Buitengebied Herziening 2016 ONTWERP
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Buitengebied herziening 2016 ONTWERP Buitengebied herziening 2016 Buitengebied herziening 2016(ontwerp) Inhoudsopgave Bijlagen bij de toelichting 3 Bijlage 1 PlanMER bestemmingsplan buitengebied 4 Bijlage 2 Verslag vooroverleg en inspraak 170 2 NL.IMRO.0263.BP1134-ON01 Buitengebied herziening 2016(ontwerp) Bijlagen bij de toelichting NL.IMRO.0263.BP1134-ON01 3 Buitengebied herziening 2016(ontwerp) Bijlage 1 PlanMER bestemmingsplan buitengebied 4 NL.IMRO.0263.BP1134-ON01 planMER bestemmingsplan buitengebied Maasdriel CONCEPT planMER bestemmingsplan buitengebied Maasdriel CONCEPT Inhoud planMER 26 mei 2017 Projectnummer 934.00.00.01.00.00 Samenvatting De gemeente Maasdriel herziet de geldende bestemmingsplannen voor het buitengebied inclusief herzieningen en wijzigingen tot één actueel en digitaal bestemmingsplan Buitengebied voor de gemeente. De gemeente besloot daartoe omdat zij, op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), over een actueel, digitaal (IMRO 2012/SVBP2012) en digitaal gepubliceerd (IMRO 2012/STRI 2012) bestemmingsplan dient te beschikken. De geldende bestemmingsplannen Buitengebied, een plan voor het buitendijks deel en een plan voor het binnendijks deel, zijn onherroepelijk in wer- king getreden op 17 januari, respectievelijk 14 februari 2008. Dit betekent dat begin 2018 beide bestemmingsplannen geactualiseerd moeten zijn om te voldoen aan de eisen van de Wro. Voor het opstellen van het bestemmingsplan moet ook een milieueffectrapport (planMER) worden opgesteld. Een dergelijk rapport biedt inzicht in de milieueffecten van de ontwikkelingen die op grond van een bestemmingsplan in het plangebied mogelijk worden gemaakt. Op basis van het planMER kan een verantwoorde keuze worden gemaakt over welke ontwikkelingen op grond van het bestemmingsplan wel en niet mogelijk (kunnen of moeten) worden gemaakt. Het bestemmingsplan biedt namelijk het kader voor toekomstige activiteiten waarvoor volgens de Wet milieubeheer (Wm) een besluit-m.e.r.(beoordeling) verplicht is, met name in de vorm van uitbreiding van bestaande veehouderijen. Daarbij moet voor het bestemmingsplan op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) ook een “passende beoordeling” worden uitgevoerd, omdat in de omgeving van het plangebied verschillende Natura 2000-gebieden liggen. Ook op basis hiervan moet een planMER worden opgesteld. Alternatievenontwikkeling Het MER is gebaseerd op het voorontwerpbestemmingsplan buitengebied, herziening 2016. Mede op basis van de uitkomsten daarvan is waar nodig het ontwerpbestemmingsplan aangepast en het planMER aangevuld en afgerond. De ontwikkelingsmogelijkheden op grond van het voorontwerpbestemmingsplan en het uitgangs- punt dat de milieueffecten van de “worst case” situatie bepaald moeten worden in overweging nemende, is het voornemen op basis van de volgende uitgangspunten uitgewerkt: Grondgebonden agrarische bedrijven kunnen omschakelen naar een grondgebonden veehoude- rijbedrijf; Grondgebonden agrarische bedrijven hebben de mogelijkheid tot het ontwikkelen van een intensieve neventak tot 250 m2; De agrarische bouwvlakken van grondgebonden agrarische bedrijven worden vergroot bij wijzi- ging tot 1,5 ha. Dit is niet toegestaan voor een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aandui- ding 'glastuinbouw' of een paddenstoelenteeltbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt' of een niet-grondgebonden veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij'. Intensieve veehouderij kan uitbreiden binnen het bouwvlak, voorzover dit is aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij'. Uitbreidingsmogelijkheden hierbinnen zijn beperkt. Glastuinbouwbedrijven mogen uitbreiden binnen het bouwvlak, binnen de aanduiding ‘glas- tuinbouw’; Om misverstanden te voorkomen wordt opgemerkt dat het voornemen in het voorliggende planMER wordt uitgewerkt op basis van het voorontwerpbestemmingsplan. Allereerst zijn de milieueffecten van het voornemen bepaald en beoordeeld. Op basis hiervan is inzicht verkregen in die milieueffecten van het voornemen die als negatief of als zeer negatief beoordeeld worden en waarvoor maatregelen nodig zijn om deze te voorkomen of te beperken. Op basis van de uitkomsten van de Passende beoordeling (zie hoofdstuk 6) is duidelijk geworden dat in het bestemmingsplan een maatregel nodig is om te garanderen dat geen negatieve effecten in Natura 2000-gebieden optreden en dan met name ten aanzien van de stikstofdepositie. Hiertoe is een uitvoerbaar alternatief bepaald, dat bestaat uit twee onderdelen: 1. de ammoniakemissie mag per bedrijf niet meer bedragen dan in de huidige situatie; 2. enige toename van de emissie is toegestaan, mits dit onder de drempelwaarden van het PAS blijft (0,05 mol c.q. 1 mol). Voor deze onderdelen van het PAS is in dat kader een Passende beoordeling uitgevoerd, waardoor dit kan worden toegestaan in het kader van het bestem- mingsplan. Het voornemen is beoordeeld op de volgende milieuthema’s: - natuur; - landschap, cultuurhistorie en archeologie; - geur; - bodem en water; - licht; - luchtkwaliteit; - geluid; - verkeer; - gezondheid. Voor deze milieuthema’s zijn de volgende onderdelen beschreven: - een beschrijving van de referentiesituatie (huidige situatie en autonome ontwikkeling); - een beschrijving van de milieueffecten per alternatief; - de beoordeling van de milieueffecten; - een omschrijving van de mogelijke maatregelen om (zeer) negatieve milieueffecten te voorkomen of te beperken; - een omschrijving van de zogenoemde leemten in de kennis. Verder is in hoofdstuk 6 de passende beoordeling opgenomen op grond van de Wet natuurbescher- ming (voorheen Natuurbeschermingswet 1998). Daarin zijn de effecten van het ontwerpbestem- mingsplan beschreven op de inde omgeving van het plangebied gelegen Natura 2000-gebieden. Omdat in het voornemen negatieve effecten niet konden worden uitgesloten, is als maatregel een regeling in het bestemmingsplan opgenomen, waarbij per veehouderij en glastuinbouwbedrijf de maximale ammoniakemissie is vastgelegd. Omdat van de worst case situatie is uitgegaan, zal de praktijk afwijken. In de worst case situatie wordt aangenomen dat alle agrarische bedrijven uitbreiden tot de maximale mogelijkheden. In praktijk zullen bepaalde bedrijven uitbreiden, en bepaalde bedrijven stopgezet worden. Onderstaande tabel geeft een totaal overzicht van de verwachte effecten van de alternatieven. T a b e l Samenvatting milieueffect en Effecten Voornemen Uitvoerbaar alternatief Effecten op Natura2000-gebieden t.a.v. verzuring en vermesting -- 0 Effecten op Natura2000-gebieden t.a.v. overige aspecten 0 0 Effecten op GNN-gebieden t.a.v. verzuring en vermesting - 0 Effecten op GNN-gebieden t.a.v. overige aspecten - - Effecten van stikstof op flora en fauna, met name gericht op beschermde - 0 soorten Effecten van fysieke aantasting op flora en fauna, met name gericht op 0/- 0/- beschermde soorten Effecten van verdroging op flora en fauna, met name gericht op beschermde - - soorten Effecten op de kernkwaliteiten van het landschap: 01 - Het Eiland Heerewaarden; -(-) -(-) 02 - Het eiland van Alem; -- -- 03 – Waaluiterwaarden; -- -- 04 – Maasuiterwaarden; -- -- 05 – Komgrond Drielsche Broek; -(0) -(0) 06 – Oeverwal Rossum - Ammerzoden - - 07 - De komgronden De Vliert en het Groote Lage Broek. (0) (0) Totaalscore -- -- Effecten op cultuurhistorische waarden 0/- 0/- Effecten op archeologische waarden - - Toe- en afname aantal geurgehinderden en mate verandering leefklimaat - - Risico op negatieve effecten op grondwaterkwantiteit. 0 0 Risico van beïnvloeding grondwaterkwaliteit. 0/- 0/- Risico’s en negatieve effecten oppervlaktewaterkwantiteit. 0 0 Risico’s en negatieve effecten de kwaliteit van het oppervlaktewater. 0/- 0/- Effecten op de bodemkwaliteit. 0 0 milieueffecten van licht, bepaald op basis van de toename van de lichthin- 0/- 0/- der Toe-/afname knelpunten fijn stof t.g.v. wegverkeer 0 0 Toe-/afname knelpunten fijn stof t.g.v. bedrijfsvoering 0/- 0/- Toename van de geluidhinder agrarische bedrijven 0/- 0/- Toename van de geluidhinder verkeer t.g.v. agrarische bedrijven 0 0 Verandering van verkeersintensiteiten 0/- 0/- Verandering in de verkeersveiligheid 0/- 0/- Verschillen in gezondheidseffecten op hoofdlijnen 0/- 0/- Het voornemen (worst case) kan op meerdere thema's negatieve effecten hebben door de forse uitbreidings- en omschakelingsmogelijkheden van veehouderijen die in dit alternatief mogelijk zijn. Met name het opnemen van een maximaal toegestane ammoniakemissie per veehouderij in het ontwerpbestemmingsplan zorgt ervoor dat de effecten in beschermde natuurgebieden niet meer negatief zijn. Dit blijkt ook uit de Passende beoordeling in hoofdstuk 6 en de beschrijving in hoofd- stuk 5. Op grond van de Wet Natuurbescherming is het bestemmingsplan daarmee uitvoerbaar. Het ontwerpbestemmingsplan kan nog wel effecten hebben op beschermde soorten. De opgeno- men voorwaarden in wijzigingsbevoegdheden, alsmede de eisen van de Wet natuurbescherming voorkomen evenwel dat deze effecten daadwerkelijk optreden. In het ontwerpbestemmingsplan is er voor gekozen om elke uitbreiding van een niet- grondgebonden veehouderij uit te sluiten, met uitzondering van een gebouw van max. 500 m². Dit in verband met het provinciale Plussenbeleid. In combinatie met het ammoniakplafond zullen de negatieve effecten op het gebied van geurhinder niet of nauwelijks aan de orde zijn. Bovendien voorkomt de toetsing aan de Wet geurhinder het ontstaan van knelpunten. Het