Hugo Van Der Goes. — Christus Beweend

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Hugo Van Der Goes. — Christus Beweend HUGO VAN DER GOES. — CHRISTUS BEWEEND. STAATSMUSEUM, WEENEN. HUGO VAN DER GOES, DOOR DR. J. M. C. VAN OVERBEEK. Toen het Kaiser-Friedrich-museum te Ber- als een tragisch noodlot niet het licht van zijn lijn in het jaar 1913 der kunstzinnige wereld rusteloos zoekenden geest met den nacht der zijne kerstgave bracht en het na veel strijdens verstandsverbijstering had overschaduwd. voor een millioenenbedrag verworvene Drie- De stad Gent, in de vijftiende eeuw nog koningenpaneel van Hugo van der Goes open- het middelpunt van het vrije streven des lijk tentoonstelde, werd de naam van den Vlaamschen burgerdoms en der prachtui- kunstenaar eene vernieuwde openbaring uit tingen van het pronkzuchtige Bourgcndische de roemvolle eeuw, die de schilderkunst der hof tegelijk, moet wel voor de geboorteplaats lage landen zag geboren worden. Eene eeuw- des meesters gehouden worden. Geen enkel van zoeken en tasten, meende men, waar ander authentiek document geeft ons hier- het werk van den genius van Maeseyck als een over bescheid, dan eene stadsrekening van lichtende baken den weg gewezen had, dien Leuven, die bij de vereffening eener eervolle zijne nakomers schromend volgden. opdracht in 1479 van hem melding maakt, De wetenschap der laatste veertig jaren als geboortig van Gent. had in Van der Goes het verbindingslid ge- Dat de stad Goes de eer zijner afkomst vonden, meer niet, tusschen de Aanbidding voor zich zou kunnen opvorderen, moet uit van het Lam der Genter broeders en de gebrek aan cenig bewijs ontkend worden, ter- Kruisafneming, waarin Ouintcn Massijs Ne- wijl evenmin de uitspraak van Marcus van derlandschen geest met Zuidelijk sentiment Vaemewijck, die hem in zijn boek „Van die had samengesmolten. beroerlicken tyden" henderd jaar na zijn De nieuwe Berlijnsche aanwinst gaf den overlijden „Hughe van der Leyden in Hol- stoot tot nog dieper indringen in de kunst lant" noemt, als zeker getuigenis kan wor- des meesters, tot eene uitbreiding der these, den aanvaard. die Scheibier in 1880 reeds had opgezet, Al hebben de oude kroniekschrijvers ons zonder echter genoegzame bew ijzc n daartoe te over Hugo's vaderstad geen nadere gegevens kunnen bijbrengen: „Hugo van der Goes over- overgeleverd, zoo was toch zijne kunst hoog treft alle navolgers der Van Eycks in waarde genoeg geschat, dat zijn naam door hen ver- en de meesten van hen in vruchtbaarheid." scheidene malen met eere vermeld werd. Door de onmiskenbare kracht, die uitgaat Jean Lemaire, dichter en geschiedschrijver van zijn levenswerk, zooals de nieuwere kri- van Anna van Brctagne, noemt hem in zijn tiek het heeft samengesteld, komt het helder gedicht „la couronne marguéritique" (1511): over ons: niet als een Petrus Christus, niet „Hugues de Gand, qui tant cut les tretz als Rogier van der Wcyden en de anderen netz". Lucas d'Heere zingt den lof van zijn gaat hij langs afgepaalde baan, zich passend werk in een sonnet van zijn „Hof ende Boom- in de voetstappen der voorgangers, maar een gaerd der Poesien" (1565). Marcus van frissche uitingsdrang woelde i zijne ziel, Vaemewijck geeft in zijne Historie van Belgis zijn geest zocht naar middelen, om nieuwe (1574) de beschrijving van alle zijn toen- kunstproblemcn te ontraadselen. Ongetwij- maals nog bestaande schilderijen in Gent en feld zou hij in zijn origineele scheppingslust in Brugge, terwijl Carel van Mander in het zich geheel hebben vrijgemaakt van de ban- „Schilderbceck"(i6o4)zijnle\ens\erhaalgeeft, den der Genter traditie, waarin vooral zijn zij het ook met de gewene onnauwkeurigheid vroege arbeid nog eenigermate gebonden ligt, van den compilatorischen legendenschrijver. LVIII. Elseviers No. 7. HUOO VAN DER GOES. DAVIP EN ABJGAÜL (MUSÉE DU CINQUANTENAJRE TE PRUSSEL). HUGO VAN DER GOES. Uit den loop zijner levensgeschiedenis zal niet slechts als diens groote bewonderaar blijken, dat het geen verwondering behoeft moet beschouwd worden, maar tevens als te wekken, als zijn naam zelfs verre over de zijn piëteitvolle navolger, die vooral in zijn Alpen beroemd was en dat een geschiedschrij- eerste werken zich niet aan de betoovering ver als Vasari (1550) en de Italiaansche be- der kleurenweelde in de scheppingen des schrijver der Nederlanden, Guicciardini (1567) grooten meesters kon onttrekken. hem met alle eere vermelden, al noemen zij Wij behoeven ons niet voor te stellen, dat hem met roerende overeenstemming Ugo Hugo zijne jonge jaren angstvallig tusschen d'Anversa, naar de stad, die, toen zij schre- de wallen zijner vaderstad doorbracht, in ven, als kunstcentrum de plaats van Gent slaafsche schoolverhouding tot de meester- en Brugge ingenomen had. werken, waarop Gent zich beroemen mocht. Een gewichtige vraag bij de beschouwing Met jeugdige begeestering moet hij met de van het kunstenaarsleven van Van der Goes toenmaals bekende meesters, met Van der moet eveneens alle aanspraak op documen- Weyden, met Jacques Daret, met Dirk taire beantwoording laten varen, de vraag Bouts in meer of minder intieme, — werke- n.L, wie zijn direkte leermeester geweest is. lijke of geestelijke —, verhouding gestaan Alleen op kunstkritische gronden kan tot hebben. Hunne werken zijn de trappen ge- dusver worden nagegaan, welke de school weest, waarover hij zich tot zijne eigene kan zijn geweest, waaruit zijne kunst is voort- hooge kunst heeft opgewerkt. gekomen. Dat hij zijne opleiding in de Noor- De eerste zekere sporen zijner werkzaam- delijke Nederlanden zou gehad heiben, zoo- heid vinden wij op een gebied, waarin hij als de onlangs overledene Karl Voll meende later nog blijken van groote vaardigheid zal te kunnen vaststellen, mag wel bij de andere geven, op het gebied der sierkunst. Het ongenoegzaam bewezen hypothesen gevoegd was geen alledaagsche gebeurtenis, bij welke worden, welke deze overigens zeer verdien- de naam van den jongen kunstenaar voer stelijke vorscher der vrocg-Nederlandsche 't eerst in het openbaar zou genoemd wor- kunst meende te kunnen opzetten. Wanneer den. Karel de Stoute zou in het jaar 1467 wij alle mogelijke invloeden van een Noor- Margaretha van York als zijne derde vrouw delijken Albrecht van Ouwater en eenige in feestelijke en blijde incomste zijne stad met name onbekende meesters der vroege Brugge binnenvoeren. De geweldige, pracht- 15de eeuw in de weegschaal leggen tegenover lievende vorst had voor die gelegenheid luis- die van de Van Eycks, Robert Campin tot terrijke feesten verordend. Paleis en vorsten- Dirk Bouts toe, moet de schaal zeker naar zalen niet alleen, maar geheel de stad, stra- de zijde der laatsten overslaan. ten en pleinen zouden met fantastische ver- Dat het verhaal van Van Mander, die kwisting aller kunsten, van schildering en Jan van Eyck als zijn leermeester aangeeft, levende beelden, in éénc machtige prcnkzaal onmogelijk is, blijkt alleen reeds hieruit, dat herschapen worden. Bij de maandenlange het sterfjaar van den grootmeester der Ne- voorbereidingen, waartoe de kunstenaars derlandsche kunst, 1441, ongeveer met het van-alle zijden des lands, van Arras en Va- geboortejaar van Hugo van der Goes moet lenciennes tot de Noordergrens van Vlaan- sameivallen. Daar deze toch in het jaar deren toe, werden opgeroepen, verschijnt 1482 in de kracht des levens stierf en hi] in Hugo schuchter op den achtergrond. Zijn 1467 eerst als meester in de Gentschc schil- loon van 14 schelling per dag is veel geringer dersgilde was opgenomen, ware een vroeger dan dat zijner stadgenooten, wier namen stellen van zijn geboortejaar onmogelijk. reeds lang vergeten zijn en wij moeten aan- In zoo verre kunnen wij echter Van der Goes nemen, dat hij bij de decoratie der stad den leerling van Van Eyck noemen, dat hij alleen ondergeschikten arbeid zal verricht HUGO VAN DER GOES. hebben. Weldra zou hij echter in de stad 1469 tot 1475 werd hij eenmaal tot gezworene zijner inwoning eene eerste plaats in de kunst- en driemaal tot deken van het gilde gekozen, wereld innemen, al werd hij kort na zijne In deze tijdspanne ligt welde vruchtbaarste werkzaamheid in Brugge, op den 5den Mei periode van zijn kunstenaarsloopbaan, van hetzelfde jaar 1467 eerst als meester in Een waas van dichterlijke gevoelsstem- het gilde van St. Lucas opgenomen. ming ligt over het eerste werk verbreid, waar- Eenmerkwaardige omstandigheid was het, van de oude schrijvers, van Vaernewijck, dat een der schil- d'Heere en Van ders van Diet- Mander berich- schcn stam, die ten. Het was een met hem den muurschildering roem der Neder- ten huize van landsche kunst zekeren Jacob naar Italië zou- WeytensteGent. den dragen, dat Naar hun getui- Joost van Was- genis vrij dde Van senhove, de late- der Goes de doch- re hofschilder ter van dezen van hertog Fede- Genter burger, rigo van Urbino, die een huis aan alsborgdemede- het „Muyder onderteekenaar Brugsken" be- was der akte. woonde, schil- waarin de nieuwe derde hij met meester zich ver- olieverf op een plichtte, zijn? doek, dat aan bijdrage aan het den schoorsteen- gilde, zes pond wand bevestigd en vier schelling, was, de geschie- in den tijd van denis van David zes jaar te zullen en Abigael en voldoen. Latere nam hij zijne bescheiden ge\ en bruid en zich zelf ons de zekerheid, tot modellen voor dat tusschen bei- de hoofdpersonen den een vriend- des Bijbelschen schappelijke ver- verhaals (Konin- houding bestaan gen XXV). HUGO VAN DER GOES. DE ZONDEVAL (DIPTIEK STAATSMUSEUM TE WEENEN). heeft, die zich Het was een in samenwerking op kunstgebied en in bur- gaarne in de kunst afgebeelde voorstelling, gerlijke betrekkingen uitte; zelfs, als van de geschiedenis, hoe de jonge David de on- Wassenhove over de bergen trok, was het gelukkige vrouw des hardvochtigen Nabals Van der Goes, die hem een gedeelte van het tot zijne vrouw genomen had. Bij den in- benoodigde reisgeld bezorgde. tocht van Philips den Goede, in het jaar 1458, Dra zou het vertrouwen der gildebroeders was zij met groote weelde van kleederen en hem tot de hoogste posten in de corporatie en sieraad in levend beeld voorgesteld. Onge- daarmede in het bestuur der stad openen, van lukkigerwijze is de oorspronkelijke schilderij HUGO VAN DER GOES.
Recommended publications
  • Reciprocal Desire in the Seventeenth Century
    CHAPTER 8 The Painting Looks Back: Reciprocal Desire in the Seventeenth Century Thijs Weststeijn The ancients attributed the invention of painting to an act of love: Butades’s daughter tracing her lover’s shadow on a wall, according to Pliny.1 Likewise, the greatest works were deemed to spring from the artist’s infatuation with his model, from Apelles and Campaspe to Raphael and his Fornarina.2 Ever since Ovid’s Ars amatoria, the art of love had been seen as a discipline more refined than the art of painting, which the Romans did not discuss with similar sophistication. By the late sixteenth century, however, courtiers’ literature had become a conduit between poetic and artistic endeavours, ensuring that the nuanced vocabulary of amorous talk affected the theory of painting.3 In Italian and Dutch sources, both the making and the appreciation of art were described in terms of the lover’s interest in a woman: Dame Pictura. She was a vrijster met vele vrijers: a lady with a host of swains, in the words of the artists’ biographer Cornelis de Bie.4 True artists came to their trade by falling helplessly in love The research resulting in this article was sponsored by The Netherlands Organisation for Scientific Research. 1 Bie Cornelis de, Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst (Antwerp, Meyssens van Monfort: 1661) 23. 2 Hoogstraten Samuel van, Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst (Rotterdam, Van Hoogstraten: 1678) 291: ‘Urbijn, toen hy verlieft was; Venus deede hem Venus op het schoonst ten toon brengen […] Het geen onmooglijk schijnt kan de liefde uitvoeren, want de geesten zijn wakkerst in verliefde zinnen’.
    [Show full text]
  • Curriculum Vitae of Maryan Wynn Ainsworth
    Curriculum Vitae of Maryan Wynn Ainsworth Department of European Paintings The Metropolitan Museum of Art 1000 Fifth Avenue New York, New York 10028 Phone: (212) 396-5172 Fax: (212) 396-5052 e-mail: [email protected] EDUCATION Yale University, New Haven, Conn., Department of History of Art Ph.D., May 1982 M. Phil., May 1976 Doctoral dissertation, “Bernart van Orley as a Designer of Tapestry” Oberlin College, Oberlin, Ohio, Department of Art History M.A., May 1973 B.A., January 1972 Master’s thesis, “The Master of St. Gudule” Independent art-history studies in Vienna (1969), Mainz (1973–74), and Brussels (1976–77) PROFESSIONAL EXPERIENCE The Metropolitan Museum of Art, New York Department of European Paintings Curator of European Paintings, 2002–present Research on Northern Renaissance paintings at The Metropolitan Museum of Art, with emphasis on the integration of technical examination of paintings with art-historical information; curating exhibitions; cataloguing the fifteenth- and sixteenth-century Netherlandish and German paintings in the collection; teaching courses on connoisseurship and Northern Renaissance paintings topics for Barnard College and Columbia University; directing the Slifka Fellowship program for art historians at the graduate level; departmental liaison and coordinator, European Paintings volunteers (2008–16) Paintings Conservation, Conservation Department Senior Research Fellow, 1992–2001 Research Fellow, 1987–92 Senior Research Associate, 1982–87 Research Investigator, 1981–82 Interdisciplinary research
    [Show full text]
  • 'Van Eyck: an Optical Revolution' in Ghent
    Wonderful introduction to Flanders in all its variety Exhibition visit to ‘Van Eyck: an Optical Revolution’ in Ghent included Visit led by renowned expert on Flemish painting & consultant on the exhibition Itinerary focuses on Van Eyck, Memling & other major Flemish renaissance masters Gentle pace with time for independent exploration Good hotel, wonderfully located & excellent Jan van Eyck, The Mystic Lamb, Ghent Altarpiece, food Ghent, St Bavo’s Cathedral Flanders was home to some of the greatest painters of the late medieval and renaissance periods. One of the most economically developed and culturally rich areas of Europe, it was ruled by the Dukes of Burgundy and subsequently by the Habsburgs, its wealth founded on the manufacture of high quality textiles and international trade. Cosmopolitan and enterprising, the great Flemish cities of Bruges and Ghent fostered developments that shaped the course of history, from international banking and the rise of printing to the Protestant Reformation. These cities were also centres of artistic innovation. It was here that in the early fifteenth century Jan van Eyck, through the meticulous observation of reality and the skilful manipulation of oil paint – an ‘optical revolution’, no less – developed a naturalistic pictorial language that was to influence artists as far afield as Italy. A second, parallel, approach was pioneered by Roger van der Weyden, based largely in Brussels, whose work, no less technically accomplished, strove for a more spiritual presentation of sacred narratives. Both men came to influence subsequent generations with Hugo van der Goes in Ghent and above all, Hans Memling in Bruges, at the forefront of later developments.
    [Show full text]
  • Chapter 1. in Search of Memling in Rogier's Workshop
    CHAPTER 1. IN SEARCH OF MEMLING IN ROGIER’S WORKSHOP Scholars have long assumed that Memling trained with Rogier van der Weyden in Brussels,1 although no documents place him in Rogier’s workshop. Yet several sixteenth-century sources link the two artists, and Memling’s works refl ect a knowledge of many of Rogier’s fi gure types, compositions, and iconographical motifs. Such resemblances do not prove that Memling was Rogier’s apprentice, however, for Rogier was quoted extensively well into the sixteenth century by a variety of artists who did not train with him. In fact, Memling’s paintings are far from cop- ies of their Rogierian prototypes, belying the traditional argument that he saw them in Rogier’s workshop. Although drawings of these paintings remained in Rogier’s workshop long after his death, the paintings themselves left Brussels well before the period of Memling’s presumed apprenticeship with Rogier from 1459 or 1460 until Rogier’s death in 1464.2 Writers have often suggested that Memling participated in some of Rogier’s paintings, al- though no evidence of his hand has been found in the technical examinations of paintings in the Rogier group.3 One might argue that his style would naturally be obscured in these works because assistants were trained to work in the style of the master.4 Yet other styles have been revealed in the underdrawing of a number of paintings of the Rogier group; this is especially true of the Beaune and Columba Altarpieces (pl. 3 and fi g. 9), the two works with which paintings by Memling are so often associated.5 Molly Faries and Maryan Ainsworth have demonstrated that some of Memling’s early works contain brush underdrawings in a style remarkably close to that of the underdrawings in paint- ings of the Rogier group, and they have argued that Memling must have learned this technique in Rogier’s workshop.6 Although these arguments are convincing, they do not establish when and in what capacity Memling entered Rogier’s workshop or how long he remained there.
    [Show full text]
  • Flemish Paintings Loaned by the Belgian^ Government to the National Gallery of Art the National Gallery of Art Announces That Te
    NATIONAL GALLERY OF ART rOR RELEASE WASHINGTON, D. C. SUNDAY, FEBRUARY 7, 1943 Flemish Paintings Loaned by the Belgian^ Government to the National Gallery of Art The National Gallery of Art announces that ten masterpieces of Flemish painting sent to this country by the Belgian Govern­ ment for the Worcester-Philadelphia Exhibition in 1939 will be placed on exhibition on Sunday after noon, February ?th, for an indefinite period. These paintings will be shown with a selec­ tion from the collection of the National Gallery in galleries 39 and 42 on the Main Floor. All but one of the pictures to be shown belong to the Royal Huseun of Brussels, and thus fortunately represent an important part of this great collection which has been saved from the disasters of the present war. The earliest painting in the group is a representation of the Virgin and Saint Anne-- a youthful work by Hugo Van der Goes, one of the principal masters of the Fifteenth Century Flemish School, who was destined through the famous Portinari Altarpiece now in the Uffizi Gallery in Florence to exert a profound influence on Italian art. Equally important is the Martyrdom of Saint Sebastian by Hans lleialing, probably painted for the Guild of- Archers in Bruges, where until the war many of his greatest portraits were to be found. In other pictures loaned by the Belgian Government the story of Flemish art can be traced from the fifteenth century through - 2 - the less familiar artists of the sixteenth century to its climax a hundred years later in the work of Rubens.
    [Show full text]
  • First Exhibition to Focus on Netherlandish Diptychs Premieres at the National Gallery of Art, Washington November 12, 2006–February 4, 2007
    Office of Press and Public Information Fourth Street and Constitution Av enue NW Washington, DC Phone: 202-842-6353 Fax: 202-789-3044 www.nga.gov/press Updated: November 6, 2006 First Exhibition to Focus on Netherlandish Diptychs Premieres at the National Gallery of Art, Washington November 12, 2006–February 4, 2007 lef t: Master of the Magdalen Legend Netherlandish, activ e c. 1475/1480 - 1525/1530 Virgin and Child, 1523, oil on panel, 24.4 x 14.5 cm (9 5/8 x 5 11/16 in.) right: Unknown Artist, Willem van Bibaut, 1523, oil on panel, 24.6 x 14.3 cm (9 11/16 x 5 5/8 in.), Priv ate Collection Washington, DC — For the first time an exhibition will focus on Netherlandish diptychs, featuring some of the most beautiful and intriguing paintings of the 15th and 16th centuries. Premiering at the National Gallery of Art, Washington, from November 12, 2006, through February 4, 2007, Prayers and Portraits: Unfolding the Netherlandish Diptych includes 89 paintings, presenting 37 complete diptychs or pairs of paintings, reuniting some panels that have been separated for centuries, with 22 pairs on loan in the United States for the first time. Often small and depicting religious images as well as portraits of donors, the diptychs were painted by such Renaissance masters such as Jan van Eyck, Hugo van der Goes, Hans Memling, and Rogier van der Weyden. After closing in Washington, the exhibition will travel to the only other venue worldwide: the Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerp, from March 3 through May 27, 2007.
    [Show full text]
  • Ontdek Schilder, Tekenaar Hugo Van Der Goes
    32366 Hugo van der Goes man / Zuid-Nederlands schilder, tekenaar Naamvarianten In dit veld worden niet-voorkeursnamen zoals die in bronnen zijn aangetroffen, vastgelegd en toegankelijk gemaakt. Dit zijn bijvoorbeeld andere schrijfwijzen, bijnamen of namen van getrouwde vrouwen met of juist zonder de achternaam van een echtgenoot. Van der Goes, Hugo Kwalificaties schilder, tekenaar Nationaliteit/school Zuid-Nederlands Geboren Gent 1440 ca. 1440, probably in Gent (Saur 2008) Overleden Brussel 1482 Roode Klooster Deze persoon/entiteit in andere databases 149 treffers in RKDimages als kunstenaar 49 treffers in RKDlibrary als onderwerp 65 treffers in RKDexcerpts als kunstenaar 39 treffers in RKDtechnical als onderzochte kunstenaar Verder zoeken in RKDartists& Geboren 1440 Sterfplaats Brussel Plaats van werkzaamheid Gent Kwalificaties schilder Kwalificaties tekenaar Materiaal/techniek olieverf Onderwerpen christelijk religieuze voorstelling Onderwerpen portret Biografische gegevens Werkzaam in Hier wordt vermeld waar de kunstenaar (langere tijd) heeft gewerkt en in welke periode. Ook relevante studiereizen worden hier vermeld. Gent 1467 - 1482 in 1467 master Relaties met andere kunstenaars Leraar van in dit veld worden namen van leerlingen vermeld. Het gaat hier om die leerlingen waarbij de leraar een relevante rol heeft gespeeld in diens vorming, dus niet om alle academieleerlingen die iemand heeft gehad. Zie ook het veld 'Opleiding'. Bossche, Aert van den Juan de Flandes Nagevolgd door in dit veld worden de navolgers van de kunstenaar vermeld. Hoewel leerlingen natuurlijk ook navolgers kunnen zijn, worden die hier niet opnieuw vermeld. Met navolgers worden kunstenaars bedoeld die het werk van een voorganger in diens geest voortzetten. Dit kan soms zelfs een eeuw later zijn; er is hiervoor geen tijdslimiet.
    [Show full text]
  • April 2007 Newsletter
    historians of netherlandish art NEWSLETTER AND REVIEW OF BOOKS Dedicated to the Study of Netherlandish, German and Franco-Flemish Art and Architecture, 1350-1750 Vol. 24, No. 1 www.hnanews.org April 2007 Have a Drink at the Airport! Jan Pieter van Baurscheit (1669–1728), Fellow Drinkers, c. 1700. Rijksmuseum, Amsterdam. Exhibited Schiphol Airport, March 1–June 5, 2007 HNA Newsletter, Vol. 23, No. 2, November 2006 1 historians of netherlandish art 23 S. Adelaide Avenue, Highland Park NJ 08904 Telephone/Fax: (732) 937-8394 E-Mail: [email protected] www.hnanews.org Historians of Netherlandish Art Officers President - Wayne Franits Professor of Fine Arts Syracuse University Syracuse NY 13244-1200 Vice President - Stephanie Dickey Bader Chair in Northern Baroque Art Queen’s University Kingston ON K7L 3N6 Canada Treasurer - Leopoldine Prosperetti Johns Hopkins University North Charles Street Baltimore MD 21218 European Treasurer and Liaison - Fiona Healy Marc-Chagall-Str. 68 D-55127 Mainz Germany Board Members Contents Ann Jensen Adams Krista De Jonge HNA News .............................................................................. 1 Christine Göttler Personalia ................................................................................ 2 Julie Hochstrasser Exhibitions ............................................................................... 2 Alison Kettering Ron Spronk Museum News ......................................................................... 5 Marjorie E. Wieseman Scholarly Activities Conferences: To Attend ..........................................................
    [Show full text]
  • 9789401412858.Pdf
    MEESTERWERK van VAN EYCK tot RUBENS in DETAIL Meesterwerk_Titelpaginas_NL_Koen.indd 1 2/09/13 16:28 TILL-HOLGER BORCHERT van VAN EYCK tot RUBENS in DE TAI L Meesterwerk_Titelpaginas_NL_Koen.indd 2 2/09/13 16:28 TILL-HOLGER BORCHERT van VAN EYCK tot RUBENS in DE TAI L Meesterwerk_Titelpaginas_NL_Koen.indd 2 2/09/13 16:28 Inhoud Ten geleide 7 Quinten Massijs 290 Een woord vooraf - Mickey Cartin 9 Altaarstuk van het schrijnwerkersambacht 292 De geldwisselaar en zijn vrouw 306 Jan van Eyck 10 Het Lam Gods 12 Meester van Frankfurt 316 De Madonna met kanselier Nicolas Rolin 34 Triptiek met de Kruisafneming 318 De Madonna met kanunnik Joris van der Paele 48 De heilige Barbara 60 Joachim Patinir 328 Charon vaart de Styx over 330 Robert Campin 68 Luiken van de triptiek van Heinrich von Werl 70 Jan Gossart 338 Danaë 340 Rogier van der Weyden 80 De kruisafneming 82 Joos van Cleve 346 De zeven sacramenten 94 Portret van Eleonora van Oostenrijk 348 Columba-altaarstuk 106 Pieter Bruegel de Oude 354 Petrus Christus 120 Dulle Griet 356 De bewening van Christus 122 De bouw van de toren van Babel 368 Winterlandschap 380 Dieric Bouts 130 De bekering van Saulus 388 Retabel van het Heilig Sacrament 132 De gerechtigheid van keizer Otto III 144 Peter Paul Rubens 396 Ruiterportret van Don Francisco Gómez Joos van Wassenhove 154 de Sandoval y Rojas, hertog van Lerma 398 Triptiek van de Kruisiging 156 De kruisafneming 406 De vier werelddelen 418 Hugo van der Goes 168 De liefdestuin 428 De aanbidding der koningen 170 De dood van Maria 178 Antoon van Dyck 438 ‘Le
    [Show full text]
  • I BERNHARD RIDDERBOS Hugo Van Der Goes's Death of the Virgin
    BERNHARD RIDDERBOS Hugo van der Goes's Death of the Virgin and the Modern Devotion: an analysis of a creative process* Introduction The provenance of the Death of the Ilirgin by Hugo van der Goes, in Bruges (fig. i ), can be traced back to the late eighteenth century. According to a catalogue of rare and precious pictures in mortmain at Bruges, composed in 1777, it was in the possession of the Cistercian Abbey of the Dunes and painted by Jan van Scorel. We do not know, however, whether it was made for this abbey, that in Van der Goes's time was located in Koksijde. Since the end of the nineteenth century the panel has been ascribed to Hugo van der Goes, and this attribution is generally accepted.` In contrast to the majority of the connoisseurs, according to whom the Death of the Virgin should be considered a late work by Van der Goes, who died in 1481 or 1483, Otto Pacht dated it before the Portinari Altarpicce on which the artist must have been working around 1475, although it is uncertain when he started or finished its execution.2 An early date of the Death of the Virgin would be supported, Picht argued, by its supposed influence on an engraving with the same subject by Martin Schongauer, that was made after his visit to the Netherlands in 1469-1470 (fig. 2); at this occasion Schongauer could have seen the painting. Pacht invented a whole new theory on Van der Goes's artistic development, which he based on similarities of facial types.
    [Show full text]
  • Benson, Ambrosius
    Ambrosius Benson and Studio, The Adoration of the Shepherds oil on panel 35 ¾ by 31 inches (91 by 78.8cm.) provenance: With Paul Cassirer Gallery, Berlin, 1922 (according to Marlier); Acquired by Raul Edwards Mac-Clure Esq., during the early part of the 20th century; Thence by direct descent to his daughter Mrs. Carmen Edwards de Ferrari; Thence by descent to her nephew, until sold, (“Property from a Private Collection”), London, Sotheby’s July 7, 2005, lot 110, for £70,000; Private collection, United Kingdom literature: G. Marlier, Ambrosius Benson et la peinture à Bruges au temps de Charles- Quint, Damme 1957, p. 287, no. 22 (as Ambrosius Benson and Studio). note: Though Ambrosius Benson is considered a southern Netherlandish painter, he was actually born in Italy, most likely Lombardy in the late 15th century.1 In 1518 he acquired Bruges citizenship, and in 1519 he was admitted to the guild of painters and saddle makers there as an independent master, with the comment that he was ‘from Lombardy’. He may have been from Ferrara, although he was originally called Ambrogio Benzone, taking his first name from the patron saint of Milan, the capital of Lombardy. He was probably attracted to Bruges by its commercial and artistic reputation. Initially he worked in the studio of Gerard David, by whom he was profoundly influenced, but after a few months the relationship went wrong and the younger painter brought a case against David. Benson’s first marriage was to Anna Ghyselin, who bore him two sons, Willem Benson (1521/2-1574) and Jan Benson (before 1530 – before 1581), both of whom became artists.
    [Show full text]
  • A Tüchlein by Justus Van Ghent: the Adoration of the Magi in the Metropolitan Museum of Art Re-Examined
    Volume 8, Issue 1 (Winter 2016) A Tüchlein by Justus van Ghent: The Adoration of the Magi in the Metropolitan Museum of Art Re-Examined Sophie Scully [email protected] Christine Seidel [email protected] Recommended Citation: Sophie Scully and Christine Seidel, “A Tüchlein by Justus van Ghent: The Adoration of the Magi in the Metropolitan Museum of Art Re-Examined,” JHNA 8:1 (Winter 2016), DOI: 10.5092/ jhna.2016.8.1.3 Available at https://jhna.org/articles/tuchlein-justus-van-ghent-adoration-of-the-magi-metropoli- tan-museum-of-art-re-examined/ Published by Historians of Netherlandish Art: https://hnanews.org/ Republication Guidelines: https://jhna.org/republication-guidelines/ Notes: This PDF is provided for reference purposes only and may not contain all the functionality or features of the original, online publication. This PDF provides paragraph numbers as well as page numbers for citation purposes. ISSN: 1949-9833 JHNA 7:2 (Summer 2015) 1 A TÜCHLEIN BY JUSTUS VAN GHENT: THE ADORATION OF THE MAGI IN THE METROPOLITAN MUSEUM OF ART RE-EXAMINED Sophie Scully, Christine Seidel This paper presents the results of a noninvasive technical examination carried out on the Adoration of the Magi at the Metropolitan Museum of Art, New York (fig. 1) in 2014. The tüchlein has been attributed to Justus van Ghent. The exam- ination sought to identify any underdrawing and to further understand the ways in which the painting technique relates to specific working practices found in contemporary tüchlein paintings and in the group of works directly associated with Justus van Ghent, who, next to Hugo van der Goes, is thought to be the most important painter active in Ghent after Jan van Eyck.
    [Show full text]