Schaal Van 25Ooo. -V
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
-IV- INLEIDING Ligging en geschiedenis De voormalige waterschappen Groot en Klein-Houtdijk waren beide gelegen in de gemeenten Kamerik en Woerden. Kamerik behoorde tot Utrecht (het Sticht) en het Land van Woerden was Hollands gebied. Groot-Houtdijk besloeg een oppervlakte van ruim 333 ha, waarvan 215 ha in Kamerik en 118 ha in Woerden lag. De totale oppervlakte van Klein-Houtdijk was 185 ha, waarvan 165 ha in Kamerik en 20 ha in Woerden. Het Woerdense gedeelte van de waterschappen staat bekend onder de naam Geestdorp, een vruchtbare kleistrook ten noorden van de Oude Rijn. Het grootste gedeelte van het Geestdorpse kleiland werd in de 17e en 18e eeuw afgeticheld ten behoeve van de Woerdense steen- en pannebakkerijen. Het afgetichelde land werd beplant met wilgen- en elzenhout en later weer tot grasland ont gonnen. Het veengebied ten noorden van Geestdorp werd later in cultuur gebracht. De veenpolders Groot en Klein-Houtdijk worden gezien als een zeer vroege ontginning: De Houtdijken behoorden tot het gebied waar de zgn. dertiende penning als handwissel diende te worden betaald. Het dertiende penninggebied is ontstaan in de 11e of 12e eeuw. Ytrkend in. 1873. Jhnzien in M87;pd.kerx.i*, 808. Schaal van 25ooo. -V- In 1715 verkochten de Staten van Utrecht de ambachtsheerlijkheid van Kamerik en de Houtdijken aan de familie Van Teylingen. Dit verklaart de toevoeging -Teylingens achter de benamingen Groot en Klein-Houtdijk in de wat oudere archiefstukken. Overigens is de benaming "Houtdijk" ter vervanging van "Houdijk" pas in de 19e eeuw (ten onrechte) in zwang gekomen.(1) Groot en Klein-Houtdijk hadden ieder een eigen uitwatering op de Oude Rijn. Zoals reeds opgemerkt viel Geestdorp grotendeels binnen het bemalingsgebied van Groot-Houtdijk en voor een klein deel in dat van Klein-Houtdijk. Beide waterschappen beschikten aanvankelijk over een wipwatermolen. Omstreeks 1735 werd die van Klein-Houtdijk echter vervangen door een achtkante molen. Later, in het begin van de 20e eeuw, kwam er een einde aan de windbemaling. Vanaf die tijd sloten de polderbesturen bemalingscontracten met de naburige waterschappen, die tegen betaling voor een permanente bemaling zouden zorgdragen. Groot-Houtdijk sloot hiertoe op 28 november 1907 een overeenkomst met waterschap Kamerik-Teylingens.(2) Klein-Houtdijk werd ingevolge een contract van 23 mei 1913 bemalen door waterschap Teckop.(3) In de jaren '60 volgde er een wijziging in de waterhuishouding: Het gemaal "Gerverscop" ging onder meer heel Klein-Houtdijk en een gedeelte van Groot-Houtdijk bemalen. Van de bemalingskring Gerverscop maakten voorts de waterschappen Gerverscop, Breudijk en een gedeelte van Oudeland en Indijk deel uit. Tot de opheffing per 1 januari 1975 waren Groot en Klein-Houtdijk inliggende waterschappen binnen het Groot-Waterschap van Woerden. De inliggende polders in het Groot-Waterschap waren belast met enig banwerk, arbeid die onder ban of rechtsdwang stond.(4) Het banwerk bestond voor Groot en Klein-Houtdijk uit het onderhoud van een gemeenschappelijk hoefslag op de Oude Rijn en een hoefslag op de Linschoten of de Jaapbijzerwetering. In de zestiger jaren werd het banwerk uitbesteed aan het Groot-Waterschap. Het Groot-Waterschap van Woerden nam in 1975 de taken van de inliggende waterschappen over. Achtergrond was niet alleen een doelmatig waterkwantiteitsbeheer, maar de polderconcentratie maakte het ook mogelijk dat de nieuwe waterkwaliteitsbeheerstaak goed kon worden uitgevoerd.(5) Bestuursinrichting Het in 1131 door adellijke jonkvrouwen gestichte Convent van Oudwijk had veel onroerend goed. Alleen in Kamerik bezat het eertijds al 600 morgen. Als grootgrondbezitter drukte het Convent lange tijd duidelijk een stempel op het bestuur van de polder Groot-Houtdijk. De schouwbrief van 1523 bepaalde zelfs dat de rentmeester van Oud wijk deel uit diende te maken van de vier "geschickten", die het polderbestuur vormden. De twee molenmeesters dienden vanuit de gemene buren, "soowell den armen als die rijke als dat van Goots weegen alsoo behoort" te worden gekozen. De rentmeester en de molenmeesters kozen vervolgens gezamenlijk een schout en daarmee was het bestuur compleet. 1 i? üSr * «P <i -VI- De kerkhervorming maakte een einde aan de glorietijd van het jonkvrouwenconvent. Niettemin werden de aanvullende bepalingen op de schouwbrief waartoe de buren van Houtdijk in 1611 hadden besloten een jaar later nog officieel door de abdis van Oudwijk bekrachtigd. De rentmeester verdween echter van het toneel en de Staten van Utrecht namen het beheer van de goederen van het Convent over. Zo werd in 1643 de nieuwe molen aanbesteed door de schout en heemraden van Groot Houtdijk "met advis vande heeren (!) van de Convente van Outwijck". Voorts waren de Staten van Utrecht betrokken bij zaken als dé benoeming van heemraden, het salaris van de schout en secretaris en het jaarlijks sluiten van de rekening.(6) Pas in de Franse tijd kwam hier verandering in. De besturen van Groot en Klein-Houtdijk bestonden elk uit een schout en twee heemraden. Bij de reglementering van de beide waterschappen in 1863 werd de aloude bestuurssamenstelling schriftelijk bevestigd. De bijzondere reglementen van Groot en Klein-Houtdijk waren geschoeid op de leest van het Algemeen Reglement op de Waterschappen in Utrecht van 1857. Het feit dat de twee waterschappen grotendeels in de provincie Utrecht en voor een deel in Zuid-Holland lagen, bracht nog wel een extra rompslomp met zich mee. De bijzondere reglementen werden in 1863 bij besluiten van de Staten van Utrecht en de Staten van Zuid-Holland vastgesteld.(7) De schout, na 1863 meestal voorzitter genoemd, werd door de gedeputeerde staten van beide provincies benoemd uit een voordracht van 3 personen, die werd opgemaakt door de stemgerechtigde ingelanden. Tot 1917 werden de functies van schout van Groot en Klein-Houtdijk door dezelfde persoon bekleed. Het reglement bepaalde dat de heemraden werden gekozen door de stemgerechtigde ingelanden. Stemgerechtigd ingeland was ieder, die binnen het waterschap een of meer hectare land of water in volle eigendom, erfpacht of vruchtgebruik bezat en hiervoor in de omslag betaalde. In principe leverde elke hectare een stem op in de vergaderingen van de stemgerechtigde ingelanden, waarin alle belangrijke polderzaken aan de orde moesten worden gesteld. Zo diende de begroting van het waterschap eerst door de stemgerechtigde ingelanden te worden vastgesteld, alvorens deze ter goedkeuring werd verzonden aan het Groot-Waterschap van Woerden. Voor het onderzoek van de rekening werd er uit de stemgerechtigde ingelanden een commissie gevormd, die aan de vergadering verslag uitbracht. Daarna werd de rekening voorlopig vastgesteld door de stemgerechtigde ingelanden en door het Groot-Waterschap vastgesteld. Overigens was het afhoren van de rekening reeds lang voor de reglementering een aangelegenheid waarbij de ingelanden betrokken waren. Hoewel het kleinschalige zo zijn charme heeft, was in de jaren '60 al duidelijk de wenselijkheid naar voren gekomen om de waterschaps versnippering te beëindigen. Per 1 januari 1975 viel definitief het doek voor de besturen van Groot en Klein-Houtdijk en 32 andere waterschappen, die tot die tijd onder toezicht van het Groot-Waterschap van Woerden hadden gefungeerd. Archieven De archieven werden beheerd door de secretaris. "Hij bewaart het archief op eene geschikte plaats ter beoordeling van het bestuur en is voor hetzelfde verantwoordelijk. Hij verleent de leden van het bestuur ten alle tijde toegang tot hetzelve", aldus de instructie -VII- uit 1865 voor de secretaris van Groot-Houtdijk.(8) Tot 1917 hadden Groot en Klein-Houtdijk dezelfde schout, die tevens secretaris was. Dit werkte vermenging van de archieven in de hand. Op grond van het bestemmingsbeginsel werden afgedwaalde archiefbescheiden geplaatst in het archief waar zij toe behoren. Indien dit niet mogelijk was, werd er in de inventaris een verwijzing opgenomen. Een drietal inventarisnummers bevatten archiefbescheiden die tevens tot andere archieven behoren dan die van Groot en Klein-Houtdijk: inv.nrs.! 453, 464, 471. Gelet op de vermenging van de archieven en de gemeenschappelijke belangen en functionarissen van de waterschappen, kan het nuttig zijn dat ook archieven van de naburige waterschappen worden oeraadpleeqd bii het verrichten van historisch onderzoek. Zo is het bekend dat in het archief van waterschap Kamenk-Teylingens veel stukken betrekking hebben op Groot-Houtdijk. Lange tijd werden de archieven bewaard in het gemeentehuis van Kamerik. Klèin-Houtdijk heeft onder secretaris Van Gorkum samen met de waterschappen Bijleveld en Reyerscop, Haanwijk, Gerverscop, Laagnieuwkoop en Oudeland en Indijk een archiefkast gehad. De waterschappen Groot en Klein-Houtdijk gaven hun archieven in 197Z in bewaring bij het Groot-Waterschap van Woerden. Bindsdien worden zij beheerd door de archivaris van Streekarchivariaat 'Rijnstreek . TTwX' WÏU. 77#*cn -.1 !' -1. vciW \v«J wc/Ue< olcU/t/ !*.«' ~ss^^*èx£vïzy> /j/e. /S/e /S/Z. sS' J. 'S'' *< '/*$• ,/tfs*^*Ml> •*•*• ^/<fj£ i&4 /J44- • ,. M </ •.V.>':: *~V) Srn^^~*t •Xvh é inv.nr. 299 -VIII- De secretaris van zowel Groot als Klein-Houtdijk schreef vanaf 1842 tot het begin van de 20e eeuw in een agenda een groot aantal stukken in. Het feit dat een groot deel van de archiefbescheiden niet in de agenda waren terug te vinden maakte de agenda bepaald geen goede toegang tot het archief. De nummerieke ordening van vroeger is voornamelijk om deze reden niet overgenomen in de inventaris. De hedendaagse onderzoeker is meer gebaat