deze van noord naar zuid afwisselend bestaat uit nat zand (Zeg – Seg) en vochtig zand (Zdg) met plaatselijk antropogene gronden (OB) en nat zand antropogene gronden (Zdm -Zcm).

Kaart 4: Bodemkaart

De meest gevoelige bodems zijn diegenen met drainageklassen f, g of i. Van de gehele bodem van het plangebied RUP Fort is de drainageklasse niet bepaald. Bij het RUP Spoorlijntracé zijn enkele gevoelige bodems gelegen met een drainageklasse f. Deze liggen precies ter hoogte van de kruising van het spoorlijntracé met de Zwarte Beek en een naamloze waterloop (2e ca- tegorie). Vanaf de Antitankgracht eindigt het tracé ook in gevoelig gebied met drainageklasse f.

Kaart 5: Drainageklassen

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 64 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

Uit de geologische opbouw van het gebied kan onderstaande hydrostratigrafie worden afgeleid: • het Quartaire Aquifersysteem, gevormd door Zandige deklagen (code 0151) tot op 20 à 30 m-mv, • het Kempens Aquifersysteem, gevormd door de Zandige top van Lillo (code 0233).

Het grondwater is in het studiegebied aangeduid als zijnde zeer kwetsbaar. Doordat de boven- ste watervoerende laag bestaat uit zand en ze niet bedekt is door een beschermende deklaag of een dikke onverzadigde zone, is de laag zeer kwetsbaar. Dit wordt uitgedrukt met een index Ca1 op de grondwaterkwetsbaarheidskaart.

Gegevens met betrekking tot de grondwaterkwantiteit en -kwaliteit worden normaliter afgeleid uit de meetgegevens van het grondwatermeetnet. Nabij het plangebied komen geen relevante meetpunten voor, zodat er hier niet dieper op ingegaan kan worden.

Er zijn geen waterwingebieden voor grondwater gelegen in de nabijheid voor zowel het plange- bied RUP Fort alsook van het RUP Spoorwegtracé.

De resultaten van de hydrologische en hydraulische studie van het Schoon Schijn tonen aan dat waterbuffering in het Fort van Kapellen mogelijk dient te zijn.

Bodemonderzoeken Tussen 1996 en 2000 werden bodemonderzoeken uitgevoerd op Fort Kapellen ter hoogte van loods 14 en dit nadat een lek in een tank gevonden was. Hieronder de samenvatting: Jul 96: Verontreiniging ter hoogte van loods 14. Melding van een lek in een ondergrondse brandstoftank - huisbrandolie - behorende bij MG 12 (Jul 96). Een bodemonderzoek (BO) werd uitgevoerd door Laboratoria Van Vooren NV (Aug 96). In het vaste gedeelte van de bodem wordt geen normoverschrijdende verontreiniging vastgesteld. In het grondwater wordt normo- verschrijdende verontreiniging van zink, nikkel en arseen vastgesteld (Rapport 96/A1030). Ge- zien deze stoffen niet voorkomen in huisbrandolie zijn ze niet afkomstig van het lek. JSI-KDH (dienst Defensie) maakt het rapport over aan OVAM en vraagt advies over de te volgen proce- dure (Jun 97). OVAM vraagt een conform OBO over te maken (Okt 97). Het BO wordt aange- vuld tot een OBO. Dit verslag wordt conform verklaard door OVAM. Er wordt aangemaand tot het laten uitvoeren van een BBO (Sep 99). Het BBO wordt uitgevoerd door ENVIRAS (Mar 00). Het BBO wordt overgemaakt aan OVAM (Apr 00). De OVAM verklaart het BBO conform. Verde- re maatregelen zijn niet nodig (Jan 01).

Sinds dit onderzoek is er geen ander bodemonderzoek meer uitgevoerd. Bij de verkoop van het domein zal een OBO van de site gemaakt worden.

4.3.2 Analyse en beoordeling

De planoptie van het RUP Fort zal geen bijkomende of slechts een beperkte toename van ver- harding met zich meebrengen ten opzichte van de bestaande toestand. Vrijwel alle voorziene bebouwing is gelegen binnen hetzelfde verharde profiel als dat van de bestaande toestand. Wel wordt binnen het plangebied in de westelijke rand bijkomende parkeergelegenheid bij de nieu- we sporthal en de te behouden loodsen voorzien. Het gebouw van de sporthal kan op de reeds verharde ondergrond opgetrokken worden. De toegangsweg in deze rand is eveneens gelegen in het bestaande verharde profiel. Voor de aanleg van de parking worden in hoofdzaak water- doorlatende materialen voorzien.

De noordelijke rand, ter hoogte van de huidige loodsen, is bestemd voor een kleinschalig woon- project. Er zullen een aantal sociale woningen gebouwd worden. De woningen en de ontslui- tingsweg aan de buitenrand van het plangebied kunnen ook hier binnen het huidige verharde profiel worden gerealiseerd. Tussen de woningblokken zijn kleinschalige bewoners- en bezoe- kersparkings gepland. Ook hier zal voor de aanleg van de parking in hoofdzaak waterdoorla- tende materialen opgelegd worden. Aan de uiteinden van deze noordelijke rand worden groene

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 65 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

corridors gecreëerd in de richting van de omgevende forten. Op deze plaatsen zal de huidige verharde oppervlakte verwijderd worden.

De impact naar oppervlaktewater wordt in hoofdzaak bepaald door het afvalwater afkomstig van de nieuwe sporthal (met kleedkamers, sanitair en kantine) en de toekomstige sociale woningen. Dit afvalwater kan niet rechtstreeks geloosd worden in de waterloop maar zal naar de riolering moeten worden afgeleid of zal plaatselijk moeten gezuiverd worden. Tevens zal het regenwater gescheiden worden afgevoerd. Voor de sporthal kan het regenwater herbruikt worden voor sa- nitair.

In de zone voor natuur zal ten opzichte van de bestaande toestand weinig verandering teweeg gebracht worden. De wijziging voor de natuurzone bestaat enkel uit 2 geplande wandelpaden, één buitenlus en een kleinere in het binnengebied. Deze paden dienen niet verhard aangelegd te worden maar meer als een natuurlijk bospad.

De uitwerking van het plan voor RUP Spoorlijntracé houdt hoofdzakelijk een uitbouw van een recreatieve as in voor wandelaars, railbikes en ruiters. Daar de inrichting uitsluitend binnen het bestaande profiel dient plaats te vinden en geen bijkomende verharding wordt voorzien, heeft het plan geen impact op de waterhuishouding van het gebied.

Aangezien het plangebied voor het RUP Fort en het RUP Spoorlijntracé geen deel uitmaken van een overstromingsgevoelig gebied en er rekening gehouden wordt met bovenstaande voor- stellen inzake waterdoorlatende verharding, kan de impact op de waterhuishouding als beperkt beschouwd worden.

Aangezien zowel het plangebied van het RUP Fort en het RUP Spoorlijntracé in een matig kwetsbaar gebied liggen voor grondwater zal de nodige aandacht aan infiltratie worden be- steed. Buiten de verharde wegen voor de voertuigen kunnen de parkeergelegenheden en de fiets- en wandelwegen in het plangebied maximaal voorzien worden van waterdoorlatende ma- terialen.

De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd wor- den hebben geen impact op het grondwaterwingebied, gezien er geen permanente grondwa- terwinning verwacht wordt.

De effecten op de bodem zullen zich vooral tijdens de aanlegfase manifesteren. Indien bema- ling en afvoer van gronden noodzakelijk is, zal rekening gehouden worden met de bestaande wetgeving hieromtrent in de fase van de vergunningsaanvraag. Het blijvende effect is de (be- perkte) permanente parking die op een bestaande open ruimte wordt ingericht.

4.3.3 Besluit

Indien de toegestane werken worden uitgevoerd met respect voor de vigerende wetgeving en indien rekening gehouden wordt met bovenvermelde voorstellen inzake waterdoorlatende ver- hardingen kan worden besloten dat de impact op bodem en water beperkt is.

4.4 Fauna en flora

4.4.1 Beschrijving

Het plangebied van het RUP Fort is op de Biologische Waarderingskaart ingekleurd als com- plex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen. Het betreft hier een oud militair fort (kf) met eutrofe plassen (ae), struweelopslag (sz) en eiken-berkenbos (qb). Het plangebied situeert zich in de noordoostelijke rand van de woonkern Kapellen. Ten zuiden van het plange- bied komen dan ook in hoofdzaak minder waardevolle ecotopen (bebouwing), maar versnipperd

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 66 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

ook enkele (zeer) waardevolle ecotopen, zoals eiken-berkenbos (qb), zuur beukenbos (fs), struweelopslag (sz) en kasteelpark (kpk), voor. In en rond het plangebied RUP Spoorlijntracé komt in noord(oost)elijke richting een meer aan- eengesloten gebied van waardevolle en zeer waardevolle ecotopen voor. Het betreft hier Oude Gracht–Wolvenbos-Mastenbos-Franse Heide-Kapellenbos. Dit gebied wordt doorsneden door de Antitankgracht en bestaat uit onder andere eurofe poelen (ae), eiken-berkenbos (qb), zuur beukenbos (fs), loofhoutaanplanten (n), naaldhoutaanplanten (pa, pi, pmb, pms, ppmb, ppms), struweelopslag (sz), kasteelpark (kpk) en heidevegetaties (cg, cgb, cm, cmb)….

Het plangebied RUP fort is, gezien de aanwezige vleermuizen, op de BWK aangeduid als fa- unistisch belangrijk gebied.

Kaart 6: Biologische waarderingskaart

In de nabijheid van zowel het RUP Fort als het RUP Spoorlijntracé bevinden zich geen VEN- gebieden.

Het RUP Fort maakt onderdeel uit van het habitatrichtlijngebied ‘Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat’ (BE2100045) en is daarmee van belang voor vleermuizen. Zoals reeds eerder aangehaald omvat het fort een overwinteringpopulatie van Watervleermuis, Gewone dwergvleermuis, Baard/Brandts vleermuis, Franjestaart en grootoorvleermuis. De vleermuizen overwinteren verspreid over alle delen van het fort. In de fortgebouwen werd in 2010 zwermgedrag vastgesteld van Watervleermuis, Baardvleermuis, Franjestaart, Ingekorven vleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis. Vroeger was er een zomerkolonie van Watervleermuis in het fort aanwezig. In het gebied komen, naast de vleermuizen, ook een aantal meer algemeen voorkomende zoogdieren voor. Ondermeer Eekhoorn, Mol, Ree en Vos werden reeds waargenomen.

Het RUP Spoorlijntracé maakt onderdeel uit van het habitatrichtlijngebied ‘Klein en Groot Schietveld’ (BE2100016), een grootschalig gradiëntrijk heidelandschap met vennen en kleinere beekecosystemen, omgeven door boskernen.

Uit de Vogelatlas en de kaarten van akker- en weidevogelgebieden (INBO) blijkt dat nabij het studiegebied geen belangrijke vogelgebieden of –trekroutes voorkomen. Op het domein van het fort was in het voorjaar van 2011 een zangpost van Boompieper (Rode lijst: bedreigd) aanwezig en komt Buizerd in of net buiten het fortdomein tot broeden.

Kaart 7: Natura 2000

4.4.2 Analyse en beoordeling

Door het maximale behoud van de natuurzone in het plangebied RUP Fort zal er geen biotoop- verlies optreden. De geplande onverharde wandelpaden zullen nauwelijks impact hebben op het biotoopverlies. De biologische waarde van het gebied verandert logischerwijs niet doordat juist de zeer waardevolle elementen behouden blijven. De nieuwe ontwikkelingen zullen aan de rand van het plangebied gebundeld worden, ter hoogte van de bestaande verharde zone met de huidige loodsen. Tussen de geplande ontwikkelingen en de natuurzone wordt een groenbuf- fer voorzien die zal beplant worden met streekeigen en standplaatsgeschikte soorten. Op de parkings zullen eveneens aanplantingen voorzien worden.

Het vrijwaren van de bereikbaarheid van het fort voor vleermuizen in de vorm van ‘groene’ cor- ridors is een aandachtspunt bij het opmaken van het RUP Fort. Door de strategische assen richting het fort van Ertbrand en het fort van Brasschaat bouw- en verhardingsvrij te houden, kunnen deze corridors aangeplant worden met bomen. Op deze manier is het mogelijk om toch bebouwing en vleermuizen te combineren en kunnen onderlinge natuurverbindingen tussen de forten gevormd worden. Het is wenselijk om deze ‘groene’ corridors buiten het plangebied, waar

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 67 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

mogelijk, te respecteren en te versterken door het aanbrengen van kleine landschapselemen- ten.

Bij de inplanting van de wandelpaden in de natuurzone is het van belang dat rekening wordt gehouden met de invliegplaatsen van de vleermuizen en met de locaties van het fort waar de vleermuizen zwermen. Dit onderzoek dient voorafgaand aan de locatiekeuze van de wandelpa- den te gebeuren. In het RUP is het belangrijk dat de paden niet eenduidig worden vastgelegd maar dat een verschuiving mogelijk is in functie van bovenvermeld onderzoek.

Voor het plangebied RUP Spoorlijntracé zal tevens geen biotoopverlies optreden, daar de pla- noptie enkel binnen het bestaande profiel van de spoorlijn dient te geschieden.

De verhoogde trafiek van recreanten is in overeenstemming met de draagkracht van het gebied langsheen het spoorwegtracé. Het betreft immers enkel wandelaars, ruiters en railbikes. Het tracé kan enkel gebruikt worden overdag aangezien er geen verlichting wordt voorzien. De rui- ters benutten slechts een beperkt deel van het tracé. De railbikes worden enkel bepaalde perio- des per jaar en per dag gebruikt. Sowieso is de impact van deze gebruikers niet groter dan de- ze van de voormalige militaire spooractiviteit.

Mogelijke hinder door geluid komt aan bod bij ‘Mens – socio-organisatorische aspecten’. Er kan wel gesteld worden dat er door verstoring ten gevolge van verkeer geen grote impact op de fauna verwacht wordt voor het plangebied RUP Fort, daar de verkeersbewegingen vooral over- dag plaatsvinden en de ontsluiting via de buitenrand geschied en achter de woningblokken is gelegen. Evenals bij het RUP Fort kan gesteld worden, dat voor het RUP Spoorlijntracé de mo- gelijke hinder door geluid op de fauna geen grote impact zal hebben en dit omdat de recreatie- ve activiteiten uitsluitend overdag zullen plaats vinden.

Vooral licht is een belangrijke vorm van verstoring voor vleermuizen. Verlichting van gebouwen en parkings kan bijgevolg tot verstoring van deze fauna leiden. Aangezien alle vleermuizen be- schermde soorten zijn en de meeste van de aanwezige vleermuizen opgenomen zijn in de habi- tatrichtlijn, is dit een belangrijk aandachtspunt. Om verstoringeffecten te vermijden is voldoende afstand van het fort tot aan de sporthal, de sociale woningen en parkings noodzakelijk. De op- zet van de naar binnen gerichte tuinen, patio’s en terrassen behorende bij de sociale woningen dienen maximaal gerespecteerd te worden bij de uitvoering van het RUP Fort. Op deze manier wordt een maximale beperking van lichtuitstraling richting het fort gerealiseerd. Er moeten eveneens voorwaarden opgelegd worden voor wat betreft de toepassing van de verlichting. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van verlichting op basis van bewegingssensoren, zodat er niet permanent verlichting aanwezig is. Maatregelen betreffen het maximaal vermijden van verlichting in de aanlegfase, het beperken van de verlichting van weginfrastructuur en gebou- wen tot het strikt noodzakelijke gebruik van neerwaarts gericht, verkeersgeleidend licht, verlich- ten met betrekkelijk langgolvig licht en een beperkte verlichtingsintensiteit en armaturen met beperkte verstrooiing (zie ook de Molenaar 2003). Mits deze bepalingen, is er geen significante impact door lichtverstoring.

De recreatieve as behorend bij het RUP Spoorlijntracé wordt hoofdzakelijk gezien als onderdeel van een recreatief netwerk en geen functionele route. Er wordt geen verlichting toegestaan om de fauna van de bosrijke omgeving van het domein Oude Gracht en Den Uitlegger niet te ver- storen.

Ook tijdens de werken zal er aandacht aan de lichtverstoring moeten besteed worden. Aange- zien dit een tijdelijk effect is, wordt ook hier geen significante impact verwacht.

4.4.3 Besluit

Aangezien het fort van Kapellen behouden blijft als een verblijfplaats voor vleermuizen en zelfs bijkomend 2 ‘groene’ corridors worden voorzien om de bereikbaarheid van het fort voor vleer-

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 68 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

muizen te vrijwaren, zal dit zelfs een bijkomende positieve impact kunnen geven naar de toe- komst toe. Om verstoringen met betrekking tot licht en geluid op de aanwezige vleermuizenpopulatie in het fort te beperken, zijn maatregelen getroffen naar de inrichting en de inplanting van de sociale woningen. Een voldoende brede groenbuffer voorkomt directe betreding van de natuurzone vanuit de woonzone. De groenbuffer fungeert alsmede als geluidsdemper voor de sociale wo- ningblokken ten aanzien van de natuurzone. Wat betreft de natuurzone zal er, met uitzondering van de wandelpaden, niets ingrijpends plaats vinden ten opzichte van de bestaande toestand, waardoor de aanwezige waardevolle vegetatie in stand blijft.

Indien de voorgestelde inrichting van het RUP Fort en het RUP Spoorlijntracé maximaal geres- pecteerd wordt en indien er passende maatregelen worden genomen met betrekking tot verlich- ting van de ontsluitingsweg en wandelpaden in het plangebied, kan gesteld worden dat de in- vloed op de discipline fauna en flora beperkt is.

4.5 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

4.5.1 Beschrijving

Op macroschaal vormen de forten grote open ruimtes en groene longen aan de rand van de verstedelijkte gebieden, ondanks het feit dat sommige forten in verval zijn geraakt. (Bron: ver- kennende nota ‘de fortengordels als provinciaal gebiedsgericht project’, Provincie Antwerpen). Daarom is het van belang om te proberen de forten met aanwezige vleermuispopulaties in stand te houden, het fort van Kapellen is hier een voorbeeld van. Door in het RUP ‘groene’ cor- ridors te voorzien naar de nabij gelegen forten (Ertbrand en Brasschaat) kan de bereikbaarheid voor vleermuizen behouden blijven. Tevens kan het landschap ter hoogte van de corridors, waar mogelijk, interessanter gemaakt worden door het aanbrengen van kleine landschapsele- menten.

Het fort van Kapellen is gelegen tussen de uitlopers van de woonwijken aan de Heidestraat en de Hoogboomsteenweg. In feite ligt het ten noorden en aan de rand van de bebouwde kern van Kapellen, op de overgang naar de groene bosstructuur van het domein Oude Gracht. De mini- male dichtheid van de bebouwing in de woonwijk aan de Hoogboomsteenweg verschilt sterk ten opzichte van de rest van Kapellen. De (zonevreemde) woningen aan de Fortsteenweg zijn eigenlijk de enige vorm van bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van het fort. Door het spoorlijntracé ten westen van het fortdomein wordt de achterliggende woonwijk visueel afgescheiden van het plangebied. Iets verderop lig- gen verscholen in de bosrijke omgeving nog enkele woningen aan de Bosdreef.

De gebieden ten noorden en oosten van het fortdomein bestaan in hoofdzaak uit bosrijke ge- bieden van het Mastenbos en het domein Oude Gracht. De bospercelen zijn afwisselend be- plant met naaldbossen, gemengde bossen en loofbossen. Het RUP spoorlijntracé doorkruist volledig het domein Oude Gracht tot aan de gemeentegrens met Brasschaat. Overigens komen in het domein Oude Gracht en aan het spoorlijntracé verspreid kleine heidegebieden voor. Ten noorden van de uiterste punt van het spoorlijntracé zijn grotere heidegebieden gelegen, meer bepaald aan het militaire vliegveld van Brasschaat. Direct aan het fortdomein in het noorden grenzen nog enkele paardenweiden.

Beschermde monumenten, stadsgezichten en landschappen De Antitankgracht is aangeduid als beschermd landschap (OA000128, 10-03-1994) en door- kruist het plangebied van het RUP Spoorlijntracé. De aanwezigheid van het grote aantal bun- kers, forten en schansen geeft het beschermd landschap een grote historische waarde. De Antitankgracht is nog zeer goed waarneembaar in het landschap en volgt de buitenste for- tengordel van Ranst (Oelegem) tot Berendrecht. Kenmerkend zijn de oude wilgencultivars die vaak afkomstig zijn van uitgegroeide wilgentenen afkomstig van de oorspronkelijke beschoeiing.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 69 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

Op het beschermde landschap na zijn er in of in de nabijheid van het RUP fort en spoorlijntracé geen andere beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten aanwezig.

Kaart 8: Beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen’

Landschapsatlas Uit de Landschapsatlas blijkt dat enkel het plangebied RUP Spoorlijntracé een onderdeel vormt van de relictzone ‘Franse en Grote Heide, domein Oude Gracht en Eikelenberg’ (R10014). Het RUP Fort grenst aan deze relictzone. Het RUP Spoorlijntracé doorsnijdt eveneens de anker- plaats ‘Domein Oude Gracht’ (A10004) en ligt op korte afstand van RUP Fort. Ook de anker- plaats ‘Antitankgracht’ (A10074) doorkruist het RUP Spoorlijntracé. Er bevindt zich één puntrelict binnen het RUP meer bepaald het ‘Fort van Kapellen’ (P10068). Verder bevinden zich geen puntrelicten in de nabijheid van het RUP. Het plangebied RUP Spoorlijntracé wordt doorsneden door 2 lijnrelicten; namelijk ‘Duitse Bun- kerlinie Hoofdweerstandstelling’ (L10015) en ‘Antitankgracht’ (L10014). In de nabije omgeving van plangebied RUP Fort zijn geen lijnrelicten gelegen.

Het domein Oude Gracht is op 13 september 2011 definitief aangeduid als ankerplaats. Verder bevinden er zich geen voorlopig of definitief vastgestelde ankerplaatsen of erfgoedlandschap- pen in of in de nabijheid van het RUP Fort en Spoorlijntracé.

Kaart 9: Landschapsatlas

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 70 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

Figuur 11: Provinciale landschapskaart (bron provincie Antwerpen)

Bouwkundig erfgoed Het fort is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed (VIOE) - ID: 13321: Redoute voor de onverdedigde sector Oorderen - Schoten en tevens ter verdediging van de spoorlijn Antwerpen -Essen. Gelegen kort bij het station van Kapellen. Oor- spronkelijk nagenoeg vierhoekige omwaterde constructie zonder caponnières waarvan de bouw startte in 1887 en voltooid werd in 1897. Thans nog steeds militair domein, doch de gebouwen werden deels gesloopt en de omwatering deels gedicht.

Voor het overige liggen er in of in de nabijheid van het RUP Fort en Spoorlijntracé geen bouw- werken die zijn opgenomen in de inventaris.

Archeologisch erfgoed Met betrekking tot de archeologische waarden zijn in de databank van de Centrale Archeologi- sche Inventaris in en in de omgeving van het plangebied percelen aangeduid. Het betreft hier ondermeer roerende archeologica uit de Steentijd (105100) en bewoning uit de late Middeleeu- wen, de 16de eeuw, de 17de eeuw, de 18de eeuw en de 19de eeuw (105036, 105037, 112005, 112010, 112018, 112023, 112026 en 112133).

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 71 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

Figuur 12: Situering van het archeologisch erfgoed (Centrale Archeologische Inventaris)

4.5.2 Analyse en beoordeling

Ten opzichte van de bestaande toestand wordt hoofdzakelijk de zone voor de sporthal en de sociale woningen heringericht met enkel een uitbreiding van een parkeerruimte bij de sporthal. Ter hoogte van de ingang worden nieuwe woongebouwen voorzien die als poort tot het gebied fungeren. Bij de inplanting is rekening gehouden met het beperken van de landschappelijke im- pact. Zo wordt rond de natuurzone een groenbuffer voorzien aan de kant van de woonzone alsook naar de westelijke rand met de sporthal. Momenteel biedt de entree een weinig aantrek- kelijke indruk door het grote verharde oppervlak, met de nieuwe inrichting van de entree zal dit mede een natuurlijker karakter krijgen. Door een volwaardige gevelwand te voorzien aan de entree wordt het gebied een volwaardig onderdeel van het centrum van Kapellen.

Voor de groenbuffer wordt naast een beplanting met streekeigen standplaatsgebonden soorten best een gelaagde structuur voorzien zoals een combinatie van hoogstammen met struiken dat een betere afscherming biedt. Ook het voorzien van soorten met winterhoudend bladgroen kunnen ervoor zorgen dat het afschermende karakter tijdens de winterperiode deels behouden blijft.

De impact op de landschappelijke erfgoedwaarde is zeer beperkt tot onbestaande. Wel wordt het behoud van het puntrelict ‘fort van Kapellen’ vooropgesteld als vleermuisverblijfplaats.

De aangeduide lijn- en puntrelicten worden door toedoen van voorliggende planopties van RUP Fort en Spoorlijntracé niet in de negatieve zin gewijzigd. Integendeel, het belang van de aanwe- zigheid van het fort van Kapellen wordt zelfs nog versterkt door 2 extra ‘groene’ corridors te voorzien die de huidige ecologische waarde in stand moet houden als natuurverbinding. Door een uitdoofbeleid toe te kennen aan de hondenclub wordt het zicht op het fort op termijn gevrij- waard. Naar zowel landschapsbeleving als cultuurhistorische beleving in combinatie met recreatie (wandel- en fietsroute langs fort) zou ter hoogte van de fortbrug, een informatiebord geplaatst kunnen worden.

Het plan voor het RUP Spoorlijntracé beoogt een herwaardering van de bestaande spoorrails als recreatieve as, landschappelijk blijft het dus een structurerend lijnelement in het landschap.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 72 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

In feite wordt de cultuurhistorische waarde van dit element terug kenbaar gemaakt aan recrean- ten. Het plan heeft eerder een positieve impact op de erfgoedwaarde.

4.5.3 Besluit

Op basis van bovenstaande analyse kan geoordeeld worden dat de impact van het plangebied voor RUP Fort en het RUP Spoorlijntracé op de discipline ‘Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’ beperkt is of zelfs eerder een meerwaarde creëert.

4.6 Mens: socio-organisatorische aspecten

4.6.1 Beschrijving

Ruimtegebruik De bebouwing doet zich hoofdzakelijk voor in de vorm van woonwijken langs de Heidestraat en de Hoogboomsteenweg. Langs de Fortsteenweg en aan de Bosdreef liggen er kleine groepjes woningen. De bebouwing op het fortdomein zelf bestaat uit een conciërgewoning, loodsen, het fortingangsgebouw, kazernegebouwen en een mitrailleurbunker. Hoewel de loodsen dienen als stallingsplaats voor oude militaire voertuigen, staan er ook voertuigen op de verharding gepar- keerd. In de westelijke rand en scheidingsgrens van het fortdomein liggen in een braakliggende strook de oude spoorrailaftakkingen richting het militaire vliegveld van Brasschaat. Verder heeft deze strook momenteel geen functie. De bestaande verharding in beton spreidt zich uit in een brede band aan de oostzijde van de loodsen. Naast de oprit naar de huidige ingang zijn dit de enige verharde oppervlakten van het fortdomein. Het gehele binnengebied inclusief de fortgebouwen en mitrailleurbunker ligt in een natuurlijke zone met waardevolle vegetatie. De restanten van de fortgracht vormt aan de zuid- en oostkant de scheiding van het natuurlijke binnengebied.

Er zijn nauwelijks landbouwpercelen aanwezig in de omgeving van het RUP Fort en Spoorlijn- tracé. De landbouwtyperingskaart geeft daarom ook een zeer lage waardering voor de ruime omtrek rond het RUP. Wel wordt het plangebied van het RUP Fort in het noorden begrensd door een aantal weilanden voor paarden. Ten zuiden van het plangebied is een hondenclub gelegen.

Kaart 10: Landbouwtyperingskaart

Het plangebied RUP Spoorlijntracé beperkt zich uitsluitend tot het profiel waarin de spoorrails liggen. Het spoorlijntracé heeft hoofdzakelijk als ondergrond een onverhard bospad met daarin de spoorrails. Er is nagenoeg geen bebouwing aanwezig langs het bosrijke noordelijke deel van het traject. Ten zuiden van het fortdomein trekt het tracé door een kleine boszone die overgaat in een bebouwde zone tot aan de spoorlijn van Kapellen

Geluid Binnen het plangebied van RUP Fort is er momenteel geluidshinder afkomstig van de herstel- lingswerkzaamheden aan de oude militaire voertuigen in de loodsen. Ook de hondenclub geeft mogelijk geluidshinder voor de omwonenden. Wel zijn er geen klachten gekend omtrent even- tuele geluidsoverlast.

Voor het plangebied RUP Spoorlijntracé is de geluidshinder momenteel zeer beperkt aangezien het spoor nog nauwelijks gebruikt wordt. De nieuwe geplande activiteiten genereren een te verwaarlozen vorm van geluid.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 73 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

Mobiliteit De ontsluiting van het fort van Kapellen gebeurt via de doodlopende straat Fortsteenweg. De Fortsteenweg is van oudsher zoals bij de meeste forten aangelegd in kasseien. De ten westen en ten zuiden gelegen woonwijken worden ontsloten door ofwel doodlopende straten of lusvor- mige lokale straten. De dichtstbijzijnde grote verbindingsweg met bovenlokale functie richting Antwerpen is de N11- Antwerpsesteenweg, ter hoogte van het station van Kapellen. Via de Fortsteenweg kan het fort bezocht worden met de fiets om vervolgens op de Bernard de Vadderlaan uit te komen. In de wijdere omgeving van het fort maken de straten G. Spelierlaan en K. Albertlei onderdeel uit van de fiets-o-strade van de Provincie. De hoofdroute (fiets-o- strade) ligt momenteel aan de westzijde van spoorlijn 12. Er is een aanvraag tot wijziging van de route naar de oostzijde via de Koning Albertlei ingediend en goedgekeurd. Verder weg van het fort ligt het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk, een hoofdroute en een functionele fietsroute. Grenzend aan het fort ligt de lokale wandelroute ‘Sint-Mauritiuspad’. Overigens liggen in de di- recte omgeving van het fort nog 2 andere wandelroutes namelijk; ‘Zilverenhoekpad’ en ‘Den- nenburgpad’. Vooraan de site wordt een parking voorzien die gebruikt kan worden door de bezoekers van de gymhal maar ook door andere recreanten en bezoekers. Er wordt naar een maximaal gemeen- schappelijk gebruik gestreefd. Voor de berekening van de behoefte van het aantal parkeer- plaatsen van de gymhal en de recreatieve activiteiten in functie van railbikes wordt afgeleid dat dergelijke activiteit maximum een 50-tal parkeerplaatsen behoeft.

Momenteel maken de ruiters reeds deels gebruik van het spoorwegtracé. Vanuit de ruiters wer- den geen negatieve signalen ontvangen. Wel zijn er op het parcours een paar hindernissen die door de ruiters omzeild moeten worden. De beheerders van de betreffende gebieden ondervin- den hierdoor hinder. Een duidelijk parcours (zonder al te veel hindernissen) is noodzakelijk.

Kaart 11: Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk

Voor het plangebied RUP Spoorlijntracé is mobiliteit niet van toepassing, omdat er momenteel nauwelijks nog activiteit plaats vindt op het tracé.

4.6.2 Analyse en beoordeling

Het huidige ruimtegebruik van het fortdomein wijzigt niet sterk ten opzichte van het vooropge- stelde plan voor RUP Fort. Enkel verandert de functie van de bestaande loodsen naar een woonfunctie en een recreatieve functie. De natuurzone zal behouden blijven en wordt aan de kant van de woonzone en de sporthal of het centrum afgeschermd door een ‘groene’ buffer. De verkeersbewegingen voor gemotoriseerd verkeer beperken zich tot een toegangsweg langs de buitenzijde van het plangebied tot aan de sociale woningen die, zoals nu ook het geval is, aan- sluit op de Fortsteenweg. De sporthal zal, met een piek op avonden en in het weekend, een stijging van de verkeersbewegingen genereren.

Geluid Aangezien de huidige loodsen worden afgebroken en de activiteiten worden verplaatst naar het museum van Brasschaat neemt dit de mogelijke geluidshinder binnen het plangebied RUP Fort weg. Geluidshinder vanuit de sociale woningblokken zullen enerzijds beperkt worden door de manier van inrichting en locatie en anderzijds door de afschermende groenbuffer. De geluidsoverlast van de hondenclub, waaraan bovendien een uitdoofbeleid wordt gekoppeld, is verwaarloosbaar.

Mobiliteit De ontsluiting van het plangebied wordt geoptimaliseerd door de weg aan te leggen met respect voor de vleermuizenpopulatie in het fort. Ook is de centrale parking aan de entree gesitueerd om te voorkomen dat er gemotoriseerd verkeer tot in het binnengebied komt. De geplande

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 74 van 91

BESCHRIJVING EN INSCHATTING VAN MOGELIJKE MILIEU-EFFECTEN

wandelpaden in de natuurzone zijn strikt bestemd voor wandelaars en kunnen enkel onder be- geleiding betreden worden. Fietsers en diverse vormen van harde recreatie dienen uit de na- tuurzone te worden geweerd.

Omwille van het lokale karakter van de geplande activiteiten is het verkeersgenerend effect be- perkt: op piekmomenten kunnen enkele tientallen auto’s van de sociale woningblokken gebruik maken van de ontsluitingsweg. Omdat de piekmomenten kort zijn en het niet gaat om zeer gro- te hoeveelheden verkeer, is het verstorend effect eerder gering. Enkel aan de entree kunnen op de parking op piekmomenten meerdere bewegingen van gemotoriseerd verkeer plaats vinden. Omdat deze activiteiten grotendeels beperkt zijn tot avonden en weekenddagen worden geen grote verstorende effecten verwacht.

4.6.3 Besluit

Voor het RUP Fort wordt, rekening houdend met het feit dat de woonzone en de zone met sporthal omgeven worden door een groenbuffer, geconcludeerd dat de ontsluiting van het plan- gebied voor gemotoriseerd verkeer minimaal is en dat de parking ten behoeve van de sporthal zo dicht mogelijk bij de ingang gelegen is. Alzo kan geoordeeld worden dat de invloed van het plan op de discipline mens beperkt blijft.

Aangezien voor het plangebied RUP Spoorlijntracé naar ruimtegebruik niks veranderd omdat enkel overdag recreatief gebruik gemaakt gaat worden van het spoorlijntracé in een met bos omringde omgeving is de invloed van het plan op de discipline mens beperkt.

4.7 Externe mensveiligheid

Zowel laagdrempelige als hoogdrempelige seveso-bedrijven zijn niet binnen de gemeente Ka- pellen gelegen. Alleen in het centrum van Kapellen zijn verscheidene onderwijsinstellingen gesi- tueerd en enkele rust- en verzorgingstehuizen.

Kaart 12: Externe mensveiligheid

4.8 Andere milieudisciplines

Gezien de doelstellingen van het RUP en de aard van de voorziene activiteiten zijn er geen ef- fecten te verwachten in de disciplines mens-gezondheid, energie- en grondstoffenvoorraad, stoffelijke goederen, lucht of klimaat.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 75 van 91

5 CONCLUSIE

Het plangebied en de nabije omgeving vertonen geen relevante bijzondere kwetsbaarheden die mogelijk onderhevig kunnen zijn aan aanzienlijke milieueffecten. Een verdere disciplinegewijze uitwerking heeft bijgevolg geen toegevoegde waarde.

Wel komen uit dit onderzoek een aantal aandachtspunten naar voor om mee te nemen bij de verdere uitwerking van het RUP Fort alsook bij het latere vergunningenbeleid: • beperken van verlichting tot het strikt noodzakelijke • langsheen de ontsluitingsweg voor de sporthal en de woningen dient de verlichting tot het strikt noodzakelijke beperkt te worden én dient een hopover voor vleermuizen voorzien te worden ter hoogte van de groene corridors. • sterke trillingen (veroorzaakt door werkzaamheden) tijdens de wintermaanden vermijden om zo overwinterende vleermuizen in het fort niet te verstoren • waar bemaling nodig is, moet de technische uitvoeringswijze zodanig gekozen worden opdat de invloedssfeer tot een minimum beperkt wordt • de natuurzone op natuurvriendelijke wijze afsluiten en niet publiek toegankelijk maken; wan- delen kan enkel op de daartoe bestemde paden • onderzoek naar de invliegroutes van vleermuizen en de locaties van het fort waar de vleer- muizen vliegen alvorens de wandelpaden in de natuurzone worden bepaald; in het RUP worden deze paden enkel indicatief aangeduid en wordt in het toelichtend gedeelte van de stedenbouwkundige voorschriften naar dit onderzoek verwezen • opnieuw bedekken van afgegraven delen met vleermuisvriendelijke inrichting op boven- grondse delen • creëren van bos als buffer rond het fort • onderzoek naar zwermgedrag van vleermuizen om invlieg- en zwermplaatsen te bepalen • optimaal beheren van de natuurzone om verstoring in dit gebied te vermijden • in de natuurzone kunnen geen koloniebomen gekapt worden in functie van een recreatief medegebruik • tussen de woon- en natuurzone dient een buffer te worden gerealiseerd; de buffer heeft een gelaagde opbouw met opgaande bomen in combinatie met een struiklaag • het fort zelf en bijhorende bunkers ontoegankelijk maken uit veiligheidsoverwegingen; het afsluiten gebeurt op een vleermuisvriendelijke manier • het respecteren van de groene corridors als fourageerroute voor de vleermuizen • het voorzien van zo veel mogelijk waterdoorlatende verhardingen • vanuit het oogpunt water is het belangrijk dat de mogelijkheid om te kunnen bufferen in het Fort van Kapellen mee opgenomen wordt, en dat er door dit RUP geen voorwaarden of be- perkingen opgelegd worden waardoor de realisatie van deze buffering in het gedrang komt. • plangebied verkeersluw houden • de sporthal dient ruimtelijk ingepast te worden in de omgeving • in het beheersplan van het fort dient eveneens de nodige aandacht uit te gaan naar het be- heer van de fortgracht • voorzien van voldoende comfortabele fietsenstallingen • bij de vergunningsaanvraag bepalingen opleggen inzake collectieve zuivering • het hemelwater maximaal herbruiken en het overige hemelwater maximaal laten infiltreren

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 76 van 91

CONCLUSIE

Ook voor het RUP Spoorlijntracé kunnen een aantal aandachtspunten opgesomd worden: • natuurlijke afsluitingen voorzien om ‘tracé-verlatende’ recreanten te hinderen • behouden van de spoorwegtaluds voor het respecteren van de huidige migratieroute voor diverse fauna en flora • verlichting langsheen het spoorwegtracé is niet toegestaan • geen verhardingen voorzien

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 77 van 91

6 OVERZICHT VAN DE GERAADPLEEGDE INSTANTIES EN ADVIEZEN

De initiatiefnemer heeft de Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) gevraagd een selectie van betrokken instanties over te maken. In haar advies van 6 juli 2011 heeft de Dienst BGP voorgesteld volgende instanties om advies te vragen: • Provinciebestuur Antwerpen, Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Dienst Ruim- telijke Planning • Toerisme Vlaanderen, Afdeling Kennis- en Informatiebeheer, Dienst Planning en Onderzoek • ANB Antwerpen • Agentschap Ruimte en Erfgoed, Ruimtelijke Ordening Antwerpen • Agentschap Ruimte en Erfgoed, Onroerend Erfgoed Antwerpen • Departement MOW • Vlaamse Milieumaatschappij

Alle aangeschreven instanties hebben advies uitgebracht op de eerste adviesvraag. Deze ad- viezen zijn toegevoegd in bijlage 4. Al de instanties zal opnieuw om advies gevraagd worden.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 78 van 91

7 BESLUIT

Op basis van de conclusies van het onderzoek tot m.e.r. en rekening houdend met de uitge- brachte adviezen en de opgenomen aanvullingen op het onderzoek meent de initiatiefnemer dat er geen plan-MER nodig is.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 79 van 91

8 OVERZICHT VAN DE GERAADPLEEGDE INSTANTIES EN ADVIEZEN

De dienst Mer heeft in haar schrijven van 25 november 2011 (zie bijlage 5) voorgesteld om ad- vies te vragen aan de instanties die eerder al advies uitbrachten: • Provinciebestuur Antwerpen, Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Dienst Ruim- telijke Planning • Toerisme Vlaanderen, Afdeling Kennis- en Informatiebeheer, Dienst Planning en Onder- zoek4 - Bloso • ANB Antwerpen • Vlaamse overheid – Ruimtelijke ordening – gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar • Vlaamse overheid - Onroerend Erfgoed Antwerpen • Departement MOW • Vlaamse Milieumaatschappij

Alle aangeschreven instanties hebben geantwoord op de adviesvraag. Het verzoek tot raadple- ging is opgenomen in bijlage 6 en de adviezen in bijlage 7.

4 Voortaan geeft Bloso advies in plaats van Toerisme Vlaanderen.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 80 van 91

9 NOTA MET AANVULLINGEN OP HET ON- DERZOEK TOT M.E.R.

In de adviezen van de betrokken instanties is gevraagd een aantal elementen aan dit onder- zoek tot m.e.r. toe te voegen of te verbeteren. In dit hoofdstuk worden deze elementen opge- nomen met verwijzing naar de paragraaf in het onderzoek.

9.1 Advies provincie Antwerpen

9.1.1 Aanvulling paragraaf 1.1: wettelijk kader

De weergave van het wettelijk kader waarbinnen voorliggend onderzoek tot m.e.r. is opge- maakt, dient te worden aangevuld met de omzendbrief LNE 2011/1 – milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten ten gevolge van het arrest van het Hof van Justi- tie van 24 maart 2011.

9.1.2 Aanvulling paragraaf 2.5.2: planningscontext

In actie 30 uit het deelbekkenbeheersplan Beneden Schijn staat dat er extra bergingsmogelijk- heden moeten voorzien worden in domein Oude Gracht.

Inzake waterbuffering voorziet het RUP reeds in de algemene bepalingen dat ook in de fort- gracht hemelwater kan gebufferd worden.

9.2 Bloso

Geen opmerkingen

9.3 Agentschap Natuur en Bos Antwerpen

9.3.1 Aanvulling paragraaf 2.2.2: beschrijving plangebied RUP Spoorlijntracé

Het spoorlijntracé doorkruist eveneens het habitatrichtlijngebied ‘Klein en Groot Schietveld’ en het antitankkanaal.

9.3.2 Motivering toegankelijkheid natuurzone

In artikel 5 (natuurgebied met cultuurhistorische waarde) staat duidelijk dat het gebied niet vrij toegankelijk is voor het publiek en dat om die reden de zone kan afgesloten worden. Het type afsluiting dient natuurlijk en vleermuisvriendelijk te zijn. In de praktijk zal de controle gebeuren door de beheerder van het domein. Het is met name de bedoeling dat het fortdomein wordt aangekocht door het Kempisch Landschap die dan tegelijkertijd zal instaan voor het beheer van het domein.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 81 van 91

NOTA MET AANVULLINGEN OP HET ONDERZOEK TOT M.E.R.

9.3.3 Motivering visie Spoorlijntracé

Het Kempens Landschap is momenteel bezig met de aankoop en de voorbereiding van de ex- ploitatie van het spoorlijntracé. Ze hebben de ambitie om er railbikes te plaatsen. Tussen de verschillende betrokken actoren is er overeen gekomen dat enkel de zwakke weggebruikers kunnen toegestaan worden die geen specifieke nieuwe infrastructuur nodig hebben. Om die reden zijn fietsers niet gewenst aangezien hiervoor een verharding moet worden aangelegd. De gemeente wenst echter alle mogelijkheden open te houden en wil naast railbikes en wandelaars ook ruiters toelaten en dit op momenten dat het tracé niet door railbikes wordt gebruikt. In de onmiddellijke omgeving ligt er immers een manège en vele ruiters gaan rijden op het Klein Schietveld. De vraag naar veilige ruiterpaden is bijgevolg groot. Om eventuele conflicten tussen railbikes en ruiters te vermijden wordt voorgesteld om op te nemen in het RUP dat het tracé niet gelijktijdig gebruikt kan worden door ruiters en railbikes. Het verdere beheer valt onder de verantwoordelijkheid van het Kempens Landschap.

9.3.4 Aanpassing RUP: uitdoofbeleid hondenclub

In het RUP zal de uitdooftermijn voor de hondenclub meer verduidelijkt worden.

9.3.5 Motivering instandhoudingsdoelstellingen

De gevraagde instandhoudingsdoelstellingen zijn allen opgenomen bij de conclusie in paragraaf 5.

9.3.6 Motivering verlichting

In de bufferzone en langsheen het Spoorlijntracé worden alle vormen van verlichting verboden in de stedenbouwkundige voorschriften van voorliggend RUP. In de natuurzone is verlichting enkel toegestaan waar dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is voor het publiek dat on- der begeleiding sporadisch het fort kan bezoeken. De gevraagde voorwaarden worden hierbij gerespecteerd. Ook voor de overige zones staan deze voorwaarden als bindende bepaling op- genomen in het RUP.

9.4 Vlaamse overheid – Ruimtelijke ordening – gewestelijk stedenbouwkundig ambtenaar

9.4.1 Motivering bestemming ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut’

Voor het bijkomende gebouw achter de sporthal heeft de gemeente nog geen concrete invul- ling. Sowieso is het niet de bedoeling dat hier een functie komt die bezoekers zal aantrekken en extra dynamiek genereert. In het RUP zal bij de bestemmingsomschrijving ‘socio-culturele acti- viteiten’ geschrapt worden.

9.4.2 Aanpassing RUP: uitdoofbeleid hondenclub

In het RUP zal de uitdooftermijn voor de hondenclub meer verduidelijkt worden. De mogelijk- heid tot herbouw wordt gemotiveerd in functie van de zichtbaarheid van het fort. Er wordt met name voor geopteerd om de constructies meer landschappelijk vorm te geven en beter in te passen. Er wordt gedacht aan ‘verplaatsbare’ houten constructies. Om die reden is herbouw nodig.

9.4.3 Aanpassing RUP: zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut

In het RUP zal naast een minimum ook een maximum aantal parkeerplaatsen opgelegd wor- den; dit om een te sterk automobiliteitsgenererend effect te vermijden, de draagkracht van de plek te respecteren en het gebruik van de alternatieve vervoersvormen te stimuleren.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 82 van 91

NOTA MET AANVULLINGEN OP HET ONDERZOEK TOT M.E.R.

9.4.4 Motivering inplanting sporthal

Naast de beschrijving van de locatiealternatieven voor de sporthal in paragraaf 2.6.2 wordt eveneens verwezen naar de planningscontext in paragraaf 2.5.2.2 waarin het bovenlokaal sportinfrastructuurplan wordt besproken. Hieruit kan zowel de behoefte alsook de gewenste locatie voor dergelijke gymhal afgeleid worden.

9.5 Vlaamse overheid - Onroerend Erfgoed Antwerpen

9.5.1 Aanpassing RUP: uitdoofbeleid hondenclub

In het RUP zal de uitdooftermijn voor de hondenclub meer verduidelijkt worden en zal opgeno- men worden dat bij stopzetting dit gebied opnieuw als onderdeel van de natuurzone moet wor- den ingericht.

9.5.2 Aanpassing p. 56, 60 en 63: geen fietsvoorzieningen langs het spoorlijntracé

Op de pagina’s 56, 60 en 63 wordt de verwijzing naar het gebruik van het spoorlijntracé voor fietsers geschrapt. Het is immers niet de bedoeling om verhardingen aan te leggen, hetgeen nodig is voor fietsers.

9.5.3 Motivering infrastructuur wandelaars langs Spoorlijntracé

In het RUP staat verordenend opgenomen dat ‘bijkomende verhardingen’ niet zijn toegestaan. Wel kunnen bestaande paden hersteld of heraangelegd worden op plekken die toegankelijk zijn voor wandelaars.

9.5.4 Motivering verlichting langs Spoorlijntracé

In de algemene conclusie in hoofdstuk 5 staat dat verlichting niet is toegestaan. Dit is eveneens verordenend vastgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften van de zone ‘artikel 1: bosge- bied met recreatief medegebruik’.

9.5.5 Motivering respecteren erfgoedwaarde van het fort

In de stedenbouwkundige voorschriften horende bij de zone ‘artikel 5: natuurgebied met cul- tuurhistorische waarde’ staat dat werken enkel zijn toegelaten voor zover deze verenigbaar zijn met de cultuurhistorische identiteit van het gebouw. Ook is bepaald dat het Fort omwille van zijn belangrijke historische waarde instandgehouden moet worden.

9.6 Departement MOW

Geen opmerkingen

9.7 Vlaamse Milieumaatschappij

VMM merkt op de vigerende wetgeving inzake waterbeleid dient opgevolgd te worden.

9.7.1 Aanvulling paragraaf 5: conclusie

VMM vraagt om de realisatie van het woongebied uit te stellen tot dit gebied is opgenomen op het zoneringsplan en aangesloten kan worden op de collectieve zuivering. Er wordt echter voorgesteld om bij de vergunning extra bepalingen op te leggen inzake collectieve zuivering

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 83 van 91

NOTA MET AANVULLINGEN OP HET ONDERZOEK TOT M.E.R.

Volgende gevraagde milderende maatregelen staan reeds opgesomd bij paragraaf 5: • bij de vergunningsaanvraag bepalingen opleggen inzake collectieve zuivering • het hemelwater maximaal herbruiken en het overige hemelwater maximaal laten infiltreren

Volgende milderende maatregel wordt nog toegevoegd: • de woningen voorzien van een drempel

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 84 van 91

10 CONCLUSIE

Op basis van de conclusies van het onderzoek tot m.e.r. en rekening houdend met de uitge- brachte adviezen en de opgenomen aanvullingen op het onderzoek meent de initiatiefnemer dat er geen plan-MER nodig is.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 85 van 91

11 BIJLAGE 1: KAARTEN

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 86 van 91

12 BIJLAGE 2: PASSENDE BEOORDELING RUP FORT

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 87 van 91

13 BIJLAGE 3: ADVIES ANB PASSENDE BE- OORDELING

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 88 van 91

14 BIJLAGE 4: ADVIES DIENST MER

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 89 van 91

15 BIJLAGE 5: VERZOEK TOT RAADPLEGING

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 90 van 91

16 BIJLAGE 6: ADVIEZEN OP HET ONDER- ZOEK TOT M.E.R.

307149_532_raadpleging bis_, Revisie a Pagina 91 van 91