Tuinkunst Tijdens De Tachtigjarige Oorlog

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Tuinkunst Tijdens De Tachtigjarige Oorlog Tuinkunst tijdens de tachtigjarige oorlog De prinses van Chimay (ca.1550-1605) en de ‘humanisering’ van de bloem ‘Godzijdank lijkt de oorlog niet het plezier dat het tuinieren verschaft te kunnen verjagen 1 of er zelfs inbreuk op te maken.’ EEN ELEGANT NETWERK VAN HOGE ADEL omringde in deze turbulente tijden de belangrijkste plantkundigen van de zestiende eeuw. Deze wetenschappers - Rembert Dodoens (1517/1518-1585), Matthias de l’Obel (1538-1616) en Charles de l’Ecluse (1526-1609) - hadden om hun geleerdheid kracht bij te zetten hun namen verlatijnst tot: Dodonaeus, Lobelius en Clusius. Zij genoten dikwijls onderdak op de fraaie kastelen in Vlaanderen en Brabant - het culturele hart van de ‘Zeventien Provinciën’ - met de even zo fraaie tuinen. Hun 1 Marie de Brimeu aan Carolus Clusius, 24 jan. 1592: ‘[…] aiant grace a dieu apparance aucune que la guerre nous en doive chasser ny mesmes interrompre le loisir que ces exercices de jardinage requierent.’ kennis wisselden zij uit met de ervaringen van hun beschermheren, die zich zelf ook als kweker bewogen op het toen nog schemerige pad van de plantkunde. Met veldbiologie had deze vorm van botanie niets te maken: de edellieden verzamelden geen inheemse planten langs slootranden of op de hei, zoals later in de tijd van Jac. P. Thijsse. Ook Linnaeus moest nog geboren worden, en een geïllustreerde Flora die behulpzaam was bij het determineren bestond nog niet. De botanie van de edelen was meer een vorm van collectioneren. Zij schreven brieven naar de Balkan, Griekenland of India voor een zaadje of bloembol en namen van hun diplomatieke reizen planten mee die ze onderling ruilden, zoals vreemde schelpen, zeldzame stenen en andere curiositeiten uit de natuur. Hun tuin was de plek waar zij hun plantenschatten aan de buitenwereld konden tonen, en zij beschouwden het als een uitdaging hun trofeeën in leven te houden, te veredelen en te vermeerderen. Zo kregen deze liefhebbers op den duur in de tuinkunst ‘zeer groote ghenoeghte en verstant’. Zij verzamelen fanatiek bepaalde exotische plantjes en bloemen en, hebben zij ze eenmaal verworven, dan koesteren en verzorgen zij ze angstvalliger dan enige moeder haar eigen kind. Het afsterven van een nieuwe bloem doet hun meer pijn dan de dood van een oude vriend.2 Omdat de plantkunde als wetenschap nog geen kader had en men zich wat afbeeldingen betreft moest behelpen met grove houtdrukken, konden deze amateurbotanici niet anders dan proefondervindelijk en met volharding te werk gaan. Op dit punt onderscheidden de protestanten zich van de katholieke botanici: zij baseerden zich vooral op hun eigen ervaringen, terwijl de katholieken zich meer op klassieke boekenwijsheid en traditie beriepen.3 Het pionieren op kweekgebied was niet alleen een kwestie van luxe maar ook noodzaak, want inmiddels was de Kleine IJstijd aangebroken, die in het laatste kwart van de zestiende eeuw zijn dieptepunt zou bereiken: gewassen die tot dan toe met redelijk gemak konden worden gekweekt, zoals druiven, overleefden de vorst nog met moeite. De plantkundige Matthias Lobelius schreef hierover: […] de naarstigheid van dit volk en zijn niet aflatende ijver om de planten tegen het koude jaargetijde en het ruige klimaat te beschermen, is zo groot dat je onmogelijk een plant kunt bedenken die ze daar niet weten te kweken. Dit is toe te schrijven aan de zorg en de volharding van de beroemde liefhebbers in dit 4 land, die kosten noch moeite schuwen om dit doel te bereiken. Onder de liefhebbers waren ook vrouwen, zoals Christine Bertolf, echtgenote van de raadsheer in Mechelen, van wie Dodonaeus zijn eerste zonnepitten kreeg, en de Brusselse Anne de Melun, die bekend was vanwege haar kweekkunst en de complexe tuinen in terrasvorm die zij liet aanleggen even buiten de stad.5 Het meest tot de verbeelding echter spreekt de prinses van Chimay, Marie de Brimeu, mede omdat een deel van haar brieven uit de oorlogsperiode bewaard is gebleven, maar vooral omdat haar botanische levensverhaal illustratief is voor een proces dat je zou kunnen betitelen als de ‘humanisering van de bloem’.6 De Nederlandse Opstand had namelijk ook zijn beslag op zoiets schijnbaar triviaals als de ontwikkeling van de tuinkunst. Dit mag paradoxaal klinken in een tijd waarin belegeringen en verwoestingen aan de orde van de dag waren en de hele beschaafde wereld ten onder leek te gaan, maar de geloofsstrijd die hiermee gepaard ging was inherent aan een minder bevangen kijk op de natuur. De kweekprestaties waren een middel om het geloof in de rede en vooral volharding uit te dragen. Het duurde bijvoorbeeld al gauw een jaar of zeven alvorens men uit zaad een nieuwe tulp had gekweekt. 2 Justus Lipsius over de ijdelheid van het collectioneren van planten. Lipsius p. 90. 3 Zie ook: ‘Protestants Prevail’ in: Pavord 2005 pp. 272-293. 4 Matthias Lobelius’ Plantarum seu Stirpium historia. Cui annexum Adversariorum Volumen. Het citaat staat op verschillende pagina’s want het boek is verschenen in verschillende versies. 5 Chris de Maegd in: Fuhring p. 70. Nadat Anne de Melun bij haar stadshuis in Brussel en bij haar kastelen in Temse en Bondues (Arthesië) tuinen had aangelegd, sleet zij haar oude dag in een karmelietessenklooster, waar ze zich toelegde op het kweken van bloemen en het maken van boeketten. 6 Brieven aan Carolus Clusius (26), brief aan Justus Lipsius, brief aan de gravin van Egmont en brieven aan Iohannes Heurnius (2) worden bewaard in de Universiteitsbibliotheek Leiden, resp. Vulc. 101 1571/1605, 12 LIP 4 inv. dat. 05/09/84, 1586 PAP 1c, 1590 MAR 3. MARIE DE BRIMEU WAS EEN VAN DE ZUIDELIJKE NEDERLANDERS die have en goed verlieten om zich aan te sluiten bij de Opstand omdat zij zich niet konden verenigen met het roomse gezag en de uitwassen van het katholieke geloof. Zij verkoos een turbulent leven, en toch vormden tuinieren en botanie, bezigheden waarvoor een zekere honkvastheid vereist is, een rode draad in haar bestaan. Als kersverse protestantse bezag zij de wereld der planten met nieuwe ogen. Nu bloemen niet langer ondergeschikt waren aan de roomse betekenisleer met zijn heilige planten, lag de schepping als het ware braak voor een nieuwe orde. Zij wisselde hierover van gedachten met belangrijke wetenschappers, zoals de humanist en tuinliefhebber Justus Lipsius en zijn opvolger de hugenoot Josephus Justus Scaliger, beiden behorend tot haar vriendenkring.7 Zij maakte de opkomst van de systematische botanie van dichtbij mee en onderhield een innige vriendschap met de botanicus Carolus Clusius. Al op jonge leeftijd toonde Marie belangstelling voor het kweken van bloemen. Lobelius noemt haar in zijn Kruydtboeck een van de belangrijkste Vlaamse tulpenkwekers.8 Behalve ‘een schone menge’ aan tulpen bloeiden in Marie’s tuin toen al zeldzame gewassen als een ‘narscisse met biesen bladerkens’ en de kleine hyacint of veldajuin. Bollen, zaden en plantenkennis wisselde zij uit met haar tuinvrienden, zoals Marnix van Sint Aldegonde, Jan van Hoboken en haar Mechelse vriend Johannes de Brancion, de man die haar waarschijnlijk in contact bracht met Clusius. Ook de Antwerpse uitgever Plantijn, die de plantenboeken van Clusius, Dodonaeus en Lobelius drukte en verspreidde, had een tuin waar hij onder meer tulpen kweekte. Dat een deel van deze tuinvrienden tijdens de oorlog Vlaanderen ontvluchtte en zich als asielzoeker avant la lettre op de vruchtbare geestgronden bij Leiden vestigde, zou in hoge mate bijdragen aan de popularisering van de tulp in de Nederlanden. Op 12 juni 1582 verliet Marie heimelijk met haar tien jaar jongere echtgenoot Charles, prins van Chimay tevens hertog van Croy en Aerschot, het bisdom Luik. De grond was hun te heet onder de voeten geworden sinds er strenge edicten tegen de nieuwe godsdienstleer waren uitgevaardigd. Te paard, via een doorwaadbare rivier, kon het echtpaar ternauwernood aan een groep Spaanse ruiters ontkomen, en na een lange tocht bereikten zij het protestantse toevluchtsoord Sedan. 9 Daar vonden zij onderdak bij Francoise de Bourbon, zuster van Charlotte de Bourbon, de vrouw van Willem van Oranje. Men kan zich afvragen wat de prinses bezielde. Ze was in een streng calvinistisch bolwerk terechtgekomen waar toneel, dans, feesten en banketten verboden waren en zelfs het eten van verfijnde spijzen als gevogelte, pasteien of forel niet was toegestaan. Tot dan toe had het de rijke Marie aan niets ontbroken. Ruim tien jaar eerder had zij het lieflijke graafschap Megen geërfd, zij had de beschikking over heerlijkheden in de Ardennen plus een aantal bezittingen in Noord-Frankrijk en nog een onverdeelde boedel uit haar eerdere huwelijk met Lancelot de Barlaymont.10 Dat alles, plus de eigendommen van haar schoonfamilie, had zij moeten achterlaten, waaronder ten minste één en vermoedelijk meerdere door haar beplante tuinen, die toen al haar grote passie vormden. Ook haar echtgenoot had al op jonge leeftijd belangstelling getoond voor de tuinkunst, maar of 7 Van der Gouw p. 55. 8 Matthias Lobelius: Kruydtboeck oft beschrijvinghe van allerleye Ghewassen, Kruyderen, Hesteren ende Gheboomten, Antwerpen, 1581. Het boek werd geschreven in 1579, Marie heeft dan bijvoorbeeld de door Lobelius beschreven Pumilio meerdere jaren tot bloei gebracht, waaruit geconcludeerd kan worden dat zij rond 1576 al tulpen kweekte. Marie de Brimeu wordt genoemd op p. I-162, I-163, I-129, I-154. Marie de Brimeu krijgt op pp. 163 en 129 de toevoeging ‘huisvrouw van Coenrardt Schetz’. Konrad Schets († 1579) trouwde volgens de genealogische gegevens van de familie Ursel inderdaad met een zekere Marie de Brimeu, maar dat was een naamgenote, hoewel de naam niet algemeen voorkwam. Het kan zijn dat Lobelius en later ook Clusius (Rariorum pp. 53 en 66) op papier deze vrouwen door elkaar heeft gehaald, maar het kan ook zijn dat beide vrouwen tulpen kweekten en dat de plantkundigen met beiden contact hadden. In dat geval komt de eer van deze twee vermeldingen toe aan Marie de Brimeu, vrouw van Konrad Schets.
Recommended publications
  • CONTINENTAL IMITATIONS of the ROSE NOBLE of EDWARD IV VERY Little Is Known in This Country About the Large Class of Rose Nobles
    CONTINENTAL IMITATIONS OF THE ROSE NOBLE OF EDWARD IV By ANTHONY THOMPSON VERY little is known in this country about the large class of rose nobles bearing the name of Edward IV, but of larger module and coarser execution than usual. Their style and fabric, as well as their average weight (about 1x6 grains), stamps them as of foreign manu- facture, and they are called "Flemish" because there is a convenient historical explanation for their issue—Edward's seven months' exile in Flanders between October 1470 and April 1471. They are held to be Flemish because they resemble the pieces copied from Henry VI's noble, whose origin is also assumed to be Flemish. The identification of the rose nobles rests solely upon this resemblance, for there is, so far, no documentary evidence in support of an emergency coinage in Flanders—Deschamps de Pas prints no document in his exhaustive studies of the Flemish issues of Charles the Bold which might indicate that the Burgundian mints of Flanders were put at Edward's dis- posal.1 Even the fundamental point about the origin of the "Henry" nobles is by no means certain, for there is a suspicion that some of them may have been coined at or near Cologne in the sixteenth century.2 In this country the "Flemish" rose nobles of Edward IV have always been regarded (and rightly) as a side-line of English numis- matics, but this attitude neglects an important aspect of our numis- matic history—the commercial value of the rose noble abroad, which led to its imitation.3 Montagu saw this clearly when he postulated a
    [Show full text]
  • Download Download
    Early Modern Low Countries 4 (2020) 2, pp. 205-233 - eISSN: 2543-1587 205 Disputed State, Contested Hospitality: Dutch Ambassadors in Search of a New Overlord at the French Court of King Henry iii, 1584-1585 Bram van Leuveren Bram van Leuveren is Lecturer in Arts, Culture, and Media Studies at the University of Gronin- gen. His research focusses on the salient role of the performing arts and ceremonial protocol in supporting diplomatic relations between France and its most important European associates in the late sixteenth to seventeenth centuries, including England, Spain, and the Low Countries. His first monograph, Early Modern Diplomacy and French Festival Culture, 1572-1615, based on his doctoral research at the University of St Andrews, is under contract with Brill. Abstract In December 1584, the States-General of the Union of Utrecht dispatched a special embassy to Paris to offer King Henry iii of France the titular rule of their estates. Henry was to replace Philip ii of Spain, the legitimate overlord of the seventeen provinces, whom the States-General had deposed in July 1581 in direct violation of the sacred institution of the monarchy. Although largely overlooked by historians, the special embassy provides a fascinating insight into the intricate European ram- ifications of the Union of Utrecht’s search for overlordship prior to the foundation of the Dutch Republic in April 1588. This article focuses on the divided reception of the special embassy to France from the perspective of the Union of Utrecht, espe- cially among the powerful nobility of Holland, many of whom shared anti-French sentiments, and from the vantage point of the English and Spanish ambassadors in Paris, who tried to either intervene or obstruct the Dutch-French negotiations in a bid to alter Europe’s balance of power to their advantage.
    [Show full text]
  • University of Groningen F. Egmond, the World of Carolus
    CORE Metadata, citation and similar papers at core.ac.uk Provided by University of Groningen University of Groningen F. Egmond, The World of Carolus Clusius Van Berkel, Klaas Published in: BMGN-The low countries historical review DOI: 10.18352/bmgn-lchr.7454 IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Publication date: 2011 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Van Berkel, K. (2011). F. Egmond, The World of Carolus Clusius: Natural History in the Making, 1550- 1610. BMGN-The low countries historical review, 126(4), 118-120. https://doi.org/10.18352/bmgn-lchr.7454 Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 12-11-2019 recensies encore trois années pendant lesquelles on le perd que des rapports ‘superficiels et essentiellement à nouveau de vue, jusqu’en 1581 où il prit enfin le officiels’.
    [Show full text]
  • D'ursel (Famille)
    BE-A0510_000626_003392_FRE Inventaire des archives de la famille d'Ursel. Tome I / A. Graffart Het Rijksarchief in België Archives de l'État en Belgique Das Staatsarchiv in Belgien State Archives in Belgium This finding aid is written in French. 2 d'Ursel (Famille) DESCRIPTION DU FONDS D'ARCHIVES:..........................................................................17 Histoire du producteur et des archives........................................................................18 Producteur d'archives.....................................................................................................18 Histoire institutionelle/Biographie/Histoire de la famille.........................................18 Archives...........................................................................................................................19 Acquisition...................................................................................................................19 Contenu et structure....................................................................................................21 Mode de classement.......................................................................................................21 DESCRIPTION DES SÉRIES ET DES ÉLÉMENTS..................................................................23 I. GÉNÉRALITÉS...................................................................................................................23 Inventaires de papiers personnels. etc.....................................................................................23
    [Show full text]
  • The Twelve Years Truce (1609)
    The Twelve Years Truce (1609) Peace, Truce, War and Law in the Low Countries at the Turn of the 17th Century Edited by Randall Lesaffer LEIDEN | BOSTON This is a digital offprint for restricted use only | © 2014 Koninklijke Brill NV <UN> Contents Note on Contributors vii Introduction 1 Randall Lesaffer Part 1 Truce and Peace 1 The Twelve Years Truce: Textual Explanations 7 Paul Brood 2 Preparing the Ground: The Cession of the Netherland’s Sovereignty in 1598 and the Failure of its Peace-Making Objective, 1607–1609 15 Alicia Esteban Estríngana 3 The Act of Cession, the 1598 and 1600 States General in Brussels and the Peace Negotiations during the Dutch Revolt 48 Bram De Ridder and Violet Soen 4 The Anglo-Spanish Peace Treaty of 1604: A Rehearsal for Belgian Diplomats? 69 Alain Wijffels Part 2 Truce and War 5 Left ‘Holding the Bag’: The Johor-voc Alliance and the Twelve Years Truce (1606–1613) 89 Peter Borschberg 6 The Tactical Military Revolution and Dutch Army Operations during the Era of the Twelve Years Truce (1592–1618) 121 Olaf van Nimwegen This is a digital offprint for restricted use only | © 2014 Koninklijke Brill NV <UN> vi Contents 7 ‘Une oppression insupportable au peuple’: The Impact of Contributions on Armistice, Peace and Truce Negotiations 152 Tim Piceu Part 3 Truce and Law 8 The United Provinces: ‘Free’ or ‘Free and Sovereign’? 181 Beatrix C.M. Jacobs 9 How ‘Sovereign’ were the Southern Netherlands under the Archdukes? 196 Georges Martyn 10 The Early Doctrine of International Law as a Bridge from Antiquity to Modernity
    [Show full text]
  • Materially Constituting the Arenberg Family Body in the Habsburg
    The Matter of Nobility: Materially Constituting the Arenberg Family Body in the Habsburg Netherlands 1520-1620 Rebekah Helen Lee Two Volumes Volume Two: Images. PhD. University of York. History of Art. September 2018. Figure 1. Frans Pourbus the Younger, Portrait of the Arenberg Family, c.1593-1597, Oil on Canvas, 223 x 227cm, Arenberg Castle, KU Leuven, Heverlee. Figure 2. Map showing Arenberg property in the Netherlands. Red markers indicate property acquired between 1500-1700. Yellow marker indicates the location of the new Arenberg family seat in Enghien (Edingen). Map adapted from Jan Rogiers, Mark Derez, Marc Nelissen, Jean-Pierre Tytgat and Anne Verbrugge, ed., Arenberg in de Lage Landen: Een hoogadellijk huis in Vlaanderen en Nederland (Leuven: University of Leuven, 2002). Figure 3a. ‘Expo Adellijk Wonen’ Promotional image from M-Leuven website. https://www.arenbergleuven.be/nl/expo-adellijk-wonen. Figure 3b. ‘Openingsweekend’ Promotional image from M-Leuven website. https:// www.arenbergleuven.be/nl/openingsfeest. Figure 4. Drawing of weaver in “Recueil de dessins ou cartons, avec devises, destinés à servir de modèles pour tapisseries ou pour peintures sur verre,” Département des Manuscrits, Français 24461, Folio 136r. Bibliothèque Nationale de France, Paris. Figure 5. Tapestry design in “Recueil de dessins ou cartons, avec devises, destinés à servir de modèles pour tapisseries ou pour peintures sur verre,” Département des Manuscrits, Français 24461, Folio 8v and 9r. Bibliothèque Nationale de France, Paris. Figure 6. From the workshop of Pieter Van Aelst, Honour, c.1530, Wool and Silk 6-7 warp threads per cm, 450 x 803cm, Metropolitan Museum, New York. Figure 7.
    [Show full text]
  • PROCEEDINGS of the FIFTH INTERNATIONAL CONFERENCE of the EUROPEAN ARCHITECTURAL HISTORY NETWORK
    PROCEEDINGS of the FIFTH INTERNATIONAL CONFERENCE of the EUROPEAN ARCHITECTURAL HISTORY NETWORK 1 EAHN 2018 EAHN 2018 PROCEEDINGS of the FIFTH INTERNATIONAL CONFERENCE of the EUROPEAN ARCHITECTURAL HISTORY NETWORK Edited by Andres Kurg & Karin Vicente Estonian Academy of Arts 2018 2 3 CREDITS INTRODUCTION International Scientific Committee This electronic publication brings together papers and abstracts from the Howayda Al-Harithy, American University of Beirut Fifth International Meeting of the European Architectural History Network Ljiljana Blagojević, (EAHN), held in Tallinn between 13-16 June 2018. The organization‘s biannual Independent Scholar, Belgrade international meeting, is its largest gathering, and has previously been held Mark Crinson, in Guimarães (2010), Brussels (2012), Turin (2014), and Dublin (2016). As University of London Hilde Heynen, EAHN’s first meeting in north-eastern Europe, this year’s Tallinn conference Catholic University Leuven continues to expand the organization’s geographical reach, reflecting its Stephan Hoppe, aspiration to critically address centre-periphery relations within Europe. Ludwig-Maximilians-Universität Unlike many other large conventions of professional associations, the München Merlijn Hurx, EAHN international meeting does not have an overarching theme, instead Utrecht University it aims to map the present state of research, whilst actively promoting Kathleen James-Chakraborty, critical discussion and expanding the field of architectural history through University College Dublin embracing new research trajectories. As such, the conference chooses not to Andres Kurg, Estonian Academy of Arts limit itself to any one particular historical period or geographical region, but Eeva-Liisa Pelkonen, instead tries to include the widest possible variety of approaches to the built Yale University environment.
    [Show full text]
  • Minerva's Army and the Battle for Green Gold: Leiden University As A
    Minerva’s Army and the Battle for Green Gold: Leiden University as a Catalyst for the Seventeenth Century Spice Trade The Harvard community has made this article openly available. Please share how this access benefits you. Your story matters Citation Brown, Danelle Marqui. 2016. Minerva’s Army and the Battle for Green Gold: Leiden University as a Catalyst for the Seventeenth Century Spice Trade. Master's thesis, Harvard Extension School. Citable link http://nrs.harvard.edu/urn-3:HUL.InstRepos:33797284 Terms of Use This article was downloaded from Harvard University’s DASH repository, and is made available under the terms and conditions applicable to Other Posted Material, as set forth at http:// nrs.harvard.edu/urn-3:HUL.InstRepos:dash.current.terms-of- use#LAA Minerva’s Army and the Battle for Green Gold: Leiden University as a Catalyst for the Seventeenth Century Spice Trade Danelle Marqui Brown A Thesis in the Field of the History of Science, Technology and Medicine for the Degree of Master of Liberal Arts in Extension Studies Harvard University May 2016 Copyright 2016 Danelle Marqui Brown Abstract This thesis examines the socio-cultural climate of the Dutch Republici and its primary established knowledge systems that aided in the identification, access, production, use and transmission of plant-based knowledge. A cross analysis of these intellectual exchanges are explored in order to assess their role upon the Dutch Republic’s ascension as leaders of the seventeenth century spice trade. It identifies Leiden University (est.1575) as a key intellectual conduit for the Dutch Republic’s social and economical outcomes during the late sixteenth and first half of the seventeenth century.
    [Show full text]
  • Materially Constituting the Arenberg Family Body in the Habsburg
    The Matter of Nobility: Materially Constituting the Arenberg Family Body in the Habsburg Netherlands 1520-1620 Rebekah Helen Lee Two Volumes Volume One: Text. PhD. University of York. History of Art. September 2018. Abstract This thesis will explore the material construction of the noble form in the sixteenth and early seventeenth-century Habsburg Netherlands. Understandings of substance and social structures of privilege were in potent and synchronized flux during this era and Flemish noble families, such as the Arenberg clan, were required to consistently reformulate and assert their authority. The Arenberg family were powerful and socially prominent figures in the Low Countries at this time. They were staunch Catholics and active members of the Brussels court but also engaged regularly with the commercial elites of the Northern Provinces. Structured around five case studies, the investigation will focus on the nature of different media and how the particularities of each substance were deliberately co-opted into the production of social authority. It will examine how corporal encounter with textiles, glass, paper, and pigment formulated noble honour, negotiated change, produced relationships between diverse groups, and situated the family within an ever-shifting social environment. Each chapter examines a material artefact commissioned by the dynasty at a site of contest or transformation, a situation in which the privileged nature of the Arenberg clan required consolidation or reassertion. This thesis will contribute towards a growing field of study on the Early Modern Habsburg Netherlands. It will prioritise material processes in an attempt to highlight the value of substance as a methodological tool useful for research into the fields of Catholic Europe court history currently dominated by archival approaches.
    [Show full text]
  • The Elizabethan Court Day by Day--1584
    1584 1584 At WHITEHALL PALACE Jan 1,Wed New Year gifts. Among 198 gifts to the Queen: by Sir Gilbert Dethick, Garter King of Arms: ‘A Book of Arms containing the Arms of the noblemen of England in the time of King Richard the Second’; by William Absolon, Clerk of the Closet: ‘A book entitled Explicacio Orationis Dominie, covered with black velvet embroidered with Venice gold’; by Christopher Barker, Queen’s printer: ‘A large Bible in English covered with crimson velvet all over embroidered with Venice gold and seed pearl’; by Ogerius Bellehachius: ‘A book of Latin verses covered with vellum’; by Scipio Gentili: ‘A book of Latin verses covered with crimson velvet’; by Nicholas Hilliard: ‘A fair table being pictures containing the history of the five wise virgins and the five foolish virgins’; by Petruccio Ubaldini: ‘A book covered with vellum’; by John Dudley, Sergeant of the Pastry: ‘A pie of quinces made into letters. E.and R’.NYG Oger Bellehache dedicated and gave to the Queen: Sacrosancta Bucolica. In Latin verse, with dedication in Latin verse. Nine eclogues, being pastoral Biblical dialogues, e.g. on Jubal, Jacob, Moses. Also eight Eclogues paraphrasing the Song of Songs. 54p. (Geneva, 1583). Scipio Gentili dedicated and gave to the Queen a book by the Italian poet Torquato Tasso (1544-1595), translated into Latin: ‘Torquati Tassi Solymeidos. Liber primus Latinis numeris expressus’. Dedication and text in Latin verse. 22p. (London, 1584). Lambert Daneau wrote Orationis Dominicae Explicatio. (Geneva, 1583). The Queen’s copy is now at the British Library. New Year payments by Anne (Cecil), Countess of Oxford, Burghley’s daughter: ‘Rewards: The Queen’s New Year gift and my Lord of Leicester’s, £30.
    [Show full text]
  • A Female Culture of Botanical Collecting in the Dutch Golden
    Pineapples, Labyrinths, and Butterflies: Female Collectors in the Dutch Golden Age The role of female collectors and researchers of naturalia in the Low Countries in the seventeenth century Veerle Victoria de Brouwer s1226657 [email protected] dr. Marika Keblusek Second reader: dr. Stijn Bussels MA Arts and Culture: Museums and Collections 2016-2017 0 List of Contents 1. Introduction p. 1 2. Chapter 1: Botanical Collecting and Research in the sixteenth and seventeenth century p. 7 3. Chapter 2: Female collectors and their collections in the Dutch Golden Age p. 18 4. Chapter 3: Female collectors and their networks of collectors and researchers in the Dutch Golden Age p. 34 5. Conclusion p. 45 6. Appendix p. 50 7. List of figures p. 68 8. Bibliography p. 71 Introduction ‘’The number of women in possession of extraordinary collections in the late seventeenth and early eighteenth century in the Netherlands was nothing short of extraordinary, and yet little has been written about this subject to date. While much literature exists regarding the work of Maria Sybilla Merian, many of the other collectors mentioned here have hardly been mentioned in publications devoted to collecting […]’’1 This quote by art historian Joy Kearney has been one of the main inspirations for this thesis. While there has been quite extensive research done on the general subject of interesting collections of botany and naturalia in the seventeenth century, the number of publications dealing with female collectors and their collections has been only growing slowly since the last decade.2 Even though several works that include female collectors have been published, it is often the case that the women mentioned are only discussed briefly.
    [Show full text]
  • The Making of the English Gardener
    the making of the english gardener 3564_01_FM_Intro_CH01.indd 1 13/07/11 8:49 AM 3564_01_FM_Intro_CH01.indd 2 13/07/11 8:49 AM the making of the English Gardener margaret willes YALE UNIVERSITY PRESS NEW HAVEN AND LONDON 3564_01_FM_Intro_CH01.indd 3 13/07/11 8:49 AM Copyright © 2011 Margaret Willes Publication was made possible by a grant from the Scouloudi Foundation in association with the Institute of Historical Research. All rights reserved. This book may not be reproduced in whole or in part, in any form (beyond that copying permitted by Sections 107 and 108 of the U.S. Copyright Law and except by reviewers for the public press), without written permission from the publishers. For information about this and other Yale University Press publication please contact: U.S. Office: [email protected] www.yalebooks.com Europe Office: [email protected] www.yalebooks.co.uk Set in Arno Pro by IDSUK (DataConnection) Ltd Printed in Great Britain by TJ International Ltd, Padstow, Cornwall Library of Congress Cataloging-in-Publication Data Willes, Margaret. The akingm of the English gardener / Margaret Willes. â p. cm. Includes bibliographical references and index. ISBN 978-0-300-16382-7 (alk. paper) 1. Gardens--England--History--16th century. 2. Gardeners--England--History--16th century. 3. Gardens--England--History--17th century. 4. Gardeners--England--History--17th century. I. Title. SB451.36.G7W55 2011 712.0942--dc23 2011014431 A catalogue record for this book is available from the British Library 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 3564_01_FM_Intro_CH01.indd
    [Show full text]