Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten Directie Gebiedsontwikkeling Team Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 [email protected] www.omgeving.vlaanderen.be

Tweede scopingsadvies Project-MER Spitsstroken E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen te Lummen, Beringen, en Ham

Initiatiefnemer: Agentschap Wegen en Verkeer Afdeling Koningin Astridlaan 50 bus 4 3500

30 juni 2021 PRMER-3301-SA2

1. Inleiding

Het milieueffectrapport wordt opgesteld met het oog op de vergunning voor de aanleg van spitsstroken op de E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen te Lummen, Beringen, Tessenderlo en Ham. Het gaat om een wegvak van ongeveer 12.9 km per rijrichting. Om de verkeersdoorstroming te verbeteren zal het volledige traject in beide rijrichtingen voorzien worden van een spitsstrook. Hiervoor worden de bestaande pech – of weefstrook ingericht als spitsstrook en worden pechhavens aangelegd buiten de bestaande grenzen van de verharding. In normale omstandigheden zullen de spitsstroken worden open gesteld tussen 06u00 ten 20u00. Een gedeelte van het project (op grondgebied van Lummen) werd reeds vergund, aangelegd en in gebruik genomen.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage I Rubriek 9: - Aanleg van autosnelwegen en autowegen met inbegrip van hoofdwegen.

Het Team Mer besliste op 23/10/2020 over de aanmelding inclusief eerste scopingsadvies. Er werd een openbare raadpleging voorzien.

Het Team Mer ontving een ontwerp-MER met vraag om een tweede scopingsadvies op 29/03/2021. Er werd een nieuwe openbare raadpleging/participatiemoment/infomoment georganiseerd door de initiatiefnemer van het project. Het Team Mer vroeg adviezen bij de administraties en openbare besturen (zie bijlage). Het Team Mer stelt dit tweede scopingsadvies op met het oog op de methodologie van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM2, de ontvangen adviezen en met het overleg van 19/05/2021.

Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding/ontwerp-MER en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in het eerste scopingsadvies en in dit tweede scopingsadvies geformuleerd zijn.

2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven

Ten opzichte van de aanmelding en rekening houdend met het eerste scopingsadvies dd. 23/10/2020 wordt in verband met de projectbeschrijving onder andere het volgende verduidelijkt:

Aanvullend op de aanmelding/ontwerp-MER moeten de volgende punten ook beschreven worden o Er wordt gesteld in het MER dat het openstellen van de spitsstrook tot 20u vermoedelijk een beperkte impact zal hebben. Deze bewoording volstaat niet en moet grondig gemotiveerd worden in alle relevante disciplines. Indien er minder verkeer over meer

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM).

Team Mer – tweede scopingsadvies PR3301 2 Spitsstroken E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen

rijstroken rijdt zal bijvoorbeeld de snelheid kunnen toenemen en dus mogelijk ook de geluidshinder.

3. Algemene en methodologische aspecten

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de aanmelding/ontwerptekst en het eerste scopingsadvies, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende:

Discipline mobiliteit: - Er zal verduidelijkt worden in het MER welke versie van het verkeersmodel werd gebruikt. - De nodige bijkomende duiding i.f.v. het referentiejaar 2020 zal worden opgenomen in het definitief MER. - Bij de beoordeling van de exploitatiefase is sprake van ontwikkelingsscenario’s 1 tem 3. Aangezien het gaat om scenario’s voor de geplande situatie en niet om ontwikkelingsscenario’s moet de bewoording worden aangepast. - In het MER moet duidelijker onderbouwd worden waarom het openstellen van de spitsstroken tot 20u een erg beperkte impact heeft. - In het definitief MER moet meer aandacht gaan naar het aanzuigeffect van de spitsstroken. Er ontbreekt nu nog een inschatting en beoordeling door het voorzien van de bijkomende capaciteit. - In de aanmelding wordt voorgesteld om het gebruik van de wegenis te monitoren gedurende de aanlegfase. Ook voor de exploitatiefase wordt voorgesteld om continue monitoring te voorzien. Het MER moet een concreet uitgewerkt monitoringsvoorstel bevatten. Het moet duidelijk zijn wat er gemonitord wordt, waar, wie…. . - Paragraaf 6.4.4.2.2. Er wordt gesteld dat de resultaten voor de verkeersleefbaarheid voor de 3 scenario’s hetzelfde is, maar op vlak van doorstroming en filevorming is er wel een verschil. Gaat het verkeer geen andere wegen zoeken wanneer er een slechtere doorstroming is? Dit moet verduidelijkt worden in het MER. - In het MER wordt gesteld dat de ongevallenclusters zich zullen verplaatsen. Hier wordt echter verder niet op ingegaan. Naar waar zullen deze zich verplaatsen? Kan hier vooraf al op ingespeeld worden om de veiligheid in deze zones te garanderen? Ex post aanpassingen doen is te laat, het kan niet zijn dat er eerst ongelukken moeten gebeuren voor men ingrijpt. - Als milderende maatregel wordt aangegeven dat het essentieel is om de rijstroken voldoende breed in te richten. In het MER moet concreet aangegeven worden hoe breed dit dan is. Volstaat de bestaande verharding overal of zal er toch nog extra verharding nodig zijn? - Gezien de leemte in de kennis over de interactie van het invoegend/uitvoegend verkeer op elk wegsegment met de doorgaande stromen, moet in het MER gemotiveerd worden welke invloed dit heeft op de effectbeoordeling. Verder moet er ook aangegeven worden of het al dan niet zinvol is om hiervoor een microsimulatie uit te .

Discipline lucht: - In het MER wordt aangegeven dat de doorrekening in het luchtmodel werd uitgevoerd voor de wegsegmenten waar een toe- of afname van de verkeersintensiteiten van 500 voertuigen per etmaal wordt verwacht. In de luchtmodellering moeten echter alle wegen in het studiegebied worden meegenomen die ook werden gemodelleerd in discipline mobiliteit. Dit moet aangepast worden in het definitief MER.

Team Mer – tweede scopingsadvies PR3301 3 Spitsstroken E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen

- Bij de invoerparameters voor CAR Vlaanderen moet er ook nog worden toegevoegd welke afstand tot de wegas precies gebruikt werd voor de verschillende wegsegmenten. - Langs de Genendijk worden beperkt negatieve effecten berekend. In het MER moet een motivatie opgenomen worden waarom er niet gezocht wordt naar milderende maatregelen. - Het is onduidelijk hoe het aanzuigeffect en de effecten hiervan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht en beoordeeld in het MER. Dit moet verduidelijkt worden.

Discipline water: - Zowel de Grote Laak als de Zwarte beek die kruisen met het project zijn onbevaarbare waterlopen van eerste categorie en vallen bijgevolg onder het beheer van de VMM - De code van goede praktijk is van toepassing voor openbaar wegdomein waarin dezelfde principes en dimensioneringen als de hemelwaterverordening zijn opgenomen en dat de startwaarde voor optimalisatie van de opvang wordt vastgelegd op 250 m³/ha. Indien de aanvrager aantoont dat op een andere manier tot een meer optimale oplossing kan gekomen worden, is dat ook verdedigbaar. Voor de afstroming van regenwater wordt vertrokken van een berekening van 18 km gracht met een bergingsruimte van 0,5 m³ per lopende meter. Op deze manier wordt gekomen tot een aanwezige berging van 9.000 m³. Rekening houdend met het grachtprofiel op pag. 153 komt dit neer op een complete vulling van de langsgracht en dit over het volledige traject. Het is echter niet duidelijk op welke wijze deze vulling van de grachten wordt gegarandeerd aangezien er geen informatie is opgenomen over drempels, aansluitingen, e.d. Daarnaast gaat het ook niet over vlak terrein, waardoor op basis van de zeer summiere berekening toch grote vragen kunnen gesteld worden of er wel degelijk sprake is van 9.000 m³ berging. Er wordt aangegeven dat er sprake is van 44,4 ha verharding en dat de pechhavens bijgevolg probleemloos kunnen opgevangen worden in de langsgrachten. Rekening houdend met de normering van de code kan gesteld worden dat er in totaliteit 11.100 m³ opvang aanwezig zou moeten zijn en dat bijgevolg de huidige opvang, mits deze al volledig zou kunnen aangewend worden, reeds onvoldoende is wat in strijd is met de stelling in het MER. Verder is er sprake van het inbuizen van grachten over een afstand van 600 m op een totaliteit van 18 km wat als verwaarloosbaar wordt ingeschat. Deze afname in infiltratiemogelijkheid in combinatie met een reeds onvoldoende mogelijkheid tot infiltratie, kan bezwaarlijk als verwaarloosbaar beschouwd worden. Gericht op de overstap naar een meer klimaatrobuust beleid zijn inbuizingen daarnaast weinig adaptief en wenselijk. - Bij de milderende maatregelen wordt opgenomen om de infiltratiemogelijkheden en bufferingscapaciteit binnen het projectgebied te maximaliseren, maar er wordt niet aangegeven hoe dit moet gebeuren en wat eventueel te respecteren voorwaarden zijn. Er kan niet akkoord gegaan worden met de conclusie dat de ingreep verwaarloosbaar is aangezien de berekening van het bergingsvolume zeer rudimentair en mogelijk foutief is, het huidige opvangvolume niet voldoet en bijgevolg de nieuwe verhardingen hier niet bijkomend in kunnen geborgen worden, de infiltratieoppervlakte aanzienlijk verder gereduceerd wordt door inbuizingen van grachten en er geen informatie is toegevoegd op welke wijze de milderende maatregelen in praktijk kunnen gebracht worden. - Met betrekking tot de waterkwaliteit wordt gesteld dat het watersysteem ter hoogte van de E313 momenteel al beïnvloed wordt door run-off en dat er in vergelijking met de referentiesituatie geen aanzienlijke wijzigingen verwacht worden ten gevolge van afzet van verontreinigende stoffen. VMM wil sterk voorbehoud maken bij deze conclusie en op basis van de zeer beperkt aangeleverde informatie rond het aspect waterkwaliteit. We verwijzen hiervoor onder meer naar onderzoek dat uitgevoerd is door VMM in het Belini project

Team Mer – tweede scopingsadvies PR3301 4 Spitsstroken E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen

waaruit blijkt dat afstromend wegwater wel een aanzienlijke impact kan hebben op oppervlaktewater. De bijkomende verharding neemt de huidige bestaande berm weg, en neemt bijgevolg de mogelijkheden om zuivering via infiltratie via de bermen te voorzien weg. Nochtans kan dit effect eenvoudig weerhouden worden mits maximaal op infiltratie wordt ingezet. Op basis van de beschrijving lijkt dat het wegeniswater via slikkers rechtstreeks wordt aangesloten op de grachten en er dus geen sprake zal zijn van een zuiverende werking van berminfiltratie. Verwacht kan worden dat de bijkomende verharding en de versnelde afvoer van het wegwater richting waterloop van de pechhavens meer impact op de waterkwaliteit zal hebben. In combinatie met het feit dat het gebied gelegen is in het speerpuntgebied van Zwarte Beek en verder in de aandachtsgebieden van de Grote Laak en De Hulpe – Zwartwater is bijkomend aandacht nodig voor de kwaliteit van afstromend wegwater. Al deze aspecten samen doen VMM besluiten dat een impact op de oppervlaktewaterkwaliteit niet als verwaarloosbaar kan ingeschat worden op basis van de aangeleverde informatie en zich randvoorwaarden opdringen om de impact op het ontvangend oppervlaktewatersysteem te ondervangen - Het afstromend oppervlaktewater van de E313 komt terecht in de afstroomgebieden van de Vlaamse waterlichamen Grote Laak, De Hulpe en Zwarte Beek. We meten regelmatig overschrijdingen van de MKN in het Vlaams waterlichaam van o de Grote Laak voor de volgende parameters: chloriden, geleidbaarheid, totaal fosfor, chemisch zuurstofverbruik, Zink, Cadmium, Cobalt. o De Hulpe (Winterbeek) voor de volgende parameters: chloriden, geleidbaarheid, totaal fosfor, chemisch zuurstofverbruik, Cobalt. o de Zwarte Beek voor de volgende parameters: fosfor totaal, Cobalt. - Volgens de studie Sanering wegwater, Verkenning technologische mogelijkheden (VMM, 2019) zijn deze stoffen mede gelieerd aan lozingen vanuit autosnelwegen. Gelet op de bijkomende verkeerslast die verwacht wordt en die zal zorgen voor een toename van de concentraties van deze stoffen in de waterafvoer van de E313, vraagt VMM bij voorkeur infiltratie van afstromend oppervlaktewater in de berm. Indien niet mogelijk wordt de aanleg van de volgende randvoorzieningen gevraagd: infiltratiegrachten met tussenschotten voor het afstromend oppervlaktewater of opvang van het afstromend oppervlaktewater in een bezinkingsbekken die geruimd kan worden met nazuivering in een rietveld. Het MER moet op basis van bovenstaande opmerkingen worden aangepast en aangevuld.

Discipline geluid & trillingen: - Er moet gerekend worden met de maximaal toegelaten rijsnelheden en niet met de free flow snelheden uit de discipline mobiliteit. - Er moet verder ook verduidelijkt worden met welke werkelijke snelheden werd gerekend. De minimale of de maximale. - In het MER moet ook bij discipline geluid duidelijk aangegeven worden waar de woningen zich bevinden waar nu al een geluidsniveau van 70dB(A) of meer is. Er moet duidelijk aangegeven worden om hoeveel woningen het gaat en welke milderende maatregelen er zullen genomen en aanbevolen worden om het geluidsklimaat voor deze woningen te verbeteren. - Onder § 6.8.6 ‘Milderende maatregelen’ wordt het volgende aangegeven: ‘Voor de geplande verkaveling aan de Zwanenbergstraat wordt aanbevolen om de woningen verhoogd akoestisch te isoleren’. Deze geluidsniveaus liggen hoger dan de gedifferentieerde referentiewaarden voor nieuwe woonontwikkelingen. In welke mate zal het geluidsniveau ter hoogte van deze nieuwe verkaveling toenemen door het project? De maatregel die wordt aanbevolen ‘woningen

Team Mer – tweede scopingsadvies PR3301 5 Spitsstroken E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen

verhoogd akoestisch isoleren’ zal het geluidsniveau in de buitenruimtes van deze verkaveling niet terugdringen. Er moeten daarom eerst maatregelen aan de bron of aan de overdracht worden geformuleerd. In het MER moet ook duidelijk worden aangegeven in welke mate deze bronmaatregelen het geluidsniveau zal verbeteren. - Er wordt aangegeven dat er een geluidssaneringsonderzoek zal gebeuren om het geluidsniveau langsheen het projectgebied te verbeteren. Het is echter onduidelijk op welke termijn deze zal plaatsvinden. Hierover moet een indicatie gegeven worden in het MER. - Op pagina 186 moeten de cijfers correct weergegeven worden. BIJ EVA1a is er een verschil van 5 dB dit valt buiten de tolerantie van 4 dB.

Discipline bodem: - Er ontbreekt een raming van het aantal vrachtwagens - Er is op pagina 134 een volume grondafvoer berekend. Dit heeft zicht in discipline mobiliteit echter niet vertaald in het aantal vrachtwagentransporten. Dit moet worden aangevuld in het definitief MER.

Discipline mens-gezondheid: - Een bijdrage van 10% aan de GAW voor NO2 is 2 µg/m³ ipv 1,2 µg/m³. In het MER moet nagekeken worden of de beoordeling op basis hiervan niet bijgesteld moet worden. - In de discipline gezondheid worden milderende maatregelen voorgesteld. Het is echter niet duidelijk wat het resteffect is na het nemen van deze milderende maatregelen. In functie van doorvertaling in de besluitvorming moet hierover duidelijkheid gegeven worden in het MER. Het is ook belangrijk om in eerste instantie te kijken welke maatregelen mogelijk zijn om door de initiatiefnemer genomen te worden, pas in laatste instantie kunnen flankerende maatregelen voorgesteld worden. Wanneer de flankerende maatregelen toegepast worden om de effecten van het project te milderen, moet dit flankerend beleid goedgekeurd zijn, bij voorkeur voor indiening van de omgevingsvergunningsaanvraag. - In het project-MER op p 298 wordt aangegeven dat men in Lummen en Ham niet tevreden is over de huidige situatie wat betreft geluid en trillingen, terwijl Beringen even rood kleurt op figuur 6-100. Dit kan best worden aangepast in het MER.

Discipline mens-ruimtelijke aspecten: - Ter hoogte van het afrittencomplex 25a is een BPA van toepassing. Hiermee moet rekening gehouden worden in het definitief MER. - In het huidige ontwerp-MER wordt het aspect veiligheid en Seveso beperkt besproken. Enerzijds wordt voor het bedrijf Borealis gesteld dat voor de berekende scenario’s de letaliteit ter hoogte van de autosnelweg voor personen in een voertuig gelijk is aan nul. Hierdoor zal de toename van de aanwezigheid op de E313 dan ook niet leiden tot een toename van het groepsrisico van Borealis. - Anderzijds wordt aangegeven dat de toename van de populatie op de E313 kan leiden tot een toename van het groepsrisico van Primagaz (en potentieel een overschrijding van het groepsrisicocriterium). Er wordt besloten dat gezien de beperkte toename van het verkeer (9%) en de afstand van de E313 tot Primagaz (ca. 1,3 km) er verwacht wordt dat de toename van het groepsrisico beperkt zal zijn. Team EV is van mening dat deze beoordeling momenteel niet voldoende werd uitgewerkt en stellen voor dat de toename van het groepsrisico alsnog wordt uitgerekend en besproken in samenwerking met een erkend VR- deskundige. Het is belangrijk dat dit voldoende en volledig uitgewerkt is in de

Team Mer – tweede scopingsadvies PR3301 6 Spitsstroken E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen

vergunningsaanvraag echter in het MER kan best wel een correcte beoordeling worden opgenomen.

Discipline biodiversiteit: - De verscherpte natuurtoets en passende beoordeling moeten worden aangepast conform de huidig geldende richtlijnen. - ANB merkt op dat de natuurreservaten opgenomen werden in de te onderzoeken aandachtsgebieden maar dat de hierbinnen tot doel gestelde streefbeelden (gekoppeld aan natuurbeheerplan) niet getoetst werden aan de kritische lasten die ze kunnen verdragen. De meest nabijgelegen natuurreservaten worden enkel opgelijst. Dit moet worden aangevuld in het definitief MER. - De paardenweide staat gekarteerd als soortenrijk permanent grasland, maar het is onduidelijk of dit in huidige toestand nog het geval is.”: Deze zin is onduidelijk: vermits dit gaat over “de huidige toestand” kan dit toch perfect op terrein worden waargenomen en kan de biologische waarde toch door de deskundige perfect worden ingeschat.

Discipline klimaat - De conclusies en de effectbeoordeling zijn niet op elkaar afgestemd. In de effectbeoordeling is sprake van een toename van 8 kton CO2,eq, terwijl het in de conclusie gaat over 0,008 ton. Dit moet aangepast en afgestemd worden in het MER.

Ook de volgende onderdelen komen in het MER aanbod (cfr. richtlijnenboek Algemene methodologie): - de leemten in de kennis - de eventuele opvolgings- en monitoringsmaatregelen - een afzonderlijke discipline-overschrijdende samenvatting (inclusief de milderende maatregelen) - een niet-technische samenvatting.

4. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen en MER-coördinator

Het project-MER werd opgesteld door het team van deskundigen waarover in de eerste aanmeldingsbeslissing werd beslist.

Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan het Team Mer.

Digitaal getekend

Door Lina Grooten

Directiehoofd Directie Gebiedsontwikkeling Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

Team Mer – tweede scopingsadvies PR3301 7 Spitsstroken E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen

Bijlage

Aantal inspraakreacties die tijdens de openbare raadpleging/participatiemoment ingediend werden: 3

Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op overleg) en betrokken worden in de verdere procedure:

- ANB - Gemeente Beringen - Departement MOW - Departement Omgeving – GOP - team EV - Departement Omgeving – GOP - Milieu-ruimte - Departement Omgeving – BJO – Team Leefomgevingskwaliteit - Gemeente Ham - Gemeente Lummen - Gemeente Tessenderlo - VMM – lucht - VMM – team Watertoets

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben:

- Provincie Limburg - Agentschap Zorg en Gezondheid - Onroerend Erfgoed Limburg

Team Mer – tweede scopingsadvies PR3301 8 Spitsstroken E313 tussen de verkeerswisselaar van Lummen en complex 25 Ham in beide rijrichtingen