Optical and Ultraviolet Studies of X-Ray Binaries and Magnetic Stars

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Optical and Ultraviolet Studies of X-Ray Binaries and Magnetic Stars OPTICAL AND ULTRAVIOLET STUDIES OF X-RAY BINARIES AND MAGNETIC STARS GODELIEVE HAMMERSCHLAG-HENSBERGE OPTICAL AND ULTRAVIOLET STUDIES OF X-RAY BINARIES AND MAGNETIC STARS ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen, aan de Universiteit van Amsterdam, op gezag van de Rector Magnificus Dr.G. den Boef, hoogleraar in de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, in het openbaar te verdedigen in de aula der Universiteit (tijdelijk in de Lutherse Kerk, ingang Singel 411, hoek Spui) op woensdag 30 november 1977 des namiddags te 16.00 uur door GODELIEVE CECILE MARIA JOSEPHINE HAMMERSCHLAG-HENSBERGE geboren te Boom (België) PROMOTOR : PROF. DR. E.P.J. VAN DEN HEUVEL >CO-REFERENT : DR. C. ZWAAN CONTENTS Samenvatting 5 Dankwoord 11 Introduction and Summary 13 Part I. X-ray Binaries 23 1. The Spectrum, Orbit and Magnetic Field of HD 153919 (2U 1700-37) i 25 2. The Expanding Atmosphere of the Of Component of the Eclipsing X-ray Binary HD 153919 33 3. A Detailed Study of the Spectrum of the Binary X-ray Source HD 153919 (3U 1700-37). I. Radial Velocity Data in the Blue Spectral Region 37 4. A Detailed Study of the Spectrum of the Binary X-ray Source HD 153919 (3U 1700-37). II. Analysis of the Radial Velocities in the Blue Spectral Region 63 5. Four Colour Photometric Observations of the X-ray Binary HD 153919 (3U 1700-37) 83 6. Ultraviolet Photometric Observations of the X-ray Binary HD 153919 (3U 1700-37) 87 7. Study of the Lightcurve of the Of Star HD 153919 93 8. Orbit, Spectrum and Ha Variations of HD 77581 (3U 0900-40) 121 9. Mass Determination for the X-ray Binary System Vela X-l 129 10. Four Colour Photometric Observations of the X-ray Binary Star HD 77581 (Vela X-l). I. .Observations 131 11. Four Colour Photometric Observations of the X-ray Binary Star HD 77581 (Vela X-l). II. Analysis of the Light Curve 133 12. Photometric Variations of Wray 977 (3U 1223-62?) 141 Part II. Magnetic and Related Stars 145 1. Detection of Crossover Effect in the Ap Star HD 98088 147 2. Photometry of Peculiar A Stars 151 3. Photometry of Silicon Stars 157 4. Ultraviolet Photometric Observations of Ap and Am Stars 165 5. Spectroscopie Studies of Open Clusters - A Search for Ap Stars 191 6. A Study of the Blue Stragglers in Praesepe, M7 and the Hyades Cluster 213 Samenvatting. Deel 1. Röntgendubbelsterren. Het eerste deel van dit proefschrift betreft optische waarnemingen van röntgendubbelsterren en hun interpretatie. Spectroscopische en fotometrische waarnemingen werden verricht aan een aantal vroege type sterren die geïdentificeerd zijn met röntgenbronnen, ofwel goede candidaten zijn voor een dergelijke i -tentificatie. De spectra werden opgenomen met de coudé spectrograaf van de 1.5 m telescoop van de ESO, La Silla, Chili. Van deze spectra werden densiteitsregistraties gemaakt met de geautomatiseerde Paul-Coradi microfotometer van de Utrechtse Sterrewacht. Tevens werden de posities var. de spectraallijnen op de platen gemeten met de Grant machine van de Universiteit van Groningen, ten einde radiële snelheidsvariaties te bestuderen. In artikel 1 wordt het spectrum beschreven van de Of ster HD 153919, de optische begeleider van de röntgenbron 30 1700-37. De radiële snel- heden van de sterlijnen werden gemeten om een mogelijke identificatie met de in 3.41 dagen eclipserende röntgenbron te verifiëren. Het blijkt dat de optische ster inderdaad een radiële snelheidsvariatie vertoont met dezelfde periode. Dit resultaat werd bevestigd door onafhankelijke waarnemingen van Wolff and Morrison (1974). Tevens vrerd gevonden dat P-Cygni profielen en emissielijnen in het spectrum duiden op hoge uit- stroomsnelheden (tot 4000 kia/s) van de steratmosfeer. Het vóórkomen van P-Cygni profielen in een sterspectrum duidt erop dat de ster massa verliest in de vorm van sterrewind. In het tweede artikel van deze serie tracht ik door de waargenomen P-Cygni profielen in het spectrum van de Of ster te vergelijken met theoretische profielen, een schatting te verkrijgen van het massaverlies van deze ster. Met gebruik van de metode van Lucy (1971) (isotrope verstrooiing van het sterrelicht in de uitstromende atmosfeer) vind ik een massaverlies van ongeveer 6 2 x 1O~ MQ/jaar. In artikels 3 en 4 wordt een gedetailleerde studie beschreven van de radiële snelheden van individuele lijnen in het spectrum van HD 153919. De spectroscopische platen beschreven in artikel 1 zijn nu uitgebreid met opnamen verkregen door een aantal waarnemers gedurende een drietal latere perioden: in totaal betreffen deze studies 76 spectrogranunen met hoog oplossend vermogen. Uit de snelheden kon ik de baanparameters van de zichtbare ster afleiden , welke door de omvang en homogeniteit van het waarnemingsmateriaal nauwkeuriger zijn dan in vroegere studies mogelijk was. De baanparameters leveren informatie over de massa's van beide sterren. Daar er echter geen radiële snelheidskromme voor de röntgenster beschikbaar is, kunnen de massa's zelf niet nauwkeurig worden afgeleid, doch kan er slechts een ondergrens voor de massa van de röntgenster worden vastgesteld. Periodieke extra variaties van de snelheden van sommige spectrale lijnen wijzen erop dat de sterrewind van HD 153919 niet constant is, doch varieert tijdens de omloop van de röntgenster rond HD 153919. Dit belangrijke nieuwe resultaat, dat ik uit deze spectra kon afleiden, wijst op een variabele balmer progressie: de sterrewind blijkt het sterkst te zijn in de buurt van de Lagrange punten L. en L-. Van de fotometrische waarnemingen wordt verslag gedaan in de drie volgende artikelen. De Of ster werd waargenomen in het Strömgren uvby systeem, in het Walraven vijf kleuren systeem en, met behulp van de Astronomische Nederlandse Satelliet (ANS) in 5 golflengtegebieden in het ultraviolet. De helderheid van de ster blijkt in alle kanalen te variëren met een dubbele golf tijdens de 3.41 periode. Slechts in het ultraviolet komen significante kleurvariaties voor. In het laatste artikel hebben we een analyse gemaakt van al het aan- wezige fotometrische materiaal. Door vergelijking van de aldus verkregen gemiddelde lichtkromme met de röntgenlichtkromme van de begeleider, heb ik een faseverschil tussen beide lichtkrommen gevonden:het midden van de röntgeneclipsduur valt niet samen met de mid-occultatie van de röntgenster door de Of ster. Het eerste deel van de rontgeneclj.ps lijkt een gevolg te zijn van obscuratie door de sterrewind. We hebben tevens de gemiddelde optische lichtkromme vergeleken met synthetische lichtkrommen, berekend voor een door getijdenkrachten vervormde ster in een dubbelstersysteem. Het blijkt niet mogelijk voor deze Of ster een statische model atmosfeer op te stellen die de fotometrische en spectroscopische waarne- mingen volledig verklaart. Kennelijk moet worden rekening gehouden met dynamische effecten, met name variabiliteit in de sterkte van de sterre- wind over het oppervlak van de ster, ten gevolge van de baanbeweging van de begeleider. Dit resultaat volgt zowel uit de fotometrische waarnemingen als uit de radiële snelheidsanalyse. De volgende vier artikelen behandelen waarnemingen van de röntgen- dubbelster HD 77581 (Vela X-l = 3U 0900-40) , welke verricht ./erden in samenwerking met een aantal andere onderzoekers uit de sterrenkundige instituten van Amsterdam en Brussel (Vrije Universiteit). Artikel 8 beschrijft spectroscopische waarnemingen van de ster, waarin we zowel de lijnprofielen als radiële snelheidsvariaties onder de loep nemen. Het profiel van de lijn Ha blijkt te variëren in fase met de baanomloop van de dubbelster. Nadat met de Amerikaanse satelliet SAS-3 ontdekt werd dat de röntgenbron Vela X-l een regelmatige pulsar is (Rappaport and McClintock, 1975) met een pulsperiode van 283 seconden, kon een gedetail- leerde massabepaling worden uitgevoerd voor dit dubbelstersysteem door onze radiële snelheidsmetingen van de zichtbare ster te combineren met de radiële snelheidskromme van de pulsar, verkregen uit de aankomsttijden van de röntgenpulsen. De eerste resultaten van dit onderzoek, belangrijk voor de toestandsvergelijking in theorieën over neutronensterren, zijn vervat in artikel 9. Artikels 10 en 11 betreffen een fotometrische analyse van HD 77581 in het Strömgren uvby systeem. De waarnemingen tonen - gesuperponeerd op de periodieke dubbele golf - onregelmatige variaties in de lichtkromme van de ene omloop tot de andere. Ik vond tijdens deze studie dat de kleur- index cl (balmersprongindex) varieert in fase met de baanperiode, wat consistent is met onze uit modelberekeningen afgeleide voorspellingen voor een vervormde roterende ster in een dubbelstersysteem. Het laatste artikel van deze reeks beschrijft fotometrische waarnemingen van de B-superreus Wray 977, een vrijwel zekere candidaat voor identificatie met de röntgenbron 3ü 1223-62. Deze bron toont geen eclips in het röntgen- gebied, hetgeen de identificatie bemoeilijkt. Onze waarnemingen maken waarschijnlijk dat Wray 977 fotometrisch varieert met een periode van ongeveer 23 dagen. Dit resultaat werd recentelijk bevestigd door het werk van Petro (1977). Deel 2. Magnetische sterren. Magnetische Ap en Am sterren onderscheiden zich van de gewone sterren van spectraaltype B, A en F door abnormale abundanties van een aantal elementen in hun atmosferen. De zogenaamde Ap sterren zijn sterren van spectraaltype B of A, die men naargelang hun abundantie afwijkingen nog kan onderverdelen in de volgende groepen: (1) Hg-Mn sterren (B-type), over- abundant in Hg en Mn; hebben nooit een sterk magnetisch veld (<500 gauss); (2) Si-sterren (B-, A-type), overabundant vooral in Si en ijzerpiek elementen; hebben een sterk magnetisch veld (tot ca. 35000 gauss); (3) de koelere Eu-Cr-Sr sterren (late A), overabundant in de ijzerpiek elementen en zeldzame aarden; hebben vrijwel steeds een sterk magnetisch veld (tot 20000 gauss). De Am sterren (late A, vroege F) hebben als hoofdkenmerk de zwakte van de Ca II-K lijn t.o.v. hun waterstof-spectraaltype. Ze hebben bovendien te sterke lijnen van vele metalen en nooit een sterk magnetisch veld (<500 gauss). De Eu-Cr-Sr ster HD 98088 neemt een belangrijke plaats in onder de Ap sterren omdat het de enige dubbellijnige spectroscopische dubbelster is onder de late typa Ap sterren.
Recommended publications
  • 515 Ultraviolet Observations of Weak-Helium Stars P. L
    515 ULTRAVIOLET OBSERVATIONS OF WEAK-HELIUM STARS P. L. Bernacca* National Aeronautics and Space Administration Goddard Space Flight Center Greenbelt, Maryland Michael R. Molnar Laboratory for Atmospheric and Space Physics Boulder, Colorado ABSTRACT Ultraviolet filter photometry with the Wisconsin experiment package aboard OAO-2 has been carried out for the weak-helium stars 3 Cen A, 3 Sco, HD 144334, HD 21699, HD 144844, a Scl, HR 8535, HR 8770 and HD 144661. The flux distribution is compared with that of B3 to B8 main sequence and giant stars in terms of color-color diagrams. When allowance is made for line blocking short- ward of 2800 A due to lines of P II, Ga II, Si II, Si III, Ti II and Sr II we find that most of the weak-helium stars have normal fluxes in good agree- ment with their ground-based colors. It is diffi- cult to consider HR 8535, HR 8770 and HD 144661 as having a normal flux distribution and the sugges- tion is made they may be brighter than normal at 3320 A. The star a Scl is a light and spectrum variable. The strengthening of Ti II and Sr II lines around 2400 A appears to redistribute flux longward of the Balmer discontinuity. The flux distribution indi- cates an effective temperature about 1500°K higher than previously determined which would increase the apparent helium underabundance. *ESRO Fellow 1971 on leave from Asiago Observatory, Italy 516 SCIENTIFIC RESULTS OF OAO-2 I. INTRODUCTION Reporting observations in the unknown ultraviolet region for a number of the little understood weak-helium stars of Population I is per se of interest.
    [Show full text]
  • The Ages of Early-Type Stars: Strömgren Photometric Methods
    Draft version April 9, 2015 Preprint typeset using LATEX style emulateapj v. 5/2/11 THE AGES OF EARLY-TYPE STARS: STROMGREN¨ PHOTOMETRIC METHODS CALIBRATED, VALIDATED, TESTED, AND APPLIED TO HOSTS AND PROSPECTIVE HOSTS OF DIRECTLY IMAGED EXOPLANETS Trevor J. David1,2 and Lynne A. Hillenbrand1 1Department of Astronomy; MC 249-17; California Institute of Technology; Pasadena, CA 91125, USA; tjd,[email protected] Draft version April 9, 2015 ABSTRACT Age determination is undertaken for nearby early-type (BAF) stars, which constitute attractive targets for high-contrast debris disk and planet imaging surveys. Our analysis sequence consists of: acquisition of uvbyβ photometry from catalogs, correction for the effects of extinction, interpolation of the photometry onto model atmosphere grids from which atmospheric parameters are determined, and finally, comparison to the theoretical isochrones from pre-main sequence through post-main sequence stellar evolution models, accounting for the effects of stellar rotation. We calibrate and validate our methods at the atmospheric parameter stage by comparing our results to fundamentally determined Teff and log g values. We validate and test our methods at the evolutionary model stage by comparing our results on ages to the accepted ages of several benchmark open clusters (IC 2602, α Persei, Pleiades, Hyades). Finally, we apply our methods to estimate stellar ages for 3493 field stars, including several with directly imaged exoplanet candidates. Subject headings: stars: early-type |evolution |fundamental parameters |Hertzsprung-Russell and C-M diagrams |planetary systems |astronomical databases: catalogs 1. INTRODUCTION planet formation efficiency to stellar mass. The claim is In contrast to other fundamental stellar parameters that while 14% of A stars have one or more > 1MJupiter companions∼ at <5 AU, only 2% of M stars do (Johnson such as mass, radius, and angular momentum { that for ∼ certain well-studied stars and stellar systems can be an- et al.
    [Show full text]
  • The Southern B Star Spectroscopic Survey
    The Southern B Star Spectroscopic Survey Dissertation zur Erlangung des Grades „Doktor der Naturwissenschaften“ an der Fakultät für Physik und Astronomie der Ruhr-Universität Bochum von Thomas Dembsky aus Steinfurt Bochum, 2016 1. Gutachter: Prof. Dr. Rolf Chini Ruhr-Universität Bochum, Bochum, Deutschland 2. Gutachter: Prof. Dr. Stefan Kimeswenger Leopold-Franzens-Universität Innsbruck, Innsbruck, Österreich Universidad Católica del Norte, Antofagasta, Chile Datum der Disputation: 29.06.2016 I To my family II Abstract This work presents the results of the Southern B Star Spectroscopic Survey. From 2008 to 2014, 580 B stars were observed with multi-epoch, high-resolution (λ/∆λ = 48,000) optical spectroscopy at Universitätssternwarte Bochum near Cerro Armazones in Chile. A total of 4019 spectra have been observed by our own spectrograph BESO supple- mented by 818 spectra downloaded from the ESO pipeline-processed data archive of the three high-resolution spectrographs FEROS, HARPS and UVES. Our survey splits up into two subsets limited to V ≤ 8 mag. The first set, comprising 258 B stars, is volume-limited to a distance of 125 parsec (δ < +25◦), while the additional subset of 322 B stars is randomly selected to provide a similar number of stars in each spectral class bin. Hence, this survey seems to be the most comprehensive attempt of a spectro- scopic B star survey up until today. The first part of this work analyses the spectroscopic binary fraction statistically to determine possible mass-dependencies. In general, the dimension of previously deter- mined SB fractions could be confirmed. As the spectral type B comprises both, high- and intermediate-mass stars, conclusions about the star formation process with regard to stellar multiplicity could be drawn.
    [Show full text]
  • Constellations
    Your Guide to the CONSTELLATIONS INSTRUCTOR'S HANDBOOK Lowell L. Koontz 2002 ii Preface We Earthlings are far more aware of the surroundings at our feet than we are in the heavens above. The study of observational astronomy and locating someone who has expertise in this field has become a rare find. The ancient civilizations had a keen interest in their skies and used the heavens as a navigational tool and as a form of entertainment associating mythology and stories about the constellations. Constellations were derived from mankind's attempt to bring order to the chaos of stars above them. They also realized the celestial objects of the night sky were beyond the control of mankind and associated the heavens with religion. Observational astronomy and familiarity with the night sky today is limited for the following reasons: • Many people live in cities and metropolitan areas have become so well illuminated that light pollution has become a real problem in observing the night sky. • Typical city lighting prevents one from seeing stars that are of fourth, fifth, sixth magnitude thus only a couple hundred stars will be seen. • Under dark skies this number may be as high as 2,500 stars and many of these dim stars helped form the patterns of the constellations. • Light pollution is accountable for reducing the appeal of the night sky and loss of interest by many young people as the night sky is seldom seen in its full splendor. • People spend less time outside than in the past, particularly at night. • Our culture has developed such a profusion of electronic devices that we find less time to do other endeavors in the great outdoors.
    [Show full text]
  • Determining the Physical Properties of the B Stars II. Calibration Of
    Astronomical Journal, March 2005 Determining the Physical Properties of the B Stars II. Calibration of Synthetic Photometry E.L. Fitzpatrick1, D. Massa2 ABSTRACT We present a new calibration of optical (UBV , Str¨omgren uvbyβ, and Geneva) and near IR (Johnson RIJHK and 2MASS) photometry for B and early A stars derived from Kurucz (1991) ATLAS9 model atmospheres. Our sample of stars consists of 45 normal, nearby B and early A stars which have high quality, low resolution IUE spectra and accurate Hipparcos parallaxes. The calibration is unique because it relies only on the UV spectral energy distributions, the absolute flux calibration of the V filter and the Hipparcos distances to determine the appropriate model atmospheres for the program stars. These models are then used to calibrate the synthetic photometry. We compare our results with previous, well accepted results and provide a thorough discussion of the random errors and systematic effects affecting the calibration. In particular, we demonstrate the influence of v sin i on surface gravities derived from fitting model atmospheres. Finally, we discuss some of our intended applications of this new calibration. Subject headings: 1. Introduction arXiv:astro-ph/0412542v1 20 Dec 2004 We have begun a detailed study of Galactic B and early-A main sequence stars, whose goals are to both derive detailed measurements of the basic physical properties of these stars (along with ancillary information such as distance and interstellar extinction characteristics) and to critically test the current atmosphere and interior models which provide the transformation between observ- able quantities and the stellar properties, as well as yielding insight into the structure and evolution of these stars.
    [Show full text]
  • Arxiv:1511.08425V1 [Astro-Ph.SR] 26 Nov 2015 ..Bohlender D.A
    Mon. Not. R. Astron. Soc. 000, 1–?? (2002) Printed 30 December 2015 (MN LATEX style file v2.2) The MiMeS Survey of Magnetism in Massive Stars: Introduction and overview∗ G.A. Wade1, C. Neiner2, E. Alecian3,4,2, J.H. Grunhut5, V. Petit6, B. de Batz2, D.A. Bohlender7, D. H. Cohen8, H.F. Henrichs9, O. Kochukhov10, J.D. Landstreet11,12, N. Manset13, F. Martins14, S. Mathis15,2, M.E. Oksala2, S.P. Owocki16, Th. Rivinius17, M.E. Shultz18,17,1, J.O. Sundqvist19,16,42,43, R.H.D. Townsend20, A. ud-Doula21, J.-C. Bouret22, J. Braithwaite23, M. Briquet2,24†, A.C. Carciofi25, A. David-Uraz18,1, C.P. Folsom3, A. W. Fullerton26, B. Leroy2,W.L.F. Marcolino27, A.F.J. Moffat28, Y. Naze´24‡, N. St Louis28, M. Auriere` 29,30, S. Bagnulo12, J.D. Bailey31, R.H. Barba´32, A. Blazere` 2,T.Bohm¨ 29,30, C. Catala33, J.-F. Donati30, L. Ferrario34, D. Harrington35,36,37, I.D. Howarth38, R. Ignace39, L. Kaper9, T. Luftinger¨ 40, R. Prinja38, J.S. Vink12, W.W. Weiss40, I. Yakunin41 (All affiliations are located at the end of the paper.) Accepted . Received , in original form ABSTRACT The MiMeS project is a large-scale, high resolution, sensitive spectropolarimetric investiga- tion of the magnetic properties of O and early B type stars. Initiated in 2008 and completed in 2013, the project was supported by 3 Large Program allocations, as well as various pro- grams initiated by independent PIs and archival resources. Ultimately, over 4800 circularly polarized spectra of 560 O and B stars were collected with the instruments ESPaDOnS at the Canada-France-Hawaii Telescope, Narval at the T´elescope Bernard Lyot, and HARPSpol at the European Southern Observatory La Silla 3.6m telescope, making MiMeS by far the largest systematic investigation of massive star magnetism ever undertaken.
    [Show full text]
  • Estrelas Magnéticas Quimicamente Peculiares (CP2)
    Pós-Graduação do Dep. de Física - CFM Campus Universitário - Trindade - UFSC CP 476 CEP 88040-900 – Florianópolis – SC ESTRELAS MAGNÉTICAS QUIMICAMENTE PECULIARES1 Evolução, Oscilações e Imageamento Doppler Tese realizada sob orientação do Prof. Dr. Antônio Kanaan e apresentada à Pós- Graduação do Departamento de Física da UFSC em preenchimento parcial dos requi- sitos para obtenção do título de Doutor em Física. UNIVERSIDADE FEDERAL DE SANTA CATARINA Centro de Ciências Física e Matemática – CFM Departamento de Pós-Graduação em Física Luciano Fraga Florianópolis, 22 de novembro de 2006 1 Trabalho financiado pelas agencias CAPES/CNPq/DAAD À minha esposa Mariella B. Bortoluzzi AGRADECIMENTOS Aos meus pais, irmãos pelo apoio, motivação e carinho que me deram todos estes anos, e por me fazerem acreditar que eu era capaz de alcançar meus objetivos. Aos antigos e eternos amigos Celio K. Campos, Marcelo M. Motta, Marcelo S. Meyer, Roberto Fasanaro, Roberto F. Borini pelo convívio e por me lembra- rem que existem outras coisas além da universidade, e por algumas vezes me fazerem esquecê-la. Meus sinceros acradecimentos ao Prof. Dr Roberto Cid Fernandes por ter me encaminhado ao grupo de astrofísica da UFSC, enquanto eu ainda estava pensando em enveredar por outros caminhos. Por estar presente nos princi- pais momentos da minha vida acadêmica: banca da dissertação de mestrado, banca da qualificação do doutorado, banca da seleção para o doutorado san- duíche, banca da tese de Doutorado. Meus sinceros agradecimentos ao Prof. Dr. Antônio Kanaan pela orienta- ção durante todos estes anos, pela total confiança, amizade e respeito mútuo. Por ter me ensinado muito mais que astrofísica.
    [Show full text]
  • Anuario Del Observatorio Astronómico Nacional
    ANUARIO DEL OBSERVATORIO ASTRONÓMICO NACIONAL Edición CXXXIX 2020 INSTITUTO DE ASTRONOMÍA UNIVERSIDAD NACIONAL AUTÓNOMA DE MÉXICO DR 2020, Universidad Nacional Autónoma de México Ciudad Universitaria, 04510. Ciudad de México. Instituto de Astronomía Impreso y hecho en México Índice Efemérides astronómicas 2020 ÍNDICE ..................................................3 PREFACIO ..................................................5 CALENDARIO Día Juliano ..................................................7 Eras, ciclos cronológicos y cómputo .....................................9 Fiestas y aniversarios ..............................................10 Estaciones del año .................................................11 HORA SIDERAL Hora sideral .................................................12 SOL, LUNA Y PLANETAS Sol .................................................15 Luna .................................................23 Mercurio .................................................31 Venus .................................................39 Marte .................................................47 Júpiter .................................................55 Saturno .................................................63 Urano .................................................71 Neptuno .................................................79 Plutón (Planeta enano) .............................................87 Satélites de los planetas ............................................95 Parámetros orbitales y físicos ........................................97
    [Show full text]
  • Accurate Age Determinations of Several Nearby Open Clusters Containing Magnetic Ap Stars
    A&A 566, A132 (2014) Astronomy DOI: 10.1051/0004-6361/201321468 & c ESO 2014 Astrophysics Accurate age determinations of several nearby open clusters containing magnetic Ap stars J. Silaj1 and J. D. Landstreet2,1 1 Department of Physics and Astronomy, The University of Western Ontario, London, Ontario, N6A 3K7, Canada e-mail: [email protected] 2 Armagh Observatory, College Hill, BT61 9DG Armagh, Northern Ireland e-mail: [email protected] Received 13 March 2013 / Accepted 9 May 2014 ABSTRACT Context. To study the time evolution of magnetic fields, chemical abundance peculiarities, and other characteristics of magnetic Ap and Bp stars during their main sequence lives, a sample of these stars in open clusters has been obtained, as such stars can be assumed to have the same ages as the clusters to which they belong. However, in exploring age determinations in the literature, we find a large dispersion among different age determinations, even for bright, nearby clusters. Aims. Our aim is to obtain ages that are as accurate as possible for the seven nearby open clusters α Per, Coma Ber, IC 2602, NGC 2232, NGC 2451A, NGC 2516, and NGC 6475, each of which contains at least one magnetic Ap or Bp star. Simultaneously, we test the current calibrations of Te and luminosity for the Ap/Bp star members, and identify clearly blue stragglers in the clusters studied. Methods. We explore the possibility that isochrone fitting in the theoretical Hertzsprung-Russell diagram (i.e. log(L/L)vs.logTe), rather than in the conventional colour–magnitude diagram, can provide more precise and accurate cluster ages, with well-defined uncertainties.
    [Show full text]