PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Verzamelde opstellen. Deel 2: Los in de ruimte 1966-1970 Geert Bekaert bron Geert Bekaert, Verzamelde opstellen. Deel 2: Los in de ruimte 1966-1970. Stichting Monumenten- en Landschapszorg, z.p. [Brussel] 1986 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/beka003verz02_01/colofon.htm © 2007 dbnl / Geert Bekaert 5 [Woord vooraf] Los in de Ruimte, het tweede volumen van Geert Bekaerts Verzamelde Opstellen, bevat onuitgegeven en uitgegeven teksten uit de jaren 1966-1970. De eerste zijn onder meer gelegenheidstoespraken - gesproken op vernissage, persconferentie e.d.; het gepubliceerde materiaal verscheen in diverse periodieken waaraan de auteur in die dagen als medewerker/redacteur verbonden was: De Standaard, Streven, Kunst- en Cultuuragenda, Tijdschrift voor Architectuur en Beeldende Kunsten (beide laatste in de referenties ingekort tot resp. K&C-agenda en TABK). De in boekvorm verschenen Pop, het wezen van de kunst, 1966, en Het einde van de architectuur, een lezing gehouden aan het Postuniversitair Centrum te Hasselt in 1965 en gepubliceerd in 1967, werden eveneens in deze bundeling opgenomen. Om het volume van de uitgave handzaam te houden werd verkozen In een of ander huis. Kerkbouw op een keerpunt, 1967, niet in te sluiten. De opvattingen van de auteur omtrent dit onderwerp zijn in diverse artikelen, verspreid over het eerste en tweede deel van deze verzameling, terug te vinden. Zoals in Stapstenen werd ook hier alle illustratie achterwege gelaten: niet alleen ontwikkelen de teksten een gedachtengang die zonder beeldende toelichting te volgen valt, ook horen de ‘beelden’ tot het gemeengoed van eenieder die in hedendaagse architectuur en beeldende kunsten geïnteresseerd is. Op stilistische aanpassingen na zijn de teksten weergegeven als in hun oorspronkelijke versie □ Geert Bekaert, Verzamelde opstellen. Deel 2: Los in de ruimte 1966-1970 7 Pop, het wezen van de kunst. Davidsfonds, Leuven, 1966. Que vais-je faire? Loin, loin, la raison, les règles, les bornes de l'art; j'aperçois un espace immense éclairé d'un feu nouveau. Honoré de Balzac Wie tussen 24 juni en 30 augustus 1964 het Haagse Gemeentemuseum heeft bezocht, waar de nieuwe realisten of hoe men ze ook noemen wil, hun intrede hadden gedaan met een uitgebreide expositie, merkte al van bij de ingang wat deze mensen met de kunst en de bezoeker voorhadden. Een catalogus was er niet te koop. Iedere bezoeker kreeg een vierenveertig pagina's dikke krant in de hand gestopt. Ze stond vol gewichtige informatie over alle soorten hedendaags realisme in de beeldende kunst, het sociaal realisme niet te na gesproken, en over alle mogelijke onder die vlag varende kunstenaars. Kennelijk wilde men daarmee laten zien dat kunst geen luxe-artikel is, waarover slechts op houtvrij kunstdrukpapier kan geschreven worden. Dat een catalogus bij een tentoonstelling geen bijkomstigheid mag zijn voor enkele geprivilegieerden die hem kunnen betalen. Eventueel kon men er ook een prik tegen de kunstcritici in zien die in hun kranten niet voldoende artistieke informatie brengen, maar hun geëerd publiek té hoofs naar de mond praten. En tenslotte, met omgekeerd effect, wees deze catalogus erop dat een krant een object is uit onze dagelijkse omgeving, dat ook wel eens met aandacht mag bekeken worden. Is pop-art populair? Hoe dan ook, de bezoeker werd ineens te midden van het fenomeen van de nieuwe kunst gezet. Met veel kennis van zaken speelden de organisatoren het spel van de nieuwe realisten mee. De onvermijdelijke gesofisticeerdheid namen ze op de koop toe. Want met zijn vele bio- en bibliografische gegevens en zijn talrijke opstellen in het specifieke vakjargon vormde de catalogus een belangrijke en duurzame documentatie, waarvoor krantenpapier nu eenmaal niet zo geschikt is. Hij bleek helemaal niet bedoeld te zijn om na een functioneel verbruik bij de uitgang van de tentoonstelling in de papiermand gegooid te worden. Vanzelf liet hij zien hoe dubbelzinnig het begrip ‘populair’ is dat men graag in verband brengt met het nieuwe realisme. De demonstratief-volkse en banale presentatie van dit soort catalogus vindt, net als het nieuwe realisme zelf, slechts weerklank in een intellectueel-artistieke context, en die wil men juist negeren. Men wil aantonen dat kunst voor iedereen is, dat kunst een alledaagse waarde is, dat ze niet buiten het concrete leven mag staan, maar men kan dit alles slechts waar maken voor mensen die nog een museum Geert Bekaert, Verzamelde opstellen. Deel 2: Los in de ruimte 1966-1970 8 bezoeken en waarde hechten aan een catalogus. Pop-art is inderdaad helemaal niet populair in de zin die men gewoonlijk aan dit woord geeft: pop-art is allesbehalve de kunst waar het volk naar vraagt. Het volk, net trouwens als de burger, vraagt naar kunst als naar een representatiesymbool van een hogere maatschappelijke rang, niet als een echte levenswaarde. Pop-art daarentegen wil de vitale krachten die in de massa leven door een artistieke bewustwording tot kunst verheffen. Ze gaat uit van de vraag die Novalis reeds stelde: ‘Gehörte nicht zur beharrlichen Mittelmässigkeit die meiste Kraft, und soll der Mensch mehr als einer aus dem Popolo sein?’ En door deze stellingname richt ze zich onwillekeurig tegen de burgerlijke cultuur om haar te doen ervaren hoe leeg en nihilistisch haar kunstvoorstelling is, hoe ver ze ook van de eigenlijke burgerlijke levensimpulsen af staat, hoe weinig vat ze heeft op de realiteit van vandaag. Pop-art wil juist die onbekende realiteit aan de orde stellen. Ze losmaken uit de valse voorstellingen die de mens er zich over maakt. Ze laten zien zoals ze is. Of juister nog, zelf leren zien zoals ze is. De reactie van de bezoeker in Den Haag was al even revelerend als de catalogus. Hij aanvaardde deze automatisch, vanzelfsprekend, op alles voorbereid. Hij keek er nauwelijks van op, vond hem hoogstens een beetje onhandig omdat hij er niet gemakkelijk zijn weg in vond. Natuurlijk kan men hier een vorm van geblazeerdheid in zien: de ingewijde laat niet graag zijn ergernis of verwondering blijken. Maar ik geloof dat er in deze onverschilligheid ook een flinke dosis luciditeit aanwezig is. Het ‘épater le bourgeois’, doet het niet meer bij het museumpubliek. Dit laat zich niet meer vangen aan oppervlakkige trucjes, vooral als die niet meer zo nieuw zijn. Het verontwaardigt zich er nog nauwelijks over wanneer zijn vertrouwde voorstellingen geweld wordt aangedaan. Het heeft ook de moderne kunstenaar al door. Het toetst diens werk op de werkelijkheidswaarde. In Gent, op de tentoonstelling Figuratie en Defiguratie, welke op hetzelfde ogenblik als die in Den Haag werd gehouden en waar de nieuwe realisten eveneens goed aan bod kwamen, waren er meisjes die zich nonchalant het zweet afveegden met een handdoek uit een compositie van Martial Raysse. Die hadden het begrepen. De secularizering van het kunstwerk is voor dit publiek een reëel feit geworden. Is pop-art kunst? Richtte de pop-art of het nieuwe realisme zich uitsluitend tot zo'n publiek, dan zou men bijna gaan menen dat de nieuwe kunst op zijn Don Quichotte's tegen windmolens aan 't vechten is. Men zou hierin een reden te meer vinden om de broeierige zelfaffirmatie van enkele onaangepasten die een stuk kunstgeschiedenis nog eens over willen doen, maar vlug te vergeten. Maar dan stoten we op de vraag: waar moet men gaan staan om een fenomeen te onderkennen? Pop-art te direct als kunst benaderen kan tot kortsluitingen Geert Bekaert, Verzamelde opstellen. Deel 2: Los in de ruimte 1966-1970 9 leiden. Hier is inderdaad een dubbel misverstand mogelijk, zowel van de kant van de niet-geïnteresseerde als van die van de kenner. De eerste heeft, in zijn zalige zelfgenoegzaamheid, helemaal geen behoefte aan welke vorm van kunst dan ook, tenzij aan diegene, als ze die naam nog verdient, die zijn zelfgenoegzaamheid een zekere artistieke glans verleent. De kenner van zijn kant, heeft ook de revolutie van de moderne kunst reeds in zijn intellectuele bagage geklasseerd; hij beheerst haar neutraal, zonder er nog door geraakt te worden. Zijn voorstelling van de kunst wordt wel voortdurend bijgewerkt en opgepoetst, maar blijft ongewijzigd. Met een vriendelijke geste wordt Peter Weiss' die Verfolgung und Ermordung Jean Paul Marats een leuk kijkspel of intellectueel gezwets genoemd. Men raakt er helemaal niet van ondersteboven. De eerste categorie - die van de leken - kan aan sommige voorstellingen van de pop-art nog een eerlijke pret beleven. De tweede ziet er slechts een nieuwe uitgave in van het reeds vertrouwde en achterhaalde dada met zijn uitlopers in het surrealisme. Tussen deze twee groepen in staan echter de lucieden: nuchter, sceptisch, maar hartstochtelijk geboeid door elke eerlijke poging om de mens zijn plaats in de wereld van vandaag terug te geven. Deze laatsten zijn het die de nieuwe realisten willen aanspreken. Alleen aan dit publiek kunnen ze hun mythologie van het alledaagse verklaren. Hun succes - men mag het dan nog als een handig georkestreerd modeverschijnsel opvatten - raakt ergens grond in de behoefte van de hedendaagse mens om achter de begrippen te raken en een zin te zien in het geringe, het banale, het toevallige, het automatische, het werkelijke van zijn actuele bestaan. De termen ‘nieuw realisme’ en ‘nieuwe realisten’ kunnen dienen om het kind een naam te geven. Maar de vele denominaties welke de directie van het Haagse Gemeentemuseum op de voorpagina van zijn cataloguskrant rond de algemene titel nieuwe realisten verzamelde, tonen wel aan dat het niet om een welafgelijnde groep kunstenaars, noch om een duidelijk te omschrijven beweging gaat, maar meer om een nieuw klimaat, een nieuw bewustzijn, waar velerhande aspecten samen heenwijzen. Er was sprake van nieuwe figuratie, object-schildering, pop-art, nouveau réalisme, traditioneel realisme, sociaal-realisme, nieuw realisme, en van constructies, collages, décollages, machines, schilderijen, accumulations, assemblages, kisten, beelden, en deze opsomming zou nog mogen aangevuld worden, bijvoorbeeld met new dada, yes-art, enz.