Herman Paul Rousseau in de Re~ubliek Nederlandse reacties op de burgerlijke godsdienst van Jean-Jacques Rousseau Hoe werd Rousseau's kritiek op het christendom in Du contrat social ontvangen door de Nederlandse publieke opinie? Herman Paul meent, contra oudere theorieën, dat Rousseau's ideeën wel degelijk invloed hadden op het Nederlandse publieke debat.

Jean-Jacques Rousseau kan zonder twijfel een van de meest spraakma­ Du kende denkers van de achttiende eeuw genoemd worden. Zijn Emile en contrat social maakten veel reacties los. Rousseaus onconventionele ge­ en dachten leverden afkeurende pamfletten, verscheidene Anti-Emiles maatregelen van overheidszijde op. Natuurlijk speelden zulke beroerin­ De gen Rousseau meer in de kaart dan dat ze hem het zwijgen oplegden. te soms felle kritieken nodigden juist uit het werk van de Franse filosoof lezen. Velen kwamen hierdoor op de hoogte van Rousseaus fIlosofie. Publicatie van zijn geschriften was daarnaast nauwelijks te dwarsbomen, want Rousseau kon moeiteloos uitwijken naar , waar uitgever Marc-Michel Rey zich van verschijningsverboden weinig aantrok. Rousseau hoe had dus een Nederlandse uitgever. Dit roept gemakkelijk de vraag op zijn werk in de Republiek werd ontvangen. De enige publicatie die op deze vraag een antwoord geeft, is Walter licht Gobbers' dissertatie Jean-Jacques Rousseau in Holland, die in 1963 het zelfs zag. Het boek werd destijds door recensenten met vreugde begroet en bekroond door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkun­ de. 1 Niet zonder reden, want de auteur had een geweldige hoeveelheid reac­ werk verzet. Niet alleen had hij systematisch alle vertalingen van en ties op La nouvelle Héloïse, de beide Discours, Du contrat social en Emile onderzocht; ook gafhij een uitvoerig overzicht van de Nederland e litera- du Nord 47 Be prekingen van Solange Deyon en Henri 1. Brugmans in resp. Revue (1965) 142-143 en Comparative [iterature 18 (1966) 366-368. 103 Paul

tuur tegen het einde van de achttiende eeuw, op zoek naar invloeden van Rousseau. Deze invloeden waren, naar Gobbers' oordeel, zeer gering. Terwijl de publicaties van Rousseau in Frankrijk veel ophefveroorzaakten, '...was de Hollander te nuchter kritisch aangelegd om (... ) zijn [Rousseaus] para­ doxen en gevaarlijke extremismen te slikken.'2 De hartstochten van Héloïse pasten niet in de bezadigde Republiek, de contractleer was te hypothetisch en ook Emile was te weinig praktisch voor het Nederlandse volk. Onder patriotten nam na 1789 de aandacht voor Rousseaus politieke denken iets toe, '...maar dat belette niet, dat de extremismen van de Franse wijsbe­ geerte en vooral haar houding tegenover de godsdienstige problemen, ook hen afschrikten en af en toe deden aarzelen.'3 Rousseaus invloed in Ne­ derland was, kortom, miniem. Toch is hiermee niet het laatste woord gezegd. Gobbers' boek is-type­ rend voor de jaren zestig-gekleurd door een nogal positivistische visie op wat 'invloed' is. Gobbers spreekt pas over 'invloed' als een auteur expliciet aan Rousseau refereert en dat bovendien ook nog in positieve zin doet. Beide voorwaarden zijn echter allerminst vanzelfsprekend. Het is immers heel goed voorstelbaar dat een auteur weliswaar kritiek had, maar onder­ tussen zijn gedachten volledig liet bepalen door hetgeen Rousseau had aangedragen. Ook in negatieve zin kon een geschrift beïnvloedend wer­ ken. Zelfs als schrijvers Rousseau volledig afwezen, kon dit uiteraard sa­ mengaan met een grondige kennis van diens werk. Het is daarom nodig het begrip 'invloed' in minder exclusieve zin te gebruiken. Door de term iets op te rekken, kunnen ook ongearticuleerde, sluipende invloeden erin gevangen worden. Hiermee samenhangend is het mogelijk het bronnen­ materiaal op een meer conceptuele manier te lezen. Van welk vocabulaire bedienden de schrijvers zich? Over welke onderwerpen lieten ze zich uit en-minstens even belangrijk-over welke spraken ze bij voorkeur niet? Welke argumentaties gebruikten ze en met wie wilden ze in discussie zijn? Een dergelijke lezing kan veel meer onthullen dan de werkwijze van Gobbers. In dit artikel geef ik hiertoe een kleine aanzet. Bij wijze van voorbeeld neem ik in het onderstaande de receptie van Rousseaus kritiek op het christendom, zoals verwoord in Du contrat social, onder de loep. Omdat

2 Walter Gobbers, Jean-Jacques Rousseau in Holland. Een onderzoek naar de invloed van de mens en het werk (ca. 1760-ca. 1810) (Gent 1963) 365,366. 3 Ibidem, 218. 104 Supplement

uit­ Rousseau zich hier onomwonden uitspreekt over het heikele punt bij stek van de Nederlandse Verlichting-de plaats van religie in de samenle­ vint-lijkt deze casus uitstekend geschikt om zijn invloed in de Repu­ van bliek (vanaf 1795 de Bataafse Republiek) te traceren. Aan de hand enkele recensies van Du contrat social wordt duidelijk dat de bestaande literatuur hierover een forse revisie behoeft.

Religion civile acht­ De meest aanstootgevende passage van Du contrat social was, voor het tiende-eeuwse publiek, het voorlaatste hoofdstuk. Hierin zet Rousseau een uiteen dat de samenleving het meest gebaat is bij een religion civile; van burgerlijke godsdienst die deugd en naastenliefde nastreeft omwille maatschappelijke cohesie. Weliswaar verkondigt ook het christendom dergelijke deugden, maar met een geheel andere doelstelling. Voor chris­ Gods tenen, zo klaagt Rousseau, heeft het burgerschap van het koninkrijk een hogere prioriteit dan dat van een aardse maatschappij. Deze houding staat een volkomen loyaliteit jegens de samenleving in de weg en bedreigt dus de politieke orde. Ter voorkoming hiervan moet de door Rousseau van beoogde religion civile zich beperken tot het propageren van 'gevoelens maatschappelijkheid'. Waar de diverse godsdiensten doorgaans trachten zich met dogma's van elkaar te onderscheiden, roept Rousseau de gelovi­ uit gen juist op hun grootste gemene deler te zoeken-een deler die proclamatie van goede zeden en deugden bestaat. Zoals de Sovoyaardse kapelaan in Emile vermaant: is, De eredienst die God van ons vraagt is die van het hart; en als die oprecht is hij altijd uniform; het getuigt wel van dwaze ijdelheid zich in te beelden dat God zoveel belang hecht aan de snit van het priestergewaad, aan de volgorde van de woorden die de priester uitspreekt, de gebaren die hij aan het altaar maakt, en de manier waarop hij knielt. 5 in: Figu­ 4 W.W. Mijnhardt, 'De Nederlandse Verlichting: een terreinverkenning', 1979) ren en figuraties. Acht opstellen aangeboden aan re. Boogman (Groningen nationali m 1-25, aldaar 20-21. Cf. id., 'The Dutch Enlightenment. Humanism, in the and decline', in: M.C. Jacob en W.W. Mijnhardt ed., The 1992) 197-223 eighteenth century. DeC/ine, Enlightenment, and revolution (Ithaca en ­ en J.W. Buisman, Tussen vroomheid en Verlichting. Een cultuurhistorisch (1755­ sociologisch onderzoek naar enkele aspecten van de Verlichting in Nederland 1810) (Zwolle 1992). Noël ed., vert. 5 Jean-Jacques Rousseau, Emile ofover de opvoeding, Jeanne-Marie 105 Paul

Ten slotte schuift hij ook de gedachte van goddelijke openbaring ter­ zijde. De vermeende openbaringen zijn niets anders dan producten van menselijke fantasie, laat Rousseau de vicaire zeggen. De bedoelde burger­ lijke godsdienst onderscheidt zich dus op een drietal punten van het chris­ tendom: ze jaagt maatschappelijke cohesie na, ze propageert louter deugd­ zaamheid en ze wijst iedere vorm van openbaring af. 6

'Zeer veel geruchts' Hoe werden deze overtuigingen nu in het overwegend christelijke Neder­ land ontvangen? Op aandrang van gereformeerde predikanten verbood in 1762 het Hofvan Holland de verkoop van Du contrat socia!. Uit het feit dat verschillende periodieken een recensie van het boek publiceerden, blijkt ech­ ter dat de censuur allerminst waterdicht was. Volgens de Leidse publicist Elie Luzac maakten de '...harssenvruchten van den Heer JEAN JA QUES ROUSSEAU, Citoyen de Geneve, (...) zeer veel geruchts; en zy worden zo algemeen gezogt, en doorgaans met zo veel graagte gelee­ zen.. .', dat Luzac zich verplicht achtte in zijn Nederlandsche letter-couranteen bespreking van deze hersenvruchten op te nemen.? Nu was Luzac internatio­ naal breed georiënteerd en het is daarom niet uitgesloten dat hij dit enthousiasme voor Du contract social niet in de Repu­ Anoniem portret van Elie Luzac ca. 1770 bliek, maar elders in Europa had aan-

Anneke Brassinga (3e druk; Amsterdam/Meppel 1989) 283-284. 6 Jean-Jacques Rousseau, Het maatschappelijk verdrag, of beginselen der staatsin­ richting, vert. S. van den Braak en G. van Roermund (2e druk; Amsterdam/Meppel 1997) 160-171. Voor de wijze waarop de notie van religion civile Rousseaus poli­ tieke filosofie schraagt. zie Arthur M. Melzer, 'The origin ofthe Counter-Enlighten­ ment. Rousseau and the new religion of sincerity', American political science re­ view 90 (1996) 344-360. 7 [Elie Luzac.J Nederlandsche letter-courant 8 II (1762) 52-54, 60-62, 67-69, 75-78 en 84-86, aldaar 52.

106 Supplement troffen. Dit doet echter niets af aan het feit dat Rousseaus boek, mede dankzij Luzacs bespreking, in Nederland bekendheid wist te verwerven. anti­ Waar de predikanten en het Hof van Holland struikelden over de zich godsdienstige uitlatingen van Rousseau, is het opmerkelijk dat Luzac weliswaar zeer kritisch tegenover het boek opstelde,8 maar dat de paragraaf over de religion civile onweersproken bleef. Durfde Luzac zich hierover geen oordeel aan te matigen?9 Deze terughoudendheid is ook zichtbaar in de recensies die volgden op de Nederlandse vertalingen van Du contrat social. Deze vertalingen lieten overigens zo'n dertig jaar op zich wachten; wat niet vreemd is als we beden­ ken dat het Frans in intellectuele kringen de voertaal was en dat Du contrat verta­ social dus zonder vertaling gemakkelijk toegankelijk was. De eerste door ling verscheen uiteindelijk, in twee delen, in 1793 en 1794 (gevolgd Een een tweede druk in 1795) en was verzorgd door patriot Winter Tromp. in de tweede, anonieme vertaling zag in 1796 het licht. Kennelijk nam jaren na de Franse Revolutie de belangstelling voor Rousseau toe; hetgeen ookblijkt uit het feit dat er ditmaal meer recensies in de vaderlandse perio­ lo dieken verschenen dan in de jaren zestig. Over het maatschappelijk ver­ Vader­ drag, zoals de Nederlandse titel luidde, passeerde de revue in de landsche bibliotheek van 1794 en 1795, alsook, een jaar later, in de opvolger geval van dit tijdschrift, de Nieuwe vaderlandsche bibliotheek. In het laatste de kritiseerde de recensent uitsluitend de gebrekkige vertaling, zonder op inhoud van Rousseaus geruchtmakende werk in te gaan. I I Ook in de Vader­ in dit landsche bibliotheek werden de kwaliteiten van de vertaler-Tromp geval-in twijfel getrokken~ maar hier treffen we tevens een korte bespre­ zoo king van Rousseaus politieke ideeën aan. 'Daar dezelve in deze dagen

is om de zaaken te 8 Ibidem, 86: '...dat de Heer ROUSSEAU in 't geheel niet opgeleid en dat hy tot verhandelen, daar hy het menschdom over meent te verlichten; de pen neer te welzyn van zich zclven, en zynen evennaasten, beter zoude doen, naamelyk den leggen, en zich te begeeven tot den arbeid dien hy met reden roemt; Landbouw.' d'un anonime 9 Ook in zijn uitgebreide weerlegging van Du contrat social in Lettre Rousseau in (Paris 1766) gaat Luzac aan de religion civile voorbij. Naar Gobbers, over Elie Holland, 214. Voor Luzac, zie E.H. Kossmann, 'Verlicht conservatisme: en voor­ Luzac', in: idem, Politieke theorie en geschiedenis. Verspreide opstellen drachten (Am terdam 1987) 234-254. 10 Cf. Gobbers, Rousseau il/ Holland, 73, 216. 1 I (1797) 249­ 11 Nieuwe vaderlandsche bibliotheek van wetenschap, kunst en smaak 250. 107 Paul

veel opgang gemaakt hebben, en zoo verschillend beäordeeld zijn, hebben wij ons een weinig langer bij dezelve opgehouden', aldus de recensent, 'Onze Lezers zelve beschouwen dezelve naauwkeurig, zij zullen zeker veele schoone gronden uit dezelve kunnen afleiden, maar tevens ontdekken, dat de Schrijver zijne bijzondere gevoelens heeft, en dat hij met oordeel en opmerking moet gelezen worden.' Om vervolgens te besluiten: 'Wij heb­ ben ons, om niet te breedvoerig te worden, van bijzondere aanmerkingen moeten onthouden."2 Het is opmerkelijk dat de schrijver, na te hebben geconstateerd dat Du contrat social veel opschudding veroorzaakt, zijn lezers op deze wijze een kritische beschouwing van Rousseaus gedachtengoed onthoudt. Hij vol­ staat met een samenvatting en doet geen poging uit te leggen wat hij met de 'schoone gronden' in het boek of met de 'bijzondere gevoelens' van de schrijver bedoelt. Dat de recensent zich geen oordeel wil aanmeten, blijkt uit de alinea die hij wijdt aan het gewraakte hoofdstuk over de religion civile: Dit Hoofdstuk is vrij breedvoerig, en wij kunnen ons over den inhoud deszel­ ven niet wel uitlaten, zonder de paalen van ons voorgeschreven bestek te overschreden. Te meer ook kunnen wij ons daar van verschoonen, daar het gevoelen van onzen Schrijver over dit onderwerp elders opzetlijk overwogen, en wederlegd is.'3

In een voetnoot verwijst de recensent dan naar het Algemeen magazyn van wetenschap, konst en smaak, dat in 1785 een beschouwing over de bur­ gerlijke godsdienst bij Rousseau bevatte. Voor we hierop onze aandacht richten, kunnen we vaststellen dat de recensent van de Vaderlandsche bi­ bliotheekzich niet in staat achtte binnen het bestek van de achttien pagina's die hem ter beschikking stonden, enkele kritische kanttekeningen bij het werk van Rousseau te plaatsen. Vergelijken we dit met de wijze waarop Luzac Du contrat social behandelde, dan rijst het vermoeden dat de recen­ sent zich over Rousseaus verdragstheorie en over diens kritiek op het chris­ tendom eenvoudigweg niet durfde uit te laten en zich daarom gemaks­ halve bij het Algemeen magazyn aansloot. Het is dan echter moeilijk vol te houden dat Rousseau in Nederland louter werd verguisd. De aarzeling van

12 Vaderlandsche bibliotheek van wetenschap, kunst en smaak 7 I (I795) 639-646, aldaar 646. De recensie van het eerste deel werd afgedrukt in 6 I (I794) 407-416. 13 Ibidem (I795) 645. 108 Supplement de Vaderlandsche bibliotheek zou een teken van ontluikende sympathie kunnen zijn-al valt dit vooralsnog niet te bewijzen.

'Tegen Rousseau verdedigd' In het Algemeen magazyn was van aarzeling daaren­ tegen weinig sprake. In zijn eerste jaargang nam dit tijdschrift een niet onderte­ kende beschouwing op on­ der de titel 'De betrekkin­ gen en invloed van den christen godsdienst op de burgermaatschappy tegen Rousseau verdeedigd'. Waar Rousseau de komst van Jezus op aarde als bron van interne verdeeldheid beschouwt, als oorsprong van de tegenstelling tussen door Quentin de la . .. Een portret van Jean-Jacques Rousseau theologIsch en polItIek Tour. Uit de collectie van Musée Carnavalet te Parijs. denken'4 , ziet de schrijver van van het Algemeen magazyn daarin juist een heilzame interventie een Godswege in de zondige m~nsenwereld. De zondeval had definitief ooit einde gemaakt aan de paradijselijke situatie waarin Adam en Eva hadden verkeerd, maar dankzij Gods genade bleefhier en daar een glimp van van deze gelukzaligheid zichtbaar. De komst van Jezus en het ontstaan dit het christendom waren de bekroning van deze genade. Bovendien had alles een belangrijke uitstraling naar de samenleving, want waar Jezus' stem gehoord werd, bloeiden barmhartigheid en gerechtigheid als nimmer tevoren. Toen zegepraalde de waarheid en vertoonde zich in haer eenvoudig schoon; men zag de menschen elkander onderling erkennen als kinderen van denzelfden vader, en als broeders van het zelfde huisgezin omhelzen zonder onderscheid van rang oflandaart.

14 Rousseau, Maatschappelijk verdrag, 162-163. 109 Paul

Hier zag men den nedrigen wysgeer in een gemeenzaam gesprek met den eenvoudigen landman, wien de vermeten Stoicyn met den verschrikkelyken opslag van zyn gefronst gelaat op de vlugt had gedreven, wien de Scepticus met een' schamperen lach van verachting ter zyde zou hebben aangezien... 15 De onderlinge harmonie die door de komst van Jezus werd gerealiseerd, wordt hier beschreven in termen die herinneren aan wat Rousseau in Du contrat social over de christelijke godsdienst opmerkte: 'Door deze heilige, verheven en waarachtige godsdienst erkennen alle mensen, kinderen van dezelfde God, elkaar als broeders en vormen zij een gemeenschap die zelfs de dood niet vermag te ontbinden.'16 Beide schrijvers zijn het er bovendien over eens dat deze gemeenschap in eerste instantie niet politiek gekwalifi­ ceerd kan worden. Volgens de auteur van het Algemeen magazyn stond de instelling van een 'oppermagt' ofsouverein, die als het begin van de bur­ gerlijke samenleving en daarmee als de geboorte van d politiek beschouwd mag worden, juisthaaks op de weg die in de natuurstaat tot kennis van God kon . Een lang citaat moge dit duidelijk maken: Wanneer de menschen van haare oude doch oorspronkelyke eenvoudigheid verbasterende, het zo natuurlyk denkbeeld van een eerste oorzaak aller din­ gen verlooren, en, zy met den aanwas van hun geslacht in maatschappyen zamenvloeijende, het stadsgewoel de inspraak der natuurverdoofde, onder­ vonden zy echter wel ras de weldaadige hand van het Opperwezen in de eerste uitvinders der kunsten en geneugten des levens, wien zy, als zo veele afueeldzels [sic] der goddelyke goedheid, den wierook van dankbaarheid en erkentenis toezwaaiden, terwyl anderen de Natuur eerden in hare menigvuldige voortbrengzelen; en dus zou men by trappen van het gewrocht tot den oorsprong opklimmende, tot de kennis van den waaren God zyn wedergekeerd, zo niet eenige gesleepen bedriegers de ligtgeloovige eenvou­ digheid der onkundigen als een gereed middel hadden aangegreepen, om den weg te baanen tot eene oppermagt, die zy door hunne verdiensten niet bereiken konden. 17

15 'De betrekkingen en invloed van den christen godsdienst op de burgermaatschappy tegen Rou seau verdeedigd', Algemeen magazyn van wetenschap, konst en smaak 1 1(1785) 30-54, aldaar 58 (40). Nota bene: het genoemde artikel beslaat officieel de pagina's 30-32, 49-64 en 49-54. Het is evident dat het middendeel per abuis niet als 33-48, maar als 49-64 is gepagineerd. De verwijzingen in dit artikel betreffen de officiële paginanummers, met waar nodig tussen haakjes een correctie. 16 Rousseau, Maatschappelijk verdrag, 166. 17 'Betrekkingen en invloed', 31-32. 110 Supplement

Waar de auteur over de 'weldaadige hand' Gods schrijft, betoont hij zich een rechtzinnig calvinist. Hij plaatst zich echter op grote afstand van Calvijn waar hij suggereert dat de mensheid na de zondeval, mits ze niet gehinderd was door de instelling van een burgerlijke maatschappij, tot 'paradijselijke' kennis van God had kunnen terugkeren. Er lijkt in dit citaat eerder sprake te zijn van een natuurstaatconceptie à la Rousseau, waarin de mens vrij en onafhankelijkheid van zijn medemens door het leven gaat. IS Hieruit blijkt duidelijk de invloed van de Franse denker. Dit betekent echter niet dat de auteur mèt Rousseau een scherp con­ trast ziet tussen christelijke moraal en politieke betrokkenheid. Integen­ deel; Christus' komst op aarde schiep de mogelijkheid binnen het kader van de burgerlijke maatschappij als christen te leven. 'Eene duisterheid als die van den middernacht had het verstand overschaduwd, eene hardnekkige bedorvenheid het hart aangestoken.. .' 19 Maar temidden van deze duister­ nis kwam Jezus als het licht der wereld, 'om de zedelooze onkunde te geneezen', en als 'een volmaakt voorbeeld van onbevlekte deugd en smettelooze onschuld.'20 Jezus gaf zijn volgelingen geen opdracht hun gehoorzaamheid aan de Romeinse keizer op te zeggen, maar riep hen daar­ entegen op tot eensgezindheid en naastenliefde.21 Hoe kon dit beter gereali­ seerd worden dan in de burgerlijke samenleving? Bijgevolg deelde de poli­ 18 Rousseau, Maatschappelijk verdrag, 43-46. Het is opmerkelijk dat de auteur van het Algemeen magazyn hier uitsluiting zoekt bij Rousseaus natuurstaatconceptie, aangezien deze veelal als onrealistisch van de hand gewezen werd. Zie bijvoorbeeld [Adriaan Kluit,] De rechten van den mensch in Vrankrijk, geen gewaande rechten in Nederland, of betoog, dat die rechten bij het volk van Nederland in volle kracht genoten worden... (Amsterdam 1793) 257; A.H.L. Heeren, 'Over het ontstaan, den voortgang, en den praktischen invloed der politieke theorien in Europa', Vaderlandsch magazyn van wetenschap, kunst en smaak 4 I (l807) 61-128 (een vertaling van een gedeelte uit Heerens Kleine historische Schriften I-III [Göttingen 1803-1808]), aldaar 122-125; Hermannus Samuel Reimarus, De voornaamste waarheden van den natuurlyken Gods-dienst, in tien verhandelingen, op eene bevatbaare wyze verklaard en verdedigd..., vert. uit het Duits (2e druk; Leiden 1765) 472-506. Cf. de voorrede van dit werk van Johan Lulofs, m.n. xlvi-xlvii. In opmerkelijke bewoordingen vinden we een aan Rousseaus natuurstaat verwante notie bij Bernardus Bosch, Redevoering, over het werk der Godlijke voorzienigheid in Neêrlands gezegende staatsom wending zigtbaar, eene stof van gejuich en lofzangen voor alle Batàven; uitgesproken op het feest ter eere van het Opperwezen... (Am­ sterdam 1795) 23-24. 19 'Betrekkingen en invloed', 55 (37). 20 Ibidem, 57 (39). 21 Ibidem, 52 (34). 111 Paul

tieke orde in de vruchten van het christelijke geloof. Zich beroepend op getuigenissen van Plinius de Jongere en keizer Julianus, stelt de auteur: Nooit zag men de eerste Christenen, die de eenvoudige lessen en het verhe­ ven voorbeeld van hunnen meester standvastig aankleevden eenige verdeeld­ heden of scheuringen in den burgerstaat verwekken. Nooit vond men deugdzamer menschen, gehoorzamer onderdanen, ja zy ware even brave soldaaten als getrouwe burgers. 22 Hier neemt de scribent van het Algemeen magazyn expliciet stelling in tegen Rousseau. Een dichotomie tussen christelijk geloof en maatschap­ pelijke betrokkenheid is naar zijn inzicht ten principale onmogelijk. Aan ontleent hij het gezegde, dat hoe meer de christenen '...zou­ den gelooven aan den Godsdienst verschuldigd te zyn, des te meer zouden zy denken aan het vaderland verpligt te weezen. '23 Al ligt het vaderland van een christen in de hemel; hij blijft tot zijn dood een burger van deze wereld en zal zijn verplichtingen ten opzichte van de staat naar eer en geweten nakomen.24 Rousseaus beeld van het christendom is daarom ver bezijden de waarheid, aldus de auteur: Er is waarlyk weinig vernuft nodig om aan alles eenen belachgelyken draai te geeven, en het zou even onrechtmatig weezen over de Christenheid te oordeelen, volgens de belachgelyke trekken, waar mede ROUSSEAU dezelve afschetst, als het zyn zoude den mensch naar een aap te schatten, ofover de Henriade te vonnissen naar het keerdicht van dat werk gemaakt. 25 Het bovenstaande maakt duidelijk dat, hoezeer de auteur ook met Rousseau van mening verschilde, het werk van deze Franse filosoof hem nadrukkelijk beïnvloed heeft. Als Gobbers dit artikel slechts een harts­ tochtelijke verdediging van het christendom noemt,26 gaat hij voorbij aan 22 Ibidem, 59 (41). 23 Ibidem, 60 (42). Cf. [Charles-Louis] Montesquieu, De l'esprit deslois, in: Oeuvres complètes 11, Roger Caillois ed. (Paris 1951) 719. 24 'Betrekkingen en invloed', 61 (43). Over Rousseaus opmerking dat christenen in tijden van land gevaar de straffende hand Gods zouden zegenen ofonverschillig zouden staan ten opzichte van de uitkomst van een oorlog (Maatschappelijk verdrag, 167) merkt de auteur op: 'K1ugtig en aartig te weezen omtrent zaaken van gewicht, komt veel eer naby aan eene kinderachtige dan aan eene wysgeerige handelwyze en diergelyke loopjes met klemmende redenen te wederleggen, zou even zo ongerymd zyn, als met kogels naar Insecten te chieten' (ibidem, 64 [46]). 25 Ibidem, 61 (43). De Henriade is een epos van Voltaire (1723). 26 Gobbers, Rousseau in Holland, 215. 112 Supplement het feit dat de schrijver de Rousseauiaanse notie van een natuurstaat zon­ der noemenswaardige aanpassing overnam, al probeerde hij deze te inte­ greren met het christelijke patroon van schepping, zonde en verlossing.

Conclusie Hoeveel ophefRousseaus werk in Europa ook maakte; de meeste Neder­ landse recensenten van Du contrat socialwaagden zich niet aan een beoor­ zij deling van de notie van burgerlijke godsdienst. Het vermoeden rijst dat sa­ bij voorkeur vermeden in te gaan op de relatie tussen godsdienst en menleving. Een uitzondering hierop vormt het Algemeen magazyn, waarin een anonieme auteur over de religion civile met Rousseau in discussie gaat. Deze tekst toont tussen de regels door hoezeer het denken van de auteur het door Rousseau gestempeld is. Ondanks de polemische insteek van artikel, maakt de schrijver gebruik van het vocabulaire en het instru­ met mentarium van Rousseau. Hieruit blijkt een grondige vertrouwdheid en beïnvloeding door het werk van de Franse denker. Uiteindelijk ver­ schillen zijn opvattingen minder van Rousseaus denkbeelden dan Gobbers suggereert. Op basis van de recensies die in het bovenstaande zijn besproken, kan Gobbers' centrale these-Rousseaus invloed in Nederland was minimaal­ de nog niet worden gefalsificeerd. Wel schept de conceptuele lezing van teksten over de burgerlijke godsdienst vermoedens die met Gobbers' werk in tegenspraak zijn. Zelfs als schrijvers het flagrant met Rousseau oneens waren, impliceert dit allerminst dat zij niet door de Franse filosoof beïn• ge­ vloed werden. Op grond van de voorafgaande casus lijkt de hypothese in rechtvaardigd, dat Rousseau in Nederland heel wat meer losmaakte dan de bestaande literatuur wordt gesuggeerd.

113