Gemeente Bestemmingsplan ‘Van Hogendorpplein’

Gemeente Goirle Bestemmingsplan ‘Van Hogendorpplein’

Gemeente: Goirle

Bestemmingsplannummer: 07850000038

Schaal van de verbeelding: 1 : 1000

Status plan: vastgesteld

Datum tervisielegging: 12 november tot en met 23 december 2009

Datum vaststelling: 09 februari 2010

Datum inwerkingtreding:

Datum uitspraak ABRS:

Datum onherroepelijk:

Naam van de opsteller: BRO Hoofdvestiging Bosscheweg 107 5282 WV BOXTEL

BRO Hoofdvestiging Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 5282 WV Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401 E [email protected]

Toelichting

Inhoudsopgave pagina

1. INLEIDING 3 1.1 Aanleiding en doel van het bestemmingsplan 3 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 3 1.3 Vigerend bestemmingsplan 4 1.4 Leeswijzer 5

2. DE HUIDIGE SITUATIE 7 2.1 Historie 7 2.2 Ruimtelijke en functionele structuur 9 2.3 Beeldkwaliteit 10 2.4 Monumenten en cultuurhistorische waardevolle bebouwing 10

3. BELEIDSKADER 11 3.1 Inleiding 11 3.2 Europees- en rijksbeleid 11 3.2.1 Vogel- en Habitatrichtlijn 11 3.2.2 Nota Ruimte 12 3.2.3 Water 12 3.2.4 Flora- en faunawet 13 3.2.5 Wet bodembescherming 13 3.2.6 Nota Belvedère 13 3.3 Provinciaal beleid 14 3.3.1 Interimstructuurvisie “Brabant in ontwikkeling” 14 3.3.2 Paraplunota ruimtelijke ordening 15 3.3.3 Uitwerkingsplan stedelijke regio - 15 3.3.4 Detailhandel 15 3.4 Regionaal beleid 16 3.4.1 Waterbeleid waterschap De 16 3.5 Gemeentelijk beleid 17 3.5.1 De toekomstvisie 2015 17 3.5.2 Kaders voor volkshuisvesting 18 3.5.3 Verkeers- en Vervoersplan Goirle 18 3.5.4 Welstandsbeleid 19 3.5.5 Groenstructuurplan en nota groenomvorming 19 3.5.6 Beleidsvisie externe veiligheid 19 3.5.7 Prostitutiebeleid 20 3.5.8 Gemeentelijk waterbeleid 20

Inhoudsopgave 1 4. MILIEUASPECTEN 21 4.1 Bedrijven en milieuzonering 21 4.2 Geluid 21 4.3 Bodemkwaliteit 22 4.4 Luchtkwaliteit 23 4.5 Externe veiligheid 24 4.6 Kabels, leidingen en straalpaden 24 4.7 Verkeer en parkeren 25 4.8 Ecologie 27 4.9 Water 28 4.10 Archeologie 30

5. PLAN UITGANGSPUNTEN 31

6. PLANBESCHRIJVING 33 6.1 Plansystematiek 33 6.1.1 Algemeen 33 6.1.2 Verbeelding 33 6.1.3 Regels 33 6.2 De Bestemmingen 34 Bestemming Gemengd (artikel 3) 34 Bestemming Verkeer-1 (artikel 4) en Verkeer-2 (artikel 5) 34

7. UITVOERBAARHEID 35 7.1 Economische uitvoerbaarheid 35 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 35

BIJLAGEN Bijlage 1. Eindverslag inspraakprocedure Bijlage 2. Verslag overleg Besluit ruimtelijke ordening

Separate bijlage: - Waterplan Van Hogendorpplein, Civil Support, Goirle 29 januari 2008. - Akoestisch onderzoek Van Hogendorpplein te Goirle, BRO 24 januari 2008. - Verkennend bodemonderzoek aan het Van Hogendorpplein te Goirle, MILON, 6 november 2008. - Luchtkwaliteittoets, BRO 24 januari 2008. - Parkeeronderzoek Van Hogendorpplein, Groen Licht Verkeersadviezen BV, 3 december 2008.

2 Inhoudsopgave 1. INLEIDING

1.1 Aanleiding en doel van het bestemmingsplan

Voor het plangebied, gelegen op het Van Hogendorpplein te Goirle, heeft Van Wanrooij-Van Schijndel Bouw- en Ontwikkelingsmaatschappij B.V. plannen om nieuwe woningen en commerciële ruimten met ondergrondse parkeerruimte te rea- liseren. Het bouwen daarvan is niet mogelijk op basis van het geldende bestem- mingsplan. Om het initiatief juridisch-planologisch te kunnen realiseren wordt voor dit plangebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld; bestemmingsplan ‘Van Ho- gendorpplein’.

Het doel van dit bestemmingsplan is te voorzien in een planologische argumentatie ten behoeve van het verlenen van een bouwvergunning. Dit alles wel binnen duide- lijke kaders, waardoor de aan het plan te verbinden rechtszekerheid niet in het ge- ding komt. Deze kaders worden bepaald door de onderdelen waaruit een plan ten- minste dient te bestaan: een verbeelding, regels en toelichting.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het Van Hogendorpplein ligt in de wijk Hoogeind in Goirle. Het gebied wordt glo- baal begrensd aan de zuidzijde door de Wittendijk, aan de oostzijde door de be- bouwing langs het Van Hogendorpplein, aan de noordkant door de Wilteindstraat, en in het zuiden door een bedrijfspand. Aan de westzijde wordt het gebied be- grensd door de drie bebouwingswanden van de "drive-in woningen" en een winkel- centrum met appartementen op de verdieping. Op afbeelding 1 is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven.

Hoofdstuk 1 3 Afbeelding 1. Globale begrenzing plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Tot het moment waarop het voorliggende bestemmingsplan ‘Van Hogendorpplein’ in werking treedt, geldt in het plangebied het volgende bestemmingsplan:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd In werking ’t Ven- Hoogeind 4 maart 2008 21 oktober 2008 18 december 2008

4 Hoofdstuk 1 1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan ‘Van Hogendorpplein’ is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en gedachten vermeld. Tevens wordt er verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en inspraak. De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader (Europees-, rijks, provinciaal- en gemeentelijk beleid). Hoofdstuk 4 beschrijft de voor het bestemmingsplan relevante milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de uitgangspunten die ten grondslag hebben gelegen aan het plan. In hoofdstuk 6 wordt vervolgens een toe- lichting gegeven op de juridische regeling. Hoofdstuk 7 tot slot gaat in op de eco- nomische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1 5 6 Hoofdstuk 1 2. DE HUIDIGE SITUATIE

2.1 Historie

De oorsprong De naam Goirle is samengesteld uit de woorden "goer" (goir) en "loo". Het eerste betekent moeras of drassige grond, het tweede bos of open plek in het bos. Als plaatsnaam wordt Goirle voor het eerst genoemd in een charter uit 1298, waarin sprake is van de Ludensvoirt te Goirle. Voorts wordt de naam gebruikt in een oor- konde uit 1312 betreffende het goed Ter Loo op Abcoven aan de Leij en in een char- ter van 1315 als het goed Ter Venne genoemd wordt. Opgravingen die zijn gedaan bij de afbraak van de oude parochiekerk in 1896, toonden de aanwezigheid van een kerkje in de 12e eeuw. In die tijd maakte het kleine kerkdorpje deel uit van de heer- lijkheid Tilburg. Reeds in 1795 bestonden er plannen om Goirle van Tilburg te schei- den, maar hiertegen werd door beide plaatsen geprotesteerd. Pas in 1803 werd Go- irle een zelfstandige gemeente.

Afbeelding 2: Kaart van de gemeente Goirle uit 1866 (Atlas van J. Kuiper)

18e eeuw: ontwikkeling vanuit de Grootte Akkers richting de Leij De gemeente Goirle heeft een oppervlakte van ruim 2.544 ha en wordt begrensd door de gemeenten Alphen en Riel, Tilburg, en Poppel (B). Zeer bepa- lend voor de ontwikkeling en vorming van het gebied waren de verschillende wa- terlopen. Vanaf de tijd dat Goirle nog deel uitmaakte van het hertogdom Brabant, tot aan de totstandkoming van de rijksweg Tilburg-Turnhout in 1853 zou er weinig veranderen in het straten- en wegenplan van het dorp. De waarschijnlijk oudste bebouwing is aangetroffen in het gebied van de vrij hoog gelegen Grootte Akkers.

Hoofdstuk 2 7 Door de verschuiving in de richting van de Leij ontstaan de wijken of herdgangen Abcoven en Kerk, en ten westen van de Grootte Akkers de herdgangen Dorp en Ven. In 1753 telde het dorp 132 woningen "daeronder begrepen kleijne hutten en keten" en maar een paar "stadsgewijze getimmerde huijzen". Met de aanleg van de rijksweg Tilburg-Turnhout verbeterde de infrastructuur in het dorp.

19e eeuw: groei van Goirle begint Als na 1850 de bevolking van Goirle flink begint te groeien, wordt voornamelijk gebouwd langs de oude kerkwegen en langs de nieuw aangelegde Tilburgseweg. Vooral het aantal arbeiderswoningen nam sterk toe. De voornaamste initiatiefne- mers tot de bouw waren de fabrikanten en de landbouwers. Op het einde van de 19e eeuw is ook begonnen met de bouw van woningen langs bestaande akkerwe- gen, zoals de Molenstraat (achter de heuf), Groeneweg en Koude Pad.

20e eeuw: planmatige woningbouw Aan de woningbouw werd een nieuwe impuls gegeven door de Woningwet, die in 1901 tot stand kwam en waardoor het mogelijk werd om met rijkssteun woningen te bouwen en de volkshuisvesting te verbeteren. Dit resulteerde onder andere in de Kalverstraat, om de arbeiders dicht bij de fabriek te kunnen huisvesten, de Hoogstraat en de St. Jansstraat. In die periode vindt ook het Oranjeplein haar oor- sprong. Het werd aangelegd als groot kermisterrein, met de verwachting dat het centrum van Goirle zich daar zou ontwikkelen. De grote maat van het plein is te verklaren doordat er ruimte werd gemaakt voor een parochiekerk die op de plaats van het huidige groene deel zou komen. Rondom is planmatig woningbouw gereali- seerd. Tot in het midden van de 20e eeuw is het dorp binnen de grenzen van het huidige centrumgebied gebleven.

20e eeuw: grote groei rondom het centrumgebied en herstructurering Na de Tweede Wereldoorlog heeft Goirle grote groei gekend. Met de uitvoering van de bestemmingsplannen begon de groei van Goirle. Achtereenvolgens kwamen tot stand de woningen ten noorden van de Van Malsenstraat, plan West, de wijk Hoogeind, plan Abcoven en in de laatste twee decennia de wijken Grobbendonk, de Hellen en de Grootte Akkers. Tegelijkertijd begon rond 1970 de grootschalige sane- ring van de oudere wijken en straten. Een voorbeeld daarvan is de aankoop in 1969 van de terreinen en opstallen van de voormalige Pijnenburg's Weverijen met 28 wo- ningen aan de Tilburgseweg, Groeneweg en Molenstraat. Op één villa en één fa- briekshal na zijn alle gebouwen die bij de verkoop betrokken waren, verdwenen om plaats te maken voor de uitvoering van het centrumplan.

8 Hoofdstuk 2 Afbeelding 3: Kaart van de gemeente Goirle uit begin 20e eeuw

2.2 Ruimtelijke en functionele structuur

In de huidige situatie loopt de hoofdontsluitingsweg langs de westzijde van het gebied/park, via de Wittendijk in zuidoostelijke richting en vervolgens via de Nieuw- kerksedijk in zuidelijke richting. Ten zuiden van het gebied bevindt zich ouderencomplex "Guldenakker" in een hof- vormige structuur. Dit complex bestaat uit appartementen en heeft bouwhoogtes tot vijf lagen. Ten westen van het gebied, aan de Wittendijk, staat een bouwblok in drie lagen met commerciële ruimten op de begane grond en daar boven twee lagen met woningen. De entrees van deze winkels en horecagelegenheden zijn gesitueerd aan het Van Hogendorpplein en de Doelenstraat.

Het plangebied is in hoofdzaak een parkachtig gebied met een open structuur. De huidige situatie is ontstaan door de sloop van het kerkgebouw De Heilige Geest, in het zuidelijke deel van het gebied, aan de Wittendijk. De driehoekige groene ruimte wordt begrensd door stevige bomenlanen aan de oost- en westzijde. Daarnaast staan er enkele groepen volwassen bomen in het gebied. De historische structuur is in de huidige situatie, naast de groenstructuur, ook te herkennen aan de bestaande boerderij in het oosten van het gebied. De bestaande groene structuur en de aanwezigheid van winkels maken het Van Hogendorpplein tot een herkenbaar wijkhart.

Hoofdstuk 2 9 Het plangebied omvat de volgende percelen:  sectie D, nummer 2226, Wittendijk (gedeeltelijk);  sectie D, nummer 2231, Nieuwkerksedijk (gedeeltelijk);  sectie E, nummer 1979, voormalige kerk;  sectie E, nummer 4631, Van Hogendorpplein (gedeeltelijk);  sectie E, nummer 4632, Van Hogendorpplein, oostelijk gedeelte (gedeeltelijk).

2.3 Beeldkwaliteit

Ten aanzien van de nieuw te realiseren bebouwing, zoals vastgelegd in dit bestem- mingsplan, geldt het gemeentelijke welstandsbeleid.

2.4 Monumenten en cultuurhistorische waardevolle bebouwing

In het plangebied liggen geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Eveneens is in het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle bebouwing aanwezig.

10 Hoofdstuk 2 3. BELEIDSKADER

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het vigerende beleid dat geldt voor het plange- bied. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in beleid en regelgeving op Europees, rijks- , provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Op de noodzakelijke onderzoeken die voortvloeien uit het beschreven beleid en op welke wijze hiermee rekening wordt gehouden in de voorschriften, wordt in hoofdstuk 4 en 5 van dit bestem- mingsplan nader ingegaan.

3.2 Europees- en rijksbeleid

3.2.1 Vogel- en Habitatrichtlijn

Door de Europese Unie zijn richtlijnen uitgevaardigd ter bescherming van bedreigde plant- en diersoorten en leefgebieden in Europa. Als concrete richtlijnen worden genoemd de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn. Die richtlijnen moeten door de lidstaten worden vertaald naar concrete aanwijzing van gebieden die op grond van deze criteria wettelijke bescherming krijgen.

De Vogelrichtlijn (EU-richtlijn 79/409/EEG, gewijzigd bij richtlijn 86/122/EEG), bevat naast bepalingen over de instandhouding van in het wild levende vogelsoorten, ook plichten die op de bescherming van de leefgebieden van in het wild levende vogels zijn gericht. De meest geschikte habitats voor bijzonder waardevolle soorten en veel voorkomende trekvogels moeten als speciale beschermingszone worden aangewe- zen. Anders dan bij de Habitatrichtlijn worden de speciale beschermingszones direct – dus zonder toetsing van de EU – door de lidstaten aangewezen. De Vogelrichtlijn is in de nationale regelgeving verwerkt in de Flora- en faunawet.

De aanwijzing van gebieden tot beschermd natuurgebied in het kader van de Vogel- richtlijn of Habitatrichtlijn vindt plaats aan de hand van soortenlijsten van zeldzame of bedreigde plant- en diersoorten. Wanneer in een gebied bepaalde soorten voor- komen, of een bepaald percentage van de Europese populatie herbergt, dan komt zo’n gebied in aanmerking voor plaatsing onder de betreffende richtlijn.

De rechtsgevolgen die voortvloeien uit de Habitatrichtlijn betreffen onder meer de verplichting om passende maatregelen te nemen om de kwaliteit van de leefgebie- den van beschermde soorten niet te laten verslechteren. Verder mogen er geen sto- rende factoren in gebieden optreden, die negatieve gevolgen hebben voor het

Hoofdstuk 3 11 voortbestaan van de soorten, die door de Habitatrichtlijn beschermd worden. Nieu- we plannen of projecten in en in de nabijheid van speciale beschermingszones moe- ten conform de richtlijn worden getoetst. Belangrijk in dat verband is of er in het plangebied bepaalde beschermde soorten voorkomen. In paragraaf 4.8 wordt verder ingegaan op de specifieke situatie met betrekking tot het onderhavige plangebied.

Het plangebied valt niet binnen een Vogelrichtlijn- of Habitatrichtlijngebied.

3.2.2 Nota Ruimte

De ‘Nota Ruimte’ is een gezamenlijk product van de ministeries VROM, LNV, VenW en EZ en beschrijft het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2030. De kern van het beleid ligt in het toepassen van efficiënte manieren om met de ruimte om te gaan. De Nota Ruimte bevat een beperkt aantal generieke regels onder de noemer ‘basiskwaliteit’ die zorgen voor een heldere ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water. Daar- naast richt het Rijk zich primair op gebieden die deel uitmaken van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, zoals de hoofdinfrastructuur, de ecologische hoofd- structuur, de mainports en de greenports. Buiten de nationale hoofdstructuur stelt het Rijk zich terughouden op.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, de leef- baarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingspla- nologie. Daarbij richt het kabinet zich onder andere op het bevorderen van krachti- ge steden en een vitaal platteland.

Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied. Met de ontwikkeling van de planlocatie wordt het plangebied in kwaliteit verbeterd. Derhalve wordt op een duurzame en efficiënte wijze ruimte geschept voor woningbouw. Daarmee past het initiatief binnen de in de Nota uiteengezette uitgangspunten.

3.2.3 Water

Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruim- telijke besluitvorming via de verplichte ‘watertoets’. Deze watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening. Sinds 2001 wordt de watertoets toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kun- nen hebben. Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging.

12 Hoofdstuk 3 Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerders, het water- beleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitge- werkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft de huidige watersyste- men alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstige water- systeem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder. De conse- quenties voor het aspect water zijn beschreven in paragraaf 4.9

3.2.4 Flora- en faunawet

Op 1 april is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de be- scherming van wilde dier- en plantsoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbe- schermingset. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder ander in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalin- gen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van in- standhouding van de soort. De gevolgen van de nieuwbouwplannen voor de flora- en faunawet zijn in paragraaf 4.8 beschreven.

3.2.5 Wet bodembescherming

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuw gevallen van bodemverontreinigi- ningen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden ge- maakt voor de functie die erop voorzien is en waarbij verspreiding van verontreini- ging zoveel mogelijk wordt voorkomen. In paragraaf 4.3 zijn de gevolgen voor de nieuwbouw vanuit de Wbb beschreven.

3.2.6 Nota Belvedère

In de Nota Belvedère staat de instandhouding, versterking en verdere ontwikkeling van de cultuurhistorische identiteit bij ruimtelijke aanpassingen centraal. Hiertoe wordt een ontwikkelingsgerichte benadering voorgestaan, die bestaande kwalitei- ten als vertrekpunt hanteert en deze combineert met een beschrijving van de recen- te cultuurgeschiedenis, dynamiek en ontwikkelingspotenties van een gebied. Het plangebied is niet gelegen in een gebied aangewezen door de Nota Belvedère.

Hoofdstuk 3 13 3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Interimstructuurvisie “Brabant in ontwikkeling” Op 1 juli 2008 hebben Provinciale staten de Interimstructuurvisie Noord-Brabant “Brabant in Ontwikkeling” vastgesteld. Op provinciaal niveau vervangt de structuur- visie het streekplan. Met de vaststelling van de Interimstructuurvisie heeft de provin- cie een beleidsdocument beschikbaar dat voldoet aan de wettelijke eisen, volgend uit de per 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening.

In de Interimstructuurvisie zijn de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling weergegeven zoals die door de provincie Noord-Brabant tot 2020 worden nage- streefd. De visie is de leidraad bij het ruimtelijk handelen van de provincie in de ko- mende jaren en basis voor de inzet van de instrumenten die de Wet ruimtelijke or- dening biedt. De visie ondersteunt daarnaast het beleid op andere provinciale be- leidsterreinen. Het streven is dat Brabant zich verder ontwikkelt tot een aantrekkelijk woon-, werk- en leefgebied. Daarbij kiest de provincie voor een visie waarin respect voor de na- tuurlijke leefomgeving en de landschappelijke en cultuurhistorische rijkdom centraal staan en waarin het eigen karakter, de specifieke kwaliteiten en contrasten van Bra- bant duidelijk herkenbaar zijn. Om deze visie te realiseren moet het ruimtelijk beleid bijdragen aan een balans tussen het economische, het ecologische en het sociaal- culturele kapitaal van Brabant. Het hoofdbelang van de provincie voor het ruimtelijk beleid is zorgvuldig ruimtegebruik, maar met ruimte voor ontwikkelingen die bij- dragen aan het op provinciale schaal behouden en verkrijgen van samenhang en balans tussen economische, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten.

Het provinciaal ruimtelijk beleid is gebaseerd op vijf leidende principes:  meer aandacht voor de onderste lagen (lagenbenadering);  zuinig ruimtegebruik;  concentratie van verstedelijking;  zonering van het buitengebied;  grensoverschrijdend denken en handelen.

Voor onderhavig plan is met name het principe “zuinig ruimtegebruik” van belang. Zuinig ruimtegebruik kan gerealiseerd worden door middel van inbreiden, herstruc- tureren en intensiveren. Zowel in stedelijke als landelijke regio’s moet het accent liggen op inbreiden en herstructureren. De mate waarin en de wijze waarop aan aspecten van zuinig ruimtegebruik vorm en inhoud wordt gegeven, moeten aanslui- ten bij de specifieke ruimtelijke karakteristieken en kwaliteiten ter plaatse.

14 Hoofdstuk 3 3.3.2 Paraplunota ruimtelijke ordening

In de Paraplunota ruimtelijke ordening staat de uitwerking van het provinciaal ruim- telijke beleid uit de Interim-structuurvisie. Deze nota vormt de basis voor het dage- lijks handelen van Gedeputeerde Staten en hiermee de inzet van instrumenten uit de ruimtelijke ordening.

3.3.3 Uitwerkingsplan stedelijke regio Breda-Tilburg De Interimstructuurvisie Noord-Brabant “Brabant in Ontwikkeling” heeft zijn uit- werking in landelijke en stedelijke regio's in zogenaamde uitwerkingsplannen. Door middel van de Paraplunota is het uitwerkingsplan onder Wro nog steeds het uit- gangspunt van beleid en handelen van de provincie. Het uitwerkingsplan vervangt niet de huidige structuurvisie als toetsings- en beoordelingskader maar werkt het op onderdelen nader uit.

Het plangebied is gelegen in het uitwerkingsplan Breda-Tilburg dat is vastgesteld op 21 december 2004. Het uitwerkingsplan is opgebouwd uit drie onderdelen:  een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld;  een programma;  het uitwerkingsplan zelf.

In het plan is opgenomen, waar, wanneer en hoeveel we de komende jaren aan woningen en aan bedrijventerreinen gaan ontwikkelen in deze regio. Daarnaast zijn de voor deze regio gewenste ontwikkelingen op het gebied van hoofdinfrastruc- tuur, landschap en glastuinbouw aangegeven.

De stedelijke regio Breda-Tilburg, één van de vijf stedelijke regio’s in de provincie wordt gevormd door de gemeenten Breda, , Etten-Leur, , Go- irle, en Tilburg. Doel van het uitwerkingsplan is om voor de stedelijke regio Breda-Tilburg een ruimtelijk kwalitatief toekomstbeeld te schetsen.

Wonen en werken Wat betreft ‘wonen’ geeft het uitwerkingsplan aan dat er in de regio nog een flinke oppervlakte voor verstedelijking mogelijk is, zonder dat steden en kernen aaneen- groeien. Het plangebied is verder niet afzonderlijk in het uitwerkingsplan als locatie opgenomen.

3.3.4 Detailhandel

Uitbreidingsmogelijkheden in de dagelijkse sector In de huidige situatie (anno 2008) zijn er drie supermarkten in het centrum van Go- irle gevestigd. Alle vertegenwoordigen een verschillend segment, te weten discount,

Hoofdstuk 3 15 midden- en hoog segment. Deze combinatie van supermarkten in verschillende seg- menten versterkt elkaar.

De ambitie voor dagelijks artikelen is uiteengezet in de berekening voor marktruim- te. Voor de dagelijkse sector levert dit een uitbreidingsruimte voor supermarkten op tussen de 830 en 1.500 m² WVO voor Goirle. De maximale metrage van m² WVO uitbreiding kan slechts worden behaald indien in het centrum van Goirle een volle- dig palet aan supermarkten wordt aangeboden. Dit is mede van belang voor de speciaalzaken die profiteren van de trekkracht van de supermarkten.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de plannen voor supermark- ten in Goirle. Een nieuwvestiging van de supermarkt Super de Boer met een winkel- vloeroppervlak tot maximaal 1.120 m² WVO staat gepland aan het Van Hogendorp- plein.

Supermarktstructuur in 2008/potentiele supermarktlocaties in Goirle

Formule Type supermarkt Huidig WVO WVO nieuwe plansituatie Aldi / Tilburgseweg 87 Discounter / laag segment 550 m² Behoud 550 m² EM-TE / De Hovel 16 Full-service / midden segment 1.190 m² Behoud 1.190 m² Albert Heijn / De Hovel 19 Full-service / hoog segment 1.245 m² Uitbreiding naar 1.530 m² Super de Boer / Supermarkt / hoog segment 810 m² Behoud 810 m² / Van Hogendorpplein 75 Discounter 660 m² Nieuwe vestiging supermarkt 1.120 m² op Van Hogendorpplein op nieuwe locatie

Totaal 3.795 m² 5.200 m²/ 5.050 m² Bron: Visie detailhandel en horeca Goirle, Seinpost Adviesbureau. 2009

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Waterbeleid waterschap De Dommel

Het plangebied valt onder het beheer van waterschap De Dommel. Het waterschap streeft naar realisatie van een bepaald basisniveau van de waterhuishoudkundige situatie voor het gehele beheersgebied. Dit basisniveau biedt voldoende waarbor- gen voor algemeen gebruik van het water (systeem) voor zowel menselijke doelein- den als evenwichtig functionerende ecosystemen.

16 Hoofdstuk 3 Het waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor een groot deel van het water- beleid in Goirle, Dit beleid is onder meer vastgelegd in het Waterbeheerplan III en in de beleidsnota "Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk".

Beleidsnota Stedelijk Water In april 2000 heeft het waterschap een belangrijk deel van haar beleid vastgelegd in de beleidsnota stedelijk water. De beleidsnota ‘Stedelijk water’ beoogt meer helder- heid te geven in de rol van het waterschap en wat men van het waterschap mag verwachten. In deze nota wordt een voorstel gedaan op welke wijze het waterschap een meer actieve rol kan gaan spelen in het stedelijk gebied. Hierbij wordt een on- derscheid gemaakt naar het watersysteem en de waterketen.

Uitgangspunten planvorming Schoon water wordt niet naar een rioolwaterzuivering afgevoerd. De voorkeurs- volgorde voor de behandelingswijze van schoon water is als volgt:  gebruik als huishoudelijk water;  infiltreren;  afvoeren naar oppervlaktewater;  afvoeren naar riolering via een verbeterd gescheiden stelsel.

Stedelijk water dient zo natuurlijk mogelijk te worden ingepast: Uitvoering van on- derhoud mag niet worden belemmerd. Het uitgangspunt voor nieuwbouwlocaties is dat er hydrologisch neutraal wordt gebouwd.

De wijze waarop in het plangebied met het aspect water is omgegaan, staat be- schreven in paragraaf 4.9.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 De toekomstvisie 2015

De Toekomstvisie 2015 is een document dat als richtsnoer kan dienen bij de beslui- ten, die de komende jaren door het gemeentebestuur moeten worden genomen. Het is daarmee een hulpmiddel bij het realiseren van meer samenhang, richting en focus in het beleid. De Toekomstvisie is in samenspraak met de inwoners van de ge- meente en met het maatschappelijk middenveld tot stand gekomen, teneinde over zoveel mogelijk draagvlak te beschikken. Hierdoor kunnen burgers en het maat- schappelijk middenveld een actieve rol kunnen vervullen in de realisering van de gewenste toekomst.

Voor onderhavig plan is met name de opgenomen woningbouwprogrammering van de fysieke invalshoek uit de visie relevant. Met name de afspraken over doelgroepen

Hoofdstuk 3 17 zijn relevant: er moet voldoende gebouwd worden voor starters en senioren. Er wordt een verdeling van 50% betaalbaar bouwen nagestreefd. Dit is verdeelt in 15% "bereikbare huur" en 35% "betaalbare koop". Hieraan wordt voldaan. Tevens wordt gebouwd ten behoeve van zorg. Derhalve wordt invulling gegeven aan de in de visie uiteengezette ambitie.

3.5.2 Kaders voor volkshuisvesting

De gemeente heeft volkshuisvesting als speerpunt van beleid aangewezen. Voor volkshuisvesting is een kaderstellend traject ingezet. Daartoe heeft de gemeente- raad op 10 oktober 2006 de notitie "Kaders volkshuisvesting" vastgesteld. In deze notitie worden kaders gesteld die betrekking hebben op het monitoren van de wo- ningmarkt, het bouwen naar behoefte, de verdeling van de woonruimte en wonen, zorg en welzijn. Binnen de door de gemeenteraad aangegeven kaders dient het college van burgemeester en wethouders de komende jaren het volkshuisvestings- beleid nader vorm te geven. Hieronder wordt per onderwerp een korte toelichting gegeven op de door de gemeenteraad vastgestelde kaders.

Verdeling van de woonruimte Ten aanzien van de verdeling van de woonruimte wordt in de kadernotitie met name aandacht gegeven aan de doelgroepen starters en senioren, waarbij tevens bewerkstelligt dient te worden dat de woningen daadwerkelijk terechtkomen bij de doelgroep.

Wonen, zorg en welzijn Voor het onderwerp wonen, zorg en welzijn is in de kadernotitie aangegeven dat voor Goirle de bestaande woon-zorgzones voorlopig voldoen aan de behoefte en slechts nadere uitwerking en invulling behoeven.

3.5.3 Verkeers- en Vervoersplan Goirle

In het "Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan Goirle op weg naar 2010", vastge- steld door de gemeenteraad op 3 november 1998, is op basis van een onderzoek naar het huidige verkeerssysteem in de gemeente, het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid tot 2010 geformuleerd. Eén van de belangrijkste doelen van het ge- meentelijke verkeers- en vervoersbeleid is de verbetering van de verkeersveiligheid. Ten behoeve van de stroomlijning van verkeer zijn de gemeentelijke wegen gecate- goriseerd. Op basis van de categorie-indeling worden eisen gesteld aan de inrichting van de weg en worden verkeersregels vastgesteld voor het gebruik van de weg. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de wegen binnen en de wegen buiten de be- bouwde kom.

18 Hoofdstuk 3 3.5.4 Welstandsbeleid

In de "Nota Welstandsbeleid" van de gemeente Goirle, vastgesteld door de gemeen- teraad op 25 mei 2004, zijn de ambities ten aanzien van welstandsaspecten in de gemeente vastgelegd. Aan de hand van objectieve criteria wordt hiermee de wel- standcommissie een toetsingskader geboden voor de beoordeling van bouwplan- nen. Gelet op de beperkte omvang van de locatie, wordt geen afzonderlijk beeld- kwaliteitplan voor de locatie opgesteld. Voor wat betreft de vormgeving en archi- tectuur kan worden aangesloten bij de gebiedsgerichte criteria, zoals deze in de "Nota Welstandsbeleid" zijn vastgesteld. Het welstandbeleid gaat uit van een drietrapsraket waarbij voor standaard bouw- werken concrete zogenaamde "sneltoets criteria" zijn geformuleerd. Voor de overi- ge bouwwerken gelden "zo genoemde gebiedsgerichte criteria", die minder con- creet zijn, maar meer gericht zijn op samenhang in de architectuur van het bouw- werk met zijn omgeving. Om een goede beoordeling mogelijk te maken, valt elk bouwwerk in een nader omschreven architectuurgebied. Binnen het gemeentelijk grondgebied zijn drie welstandniveaus onderscheiden. De "algemene welstandcrite- ria" vormen het vangnet voor de beoordeling van de bijzondere bebouwing.

3.5.5 Groenstructuurplan en nota groenomvorming

In het "Groenstructuurplan", vastgesteld door de gemeenteraad op 15 juli 2003, wordt op basis van een kenschets van de huidige groenvoorzieningen in de gemeen- te een toekomstvisie gegeven op de gewenste groenstructuur op hoofdlijnen. In de visie zijn aanbevelingen gedaan voor een kwaliteitsverbetering van het open- baar groen, het aanpassen van het groen aan de wensen en normen van deze tijd en te zorgen voor een kostenbewust groenbeheer. De nota Groenomvorming is een concrete uitwerking van het groenstructuurplan om bovengenoemde doelstellingen te kunnen realiseren.

Volgens het groenstructuurplan is de oude rand van het 'esdorp' niet herkenbaar door het ontbreken van een duidelijke groenstructuur langs deze doorgaande route. Het uitzicht op of in de groene ruimtes wordt niet optimaal benut. Voor de voorge- nomen ontwikkeling is het van belang dat het aanwezig waardevolle groen zo veel mogelijk wordt gerespecteerd.

3.5.6 Beleidsvisie externe veiligheid

In de beleidsvisie worden in de eerste plaats de uitgangspunten van de visie op ex- terne veiligheid aangegeven. De gemeente Goirle laat zich daarbij leiden door de volgende vier strategische overwegingen: Het voorkomen van nieuwe risicoknelpunten. Nieuwe planologische ontwikkelingen waarbij de risico's tot een onacceptabel risiconiveau leiden worden voorkomen.

Hoofdstuk 3 19 Het beheersen van bestaande geaccepteerde risicoknelpunten. Bestaande risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten, toetsen aan landelijke normering, vastleggen in daartoe beschikbare instrumenten en daarop handhaven. Het opheffen van niet-acceptabele risicoknelpunten. Risicovolle activiteiten worden verminderd dan wel beëindigd in situaties waarbij de risico's de landelijke normen overschrijden, of sprake is van een onacceptabel risiconiveau zoals bepaald door middel van het groepsrisico. Het ontwikkelen van beleid en activiteiten ter beperking van risicohinder op langere termijn. Zorgvuldig omgaan met externe veiligheid bij planontwikkeling teneinde maximale mogelijkheden voor maatschappelijk gebruik van terreinen te bieden. Zoals gezegd kunnen er spanningen optreden op het gebied van externe veiligheid, indien er ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden in de nabijheid van risicobronnen. Om te bepalen of dat in Goirle het geval is, zijn alle ruimtelijke plan- nen onder de loep genomen. Daaruit bleek dat bij enkele plannen al rekening ge- houden is met de externe veiligheid, en dat andere plannen geen directe aanleiding geven tot actie. Wel moet de verantwoording van het groepsrisico systematisch worden meegenomen in de planvorming. Een veiligheidsparagraaf is daarbij het aangewezen instrument. Voor dit plan is dit gedaan middels een paragraaf externe veiligheid (paragraaf 4.5).

3.5.7 Prostitutiebeleid

Door een wijziging in het Wetboek van Strafrecht is het zogenaamde bordeelverbod sinds 1 oktober 2000 niet meer van toepassing. Vanwege het feit dat de exploitatie van prostitutie niet langer strafbaar is, heeft de gemeente prostitutiebeleid ontwik- keld teneinde de ongewenste ontwikkelingen in de gemeente tegen te gaan. In de beleidsnota “Prostitutiebeleid” worden eisen gesteld aan de locatie van de seksin- richtingen en aan de inrichting ervan en zijn criteria (weigeringsgronden) genoemd voor vergunningaanvragen. In de planregels van dit bestemmingsplan is aangesloten bij de gemeentelijke beleidsnotitie inzake prostitutie.

3.5.8 Gemeentelijk waterbeleid

Als antwoord op de zorgplicht voortkomende uit de Wet milieubeheer, is door de gemeente een rioleringsplan opgesteld voor het gehele gemeentelijke grondgebeid (GRP). Dit plan is op 18 mei 2006 vastgesteld. In het GRP zijn de strategische beleids- lijnen voor de middellange termijn vastgelegd. In het GRP worden enkele maatre- gelen gepresenteerd, die betrekking hebben op de noodzakelijke aanpassingen en uitbreidingen van het rioolstelsel uit het oogpunt van structureel beheer, het bou- wen van verbeterd gescheiden stelsels en de reductie van vuiluitworp. De consequenties voor het aspect water voor onderhavige ontwikkeling zijn be- schreven in paragraaf 4.9.

20 Hoofdstuk 3 4. MILIEUASPECTEN

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieu- hygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzo- nering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieube- lastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de pu- blicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG1. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenoemde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven of bedrijfsmatige activiteiten waarvan de milieucontour reikt tot in het plangebied. Het aspect milieuzonering heeft geen belemmerende werking voor de voorgestane ontwikkelingen in het plangebied.

4.2 Geluid

Woningen zijn geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder (Wgh). Een akoestisch onderzoek heeft dan ook plaatsgevonden. Uit het gehouden akoes- tisch onderzoek (Akoestisch onderzoek Ruimtelijke onderbouwing Van Hogendorp- plein te Goirle, BRO 211x00989.041845_1 (ako), 24 januari 2008)2 blijkt dat er voor de geprojecteerde woningen (appartementen) niet voldaan kan worden aan de voor- keursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidsbelasting bedraagt 57 dB. Onder- zocht is of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te kunnen verlagen.

Hieruit is gebleken dat bij toepassing van een akoestisch gunstigere verharding de geluidsbelasting alsnog maximaal 54 dB bedraagt. Derhalve dient er een hogere grenswaarde te worden vastgesteld door de gemeente Goirle.

1 Bedrijven en milieuzonering, VNG, 16 april 2007 2 Deze rapportage is separaat bijgevoegd.

Hoofdstuk 4 21 Indien de genoemde maatregel niet wenselijk wordt geacht, bedraagt de maximaal vast te stellen hogere grenswaarde 57 dB (zie tabel 3.1 Akoestisch onderzoek Ruim- telijke onderbouwing Van Hogendorpplein te Goirle). 3

Tevens is geconcludeerd dat er sprake is van een reconstructie-effect van bestaande woningen vanwege het omleggen van het wegvak Van Hogendorpplein tot maxi- maal 54 dB. De maximale toename van de geluidsbelasting bedraagt 2 dB (zie tabel 4.1, Akoestisch onderzoek Ruimtelijke onderbouwing Van Hogendorpplein te Goir- le). Uit het onderzoek naar maatregelen is gebleken dat toepassing van een akoes- tisch gunstigere verharding ‘dunne deklaag 1’ (SMA-toplaag) ertoe leidt dat er geen sprake meer is van een reconstructie-effect (zie tabel 4.2 Akoestisch onderzoek Ruimtelijke onderbouwing Van Hogendorpplein te Goirle). De gemeente is voorne- mens deze SMA-toplaag aan te brengen waardoor er dus geen toename is van de geluidsbelasting op de bestaande woningen en hiervoor dus ook geen hogere grenswaarde procedure voor hoeft te worden doorlopen.

Doorwerking in dit bestemmingsplan Het college van B&W van de gemeente Goirle is het bevoegd gezag voor het vast- stellen van een hogere grenswaarde.

4.3 Bodemkwaliteit

In het kader van onderhavig bestemmingsplan is het van belang of in het plange- bied in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden en zo ja, welke invloed deze activiteiten hebben gehad op de bodemkwaliteit. Voor het plangebied is deze vraag beantwoord door middel van het uitvoeren van een ver- kennend bodemonderzoek4. In dat onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.

Grond Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bodem tot circa 1,0 m-mv plaatselijk puin- resten in het opgeboorde materiaal aangetroffen. Analytisch is in de bovengrond van mengmonster 2 koper in sterk verhoogde concentratie aangetroffen. Arseen, cadmium, nikkel en zink zijn in licht verhoogde concentraties aangetroffen. In de overige onderzochte parameters zijn in geen van de mengmonsters verhoogde con- centraties aangetroffen. Na de uitsplitsing van mengmonsters 2, waarin de sterke koperverhoging is aangetroffen, zijn geen verhoogde koperconcentraties gemeten, wat duidt op een zeer lokale vervuiling en is geen verder onderzoek benodigd.

3 Deze rapportage is separaat bijgevoegd. 4 Verkennend bodemonderzoek aan het Van Hogendorpplein te Goirle, MILON, 6 november 2008 (separate bijlage)

22 Hoofdstuk 4 Grondwater Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in de bodem geen bijzonderheden waargeno- men die duiden op een mogelijke verontreiniging van het grondwater. Analytisch is een sterk verhoogde zinkconcentratie gemeten. Daarnaast zijn licht verhoogde con- centraties cadmium en nikkel gemeten. Na herbemonstering van het grondwater zijn cadmium en zink in licht verhoogde concentraties aangetroffen. De overige onderzochte stoffen zijn niet in verhoogde concentraties aangetroffen.

Naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat vanuit het aspect bodem geen beperkingen aan de ontwikkeling van het plangebied gesteld worden.

4.4 Luchtkwaliteit

In het besluit 'niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Voor de periode tussen het in werking treden van de hoofdstuk 5 Wet milieubeheer en het verlenen van derogatie door de EU is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1 % van de grenswaarde voor N02 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Om versnippering van 'in beteke- nende mate' (IBM) projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti- cumulatieartikel opgenomen. In de Handreiking NIBM is de toepassing van het Be- sluit NIBM en de Regeling NIBM toegelicht en uitgewerkt. De bijdrage van NIBM- projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkings- programma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen. Projecten die wel 'in betekenende mate' bijdragen, zijn vaak al opgenomen in het NSL. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is erop gericht om overal de Europese grenswaarden te bewerkstelligen. Daartoe is een pakket aan maatregelen opgenomen in het NSL: zowel (generieke) rijksmaatregelen als locatie- specifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket maatregelen zorgt ervoor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd. Bovendien worden alle huidige overschrijdingen tijdig op- gelost, dat wil zeggen binnen de gestelde termijn na verlening van derogatie door de EU. Om het beoordelen van plannen voor overheden makkelijk te maken zijn de percen- tages van 1 en 3 procent ook uitgewerkt in concrete getallen. Dat is gebeurd in de Regeling NIBM bijdragen. De regeling geeft concrete getallen voor plannen die gaan over, bijvoorbeeld de bouw van woningen en/of kantoren. De grens voor wo- ningbouwplannen ligt bij 1 % op 500 woningen. Onderhavig plan valt onder de

Hoofdstuk 4 23 gevallen die in het Besluit NIBM zijn opgenomen doordat het plan in de bouw van 30 woningen voorziet. Voor luchtkwaliteit is derhalve geen nader onderzoek ver- plicht.

4.5 Externe veiligheid

Op de risicokaart van de provincie Noord-Brabant van oktober 2006 is de externe veiligheid van het plangebied en de wijde omgeving afgebeeld. Het zuidelijk van het plangebied gelegen LPG-station ligt op circa 900 meter afstand. De hindercirkel reikt niet tot in het plangebied.

Voor de Boerenbond in de directe nabijheid speelt het aspect externe veiligheid een rol in de laatste dagen voor oud en nieuw, aangezien de Boerenbond ook vuurwerk verkoopt. In het beleid van de gemeente Goirle wordt de Boerenbond in beperkte mate meegenomen aangezien geen grote opslagvoorziening voor vuurwerk is toe- gestaan

Binnen de gemeente Goirle is geen beleid met betrekking tot routering van gevaar- lijke stoffen. Er zijn dan ook geen routes aangewezen voor het vervoer van gevaar- lijke stoffen. Wel wordt vanuit de gemeente duidelijk aangegeven dat sterk de voorkeur uitgaat naar het gebruik maken van de hoofdwegen zoals de Turnhoutse- baan en Rillaersebaan; deze route voert niet langs het Van Hogendorpplein. In de directe omgeving van het plangebied liggen geen zwembaden met een hinderzone die reikt tot in het plangebied

Doorwerking in dit bestemmingsplan Het aspect externe veiligheid heeft geen belemmerende werking voor de voorge- stane ontwikkelingen in het plangebied.

4.6 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied liggen geen kabels of leidingen waarvoor een beschermingszone van kracht is. De aanwezige leidingen voor o.a. water en elektriciteit zullen bij de bouw van het project worden verlegd.

24 Hoofdstuk 4 4.7 Verkeer en parkeren

Verkeer en ontsluiting De nieuwe hoofdontsluitingsweg in het plangebied behoort tot de hoofdverkeers- tructuur van Goirle. De gebiedsontsluitingsweg is geprojecteerd op het westelijk deel van het Van Hogendorpplein, in het verlengde van de Nieuwkerksedijk. In het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan van Goirle uit 1998 staat het volgende vermeld over het Van Hogendorpplein.

De route Dorpsstraat-Van Hogendorpplein-Nieuwkerksedijk zal in zijn geheel wor- den voorzien van fietsstroken. Een nieuwe verbinding voor de fietsers tussen de Voorheistraat en het Van Hogendorpplein is hierbij noodzakelijk. Het kruispunt Van Hogendorpplein- Wittendijk zal worden gereconstrueerd. Deze reconstructie zal moeten worden bezien in samenhang met de stedenbouwkundige/ruimtelijke opzet van het plangebied na het eventueel slopen van de kerk. (Bron: GVVP1998).

De gebiedsontsluitingsweg is een 50-km/u weg type 3 en heeft ter hoogte van het plangebied een profiel van 9 meter breed, een rijweg van 6 meter en 1,5 meter fiets- stroken aan weerszijden. De Wittendijk wordt geheel een erftoegangsweg 30-km/u met een teruggelegen poort ten behoeve van de busroute. Door het verleggen van de weg ontstaat er een heldere structuur in de hoofdverkeerstructuur van de kern Goirle. Er wordt een betere scheiding tussen de gebiedsontsluitingsweg en de erf- toegangsweg gecreëerd, wat de verkeersveiligheid ten goede komt.

Toekomstig parkeeraanbod Het parkeeraanbod binnen het plangebied zal bestaan uit een parkeergarage met 85 parkeerplekken onder de nieuwbouw, met name bestemd voor de bewoners van de bovengelegen appartementen, en circa 95 parkeerplaatsen op maaiveld op het parkeerplein tussen de bestaande en de nieuwe bebouwing, inclusief aan de Wit- tendijk. In totaal derhalve circa 180 plaatsen.

Buiten de circa 180 parkeerplaatsen in het plangebied worden in de herinrichtings- plannen rond de bestaande winkelbebouwing ook plaatsen toegevoegd. In de strook openbaar gebied voor de bestaande winkels zijn in de nieuwe situatie 18 plaatsen voorzien. Het binnenterrein van de bestaande bebouwing biedt plaats aan 21 auto’s. Na herinrichting van de Doelenstraat en het aan de bestaande bebouwing grenzende gedeelte van de Pastoor Sprangersstraat wordt hier voorzien in plaatsen voor circa 20 auto’s. In totaal zullen derhalve circa 239 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de be- staande en de nieuwe functies (winkels met bovenliggende woonbebouwing). Dit in relatie tot het gewenste aantal van 230 plaatsen.

Hoofdstuk 4 25 Het parkeerplein kent een doelmatige maar kwalitatief hoogwaardige inrichting, is functioneel en waarborgt de verkeersveiligheid. Alle parkeerplaatsen zijn goed toe- gankelijk en er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen voor mindervaliden.

In december 2006 heeft het adviesbureau Groen Licht Verkeersadviezen BV (Tilburg, Parkeeronderzoek Van Hogendorpplein) gerapporteerd over de parkeersituatie rondom het plein naar aanleiding van het toenmalige programma van woningen en voorzieningen door de initiatiefnemer. Daarbij is de gehele parkeersituatie in het gebied onder de loep genomen. De notitie Parkeeronderzoek van Hogendorpplein van december 2008 bevat een actualisatie van Groen Licht, uitgaande van het nu aan de orde zijnde programma.5

Voor het bepalen van de toekomstige parkeervraag is uitgegaan van de volgende kengetallen (deze fungeren als vuistregel om de parkeervraag te kunnen bepalen).

Functie Kengetal Bron Bestaande en nieuwe super- 3,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo onderzoek Groen Licht markt Bestaande en nieuwe commer- 3,25 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo onderzoek Groen Licht ciële ruimtes Bestaande appartementen 1,55 parkeerplaatsen per woning onderzoek Groen Licht Toekomstige appartementen 1,55 parkeerplaatsen per woning C.R.O.W. publ. 182 goedkoop segment Toekomstige appartementen 1,55 parkeerplaatsen per woning C.R.O.W. publ. 182 middensegment, categorie “betaalbaar” Toekomstige appartementen 1,8 parkeerplaatsen per woning C.R.O.W. publ. 182 middensegment, categorie “middelduur” Toekomstige appartementen 2,0 parkeerplaatsen per woning C.R.O.W. publ. 182 duur segment Bron: Parkeeronderzoek Van Hogendorpplein, Groen Licht, 3 december 2008

Op basis van het programma voor zowel de nieuwe functies die in het plangebied worden toegevoegd, als voor de functies in de bestaande winkelstrip met bovenge- legen appartementen, wordt in het geactualiseerde parkeeronderzoek van Groen Licht uitgekomen op een ongecorrigeerde parkeerbehoefte van 261 parkeerplaat- sen. Rekening houdend met bezettingspercentages (gelijktijdigheidfactor) en de zoekmarge, is gesteld dat in de praktijk een aantal van 230 parkeerplaatsen zal be- tekenen dat het aanbod vrijwel continu voldoende zal zijn. Hieraan is de voorwaar- de gekoppeld dat deze parkeerplaatsen zoveel mogelijk grenzen aan de voorzienin- gen.

5 Groen Licht Verkeersadviesn B.V., 3 december 2008. Deze rapportage is separaat bijgevoegd.

26 Hoofdstuk 4 Kijkend naar alleen de nieuwe functies in het plangebied is een ongecorrigeerd aan- tal van 191 parkeerplaatsen benodigd. Gecorrigeerd voor gelijktijdigheid en zoek- marge komt de parkeerbehoefte uit op 168 parkeerplaatsen in de directe nabijheid van de functies.

Doorwerking in dit bestemmingsplan Het parkeeraanbod van circa 180 parkeerplaatsen binnen het plangebied is ruim- schoots voldoende om te voldoen aan de parkeervraag van 168 plaatsen voor de nieuwe functies. Na ook de herinrichting van het openbaar gebied rond de bestaan- de bebouwing met de winkelfunctie, kan gesteld worden dat het toekomstige par- keeraanbod ruimschoots overeenkomt met de toekomstige parkeervraag. Vraag en aanbod zijn met elkaar ‘in balans’. Slechts incidenteel zal parkeeroverlast worden verwacht tijdens de piekmomenten. Het nieuwe winkelcentrum Van Hogendorp- plein wordt zodoende wat betreft parkeren zelfvoorzienend.

4.8 Ecologie

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor de natuur. Met het inwerking treden van de Flora- en faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieuaspecten in de bestemmingsplannen. Het gaat hierbij voornamelijk om de gevolgen voor de flora en fauna van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Het plangebied is bestudeerd op Natuurloket.nl voor de coördinaten X:132/Y:392. Het betreft een binnenstedelijke locatie. De internetpagina voor het genoemde ki- lometerhok geeft de volgende tabel.

soortgroep volledigheid actualiteit vaatplanten goed 1975-1990 mossen niet 1996-2006 kostmossen niet 1991-2006 paddenstoelen slecht 1990-2005 zoogdieren niet 1995-2005 broedvogels niet 1996-2004 reptielen niet 1991-2005 dag- en nachtvlinders niet 1995-2005 Bron: natuurloket

Constatering: de informatie over het kilometerhok is verre van volledig. Veel soor- ten zijn niet onderzocht. De site natuurloket.nl zegt in dat geval het volgende. Als er in een kilometervak geen beschermde soorten zijn aangetroffen, terwijl het hok niet goed is onderzocht, dan is het veelal nodig aanvullend veldonderzoek uit te voeren. Dit aanvullende onderzoek is echter achterwege gelaten om de volgende reden. Het

Hoofdstuk 4 27 plangebied ligt in het stedelijk gebied van de kern Goirle en was tot kortgeleden bebouwd (kerkgebouw). Verondersteld kan worden dat op dergelijke locaties geen flora en fauna van de Rode Lijstsoorten en wettelijk beschermde soorten voorko- men. In het verleden is de oude kerk geheel gesloopt. Op dit moment hoeft er niets meer gesloopt te worden om de nieuwbouw mogelijk te maken. De vleermuizen die des- tijds in de kerk huisden, zijn bij het slopen van de hele kerk verdwenen. Bij het eventuele kappen of verplaatsen van bomen zal rekening gehouden worden met het broedseizoen van vogels.

Doorwerking in dit bestemmingsplan Het aspect flora en fauna heeft geen belemmerende werking voor de voorgestane ontwikkelingen in het plangebied.

4.9 Water

Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. In de 20e eeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang, veel ruimte aan het water ontrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlakte- water. Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticipe- ren op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij de planvorming.

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het water- belang is, door middel van de Watertoets verankerd in het Besluit ruimtelijke orde- ning.

Beleidskader Het beleid op het gebied van water is beschreven in paragraaf 3.3.1 van deze toe- lichting.

Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkelingen Bij de keuzen voor een bepaalde oplossing zijn de wensen en eisen van waterschap en gemeente doorslaggevend. Tevens spelen voor de initiatiefnemer de kosten een rol. Ten behoeve van de watertoets is overleg geweest tussen de gemeente en het waterschap De Dommel. In het ‘Waterplan Van Hogendorpplein6 zijn een aantal varianten uitgewerkt. De genoemde rapportage is als bijlage bijgevoerd bij deze rapportage.

6 Waterplan Van Hogendorpplein, Civil Support, Goirle, 29 januari 2008

28 Hoofdstuk 4 Door de initiatiefnemer is een aantal mogelijkheden in kaart gebracht. Deze omvat- ten de volgende mogelijke maatregelen: - het infiltreren door middel van infiltratiekratten in een van de twee parken. hiervoor is reeds uitgerekend dat de kratten een omvang dienen te hebben van 20 * 25 * 0,6 meter (lengte * breedte * hoogte); - het infiltreren door middel van kratten onder het plein; - het realiseren van open wadi’s.

Het infiltreren van water door kratten onder het plein is niet wenselijk, aangezien dit voor de gemeente erg lastig valt te onderhouden/ inspecteren. Tevens zijn der- gelijke voorzieningen onder verhardingen erg moeilijk te vervangen.

Het infiltreren via wadi’s heeft niet de voorkeur omdat dit een te grove verandering oplevert voor de groenvoorzieningen zoals ze nu zijn. Derhalve wordt infiltratie via kratten in een van de twee parken als beste infiltratie- oplossing gezien. Over deze oplossing is tussen initiatiefnemer en waterschap over- eenstemming bereikt.

Bij eerder uitgevoerde ringmetingen t.b.v. bepalen van de doorlatendheid van de ondergrond, kwamen twee waardes naar boven die geschikt blijken voor infiltratie. Deze lagen bevinden zich op ca. 1,5meter -mv. en hebben een waterdoorlatendheid van 1,8 en 1,3 m/dag (gemiddeld 1,55meter/dag). Een grondverbetering is hierbij wel noodzakelijk tot een diepte van 1,5meter-mv.

Als locatie voor de voorzieningen kan gekozen worden voor de bestaande groen- voorziening ten noorden van het Van Hogendorpplein of de groenvoorziening ten zuid-oosten van het Van Hogendorpplein. Dit gebied maakt geen onderdeel uit van het plangebied.

Indien het hemelwater niet op de in de vorige alinea genoemde oplossing kan wor- den verwerkt, staat nog de optie open het hemelwater en het vuile water via een gescheiden rioolsysteem aan te bieden aan het bestaande rioolstelsel. Ook kan wor- den gedacht aan bovenstaande oplossing met een overstort naar de hemelwateraf- voer van het gescheiden stelsel. Het gemeentelijke beleid is er op gericht om het bestaande rioolstelsel in de wijk om te vormen naar een gescheiden rioolstelsel.

Overleg met de waterbeheerder Conform het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening heeft overleg plaatsge- vonden met Waterschap De Dommel.

Doorwerking in dit bestemmingsplan Het aspect water heeft geen belemmerende werking voor de voorgestane ontwik- kelingen in het plangebied.

Hoofdstuk 4 29 4.10 Archeologie

Op de website Kich.nl staat een overzicht per gebied van zaken als archeologie, rijksmonumenten en Stads- en dorpsgezichten. Geconstateerd is dat er in het plan- gebied geen Rijksmonumenten zijn gelegen, dat het plangebied niet tot een Stads- en dorpsgezicht behoort en dat zich geen archeologische monumenten in het plan- gebied bevinden. Hier moet bij de beoogde ontwikkelingen in het plangebied reke- ning gehouden worden. Omdat het bodemprofiel reeds verstoord is ten tijde van de bouw van de kerk, die inmiddels gesloopt is, is een archeologisch onderzoek om die reden achterwege ge- laten. Bij de graafwerkzaamheden zullen archeologische vondsten gemeld worden aan het bevoegde gezag.

Doorwerking in dit bestemmingsplan Het aspect archeologie heeft geen belemmerende werking voor de voorgestane ontwikkelingen van het plangebied.

30 Hoofdstuk 4 5. PLAN UITGANGSPUNTEN

Functionele en ruimtelijke opzet In het plangebied wordt op de begane grond een supermarkt omzoomd met enkele dagwinkels gerealiseerd. De supermarkt krijgt een oppervlakte van circa 1.400 m2 bvo en de dagwinkels een oppervlakte van circa 700 m2 bvo. Op de verdiepingen zijn 70 woningen voorzien in drie bouwlagen met een accent met vijf bouwlagen op één van de hoeken en op een andere hoek een accent van vier bouwlagen. Onder het complex wordt een parkeergarage gerealiseerd.

De nieuwe bebouwing vormt een bouwblok met een alzijdige oriëntatie en rooilij- nen die de toekomstige wegenstructuur volgen. Het bouwblok vormt, samen met de bestaande bebouwing (winkels en woningen) aan de westzijde, hét voorzieningen- cluster voor dit deel van Goirle. Tot het initiatief behoort ook de aanleg van een weg, een parkeerterrein en een fietspad.

Onder de bebouwing en gedeeltelijk onder het aangrenzende parkeerterrein, wordt een parkeergarage aangelegd. Deze is voornamelijk bestemd voor de bewoners van de bovenliggende appartementen en wordt ontsloten vanaf de Wittendijk. Voor het overige zullen deze worden gebruikt door de eigenaren c.q. huurders van de com- merciële ruimten.

Fietsverkeer in het plangebied Over het Van Hogendorpplein loopt in tweerichtingen een vrijliggend fietspad in de noord-zuidrichting. Het fietspad dient als een belangrijke verbinding vanaf het Van Hogendorpplein naar de basisschool, woonwijk en het sportpark ten zuiden van de Wittendijk. Het fietspad zorgt voor een scheiding van gemotoriseerd en fietsverkeer ten behoeve van veiligheid en comfort voor fietsers. Het fietspad dient zo continue als mogelijk te zijn; het fietspad doorkruist het parkeergebied en heeft voorrang ten opzichte van het autoverkeer.

Expeditieverkeer in het plangebied Op de noordoostelijke hoek van het complex wordt een inpandige expeditiestraat gemaakt, die voor vrachtauto’s ontsloten is vanaf de te verleggen straat Van Ho- gendorpplein. Daarnaast is er aan het verlegde Van Hogendorpplein ook een langs- parkeerstrook voorzien ten behoeve van het laden en lossen van andere (vracht)- auto’s voor de commerciële ruimten en voor de vuilniswagen. Aan de Wittendijk is een doorgang voorzien tussen de parkeerplaatsen zodat een vrachtwagen die daar staat te lossen snel de commerciële ruimten kan bereiken en de vuilniswagen vlot de containers kan legen. De laad- en losvoorzieningen van de Boerenbond grenzen aan het plangebied.

Hoofdstuk 5 31 Openbaar Vervoer in het plangebied Het plangebied wordt zeer goed bediend door het openbaar vervoer. Het Van Ho- gendorpplein en de Wittendijk worden bediend door Lijn 1 (Goirle – Tilburg CS), de buurtbus 295 (Hilvarenbeek – Riel) en de Belgische lijn 450 (Turnhout – Tilburg CS). Door het omleggen van de weg vervallen de haltes aan de Wittendijk voor de buurtbus en de Belgische lijn. Met de aanwezigheid van een haltepaar aan de Nieuwkerksedijk en het Van Hogendorpplein blijft het plangebied bereikbaar voor gebruikers van deze twee lijnen. Voor lijn 1 verandert er niets, deze lijn zal gebruik blijven maken van het Van Hogendorpplein en de Wittendijk. In het ontwerp is re- kening gehouden met de eisen voor een verkeersveilige doorstroming van het openbaar vervoer.

Groen in het plangebied De groene structuur van het gebied sluit aan op de historische vorm van het drie- hoekige plein. Vervolgens sluit de groenstructuur voor een belangrijk deel aan bij de verkeersstructuur. Conform het Groenstructuurplan van de gemeente uit 2003 vormt de bomenlaan langs deze ontsluitingsweg de groene hoofdstructuur in dit gebied. Met het verleggen van de ontsluitingsweg wordt ook de groenstructuur verlegd. De bestaande bomen ter plaatse van de huidige winkels behoren niet meer tot de hoofdstructuur en zijn van ondergeschikt belang. Enkele van deze bomen zullen worden hergebruikt op de nieuwe parkeerplaats in het plangebied. De waardevolle beuken langs de Wittendijk zullen worden verplant naar de hoofdstructuur langs de Nieuwkerksedijk. De overige bomen die uiteindelijk zullen worden gekapt zijn minder waardevol en worden ruimschoots gecompenseerd door de nieuwe bomen langs de ontsluitings- weg. Een stevige bomenlaan zal aan weerskanten de hoofdontsluitingsweg begelei- den. Bomen van de eerste orde (beuken) worden langs de nieuwe hoofdontsluiting gesitueerd.

Het Van Hogendorppark7 zal zich als ruimtelijk element onderscheiden van de om- geving. Het beeld van het parkje is:  een grasveld omzoomd met bomen;  de rij bomen, rondom de groene driehoek, zal waar nodig hersteld worden;  bestaande losse bomen binnen de groene driehoek worden verwijderd / ver- plaatst;  grote verharde oppervlaktes (parkeerterrein van Wildacker en verlengde van de Wilteindstraat) komen te vervallen en worden bij het groen getrokken. Hiermee ontstaat een grote functionele groene ruimte die ook voor de huidige da- gelijkse activiteiten geschikt blijft.

7 Het driehoekig groengebied ten noorden van het project maakt geen onderdeel uit van het plange- bied, maar is hier als illustratie genoemd.

32 Hoofdstuk 5 6. PLANBESCHRIJVING

6.1 Plansystematiek

6.1.1 Algemeen

Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te wor- den bezien en toegepast.

6.1.2 Verbeelding

Op de verbeelding, die bestaat uit één kaartblad, zijn de bestemmingen van de gronden in het plangebied aangegeven. Binnen de meeste bestemmingen zijn daar- bij nadere aanduidingen weergegeven. De juridische betekenis van deze aanduidin- gen is terug te vinden in de regels. Een aantal gegevens heeft juridisch gezien geen betekenis en is alleen op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaar- heid van die kaart (bijvoorbeeld kadastrale en topografische gegevens en huisnum- mers).

6.1.3 Regels

In de regels staan regels voor het gebruik van gronden binnen de diverse bestem- mingen in het plangebied en voor het oprichten en gebruiken van bebouwing op die gronden. De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat drie artikelen. In artikel 1 en 2 zijn begripsbepalingen en meet- voorschriften opgenomen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken. Artikel 7 (bestaande afwijkende maatvoe- ring) is een soort vangnetbepaling, die moet voorkomen dat legale bouwwerken, die groter of juist kleiner zijn dan de bouwregels toestaan, onder het overgangs- recht komen te vallen. Voor deze bouwwerken gelden de werkelijke afmetingen als maximum dan wel minimum.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels Dit hoofdstuk bestaat uit drie artikelen die corresponderen met de bestemmingen op de verbeelding. Elk artikel heeft globaal gezien de volgende opzet: - bestemmingsomschrijving: een omschrijving van de doeleinden van de bestem- ming;

Hoofdstuk 6 33 - bouwregels: de regels met betrekking tot situering en maatvoering van bouw- werken; - ontheffing van de bouwregels: bevoegdheden en daaraan verbonden voor- waarden voor het verlenen van ontheffing van de bouwregels; - gebruiksregels: de regels voor het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de bestemming; - ontheffing van de gebruiksregels: bevoegdheden en daaraan verbonden voor- waarden voor het verlenen van ontheffing van de gebruiksregels. - aanlegvergunning.

Hoofdstuk 3: Algemene regels Dit hoofdstuk bevat vijf artikelen, waarin bepalingen zijn opgenomen die gelden voor het gehele plangebied, te weten de anti-dubbeltelbepaling, algemeen gelden- de bouw-, gebruiks-, ontheffing- en procedureregels.

Hoofdstuk 4: Overgangsregels en slotregel Dit hoofdstuk bevat twee regels, waarin bepalingen zijn opgenomen die gelden voor het hele plangebied, namelijk het overgangsrecht en de slotregel.

6.2 De Bestemmingen

Bestemming Gemengd (artikel 3) Binnen de bestemming “Gemengd” is detailhandel, wonen, dienstverlening, onder- grondse parkeergarage en een expeditiestaat toegestaan. In de bestemmingsom- schrijving is bepaald dat detailhandel en dienstverlening uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan. Op de verdieping(en) is uitsluitend wonen toegestaan. Ten behoeve van de woningen en bedrijven is een ondergrondse parkeergarage en een expeditiestraat positief bestemd.

Op de verbeelding is binnen de bestemming “Gemengd” één bouwvlak aangegeven waarbinnen de gebouwen zijn toegestaan. Dit bouwvlak mag volledig worden be- bouwd. De maximaal toegestane hoogte van gebouwen is op de verbeelding aan- gegeven. Overige maatvoeringen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de regels opgenomen.

Bestemming Verkeer-1 (artikel 4) en Verkeer-2 (artikel 5) Wegen met een 30 km/uur regime zijn bestemd tot “Verkeer-1-”. Andere wegen hebben de bestemming “Verkeer-2”. Het verschil tussen de twee bestemmingen is vooral gelegen in het feit dat de gronden met de bestemming “Verkeer-1" tevens een verblijfsfunctie hebben en dat daarom ook speelvoorzieningen zijn toegestaan. Opslag en verkoop van motorbrandstoffen en LPG zijn in beide bestemmingen uit- drukkelijk uitgesloten. Tevens zijn evenementen toelaatbaar gesteld. De gronden zijn ook bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

34 Hoofdstuk 6 7. UITVOERBAARHEID

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Alle kosten voor de planvorming en de uitvoering van het initiatief zijn voor reke- ning van de initiatiefnemer.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan is onderworpen aan inspraak en heeft zes weken voor ingezetenen van de gemeente en belanghebbenden ter inzage gelegen. Tijdens deze periode konden zij schriftelijk een zienswijze indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. Van de gevoerde inspraakprocedure is een verslag gemaakt dat in de bijlage van de plantoelichting is opgenomen. Van het gevoerde overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is een verslag gemaakt dat eveneens in de bijlage van deze plantoelichting is opgenomen.

Hoofdstuk 7 35 36 Hoofdstuk 7 BIJLAGEN

Bijlage 2: Verslag overleg Besluit ruimtelijke ordening

Regels