193768 Toelichting Op Het Aan Te Wijzen Beschermd Stadsgezicht Haagse
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Toelichting op het aan te wiizen "Beschermd Stadsqezicht Haagse Bos"- uitbreiding Beschermd Stadsgezicht 's-Gravenhage deel Haagse Bos: 6S> 1. Plattegrond van Jacob i'an Deventer uit 2543. Duidelijk is het open Icnrakter van Den Haag waameembaar, dat nooit stadsrechten in de middeleeuwse zin heeft gekend en dientengevolge lange tijd een omgrachting of ommuring heeft moeten ontberen. Pas in 1613 werd een aanvang gemaakt met de aanleg 'jan de huidige singelomgrachting. Inleiding Het aan te wijzen stadsgezicht bestaat uit het omvangrijke en eeuwenoude (groene) structuur- elemennt van het Haagse Bos. Het bos grenst aan de zuid-westzijde aan de open ruimte van Malieveld/Koekamp, het oorspronkelijke overgangsgebied van het Haagse Bos naar het hofkwar- tier en tot op het heden nagenoeg onbebouwd. Het bestaat grotendeels uit gesloten loofbos. In het zuidoostelijke deel liggen vijvers die zijn omgeven door speel- en ligweiden. Het Haagse Bos is (met Malieveld en Koekamp) 110 ha. groot. Het Haagse Bos is o.a. in de Nota De Kern Gezond gekenmerkt als onderdeel van de zeer belangrijke reeks van openbare ruimten in Den Haag die de voorname groene sfeer van de stad bepalen. Het gaat hier om een samenhangende reeks, beginnende midden in de stad en doorlopend tot ver in het buitengebied (Plaats, Lange Vijverberg, Toernooiveld, Korte Voorhout, Malieveld/Koekamp en Haagse Bos). De samenhang van deze ruimten wordt sterk bepaald door de oorspronkelijke strandwal waarop deze groene ruimten zijn gelegen. Voor het Haagse Bos zal moeten worden bepaald hoe met behoud en zo mogelijk versterking van de huidige kwaliteit, voorzieningen kunnen worden getroffen, die de contrasten in het gebied ook beleefbaar maken en die het gebied beter kunnen laten functioneren. Door het aanwijzen van het Haagse Bos als uitbreiding van het Beschermd Stadsgezicht 's-Gravenhage wordt de fout hersteld waardoor een voor Den Haag zeer belangrijke historische structuurelement buiten de stedebouwkundige en cultuur-historische waardering en het bescher- mingsbeleid voor de oorspronkelijke stadsstructuur is geplaatst. Dit gebied was tot nu toe de ontbrekende schakel in het totale aanééngesloten gebied van Den Haag dat rijksbeschermd stadsgezicht is. De formele grens van het aan te wijzen gebied is die van het huidig Beschermd Stadsgezicht 's- Gravenhage, conform de uitbreiding van 26 juni 1994. De grens aan de noord-westzijde is het beschermd stadsgezicht Benoordenhout en loopt langs de Zuid-Hollandlaan en Benoor- denhoutseweg. De grens aan de noordoost-zijde is het beschermd stadsgezicht Marlot. De grens aan de zuidoost-zijde van het Haagse Bos wordt gevormd door de lijn langs de Bezuiden- houtseweg die daar ook de scheidingslijn is met gebieden zoals het Bezuidenhout en Mariahoeve. De bebouwingsstructuur aan de noordwest-zijde van de Bezuidenhoutseweg valt dus ook binnen dit beschermde gebied. De beschreven omgrenzing wordt mede bepaald door de omgrenzing van de omliggende bestemmingsplangebieden. Ontwikkelingsgeschiedenis De geschiedenis van Den Haag is onverbrekelijk verbonden met het Haagse Bos. De Hollandse graven gingen er vanuit hun residentie 's-Gravenzande op jacht, lang voordat van de nederzetting "Die Haghe" sprake was. Het huidige Haagse Bos is een restant van een woud dat zich in de vroege middeleeuwen uitstrekte van 's-Gravenzande tot in de Haarlemmerhout. Het was een aaneengeschakelde "wildernisse" met bossen op de aan de voet van de duinen gelegen geestgronden, afgewisseld door veenachtige poelen. Het deels moerassige, deels heuvelachtige bos, toen "die Houte" genoemd, was zeer wildrijk. Bij de graven van Holland was het een geliefd jachtterrein. Zonder het wildrijke bos was hier waarschijnlijk nooit een grafelijke residentie ontstaan. Rondom het jaar 1230 kocht Graaf Floris IV van Dirk van Wasseneer de zogenoemde Hof van Vrouwe Meilendis en de daarbij behorende goederen. Deze hof lag ter plaatse van het huidige Binnenhof. Nadat Foris IV de hof waaarschijnlijk met gebruikmaking van bestaande elementen had verbouwd, breidden zijn opvolgers Willem II en Floris V deze in de tweede helft van de 13e eeuw verder uit. Willem II (Booms-Koning) was een verwoed jager en ongetwijfeld deed de rijkdom aan wild hem naast vele andere redenen ertoe besluiten aan de rand van het bos zijn kasteel uit te breiden; de Ridderzaal en het Rolgebouw zijn nog duidelijke getuigenissen hiervan (en de in 1880 gesloopte Hofkapel). De stedelijke beschaving heeft de bomen teruggedrongen tot de huidige begrenzing, maar in de 13e eeuw liep het bos door tot het Voorhout, de naam geeft dat immers aan. De boszoom was het Korte Voorhout, Korte Vijverberg en de Houtstraat. Er waren ingangen bij het Korte Voorhout ("de Houtpoirte"), Bospoort en bij de Denneweg (het tegenwoordige Vos-in- het Tuinstraatje), dat ook vroeger Bosstraatje of Jagerstraatje heette. Een muur langs de westzijde van het Voorhout was eens de grens. Die muur was op kosten van de bewoners aan die zijde van het Voorhout opgetrokken, zes voet hoog, zonder deuren en ramen, als boete tegen jachtovertredingen begaan in het grafelijk domein: Het Haagse Bos. De actieve zorg voor het bos, dat in omvang steeds werd teruggedrongen, begon pas onder Filips de Goede, die in 1434 een van de eerste opzichters aanstelde (Er is in andere bronnen echter ook al sprake van een bosbewaarder in 1350). Om het bos als jachtterrein te beschermen, werden er sloten omheen gegraven en de wegen ernaar toe met hekken afgesloten, terwijl portiers de oost en westingang moesten bewaken. Voor het dagelijks onderhoud zorgden vier bosarbeiders, die zich voornamelijk belastten met de aanplant van jong groen. Zo werden jaarlijks duizenden bomen geplant, die werden bekostigd uit de verkoop van de op de open plekken gestoken turf en de door storm gevelde bomen. Voor het weiden van vee was aan de Haagse zijde bovendien een grasland afgezonderd met hekken omheen, de zogenaamde Koekamp. Vanaf 1450 , toen Jacob van Cats tot boswachter werd benoemd, zou deze functie generaties lang in diens familie blijven, totdat zij in de loop van de zestiende eeuw overging naar de familie Van Wijngaarden. In het bos stonden na elkaar twee kapellen. De oudste, de Grote St. Anthoniuskapel, die in 1438 door Willem van Chempy, de biechtvader van Jacoba van Beieren, aan het begin van de de huidige Boorlaan was gesticht, werd in 1576 afgebroken. De andere, eveneens aan St. Anthonius gewijd, dateerde van veel later en moet omstreeks 1560 zijn gebouwd. Beide kapellen werden bewoond door een kluizenaar en deden vermoedelijk dienst als plaats voor boetedoening voor bosdieven. 16e eeuw Omstreeks het midden van de zestiende eeuw, de stadsplattegrond van Jacob van Deventer uit ca. 1543 (zie bijlage) toont ons de situatie, lag de noordoostelijke begrenzing van de stedelijke bebouwing bij het Lange Voorhout. Onmiddellijk achter de huizen langs de noordoostelijke zijde van het Lange Voorhout strekte zich het bos uit. Tijdens de opstand tegen Spanje had het bos erg te lijden. Ter verschansing van Den Haag tegen een eventuele overval, werd in 1571 een zesde van de eiken gekapt. Het hout bleef echter ongebruikt liggen en toen de Spanjaarden in mei 1574 Den Haag binnenvielen, gebruikten zij de stammen onder meer bij het belegeren van Leiden. Tijdens het beleg van Leiden trok een Spaanse bezetting Den Haag binnen. De Spanjaarden hadden vrij spel en zo werd Den Haag voor naburige plaatsen een gevaar. Toen het Spaanse gevaar geweken was, keerden eerst de magistraat, en geleidelijk ook de regeringscolleges naar Den Haag terug. Ten tijde van de Republiek werd het Haagse bos beheerd door de Staten van Holland en West-Friesland, die de toestemming moesten geven voor het rooien van bomen. Ze vonden het dorp verarmd, vervuild en gedeeltelijk geruïneerd. Het heeft toen maar weinig gescheeld of juist deze Staten hadden het bos in 1575 verkocht om door de opstand ontstane schulden te kunnen aflossen. Ingrijpen van de Haagse magistraat en het Hof van Holland kon dit gelukkig voorkomen en op 16 april 1576 ondertekenden Willem de Zwijger en de Staten van Holland de zogenaamde Acte van Redemptie, waarbij werd bepaald dat het bos nooit mocht worden verkocht of omgehakt en aangetast. Ten koste van zware offers aan geld en het afstand doen van vorderingen zoals de betaling van kerkklokken welke waren gevorderd om gesmolten te worden om geschut te maken, verkreeg Den Haag zo echter de zekerheid dat het bos behouden zou blijven. 17e eeuw Rond de eeuwwisseling werd het bos opengesteld voor publiek, maar na zonsondergang was het nog steeds verboden er te komen. Verboden bleef het bos voor voertuigen. Er werden nieuwe bospartijen aangelegd en talloze bomen geplant. In 1609 werd ten noorden van de Koekamp een baan voor het toen zeer populaire maliespel aangelegd. Vier jaar later kwam een eind aan het privilege van de grafelijkheid om als enige in het bos te jagen. Het publiek maakte gretig gebruik van de openstelling van het bos. Behalve voor de jacht en het weiden van vee, werd het bos een plaats voor ontspanning en (amoureus) vertier. De openstelling had ook negatieve gevolgen, want er werden vaak duels uitgevochten en er vonden geregeld aanrandingen en overvallen plaats. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw tot op de dag van vandaag heeft het Haagse Bos onnoemelijk veel kunstenaars geïnspireerd. In 1635 verscheen een handschrift van de toenmalige substituut-houtvester Cornelis Jacobsen van Heenvliet. Dit werk is waarschijnlijk het eerste vogelboek in Holland en is bewaard gebleven in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het werd genaamd "Jacht- Bedrijft". In 1636 schrijft Van Heenvliet iets over de achteruitgang van fauna en flora in het bos. Het Huis ten Bosch Omstreeks 1640 vatte Amalia van Solms, de echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik, het plan op een kleine zomerresidentie in de directe omgeving van Den Haag te laten optrekken, de zgn. 'Sael van Orange' of Oranjezaal, later Huis ten Bosch genoemd. In mei 1645 stond de Grafelijkheidsrekenkamer aan haar een stuk grond af aan de noordoost-zijde van het Haagse Bos om dit 'tot hare recreatie, exercitie ende oeffininge te veranderen soo in plantagie als betimmeringe, soo sij selve t'haerder vermaeck dienstich soude vonden'.