<<

Aan de gemeenteraad van de gemeente Postbus 93 9460 AB

datum: plaats:

Onderwerp: Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Buitengebied Aa en Hunze en PlanMER bestemmingsplan Buitengebied Aa en Hunze.

Geachte heer, mevrouw, Hierbij wil ik mijn zienswijze kenbaar maken op het ontwerp Bestemmingsplan Buitengebied en het PlanMER Buitengebied Aa en Hunze. Mijn zienswijzen zijn gebaseerd op het PDF bestand Ontwerp Bestemmingsplan Buitengebied Aa en Hunze dat op de website van de gemeente Aa en Hunze is gepubliceerd. In het bestemmingsplan buitengebied zijn geen mogelijkheden opgenomen voor het realiseren van windturbines. Toch wordt er momenteel een grootschalig windpark in een klein deel van het buitengebied gepland. Ik heb het voorontwerp Rijks Inpassingsplan (RIP) en de ondersteunende documenten (zoals de MER met bijlagen welke voor het windturbinepark De Drentse Monden en Oostermoer (DDM en OM) zijn opgesteld) bestudeerd en kom tot de volgende conclusies: 1. Het gebied Gasselterboerveen is te klein van omvang voor het realiseren van een grootschalig windturbinepark. Ik bepleit dat de besluitvorming van het Bestemmingsplan Buitengebied moet worden opgeschort. 2. Het voltallige College van Rijksadviseurs heeft het ministerie van Economische Zaken geadviseerd inzake het aspect Landschap met als doel dat de opstellers van het RIP rekening zouden houden met dit advies. In dit advies staat dat ten noorden van het Bos van Kruit er geen enkele verankering in het gebied is voor grootschalige windturbines. 3. Ik stel op basis van het RIP en de daarbij behorende stukken dat een goede ruimtelijke inpassing van de oorspronkelijke plannen van de initiatiefnemers, namelijk (400 - 600 MW opgesteld vermogen) absoluut onmogelijk is. 4. De turbines die thans in het gebied Gasselterboerveen zijn voorzien, 16 turbines met een opgesteld vermogen van 3 MW, kunnen alleen in het gebied worden geplaatst indien mitigerende maatregelen (stilstandvoorzieningen) ten aanzien van geluid en slagschaduw worden genomen. Het akoestisch onderzoek behorende bij het MER van het RIP toont aan dat het woon- en leefklimaat beduidend wordt verslechterd. Het leefklimaat wordt op de referentiepunten van het akoestische onderzoek in verslechterd van “Redelijk” naar “Slecht” en in van “Goed” naar Redelijk. Dit is in strijd met een 1

goede ruimtelijke ordening en is ook in strijd met de beleidsuitgangspunten zoals hierboven genoemd. 5. Ik bepleit een herijking van het ruimtelijk beleid ten aanzien van de locaties waar windenergie, in de provincie in het algemeen en in de gemeente Aa en Hunze in het bijzonder. Het gebied Gasselterboerveen is, zoals eerder geconcludeerd, ongeschikt voor grootschalige windenergie. 6. Ik bepleit dat een pas op de plaats wordt gemaakt met het vaststellen van het bestemmingsplan buitengebied zodat toekomstige ontwikkelingen ingepast kunnen worden. 7. De Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) schrijft voor dat het bevoegd gezag be- stemmingsplannen vaststellen voor een “goede ruimtelijke ordening”. Wat een goede ruimtelijke ordening is, staat niet letterlijk omschreven in de wet of in het Besluit ruimtelijke ordening. Wel hebben de inhoudelijke en de procedurele ver- eisten allemaal te maken met een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimte- lijke ordening moet in een ruimtelijke onderbouwing worden aangetoond.

8. Sinds 1986 geeft de VNG de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit'. Het is goed gebruik dat het bevoegd gezag rekening houdt met deze publicatie. In de meest actuele uitgave van 2009 staat als richtlijn voor windturbines met een ro- tordiameter van 50 meter een minimale afstand tot de woonbebouwing van 300 meter. Een dergelijke turbine heeft een capaciteit van ongeveer 0,75 MW opge- steld vermogen.

9. In het RIP wordt uitgegaan van turbines van minimaal 3 MW met een rotordia- meter van tussen 119 en 145 meter. Indien dit wordt omgerekend naar de turbines uit de VNG-publicatie kom je tot een minimale afstand tot woonbebouwing van 1200 meter.

10. Volgens de website waarop het ruimtelijk plan is aangegeven is de afstand tussen de woonbebouwing van de Veenakkers in en de woonbebouwing in Nieuwediep ca. 1600 meter, en de afstand tussen de woonbebouwing van Gassel- terboerveenschemond en de woonbebouwing in ca. 1300 meter. Zouden de turbines precies tussen de woonbebouwingen geplaatst worden, dan is de afstand tot de woonbebouwing van beide locaties dus 800, res- pectievelijk 650 meter. Het zou van een goede ruimtelijke ordening getuigen in- dien ook rekening zou worden gehouden met het overeengekomen afstandscrite- rium in de gemeente Emmen voor het windpark Emmen. Hier is in overleg met de initiatiefnemers, de provincie Drenthe en de bewoners van het gebied een af- stand van minimaal 1100 meter tot de woongebieden en 500 meter tot individuele woningen afgesproken. De afstandscriteria zijn weliswaar niet bindend, maar af- wijking vergt een deugdelijke motivering. Deze motivering is op geen enkele wijze zichtbaar gemaakt.

11. Ook biedt het criterium “goede ruimtelijke ordening” zoals bedoeld in artikel 4.1 WRO de mogelijkheid om ter bescherming van een goed woon- en leefklimaat strengere eisen te stellen dan de milieunormen in het algemeen en de in 2011 speciaal voor Windturbines aangepaste Wet geluidshinder in het bijzonder. Im- mers de in artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit milieubeheer gehanteerde norm borgt niet altijd een goed woon-en leefklimaat. Aangezien de norm uitgaat

2

van een jaargemiddelde is het niet uit te sluiten dat windturbines een aantal maanden per jaar de geluidsnorm overschrijdt.

12. Ik bepleit, op basis van dit gegeven, een minimale afstand van 1200 meter van het hart van een windturbine tot de woonbebouwing.

13. Ik bepleit dat dit totaal anders in het bestemmingsplan moet worden opgenomen. Immers er zijn weliswaar CO2 reductie doelstellingen door het rijk voor 2020 ge- formuleerd en door de provincie en de gemeente overgenomen maar voor de pe- riode daarna 2020 - 2030 en verder zijn aanvullende doelen geformuleerd en ik wil graag geborgd zien dat ook voor die periode een duidelijke visie op de ruim- telijke ordening, in het bijzonder op het gebied van windenergie op land, is ge- formuleerd.

14. Zoals eerder in deze zienswijzen gesteld ben ik van mening dat het zoekgebied voor grootschalige windenergie in de Veenkoloniën in het algemeen en het ge- bied Gasselterboerveen in het bijzonder op oneigenlijke gronden in de hierboven genoemde beleidsdocumenten is opgenomen en door gemeenteraad en provincia- le staten zijn vastgesteld.

15. Ik vind dat er een herijking moet plaatsvinden waarbij de provinciale opgave meer evenwichtig over de provincie in het algemeen en over de gemeente Aa en Hunze in het bijzonder moet worden verdeeld. Het “op slot” zetten voor wind- energie buiten het zoekgebied vinden wij verwerpelijk en riekt naar onbehoorlijk bestuur, want daarmee worden de lasten onevenredig zwaar in dit gebied gelegd.

Verder vind ik dat op geen enkele wijze aan de beleidsuitgangspunten ten aanzien van draagvlak is voldaan. Uit recent onderzoek is gebleken dat er totaal geen draag- vlak is voor een grootschalig windturbinepark in het gebied Gasselterboerveen, zo- wel genoemd in de Gebiedsvisie en de plannen van het Rijk. In het ontwerp Be- stemmingsplan is niet inzichtelijk gemaakt waarom geen halt wordt geroepen aan de doorzettingsmacht van de rijksoverheid.

Ik stel voor dat er een bottom-up proces tot stand komt. Het Energierapport 2016, een transitie naar Duurzaamheid biedt hiertoe alle ruimte.

Met vriendelijke groeten,

(Persoonlijke ondertekening)

(naam)

(adres)

3