Toelichting op het aan te wiizen "Beschermd Stadsqezicht Haagse Bos"- uitbreiding Beschermd Stadsgezicht 's-Gravenhage deel Haagse Bos:

6S> 1. Plattegrond van Jacob i'an Deventer uit 2543. Duidelijk is het open Icnrakter van Den Haag waameembaar, dat nooit stadsrechten in de middeleeuwse zin heeft gekend en dientengevolge lange tijd een omgrachting of ommuring heeft moeten ontberen. Pas in 1613 werd een aanvang gemaakt met de aanleg 'jan de huidige singelomgrachting. Inleiding

Het aan te wijzen stadsgezicht bestaat uit het omvangrijke en eeuwenoude (groene) structuur- elemennt van het Haagse Bos. Het bos grenst aan de zuid-westzijde aan de open ruimte van Malieveld/Koekamp, het oorspronkelijke overgangsgebied van het Haagse Bos naar het hofkwar- tier en tot op het heden nagenoeg onbebouwd. Het bestaat grotendeels uit gesloten loofbos. In het zuidoostelijke deel liggen vijvers die zijn omgeven door speel- en ligweiden. Het Haagse Bos is (met Malieveld en Koekamp) 110 ha. groot. Het Haagse Bos is o.a. in de Nota De Kern Gezond gekenmerkt als onderdeel van de zeer belangrijke reeks van openbare ruimten in Den Haag die de voorname groene sfeer van de stad bepalen. Het gaat hier om een samenhangende reeks, beginnende midden in de stad en doorlopend tot ver in het buitengebied (Plaats, Lange Vijverberg, Toernooiveld, Korte Voorhout, Malieveld/Koekamp en Haagse Bos). De samenhang van deze ruimten wordt sterk bepaald door de oorspronkelijke strandwal waarop deze groene ruimten zijn gelegen. Voor het Haagse Bos zal moeten worden bepaald hoe met behoud en zo mogelijk versterking van de huidige kwaliteit, voorzieningen kunnen worden getroffen, die de contrasten in het gebied ook beleefbaar maken en die het gebied beter kunnen laten functioneren. Door het aanwijzen van het Haagse Bos als uitbreiding van het Beschermd Stadsgezicht 's-Gravenhage wordt de fout hersteld waardoor een voor Den Haag zeer belangrijke historische structuurelement buiten de stedebouwkundige en cultuur-historische waardering en het bescher- mingsbeleid voor de oorspronkelijke stadsstructuur is geplaatst. Dit gebied was tot nu toe de ontbrekende schakel in het totale aanééngesloten gebied van Den Haag dat rijksbeschermd stadsgezicht is.

De formele grens van het aan te wijzen gebied is die van het huidig Beschermd Stadsgezicht 's- Gravenhage, conform de uitbreiding van 26 juni 1994. De grens aan de noord-westzijde is het beschermd stadsgezicht en loopt langs de Zuid-Hollandlaan en Benoor- denhoutseweg. De grens aan de noordoost-zijde is het beschermd stadsgezicht Marlot. De grens aan de zuidoost-zijde van het Haagse Bos wordt gevormd door de lijn langs de Bezuiden- houtseweg die daar ook de scheidingslijn is met gebieden zoals het en Mariahoeve. De bebouwingsstructuur aan de noordwest-zijde van de Bezuidenhoutseweg valt dus ook binnen dit beschermde gebied. De beschreven omgrenzing wordt mede bepaald door de omgrenzing van de omliggende bestemmingsplangebieden.

Ontwikkelingsgeschiedenis

De geschiedenis van Den Haag is onverbrekelijk verbonden met het Haagse Bos. De Hollandse graven gingen er vanuit hun residentie 's-Gravenzande op jacht, lang voordat van de nederzetting "Die Haghe" sprake was. Het huidige Haagse Bos is een restant van een woud dat zich in de vroege middeleeuwen uitstrekte van 's-Gravenzande tot in de Haarlemmerhout. Het was een aaneengeschakelde "wildernisse" met bossen op de aan de voet van de duinen gelegen geestgronden, afgewisseld door veenachtige poelen. Het deels moerassige, deels heuvelachtige bos, toen "die Houte" genoemd, was zeer wildrijk. Bij de graven van Holland was het een geliefd jachtterrein. Zonder het wildrijke bos was hier waarschijnlijk nooit een grafelijke residentie ontstaan. Rondom het jaar 1230 kocht Graaf Floris IV van Dirk van Wasseneer de zogenoemde Hof van Vrouwe Meilendis en de daarbij behorende goederen. Deze hof lag ter plaatse van het huidige . Nadat Foris IV de hof waaarschijnlijk met gebruikmaking van bestaande elementen had verbouwd, breidden zijn opvolgers Willem II en Floris V deze in de tweede helft van de 13e eeuw verder uit. Willem II (Booms-Koning) was een verwoed jager en ongetwijfeld deed de rijkdom aan wild hem naast vele andere redenen ertoe besluiten aan de rand van het bos zijn kasteel uit te breiden; de Ridderzaal en het Rolgebouw zijn nog duidelijke getuigenissen hiervan (en de in 1880 gesloopte Hofkapel). De stedelijke beschaving heeft de bomen teruggedrongen tot de huidige begrenzing, maar in de 13e eeuw liep het bos door tot het Voorhout, de naam geeft dat immers aan. De boszoom was het Korte Voorhout, Korte Vijverberg en de Houtstraat. Er waren ingangen bij het Korte Voorhout ("de Houtpoirte"), Bospoort en bij de Denneweg (het tegenwoordige Vos-in- het Tuinstraatje), dat ook vroeger Bosstraatje of Jagerstraatje heette. Een muur langs de westzijde van het Voorhout was eens de grens. Die muur was op kosten van de bewoners aan die zijde van het Voorhout opgetrokken, zes voet hoog, zonder deuren en ramen, als boete tegen jachtovertredingen begaan in het grafelijk domein: Het Haagse Bos. De actieve zorg voor het bos, dat in omvang steeds werd teruggedrongen, begon pas onder Filips de Goede, die in 1434 een van de eerste opzichters aanstelde (Er is in andere bronnen echter ook al sprake van een bosbewaarder in 1350). Om het bos als jachtterrein te beschermen, werden er sloten omheen gegraven en de wegen ernaar toe met hekken afgesloten, terwijl portiers de oost en westingang moesten bewaken. Voor het dagelijks onderhoud zorgden vier bosarbeiders, die zich voornamelijk belastten met de aanplant van jong groen. Zo werden jaarlijks duizenden bomen geplant, die werden bekostigd uit de verkoop van de op de open plekken gestoken turf en de door storm gevelde bomen. Voor het weiden van vee was aan de Haagse zijde bovendien een grasland afgezonderd met hekken omheen, de zogenaamde Koekamp. Vanaf 1450 , toen Jacob van Cats tot boswachter werd benoemd, zou deze functie generaties lang in diens familie blijven, totdat zij in de loop van de zestiende eeuw overging naar de familie Van Wijngaarden. In het bos stonden na elkaar twee kapellen. De oudste, de Grote St. Anthoniuskapel, die in 1438 door Willem van Chempy, de biechtvader van Jacoba van Beieren, aan het begin van de de huidige Boorlaan was gesticht, werd in 1576 afgebroken. De andere, eveneens aan St. Anthonius gewijd, dateerde van veel later en moet omstreeks 1560 zijn gebouwd. Beide kapellen werden bewoond door een kluizenaar en deden vermoedelijk dienst als plaats voor boetedoening voor bosdieven.

16e eeuw Omstreeks het midden van de zestiende eeuw, de stadsplattegrond van Jacob van Deventer uit ca. 1543 (zie bijlage) toont ons de situatie, lag de noordoostelijke begrenzing van de stedelijke bebouwing bij het Lange Voorhout. Onmiddellijk achter de huizen langs de noordoostelijke zijde van het Lange Voorhout strekte zich het bos uit. Tijdens de opstand tegen Spanje had het bos erg te lijden. Ter verschansing van Den Haag tegen een eventuele overval, werd in 1571 een zesde van de eiken gekapt. Het hout bleef echter ongebruikt liggen en toen de Spanjaarden in mei 1574 Den Haag binnenvielen, gebruikten zij de stammen onder meer bij het belegeren van Leiden. Tijdens het beleg van Leiden trok een Spaanse bezetting Den Haag binnen. De Spanjaarden hadden vrij spel en zo werd Den Haag voor naburige plaatsen een gevaar. Toen het Spaanse gevaar geweken was, keerden eerst de magistraat, en geleidelijk ook de regeringscolleges naar Den Haag terug. Ten tijde van de Republiek werd het Haagse bos beheerd door de Staten van Holland en West-Friesland, die de toestemming moesten geven voor het rooien van bomen. Ze vonden het dorp verarmd, vervuild en gedeeltelijk geruïneerd. Het heeft toen maar weinig gescheeld of juist deze Staten hadden het bos in 1575 verkocht om door de opstand ontstane schulden te kunnen aflossen. Ingrijpen van de Haagse magistraat en het Hof van Holland kon dit gelukkig voorkomen en op 16 april 1576 ondertekenden Willem de Zwijger en de Staten van Holland de zogenaamde Acte van Redemptie, waarbij werd bepaald dat het bos nooit mocht worden verkocht of omgehakt en aangetast. Ten koste van zware offers aan geld en het afstand doen van vorderingen zoals de betaling van kerkklokken welke waren gevorderd om gesmolten te worden om geschut te maken, verkreeg Den Haag zo echter de zekerheid dat het bos behouden zou blijven. 17e eeuw Rond de eeuwwisseling werd het bos opengesteld voor publiek, maar na zonsondergang was het nog steeds verboden er te komen. Verboden bleef het bos voor voertuigen. Er werden nieuwe bospartijen aangelegd en talloze bomen geplant. In 1609 werd ten noorden van de Koekamp een baan voor het toen zeer populaire maliespel aangelegd. Vier jaar later kwam een eind aan het privilege van de grafelijkheid om als enige in het bos te jagen. Het publiek maakte gretig gebruik van de openstelling van het bos. Behalve voor de jacht en het weiden van vee, werd het bos een plaats voor ontspanning en (amoureus) vertier. De openstelling had ook negatieve gevolgen, want er werden vaak duels uitgevochten en er vonden geregeld aanrandingen en overvallen plaats. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw tot op de dag van vandaag heeft het Haagse Bos onnoemelijk veel kunstenaars geïnspireerd. In 1635 verscheen een handschrift van de toenmalige substituut-houtvester Cornelis Jacobsen van Heenvliet. Dit werk is waarschijnlijk het eerste vogelboek in Holland en is bewaard gebleven in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het werd genaamd "Jacht- Bedrijft". In 1636 schrijft Van Heenvliet iets over de achteruitgang van fauna en flora in het bos.

Het Huis ten Bosch Omstreeks 1640 vatte Amalia van Solms, de echtgenote van stadhouder Frederik Hendrik, het plan op een kleine zomerresidentie in de directe omgeving van Den Haag te laten optrekken, de zgn. 'Sael van Orange' of Oranjezaal, later Huis ten Bosch genoemd. In mei 1645 stond de Grafelijkheidsrekenkamer aan haar een stuk grond af aan de noordoost-zijde van het Haagse Bos om dit 'tot hare recreatie, exercitie ende oeffininge te veranderen soo in plantagie als betimmeringe, soo sij selve t'haerder vermaeck dienstich soude vonden'. Het ontwerp van het zomerverblijf werd toevertrouwd aan Pieter Post (1608-1669), die vlak daarvoor de verbouwing van het Oude Hof aan het Noordeinde had voltooid. In hoeverre de secretaris van Frederik Hendrik, Constantijn Huygens, bij dit ontwerp assistentie heeft vedeend, is niet duidelijk, maar zeker is dat hij van het begin af bij de bouw betrokken is geweest. Oorspronkelijk bestond het zomerverblijf slechts uit een hoge zaal, geflankeerd door twee appartementen (twee reeksen woonvertrekken). De zaal, die gedekt wordt door een koepel op een achtkantige trommel, heeft als plattegrond een Grieks kruis, waarvan de inspringende hoeken zijn afgeschuind. Toen Frederik Hendrik op 74 maart 1647 overleed, was de bouw van het zomerverblijf nog niet gereed en ook met de decoratie van de centrale zaal, die versierd zou worden met portretten van regerende Europese vorsten, was nog geen begin gemaakt. Ter nagedachtenis van haar echtgenoot besloot Amalia deze zaal, die aanvankelijk louter als ontvangstruimte was bedoeld, geheel om te laten vormen tot een soort mausoleum. Onder leiding van Jacob van Campen (7595-7657) werd het interieur toen van boven tot onder van allegorische beschilderingen voorzien, die de hoogtepunten uit het leven van de stadhouder moesten vereeuwigen. De tuin die korte tijd later, tussen 7645 en 7652, eveneens naar ontwerp van Post werd aangelegd, was een typerend voorbeeld van een classicistische tuin uit de eerste helft van de zeventiende eeuw, waarbij de aanleg op mathematische principes was gebaseerd: een symmetrische opbouw van rechthoeken, gegroepeerd langs een middenas.

18e eeuw In 1706 grensde het Bos nog tot aan het Smidswater ("De Nieuwe Plantage"). Jaarlijks werd er de Pinksterkermis gehouden, 's Nachts vierde men de kermis door in het bos. In 1 729 werd dit door de Staten van Holland en Friesland verboden; dit verbod heeft echter weinig geholpen. De enige stadsuitbreiding buiten de singels binnen deze periode was de Nieuwe Uitleg in 1706, waarmee een deel van de zg. plantage binnen de singelgrachten werd getrokken. Rond het midden van de 18e eeuw ondergaat het huidige Malieveld een metamorfose; het verliest zijn betekenis als kwekerij en krijgt een militaire funktie (excercitieterrein). 19e eeuw In de Franse tijd onder Napoleon werd opdracht gegeven om het bos om te hakken en daarvoor werd een tienjarenplan opgesteld. Door langzaam-aan-acties o.a. van de landmeter Arie van der Spuy die het geheel moest opmeten, werd deze opzet verijdeld. De "Acte van Redemptie" heeft wellicht ertoe bijgedragen dat niet met het kappen werd begonnen. Na de val van Napoleon kwamen de kaarten van Van der Spuy goed van pas tijdens de regering van Willem I. De naam Arie van der Spuy werd voor goed aan die van het Haagse Bos gekoppeld toen hij in opdracht van de regering de vijvers aanlegde. Het landschapsplan was door hem ontworpen nadat een ontwerp van Zocher was afgekeurd . Met de uitgegraven grond werd het op sommige plaatsen zeer moerassige bos opgehoogd. In de negentiende eeuw ging het Haagse Bos de taak van volkspark vervullen, het werd voor Hagenaars wat voor de Amsterdammers het Vondelpark is. Nauwelijks waren de vijvers gereed of de Witte of Litteraire Sociëteit vroeg toestemming aan de vijver een linnen tent te mogen plaatsen. In 1823 werd deze door een houten en aan het eind van de eeuw door een stenen bouwsel vervangen.

20e eeuw In 1920 werd de laan van Nieuw Oost Indië dwars door het bos doorgetrokken en in 1934 voor snelverkeer verbreed. In de Tweede Wereldoorlog is in het kader van de aanleg van de Atlantikwall door de Duitsers het zuidelijk deel van het bos gekapt en geëgaliseerd. Op de grens met het nog intacte bos werd een tankgracht aangelegd (*). De Duitse bezetters kapten het grootste deel van de beplanting, slechts 15% van de bomen stond na de bevrijding nog overeind en het Haagse Bos leek tot verdwijnen gedoemd. Na de oorlog was men ervan overtuigd dat het bos behouden moest blijven en werd met een nieuwe aanleg een begin gemaakt, die omstreeks 1950 voltooid is. Staatsbosbeheer heeft het bos zijn karakter van verpozingspark weten terug te geven. Een verandering in het bos was de aanleg van de Utrechtse Baan die in 1976 is geopend. Deze heeft de Koekamp en het Malieveld rigoureus van het Haagse Bos afgesneden. De laatste ingrepen in dit gebied zijn de aanleg van een parkeergarage onder het Malieveld aan de Koningskade en de start van een tunnel vanaf de Rijnstraat onder de Koekamp, waardoor een herinrichting van dit gebied plaatsvindt die ten goede komt aan de bereikbaarheid van de Koekamp vanuit de binnenstad en vanaf het Koningin Julianaplein. Boven de Utrechtsebaan is op het kruispunt van Koekamp, Haaagse Bos en de Bezuidenhoutseweg het 50 meter hoge VNO-gebouw de nieuwste bebouwing die is gerealiseerd.

*De Adantikwall en het Haagse Bos. Eind 7947 besloot het Duitse opperbevel tot de aanleg van de Atlantikwall langs de Europese Westkust. De aanleg van deze verdedigingslinie vond in de jaren 7942-7945 plaats. Het doel was in geval van een tweefrontenoorlog de geallieerden aan de kust te verslaan. Bij de opzet van de Atlantikwall lag de nadruk aanvankelijk op strategisch belangrijke plaatsen (zoals havens en zeegaten). In Nederland kregen daarom Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland en Vlissingen de meeste aandacht. Ook Den Haag/Scheveningen werd, als kustplaats en bestuurlijk centrum, als potentieel interessant doelwit voor een invasie cq. "raid" gezien. Aan Den Haag/Scheveningen werd dan ook de op één na hoogste status verbonden ("Stützpunktgruppe", StPGr.). Het geheel van verdedigingswerken, dat een groot deel van het Haagse en een kleine deel van het Wassenaarse grondgebied besloeg, kreeg de benaming "Stützpunktgruppe Scheveningen" mee. Deze StPGr. was een combinatie van StPGr. Scheveningen en het Stützpunkt (StP.) Clingendael. Het laatstgenoemde gebied - ook wel "StP. Reichskommissar" genoemd - werd ruwweg begrensd door de Kwekerijvaart, Raamweg, Koningskade, Malieveld, Haagse Bos, oostzijde van Oosterbeek/Clingendael, terrein Haagsche Golfclub en de Van Alkemadelaan. Dit StP. was met andere woorden gelegen rondom Clingendael, de residentie van de "Reichs- kommissar für die besetzten niederlandischen Geblete", Dr. Arthur Seyss-Inquart. Dit StP. was aan de oorspronkelijk StPGr. toegevoegd toen het Duitse opperbevel het vertrek van het Duitse bestuur naar veilige oorden in het oosten van ons land had verboden. De voormalig Duitse verdedigingswerken in het Haagse Bos liggen er, omdat de zuidgrens van de StPGr. door het bos liep. Deze grens - de hoofdweerstandslijn of "Hauptkampflinie, (HKL)" - moest voor tanks onneembaar zijn. Als versperringsmiddel werd hier een natte tankgracht aangelegd. Aangezien elke versperring in principe te nemen of op te ruimen is, was zij alleen werkzaam indien het terrein voor de versperring (aan de vijandzijde) onder vuur genomen kon worden. Langs de gehele HKL kwamen daarom verdedigingswerken in de vorm van wapenopstellingen voor en werd aan de vijandzijde van de HKL een schootsveld gecreëerd. In het geval van het Haagse Bos betekende dit laatste het kappen van een groot deel van het bos. Naast de wapenopstellingen lagen er, enigszins in het achterland, nog werken voor de huisvesting van de manschappen en ondersteunende functies.

Huidig Ruimtelijk Karakter

Het stelsel van strandwailen met hun primair wegenpatroon en strandvlakten met hun evenwijdig lopende afwateringen is in hoge mate bepalend geweest voor de structuur van het latere Den Haag, niet alleen voor het centrum maar ook voor een groot deel van de latere stadsuitbreidingen. De smalle strandwal, waarop de oudste kern van Den Haag ligt, wordt in grote trekken gemarkeerd door de lijn Benoordenhoutseweg-Kazernestraat-Noordwal-aan de noordwestzijde en de lijn Bezuidenhoutseweg-Korte en Lange Poten- Spuistraat-Vlamingstraat- Laan aan de zuidoostzijde. Deze lijnen lopen parallel met de in de Middeleeuwen gegraven wateringen aan weerszijden van de strandwal en hun beloop is dan ook wat rechtlijniger dan dat van de strandwal zelf. De as van de strandwal wordt gevormd door de middeleeuwse verbindingsroute Leiden -'s-Gravenzande, die buiten de oude stadskern wordt gemarkeerd door de Loosduinseweg en de oude Leidse Straatweg door het Haagse bos. Het bos of de haag, waaraan de stad haar naam ontleent, zal zich oorspronkelijk over de gehele strandwal hebben uitgestrekt. Binnen de huidige stadskern herinneren name als Voorhout en Kortenbos nog daaraan; daarbuiten bijvoorbeeld een naam als Eikenduinen. En natuurlijk het Haagse Bos zelve. De sedert de 16de eeuw beschikbare kaarten maken duidelijk dat het pre-stedelijk patroon van wegen, waterlopen en groen tot het einde der 19e eeuw herkenbaar doorwerkt in de ontwikkeling van de Haagse stadsplattegrond.

Nadere typering van de te beschermen waarden Het Haagse Bos en de hieraan grenzende groengebieden (Koekamp/Malieveld/Reigersber- gen/Marlot) nemen binnen de stedelijke groenstructuur een prominente plaats in. Het Haagse Bos, de Koekamp en het Malieveld zijn eigendom van het rijk. Mede hierdoor en de uit 1576 stammende "Acte van Redemptie" heeft het gebied zijn karakter kunnen behouden. In deze Akte was immers vastgelegd dat het grafelijk domein blijvend bestemd werd als groengebied en de uiterlijke verschijningsvorm gerespecteerd diende te worden. Het complex grenst op een unieke wijze direct aan het stadscentrum en vormt een aaneenschakeling van groengebieden tussen stadscentrum en buitengebied (). Het complex is vanwege de maatvoering, het karakter en de relaties die het heeft met andere groengebieden een belangrijk element in zowel de stedelijke als de ecologische hoofdstructuur. Zo staat het enerzijds in verbinding met Reigersbergen, Marlot en de Duivenvoordse Polder (ecologische hoofdstructuur op rijksniveau) en anderzijds met de stedelijke hoofdstructuur via de grachten en de groenstroken langs de Koningskade/Raamweg. Het functioneert als biotoop voor uiteenlopende leefgemeenschappen (bos, weiden en water). Ook in recreatief opzicht is het complex van belang, het vervult een rol als "wig"naar buiten en als verblijfsgebied op zich. Een sleutelbegrip bij de huidige kwaliteit van het Haagse Bos/Koekamp/Malieveld is het contrast tussen het groene, onbebouwde landelijk gebied en de in toenemende mate verstedelijkende omgeving. Dit contrast is vooral ontstaan door het langdurig sterk behoudsgerichte beheer van het gebied (in de geest van de "Acte van Redemptie"). Het gebied is een omvangrijke groene ruimte in de stedelijke omgeving, dat enerzijds verbonden is met de grotere landschappelijke ruimten rondom Den Haag, maar dat door de oorspronkelijke strandwallenstructuur tegelijk verbonden is met de ruimtelijke structuur van de Haagse binnenstad. Daarbij neemt de verstedelijking rondom het gebied nog steeds toe als gevolg van de ligging van het Centraal Station en de Utrechtse Baan.

De kontrastwerking tussen het stedelijk gebied en de Koekamp/Malieveld bestaat uit de volgende aspecten:

- Openheid vs.verdichting. Het Malieveld is samen met een groot deel van de Koekamp een opmerkelijk groot groen-gebied binnen de stedelijke verdichting - Rust vs. stedelijke onrust. Rondom het terrein van Staatsbosbeheer in de Koekamp en in het Haagse bos heerst nog steeds een opmerkelijk rust, die scherp contrasteert met de omringende drukte van veel voetgangers en van het verkeer. - Oud VS. nieuw Het historische karakter van het gebied contrasteert op boeiende wijze met de eigentijdse ontwikkelingen. Vooral vanaf de Koekamp kan dit goed worden ervaren. - Een laatste belangrijke contrast wordt gevormd door de idylle van een landelijke sfeer met herten temidden van een betrekkelijk nuchtere stadsomgeving. Deze enigszins vervreemdende sfeer ontstaat mede door de aanleg in de romantische landschapsstijl die de illusie van een landelijke wijdsheid wil oproepen. - Aan de kwaliteit van het gebied wordt tenslotte sterk bijgedragen door de monumentaliteit van het Haagse Bos/Malieveld/Koekamp als geheel en van het Malieveld en de Koekamp afzonderlijk.

Beheer

Het beheer van het complex Haagse Bos zal gericht zijn op het in stand houden en vergroten van de waarde van het gebied voor de samenleving, door zorg te dragen voor:

- Het behoud en waar nodig herstel van terreineigenschappen die bepalend zijn voor de cultuurhistorische waarde. De historische gegroeide kenmerken van het landschap zullen worden gehandhaafd, zoals de vorm van het gebied, de mate van openheid en het padenpatroon.

- Het behouden en waar mogelijk vergroten van de natuurwetenschappelijke waarde. Omstandigheden waarvan het voorbestaan van waardevolle leefgemeenschappen afhankelijk is, worden gehandhaafd.

- Het behouden en waar mogelijk vergroten van de belevingswaarde van het gebied. De landelijke sfeer van het Haagse Bos (en vooral van de Koekamp) zal worden behouden en waar nodig hersteld.

- Het bieden van mogelijkheden aan bezoekers voor passende vormen van openlucht- recreatie en het beleven van de waarden van het gebied. Er zullen mogelijkheden geboden worden voor rustige vormen van openluchtrecreatie, met name wandel-, fiets-, en kijkrecreatie. (Voor het Malieveld zal de nadruk liggen op het bieden van tijdlijke voorzieningen voor intensieve openluchtrecreatie en sociaal-culturele voorzieningen).

- Het leveren van een blijvende en optimale bijdrage aan de houtproduktie. Er zal , met volledige inachtneming van de andere waarden en gebruiksmogelijkhedenvan het bos, gestreefd worden naar de duurzame produktie van zoveel mogelijk hout van een zo hoog mogelijke kwaliteit. Typerend zijn:

- de eeuwenoude groene structuur van het Haagse Bos op de strandwal die reikt tot ver in de binnenstad; - het grotendeels nog onbebouwde karakter van het Haagse Bos; - de relatie met het Malieveld en de Koekamp die in feite onlosmakelijk onderdeel zijn van het Haagse bos; - de 1 9e-eeuwse parkaanleg met vijvers, sloten enz; - bebouwing en tuinaanleg van Paleis Huis ten Bosch; - de relatie met aangrenzende groengebieden van de beschermde stadsgezichten Marlot/Reijgersbergen en Benoordenhout; - de relatie met de Wassenaarse landgoederen.

Waardering

De geschiedenis van Den Haag is onverbrekelijk verbonden met het Haagse Bos. Het bos bestaat uit een omvangrijke en eeuwenoude groenstructuur die zich nu manifesteert als grotendeels gesloten loofbos. Het Haagse Bos is gekenmerkt als onderdeel van de zeer belangrijke reeks van openbare ruimten in Den Haag die de voorname groene sfeer van de stad bepalen. Voor Den Haag is deze historische structuur tot nu toe de ontbrekende schakel in het totale aanééngesloten gebied van Den Haag dat rijksbeschermd stadsgezicht is. De relatie met aangrenzende groengebieden van de beschermde stadsgezichten Marlot/Reijgersbergen en Benoordenhout en de Wassenaarse landgoederen verhoogt de waarde van dit gebied.

Cultuurhistorische betekenis van de overgebleven verdedigingswerken*. Er zijn 29 werken in het bos bekend. In het kader van het herstel van het bos werden de meeste werken in de jaren 7947-7948 aan het oog onttrokken. Dit gebeurde door algehele of gedeeltelijke sloop en/of afdekking/onderwerking. In het gebied bevinden zich nog acht intacte, afgedekte/ondergewerkte objecten en zeven gedeeltelijk gesloopte en afgedekte/ondergewerkte objecten. De tankgracht werd bij het herstel van het bos tot waterpartijen vergraven. Van de acht intacte werken zijn de volgende zeven acht werken van cultuurhistorische betekenis: - T.24 en 7.27, flankerende wapenopstellingen langs de voormalige tankgracht. 7.27 /s een Ringstand of Tobruk (Duits standaardtype 58c). Dit is een kleine, gewapend betonnen bunker, bestaande uit een gevechtsruimte met een rond gat in het dak van waaruit met een mitrailleur de omgeving bestreken kon worden. T.24 is een grote, zwaar uitgevoerde gewapend betonnen geschutskazemat (type 625) voor de opstelling van een mobiel anti-tankwapen en onderbrenging van manschappen en munitie; - T.2, T.3, 7.4 en 7.25, een klein complex van zwaar uitgevoerde bunkers met ondersteunende functies. T.2 is een geschutsremise (type 629), T.3 een groepsonderkomen (type 622), 7.4 een keukenbunker (type 645) en 7.23 een munitiebergplaats (type 734). - T.75, in het achterland gelegen, eenvoudig, gewapend betonnen munitiebergplaats.

*De beschermingsprocedure voor deze verdedigingswerken valt buiten de aanwijzingsprocedure van het Haagse Bos op zich. / ƒ' '

(') sif O;

Kuc'Kii/iip

CEZUIOENHOUTSt-Wtr

*. lï 1

1 ;1 11

.' SCHtrjKVIAOUCI