Afb. I, Cornelis Van Haarlem Zelfportret, Museum Te

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Afb. I, Cornelis Van Haarlem Zelfportret, Museum Te AFB. I, CORNELIS VAN HAARLEM ZELFPORTRET, MUSEUM TE BRUSSEL CORNELIS VAN HAARLEM EN DE HOLLANDSCHE LAAT-MANIËRISTISCHE SCHILDERKUNST DOOR WOLFGANG STECHOW N de laatste jaren heeft de kunstgeschiedenis zich met bijzondere voor- liefde bezig gehouden met het probleem van het Maniërisme en wel om tweeërlei redenen. In de eerste plaats trachtte zij een definitie I te geven van het Maniërisme als stijl, daarnaast wilde zij zijn ont- wikkelingsgang in Europa vastleggen. Aan deze onderzoekingen ligt de op- vatting ten grondslag, dat men bij het Maniërisme niet te doen heeft met aesthetisch te verklaren bijzonderheden van enkele verschijningsvormen, afgeleid van een bepaalde stijlperiode, Renaissance of Barok, maar met een stijl op zich zelf, die zich tusschen Renaissance en Barok inschuift. Deze opvatting, aanvankelijk tegengesproken, wordt tegenwoordig vrijwel algemeen aanvaard, hoe onaangenaam de betiteling van dezen stijl ook moge klinken, maar.... ook Gothiek en Barok waren eens scheldnamen! Bij de bestudeering van de ontwikkeling van het Maniërisme in de ver- schillende landen kwamen de uiteenloopende nationale eigenaardigheden reeds in groote trekken vast te staan. Deze nieuwe stijl ontkiemt in Italië reeds tijdens de korte periode, die wij gewoonlijk Hoog-renaissance noemen. Hij put nog vitale krachten uit de gotische bestanddeelen van het Quattro- cento ; men kan zelfs zeggen dat middeleeuwsch gekleurde elementen mede het wezen van het Maniërisme schijnen te moeten bepalen. Van de verschil- lende duidelijk van elkaar te onderscheiden phasen, die deze stijl doorloopt, is de laatste periode aesthetisch het zwakst. Hieruit is mede te verklaren dat de volgende nieuwe stijl, de Barok, zich in scherpe oppositie tegen dit nu „gemaniëreerd" geworden Maniërisme begon te ontwikkelen; de namen van hen, die tegelijkertijd twee, onderling geheel verschillende, maar door hun afkeer van het Maniërisme toch verbonden stroomingen in den barok- stijl beheerschen, zijn Caravaggio en Carracci. In de Nederlanden is echter alles veel gecompliceerder en wel doordat zich daar gedurende de geheele 16de eeuw invloeden uit Italië laten gelden, invloeden, die uit bronnen worden gevoed, verschillend naar tijd en plaats, waardoor de kunsthistoricus aanvankelijk in verzoeking kwam ten aanzien van de Nederlanden onderscheid te maken tusschen „Romanisme" en „Ma- niërisme", tot hij tot de ontdekking kwam dat zulk een indeeling onhoudbaar Elsevier's XC No. 2 6 74 CORNELIS VAN HAARLEM Q was en een duidelijk inzicht in het stilistisch verschijnsel slechts bemoeilijkte. Want het is juist een kenmerk van dezen stijl, dat de voornaamste invloeden elkander kruisen en doordringen, waardoor een geschakeerd beeld ontstaat van de nationale ontwikkeling, dat zich onttrekt aan een rangschikking in een geordend schema. Het begin van de 16de eeuw brengt ons een flamboyanten nabloei van de inheemsche gothiek met nog onverwerkte Italiaansche motieven. Men denke aan de Antwerpsche schilders, algemeen als de Antwerpsche maniëristen be- kend, sinds M. J. Friedlander hen zoo doopte, hoewel ook in de Noordelijke Nederlanden geestverwanten van hen zijn aan te wijzen. Dan — iets later — poogt men door te dringen in het wezen van de nieuwe Italiaansche verwor- venheden. Het sterk maniëristische karakter van de hieruit voortvloeiende kunstrichting wordt bepaald door de nawerking van de inheemsche gotiek en ook door het verwerken van voorbeelden van het jonge Italiaansche maniërisme, dat naast de Italiaansche renaissance, invloed krijgt. Deze ver- schillend gerichte stroomingen blijven opstuwen — zelfs voor den grootsten en meest zelfstandigen schilder van deze periode, voor Pieter Brueghel, zijn zij van invloed—en voeren steeds nieuwe Italiaansche motieven aan, zonder echter de oudere te verdringen, die zelfs van tijd tot tijd een nog grootere beteekenis verkrijgen. Al naarmate een nieuwe golf van invloeden sterk in het oog springende eigenaardigheden van de jongste Italiaansche stijlopvattingen aanvoert, teekenen zich in het Nederlandsche maniërisme, ondanks weer tegengestelde stroomingen, duidelijk onderling onderscheiden stijlphasen af. Dit geldt natuurlijk in de eerste plaats voor de „historieele" schilderkunst, d.w.z. voor het schilderen van bijbelsche en mythologische onderwerpen; bij de landschapskunst hebben de inheemsche wisselingen een veel zelfstandiger karakter. Bijzonder duidelijk dringt zich het Italiaansche karakter op in de laatste periode van de Hollandsche maniëristische schilderkunst, welker aanvang ten nauwste gebonden is aan den persoonlijken stijl van Bartholomeus Spranger, die de jongste stijltendenzen op zeer oorspronkelijke wijze in Holland introduceerde. Wij willen deze strooming in de Hollandsche kunst hier nagaan aan het werk van Cornelis van Haarlem, aangezien hij, in de over- vloedige litteratuur van de laatste jaren over dit onderwerp, vrijwel de eenige is, die te kort kwam. Deze veronachtzaming is des te opvallender als men in aanmerking neemt dat zijn werk ons in een ononderbroken reeks inlicht, zoowel over het ontstaan en de ontwikkeling van het Hollandsche late maniërisme, als over zijn verdringing door de vroege barok. P CORNELIS VAN HAARLEM 75 I Wij beginnen met de analyse van een werk van Cornelis, waarin de eigen- aardigheden van het late maniërisme onvertroebeld aan den dag treden, nl. de Zondvloed van 1592 in het Museum te Brunswijk. (Afb. 5). Het „onderwerp" is de zondvloed; voorgesteld wordt echter de ver- twijfeling van de ten ondergang gedoemde menschen. Hierbij treft ons de volgende kenmerkende stijleigenaardigheid: het gebeuren vindt slechts zijn uitdrukking door de menschen, de natuur heeft er zoo goed als geen deel aan. Men zou zich kunnen voorstellen dat de storm der elementen of de ver- nietiging van de ongelukkigen door een onstuimige zee zou zijn uitgebeeld, zooals het vroege maniërisme in de noordelijke landen het in navolging van scheppingen uit het Quattrocento heeft gedaan (Dirk Vellert, B. 2, ets van 1544). Het in dit schilderij accentueeren van den nog krachtigen, on- aangetasten mensch, getuigt van een stijl, die de menschelijke figuur in het centrum van zijn belangstelling plaatst. Zelfs bij Michel Angelo (Zondvloed in de Sixtijnsche Kapel te Rome) spreekt minder dan hier de afzonderlijke figuur, veelmeer de groep. Zoo geeft ook Michel Angelo in de eerste plaats de reddingspoging weer, Cornelis daarentegen beeldt in hoofdzaak de ver- twijfeling uit, het bewustzijn van het zekere einde. En dit hier niet als handeling, doch als gemoedsgesteldheid. Dat wil zeggen dat aan een figuur- stuk in een stijl, die „historieele" stijl bij uitnemendheid is, bij een sterk nadruk leggen op het figureele, niet de actie, maar een statisch element ten grondslag ligt. Niet de menigte als zoodanig wekt dus den indruk van vertwijfeling, doch de afzonderlijke figuur. De houding van een alleenstaand naakt dringt de vertwijfeling op. Een sprekend voorbeeld hiervan is het in volle lengte zich den beschouwer toewendende naakt rechts vooraan. Groot gebarend staat het daar. De man steunt op het linker been, zijn rechter is ver naar voren gezet, zoodat slechts de teenen den grond raken. Beide armen zijn boven het voorover gebogen hoofd geheven, .de vingers van de linker hand spreiden zich wijd in de ruimte uit, de vingers van de rechter hand raken het hoofd, waarvan de haarlokken als bezielde organen over de oogen naar omlaag grijpen. De figuur ageert niet, maar „beteekent" iets. Volgens de oudere opvatting was dit slechts ,,tooneel"-pose. Voor haar was deze figuur zinloos, daar zij niet overeenkomstig het gebeuren handelt. Wij echter kunnen een „onwaarheid" in naturalistischen zin niet zonder meer fout, „overdrijving", niet zoo maar onartistiek noemen. In het positieve omgezet: wij vragen ons af hoe de kunstenaar de sterke uitdrukking van wanhoop, waarvan deze mensch ons de drager schijnt te zijn, tot stand bracht en of wij daaruit een stijlprincipe van deze kunst kunnen afleiden. 76 CORNELIS VAN HAARLEM Q Alle onderdeelen van dit naakte lichaam moeten een krachtige spanning weergeven. Hiermee wordt niet bedoeld dat de spieren in een gespannen toestand zijn, wat hier wel het geval is, maar toch niet als een algemeen stijl-principe mag gelden. Het essentieele is veeleer dat de verschillende onderdeelen van het lichaam nergens onbelast of achteloos staan of hangen, en dat van het centrum uit door het geheele lichaam één impuls, één levensstroom gaat, die tot in de uiterste toppen der extremiteiten met onverzwakte kracht doorwerkt. Dit blijkt duidelijk uit het spreiden der dijbeenen, het overmatig strekken der knieën, het optrekken van den rech- terhiel om van borst tot teen een strak doorloopende contour, die sterke spanning uitdrukt, te verkrijgen. Niet minder duidelijk spreekt dit uit het nadrukkelijk eigen leven van iederen vinger, ja zelfs van de haarlokken. Een stuwende levensstroom dringt zich in iedere vezel van dit lichaam; hij vloeit heen en terug. De gemoedsbeweging, die aan dit alles ten grondslag ligt, is spanning, is verhooging van levensintensiteit. Dit weergeven van spanning wordt in de compositie ondersteund door een sterk overdrijven, door de figuren zooveel mogelijk in het vlak te verbreeden, zoodat de contouren dui- delijk tot haar recht komen. Aan dit doel is ook de tendens toe te schrijven handen en voeten, waar zulks maar mogelijk is, ,,aan het woord te laten komen." In die onderdeelen komt wel het nadrukkelijkst tot uiting dat het geheele lichaam door intensieve levensenergie doorstroomd wordt; de figuren zijn tot in de vingertoppen
Recommended publications
  • In 1590, the Dutch Painter and Printmaker Hendrick Goltzius (Fig. 1)
    THE BEER OF BACCHUS VISUAL STRATEGIES AND MORAL VALUES IN HENDRICK GOLTzius’ REPRESENTATIONS OF SINE CERERE ET LIBERO FRIGET VENUS Ricardo De Mambro Santos n 1590, the Dutch painter and printmaker Hendrick Goltzius (Fig. 1) created a sim- Iple yet refined composition representing a motif directly borrowed from Terence’s Eunuchus, namely the sentence Sine Cerere et Libero friget Venus (« Without Ceres and 1 Bacchus, Venus would freeze »). Sixteen years later, around 1606, after having depicted several times the same subject in very different compositions, the master elaborated his last representation of this theme in a most monumental pen werck (‘pen work’), in which he included a self-portrait staring at the viewer and holding in both hands the 2 tools of his metamorphic art : the burins. Many scholarly publications have correctly identified the textual source of these works and, therefore, analysed Goltzius’ visual constructions in strict relation to Terence’s play, stressing that the sentence was used 3 « to describe wine and food as precondition for love ». In spite of such a systematic attention, however, no research has been undertaken in the attempt to historically interpret Goltzius’ works within their original context of production, in connection with the social, artistic and economic boundaries of their first ambient of reception, the towns of Haarlem and Amsterdam at the turn of the centuries. As I shall demonstrate in this paper, the creation of such a coherent corpus of prints, drawings and paintings is directly associated
    [Show full text]
  • Dutch and Flemish Art at the Utah Museum of Fine Arts A
    DUTCH AND FLEMISH ART AT THE UTAH MUSEUM OF FINE ARTS A Guide to the Collection by Ursula M. Brinkmann Pimentel Copyright © Ursula Marie Brinkmann Pimentel 1993 All Rights Reserved Published by the Utah Museum of Fine Arts, University of Utah, Salt Lake City, UT 84112. This publication is made possible, in part, by a grant from the Salt Lake County Commission. Accredited by the CONTENTS Page Acknowledgments…………………………………………………………………………………………………..……...7 History of the Utah Museum of Fine Arts and its Dutch and Flemish Collection…………………………….…..……….8 Art of the Netherlands: Visual Images as Cultural Reflections…………………………………………………….....…17 Catalogue……………………………………………………………………………………………………………….…31 Explanation of Cataloguing Practices………………………………………………………………………………….…32 1 Unknown Artist (Flemish?), Bust Portrait of a Bearded Man…………………………………………………..34 2 Ambrosius Benson, Elegant Couples Dancing in a Landscape…………………………………………………38 3 Unknown Artist (Dutch?), Visiones Apocalypticae……………………………………………………………...42 4 Pieter Bruegel the Elder, Charity (Charitas) (1559), after a drawing; Plate no. 3 of The Seven Virtues, published by Hieronymous Cock……………………………………………………………45 5 Jan (or Johan) Wierix, Pieter Coecke van Aelst holding a Palette and Brushes, no. 16 from the Cock-Lampsonius Set, first edition (1572)…………………………………………………..…48 6 Jan (or Johan) Wierix, Jan van Amstel (Jan de Hollander), no. 11 from the Cock-Lampsonius Set, first edition (1572)………………………………………………………….……….51 7 Jan van der Straet, called Stradanus, Title Page from Equile. Ioannis Austriaci
    [Show full text]
  • Painting in the Dutch Golden Age: a Profile of the Seventeenth Century
    Painting in the Dutch Golden Age Golden Dutch the in Painting NATIO N AL GALLERY OF A R T | D I V I S I O N O F Ed UCATIO N DEPARTME N T O F Ed UCATIO N P UBLICATIO N S Painting in the Dutch Golden Age A Profile of the Seventeenth Century A Profile of the Seventeenth Century Seventeenth the of Profile A N A TION A L ga L L E R Y O F A R T, W NATIO N AL GALLERY OF A RT as HIN WASHI ng TO N G TON Painting in the Dutch Golden Age A Resource for Teachers Painting in the Dutch Golden Age A Profile of the Seventeenth Century National Gallery of Art, Washington Acknowledgments This teaching packet is a project of the National Gallery of Art, department of education publica- tions. Writers Carla Brenner, Jennifer Riddell, and Barbara Moore extend sincere thanks to colleagues at the Gallery: curator of northern baroque paint- ings Arthur Wheelock, exhibition research assistants Jephta Dullaart and Ginny Treanor, and curatorial assistant Molli Kuenstner, who generously shared books and expertise; head of the education divi- sion Lynn Pearson Russell; editor Ulrike Mills and designer Chris Vogel; and fellow staff members Ira Bartfield, Barbara Bernard, Ricardo Blanc, Bob Grove, Peter Huestis, Greg Jecmen, Leo Kasun, Yuri Long, Donna Mann, Marjorie McMahon, Rachel Richards, Carrie Scharf, Neal Turtell, and Barbara Woods. We also thank our colleague Anna Tummers, lecturer in art history, University of Amsterdam, for her original manuscript, sustained collaboration, and precise editorial comments, which have nurtured this book to its final form.
    [Show full text]
  • Dutch Golden Age Painting 1 Dutch Golden Age Painting
    Dutch Golden Age painting 1 Dutch Golden Age painting Dutch Golden Age painting is the painting of the Dutch Golden Age, a period in Dutch history generally spanning the 17th century,[1] during and after the later part of the Eighty Years War (1568–1648) for Dutch independence. The new Dutch Republic was the most prosperous nation in Europe, and led European trade, science, and art. The northern Netherlandish provinces that made up the new state had traditionally been less important artistic centres than cities in Flanders in the south, and the upheavals and large-scale transfers of population of the war, and the sharp break with the old monarchist and Catholic cultural traditions, meant that Dutch art needed to reinvent itself entirely, a task in which it was very largely successful. Although Dutch painting of the Golden Age comes in the general European period of Baroque painting, and often shows many of Johannes Vermeer, The Milkmaid (1658–1660) its characteristics, most lacks the idealization and love of splendour typical of much Baroque work, including that of neighbouring Flanders. Most work, including that for which the period is best known, reflects the traditions of detailed realism inherited from Early Netherlandish painting. A distinctive feature of the period is the proliferation of distinct genres of paintings, with the majority of artists producing the bulk of their work within one of these. The full development of this specialization is seen from the late 1620s, and the period from then until the French invasion of 1672 is the core of Golden Age painting.
    [Show full text]
  • Karel Van Mander, Cornelis Cornelisz Van Haarlem En Hendrick Goltzius (1580-1620)
    PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/162193 Please be advised that this information was generated on 2021-10-11 and may be subject to change. Bijbelse historiën in Haarlemse olieverf Bijbelse historiën in Haarlemse olieverf Karel van Mander, Cornelis Cornelisz van Haarlem en Hendrick Goltzius (1580-1620) Petra Jeroense Petra Jeroense ISBN: 978-94-6233-469-4 Bijbelse historiën in Haarlemse olieverf: Karel van Mander, Cornelis Cornelisz van Haarlem en Hendrick Goltzius (1580-1620) Petra Jeroense Omslag: Karel van Mander, De dans om het gouden kalf, doek, 98 x 213,5 cm., 1602, Haarlem, Frans Halsmuseum ISBN 978-94-6233-469-4 © 2016, Petra Jeroense Printed by: Gildeprint - Enschede. Bijbelse historiën in Haarlemse olieverf: Karel van Mander, Cornelis Cornelisz van Haarlem en Hendrick Goltzius (1580-1620) Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Radboud Universiteit Nijmegen op gezag van de rector magnificus prof. dr. J.H.J.M. van Krieken, volgens besluit van het college van decanen in het openbaar te verdedigen op donderdag 15 december 2016 om 12.30 uur precies door Petra Johanna Jeroense geboren op 10 juni 1971 te Tholen Promotor: Prof. dr. V. Manuth Manuscriptcommissie: Prof. dr. A.M. Koldeweij Prof. dr. R.E.O. Ekkart (Universiteit Utrecht) Dr. P.J.G. van der Coelen (Museum Boijmans Van Beuningen) Woord vooraf Het is 3 juni 2016. Op een beurs voor hedendaagse kunst wordt mijn aandacht plots getrokken door een groot, kleurrijk doek waarop twee toeschouwers, een man en een vrouw, te zien zijn die kijken naar een schilderij dat ik onmiddellijk herken: Hendrick Goltzius’ Lot en zijn dochters uit 1616 (nu in het Amsterdamse Rijksmuseum).
    [Show full text]
  • Goltzius, Holy Family
    - Hendrick Goltzius, Madonna and Child with Angels signed with monogram and dated ‘HG 1607’ and inscribed on the reverse ‘D H GULTIUS’ oil on unlined canvas 523/4 by 393/8 inches (134 by 100 cm.) provenance: Possibly Estate of Augustinus Alstenius Bloemaert (1585-1659), Haarlem1 Discovered in a rectory in Bavaria, before 1970 Estate of Wolfgang von Schone, Hamburg, Germany Private collection, Munich engraved: Jacob Matham, circa 1607, 373 x 294 mm. (Bartsch 109; cat. M.24)2 literature: J. Müller Hofstede, “’A Madonna and Child and Angels’ of 1607 by Hendrick Goltzius”, The Burlington Magazine, 1970, pp. 234-235, figs. 44-45 L. Nichols, The Paintings of Hendrick Goltzius 1558-1617, Columbia University 1990 (unpublished dissertation) L. Widerkehr, “Jacob Matham Gotzij Privignus. Jacob Matham graveur et ses rapports avec Hendrick Goltzius”, Hendrick Goltzius (1558-1667). Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 1991-92, Vol. 42-43, Zwolle 1993, p. 245 To be included in Lawrence W. Nichols’ forthcoming monograph on the artist note: Hendrick Goltzius was born in early 1558 in Mühlbracht, now Bracht, near Venlo, the eldest son of the glass painter Jan Goltz, and his wife Anna Fullings. In 1562 the family moved to Duisburg. Goltzius trained as a glass painter with his father, and by 1576 was studying with the engraver Dirck Volckertsz Coornhert, who was then living in nearby Xanten. Some time between October 1576 and July 1577, Goltzius’s parents followed Coornhert to Haarlem. The son settled there permanently, but his parents soon returned home. In 1579, Goltzius married Margaretha Jansdr., widow of Adriaen Matham and mother of Jacob Matham.
    [Show full text]