2018

ARCHEOLOGIENOTA Tracé Te Zemst – (Vlaams-Brabant) ADEDE Archeologisch Rapport 341

Aaron Verleysen

ADEDE ARCHEOLOGISCH RAPPORT 341

Archeologienota Tracé te Zemst-

Mechelen (Vlaams-Brabant).

AARON VERLEYSEN

Colofon

Uitgever ADEDE bvba Jaar van uitgave 2018 Plaats van uitgave Gent Redactie Simon Claeys & David Janssens ISSN 2033-6810

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van ADEDE bvba.ADEDE bvba is niet aansprakelijk voor eventuele schade voortvloeiend uit diens adviezen.

Inhoudsopgave

1 Administratieve fiche ...... - 5 - 2 Bureauonderzoek ...... - 10 - 2.1 Archeologische voorkennis ...... - 10 - 2.2 Aanleiding van het onderzoek ...... - 10 - 2.3 Doel van het onderzoek ...... - 10 - 2.4 Huidige situatie projectgebied ...... - 11 - 2.5 Beschrijving geplande werken ...... - 11 - 2.6 Randvoorwaarden ...... - 13 - 2.7 Werkwijze ...... - 13 - 3 Assessmentrapport ...... - 18 - 3.1 Landschappelijke situering van het onderzoeksgebied...... - 18 - 3.2 Geo(morfo)logische en bodemkundige situering van het onderzoeksgebied ...... - 23 - 3.2.1 Tertiair geologisch ...... - 23 - 3.2.2 Quartair geologisch ...... - 24 - 3.2.3 Bodem ...... - 26 - 3.2.3.1 Bodemtypekaart ...... - 26 -

3.2.3.2 Potentiële bodemerosie ...... - 30 -

3.2.3.3 Erosiegevoeligheid...... - 31 -

3.2.3.4 Landgebruik ...... - 32 -

3.2.3.5 Gewestplan ...... - 33 -

3.3 Landschappelijk bodemonderzoek ...... - 34 - 3.3.1 Interpretatie ...... - 35 - 3.3.2 Beschrijving boringen ...... - 40 - 3.3.3 Besluit ...... - 43 - 3.4 Historische situering van het onderzoeksgebied ...... - 44 - 3.4.1 Algemene historische situering ...... - 44 - 3.4.1.1 Zemst ...... - 44 -

3.4.1.2 Zemst-Bos ...... - 47 -

3.4.1.3 Elewijt/ ...... - 48 -

3.4.2 Historisch kaartmateriaal ...... - 49 - 3.4.2.1 Frickx-kaarten (1712) ...... - 49 -

Pagina - 3 -

3.4.2.2 Kaart van Villaret (1745-1748) ...... - 51 -

3.4.2.3 Kaart van Ferraris (1771 – 1778) ...... - 53 -

3.4.2.4 Atlas der Buurtwegen (1840) ...... - 56 -

3.4.2.5 Topografische kaart van Vandermaelen (1846 – 1854) ...... - 58 -

3.4.2.6 Luchtfoto 1971 ...... - 61 -

3.4.2.7 Luchtfoto 1979-1990 ...... - 61 -

3.5 Archeologische situering van het projectgebied ...... - 63 - 4 Besluit ...... - 68 - 4.1 Archeologische waardering ...... - 68 - 4.2 Onderzoeksvragen ...... - 69 - 4.3 Besluit breed publiek ...... - 72 - 5 Bibliografie ...... - 74 - 6 Lijst van figuren ...... - 75 -

Pagina - 4 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

1 Administratieve fiche

Projectcode 2018I3 Site Mechelen – Zemst - Tracé Projectsigle ADEDE ZEM-TRA Zemst Ligging Mechelen Punt 1 (NO): X: 156527.478m Y: 189041.861m Bounding Box Punt 2 (ZW): X: 153026.254m Y: 184650.404m Topografische kaart Zie plannr. 1

Kadaster Zie plannummer 3 Soort onderzoek Bureauonderzoek Aard van de vervolgwerken Aanleg tracé Uitvoerder ADEDE bvba Erkenningsnummer ADEDE bvba 2015/00058 Simon Claeys 2017/00184 Erkend archeoloog Alexander Cattrysse 2017/00187 Tijdelijke bewaarplaats archief ADEDE bvba Verleysen A., 2018, Archeologienota Tracé te Bibliografische referentie Mechelen - Zemst (Vlaams-Brabant), ADEDE Archeologisch Rapport 341, Gent. Grootte projectgebied 1.136.541 m² Periode uitvoering September 2018 Thermen thesaurus Onroerend Erfgoed Archeologienota, Bureauonderzoek Verstoorde zones Bebouwing, verharding, waterlopen

Pagina - 5 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 6 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 7 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 8 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 9 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

2 Bureauonderzoek

2.1 Archeologische voorkennis

Binnen de contouren van het onderzoeksgebied is nog geen voorgaand archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem opgenomen in de Centraal Archeologische Inventaris (CAI). Wel bevindt zich gedeeltelijk binnen de contouren van het onderzoeksgebied het Kasteel van Relegem, oorspronkelijk een burcht met donjon daterend uit de late middeleeuwen. Verder bevinden zich in de omgeving van het onderzoeksgebied wel meerdere locaties waar voorgaand archeologisch onderzoek werd uitgevoerd. Deze worden verder toegelicht in §3.4 Archeologische situering van het onderzoeksgebied.

2.2 Aanleiding van het onderzoek

De archeologienota werd opgemaakt naar aanleiding van een geplande stedenbouwkundige vergunningsaanvraag waarbij de totale oppervlakte van de ingreep in de bodem 1000m² of meer beslaat en de totale oppervlakte van de kadastrale percelen waarop de aanvraag betrekking heeft 3000m² of meer bedraagt. De initiatiefnemer is daarom verplicht een bekrachtigde archeologienota toe te voegen aan de vergunningsaanvraag.

2.3 Doel van het onderzoek

Deze archeologische nota heeft tot doel om door middel van de bestaande archeologische, geografische, geologische, en historische bronnen de mogelijkheid tot het aantreffen van archeologisch waardevolle sites binnen het projectgebied te onderzoeken. Aan de hand van de verzamelde informatie wordt vervolgens een programma van maatregelen opgesteld met het doel de archeologische kennis te bewaren voor de volgende generaties.

Volgende onderzoeksvragen worden in deze archeologienota behandeld:

- Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologisch potentieel van het onderzoeksgebied? - Zijn er archeologische sites met relevante cultuurhistorische waarde gekend op of in de omgeving van het onderzoeksgebied? - Hoe evolueerde het historisch landgebruik van het onderzoeksgebied? - Hoe evolueerde de historische bebouwing van het onderzoeksgebied? - Wat is de potentiële impact van de geplande werken op het cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed?

Pagina - 10 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

2.4 Huidige situatie projectgebied

De huidige situatie van het projectgebied zal besproken worden van oost naar west. In het noordoosten wordt het projectgebied voornamelijk ingenomen door industriële gebouwen en verharding die deel uitmaken van het industriepark Mechelen – Zuid, dit industriepark bevindt zich ten oosten van de E19, die tevens het projectgebied doorkruist. Ten westen van de E19 stroomt de Zenne en bevinden zich ten zuiden van de Eglegem-vijver voornamelijk akkers en velden. De enige vorm van verharding die hier aanwezig is, betreft de Konijnenstraat, met een noord-zuid oriëntatie. Vervolgens volgt het projectgebied het verloop van de Kleine Molenstraat. De enige bebouwing die hier aanwezig is, betreft een hoeve (huisnummer 2) en enkele gebouwen op de kruising met de Hoogstraat. Meer naar het westen toe op de kruising van de Wormelaarstraat, Kleine Molenweg, Kapelstraat, Larestraat en Grote Parijsstraat bevinden zich een achttal gebouwen. Op de kruising van de Kapelstraat met de Larestraat staan opnieuw enkele gebouwen, waaronder een magazijn/loods. Langsheen de Larestraat bevindt zich een tweede magazijn meer naar het westen toe. Het overige westelijke deel van het projectgebied wordt opnieuw grotendeels ingenomen door akkers en velden. Het projectgebied wordt nog doorkruist door de Spiltstraat en in de uiterst zuidwestelijke hoek bevinden zich nog een aantal gebouwen aan de Verbeetweg.

Voor een inplantingsplan van de bestaande toestand wordt verwezen naar de orthofoto 2017 en het GRB-plan.

2.5 Beschrijving geplande werken

De geplande werken omvatten de aanleg van een nieuwe waterleiding. De bodem ingrepen kunnen worden opgesplitst in 4 types. Een eerste type bedraagt de gestuurde boring, dit type bodemingreep vindt plaats over een beperkte oppervlakte en op een grote diepte. De tweede categorie zijn de ingrepen in de rijweg. Dit vindt plaats over het grootste deel van het tracé, waarbij de leidingen in de bestaande rijweg worden aangelegd. Tot slot zijn er de zones van het tracé die in akkers liggen. Hier wordt gewerkt met een algemene werkzone van 15m, echter wil dit niet zeggen dat over een breedte van 15m gegraven wordt. De ingreep in de bodem blijft beperkt tot de breedte van de sleuf (ca. 5m), de overige ruimte van de werkzone zal worden afgedekt met rijplaten om geen invloed te hebben op de staat van de akkers. Binnen de werkzones gelegen op akkers kunnen 5 zones worden afgebakend waar de teelaarde wel zal worden afgegraven, een 6e zone ligt niet op een akker en grenst aan de E19.

Pagina - 11 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

De ingrepen in de bodem zullen beschreven worden van oost naar west - De werken starten aan de watertoren in Mechelen op het kruispunt Geerdegem- Schonenberg met de Kruisbaan. De eerste werkzone loopt tot aan de E19, waarbij het tracé wordt gevolgd langs de Geerdegem-Schonenbergstraat. Er liggen reeds drie rioleringen in de weg. De meest diepe ligt in het midden van de rijweg op 5m diepte. De andere twee liggen op circa 2 tot 3m diepte in de berm. De bedoeling is dat de nieuwe waterleiding hiertussen komt te liggen. Op een voorkeursdiepte van ca. 2.5m (bodem buis). - De kruising van het tracé met de E19 en de Zenne zal gebeuren met een gestuurde boring over een lengte van ca. 600m, met een dekking van ca. 10m. - Tussen de Zenne en de Konijnenstraat wordt de lijnding voornamelijk op perceel A/19B gelegd. De diepte wordt hier beperkt tot 1 à 1.5m dekking (2m diep). Waar de gestuurde boring terug aan de oppervlakte komt zal een grotere diepte verstoord worden. - Voorbij perceel A/19B wordt de leiding aangelegd in de Konijnenhoekstraat. De diepte van de leiding zal variëren tussen de 1.5 en 2.5m diep. Ter hoogte van de kruising met de Leybeek kan de leiding lokaal dieper worden aangelegd tot ca. 4m. - Ter hoogte van de Hoogstraat zal de leiding eveneens in de rijweg worden aangelegd op een diepte van 3-4m, omwille van een nieuwe riolering die werd aangelegd binnen een Aquafinproject. Dit werd reeds uitgevoerd samen met het Aquafinproject. - In de Kleine Molenweg zal de riolering in de rijweg aangelegd worden op een diepte van ca. 1.5 – 2.5m. Bij de kruising van de Molenbeek kan de diepte oplopen tot ca. 4m. - Ter hoogte van de kruising met de Wormelaarstraat/Larestraat zal er een toekomstige riolering gekruist moeten worden wat een invloed zal hebben op de diepte. De leiding zal ca. 4m diep komen te liggen. - Nadien wordt er voor een kort stuk de Kapelstraat gevolgd om nadien via het veld door te steken richting de Larestraat waar het tracé opnieuw in de rijweg zal liggen. De diepte zal beperkt worden tot 2 – 2.5m. Ter hoogte van de Kesterbeek wordt opnieuw een gestuurde boring uitgevoerd, met een dekking van ca. 8 – 10m. De boring zal een lengte hebben van 600m en komt uit achter de woningen van de Larestraat. - Verder zal de leiding richting zuidwest afbuigen naar de Spilstraat. De diepte zal er 2 tot 2.5m bedragen. Ter hoogte van de kruising met de Spilstraat kan omwille van bestaande rioleringen de diepte oplopen tot 4 à 5m om de kruising te kunnen realiseren. - Ten westen van de Spilstraat gaat de leiding via akkers/voetwegen door tot aan de Verbeetweg. Globaal zal de diepte opnieuw ca. 2 tot 2>.5m bedragen. De diepte kan lokaal toenemen bv. Omwille van de kruising met de Fluxys leidingen.

Pagina - 12 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Voor een inplantingsplan van de ontworpen toestand wordt verwezen naar plannr. 6.

2.6 Randvoorwaarden

Gezien het feit dat nog steeds verharding aanwezig is op het projectgebied dient vervolgonderzoek te gebeuren in uitgesteld traject.

2.7 Werkwijze

Dit bureauonderzoek heeft tot doel de aanwezigheid en de bewaringstoestand van de archeologische resten binnen het projectgebied in te schatten, alsook de impact van de geplande werken op het aanwezige archeologische erfgoed. Op basis van de verworven kennis kunnen concrete aanbevelingen geformuleerd worden voor een eventuele verder prospectie-/opgravingsstrategie. De archeologische verwachting van het projectgebied wordt gebaseerd op gekende geologische, landschappelijke, archeologische, historische en geografische bronnen. Hiervoor wordt beroep gedaan op gekende literatuur, de Centraal Archeologische Inventaris, het Geoportaal van Onroerend Erfgoed en de Databank Ondergrond Vlaanderen. Dit alles wordt vervolgens samengelegd met topografische kaarten, recente luchtfoto’s, kadasterkaarten en plannen van de gekende/geplande toestand.

Overzicht geconsulteerde kaarten:

• Onderzoeksgebied: - Inplantingsplan huidige toestand - Inplantingsplan geplande toestand - Doorsnede bestaande toestand - Doorsnede nieuwe toestand • Geografische/geo (morfo)logische en bodemkundige situering: - Topografische kaart - Orthofoto - Kadasterkaart - Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen II - Tertiair geologische kaart - Quartair geologische kaart - Bodemtypekaart - Potentiële bodemerosiekaart - Erosiegevoeligheidskaart - Bodemgebruiksbestand - Gewestplan

Pagina - 13 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

• Historische situering: - Cartes des Pays-Bas van Fricx, 1744 - Kaart van Ferraris, 1777 - Atlas der Buurtwegen, 1840 - Kaart van Vandermaelen, 1846-1854 - Kaart van Popp, 1842-1879 - Luchtfoto’s • Archeologische situering: - Geoportaal Centraal Archeologische Inventaris - Inventaris Onroerend Erfgoed

Pagina - 14 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 15 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 16 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 17 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3 Assessmentrapport

3.1 Landschappelijke situering van het onderzoeksgebied

Het projectgebied is voor ¾ gelegen binnen de grenzen van de gemeente Zemst, ¼ bevindt zich op het grondgebied van Mechelen. De gemeente is gesitueerd in de provincie Vlaams-Brabant en gelegen aan de rivier de Zenne. Tot het grondgebied van Zemst behoren de deelgemeenten Eppegem, Weerde, Elewijt en Hofstade, allen worden gerekend tot de streek “Brabantse Kouters”. De “Brabantse Kouters” maken deel uit van de “Groene Gordel” en verwijzen naar de grote aanwezigheid van bewerkte velden in deze streek.

Figuur 1. Situering van het projectgebied op het DHMVII, digitaal terreinmodel 1m.

Pagina - 18 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 19 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 20 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 2. Situering van het projectgebied op het DHMVII, digitaal terreinmodel 1m (detail).

Pagina - 21 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 22 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 3. Hoogteprofielen van het projectgebied.

3.2 Geo(morfo)logische en bodemkundige situering van het onderzoeksgebied

3.2.1 Tertiair geologisch

De Tertiair geologische kaart (1:50.000) geeft de lithologie van de afzettingen onder de Quartaire afzettingen weer. De Tertiair geologische kaart (1:50.000) geeft de lithologie van de afzettingen onder de Quartaire afzettingen weer. In het noordoosten en zuidoosten behoort het onderzoeksgebied tot de Formatie van Maldegem (Ma). Deze Formatie werd afgezet tijdens het laat-Eoceen en wordt gekenmerkt door afwisselend mariene zand- en kleilagen. In het onderzoeksgebied komen volgende leden van de Formatie van Maldegem voor (opgesomd van noord naar zuid): - het Lid van Zomergem (MaZo) bestaat uit een twee meter dikke grijsblauwe kleilaag. - Het Lid van Onderdale (MaOn) wordt gekenmerkt door donkergrijs tot grijsgroen zand (15 m dik), is glauconiet- en glimmerhoudend en kan pyrietconcreties bevatten. - Het Lid van Ursel (MaUr) is opgebouwd uit een grijsblauwe tot blauwe klei. - Het Lid van (MaWe) is grijs tot klei- en glauconiethoudend fijn zand, aan de basis komen Nummulieten fossielen voor. Tenslotte wordt het onderzoeksgebied in het zuidwesten gekenmerkt door de Formatie van Lede (Ld). Deze bestaat uit lichtgrijs fossiel- en kalkhoudend fijn zand en kan kalksteenbanken en/of een glauconiethoudend basisgrind bevatten.

Pagina - 23 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 4. Situering van het projectgebied op de tertiair geologische kaart.

3.2.2 Quartair geologisch

Volgens de Quartair geologische kaart behoort het onderzoeksgebied tot type 3 en type 3a. Type 3 wordt gekenmerkt door fluviatiele afzettingen van het Laat-Pleistoceen. Hierop kunnen Laat- Pleistocene of Holocene eolische afzettingen en/of Quartaire hellingsafzettingen voorkomen. Type 3a wordt gekenmerkt door Holocene en/of Tardiglaciale fluviatiele afzettingen bovenop de Pleistocene sequentie.

Pagina - 24 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 5. Situering van het projectgebied op de quartair geologische kaart.

Pagina - 25 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.2.3 Bodem

In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de bodemtypekaart, potentiële bodemerosiekaart, erosiegevoeligheidskaart en het bodemgebruiksbestand besproken.

3.2.3.1 Bodemtypekaart

Het projectgebied wordt gekenmerkt door 24 verschillende bodemtypes. Deze worden hieronder weergegeven van noordoost naar zuidwest.

Scmy is een matig droge tot zwak gleyige plaggenbodem. De antropogene A-horizont, die meer dan 60 cm dik is, heeft een donkerbruine of donkergrijze kleur. De bovenste 25-30 cm van de A horizont wordt gekenmerkt door een hoger humusgehalte dan het onderste deel. Deze bovenlagen zijn ontstaan door landbouwpraktijken zoals de aanvoer van plaggen, …. Hieronder komt een verbrokkelde podzol voor, die gekenmerkt wordt door roestverschijnselen tussen 60 en 90 cm. Tenslotte worden de onderliggende sedimenten van de zandige C-horizont fijner met de diepte. Verder worden de bodems nog gekenmerkt door een goede waterhuishouding in de winter, in de zomer zijn de bodems vaak iets te droog. OB is een kunstmatige bodem die kenmerkend is voor bebouwde zones, hierbij is het bodemprofiel drastisch gewijzigd of volledig vernietigd door de mens. Sbm(b) is een droge, niet gleyig lemige zandbodem met een dikke antropogene bruinachtige A- horizont. Deze A-horizont is meer dan 60 cm dik en heeft een humusgehalte < 1%. Hieronder komt een bedolven podzol voor, die gekenmerkt wordt door roestverschijnselen tussen 90 en 120 cm. Deze droge bodems worden echter wel gekenmerkt door een hoog waterhuishoudingsvermogen. Scfz is een matig droge, zwak gleyig lemige zandbodem met een weinig duidelijke ijzer en/of humus B- horizont waarbij het moedermateriaal grover wordt in de diepte. De bodems zijn ontwikkeld op stuifzanden of dekzanden. Wanneer het tertiaire moedermateriaal glauconiethoudend is, worden bodems met een ijzerhorizont ontwikkeld. Roestverschijnselen komen voor tussen 60 en 90 cm. Tenslotte zijn deze droge bodems gevoelig aan droogte in de zomer, zo kan er al een watergebrek optreden vanaf mei. Ldpy is een matig natte, matig gleyig alluviale zandleembodem zonder profielontwikkeling. De bodems worden gekenmerkt door een dikke humuslaag (20-30 cm) gevolgd door grijsbruin zandlemig moedermateriaal met roestvlekken, wit moedermateriaal, moedermateriaal met veel roestvlekken en tenslotte gereduceerd moedermateriaal. Dit zandlemig moedermateriaal wordt zwaarder in de diepte. De bodems hebben een redelijk goede waterhuishouding, maar in de lente kan er wateroverlast optreden.

Pagina - 26 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Scf heeft dezelfde bodemopbouw als het hierboven besproken bodemtype Scfz. Dit bodemtype ontbreekt echter wel de variante in het moedermateriaal. Lcp is een matig droge, zwak gleyig zandleembodem zonder profielontwikkeling waarbij de roestverschijnselen voorkomen tussen 80 en 120 cm. Tenslotte kunnen deze bodems in de vochtige seizoenen te nat zijn, drainage is dan aangewezen. Adpy is een matig natte, matig gleyig alluviale leembodem zonder profielontwikkeling. De bruingrijze bouwlaag gaat over in colluviaal materiaal gekenmerkt door houtskoolfragmenten en baksteenresten. Deze Ah horizont is ongeveer 20 tot 25 cm dik en rust op het Tertiair substraat. Dit substraat of C horizont vertoont roestverschijnselen vanaf 50 cm en in de diepte nemen reductie en gleyverschijnselen toe. Tenslotte zijn deze bodems gedurende de winter en het voorjaar vaak te nat en bezitten een langzame inwendige en oppervlakkige afvloei. Zcf is een matig droge, zwak gleyig zandbodem met een weinig duidelijke ijzer en/of humus B-horizont. Deze bodems worden gekenmerkt door een A horizont die donkergrijs is in de bovengrond en onderliggend komt bleker gekleurd (glauconiethoudend) zand voor. Dit wordt opgevolgd door een podzol B horizont die overgaat in een grijsgele C horizont en verder in een roestige C horizont. De gleyverschijnselen komen voor tussen de 60 en 90 cm en met de diepte neemt de roestintensiteit toe. Tenslotte bezitten de bodems een goede waterhuishouding in de winter maar kunnen droogte vertonen in de zomer. Edp is een matig natte, matig gleyig alluviale kalkloze kleibodem zonder profielontwikkeling waarbij roestvlekken bijna over het gehele profiel voorkomen. De bovengrond is meestal een humeuze Ap horizont, die een blokkige of kruimelige structuur heeft. De onderliggende C horizont daarentegen is structuurloos, massief of plastisch. De roestverschijnselen komen voor tussen de 50 en 80 cm. Op sommige plaatsen worden deze bodems vergeleken met de bruine bodems door de lichte verbruining die kan voorkomen tussen 20 en 60 cm. Tenslotte bezitten de bodems een trage oppervlakkige en zeer trage inwendige ontwatering. Tijdens droge zomers kan dit leiden tot natuurlijke barsten. Eep is een natte, sterk gleyig alluviale kleibodem zonder profielontwikkeling. De bodem heeft een grijsachtige A horizont van 15 tot 20 cm. Deze horizont rust op een gevarieerd zand-, klei of veensubstraat dat sterk gegleyificeerd is. Verder wordt het profiel gekenmerkt door een blauwgrijze reductiehorizont tussen de 80 en 120 cm diepte. Tenslotte is het een permanent natte bodem met waterstand tussen de 10 en 50 cm diepte in de winter, de zomerwaterstand is gelegen tussen 80 en 125 cm diepte. Uep is een natte, sterk gleyig zware kleibodem zonder profielontwikkeling met reductiehorizont. De donker bruingrijze bovengrond is humusrijk met een kruimelige tot blokkige structuur, in natte omstandigheden wordt deze structuurloos of plastisch. De onderliggende gegleyifieerde C-horizont wordt gekenmerkt door roestverschijnselen en gaat over in een grijsblauwe gereduceerde massieve

Pagina - 27 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341 en plastische C horizont die begint tussen de 80 en 120 cm. Tenslotte is deze bodem in de winter en lente te nat. Door langzame oppervlakkige en inwendige drainage is de bodem tijdens de zomer goed vochthoudend. Efp is een zeer natte, zeer sterk gleyige kleibodem zonder profielontwikkeling met reductiehorizont. De 15 tot 20 cm dikke Ah horizont is vaak verweerd, heeft een kruimelige structuur en is donkergrijs en humusrijk. Deze wordt eveneens al gekenmerkt door roestverschijnselen en rust op een sterk gegleyificeerde C horizont. Tussen 40 en 80 cm komt volledig gereduceerd blauwgrijs materiaal voor. Net zoals bij het Eep bodemtype rust laatstgenoemde horizont op een gevarieerde ondergrond, namelijk leem, zand, mergel, veen of soms op een zeer zware contrasterende kleilaag of een klei- zandsubstraat op wisselende diepte. Tenslotte is het een permanent zeer natte bodem die tijdens de winter voor enkele maanden overstroomd zijn. In de zomer daalt de waterstand tot 40-80 cm. OT is een kunstmatige bodem die kenmerkend is voor sterk vergraven gronden, hierbij is het bodemprofiel drastisch gewijzigd of volledig vernietigd door de mens. Lepz is een natte, sterk gleyige zandleembodem zonder profielontwikkeling met reductiehorizont. De bodems bestaan uit rivierafzettingen. De grijsachtige A horizont vertoont graszoderoest en de roestverschijnselen beginnen vanaf 20 cm. Vervolgens gaat de A horizont over in de grijze roestige Cg horizont. Deze rust op de sterk gereduceerd C horizont en komt voor tussen 80 en 125 cm. Het kleiige moedermateriaal wordt lichter in de diepte. Tenslotte zijn het permanent natte gronden met het grondwater tussen 80 en 125 cm. Sccz is een matig droge, zwak gleyig lemige zandbodem met een sterk verbrokkelde textuur B horizont. Deze gedegradeerde podzolachtige bodem bezitten een 25 tot 30 cm dikke grijsbruine bouwvoor, die afgeloogde kwartskorrels bevat. Aan de onderkant van de bouwvoor kunnen er overblijfsels van een bruine podzolachtige bodem voorkomen. De onderliggende bruine tot geelbruine Bt horizont vertoont bleekbruine zandige strepen en vlekken. De overgangshorizont die op voorgenoemde gedegradeerde Bt horizont rust is iets grijzer en kan roodbruine ijzerconcreties en bruine kleihoudende brokken bevatten. De onderliggende C horizont vertoont minder scherp begrensde groenachtige of grijsachtige roestvlekken, deze gleyverschijnselen komen voor vanaf 60-90 cm. Het kleiige moedermateriaal wordt grover in de diepte. Tenslotte zijn de bodems vaak iets te droog in de zomer. Pbcz is een droge, niet gleyig lichte zandleembodem met een verbrokkelde textuur B horizont. De 25 tot 50 cm dikke gepodzoliseerde Ap horizont heeft een donkergrijze kleur en is matig humeus. Hieronder komt de podzol B horizont voor dat doorgaans een zwak ontwikkelde humus-ijzer B horizont is. De onderliggende Bt horizont bestaat uit brokken en wordt opgevolgd door de C horizont die tussen 90 en 120 cm roestverschijnselen vertoont. Het zandlemig moedermateriaal wordt grover in de diepte. Lba is een droge, niet gleyige zandleembodem met een textuur B horizont. De Ap horizont is ongeveer 40 cm dik en rust op de Bt horizont. Laatstgenoemde bestaat uit bruin zwaar zandleem met een

Pagina - 28 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341 blokkige structuur dat aangerijkt is met klei en sesquioxyden en gaat geleidelijk over in een C horizont. De bodems kunnen op geringe diepte een zandsubstraat bevatten en vertonen geen wateroverlast of gebrek. Lca is een matig droge, zwak gleyige zandleembodem met een textuur B horizont. De bodemopbouw van dit bodemtype komt overeen met dat van Lba. In de C horizont komen, in tegenstelling tot bodemtype Lba wel duidelijk roestverschijnselen voor, deze starten tussen 80 en 120 cm. De bodems kunnen wateroverlast vertonen in het voorjaar. Het bodemtype Lcaz bevat dezelfde opbouw als bodemtype Lca maar vertoont eveneens moedermateriaal dat lichter wordt in de diepte. Ldcz is een matig natte, matig gleyige zandleembodem met een sterk gevlekte textuur B horizont. Deze gedegradeerde grijsbruine podzolachtige bodems vertonen de klassieke Ap-B-C opbouw. De overgang tussen de Ap en Bt horizont is zeer expliciet door het voorkomen van duidelijke roestverschijnselen. Deze gevlekte klei-inspoelingshorizont wordt gekenmerkt door onregelmatige en scherp begrensde roestvlekken, lichte bleekbruine leem- of zandleeminsluitsels en zwartachtige neerslag. Tevens hebben de gleyverschijnselen in het onderste deel van de Bt horizont een roodgele kleur en wordt het zandlemig moedermateriaal lichter in de diepte. Tenslotte gaat het om zeer natte bodems in het voorjaar en zijn deze vaak sterk uitgedroogd in de zomer. Lhcz is een natte, sterk gleyige zandleembodem met een sterk gevlekte textuur B horizont. Deze bodems ontwikkelen zich op een dun Pleistoceen zandleemdek. De humeuze 25 cm dikke bovengrond heeft een donker grijsbruine kleur waarin roestvlekken kunnen voorkomen. De onderliggende Bt horizont is sterk gegleyificeerd en vertoont grillige vlekken. Tevens bevat deze tongen, barsten, wortelgangen en splijtvlakken die werden opgevuld met het bovenliggende uitgeloogd materiaal. Het zandlemig moedermateriaal wordt lichter in de diepte. Tenslotte vertonen de bodems periodiek sterke wateroverlast namelijk permanent in de winter en wisselvallig in de zomer. Lccz is een matig droge, zwak gleyige zandleembodem met een sterk gevlekte textuur B horizont. De bodem ontwikkelt zich in afwisselde zandige en lemige banden. De Bt horizont vertoont een sterke uitloging en degradatie. Dit is te wijten aan de voornamelijk vlakke ligging van deze gronden waardoor een minder gunstige oppervlakkige afwatering plaatsvindt. Verder starten de roestverschijnselen tussen 80 en 120 cm en wordt het zandlemig moedermateriaal grover in de diepte.. De bodems vertonen geen uitdroging tijdens de zomer maar kunnen wel te nat zijn tijdens de winter. Lbc is een droge, niet gleyige zandleembodem met een sterk gevlekte textuur B horizont. De A horizont is gemiddeld 50 cm dik en rust op de Bt horizont. Deze Bt horizont is opgebouwd uit zwaar zandleem en bevat degradatievlekken die naar onder toe verdwijnen. De degradatievlekken zijn gangen die gevuld zijn met licht grijs zandlemig materiaal. De bodems komen typisch voor onder bos, waardoor de gedeeltelijke oplossing wordt bevorderd, wat weer bijdraagt aan de gedeeltelijke oplossing van de Bt horizont. De gronden ondervinden geen gebrek aan water of wateroverlast.

Pagina - 29 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 6. Situering van het projectgebied op de bodemtypekaart.

3.2.3.2 Potentiële bodemerosie

De potentiële bodemerosiekaart schetst de erosiegevoeligheid per perceel. Het projectgebied is voor het merendeel gekarteerd als een zeer lage erosiegevoeligheid. Enkele percelen vertonen ook een verwaarloosbare erosiegevoeligheid.

Pagina - 30 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 7. Situering van het projectgebied op de potentiële bodemerosiekaart.

3.2.3.3 Erosiegevoeligheid

De erosiegevoeligheidskaart der Vlaamse Gemeenten schetst de erosiegevoeligheid per gemeentes. Op onderstaand fragment wordt de erosiegevoeligheid van het overgrote deel van het onderzoeksgebied als zeer weinig geclassificeerd. Ten zuidwesten van het onderzoeksgebied wordt een zeer klein deel van het onderzoeksgebied gezien als sterk erosiegevoelig.

Pagina - 31 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 8. Situering van het projectgebied op de erosiegevoeligheidskaart.

3.2.3.4 Landgebruik

Het terrein bestaat volgens het bodemgebruiksbestand van Vlaanderen uit volgende bodemgebruiken: industrie- en handelsinfrastructuur (licht paars), autosnelweg (donker paars), andere infrastructuur (donker grijs), akkerbouw (wit), andere bebouwing (rood), loofbos (licht groen), alluviaal weiland (kakigroen), weiland (geel) en naaldbos (donker groen).

Pagina - 32 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 9. Situering van het projectgebied op het bodemgebruiksbestand.

3.2.3.5 Gewestplan

Volgens het gewestplan is het gebied van het noordoosten naar zuidwesten bestemd als woongebied met een landelijk karakter (wit en rood gestreept), industriegebied (paars), bufferzones (licht groen met de letter T), bestaande waterwegen (blauw), landschappelijke waardevolle agrarische gebieden (geel), parkeergebieden (lichtgroen met de letter P) en gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen (blauw, blauw getand)

Pagina - 33 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 10. Situering van het projectgebied op het gewestplan.

3.3 Landschappelijk bodemonderzoek

Het landschappelijk bodemonderzoek werd uitgevoerd door ADEDE bvba van 12 tot en met 17 december 2018 langsheen het geplande tracé tussen Zemst en Mechelen. Het projectgebied voor het uitgevoerde landschappelijk booronderzoek is enigszins anders dan het huidige projectgebied. Dit heeft te maken met het feit dat bij de uitvoering van het landschappelijk bodemonderzoek alle percelen in het projectgebied werden geplaatst waar mogelijke bodemingrepen gepland stonden. Na een verdere uitwerking van de geplande toestand, kon het projectgebied verkleind worden tot een specifieker tracé met enkel de zones waar effectief de werfzone en de waterleiding onder valt. De boringen werden uitgevoerd door Els Timmermans (aardkundige ADEDE bvba) en Aaron Verleysen (assistent aardkundige/archeoloog, ADEDE bvba). Op de planning stonden 100 boringen, 6 boringen werden niet uitgevoerd. De niet-uitgevoerde boringen bevinden zich voornamelijk langsheen de Geerdegem-Schonenbergstraat, de omgeving hier is volledig verhard of bebouwd. Daarnaast werd boring 92 niet uitgezet, gezien deze boring gelegen is op de E19 en bijgevolg niet toegankelijk.

Pagina - 34 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 11. Boorplan uitgevoerde boringen december 2018

3.3.1 Interpretatie

Algemeen kan men stellen dat het projectgebied grotendeels is opgebouwd uit de klassieke A-B-C bodemhorizonten, 56% van de boringen gaf dit resultaat. De A-C opbouw werd in 36% van de gevallen aangetroffen, 2% van de boringen gaven een podzolbodem weer, 8% van de boringen kon niet worden uitgevoerd. De boringen met een podzolprofiel zijn gelegen in het uiterste zuiden van het transect (B5 en B7). De verspreiding van de boringen met een A-C opbouw is eerder algemeen doorheen het projectgebied, hoewel een duidelijke cluster aanwezig is in het zuiden tussen B15 en B36. Volgens de bodemtypekaart van Vlaanderen vallen een grootdeel van de boringen in deze cluster binnen het Ldcz- bodemtype. Dit bodemtype zou bestaan uit een Ap-Bt-Cg bodemopbouw, de klei-inspoelingshorizont werd echter niet aangetroffen. Over het volledige tracé werd bovendien slechts tweemaal een Bt- horizont herkend. De Ap-horizont en Cg-horizont zijn in de meeste gevallen wel aanwezig, de Cg- horizont varieert echter tussen zandleem en zand en vertoont vaak tekenen van reductie. De overgang

Pagina - 35 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341 tussen de A- en C-horizont vindt hoofdzakelijk plaats tussen de 35 en 40cm diepte, in enkele gevallen is dit slechts 25cm of 50cm diepte. Het uiterste zuidelijke deel van het transect (B1 – B14) valt binnen de bodemtypes Ldcz en Lccz. Binnen deze boringen werd wel een duidelijke B-horizont aangetroffen, in de meeste gevallen betreft het een Bg-horizont met duidelijke gleyvlekken of een Br-horizont waarbij reductie waarneembaar is. De horizont bestaat hoofdzakelijk uit zandleem, hoewel in een enkel geval ook een horizont uit zand en één uit leem werd geattesteerd. De bodem van de C-horizont heeft een sterkere variatie, slechts in 3 gevallen bestond deze uit zandleem, de overige boringen toonden een C-horizont uit zand, in één geval werd een C-horizont opgeboord bestaande uit kleiige leem. Dit is opvallend gezien de bodemtypekaart van Vlaanderen spreekt over zandlemig tot lemig moedermateriaal. Het centrale gedeelte (B37 – B69) van het tracé bestaat hoofdzakelijk uit een A-B-C bodemopbouw. De bodemtypekaart weergeeft hier 4 verschillende bodemtypes (Lhcz, Ldcz, Lcaz en Lca), de meeste boringen (N=17) vallen binnen het Ldcz-bodemtype. Volgens dit bodemtype zou het moedermateriaal moeten bestaan uit zandleem, hoewel dit slechts 3x geattesteerd werd. In de overige boringen bestond het moedermateriaal uit zand of lemig zand. Een Bt-horizont werd niet vastgesteld, waar een B-horizont aanwezig was, had deze hoofdzakelijk een normale opbouw, met in bepaalde gevallen een aanwezigheid van sesquioxiden. De C-horizont vertoonde in de meeste gevallen gleyvlekken en in bepaalde gevallen kon eveneens reductie worden waargenomen. De diepte van de C-horizont varieert tussen de 40 en 60cm, in drie gevallen bevond de C-horizont zich op meer dan 120cm diepte, 1 maal werd de C-horizont al op 25cm diepte waargenomen. De boringen die binnen het Lca-bodemtype vallen vertonen een B-horizont, hoewel geen sprake is van klei-inspoeling. Wel overeenstemmend met de beschrijving van de bodemtypekaart is de geleidelijke overgang tussen de B en C-horizont. De C- horizont varieert tussen (lemig) zand en zandleem. Boring 62 wordt op de bodemtypekaart toegeschreven aan het Lhcz-bodemtype, hoewel uit de boringen blijkt dat hier geen onderscheid kan worden gemaakt met de omliggende boringen (63, 64 en 65), ook hier werd geen klei- inspoelingshorizont of uitlogingshorizont waargenomen. Hetzelfde geld voor boringen 55 en 53, hier werd zelfs geen B-horizont waargenomen, en vertoont qua bodemopbouw voornamelijk gelijkenissen met boringen 47, 49 en 51, allen gelegen langsheen de noordelijke zijde van het transect en met een A-C-bodemopbouw. Aan het begin van het noordelijke deel van het tracé (B72 – B78) wijkt de bodem enigszins af van de rest van het tracé. De boringen die hier werden uitgezet brengen een hoofzakelijk kleiige opbouw aan het licht. De C-horizont bestaat uit grijs-bruine tot blauwe klei waarbij in alle gevallen reductie aanwezig is. In één geval (B74) kon bovendien baksteen geattesteerd worden in de C-horizont, terwijl dit in de A-horizont niet aanwezig was. In drie gevallen kon een B-horizont herkend worden, die bestond uit kleiige leem of lemige klei, in twee van deze gevallen (B74, B75) werd baksteen

Pagina - 36 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341 geattesteerd in de horizont. De andere bodemopbouw (klei) van deze boringen kan gelieerd worden met de nabijheid van een (wal)gracht die deel uitmaakt van het domein van het Kasteel van Relegem. Ook de aanwezigheid van baksteenfragmenten in de B- C-horizont kunnen hier mogelijks aan verbonden zijn. Het overige noordelijke deel van het tracé bestaat volgens de bodemtypekaart uit een reeks verschillende bodemtypes (Scmy, Scm(b), OB, Scfz, Ldpy, Lcp, Zcf en Adpy). Tussen boring 80 en 85 bestaat de C-horizont hoofdzakelijk uit (lemig) zand, waarbij in bepaalde gevallen gleyvlekken en sesquioxiden aanwezig zijn, alsook een B-horizont. Dit stemt overeen met de bodemtypes Adpy en Zcf. Enkel B86 valt hierbuiten, daar hier een lemige kleibodem geconstateerd werd, zonder profiel, ook in B82 werd een kleibodem geattesteerd, hoewel hier tevens een kleiige B-horizont kon worden waargenomen. Boring 88 tot 91 vertonen sterke gelijkenissen met de voorgaande boringen (B80-85), waarbij eveneens een (lemige) zandbodem werd aangetroffen als C-horizont. B88 zelf vormt een uitzondering hierop, doordat hier een A-C opbouw aanwezig was, bestaande uit zandleem, met tussen 40 en 100cm diepte een dikke kleiband met baksteenfragmenten en zwarte organische spikkels. Vanaf de Geerdegem-Schonenbergstraat konden de meeste boringen niet meer worden uitgezet, gezien deze straat volledig geasfalteerd is of met klinkers bedekt. Er werden drie boringen uitgevoerd, waarvan één een duidelijk verstoorde bodem aantoonde tot op minimaal 110cm diepte (B95). Boring 98 had een A-C opbouw, waarbij zich tussen de 25 en 50cm diepte een overgangshorizont bevond. Bij boring 100 werd deze overgangshorizont niet waargenomen, maar kon men wel een B-horizont attesteren. In beide gevallen bestond de C-horizont uit zand en was aanwezig vanaf 50cm diepte.

Pagina - 37 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 12. Overzicht bodemopbouw.

Pagina - 38 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 13. Verstoorde zone op basis van bodemonderzoek

Pagina - 39 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.3.2 Beschrijving boringen

Voor de beschrijving van de boringen per cm wordt verwezen naar bijlage 1.

Pagina - 40 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 41 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Pagina - 42 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.3.3 Besluit

Op basis van het landschappelijk bodemonderzoek komt naar voor dat voor het overgrote deel van het projectgebied een intacte bodem aanwezig is, dit is met name het geval waar men de A-B-C bodemopbouw kon waarnemen. Ter hoogte van deze boringen kan men met zekerheid stellen dat de C-horizont hier intact is en ploegen hier geen invloed heeft gehad. Daar waar de B-horizont ontbreekt, werd door de bodemkundige geoordeeld dat de bodem hier hoogstwaarschijnlijk met regelmaat geploegd is, dit wordt bijgestaan door het feit dat 90% van de boringen zich bevinden in akkers en binnen een gebied waar volgens de bodemtypekaart een B-horizont dient aanwezig te zijn. Hoogstwaarschijnlijk is de B-horizont in dit geval opgenomen door in de A-horizont ten gevolge van een bewerking van de akkers. Enkel in het meest noordelijke deel van het transect kan men met zekerheid stellen dat de archeologische niveaus verdwenen zijn door de ontwikkeling van het industriepark Mechelen-Zuid en de aanleg van de E19. Op basis van deze resultaten kunnen een aantal zones worden afgebakend die potentieel bieden op de aanwezigheid van steentijd artefactsites, gezien de gunstige bewaringsomstandigheden.

Pagina - 43 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.4 Historische situering van het onderzoeksgebied

3.4.1 Algemene historische situering

Gezien de grootte van het projectgebied zullen hier de historische situering van Zemst, Zemst-Bos en Elewijt besproken worden. Hoewel het huidige Elewijt niet in de nabije omgeving ligt van het projectgebied, betreft het hier de Romeinse vicus Elewijt dewelke meer ten noorden gesitueerd was en een belangrijke rol speelde voor de omgeving.

De eerste vermelding van Zemst komt uit de 12e eeuw en maakt gewag van Sempst. Semse of Sempse wisselden Sempst geregeld af. In de 18e eeuw werd voornamelijk Sempts gebruikt. Op de Ferrariskaarten uit de late 18e eeuw wordt Zemst aangeduid als Semps. Vermoedelijk is het woord afgeleid van Seemst. De Seem slaat op een bies en het deel st staat voor een “plaats”. Men zou het dus kunnen omschrijven als een plaats waar biezen groeien. Dit komt van oorsprong overeen met onder andere de rivier Sempt in zuidwest Duitsland. De bies is een dun hoog opgroeiend gewas dat zich bijzonder leent voor allerlei soorten vlechtwerk. Desalniettemin is het voornamelijk Elewijt dat een veel oudere geschiedenis kent dan de hoofdgemeente Zemst. Elewijt was namelijk een vicus tijdens de Romeinse periode.

3.4.1.1 Zemst1

Voor 1550 passeerden via Zemst goederen naar Brussel en in mindere mate naar . Bij gebrek aan goede wegen gebeurde het goederenvervoer immers via de Zenne met kleine schuiten die van Antwerpen, Mechelen en Zeeland kwamen. Ten tijde van Filips de Goede werd de Zenne verlegd en in 1447 werden de gronden in de oude bedding te koop gestelt. Ook de Leibeek, die in de Zenne afwatert en eveneens een vaarweg was, veranderde doorheen de tijd meermaals van loop. De opening van de Willebroekse Vaart in 1550 zorgde voor een sterke afname van de scheepvaart over de Zenne.

Op 11 juni 1293 werd de rechtsmacht te Zemst verdeeld tussen de familie Van - en de familie Van der Aa, beide afstammende takken van de Berthouts. De familie Van der Aa kreeg de hoge rechtsmacht en de Grimbergen-Asse’s de lage. Beide groepen hadden hun eigen meier, schepenen en leenmannen. Later kende Zemst zelfs drie schepenbanken, inbegrepen deze van de hertog van Brabant. Deze verdeling van de rechtspraak zorgde soms voor verwarring bij misdaden of processen. Deze gang van zaken beïnvloedde Zemst nog tot in 1796, toen het Ancien Regime een einde kende.

1 https://nl.wikipedia.org/wiki/Zemst Pagina - 44 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Zemst was zeer bosrijk. Het Bos van Aa alleen al was in de 14e eeuw 400 bunder (540ha) groot. Zemst- Laar was een open plek in het bos. Verschillende straten kennen dan ook een bos-toponiem. Desondanks was de gemeente ook rijk aan de beemden en broeken, de meeste in heel het Hertogdom Brabant. In 1357 kwam het te Zemst tot een groot gevecht tussen Brabanders, aangevoerd door de graaf van Nassau en de Mechelaars, onder leiding van Pieter Dondelaer. De Mechelaars drongen de Brabanders terug tot op het kerkhof.

Zoals eerder vermeld werd de rechtsmacht te Zemst verdeeld in 1293. De rechtsmacht van de Grimbergen-Asse’s werd herhaaldelijk doorgegeven via huwelijk of verkocht. Begin de 15e eeuw kwam ze in handen van Godfried Raes, de toenmalige Kanselier van Brabant. Zijn dochter Goedele Raes erfde de rechten over en huwde met Jan Vilain, een dapper ridder, die overleed in 1449 en begraven werd te Burcht. Godfried Vilain, ook wel Govaert van Zempst genoemd, zoon van Jan en Goedele Raes, werd op zijn beurt heer van Zemst. Godfried Raes had te Zemst een schepenbang, een meier, schepenen en 18 leenmannen, waarbij een jaarlijkse cijns van 23 pond en 6 schellingen behoorde. Zemst was bovendien het toneel van belangrijke economische onderhandelingen. Op 31 juli 1411 begaven vertegenwoordigers van en Brussel met de droassaard van Brabant zich naar hier om te onderhandelen met afgevaardigden van Mechelen over de inbeslagnemen door de Mechelaars van goederen, toebehorend aan de Brusselaars en de Leuvenaars. Het is ook in deze eeuw dat het Kasteel van Relegem gebouwd werd.

Periode 1559 – 1616 Dit was de lange periode van de Tachtigjarige Oorlog, waarbij de hervormingsgezinde Zuidelijke Nederlanden quasi ononderbroken vochten tegen de katholieke Spanjaarden. Uiteindelijk moesten de hervormingsgezinden hun nederlaag erkennen en vluchten zij naar het noorden. De Zuidelijke Nederlanden verloren bijgevolg vele honderduizenden inwoners, waar Zemst en de huidige deelgemeenten zeker geen uitzondering op vormden. In de streek rond Zemst waren in die periode bovendienverschillende roverbendes actief. Zemst was rond 1566 een predikplaats voor protestanten. Aan de grens met Mechelen lag rond 1579- 1583 een fort genaamd de “Hollaken” in het Vriezenbroek. Langs de waterlopen in het Scheldebekken, ten tijde van de godsdienstoorlogen, kwamen deze gebouwen, ook de zogenaamde schansen, talrijk voor om de vijand die zich per boot verplaatste te observeren of tegen te houden.

17e eeuw

Pagina - 45 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

In 1686 telde Zemst 135 huizen, waarvan 20 pachthoeven en 32 kleine huisjes gebouwd in stro en leem. Verder waren er 26 schuren, 19 stallen en 12 herbergen, waarvan er vier wijn en bier schonken. De overige 8 schonken enkel bier en zaten dikwijls zonder voorraad. Het dorp telde één kasteel, één molen en één brouwerij. ER was een winkeltje waar men naaigerei kon kopen en twee kleine ateliers van smeden. De oppervlakte van Zemst was als volgt ingedeeld: van de 1463 bunder (ca. 2050ha) was er 775 bunder akkerland (53%), 130 bunder weiland (9%) en 556 bunder bos (38%). Van de 135 gezinshoofden drogen er 133 een Nederlandstalige achternaam.

18e eeuw In 1702 was het aantal huizen opgelopen tot 190, waarvan 55 kleine lemen huisjes. In het dorp woonden er ondertussen 1 militair, 1 gareelmaker, 65 handwerkers (kleine boeren die op grotere boerenbedrijven werkzaam waren), 1 brouwer, 5 biertappers, 1 holleblokmaker, 1 timmerman, 1 bakker, 2 rademakers, 2 schoenmakers, 1 smid, 1 koster en 1 maalder. De toename van het verkeer noopte de regeerders ertoe om de belangrijke “Steenweg” Brussel-Mechelen te verbreden. In 1715 namen de werken een aanvang. De weg van Mechelen naar Brussel werd de zomerweg genoemd omdat hij enkel in de droge zomerse perioden bruikbaar was. In de winter namen de reizigers de weg over Hofstade en Elewijt om naar Brussel te rijden. In 1794 was het aantal huizen reeds verdrievoudigd ten opzichte van in 1686. Er woonden te Zemst nu 1872 personen in 341 huizen. Tijdens de 18e eeuw kende Zemst een zeer grote bevolkingsaangroei.

19e eeuw Tijdens de Belgische Revolutie was Zemst een tijdje de verzamelplaats van 1500 Hollandse soldaten toen die tegen de Belgen vochten begin oktober 1830. De Belgen onder leiding van Kolonel Moyard trokken zich gedurende deze dagen zuidwaarts terug in de stad Vilvoorde. In 1832 waren de belangrijkste economische activiteiten te Zemst de linnen-weverij, koolzaadbewerking, jeneverproductie en bierbrouwerij. Bovendien was 2/3 van Zemst destijds altijd onbewerkte grond: heide en bos. In 1856 telde het toen nog afgelegen gehucht 185 inwoners. Een jaar later telde het ganse dorp 2723 inwoners.

1914 Op 25 augsutus 1914 had de gemeente erg te lijden onder de wandaden van de Uhlanen, een regiment soldaten te paard dat voor de Duitsers verkenning uitvoerden. Ze staken er huizen in brand en doodden een aantal burgers. Ook de Sint-Pieterskerk brandde af in 1914, maar werd hetzelfde jaar nog volledig heropgebouwd. De arbeiders ontdekten tijdens de werken onder de kerkvloer een schat aan archeologisch materiaal uit de Romeinse periode.

Pagina - 46 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.4.1.2 Zemst-Bos2

In 1997-1998 werd een archeologisch onderzoek gevoerd binnen Zemst-Bos, dat deel uitmaakte van de aanleg van de vTn-I ardgasleiding. Deze leiding liep onder andere doorheen het Zwartland, een gehuchtje in het oosten van Zemst-Bos. Tijdens het archeologisch onderzoek werden enkele niet te dateren kuilsporen aangetroffen, maar in een groep van kleine, onregelmatige kuilsporen werd ook één Romeins oxiderend gebakken bodemfragment aangetroffen. In de late middeleeuwen was de streek rond Zemst-Bos één gigantisch bosgebied dat vanuit enkele ontginningsboerderingen werd ontgonnen en gekapt om van deze wouden landbouwgrond te creëren. Het Hof van Cretenburg in de Nayaker stamt uit de late middeleeuwen, net als enkele andere oude boerderijen. Zowel het Schaliënhof als de Hoeve Laer hebben hun oorsprong als 14-eeuwse ontginningshoeves. In de 16e eeuw werd de Hoeve Laer (Hof ten Spilt) door de Spanjaarden omgevormd tot een schanshoeve met grachten eromheen, ter bescherming van de Willebroekse Vaert. Ten tijde van de Tachtigjarige oorlog – vooral in de 17e eeuw – vielen verscheidene slachtoffers te Zemst Bos. De soldaten eisten overnachtingsplaatsen in de pachthoven en als ze geweigerd werden staken ze de huizen in brand. In de regio waren bovendien vele verkrachtingen en werden zieke of gewonde soldaten vaak achtergelaten bij de boeren. In de 18e eeuw is Zemst-Bos duidelijk zichtbaar op de kaart van Ferraris, zwoel de Spiltstraat, Bosstraat, Verbeetweg en Heusstraat zijn te zien. Het dorp en de directe omgeving waren nog steeds zeer bosrijk en telden een 70-tal gebouwen. De twee bossen die met naam genoemd worden zijn de Grootemeuter Bosch en het Rollekots Bosch. Het Hoff ter Bosch was het meest noemenswaardige gebouwencomplex van het dorp en bestond uit een achttal gebouwen met een grote tuin en vijver. Rondom deze hoeve en het Schaliënhof was een grote boomgaard die zich uitstrekte van daar tot aan de Kesterbeek. Op het einde van de 18e en in de vroege 19e eeuw verloor het gehucht veel van zijn typerende bossen. Halverwege de 19e eeuw bevonden zich nog verschillende kleine bossen rondom het dorp, waarvan de meesten niet meer dan enkele hectaren waren. Zowel te Zemst-Bos als Zemst-Laar is weinig bewaard gebleven uit deze periode. Tot de 19e eeuw bestond de meeste bewoning uit klei-lemen huisjes, met uitzondering van de grotere hoeven.

2 https://nl.wikipedia.org/wiki/Zemst-Bos Pagina - 47 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.4.1.3 Elewijt3/4

Vondsten in Elewijt gaan terug tot ca. 10.000 v. Chr. De oudste vondsten betreffen bewerkte vuursteenartefacten uit de middensteentijd, maar men gaat er vanuit dat deze zijn achtergelaten door “nomaden” en er geen volk permanent gevestigd was in Zemst. De opvallendste vondst uit de Prehistorie betreft een bijzonder goed bewaarde vaas uit de Bronstijd, aangetroffen tijdens een opgraving op de basisschool van Elewijt. De baas bestond uit hoge kwaliteit aardewerk en was vermoedelijk belangrijker dan andere vazen uit die tijd. Op dezelfde locatie werden bovendien vondsten gedaan uit de IJzertijd en zijn sporen gevonden van houten gebouwen uit de IJzertijd (ca. 750-500 v.Chr.), vermoedelijk een boerderij met schuur. Het is met andere woorden duidelijk dat Elewijt reeds permanent bewoond was voor de komst van de Romeinen. Een laatste belangrijke niet-Romeinse vondst te Elewijt betreft een Keltische munt uit de La Tène- periode. De munt is afkomstig van de Leucistam en waarschijnlijk gemaakt rond 55 v. Chr. In de hedendaagse Noordoost-Franse stad Boviolles. Dit toont met zekerheid aan dat de menselijke aanwezigheid in Elewijt doorliep tot aan het begin van de Romeinse periode

Romeinse periode In de Romeinse periode bevond er zich op het grondgebied van het huidige Elewijt een belangrijke Romeinse nederzetting (vicus) op een kruispunt van secundaire heirbanen, de zogenaamde deverticula. Het centrum van de vicus is in hedendaagse context de buurt van de samenkomst van de huidige Tervuursesteenweg, Waversebaan en Diependaalstraat. In het begin van de 1ste eeuw werd er een zeer tijdelijk Romeins legerkamp gebouwd, niet veel later begon er zich ook een dorp te vormen. In de late 2e eeuw werd het dorp door Germaanse stammen vernield en werd het geleidelijk aan heropgebouwd, zij het volgens een geheel ander grondplan. Tot ongeveer het einde van de 3e eeuw bleef de vicus als een noemenswaardig dorp bestaan. Nadien kwam er een tweede zware inval die het einde van de vicus betekende. Het hedendaagse Elewijt is veel later en veel zuidelijk ontwikkeld en kan niet als een voortzetting van de nederzetting beschouwd worden.

Elewijt maakt onderdeel uit van een belangrijk netwerk van wegen dat onder andere leidt naar de belangrijke vicus van Asse-Kalkhoven, van waaruit er onder andere een verbinding was naar de vicus van Kester en de nederzetting in Hofstade. De weg naar het noorden leed naar de vicus van Rumst (ca. 15km) en liep door richting Mortsel. De baan naar het zuidoosten ging dan weer naar de erg belangrijke

3 https://desemse.files.wordpress.com/2018/01/opzoeking-archeo-nieuwsbrief-december-2017.pdf 4 https://nl.wikipedia.org/wiki/Elewijt

Pagina - 48 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341 vicus van (ca. 35km). De weg naar het zuiden was van minder belang en gaf uit op de heirbaan Tongeren-Bonen. Elewijt was als vicus zowel een religieus als bestuurlijk centrum voor de hele regio. Er is nog niet zo veel geweten omdat het overgrote deel van de vicus onder de vele tientallen huizen en tuinen ligt. Bij onderzoek onder de Tervuursesteenweg in 2013 werden in totaal 10.000 fragmenten gevonden.

3.4.2 Historisch kaartmateriaal

Gezien de grootte en lengte van het projectgebied, worden de historische kaarten algemeen besproken voor het volledige projectgebied en zal lokaal gedetailleerder worden ingegaan waar zich mogelijk interessante plaatsen bevinden langsheen of op het projectgebied.

3.4.2.1 Frickx-kaarten (1712)

Eugène-Henri Frickx (1644-1730) was de grondlegger van een belangrijke dynastie van 18de -eeuwse drukkers in Brussel. Hij werd in 1689 tot Imprimeur de sa Majesté, Koninklijke drukker, benoemd door de privé-raad van de Spaanse koning. Zijn bekendste kaarten zijn de Cartes des Pays-Bas uit 1712. Dit is een atlas in twee delen, met een geheel van topografische kaarten van de Nederlanden en een bundel van de stadsplannen opgesteld tijdens belegeringen en veldslagen. De atlas werd aangemaakt als illustratie waarom Frickx het koninklijk privilege voor het drukken van de officiële regeringsdocumenten moest behouden. De privé-raad verleende hem dan uiteindelijk ook dit privilege voor zijn hele leven5. Hoewel de kaart van Frickx oorspronkelijk gepubliceerd is in 1712, is de figuur hieronder weergeven een herpublicatie uit 17446. De kaart van Frickx laat niet toe een gedetailleerd inzicht te beschrijven, maar kan wel gebruikt worden om als eerste omgevingsschets begin de 18e eeuw. Op de kaart is zichtbaar hoe het zuidwestelijk deel van het projectgebied grotendeels wordt ingenomen door een bos en meer naar het oosten toe doorsneden wordt door de rivier de Zenne, dewelke van zuidoost naar noordwest stroomt. Ten oosten van de Zenne is een molen zichtbaar, die zich deels op het projectgebied bevindt. Desalniettemin dient men bij de kaart van Frickx rekening te houden met een aanzienlijke onnauwkeurigheid die deze kaart met zich meebrengt. Het projectgebied wordt gesitueerd ten zuiden van Hombeek, ten noorden van en ten westen van Mechelen.

5 http://belgica.kbr.be/nl/coll/cp/cpII63204_nl.html 6 http://www.vliz.be/hisgiskust/nl/eug%C3%A8ne-henry-fricx Pagina - 49 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 14. Situering van het projectgebied op de kaart van Frickx.

Pagina - 50 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.4.2.2 Kaart van Villaret (1745-1748)

De kaart van de Franse ingenieurs-geografen, ook wel Villaretkaart genoemd, bestrijkt grote delen van het huidige Belgische grondgebied en vertelt ons hoe het landschap erbij lag in het midden van de 18de eeuw. Na de slag bij Fontenoy (1745) kregen de Fransen voor enkele jaren de controle over onze gebieden. Het is in die militaire context dat de meer dan 80 kaartbladen ontstonden7. De kaart van Villaret toont voor het eerst een gedetailleerder inzicht op het onderzoeksgebied en de omgeving in het midden van de 18e eeuw. Algemeen kan men stellen dat het onderzoeksgebied voornamelijk wordt ingenomen door velden, waar verschillende waterlopen doorstromen. In het westen zijn enkele bosrijke gebieden zichtbaar, nabij het gehucht Spell, waaronder het “Dentron bos”, het “de Nouheghen bos” en het “Klincot Bos”. Ten zuiden van het onderzoeksgebied ligt bovendien nog het “Rollecot bos”. Centraal op het projectgebied bevindt zich nog het “Keybundel bos”. In het oosten van het projectgebied bevindt zich een moerasachtige zone in de omgeving van de Zenne. Het kasteel van Relegem is op de Villaretkaart voor het eerst duidelijk zichtbaar. Het kasteel bestaat uit een vierkantige omwalling, met enkele tuinen en in totaal 4 losstaande gebouwen. Bebouwing is in het overgrote deel van het projectgebied afwezig, in de oostelijke helft zijn helemaal geen gebouwen zichtbaar, in de westelijke helft kan men een aantal gebouwen opmerken ten oosten van het “Dentron bos”, allen gelegen langsheen een weg. In één geval gaat het mogelijk om een hoeve op basis van de positionering van drie gebouwen in een U-vorm, aangrenzend aan deze gebouwen bevindt zich mogelijks een vijver, hoewel dit niet geheel duidelijk is.

7 https://bib.kuleuven.be/over-ons/nieuws-events/2015/kaart-van-jean-villaret-1745-1748-digitaal-beschikbaar-via-limo Pagina - 51 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 15. Situering van het projectgebied op de kaart van Villaret + detailkaart.

Pagina - 52 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.4.2.3 Kaart van Ferraris (1771 – 1778)

In opdracht van Keizerin Maria-Theresia en Keizer Jozef II werden de Oostenrijkse Nederlanden voor het eerst grootschalig en systematisch topografisch gekarteerd. 275 uiterst gedetailleerde topografische kaarten werden geklasseerd volgens bundels en vergezeld van een beschrijvende tekst. Dit alles gebeurde onder leiding van generaal Joseph-Jean-François Graaf de Ferraris (1726-1814). Het resultaat was een Kabinetskaart in drie exemplaren. Het exemplaar, bestemd voor de Oostenrijkse gouverneur Karel van Lotharingen, is heden in bezit van de Koninklijke Bibliotheek Albert I te Brussel. De andere exemplaren bevinden zich in het Rijksarchief in Den Haag en het Kriegsarchiv te Wenen8. Algemeen kan men stellen dat de kaart van Ferraris toont dat het projectgebied gelegen is in een zeer rurale omgeving, met als dichtstbijzijnde bewoningskern “Semps” of Zemst. In het westen doorsnijdt het projectgebied het “Grootemeuter Bosch” en worden enkele landwegen doorsneden. In het oosten, op de grens met de “Seigneurie de Malines” wordt het projectgebied opnieuw doorsneden door een bosrijke zone. De grens met Mechelen stemt gedeeltelijk overeen met het verloop van de Zenne, dit is voornamelijk het geval voor het projectgebied. Centraal op het projectgebied is nog een derde bosrijk gebied zichtbaar genaamd “Bois Wormelaer”. Verspreid over het projectgebied bevinden zich enkele gebouwen, deze zullen besproken worden bij de detailkaarten. Er werden een aantal gedetailleerdere excerpten gemaakt van de kaart van Ferraris, gezien op schaal 1/40.000 geen huizen of gebouwen kunnen herkend worden.

8 http://www.ngi.be/Common/ferraris_nl.pdf Pagina - 53 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 16. Situering van het projectgebied op de kaart van Ferraris.

Detailkaart 1 Dit is een detailkaart van de oostelijke zone. Hierop is te zien dan in het noorden van het projectgebied een weg loopt afkomstig van het noordwesten en uiteindelijk afdraaiend naar het zuidoosten. De weg is omgeven door bomenrijen langs weerszijden en langsheen deze weg zijn ook enkele alleenstaande gebouwen gelegen. De weg maakt een circkelvormige beweging en start min of meer aan het “Hoff ter Bosch”, loopt naar het westen naar het “Grootemeuter Bosch” om dan in het projectgebied opnieuw naar het zuiden af te draaien. Langsheen deze weg bevinden zich voornamelijk ten zuiden de meeste bebouwing. In totaliteit kunnen 8 alleenstaande gebouwen worden waargenomen. In het oostelijk gedeelte van deze detailkaart zijn bovendien drie gegroepeerde gebouwen zichtbaar, dewelke mogelijks als een hoeve kunnen geïnterpreteerd worden.

Pagina - 54 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 17. Situering van het projectgebied op detailkaart 1 van Ferraris.

Detailkaart 2 De tweede detailkaart is gesitueerd in het westelijke deel van het projectgebied. Hoewel zich hier geen bebouwing bevindt binnen de contouren van het projectgebied en bovendien grotendeels binnen een moerasrijk gebied ligt. Echter grenst het projectgebied hier aan een mogelijke omwalde site genaamd het Kasteel van Relegem, dewelke volgens de Centraal Archeologische Inventaris op het projectgebied gelegen is. Op de kaart van Ferraris is te zien hoe de tuinen en een deel van de gracht zich binnen de contouren van het projectgebied bevinden. In totaal zijn vier gebouwen zichtbaar die kunnen toebehoren aan het Kasteel van Relegem. Op ca. 50min ten noorden van dit kasteel bevindt zich een tweede omwalde hoeve, mogelijk genaamd “Nieuw hoff”. Daarnaast ligt ten noordoosten van het kasteel een driehoekig bosperceel dat beschreven wordt als een “sterrenbos”9.

9 https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/134165 Pagina - 55 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 18. Situering van het projectgebied op detailkaart 2 van Ferraris.

3.4.2.4 Atlas der Buurtwegen (1840)

De Atlas der Buurtwegen geeft weinig informatie over het landgebruik, op vlak van bebouwing kan men stellen dat deze stabiel gebleven is. In het noordoosten komt het projectgebied uit in de wijk “Schoonenberg”. Ten oosten van deze wijk zijn de “Eglegem-vijvers” voor het eerst zichtbaar. In het westen komt het projectgebied uit in de wijken “Spilt” en “Bosch”. Centraal op het projectgebied kan men een weg waarnemen die gedurende een lengte van ca. 2.3km. De weg krijgt echter wel verschillende namen, zijnde “Chemin nr. 17”, “Chemin nr. 31” en “Chemin nr. 35”.

Pagina - 56 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 19. Situering van het projectgebied op de Atlas der Buurtwegen.

Detailkaart 1 Deze detailkaart moet gelokaliseerd worden in het westen van het projectgebied en bevat de hoogste concentratie aan gebouwen die in het projectgebied voorkomen. De bebouwing is voornamelijk gelokaliseerd langsheen de wegen en varieert sterk in grootte. In totaliteit kunnen 17 gebouwen worden waargenomen, hoofdzakelijk gegroepeerd (3 tot 4). Centraal over deze detailkaart stroomt de Siesterbeek. Binnen deze detailkaart zijn bovendien verschillende kruispunten waarneembaar met de “Chemin nr. 17” en “Chemin nr. 31” als centrale as.

Pagina - 57 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 20. Situering van het projectgebied op detailkaart 1 van de Atlas der Buurtwegen.

3.4.2.5 Topografische kaart van Vandermaelen (1846 – 1854)

Philippe Vandermaelen (1795-1869) is de stichter van het “Établissement géographique de Bruxelles”. Hij publiceerde de eerste uitgave van een topografische kaart van België op metrische schaal. Voordien waren schalen grafisch, of werden ze uitgedrukt in plaatselijke maten (el, vadem, mijl, …). Hij werkte samen met Paul Gérard, die na het vertrek van de Hollanders in 1830, in het bezit gebleven was van de punten van tweede en derde orde van de triangulatie van Erzey. Hij maakte verschillende kaarten van België op basis van dit geodetische net en volgens de gewijzigde projectie van Flamsteed. Algemeen kan men stellen dat ook op de Topografische kaart van Vandermaelen weinig ingrijpende veranderingen zichtbaar zijn ten opzichte van de bovenstaande kaarten. Waar op de Atlas der Buurtwegen het Kasteel van Relegem niet benoemd wordt, is dit nu wel opnieuw zichtbaar. Daarnaast kan men voor het eerst enige vorm van reliëf zien die op een kaart wordt weergegeven; men kan duidelijk waarnemen dat in het stroomgebied van de Zenne lager gelegen is dan het omliggende landschap.

Pagina - 58 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 21. Situering van het projectgebied op de kaart van Vandermaelen.

Bebouwing binnen de contouren van het projectgebied treft men aan ter hoogte van de “Schoonen Berg”, ten zuidoosten van het dorp “Laer” en helemaal in de westelijke hoek van het projectgebied. De meeste gebouwen die op het projectgebied liggen, bevinden zich langsheen de wegen, waarbij de locatie praktisch volledig overeenstemt met de situatie zoals deze geschetst is op de Atlas der Buurtwegen.

Pagina - 59 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 22. Situering van het projectgebied op de detailkaarten van Vandermaelen

Pagina - 60 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.4.2.6 Luchtfoto 1971

Op de luchtfoto uit 1971 valt af te leiden dat het projectgebied duidelijk nog steeds in een zeer rurale omgeving ligt, die voornamelijk ingenomen wordt door verschillende akkers en velden. Slechts lokaal kan men nog enkele percelen bos waarnemen. In het oostelijke uiteinde van het projectgebied kan men zien dat de aanleg van de E19 reeds begonnen is maar niet voltooid, het industriepark Mechelen- Zuid is bovendien nog niet aangelegd. Bebouwing binnen de contouren komt slechts heel sporadisch voor en is voornamelijk centraal gelegen langsheen de Larestraat en Kleine Molenweg.

Figuur 23. Situering van het projectgebied luchtfoto uit 1971

3.4.2.7 Luchtfoto 1979-1990

De luchtfoto uit 1979-1990 vertoont reeds een hedendaags beeld waarop bijzonder weinig veranderingen zichtbaar zijn ten opzichte van de meest recente luchtfoto. Ten opzichte van de luchtfoto uit 1971 kan men nu wel reeds een voltooide E19 waarnemen en is het industriepark Mechelen-Zuid praktisch volledig ontwikkeld. Ten zuiden van het projectgebied kan men wel een duidelijke evolutie zien in de ontwikkeling van de bewoningskern van Zemst, maar voor het projectgebied is er een miniem verschil in bebouwing ten opzichte van de meest recente toestand.

Pagina - 61 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 24. Situering van het projectgebied op luchtfoto uit 1979-1990.

Pagina - 62 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

3.5 Archeologische situering van het projectgebied

CAI-melding Locatie Periode Beschrijving 212121 Ca. 1km Nieuwe Tijd Losse munt: 1 oord waarbij enkel het wapenschild met kroon te herkennen is. Beekveldstraat (Zemst) Ten noorden Enkele bijvondsten waaronder wat schrapnelbolletjes, munt 5 frank Cerees, munt 20 frank Boudewijn 1981.

215281 Ca. 800m Nieuwe Tijd Losse metalen vondst: 1 medaille met jaartal “mai 1883” en 1 marineknoop Dasmusweg (Zemst) Ten noorden 19e eeuw Losse munten: leeuwecenten 3 van 2 cent en 3 van 1 cent. Verder onleesbaar 206995 Ca. 300m Nieuwe Tijd Losse munt: Joris Lodewijk van Berghes, oord Luik, 1726 Ten noorden 18e eeuw 10130 Ca. 300m Nieuwe Tijd Cartografische indicator naar een molen zichtbaar op de kaart van Ferraris. Grote Molenweg (Zemst) Ten zuiden 18e eeuw 206993 Ca. 300m Nieuwe Tijd Losse munt: Karel II, Oord, Brabant 1693 Haneweg (Zemst) Ten zuiden 17e eeuw 161416 Ca. 300m Midden-Romeinse Losse munten: Sestertius, met op voorzijde hoofd met stralenkroon naar rechts. Hoogstraat (Zemst) Ten zuiden tijd Keerzijde staand persoon naar links met rechterhand naar beneden iets vasthoudend. Faustina II: vrouwenbuste, knotje laag dus Faustina II, Crispina of Lucilla. Op de keerzijde iets rechthoekigs dat smaller is boven. Meestal altaar of brandstapel.

Pagina - 63 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

206992 Ca. 300m Nieuwe Tijd Losse munt: Oord provincie Zeeland ca. 1665. Haneweg (Zemst) Ten zuiden 17e eeuw 2117 Ca. 100m Nieuwe Tijd Cartografische indicator naar een site met walgracht, zichtbaar op de kaart van Hoogstraat (Zemst) Ten noorden 18e eeuw Ferraris. 10131 Binnen Late middeleeuwen Burcht met donjon, gekend onder het Kasteel van Relegem. Indicatief toponiem: onderzoeksgebied ingheimnaam: Frankische oorsprong, heerlijkheid in de 14e – 15e eeuw. 164013 Ca. 100m Midden-Romeinse Meerdere vlakgraven: Verbeetweg (Zemst) Ten zuiden tijd 1 kuil met houtskool en verbrand bot, vermoedelijk brandrestengraf. 2e kuil: gelijkaardig spoor met 33 fragmenten Romeins aardewerk, waarvan secundair verbrand. 5 scherven behoren toe tot een terra sigallata bord van het type Dragendorff 18/31, 6 fragmenten gladwandig aardewerk en 22 fragmenten onverbrand gladwandig recipiënt. Vermoedelijk ook brandrestengraf (zonder verbrand bot). 164014 Ca. 100m Midden-Romeinse NO-ZW georiënteerde kuil met gelaagde vulling, veel houtskool- en verbrande leem Verbeetweg (Zemst) Ten zuiden tijd fragmenten. 482 Ca. 50m Midden-Romeinse Gegroepeerde nederzetting. Opgravingscampagne in 1998 bracht 12 kuilen aan het Verbeetweg (Zemst) Ten tijd licht met houtskool, verbrande leem, ceramiek (1 romeinse scherf en 1 zuiden/oosten postmiddeleeuwse geglazuurde randscherf. Opgravingscampagne 2012: 6 kuilen met in één kuil 6 sterk verweerde fragmenten Romeins aardewerk. De kuilen konden op basis van hun vulling aan elkaar gekoppeld worden. Vermoedelijk bevindt zich op deze plaats een landelijk inheems- Romeinse nederzetting.

Pagina - 64 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

209516 Ca. 400m Steentijd Losse lithische vondst: het gaat om bewerkte vuursteen (een kling of mogelijk Korte Heusstraat (Zemst) Ten zuiden Mesolithicum gedeelte daarvan) 3846 Ca. 1km Nieuwe tijd Indicator bouwkundig erfgoed naar een alleenstaande hoeve uit de 17e eeuw Schaliënhof Ten zuiden 17e eeuw

209945 Ca. 1,5km Nieuwste tijd Losse metalen vondst: wapenschild (vermoedelijk brons). Adelaar centraal, Nayakker (Zemst) Ten zuiden 20ste eeuw engelen, lotusbloem, kruizen. Zou Duits of Oostenrijks. 10129 Ca. 1.5km Late middeleeuwen Alleenstaande site met walgracht, gekend onder de naam Linterpoortenkasteel. Linterpoortenlaan Ten zuiden Volgens database bouwkundig erfgoed werd het in de 18e eeuw omgevormd tot (Zemst) landhuis. 103326 Ca. 1km Nieuwe tijd Cartografische indicator naar een molen (Fortuinmolen) die zichtbaar is op de Mechelseweg (Mechelen) Ten noorden 18e eeuw Ferrariskaart. De molen werd gesloopt in 1910.

102260 Ca. 1km Metaaltijden Losse aardewerkvondst: handgevormde scherven Eglegemvijver Ten noorden Romeinse tijd Vondstenconcentratie aardewerk en een benen naald (Mechelen) Middeleeuwen Vondstenconcentratie aardewerk Onbepaald Er zouden ook resten van een oude kano gevonden zijn. 162848 Ca. 500m Steentijd Losse organische vondst: Geweitak (edelhert) aan de basis afgesneden en Eglegemvijver Ten noorden gebroken. De punt vertoont gebruikssporen (afgesleten tot op het spongieus (Mechelen) gedeelte) 102257 Ca. 300m Laat-Neolithicum Losse organische vondst: hertshoornen huls met ovale doorboring Ten noorden Vroege Bronstijd Losse metalen vondst: bronzen randbijltje

Pagina - 65 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Eglegemvijver Middeleeuwen Losse onbepaalde aardewerk vondst (Mechelen) 102292 Ca. 700m IJzertijd Grafstructuur: vondst van een urne met crematieresten. De datering van de urn is Brusselsesteenweg Ten zuiden (Romeins) stilistisch. De bewaringstoestand is zeer verstoord. In de Onderzoeksbalans wordt (Mechelen) de vondst door W. Declercq als Romeins beschouwd. 103327 Ca. 700m Nieuwe tijd Alleenstaande hoeve gekend als het Hof van Geerdegem, gebaseerd op een Geerdegemdries Ten zuiden 17e eeuw indicator bouwkundig erfgoed. (Mechelen) 103389 Ca. 1.5km Nieuwe tijd Alleenstaande site met walgracht gekend onder de naam Geerdegemkasteel. De Zemstbaan (Mechelen) Ten zuiden 18e eeuw site is zichtbaar op de kaart van Ferraris.

Pagina - 66 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Figuur 25. Situering van enkele CAI locaties in de omgeving van het projectgebied.

Pagina - 67 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

4 Besluit

4.1 Archeologische waardering

Op basis van het beschikbare en geraadpleegde bronnenmateriaal kon binnen het bureauonderzoek de aan- of afwezigheid van een archeologische site of relevante archeologische overblijfselen binnen de contouren van het projectgebied niet met zekerheid worden aangetoond. Wel is het mogelijk een archeologische verwachting naar voor te schuiven teneinde een antwoord te kunnen bieden op de gestelde onderzoeksvragen. Aan de hand van de geraadpleegde cartografische bronnen kan worden vastgesteld dat het projectgebied in een rurale omgeving gelegen is. Op de kaart van Frickx is een groot bosgebied aanwezig in het westen van het onderzoeksgebied, gedurende de 18e en 19e eeuw kan men op de historische kaarten afleiden dat de bosarealen steeds meer verdwijnen en eind 19e eeuw beperkt blijven tot enkele percelen. Vanaf de kaart van Villaret is bewoning aanwezig in de omgeving van de Larestraat en Kleine Molenweg, deze bewoning zal gedurende de 18e en 19e eeuw gestaag toenemen, maar van een echte bewoningskern kan men niet spreken. Deze bevinden zich meer ten zuiden in het gehucht Zemst-Bos en in de gemeente Zemst zelf. In het oosten van het projectgebied, nabij de Zenne, bevindt zich het Kasteel van Relegem, dat zijn oorsprong kent in de late middeleeuwen. Ten oosten van de Zenne valt pas bewoning op te merken vanaf de Topografische kaart van Vandermaelen. De CAI-waarden tonen een gevarieerd beeld, de oudste waarden gaan terug tot het Mesolithicum. Ten zuidwesten (op ca. 100m) bevindt zich Romeinse nederzetting, alsook enkele gegroepeerde kuilen en vlakgraven. In het noordoosten zijn enkele vondsten gekend uit het Laat-Neolithicum, Bronstijd, Romeinse tijd en middeleeuwen, het gaat hierbij om uitzonderlijke vondstcategorieën zoals botmateriaal en een bronzen bijl. Mogelijk kan men deze interpreteren als rituele deposities, hoewel dit niet op de CAI vermeld staat. Uit de late middeleeuwen en Nieuwe Tijd zijn voornamelijk cartografische en bouwkundige indicatoren gekend naar sites met walgracht en hoeves. Daarnaast bevinden zich in de omgeving van het projectgebied tevens verschillende locaties waarop zowel munten uit de 17e, 18e als 19e eeuw zijn aangetroffen. De grootte van het projectgebied maakt dat een groot aantal bodemtypes aanwezig zijn, waarbij ten oosten van de Zenne zich een aantal bodemtypes bevinden waar een podzolprofiel op aanwezig kan zijn. In de omgeving van de Zenne is dit niet meer het geval, maar komen wel bodemtypes voor die kunnen wijzen op een alluviale afdekking. Ten westen van de Zenne bestaat de bodem voornamelijk uit een A-B-C opbouw, waarbij de toestand van de B-horizont afhangt van het bodemtype. De landschappelijke ligging van het projectgebied maakt duidelijk dat het uiterste westen in een overgangszone van hoog naar laag, waarbij men dichter bij de Zenne steeds lager komt. Daarnaast

Pagina - 68 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341 stromen naast de Zenne verschillende kleinere waterlopen door het projectgebied, zoals de Leybeek, Molenbeek, Laarbeek, Kesterbeek etc. Om de bewaringstoestand van de bodem in kaart te brengen en de diepte van het archeologische niveau te achterhalen werd een landschappelijk bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit bodemonderzoek kon men afleiden dat voor 56% van de boringen er een A-B-C opbouw aanwezig was en er wel degelijk een intacte bodem kon worden waargenomen. In 34% van de boringen ontbreekt de B-horizont, hoewel deze volgens de bodemtypekaart wel aanwezig zou zijn. De afwezigheid van een B-horizont kan verklaard worden door een intensieve bewerking van de bodem, waarbij de B-horizont door verploegen uiteindelijk is opgenomen in de A-horizont. Deze resultaten zorgen ervoor dat waar de B-horizont ontbreekt, men geen intacte bodem kan waarborgen en ligt het potentieel op de aanwezigheid van intacte steentijd artefactsites bijgevolg gevoelig lager. Op basis van de gekende bronnen kan men besluiten dat voor het projectgebied een algemene archeologische verwachting vanaf de Steentijden tot de Nieuwe Tijd. In het bijzonder de Romeinse periode en de late/post middeleeuwen kunnen interessant zijn, gezien in het westen zich een Romeinse nederzetting bevindt en er vanaf de kaart van Villaret bewoning aanwezig is op het projectgebied. Voor de Vroege en Hoge middeleeuwen lijkt de verwachting iets lager voor de westelijke helft van het projectgebied, daar dit destijds voornamelijk een groot bosgebied was. Het potentieel op kennisvermeerdering is zeker aanwezig, maar afhankelijk van de toestand waarin de bodem zich bevindt.

4.2 Onderzoeksvragen

- Welke aanwijzingen bevatten de bestaande bronnen over het archeologisch potentieel van het onderzoeksgebied? De geraadpleegde bronnen tijdens het bureauonderzoek tonen een algemene archeologische verwachting vanaf de Steentijd tot Nieuwe tijd. Historische kaarten tonen dat het projectgebied gelegen is in een zeer rurale omgeving met sporadisch verspreide ontginningshoeven en klei-lemen huisjes, binnen het onderzoeksgebied zijn verschillende hiervan aanwezig. Hun aanwezigheid stijgt gedurende de 19e eeuw, maar bewoning zal pas exponentieel toenemen in de 20ste eeuw. De CAI-meldingen tonen een gevarieerd beeld aan sites. Voor de Steentijd komen verschillende types vondsten voor, al betreft het voornamelijk losse vondsten. Nabij de Eglegemvijver werd een hertshoornen huls aangetroffen uit het Laat- Neolithicum, alsook een geweitak die algemeen in de Steentijd geplaatst wordt en niet nader gedateerd kon worden. Gezien de aard van deze vondsten en de locatie (vijver) bestaat de kans dat het hier om rituele deposities gaat. Uit de Bronstijd is namelijk ook een randbijltje

Pagina - 69 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

aangetroffen op deze locatie alsook vondstenconcentraties aardewerk uit de Romeinse tijd en middeleeuwen. Binnen de Eglegemvijver zou ook vermoedelijk een kano gevonden zijn, hoewel hier niet meer informatie over kon worden teruggevonden. De oudste vondst in de omgeving van het projectgebied betreft een kling uit het Mesolithicum (ca. 400m ten zuiden van het projectgebied). Uit de IJzertijd werd een urne met crematieresten blootgelegd aan de Brusselsesteenweg te Mechelen. Voor de Romeinse periode zijn verschillende vondsten gekend, langsheen de Verbeetweg (westen projectgebied) werden meerdere vlakgraven aangetroffen, kuilen met houtskool en verbrande leem en een gegroepeerde nederzetting, allen gedateerd in de Midden-Romeinse periode. Voor de Vroege en Hoge middeleeuwen zijn geen archeologische sites gekend in de omgeving van het onderzoeksgebied, pas vanaf de Late middeleeuwen komen opnieuw CAI-meldingen naar voor. Het gaat hierbij in hoofdzaak om cartografische of bouwkundige indicatoren naar hoeves of sites met walgracht. Eenzelfde beeld geldt voor de Nieuwe tijd, hoewel hier ook verschillende munten uit de 17e, 18e en 19e eeuw gekend zijn. Op basis van de aardkundige gegevens blijkt dat het plangebied gelegen is op de rand van de vallei van de Zenne en deels in de vallei van de Zenne zelf. Gezien de lengte van het onderzoeksgebied varieert de bodem zeer sterk binnen het onderzoeksgebied en zijn tevens verschillende waterlopen gekend waardoor bepaalde zones van het onderzoeksgebied kunnen beschreven worden als “liggend binnen de gradiëntzone” en dus potentieel interessant kunnen zijn naar steentijdonderzoek toe. Dit geldt met name voor de zones van het projectgebied waar een intacte bodemaanwezig is.

- Zijn er archeologische sites met relevante cultuurhistorische waarde gekend op of in de omgeving van het onderzoeksgebied? Op de CAI wordt een van het Kasteel van Relegem binnen het onderzoeksgebied gelokaliseerd. Het Kasteel van Relegem was in oorsprong een burcht met Donjon uit de late middeleeuwen. Op basis van de beschikbare historische kaarten bevindt het eigenlijke kasteel zich buiten het onderzoeksgebied en een deel van de tuinen binnen het onderzoeksgebied. In de omgeving van het onderzoeksgebied zijn wel verschillende archeologische sites bekend met een relevante cultuurhistorische waarde. De aard van deze sites varieert van vondstconcentraties tot nederzettingen en grafcontexten vanaf de Steentijd tot de Nieuwe Tijd.

- Hoe evolueerde het historisch landgebruik van het onderzoeksgebied? De beschikbare historische kaarten tonen aan dat het projectgebied in een zeer rurale omgeving gelegen is, waarbij vanaf de 18e eeuw voornamelijk akkers en velden voorkomen.

Pagina - 70 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Ter hoogte van de Zenne wordt op alle historische kaarten een moerasachtig gebied gekarteerd. De kaart van Frickx toont een groot bos dat het volledige westen inneemt van het projectgebied. Op de daaropvolgende kaart van Villaret is reeds een groot deel van dit bos verwijderd en ingenomen door akkers en velden. In het westen bevinden zich wel nog enkele bosrijke gebieden zoals het “Dentron bos”, “Nouheghen bos” en “Klinkcot bos”, centraal op het onderzoeksgebied ligt het “Keybundel bos”. Deze trend is eveneens zichtbaar op de kaart van Ferraris, waarbij nog wel bosrijke gebieden zoals het “Grootmeuter Bosch” zichtbaar zijn, maar veel minder dan op de kaart van Villaret. Ten zuiden van de Zenne is op de kaart van Ferraris een driehoekig bosperceel afgebeeld dat kan beschreven worden als een sterrenbos. Dit bos behoorde toe aan het Kasteel van Relegem. De Atlas der Buurtwegen geeft weinig informatie over het historisch landgebruik en kan hiervoor dan ook niet geconsulteerd worden. De meest recente historische kaart (Vandermaelen) bevestigd de trend die reeds op de kaart van Villaret en Ferraris zichtbaar was: namelijk een ontbossing in de omgeving van het projectgebied en een toename aan akkers en velden. Op de Topografische kaart van Vandermaelen is tevens het reliëf van de Zenne goed zichtbaar, waarbij deze veel lager gelegen is dan het omliggende landschap. De historische kaarten tonen een tendens aan van ontbossing, dewelke bevestigd kan worden door de historische bronnen. In de late middeleeuwen bestond Zemst-Bos (westen van het projectgebied) uit een gigantisch bosgebied dat vanaf dan ontgonnen en gekapt werd om van deze wouden landbouwgrond te creëren. Deze ontginning ging door tot in de 19e eeuw wanneer zich enkel nog kleine bossen rondom het dorp bevinden, nooit meer dan enkele hectaren.

- Hoe evolueerde de historische bebouwing van het onderzoeksgebied? Bebouwing is op zo goed als alle historische kaarten aanwezig binnen de contouren van het projectgebied. Op de kaart van Frickx staat een kasteel en molen afgebeeld, hoewel de kaart van Frickx zeker niet als nauwkeurig kan bestempeld worden en er geen namen bij vermeld staan, kan het hier mogelijks om het Kasteel van Relegem gaan en om de molen van de Grote Molenweg (CAI 10130). Op de kaart van Villaret is de aanwezigheid van bebouwing nog enigszins beperkt, maar kunnen wel enkele huizen worden waargenomen centraal/in het westen van het projectgebied. Het gaat hierbij voornamelijk om losstaande gebouwen, waarbij mogelijks een hoeve zit. De gebouwen bevinden zich allen langsheen een weg en zijn gesitueerd nabij een waterloop. In de oostelijke helft van het onderzoeksgebied is geen bebouwing aanwezig. Op de kaart van Ferraris bevinden zich gebouwen op dezelfde locatie als de kaart van Villaret. Ze zijn opnieuw allen gesitueerd langsheen een weg, hoewel de

Pagina - 71 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

waterloop niet meer aanwezig lijkt. Er kan opnieuw een hoeve herkend worden, hoewel de oriëntatie van hier omgekeerd is i.v.m. de Villaretkaart. In het westen is nu wel bebouwing aanwezig, het gaat hier echter om sporadisch verspreide gebouwen. Op de Atlas der Buurtwegen ligt de meeste bebouwing gesitueerd langsheen “Chemin nr. 17” en “Chemin nr. 31”. De locatie van deze gebouwen stemt opnieuw grotendeels overeen met de bebouwing op de voorgaande historische kaarten en is in aantal lichtjes toegenomen. Ten oosten van de Zenne bevinden zich enkele gebouwen in de wijk “Schoonenberg” langsheen “Chemin nr. 40”. Op de Topografische kaart van Vandermaelen kan men opmerken dat het aantal gebouwen nog steeds is toegenomen, zowel in het westelijk deel van het onderzoeksgebied, als ten oosten van de Zenne. Ook in het uiterste westen van het onderzoeksgebied komen nu sporadisch gebouwen voor. Op basis van de historische bronnen kan men vast stellen dat in de omgeving van het onderzoeksgebied de bebouwing voornamelijk bestond uit enkele grotere ontginningshoeven en kleine klei-lemen huisjes, dewelke vanaf de 19e eeuw zullen verdwijnen.

- Wat is de potentiële impact van de geplande werken op het cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed? De impact van de geplande werken op het cultuurhistorisch en archeologisch erfgoed is sterk afhankelijk van de aard van de werken en de locatie. Algemeen kan men stellen dat daar waar een sleuf zal gegraven worden of een werkzone wordt ingericht er een potentiële bedreiging is op het volledige bodemarchief. De impact in de bodem blijft echter grotendeels beperkt door het gebruik van rijplaten. Daar waar de leiding wordt aangelegd in de rijweg kan men op basis van het landschappelijk bodemonderzoek besluiten dat het bodemarchief reeds zeer grondig verstoord zal zijn door de bestaande rijweg en hoewel de leiding dieper komt te liggen, er binnen deze zones geen kenniswinst meer te rapen valt. Waar de plaatsingen van de leidingen zal gebeuren op basis van een gestuurde boring kan men stellen dat de impact op de bodem eerder minimaal is en op zeer grote diepte waar geen archeologische sporen meer te verwachten vallen.

4.3 Besluit breed publiek

Op het tracé tussen Zemst en Mechelen wordt de aanleg van een nieuwe waterleiding gepland. Deze werken gaan gepaard met de aanleg van een werkzone, waarbij de teelaarde wordt afgegraven en geotextiel geplaatst wordt.

Pagina - 72 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

Op basis van het bureauonderzoek en landschappelijk bodemonderzoek kon geen uitsluitsel gegeven worden over de aan- of afwezigheid van een archeologische site, of sporen, met cultuurhistorische waarde binnen de contouren van het onderzoeksgebied. Wel kon een archeologische verwachting en een bijkomende inschatting van het potentieel op kenniswinst gemaakt worden. Op basis van het potentieel op kenniswinst en de archeologische verwachting wordt in eerste instantie een verkennend archeologisch booronderzoek aangeraden binnen de zones waar de bewaringsomstandigheden voor steentijd artefactsites gunstig zijn. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek kan aanvullend een waarderend booronderzoek geadviseerd worden. Na deze fase wordt een proefsleuvenonderzoek geadviseerd binnen de grotere werkzones (breder dan 5m) waar de teelaarde wordt afgegraven. Voor de werkzones waar enkel een sleuf van 5m wordt gegraven, wordt werfbegeleiding geadviseerd. De zones van het projectgebied waar de leiding in het tracé van de bestaande weg komt te liggen of waar een gestuurde boring gepland is, worden gevrijwaard van archeologisch vervolgonderzoek.

Pagina - 73 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

5 Bibliografie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/134165 https://bib.kuleuven.be/over-ons/nieuws-events/2015/kaart-van-jean-villaret-1745-1748-digitaal- beschikbaar-via-limo http://www.ngi.be/Common/ferraris_nl.pdf http://www.vliz.be/hisgiskust/nl/eug%C3%A8ne-henry-fricx https://nl.wikipedia.org/wiki/Zemst https://nl.wikipedia.org/wiki/Zemst-Bos https://nl.wikipedia.org/wiki/Elewijt https://desemse.files.wordpress.com/2018/01/opzoeking-archeo-nieuwsbrief-december-2017.pdf http://www.cartesius.com http://www.geopunt.be/kaart http://nl.wikipedia.org/wiki/Ferrariskaarten http://www.cai.onroerenderfgoed.be http://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten

Pagina - 74 -

2018I3 2018 ADEDE Archeologisch Rapport 341

6 Lijst van figuren

Figuur 1. Situering van het projectgebied op het DHMVII, digitaal terreinmodel 1m...... - 18 - Figuur 2. Situering van het projectgebied op het DHMVII, digitaal terreinmodel 1m (detail)...... - 21 - Figuur 3. Hoogteprofielen van het projectgebied...... - 23 - Figuur 4. Situering van het projectgebied op de tertiair geologische kaart...... - 24 - Figuur 5. Situering van het projectgebied op de quartair geologische kaart...... - 25 - Figuur 6. Situering van het projectgebied op de bodemtypekaart...... - 30 - Figuur 7. Situering van het projectgebied op de potentiële bodemerosiekaart...... - 31 - Figuur 8. Situering van het projectgebied op de erosiegevoeligheidskaart...... - 32 - Figuur 9. Situering van het projectgebied op het bodemgebruiksbestand...... - 33 - Figuur 10. Situering van het projectgebied op het gewestplan...... - 34 - Figuur 11. Boorplan uitgevoerde boringen december 2018 ...... - 35 - Figuur 12. Overzicht bodemopbouw...... - 38 - Figuur 13. Verstoorde zone op basis van bodemonderzoek ...... - 39 - Figuur 14. Situering van het projectgebied op de kaart van Frickx...... - 50 - Figuur 15. Situering van het projectgebied op de kaart van Villaret + detailkaart...... - 52 - Figuur 16. Situering van het projectgebied op de kaart van Ferraris...... - 54 - Figuur 17. Situering van het projectgebied op detailkaart 1 van Ferraris...... - 55 - Figuur 18. Situering van het projectgebied op detailkaart 2 van Ferraris...... - 56 - Figuur 19. Situering van het projectgebied op de Atlas der Buurtwegen...... - 57 - Figuur 20. Situering van het projectgebied op detailkaart 1 van de Atlas der Buurtwegen...... - 58 - Figuur 21. Situering van het projectgebied op de kaart van Vandermaelen...... - 59 - Figuur 22. Situering van het projectgebied op de detailkaarten van Vandermaelen ...... - 60 - Figuur 23. Situering van het projectgebied luchtfoto uit 1971 ...... - 61 - Figuur 24. Situering van het projectgebied op luchtfoto uit 1979-1990...... - 62 - Figuur 25. Situering van enkele CAI locaties in de omgeving van het projectgebied...... - 67 -

Pagina - 75 -