De Arkelse oorlog (1401-1412)

Door Teun Bikker.

In een eerder verschenen artikel hebben we al kennis gemaakt met enkele hoofdrolspelers in het rivierengebied eind veertiende eeuw. Dat waren Otto van Arkel (†1396) en zijn zoon Jan (V) van Arkel, die in Gorcum woonden in een slot aan de oostzijde van de stad. In 1387 waren deze heren in conflict gekomen met Hendrik van , uitmondend in een oorlog tussen Vianen en Arkel, waarbij en het slot Herlaer tijdelijk in het bezit kwamen van de Van Arkels.

In 1401 kwam het weer tot een conflict, maar nu met veel zwaardere strijd en verstrekkender gevolgen, een oorlog die meer dan tien jaar zou duren. Over deze oorlog zijn verschillende oude bronnen beschikbaar, onder andere de kroniek van Pauli, waarover we al eerder schreven. Door M.J. Waale zijn de verschillende bronnen bestudeerd en verwerkt tot een boekwerk, waaruit we hebben geput voor dit artikel.1

In de Arkelse oorlog bond Jan van Arkel de strijd aan met de graaf van Holland Albrecht van Beieren en zijn zoon Willem van Oostervant, later graaf Willem VI. Ook de bisschop van , Frederik van Blankenheim, mengde zich in de strijd evenals de hertogen van Gelre (), Willem I van Gulik (†1402) en diens opvolger Reinald IV. De strijd in 1387 bleef regionaal van karakter, de Arkelse oorlog van 1401 tot 1412 ging daar duidelijk boven uit.

Onze hoofdpersoon Jan van Arkel was heer en meester in de steden Gorinchem en en in het Land van Arkel. Hij was geboren in 1362 en trouwde in 1376 (14 jaar oud!) met Johanna van Gulik, een zuster van de bovengenoemde hertog Willem I van Gelre. Als bruidsschat kreeg hij de rechten op het Land van Mechelen, behorend tot het hertogdom Brabant. Net als zijn vader werd hij lid van de grafelijke raad van Holland, een adviesorgaan voor graaf Albrecht. Van Arkel behoorde tot de Kabeljauwen, die in 1391 met elkaar een verbond sloten, waarbij graaf Albrecht van Holland zich aansloot. Ook de Hoeken hadden een verbond gesloten om de invloed van de Kabeljauwen (en Jan van Arkel) tegen te gaan. De Hoeken werden gesteund door de zoon van Albrecht, Willem van Oostervant; daarmee kwamen de graaf en zijn zoon tegenover elkaar te staan, waarbij Jan van Arkel de belangrijkste adviseur werd van graaf Albrecht.

Toen in 1392 de maîtresse van Albrecht, Aleid van Poelgeest, werd vermoord verdacht men de Hoeken van de aanslag en kregen vader en zoon het echt aan de stok. Een deel van de bezittingen van Willem van Oostervant (het Land van Altena) werd hem afgenomen. Bovendien werden 32 Hoekse edelen veroordeeld tot verbanning en verbeurdverklaring van hun bezittingen. Enkele jaren later verzoenden Albrecht en zijn zoon Willem zich weer en konden de meeste Hoeken weer terugkeren. In deze tijd is er vermoedelijk ruzie ontstaan tussen Jan van Arkel en Willem van Oostervant.

Jan van Arkel was niet alleen invloedrijk aan het hof van Holland, maar ook een rijk man. Waale heeft berekend dat hij meer dan 10.000 hectare land in bezit had. Verder bezat hij nog

1 M.J. Waale, De Arkelse oorlog 1401-1412. Een politieke, krijgskundige en economische analyse (Hilversum 1990).

1 een vijftal burchten in Gorinchem, (Ter Leede), Leerdam, Everdingen en . In Den Haag had Van Arkel twee woningen tot zijn beschikking. De Van Arkels behoorden tot de rijkste adel van Holland en Zeeland. Door hun kastelen bij Gorcum en Everdingen konden ze de scheepvaart op de Merwede en op de controleren. De invloed van Jan van Arkel aan het hof van Holland en zijn rijkdom leidden bij Willem van Oostervant en bij vele andere Hollandse edelen tot afgunst.

Rond 1400 begon Willem van Oostervant de invloed van Jan van Arkel tegen te gaan. Hij ontnam Van Arkel verschillende functies en begon een rechtzaak tegen hem. In juni 1401 werd Jan van Arkel gedagvaard in Den Haag met als resultaat een verbanning uit Holland en verbeurdverklaring van zijn leengoederen. Kort daarna schreef Jan van Arkel een “ontzegbrief” aan graaf Albrecht, waarin hij de leenrechten vervallen verklaarde en zich onafhankelijk opstelde van de graaf en diens zoon. Dit kwam in feite neer op een oorlogsverklaring aan Holland. Nu kwamen dit soort conflicten wel vaker voor; meestal volgde er dan een bemiddelingspoging en een verzoening. In dit geval escaleerde het conflict in een daadwerkelijke oorlog. Deze oorlog duurde 11 jaar van 1401 tot 1412. Niet al die jaren werd er gevochten en ook niet altijd door dezelfde partijen. We zullen ons in dit artikel beperken tot de belangrijkste gebeurtenissen.

Direct na het schrijven van zijn ontzegbrief in 1401 ondernam Jan van Arkel een rooftocht door de Alblasserwaard en omstreken, waarbij o.a. het kasteel Giessenburg in brand werd gestoken; dit kasteel behoorde aan de heer van Brederode (die toen nog niet in Vianen woonde maar in Santpoort). Het antwoord liet lang op zich wachten: Willem van Oostervant trok als al plunderend het Land van Arkel in; kastelen en steden werden echter niet aangevallen. Als reactie daarop ging Jan van Arkel met een legertje de Krimpenerwaard in om te roven. Op de terugweg volgde er een slag bij Nieuwpoort, waarbij volgens Pauli 23 doden vielen en 29 mannen gevangen werden genomen door Van Arkel. Op zich waren dit nog kleinschalige en kortdurende krijgshandelingen, die overigens voor de bevolking wel een ramp konden betekenen. Ondertussen verklaarde Hendrik II van Vianen eveneens de oorlog aan Jan van Arkel; hij zag de kans schoon om zijn oude vijand, nu met hulp van de graaf van Holland, te bestrijden. Albrecht voerde besprekingen met het stadsbestuur van Utrecht; dit leidde in juni 1402 tot een verdrag, waarin de stad Utrecht steun aan Albrecht en zijn zoon toezegde. In dit verdrag werd ook de toekomstige buit (de bezittingen van Van Arkel) al verdeeld tussen de graaf van Holland en de stad Utrecht; de bisschop van Utrecht hield zich echter afzijdig. Hendrik van Vianen speelde bij dit overleg een belangrijke rol. De hertog van Gelre hield zich in eerste instantie, net als de bisschop van Utrecht, buiten het conflict.

Willem van Oostervant riep in 1402 zijn leenmannen op ter heervaart. Elke heer in Holland en Zeeland en elke stad moesten mannen leveren, in totaal zo’n 4300 man. Het krijgsvolk moest opkomen in Schoonhoven. Op 26 juni 1402 trok dit leger naar Gorcum. Enkele dagen later werden het slot en de stad belegerd door de Hollanders en de Zeeuwen. De stad Utrecht stuurde half juli nog eens zo’n 1000 man naar Gorcum om de belegering te versterken. Jan van Arkel had zich inmiddels verzekerd van de steun van Gelderse en Gulikse ridders met hun aanhang. Bovendien beschikte hij over Engelse huurlingen. In totaal zal hij zo’n 2000 man aan troepen beschikbaar gehad hebben volgens Waale, aangevuld met circa 600 gewapende burgers uit de stad Gorcum. Tijdens het beleg werd er wederzijds geschoten met steenbussen. Van Arkel deed enkele uitvallen uit zijn slot en wist ongeveer 100 Zeeuwen gevangen te nemen. Wat later werd Walraven van Brederode gevangen genomen tijdens een uitval. Vanuit Hagestein (dit slot werd niet belegerd) ondernamen de Van Arkels een strooptocht tot vlak bij de stad Utrecht. Na twaalf weken werd het beleg van Gorcum opgeheven. Graaf

2 Albrecht had tevergeefs geprobeerd de weerstand van Jan van Arkel te breken. Of er sprake geweest is van een wapenstilstand is niet geheel duidelijk. In ieder geval staakten Holland en Zeeland de strijd. Na overleg kwam er een bestand met Holland, wat van 1402 tot 1404 zou duren. Hendrik van Vianen en de stad Utrecht bleven nog strooptochten houden in het gebied van Van Arkel. De Utrechtenaren bouwden ook nog een bolwerk aan de Lek bij Tull, tegenover het kasteel Everstein (bij Everdingen). Jan van Arkel hield nog enkele strooptochten, onder andere naar Gouda.

Eind 1404 stierf graaf Albrecht en volgde zijn zoon Willem van Oostervant hem op als graaf van Holland; vanaf dat moment werd hij Willem VI genoemd. Hij benoemde een nieuwe grafelijke raad, waarin ook Hendrik van Vianen zitting kreeg. Vrij snel pakte hij de oorlog met Van Arkel weer op en begon een leger te formeren. Ondanks bemiddelingspogingen van de hertog van Gelre draaide het uit op strijd; dit keer waren de kastelen Hagestein en Everstein het doelwit. Er werden blokhuizen gebouwd rond deze kastelen, waardoor ze afgesloten werden van de buitenwereld. Ook de Utrechtenaren droegen weer hun steentje bij. Na enkele weken (begin juni 1404) vertrokken de legers weer; de blokhuizen bleven wel bemand en daarmee werd de blokkade van de kastelen gecontinueerd. Van Arkel reageerde door een uitval te doen naar Werkendam. Verder stookte hij Gelderse edellieden op geen zaken meer te doen met het bisdom Utrecht, dat daardoor aanzienlijke inkomsten misliep. Het bisdom reageerde hier weer op door zowel Jan van Arkel als zijn zoon Willem te verbieden aan de kerkelijke sacrementen deel te nemen. In juli1404 wist Van Arkel de beide kastelen toch te bevoorraden. In augustus kwamen de legers weer terug om het beleg voort te zetten en de kastelen in te nemen. In totaal was er nu zo’n 4000 man krijgsvolk gelegerd rond de twee kastelen, waaronder een duizendtal uit Utrecht. Er werden nog meer blokhuizen of bolwerken gebouwd. Ook werden er aarden wallen opgeworpen om de kogels, die vanaf de kastelen werden afgeschoten, tegen te houden. De Lek werd bij Everstein afgesloten met palen, waardoor er geen scheepvaart meer mogelijk was en het kasteel niet meer via het water bevoorraad kon worden. Jan van Arkel durfde deze hoofdmacht niet aan te vallen; wel probeerde hij (tevergeefs) met enkele plundertochten een deel van de troepen weg te lokken van de belegering. Begin december werd de nood binnen de kastelen hoog en begonnen er onderhandelingen. Toen ook nog de grachten bevroren gaf Everstein zich over aan de bisschop van Utrecht. Men kreeg een vrije aftocht; het kasteel werd kort daarna in brand gestoken. De val van het kasteel Hagestein volgde enkele weken later; Willem VI gaf opdracht om het slot te slopen en het wapentuig mee te nemen. Ook de klok uit de kerk van Gasperden (de oude naam voor het dorp Hagestein) werd weggevoerd. Volgens Waale kreeg de heer van Vianen op dat moment de rechten op zijn goederen in Ameide en weer terug.

Waarschijnlijk is er eind 1404 een bestand gesloten tussen de strijdende partijen, mede door inspanningen van de hertog van Gelre. Zowel graaf Willem VI van Holland als de bisschop van Utrecht moesten hun schatkist weer gevuld zien te krijgen want de oorlog had veel geld gekost. Ook in het Land van Arkel was de financiële situatie niet gunstig. In Gorcum was de handel vrijwel stil komen te liggen en dat leidde tot onrust in de stad. Er waren twee partijen, één pro-Arkel en een andere tegen de oorlog. De laatste groep wilde een langdurig bestand met Holland, waardoor de handel weer op gang kon komen. Men spande de jonge Willem, zoon van Jan van Arkel, voor hun karretje, wat leidde tot een conflict tussen vader en zoon Van Arkel. Dit liep zo hoog op dat vader Jan in april 1406 de steden Gorcum en Leerdam niet meer in mocht. In december 1406 werd er een nieuw bestand gesloten tussen Willem van Arkel, Holland en Utrecht. Jan van Arkel was hierbij niet betrokken, in feite had hij zijn macht op dat moment grotendeels al verloren. Graaf Willem VI van Holland bleef echter wel

3 zijn militaire macht versterken om op een geschikt moment de genadeklap uit te kunnen delen. In februari 1407 vertrok Willem van Arkel uit Gorcum om naar Gelre te gaan; waarschijnlijk is hij door de anti-Arkel partij uit de stad weggestuurd omdat men ontevreden was over het gesloten bestand. De Gorcummers gingen om steun vragen bij Willem VI tegen de dreiging van de Van Arkels en de Geldersen. Er kwam nu ook een verdrag tussen Holland enerzijds en Gorcum, Leerdam en het Land van Arkel anderzijds. Op 6 april 1407 trok Willem VI de stad Gorcum binnen. Zowel Gorcum als Leerdam kregen een nieuw handvest. Ook de bestuurders werden grotendeels vervangen. Zo kreeg ene Jan van Herlaar een belangrijke functie in Gorcum en Jan van Vianen (een broer van Hendrik van Vianen) werd kastelein (slotvoogd) in Leerdam. Vader en zoon Van Arkel waren inmiddels weer vriendjes geworden en zinden op wraak. In september 1407 heroverde Willem van Arkel de stad Gorcum door een verrassingsaanval. De Arkelse oorlog ging nu haar laatste fase in, waarbij hertog Reinald van Gelre de belangrijkste tegenstander werd van graaf Willem VI van Holland. Jan van Arkel, waar het allemaal mee begonnen was, en zijn zoon Willem raakten steeds meer op de achtergrond. Zowel Holland als Gelre stuurden troepen naar Gorcum komen en bouwden verdedigingswerken. De Merwede werd afgesloten om bevoorrading van het slot en de stad tegen te gaan. Ook werd er steeds onderhandeld. Tot echte vechtpartijen kwam het in de jaren 1407en 1408 niet. Inmiddels begonnen enkele Hollandse steden te morren tegen het leveren van soldaten en betalen van geld voor de oorlog, zoals Dordrecht en Gouda. Willem VI had moeite om Leerdam bezet te houden omdat hij achterliep met het betalen van soldij.

In april 1409 besloten de Van Arkels de stad Gorcum over te dragen aan de hertog van Gelre. Waarom zij dat deden is niet helemaal duidelijk, misschien dachten ze dat ze de stad toch niet konden verdedigen tegen Holland. Hertog Reinald aanvaardde het ‘kado’ en zocht naar een passende vergoeding. De Van Arkels kregen in ruil voor Gorcum het kasteel en het Land van Oyen. Twee jaar na de intocht van graaf Willem VI van Holland trok nu de hertog van Gelre in vol ornaat Gorcum binnen. Opnieuw werden extra troepen opgetrommeld door Gelre en Holland; de onderhandelingen bleven nog steeds doorgaan. Reinald liet de muur van de stad Gorcum versterken. In juni 1409 bereikte men weer een nieuw bestand.

Jan van Arkel had zich teruggetrokken uit het politieke spel en woonde op het landgoed van zijn moeder in Pierrepont (Noord Frankrijk). Willem van Arkel bleef in Gelre en gold als mogelijke opvolger van hertog Reinald. In 1410 werd de kerkelijke ban tegen de Van Arkels opgeheven door de bisschop van Utrecht; ze moesten wel een boete betalen.

Het conflict sudderde in 1410 en 1411 verder zonder serieuze gevechten. De hertog van Gelre liet in Apeldoorn een blokhuis bouwen, dat met 14 wagens naar Ravenswaay werd vervoerd. Walraven van Brederode, nog steeds een gevangene van Jan van Arkel, werd vrijgekocht door Willem VI. Tot aan maart 1412 bleef het vrij rustig. De onderhandelingen en bemiddelingen gingen nog steeds door. Willem van Arkel hield nog wel enkele strooptochten in Holland. In april 1412 begonnen de voorbereidingen voor een militaire actie, zowel door de Hollanders, de Geldersen als door de Utrechtenaren. Het merkwaardige is nu dat de strijd niet rond Gorcum losbarstte maar in de buurt van Amersfoort. De Hollanders verwoestten een versterking bij Hoevelaken en staken Nijkerk in brand. De Gelderse troepen plunderden als reactie in de buurt van Barneveld en vernietigden een kasteel in Maurik, dat toebehoorde aan Hubrecht van Culemborg (die aan Hollandse zijde meevocht).

Opnieuw volgden onderhandelingen met als resultaat een verdrag op 16 juli 1412 tussen Willem VI van Holland, Reinald IV van Gelre en Willem van Arkel. De belangrijkste

4 bepaling was dat Gorinchem en het Land van Arkel door Gelre werd overgedragen aan Holland. Willem VI moest daar wel 100.000 Franse kronen voor betalen aan Reinald, die daar weer de helft van aan Willem van Arkel moest geven. Leerdam en het Land van ter Leede hoorden al bij Holland.

Zo eindigde de Arkelse oorlog slecht voor de Van Arkels. Hun macht was gebroken en hun rijkdom sterk afgenomen. Holland had een groot deel van hun bezittingen in handen gekregen. De oorlog had veel geld gekost aan alle partijen. Veel slachtoffers waren er niet gevallen omdat men een openlijke confrontatie van de legers uit de weg ging. Everstein en Hagestein konden alleen maar door uithongering worden veroverd, bij Gorcum lukte dat niet. Er werd vaker onderhandeld dan feitelijk gevochten.

Ameide was een speelbal in het conflict tussen de Van Arkels en Hendrik van Vianen, waarbij de laatstgenoemde gesteund werd door graaf Willem VI. De inwoners van Ameide en de bevolking van het Land van Ameide zullen de gevolgen daarvan zeker gemerkt hebben, ook al vinden we daar weinig specifieke gegevens over in het boek van Waale. Soldaten trokken heen en weer, plunderingen waren schering en inslag. Er moesten mannen geleverd worden om als soldaat dienst te doen of om te graven aan de verdedigingswerken. Er werden extra belastingen geheven om de kosten van de oorlog te bestrijden. In ieder geval zal het in de regio een onrustige tijd zijn geweest, vol gevaar en ellende. De lokale bevolking is immers altijd het slachtoffer bij een oorlog, ook al had hun heer Hendrik van Vianen uiteindelijk gewonnen van zijn rivaal uit Gorcum.

Culemborg, 2 maart 2009.

5