Rousseau in De Re~Ubliek

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Rousseau in De Re~Ubliek Herman Paul Rousseau in de Re~ubliek Nederlandse reacties op de burgerlijke godsdienst van Jean-Jacques Rousseau Hoe werd Rousseau's kritiek op het christendom in Du contrat social ontvangen door de Nederlandse publieke opinie? Herman Paul meent, contra oudere theorieën, dat Rousseau's ideeën wel degelijk invloed hadden op het Nederlandse publieke debat. Jean-Jacques Rousseau kan zonder twijfel een van de meest spraakma­ kende denkers van de achttiende eeuw genoemd worden. Zijn Emile en Du contrat social maakten veel reacties los. Rousseaus onconventionele ge­ dachten leverden afkeurende pamfletten, verscheidene Anti-Emiles en maatregelen van overheidszijde op. Natuurlijk speelden zulke beroerin­ gen Rousseau meer in de kaart dan dat ze hem het zwijgen oplegden. De soms felle kritieken nodigden juist uit het werk van de Franse filosoof te lezen. Velen kwamen hierdoor op de hoogte van Rousseaus fIlosofie. Publicatie van zijn geschriften was daarnaast nauwelijks te dwarsbomen, want Rousseau kon moeiteloos uitwijken naar Amsterdam, waar uitgever Marc-Michel Rey zich van verschijningsverboden weinig aantrok. Rousseau had dus een Nederlandse uitgever. Dit roept gemakkelijk de vraag op hoe zijn werk in de Republiek werd ontvangen. De enige publicatie die op deze vraag een antwoord geeft, is Walter Gobbers' dissertatie Jean-Jacques Rousseau in Holland, die in 1963 het licht zag. Het boek werd destijds door recensenten met vreugde begroet en zelfs bekroond door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkun­ de. 1 Niet zonder reden, want de auteur had een geweldige hoeveelheid werk verzet. Niet alleen had hij systematisch alle vertalingen van en reac­ ties op La nouvelle Héloïse, de beide Discours, Du contrat social en Emile onderzocht; ook gafhij een uitvoerig overzicht van de Nederland e litera- Be prekingen van Solange Deyon en Henri 1. Brugmans in resp. Revue du Nord 47 (1965) 142-143 en Comparative [iterature 18 (1966) 366-368. 103 Paul tuur tegen het einde van de achttiende eeuw, op zoek naar invloeden van Rousseau. Deze invloeden waren, naar Gobbers' oordeel, zeer gering. Terwijl de publicaties van Rousseau in Frankrijk veel ophefveroorzaakten, '...was de Hollander te nuchter kritisch aangelegd om (... ) zijn [Rousseaus] para­ doxen en gevaarlijke extremismen te slikken.'2 De hartstochten van Héloïse pasten niet in de bezadigde Republiek, de contractleer was te hypothetisch en ook Emile was te weinig praktisch voor het Nederlandse volk. Onder patriotten nam na 1789 de aandacht voor Rousseaus politieke denken iets toe, '...maar dat belette niet, dat de extremismen van de Franse wijsbe­ geerte en vooral haar houding tegenover de godsdienstige problemen, ook hen afschrikten en af en toe deden aarzelen.'3 Rousseaus invloed in Ne­ derland was, kortom, miniem. Toch is hiermee niet het laatste woord gezegd. Gobbers' boek is-type­ rend voor de jaren zestig-gekleurd door een nogal positivistische visie op wat 'invloed' is. Gobbers spreekt pas over 'invloed' als een auteur expliciet aan Rousseau refereert en dat bovendien ook nog in positieve zin doet. Beide voorwaarden zijn echter allerminst vanzelfsprekend. Het is immers heel goed voorstelbaar dat een auteur weliswaar kritiek had, maar onder­ tussen zijn gedachten volledig liet bepalen door hetgeen Rousseau had aangedragen. Ook in negatieve zin kon een geschrift beïnvloedend wer­ ken. Zelfs als schrijvers Rousseau volledig afwezen, kon dit uiteraard sa­ mengaan met een grondige kennis van diens werk. Het is daarom nodig het begrip 'invloed' in minder exclusieve zin te gebruiken. Door de term iets op te rekken, kunnen ook ongearticuleerde, sluipende invloeden erin gevangen worden. Hiermee samenhangend is het mogelijk het bronnen­ materiaal op een meer conceptuele manier te lezen. Van welk vocabulaire bedienden de schrijvers zich? Over welke onderwerpen lieten ze zich uit en-minstens even belangrijk-over welke spraken ze bij voorkeur niet? Welke argumentaties gebruikten ze en met wie wilden ze in discussie zijn? Een dergelijke lezing kan veel meer onthullen dan de werkwijze van Gobbers. In dit artikel geef ik hiertoe een kleine aanzet. Bij wijze van voorbeeld neem ik in het onderstaande de receptie van Rousseaus kritiek op het christendom, zoals verwoord in Du contrat social, onder de loep. Omdat 2 Walter Gobbers, Jean-Jacques Rousseau in Holland. Een onderzoek naar de invloed van de mens en het werk (ca. 1760-ca. 1810) (Gent 1963) 365,366. 3 Ibidem, 218. 104 Supplement Rousseau zich hier onomwonden uitspreekt over het heikele punt bij uit­ stek van de Nederlandse Verlichting-de plaats van religie in de samenle­ vint-lijkt deze casus uitstekend geschikt om zijn invloed in de Repu­ bliek (vanaf 1795 de Bataafse Republiek) te traceren. Aan de hand van enkele recensies van Du contrat social wordt duidelijk dat de bestaande literatuur hierover een forse revisie behoeft. Religion civile De meest aanstootgevende passage van Du contrat social was, voor het acht­ tiende-eeuwse publiek, het voorlaatste hoofdstuk. Hierin zet Rousseau uiteen dat de samenleving het meest gebaat is bij een religion civile; een burgerlijke godsdienst die deugd en naastenliefde nastreeft omwille van maatschappelijke cohesie. Weliswaar verkondigt ook het christendom dergelijke deugden, maar met een geheel andere doelstelling. Voor chris­ tenen, zo klaagt Rousseau, heeft het burgerschap van het koninkrijk Gods een hogere prioriteit dan dat van een aardse maatschappij. Deze houding staat een volkomen loyaliteit jegens de samenleving in de weg en bedreigt dus de politieke orde. Ter voorkoming hiervan moet de door Rousseau beoogde religion civile zich beperken tot het propageren van 'gevoelens van maatschappelijkheid'. Waar de diverse godsdiensten doorgaans trachten zich met dogma's van elkaar te onderscheiden, roept Rousseau de gelovi­ gen juist op hun grootste gemene deler te zoeken-een deler die uit proclamatie van goede zeden en deugden bestaat. Zoals de Sovoyaardse kapelaan in Emile vermaant: De eredienst die God van ons vraagt is die van het hart; en als die oprecht is, is hij altijd uniform; het getuigt wel van dwaze ijdelheid zich in te beelden dat God zoveel belang hecht aan de snit van het priestergewaad, aan de volgorde van de woorden die de priester uitspreekt, de gebaren die hij aan het altaar maakt, en de manier waarop hij knielt. 5 4 W.W. Mijnhardt, 'De Nederlandse Verlichting: een terreinverkenning', in: Figu­ ren en figuraties. Acht opstellen aangeboden aan re. Boogman (Groningen 1979) 1-25, aldaar 20-21. Cf. id., 'The Dutch Enlightenment. Humanism, nationali m and decline', in: M.C. Jacob en W.W. Mijnhardt ed., The Dutch Republic in the eighteenth century. DeC/ine, Enlightenment, and revolution (Ithaca 1992) 197-223 en J.W. Buisman, Tussen vroomheid en Verlichting. Een cultuurhistorisch en ­ sociologisch onderzoek naar enkele aspecten van de Verlichting in Nederland (1755­ 1810) (Zwolle 1992). 5 Jean-Jacques Rousseau, Emile ofover de opvoeding, Jeanne-Marie Noël ed., vert. 105 Paul Ten slotte schuift hij ook de gedachte van goddelijke openbaring ter­ zijde. De vermeende openbaringen zijn niets anders dan producten van menselijke fantasie, laat Rousseau de vicaire zeggen. De bedoelde burger­ lijke godsdienst onderscheidt zich dus op een drietal punten van het chris­ tendom: ze jaagt maatschappelijke cohesie na, ze propageert louter deugd­ zaamheid en ze wijst iedere vorm van openbaring af. 6 'Zeer veel geruchts' Hoe werden deze overtuigingen nu in het overwegend christelijke Neder­ land ontvangen? Op aandrang van gereformeerde predikanten verbood in 1762 het Hofvan Holland de verkoop van Du contrat socia!. Uit het feit dat verschillende periodieken een recensie van het boek publiceerden, blijkt ech­ ter dat de censuur allerminst waterdicht was. Volgens de Leidse publicist Elie Luzac maakten de '...harssenvruchten van den Heer JEAN JA QUES ROUSSEAU, Citoyen de Geneve, (...) zeer veel geruchts; en zy worden zo algemeen gezogt, en doorgaans met zo veel graagte gelee­ zen.. .', dat Luzac zich verplicht achtte in zijn Nederlandsche letter-couranteen bespreking van deze hersenvruchten op te nemen.? Nu was Luzac internatio­ naal breed georiënteerd en het is daarom niet uitgesloten dat hij dit enthousiasme voor Du contract social niet in de Repu­ Anoniem portret van Elie Luzac ca. 1770 bliek, maar elders in Europa had aan- Anneke Brassinga (3e druk; Amsterdam/Meppel 1989) 283-284. 6 Jean-Jacques Rousseau, Het maatschappelijk verdrag, of beginselen der staatsin­ richting, vert. S. van den Braak en G. van Roermund (2e druk; Amsterdam/Meppel 1997) 160-171. Voor de wijze waarop de notie van religion civile Rousseaus poli­ tieke filosofie schraagt. zie Arthur M. Melzer, 'The origin ofthe Counter-Enlighten­ ment. Rousseau and the new religion of sincerity', American political science re­ view 90 (1996) 344-360. 7 [Elie Luzac.J Nederlandsche letter-courant 8 II (1762) 52-54, 60-62, 67-69, 75-78 en 84-86, aldaar 52. 106 Supplement troffen. Dit doet echter niets af aan het feit dat Rousseaus boek, mede dankzij Luzacs bespreking, in Nederland bekendheid wist te verwerven. Waar de predikanten en het Hof van Holland struikelden over de anti­ godsdienstige uitlatingen van Rousseau, is het opmerkelijk dat Luzac zich weliswaar zeer kritisch tegenover het boek opstelde,8 maar dat de paragraaf over de religion civile onweersproken bleef. Durfde Luzac zich hierover geen oordeel aan te matigen?9 Deze terughoudendheid is ook zichtbaar in de recensies die volgden op de Nederlandse vertalingen van Du contrat social. Deze vertalingen lieten overigens zo'n dertig jaar op zich wachten; wat niet vreemd is als we beden­ ken dat het Frans in intellectuele kringen de voertaal was en dat Du contrat social dus zonder vertaling gemakkelijk toegankelijk was. De eerste verta­ ling verscheen uiteindelijk, in twee delen, in 1793 en 1794 (gevolgd door een tweede druk in 1795) en was verzorgd door patriot Winter Tromp. Een tweede, anonieme vertaling zag in 1796 het licht. Kennelijk nam in de jaren na de Franse Revolutie de belangstelling voor Rousseau toe; hetgeen ookblijkt uit het feit dat er ditmaal meer recensies in de vaderlandse perio­ dieken verschenen dan in de jaren zestig.
Recommended publications
  • The Dutch Bread Tax, 1574-1855
    Taxing the Staff of Life: The Dutch bread tax, 1574-1855. Jan de Vries University of California at Berkeley For presentation to Yale Economic History Seminar 23 April 2012 Please do not cite without premission Shortly after the Dutch Revolt began, in 1574, the province of Holland, as it scrambled to secure revenue to conduct its war against Spain, introduced a series of excise taxes: on beer, wine, peat, slaughtered cattle, soap, fish, and on milled grain. Excise taxes had long been a familiar feature of municipal finances, especially excises of beer. But now, in addition to municipal excise taxes, there would be provincial levies as well, and these would be considerably larger than anything that had been collected by the towns. The new tax (called impost op ‘t gemaal, or het gemaal) was collected at grain mills, and varied according to the grain sort and the use to which the milled grain was to be put: more for wheat than rye, more for bread grain than brewers’ grain. This new tax was a cost born in the first instance by the baker. Bakers brought grain to the mill for conversion to flour (millers were forbidden to produce flour on their own account or to trade in flour), and paid the miller his fee plus the applicable tax. The milling tax was set at 3 guilders per last of wheat and 1.5 guilders per last of rye.1 Bakers in Holland – and nearly everywhere in Europe since at least the late Middle Ages – were not free to set the prices for their products.
    [Show full text]
  • The Dutch Republic and Spain in the First
    DIECIOCHO 32.2 (Fall 2009) 1 MERCHANTS AND OBSERVERS. THE DUTCH REPUBLIC’S COMMERCIAL INTERESTS IN SPAIN AND THE MERCHANT COMMUNITY IN CADIZ IN THE EIGHTEENTH CENTURY.1 ANA CRESPO SOLANA CSIC (Madrid) Introduction Around 1720, the Dutch merchant colony in Cadiz succeeded in restoring trade with Amsterdam after several crisis periods. At the end of the 17th century and during the Spanish War of Succession, Dutch-Spanish trade went into a period of recession, although only in relative terms. Trade in general, just like everything else as far as the United Provinces were concerned, was affected by this ‘decline’ (Achteruitgang), as once described by Jonathan Israel or even by Jan de Vries himself. Holland stepped off the aggressive international scenario but continued its fruitful growth in the cultural and economic fields (Israel 378-395). The signs of such decline vary depending on the different sectors of Dutch foreign trade. To the minds of the merchants in the Maritime Provinces trading with vast overseas regions and for those that received their consignments at various European port-towns, Dutch trade and shipping was the mainstay of the economy of the countries where they had spread their commercial networks. One of those countries was Spain, especially the areas of influence of various ports in Andalusia, the Mediterranean and the northern coast. With regard to trade with France and even with England, the Dutch lost ground in financial terms, although their role as capital and financial marine services (freights, insurance), exporters as well as manufacture providers and re-exporters of colonial produce and certain raw materials, did not diminish.
    [Show full text]
  • Uva-DARE (Digital Academic Repository)
    UvA-DARE (Digital Academic Repository) Masters of war: state, capital, and military enterprise in the Dutch cycle of accumulation (1600-1795) Brandon, P. Publication date 2013 Link to publication Citation for published version (APA): Brandon, P. (2013). Masters of war: state, capital, and military enterprise in the Dutch cycle of accumulation (1600-1795). General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:25 Sep 2021 Chapter 5 The structural crisis of the federal-brokerage state The preceding chapters have shown that war did not lead to a transformation from brokerage practices to nationalization, but instead strengthened the federal-brokerage aspects of the Dutch Republican state. However, this tendency was reversed in dramatic fashion at the end of the eighteenth century.
    [Show full text]
  • De Lachende Derde. Boekverkoper Elie Luzac Vanuit Multidisciplinair
    DE LACHENDE DERDE BOEKVERKOPER ELIE LUZAC VANUIT MULTIDISCIPLINAIR PERSPECTIEF Rietje van Vliet Syfilis. Bevlogen maar opvliegend. Wijs maar ook eigenwijs. Briljant volgens iedereen die het kon weten, maar vooral volgens hemzelf. Astronoom, wiskundige, philosophe. Vermaard om zijn bewijs dat de aardbol door zijn afgeplatte polen lijkt op een mandarijn. Maar ook beroemd wegens de twee rondborstige Lapse meisjes die hem na zijn expeditie boven de poolcirkel waren nagereisd. Berucht om zijn heerszucht. Graag laat ik u kennismaken met een van de hoofdpersonen uit mijn verhaal: Pierre-Louis Moreau de Maupertuis (1698-1759), afkomstig uit Bretagne en door Frederik de Grote benoemd tot president van de Academie van Wetenschappen in Berlijn.1 Een mooiere positie kon een geleerde zich in die tijd niet wensen. Berlijn, of Potsdam, was immers sinds ‘Fritz’ in 1740 tot koning in Pruisen was gekroond, begonnen aan een opmars die ertoe leidde dat de stad het epicentrum van de Europese Verlichting werd. [illustratie 1] Tijdens mijn onderzoek naar de Leidse uitgever-boekverkoper Elie Luzac (1721-1796) trof ik in diens fonds een publicatie aan van Maupertuis: Essay de cosmologie, daterend uit het jaar 1751. Op zichzelf is het niet vreemd dat Luzac dit werk van Maupertuis heeft uitgegeven. De Leidenaar had immers nauwe banden met Maupertuis’ rechterhand, de secretaris van de Berlijnse Academie, Samuel Formey. In zijn brieven aan Formey liet Luzac zich herhaaldelijk in bewonderende woorden uit over het werk van Maupertuis. Er bestond al een uitgave van de Essay de cosmologie, maar via Formey liet de boekverkoper aan Maupertuis weten dat een Leidse nadruk vele malen mooier zou worden.2 Dat moet de ijdeltuit die Maupertuis was als muziek in de oren hebben geklonken! [illustratie 2] De fondsreconstructie heeft in mijn onderzoek naar het reilen en zeilen van de boekhandel van Luzac een uitermate belangrijke rol gespeeld.
    [Show full text]
  • Pamphlets and Politics in the Dutch Republic Library of the Written Word
    Pamphlets and Politics in the Dutch Republic Library of the Written Word VOLUME 12 Th e Handpress World Editor-in-Chief Andrew Pettegree University of St Andrews Editorial Board Ann Blair Harvard University Falk Eisermann Staatsbibliothek zu Berlin – Preuβischer Kulturbesitz Michael F. Suarez, S.J. University of Virginia VOLUME 7 Pamphlets and Politics in the Dutch Republic Edited by Femke Deen David Onnekink Michel Reinders LEIDEN • BOSTON 2011 On the cover: Sendtbrieven bij de Ridderschappen, Edelen ende Steden van Hollandt (1577) Knuttel 277/ Het aengeplackt Biljet (1672) Tiele 6125/ Redenering over het gedrag der regeering van Groot Brittanje, ten opzigte der neutrale natien, Geduurende den tegenwoordigen Oorlog (1759) Knuttel 18722/ J. van Vliet, de pamfl ettenverkoper of liedjeszanger Atlas van Stolk, Rotterdam 2110. Th is book is printed on acid-free paper. Library of Congress Cataloging-in-Publication Data Pamphlets and politics in the Dutch Republic / edited by Femke Deen, David Onnekink, Michel Reinders. p. cm. -- (Library of the written word, ISSN 1874-4834 ; v. 12) (Th e handpress world ; v. 7) Includes bibliographical references and index. ISBN 978-90-04-19178-5 (hbk. : acid-free paper) 1. Netherlands--Politics and government--1556-1648. 2. Netherlands--Politics and government--1648-1714. 3. Netherlands--Politics and government--1714-1795. 4. Pamphlets--Netherlands--History. 5. Pamphleteers--Netherlands--History. 6. Political culture--Netherlands--History. 7. Netherlands--Intellectual life. I. Deen, Femke. II. Onnekink, David. III. Reinders, Michel, 1979- IV. Title. V. Series. DJ158.P2 2011 949.2'04--dc22 2010042243 ISSN 1874-4834 ISBN 978 90 04 19178 5 Copyright 2011 by Koninklijke Brill NV, Leiden, Th e Netherlands.
    [Show full text]
  • ''Incidit in Scyllam Cupiens Vitare Charybdin''
    ‘‘Incidit in Scyllam Cupiens Vitare Charybdin’’ De Oprechte Vaderlandsche Societeiten tussen restauratie en revolutie, 1785-1787. 1 Eindscriptie van Per Backhuis (s4391985) Begeleidende docent: Dr. J.G.M.M. Rosendaal Datum: 15-08-2015 1 Margareta de Cambon-van der Werken, Gedenkschrift ter huldiging van de Oprechte Vaderlandsche Societeiten (Den Haag, 1787). Inhoudsopgave I. TUSSEN CONTRAREVOLUTIE EN RESTAURATIE: REVISIONISTISCHE PERSPECTIEVEN 1 I.1. POLITIEKE CULTUUR EN SOCIABILITEIT 4 I.2. BRONNEN 7 II. CONTEXT EN ORGANISATIE 8 II.1. BURGEROORLOG 8 II.2. 'HET LICHT DER EENDRACHT' 9 III. HET POLITIEKE REPERTOIRE VAN DE OPRECHTE VADERLANDSCHE SOCIETEITEN 14 III.1. VOLK EN POLITIEK 14 III.2. 'CORRESPONDENTIE EN INFORMATIE' 15 IV. HET POLITIEKE DISCOURS VAN DE OPRECHTE VADERLANDSCHE SOCIETEITEN 17 IV.1. GRADATIES VAN ORANGISME 17 IV.2. DE BEOOGDE ORDE GEREPRESENTEERD 18 IV.3. VADERLAND, BURGERS EN ORANJE 19 IV.4. 'BATO'S KROOST' 20 IV.5. DE WAARE REPUBLIEK 22 V. CONCLUSIE 25 VI. BIBLIOGRAFIE 27 I. Tussen contrarevolutie en restauratie: revisionistische perspectieven De Nederlandse Revolutie (1783-1799) neemt een ambigue positie in binnen de Nederlandse canon.1 Gedurende de jaren waren de verschijnselen 'patriottisme' en 'revolutie' dan ook het onderwerp van felle debatten binnen de historiografie. Afhankelijk van de historische context en het dominante historisch-methodologisch paradigma werd de geschiedenis van de patriottentijd geschreven en herschreven.2 Vanaf de jaren 1980, en met name vanaf het Tweede-Eeuwfeest in 1987, is er in het
    [Show full text]
  • Between Practice Principle
    VU Research Portal Between practice and principle: Dutch ideas on censorship and press freedom, 1579- 1795 van Eijnatten, J. published in Redescriptions. Yearbook for Political Thought and Conceptual History 2004 document version Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in VU Research Portal citation for published version (APA) van Eijnatten, J. (2004). Between practice and principle: Dutch ideas on censorship and press freedom, 1579- 1795. In Redescriptions. Yearbook for Political Thought and Conceptual History (pp. 85-113) General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal ? Take down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. E-mail address: [email protected] Download date: 27. Sep. 2021 Joris van Eijnatten BETWEEN PRACTICE AND PRINCIPLE Dutch Ideas on Censorship and Press Freedom, 1579-17951 1.Introduction ost studies on the freedom of the press in the early modern MNetherlands – the territory encompassed by the Republic of the Seven United Provinces, which existed de facto between 1579 and 1795 – have focused on the legislation concerning, and the actual practice of, governmental and ecclesiastical censorship.
    [Show full text]
  • Wyger RE Velema
    Wyger R.E. Velema Van democraat tot republikein De historisering van Joan Derk van der Capellen tot den Pol Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Nederlands beroemdste achttiende-eeuwse politicus, is in de geschiedschrijving lange tijd beschouwd als de vader van de moderne Nederlandse democratie. In dit artikel laat Wyger Velema, wiens werk sterk is beïnvloed door de methodologie van de Cambridge School, zien dat een dergelijke interpretatie anachronistisch en dus onhoudbaar is. De tegendraadse baron was in het geheel geen democraat, maar een exemplarisch representant van het achttiende-eeuwse klassieke republikanisme. ‘The study of the past with one eye, so to speak, upon the present is the source of all sins and sophistries in history, starting with the simplest of them, the anachronism.’1 Op verschillende plaatsen in de Republiek werd in de nacht van 25 op 26 september 1781 heimelijk een hervormingsgezind traktaat met de titel Aan het volk van Nederland verspreid. De auteur van dit wellicht beroemdste pamflet uit de Nederlandse geschiedenis was, zoals door velen al meteen werd vermoed maar pas eind negentiende eeuw definitief kwam vast te staan, baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Tot zijn vroege dood in 1784 was de in 1741 geboren Van der Capellen de onbetwiste voorman van de Nederlandse Patriottenbeweging. Deze opmerkelijke persoonlijkheid heeft zowel tijdens zijn leven als in de eeuwen daarna ontelbare pennen in beweging gebracht. Vanwege zijn scherpe kritiek op zowel stadhouder Willem V als op de regentenoligarchie en zijn pleidooi voor meer politieke participatie door de burgers, is hij lange tijd door 1 Herbert Butterfield, The Whig Interpretation of History (Harmondsworth 1973.
    [Show full text]
  • Recensies 119 Verdienen. Daarbij Gaat Het in Het Bijzonder Om De
    Recensies 119 verdienen. Daarbij gaat het in het bijzonder om de verschillen tussen de beide concepties (zo maakt Haller een nadrukkelijk onderscheid tussen irritabiliteit en sensibiliteit, dat Winter niet maakt), maar ook om Winters originaliteit: wat is bijvoorbeeld de relatie tussen zijn opvattingen, zoals weergegeven doorLups en zoals men ze vindt in zijn Collegium practicum, met § 600 van Hallers uitgave van Boerhaaves Praelectiones, waarin Haller mijns inziens reeds een belangrijk eind op weg is naar zijn uiteindelijke formulering? Merkwaardig is ook dat Winter tamelijk alleen lijkt te staan en filosofisch gezien trouwens eerder een vitalist dan een mechanist lijkt te zijn. En tenslotte rijst de vraag in hoeverre La Mettrie die in de loop van 1747 te Leiden arriveerde, om er, na de publikatie van L'homme machine, weer ijlings te verdwijnen, van Winters opvattingen op de hoogte kan zijn geweest? Th. Verbeek W. R. E. Velema, Enlightenment and conservatism in the Dutch Republic. The political thought of Elie Luzac (1721-1796) (Speculum historiale XIII; Assen [etc]: Van Gorcum, 1993, ix + 218 blz., ƒ49,50, ISBN 90 232 2743 3). In this study of one eighteenth-century Dutch man of letters, Wyger Velema has made a major contribution to the understanding of the European Enlightenment as a whole. As a publisher, political publicist and philosophical jurist of remarkable energy and range, Elie Luzac is an important and interesting figure in his own right; but he is not less significant as the exponent of philosophical and political positions which differed from those often regarded as the mainstream of the Enlightenment, and thus as exemplifying the scope for vigorous disagreement among the Enlightenment's adherents.
    [Show full text]
  • 'Leiden and Censorship During the 1780S. the Overraam Affair And
    ‘Leiden and censorship during the 1780s. The Overraam affair and Elie Luzac on the freedom of the press’, in: J.W. Koopmans (ed.), News and politics in early modern Europe (1500- 1800), Leuven/Parijs/Dudley 2005. Leiden and censorship during the 1780s The Overraam affair and Elie Luzac on the freedom of the press RIETJE VAN VLIET One of Leiden’s city gates, the Hogewoerdsepoort, was in the eighteenth century an important meeting place for citizens, tradesmen and travellers, because it was there that the tow barge from and to Utrecht arrived. Not far from this place began the Hoge Rijndijk, now largely part of the territory of Leiderdorp. At the time, however, it was juridically and administratively part of the manor of Zoeterwoude and consequently it was answerable to the bailiwick of Rijnland. There were several locations on the Hoge Rijndijk where the inhabitants of Leiden could go to find rest and relaxation. One of these inns was called Het Fonteintje, where the captains of the Leiden booksellers’ industry would meet twice a year to eat ‘a bit o’ fish’ with their spouses ‘to maintain the ties of friendship’. The place was also a favourite with students,1 and in the 1780s it was a meeting point for patriots. We know for instance that the riotous Jan Pieter van der Steen went there with a number of students for a ball game and – riding back slowly on the way home in a chaise or cabriolet harnessed with two horses – hurled abuse at passers-by: ‘Here with you, ye Oranje Blighters!’ They also sang songs that were insulting to the stadholder.2 The revellers may very well have encountered the Orangists at Overraam, a good place to be thanks to the presence of summer houses, a hothouse, pineapple plants and even vineyards.
    [Show full text]
  • American Intelligence Networks in the Eighteenth-Century Dutch Republic
    Itinerario, Vol. 45, No. 1, 99–123. © The Author(s), 2021. Published by Cambridge University Press on behalf of Research Institute for History, Leiden University. This is an Open Access article, distributed under the terms of the Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives licence (http://creativecommons.org/licenses/by- nc-nd/4.0/), which permits non-commercial re-use, distribution, and reproduction in any medium, provided the original work is unaltered and is properly cited. The written permission of Cambridge University Press must be obtained for commercial re-use or in order to create a derivative work. doi:10.1017/S0165115321000036 “No Intrigue Is Spared”: Anglo- American Intelligence Networks in the Eighteenth-Century Dutch Republic MATTHIJS TIELEMAN E-mail: [email protected] This article surveys previously underexamined American and British intelligence networks that operated in the Netherlands during the eighteenth century and demonstrates the rele- vance of the eighteenth-century Dutch Republic to the larger history of the Netherlands, early modern Europe, and the revolutionary Atlantic. The Dutch Republic’s favourable geo- graphic location, its postal services, its sophisticated press, and its mercantile economy made it an ideal place to extract information and build intelligence networks, shaping power politics in the eighteenth-century British Atlantic. Additionally, this article illustrates how these Anglo-American intelligence networks affected the Dutch Republic and the revolutionary Atlantic. In
    [Show full text]
  • Elie LUZAC (1721-1796)
    Lemma gepubliceerd in: Dictionary of Seventeenth and Eighteenth-Century Dutch Philosophers, 2 delen. Geredigeerd door Wiep van Bunge, Henri Krop, Bart Leeuwenburgh, Han van Ruler, Paul Schuurman en Michiel Wielema, Bristol: Thoemmes Press 2003. Elie LUZAC (1721-1796) Rietje van Vliet Elie Luzac junior was born on 19 October 1721 in the small coastal village Noordwijk, about ten miles away from Leiden, the city where he lived almost his whole life. He was the son of Elie Luzac senior and Anne-Marie Cabrolle. He married three times: first on 3 November 1750 with Ernestine Auguste Treu (from Altona) from whom he got in 1751 one daughter, Anne Marie Dorothee. Unfortunately his wife died in childbirth. After a short affair with Anne Danjée, daughter of one of his employees, from whom he got the bastard-son Elie Danjée, Elie junior married on 26 June 1763 Marie Massuet, daughter of the famous Amsterdam physician and publicist Pierre Massuet. In 1766 she gave birth to one child: Anne Luzac. Shortly afterwards Marie Massuet died. After being a widower for fourteen years Elie Luzac married on 2 April 1780 Geertruy in ’t Hout, widow of the Leiden music teacher Johan Anthonie Carbrijn. She had already one daughter: Maria Geertruy in ’t Hout. Elie Luzac died on 11 May 1796 and was burried in the former Vrouwenkerk in Leiden. Elie Luzac was a member of Leiden’s Walloon Church. The Huguenot refugee family Luzac brought forth several famous descendants. The uncle of Elie, Etienne Luzac (1706-1787), had since 1738 the direction of the Gazette de Leyde.
    [Show full text]