Bijdrag En En Mededeelingen
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
BIJDRAG EN EN MEDEDEELINGEN VA.N HET HISTORISCH GENOOTSCIIAP (GEVESTIGD TE UTRECHT) ZES EN VIJFTIOSTE DEEL <><:-.1><>- KEMINK ZOON N.V. OVER DEN DOM - DOMPLEIN 2 - TE UTRECHT 1935 ELECTR. DRUKKERIJ KEMINK & ZOON N.V. - OVER DEN DOM - UTRECHT. INHOUD. Bladz. VERSLAG VAN HET BESTUUR OVER HET DIENSTJAAR 1934 V EIJLAGEN VAN HET VERSLAG: A. NAAMLIJST DER LEDEN VAN HET GENOOTSCHAP. XV B. KASOVERZICHT VAN HET GENOOTSCHAP 1934. XXXVI C. JAARVERSLAG VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE HISTORISCH-STATISTISCHE RAARTEN VAN NEDER- LAND OVER 1934 . xxxvm D. VERSLAG VAN DE ALGEMEENE VERGADERING DER LEDEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP, GEHOUDEN OP WOENSDAG 4 APRIL 1934 IN HET RESTAURANT ROYAL TR ARNHEM . XXXIX STUEKEN BETREFFENDE KETTERIJ EN BEELDENSTORM TE VENLO, medegedeeld door J. C. J. KLEIJNTJES S.J ... 1 HET DAGBOEK VAN DEN KEULSCHEN NUNTIUS AGOSTINO FRAN- GEHOUDEN TIJDENS ZIJN VOORZITTERSCHAP VAN HET VREDESCONGRES TE AKEN (1668), medegedeeld door G. P. J GIEZENA AR 69 TWEE ,,NIET TER DRUKPERSSE BEREIDE " GESCHRIFTEN VAN PIETER DE LA COURT, medegedeeld door DR. J. H. KERNKAMP . 151 DE INBOEDEL VAN HET KASTEEL TE BREDA IN 1567, medegedeeld door M. W. JURRIAANSE . 215 ERIEVEN VAN EMANUEL VAN METEREN EN VAN PIETER BOR, medegedeeld door DR. Z. W. SNELLER .. 261 VERSLAG VAN HET BESTUUR OVER HET DIENSTJAAR 1934. In tegenstelling met voorafgaande jaren bracht 1934 eenige veranderingen in de samenstelling van het Bestuur. In het voorjaar deelde Prof. Mr. R. Fruin ons merle, dat hij wegens gezondheidsredenen ontslag nam als buitenlid van ons Bestuur. Wij hebben de motieven, die ons medelid tot zijn besluit hadden gebracht, kunnen billijken en ons daarbij neer- gelegd en de gelegenheid, dat wij hem dit mededeelden, te baat genomen, om den beer Fruin hartelijk dank te zeggen voor al wat hij gedurende een lange reeks van jaren, eerst, tijdens zijn werkzaamheid te Utrecht, als tweede secretaris van 1893 tot 1894 en daarna als lid van het Algemeen Be- stuur van 1915 tot 1920 en van 1923 tot thans voor het His- torisch Genootschap heeft gedaan, om nog te zwijgen van de door hem in de uitgaven van het Genootschap bewerkte pu- blicaties. Zijn opvolger als hoofd van het Algemeen Rijks- archief, Mr. R. Bijlsma, wien wij verzocht hebben de plaats van zijn voorganger ook in ons Bestuur in te nemen, heeft tot onze voldoening aan onze roepstem gehoor gegeven. Tegen het einde van het verslagjaar onderging het Bestuur een tweede wijziging: deze gelukkig zonder afscheid. De Penningmeester, Dr. K. Heeringa, die zijn functie sedert 1922 met niet genoeg te prijzen toewijding had bekleed, ging Utrecht metterwoon verlaten en was, hoewel hij zich onder den rook der stad ging vestigen, de meening toegedaan, dat deze omstandigheid aan de juiste vervulling van zijn penning- meesterschap in den weg zou staan. Ook bij zijn besluit heb- ben wij ons neergelegd, dock gelukkig, hem bereid gevonden, als ambteloos lid van het Utrechtsch Bestuur ons het voor- recht van zijn aangenaam gezelschap en zijn wetenschappe- lijke adviezen te doen blijven genieten. Zijn plaats als Pen- ningmeester werd op ons verzoek ingenomen door zijn opvol- ger aan het Rijks-archief in de provincie Utrecht, Jhr. Mr. B. M. de jonge van Ellemeet, lien wij — nadat hij in vroe- VI ger jaren daarvan reeds gedurende vijf jaren deel had uit- gemaakt gaarne thans weer in het Bestuur opnamen. In het jaar, waarover wij hier verslag uitbrengen, verga- derden de Utrechtsche, als naar gewoonte, tweemaal met de buitenbestuursieden en wel op 3 April en 27 October. De lijst der eereleden van het Genootschap onderging in 1934 geen verandering. Hetzelfde kan niet gezegd worden van die der gewone leden. Weer was het getal groot dergenen, die — voor het meerendeel op grond van economische over- wegingen — hun lidmaatschap opzegden, terwij1 ook de dood ons ledental niet spaarde en wij tot ons leedwezen eenige malen ook genoodzaakt waren, leden wegens wanbetaling af te voeren. Zoodoende hadden wij aan het einde van het jaar een verlies van 64 gewone leden te boeken, welk verlies echter tot onze niet geringe voldoening weer grootendeels werd ingehaald, doordat bij den aanvang van het thans inge- treden nieuwe jaar van hen, die wij daartoe hadden uitge- noodigd, er 55 bereid gevonden werden, het lidmaatschap van het Historisch Genootschap te az-mvaarden. Evenals in ons vorig jaarverslag moeten wij er nog weer eens op wijzen, dat het bedanken voor het lidmaatschap ge- schieden moet voor of op den laatsten dag van het jaar, waar- in men wenscht op te houden lid te zijn, terwijl het ons ook gewenscht is gebleken, in verband met een eenige malen daar- over gerezen misverstand, hier te doen opmerken, dat uit den aard der zaak alinea 2 van artikel 9 der genootschapswet geldend blijft, ook indien door bijzondere omstandigheden hunne benoeming de nieuwe leden eenigen tijd na den 'sten Januari bereikt. Bij den ingang van het jaar 1935 telde het Genootschap 16 eere- en 631 gewone leden (zie bijlage A). 'Pen aanzien van het door het Genootschap onderhouden ruilverkeer met zijn binnen- en buitenlandsche betrekkingen behoeft ook ditmaal niet veel bericht te worden. Met den Oldenburger Verein. fiir Landesgeschichte und Altertumskun- den werd nieuw ruilverkeer aangegaan, waarbij wij tegen het door die vereeniging gepubliceerde Jahrbuch onze Bijdragen en Medcdeelingen zullen leveren. Een ten vorige jare ver- melde poging, om lancrs den weg van het ruilverkeer het Oldenburger Urkunde7ibuch,b te -verwerven, mocht daarente- gen niet slagen. Overigens werd de gewone briefwisseling over aangelegenheden van internen aard. met onze ruilbetrek- kingen gevoerd. VII Wat de Boekerij en de verzameling handschriften van het Genootschap aangaat, zij volstaan met de mededeeling, dat zij geregeld blijven aangroeien, zoo door ruiling en schenking als door aankoop. Van het langs den weg der schenking in het verslagjaar verworvene mogen hier vermeld worden : voor de verzameling handschriften een drietal opstellen van de hand van een tijdgenoot over door hem beleefde gebeurtenis- sen, welke geschriften echter eerst na een lange reeks van, jaren mogen gebruikt of gepubliceerd worden ; dan een om- vangrijke verzameling origineele brieven van de hand van Gijsbert Jan van Hardenbroek van Lokhorst aan den baron. van Lijnden van Lunenburg, door den heer Dr. W. C. A. ba- ron van Vredenburch te 's-Gravenhage en de gebruikelijke afschriften, door den heer F. Vogels aldaar geschonken; en voor de Boekerij : het lijvige werk, bevattende de brieven van. Louis de Geer, uitgegeven door het eerelid van het Genoot- schap, Dr. E. W. Dahigren te Stockholm, en door dezen ook aan onze Boekerij geschonken, alsmede de Catalogus der plat- tegronden der stad Amsterdam, lien de Archivaris Bier stad ons deed toekomen. Wat de finantiEn van het Genootschap en van het Leesge- zelschap aangaat, worde in hoofdzaak verwezen naar de ach- ter dit versiag volgende bijlage B. Het jaar 1934 begon voor het Genootschap met een saldo in kas van f 5735.365 en ein- digde met een zoodanig overschot van f 5984.065, zoodat een vooruitgang der middelen met f 248.70 te constateeren valt. Het Leesgezelschap had daarentegen weer een nadeelig slot en wel nu van f 48.06. Gedurende het verslagjaar hebben wij ons voorts meermalen met den geldelijken toestand van het Genootschap bezig te houden gehad. Naar aanleiding van een van meer dan een zijde tot ons gerichte aansporing, om tot verlaging der contributie over te gaan, hebben eenige leden van het Bestuur in den zomer een uitvoerige memorie opgesteld over de finantien van het Genootschap en haar ontwikkeling gedurende de afgeloopen twintig jaren, welk stuk, na eerst in onze gewone vergaderingen te zijn besproken, in de Algemeene Vergadering in het najaar in behandeling is gekomen. Het bestuur in pleno heeft zich toen kunnen vereenigen met de conclusies uit genoemd rap- port getrokken, die door het Utrechtsche waren voorgesteld. Van deze conclusies volge hier een overzicht. Hoewel, over een tijdperk van twee decenniEn bekeken, de VIII geldelijke toestand niet ongunstig mag genoemd worden, zijn er in de toekomst een drietal minder gunstige factoren in het vooruitzicht, die ons beletten zullen, om het geopperde denk- beeld van verlaging der contributie te verwezenlijken. Het zijn : het geregeld terugloopen van het ledenaantal, dat zeer zeker voorloopig nog niet tot staan zal komen, ook indien de jaarlijksche bijdrage werd verlaagd ; dan de aan- zienlijke eischen, die in de naaste toekomst aan het kapitaal van het Genootschap zullen gesteld worden door de uitgave van de voortzetting der Correspondance de Marguerite de Parme en der Acta et Decreta van den Utrechtschen Acade- mischen Senaat; en ten derde de rentevermindering uit dat kapitaal ten gevolge van conversie en vermindering van het kapitaalsbedrag zelve, terwijl ook de belasting op de goederen in de doode hand het bedrag der vaste uitgaven is komen ver- hoogen. De middelen nu, om deze vermeerdering van uitgaven op te vangen, zullen dus alleen kunnen zijn : vermindering, zoo mogelijk, van de productie van onze pers en verlaging van de drukkosten. Op die bekrimping op de productie komen wij beneden terug ; wat daarentegen de besparing op de kosten daarvan aangaat, kunnen wij reeds hier mededeelen, dat be- sprekingen, in de laatste maanden des jaars met onze uitge- vers en drukkers gevoerd, tot een nieuw contract heb- ben geleid, waarbij wij een niet onaanzienlijke verlaging van het tarief der drukkosten hebben verworven. Van de filialen van het Leesgezelschap vertoonde dat te Amersfoort in het afgeloopen jaar dusdanige teekenen van zwakte, dat wij vreezen moeten, het niet in het leven te zullen kunnen houden. Van de op 4 April 1934 te Arnhem gehouden Algemeene vergadering der leden van het Genootschap deden wij dit- maal geen afzonderlijk verslag het licht zien. Hierachter, als bijlage D, zal men een kort relaas van die bijeenkomst en van het daarop gevolgd bezoek aan het Legermuseum op het kasteel den Doorwerth aantref fen.