Universiteit van Amsterdam

Religieus geweld? Religie en terrorisme in de Tweede Kamer:

een discoursanalyse

Naam: Datum: 20 maart 2017 Begeleider: Faculteit: Geesteswetenschappen (FGw) Opleiding: Master Religiewetenschappen Programma: Religie en Identiteit in de Moderne Wereld

Inhoud

Inleiding……………………………………………………………………………………….. 2

1. Religie en geweld…………………………………………………………………………... 7 1.1 Wetenschappelijk debat…………………………………………………………… 7 1.2 Definities van religie………………………………………………………………. 18

2. Religie in de Tweede Kamer……………………………………………………………….. 23 2.1 Inleiding op de debatten………………………………………………………….. 23 2.2 Historische context……………………………………………………………….. 25 2.3 Politiek debat……………………………………………………………………... 28 2.4 Concluderende opmerking………………………………………………………... 68

3. Discoursanalyse……………………………………………………………………………. 69 3.1 Wetenschappelijke stromingen…………………………………………………… 69 3.2 Discoursanalyse…………………………………………………………………... 70 3.3 Algemene houding tot religie……………………………………………………... 79

Conclusie……………………………………………………………………………………... 80 Literatuurlijst…………………………………………………………………………………. 87 Bijlage ………………………………………………………………………………………... 91

2

2

Inleiding

“De onwettige moord van één man door een tiran is verderfelijker dan de dood van duizenden door de pest, hongersnood of enig blind toeslaande calamiteit.” – David Hume

Op vrijdag 3 oktober 2014 waren acteur Ben Affleck en neurowetenschapper Sam Harris te gast bij ‘Real Time with Bill Maher’, een politiek praatprogramma op HBO gepresenteerd door komiek Bill Maher. Het onderwerp was de Islamitische Staat (IS) en radicale islam, en Harris bekritiseerde de manier waarop liberalen en progressieven omgaan met bepaalde problemen die zich afspelen in de moslimwereld, waaronder (een gebrek aan) vrijheden voor vrouwen, homo’s en “free thinkers”. Harris voegde daar aan toe: “We have been sold this meme of Islamophobia, where criticism of the religion gets conflated with bigotry towards Muslims as people. It’s intellectually ridiculous.” Affleck beschuldigde Harris (en Maher) hierom meerdere malen van racisme. Verschillende media steunden Affleck in zijn beschuldiging, onder meer The Guardian en The Huffington Post. Ik vond het opmerkelijk dat progressief-liberale media en personen zich verdedigend opstelden wanneer het op godsdienst aankwam. Godsdiensten, in ieder geval de monotheïstische, worden in progressief- liberale kringen over het algemeen beschouwd als archaïsch, autoritair, conservatief en intolerant, allemaal waarden die haaks staan op liberale ideeën. In het Nederlandse publieke debat begon ik hetzelfde verschijnsel op te merken: progressieve en liberale personen die zich verdedigend opstelden wanneer er religiekritisch werd gesproken, islamkritisch meer specifiek. Een goed voorbeeld hiervan is de reactie van misdaadverslaggever Peter R. de Vries tijdens een uitzending van “Jouw vrijheid, mijn vrijheid” op 22 januari 2015, naar aanleiding van de aanslag op het satirische tijdschrift Charlie Hebdo: “Ik vind het verschrikkelijk dat die mensen zijn doodgeschoten, maar ik vind ook niet dat er veel rechtvaardiging is voor het ridiculiseren van een godsdienst en dat is wat ze stelselmatig hebben gedaan. En ik vind dat heel veel cartoonisten hun vrijheid misbruiken door tekeningen te maken die niet uitstijgen boven het niveau van ‘je moeder is een hoer’, want daar komt het op neer.” Deze en andere reacties laten zien dat het publieke debat over de islam en radicalisme verdeeld is, in Nederland en daarbuiten. Maar hoe komt het dat anderszins progressieve personen zo fel reageren als er kritiek wordt geleverd op iets wat doorgaans beschouwd wordt als conservatief, namelijk religie? En als het publieke debat al zo verdeelt is, hoe zit het dan met het politieke debat? Zijn de meningen in de Tweede Kamer net zo uiteenlopend als in het publieke debat? Vrijwel iedereen is bekend met de mening van de PVV over islamitisch terrorisme, maar hoe zit het met de andere partijen?

3

3

Na de aanslag op het hoofdkantoor van Charlie Hebdo en een joodse supermarkt in Parijs, in januari 2015, werd er een plenair debat gehouden in de Tweede Kamer. Er werd gesproken over de impact van de aanslag, mogelijke oorzaken en oplossingen en hoe de samenleving het beste om zou kunnen gaan met de gevolgen van de aanslag. De zo’n veertig minuten durende bijdrage van verscheen online en ik heb er met veel interesse naar geluisterd. Ik begon me echter af te vragen hoe de sprekers van andere partijen gereageerd hebben op deze en andere aanslagen. Op de site van de Tweede Kamer waren er drie debatten met hetzelfde onderwerp te vinden: religieuze terreur in Europa. Deze debatten speelden zich grofweg binnen een jaar af en ik vroeg me af of de retoriek en argumentatie van verschillende partijen in de loop van de tijd zou veranderen, of juist niet. Met deze drie debatten als kern van het onderzoek wil ik nagaan wat voor argumentatie er gebruikt wordt in de Tweede Kamer wanneer er gesproken wordt over dodelijk, religieus geweld. En hoe verhoudt de retoriek die gebruikt wordt in de Tweede Kamer zich tot het wetenschappelijke debat? Ontlenen partijen en Kamerleden argumenten en redeneringen aan wetenschappers en auteurs? En hoe benadert de Tweede Kamer godsdienstige wetten, regels en praktijken in het algemeen? Zijn conservatieve partijen over het algemeen voor het behouden van religieuze fatsoensnormen en progressieve partijen tegen? Is er een scheidslijn aanwezig tussen de manier waarop rechts/conservatieve partijen omgaan met religieus terrorisme en de manier waarop progressief/liberale partijen dat doen? Wordt een relatie tussen religie en de aanslagen ontkend of bevestigd? Welke factoren voor radicalisme en extremisme worden er in de Kamerdebatten aangehaald? Het debat over de islam en terroristisch geweld is geen onbelangrijk debat. De islam is al langere tijd het onderwerp van een gevoelige en polariserende publieke discussie. Volgens de assistent-professor aan het Departement van Filosofie en Religiestudies van de Universiteit van Utrecht, Lucien van Liere, wordt de islam al voor een lange tijd weggezet als een intolerante godsdienst die niet past in onze liberale samenleving.1 Al sinds de jaren tachtig wordt de islam negatief ‘geframed’ door politieke figuren als Hans Janmaat, Frits Bolkenstein, Paul Scheffer en Pim Fortuyn. Bart Jan Spruyt, van de conservatieve denktank De Edmund Burke Stichting, bekritiseert juist de parallelle samenleving die zich vormt in Nederland en de relativistische reacties vanuit de politiek daarop.2 Het debat over de islam – en vooral over de relatie tussen de islam en terrorisme – is uiteenlopend en de gemoederen kunnen erg hoog oplopen. Een berucht dieptepunt werd bereikt in de Linaeusstraat in Amsterdam Oost op 2 november 2004: terrorist Mohammed Bouyeri van de Hofstadgroep vermoordde cineast en islamcriticus Theo van Gogh. In een debat dat

1 L. van Liere, ‘Teasing ‘Islam’: ‘Islam’ as the Other Side of Tolerance in Contemporary Dutch Politics’, Journal of Contemporary Religion 29 (2014), 187-202. 2 B. Spruyt, ‘Can’t We Discuss This? Liberalism and the Challenge of Islam in the ’, Orbis: A Journal of World Affairs 51 (2007), 313-329.

4

4 zo polariserend en uiteenlopend is, is het belangrijk het hoofd koel te houden en ruimte te bieden aan gematigde stemmen van beide kanten. Door een overzicht en analyse te bieden van het debat dat in de wetenschap en de Nederlandse politiek wordt gevoerd wil ik die publieke discussie toegankelijk maken voor deze gematigde stemmen. Daarnaast wil ik incorrecte, misleidende en obscurantistische retoriek en argumentatie blootleggen voor kritiek. Dit is geen discussie zonder verregaande consequenties, juiste analyses van het probleem zijn daarom cruciaal. Het is een complex debat met vele valkuilen, het belangrijk dat politici en het publiek hierop gewezen worden. Een parlementair debat kent verschillende discoursen, dat wil zeggen verschillende redevoeringen of vertogen. Maarten A. Hajer beschrijft een discours als: “a specific ensemble of ideas, concepts, and categories that are produced, reproduced, and transformed in a particular set of practices and through which meaning is given to physical, social and mental realities.”3 Om de verschillende discoursen in het politieke debat uiteen te zetten voer ik een discoursanalyse uit volgens Rapley (2007). Een discoursanalyse begint met het verzamelen van te analyseren documenten. Centraal in dit onderzoek staan drie plenaire debatten gevoerd in de Tweede Kamer: het Kamerdebat op 14 januari 2015 naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo en de joodse supermarkt; het Kamerdebat op 19 november 2015 naar aanleiding van de aanslagen in Parijs op 13 november; en het Kamerdebat op 29 maart (eerste termijn inbreng) en 7 april (tweede termijn inbreng) naar aanleiding van de aanslagen in Brussel op 22 maart 2016. Video-opnamen van deze en andere debatten zijn te vinden op de website van de Tweede Kamer.4 Rapley gaat in op hoe je video analyseert, maar transcriberen was niet nodig: de officiële handelingen van elk debat staan ook online. De site van de Tweede Kamer verwijst naar een website waar alle definitieve parlementaire publicaties worden geplaatst.5 Na het bekijken en herbekijken van de opnames van de debatten en na het lezen en herlezen van de handelingen kon ik beginnen met coderen en analyseren. Hierbij lette ik vooral op ‘key incidents’, die Rapley omschrijft als “Those incredibly memorable odd moments or extreme cases...”6. Ook belangrijk waren de ‘deviant cases’, momenten in de tekst die de initiële aannames tegenspraken, waardoor de aanvankelijke analyse heroverwogen moet worden. “You need to give readers access to both the processes and findings and, more importantly, examples of the materials that you based your analysis on.” 7 Naast Kamerdebatten betrek ik

3 M.A. Hajer, The Politics of Enviromental Discourse. Ecological Modernization and the Policy Process (Oxford 1995), 59. Citaat gelezen in: S. Vellenga, ‘Ritual Slaughter, Animal Welfare and the Freedom of Religion: A Critical Discourse Analysis of a Fierce Debate in the Dutch Lower House’, Journal of Religion in Europe 8 (2015), 210-234. 4 Alle recente debatten zijn te vinden op: http://debatgemist.tweedekamer.nl. Je kunt hier debatten zoeken op trefwoord, datum en spreker. 5 Alle parlementaire documenten zijn te vinden op: http://zoek.officielebekendmakingen.nl/zoeken/parlementaire_documenten. Hier kun je zoeken op o.a. het type document, woorden of zinsdelen, publicatiegegevens en datum. 6 T. Rapley, Doing conversation, discourse and document analysis (Los Angeles 2007), 127. 7 Ibidem, 129.

5

5 mediaberichten, verkiezingsprogramma’s, partijwebsites en moties bij het onderzoek. Alle moties die ingediend zijn in het terrorismedebat zijn te vinden in de bijlage. Om de partijen en fractievoorzitters zo objectief en onpartijdig mogelijk te representeren zal ik zoveel als ik kan gebruik maken van directe citaten uit de bijdragen. Een goede en gebalanceerde discoursanalyse vergt veel informatie. Om deze reden heb ik besloten een aantal partijen en fracties die zich in de Tweede Kamer bevinden ten tijde van dit onderzoek uit de analyse te schrappen. De eerste is de eenmansfractie Houwers. Mijnheer Houwers werd op 16 maart 2015 definitief uit de VVD-fractie gezet en ging verder als onafhankelijk lid. Houwers deed aan geen van de centrale debatten mee. was tot 20 maart lid van de PVV-fractie, maar ging als onafhankelijk Kamerlid verder na de beruchte uitspraken van Geert Wilders tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. Mijnheer van Vliet deed enkel aan het eerste centrale debat mee, op 14 januari 2015. Tot slot nog de fractie Klein (Vrijzinnige Partij) en 50PLUS. Mijnheer Klein heeft aan alle centrale debatten meegedaan, maar als onafhankelijk lid èn splinterpartij (Klein stapte op 12 juli 2014 uit de 50PLUS-fractie) heeft de fractie (net als van Vliet) slechts anderhalve minuut spreektijd waar reguliere partijen 5-6 minuten spreektijd hebben. Uit deze anderhalve minuut is dermate weinig informatie te halen dat ik deze bijdragen niet bij mijn analyse kan betrekken. Ook hebben deze drie fracties erg weinig parlementaire geschiedenis, de fractie van mijnheer Houwers bestaat immers pas twee jaar. Hierdoor kan er lastig onderzoek gedaan worden naar de positie van de desbetreffende fractie ten opzichte van eerdere parlementaire vraagstukken die relevant zijn voor dit onderzoek. Aangezien de fractie van mijnheer Klein niet eens bestond toen er in 2013 werd gedebatteerd over godslastering kan zijn positie niet meegenomen worden in de analyse. Voor de 50PLUS-fractie geldt hetzelfde; de partij heeft te weinig parlementaire geschiedenis. Ook heeft 50PLUS niet meegedaan aan het debat op 19 november en is er te weinig informatie te halen uit de andere twee bijdragen. De partijen die ik zal onderzoeken zijn: VVD, PvdA, SP, CDA, PVV, D66, ChristenUnie, GroenLinks, SGP, PvdD, VNL (Groep Bontes/van Klaveren) en DENK (Groep Kuzu/Özturk). In een debat zo gevoelig en polariserend als dit is het belangrijk zorgvuldig en nauwkeurig taalgebruik te hanteren. De onderzochte wetenschappers, auteurs en politici spreken vaak over ‘islamisme’ en ‘jihadisme’. Het is van belang een scherp onderscheid te maken tussen deze twee begrippen en ze niet met elkaar te verwarren. Maajid Nawaz beschrijft de termen als volgt: “...when I say “Islamism”, I mean the desire to impose any given interpretation of Islam on society. When I say “jihadism”, I mean the use of force to spread Islamism. Islamism and jihadism are politicized, contemporary readings of Islam and jihad; they are not Islam and jihad per se. As I’ve said, Islam is a traditional religion like any other, replete with sects, denominations, and variant readings. But Islamism is the desire to impose any of those readings on society. It is commonly expressed as the

6

6 desire to impose a version of shari’ah as law.”8 Islamisten en jihadisten zijn beide vormen van de politieke islam en hebben hetzelfde doel, maar gebruiken hiervoor verschillende middelen. Jihadisten gebruiken terreur en geweld, waar islamisten het politieke systeem gebruiken om het van binnen uit te transformeren. Voorbeelden van islamisten zijn de omstreden Britse preker Anjem Choudary of ex-PVV-lid Arnoud van Doorn, tegenwoordig van de Haagse Partij van de Eenheid. Wanneer de Kamerleden in dit onderzoek spreken over “extremisten” of “geradicaliseerde jongeren” hebben ze het doorgaans over jihadisten. In het eerste hoofdstuk bespreken we het wetenschappelijke debat over de relatie tussen religie en geweld. Ik behandel een aantal wetenschappers, auteurs en journalisten die hebben geschreven over religie, geweld en terrorisme. Elke auteur heeft een eigen invalshoek en manier om het probleem van religieus geweld te benaderen. Daarnaast stel ik de vraag of deze invalshoek hun conclusie beïnvloedt. Er zijn verschillende manieren om het fenomeen ‘religie’ te definiëren en mijn vraag is of een specifieke definiëring invloed uitoefent op het oordeel van de auteur over hoe gewelddadig religie eigenlijk is. In hoofdstuk twee behandel ik het politieke discours. Het onderzoek gaat uitgebreid in op de standpunten en argumenten van de partijen aangaande de terreurdreiging. Gaan ze voor repressie of preventie? Opvang in de regio of in Nederland? Meer budget en bevoegdheden voor de veiligheidsdiensten of niet? Deradicalisering of preventieve detentie? Ook zal ik ingaan op de meer algemene houding van de Tweede Kamer tot godsdienst en gerelateerde aangelegenheden, zoals rituele slacht, bijzonder onderwijs en godslastering. Hierover zijn verschillende debatten gevoerd in de Kamer en de media. Het hoofdstuk wordt ingeleid met een historische context over de relatie tussen religie en de politiek in Nederland. In het derde hoofdstuk bespreek ik de discours analyse. In hoeverre vinden de partijen dat de besproken aanslagen ook werkelijk religieus te noemen zijn? Welke argumenten gebruiken ze hiervoor? Overlappen deze argumenten met het wetenschappelijke debat? Ook wordt het wetenschappelijke debat in verschillende stromingen opgedeeld.

8 S. Harris en M. Nawaz, Islam and the future of tolerance. A dialogue (Cambridge en Londen 2015), 17-18.

7

7

1. Religie en geweld

1.1 Wetenschappelijk debat

Het debat over de (vermeende) relatie tussen religie en geweld is en blijft een gevoelig onderwerp. Dit blijkt wel uit de reacties op religieus geïnspireerde aanslagen uit alle hoeken van het politieke spectrum. Aan de ene kant betoogt men dat terreur geen religie kent en dat religie daarom niets te maken heeft met de aanslagen of dat er een aantal individuen zijn die religie misbruiken om het geweld te legitimeren. Aan de andere kant betoogt men dat religie, voornamelijk de islam, volledig verantwoordelijk is voor het geweld en dat andere factoren (geopolitiek, neokolonialisme, discriminatie, etc.) een minuscule rol spelen. Omdat het zo’n gevoelig onderwerp is, is het belangrijk het hoofd koel te houden en een rationele discussie te voeren over een mogelijke relatie tussen religie en geweld. Hieronder volgen een aantal bijdragen van wetenschappers en journalisten over dit onderwerp. In korte samenvattingen bekijken we wat hun standpunten en argumenten zijn en vervolgens hoe ze de term ‘religie’ gebruiken. Het monotheïstisch dilemma of de theologie van het terrorisme (2010) is een publicatie van de Nederlandse rechtsgeleerde en filosoof Paul Cliteur. Cliteur gaat in deze publicatie in op recente religieus geïnspireerde terreur en de inherente intolerantie van het monotheïsme. Alle abrahamitische godsdiensten kennen volgens Cliteur aanknopingspunten voor de legitimering van geweld. Hij verwijst o.a. naar John Collins van Yale University die spreekt over ‘terrorist hermeneutics’. Hij bedoelt hiermee dat terroristen de Heilige Schrift op een selectieve, gewelddadige manier interpreteren (misbruiken), maar erkent dat zo’n interpretatie ook niet ver gezocht is. Cliteur bespreekt vier kenmerken van het monotheïsme die geweld tot gevolg kunnen hebben en die laten zien dat ‘religieus geweld’ ook werkelijk religieus is. Het eerste kenmerk is ‘morele heteronomie’: “Het is niet de ethiek die bepaalt welke religieuze geboden aanvaardbaar zijn en welke niet, maar het is juist de religie die bepaalt welke morele geboden moeten worden nagevolgd.” 9 Hij wijst hier naast verschillende terroristische aanslagen, zoals die van Yigal Amir die in 1995 de Israëlische minister-president Yitzhak Rabin vermoordde op grond van religieuze motieven, o.a. op het offerverhaal van Abraham en Isaak uit Genesis 22. Wie zou zijn eigen kind opofferen als het niet geboden werd door God? De ‘moraliteit’ van God overstijgt de menselijke ethiek en dit kan, zoals we al vaker gezien hebben, leiden tot een gewelddadige uitkomst. Of zoals in de woorden van de Amerikaanse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Steven Weinberg: “Religion is an insult to human dignity. With or without it you would have good people doing good

9 P. Cliteur, Het monotheïstisch dilemma of de theologie van het terrorisme (Amsterdam 2010), 105.

8

8 things and evil people doing evil things. But for good people to do evil things, that takes religion.”10 Het tweede kenmerk is ‘martelaarschap’, een ideaal dat volgens Cliteur wordt voorgeschreven in de Bijbel, kijk bijvoorbeeld naar het martelaarschap van Jezus. Hij laat zien hoe verschillende religieuze terroristen bereid zijn dood te gaan of zware straffen te ondergaan voor het beschermen van hun religie. Het derde kenmerk hangt nauw samen met de morele heteronomie, namelijk ‘duaal burgerschap’: “De terrorist ervaart zichzelf als burger van twee werelden. Hij is enerzijds iemand die deel uitmaakt van een nationale staat, maar anderzijds leeft hij geestelijk in een andere wereld...” 11 . Wanneer deze twee werelden in conflict raken zal de wet van de natiestaat het onderspit delven en kan het profane verbod op geweld omzeild worden. Dit duale burgerschap lijkt op één van de vier factoren die auteur Maajid Nawaz aanhaalt voor islamisme en jihadisme: een identiteitscrisis. 12 Een persoon die tussen twee werelden in leeft kan in een identiteitscrisis terechtkomen als hij zich afvraagt waar zijn loyaliteit ligt. Gepaard met een ideologisch dogma, een charismatische ronselaar en een bepaalde vorm van grief kan dit duale burgerschap, of een identiteitscrisis, bijzonder gevaarlijk zijn. Het vierde en laatste kenmerk van religieus terrorisme is wat Cliteur ‘antimodernisme’ noemt. Religieuze fundamentalisten en terroristen verzetten zich tegen moderne waarden als secularisering, vrouwenemancipatie, homorechten, abortusrecht, seksuele vrijheid, etc. Hun religieuze gemeenschap moet puur blijven en ze zullen er alles aan doen om hun gemeenschap te beschermen tegen deze modernistische immoraliteiten, zo bleek bijvoorbeeld uit de moord op de abortusarts George Tiller door de anti-abortus-extremist Scott Roeder in 2009. Cliteur volgt David Hume (1711-1776) en Baron d’Holbach (1723-1789) en stelt dat het monotheïsme inherent intolerant is. Hij pleit in plaats daarvan voor het ‘cultureel polytheïsme’, dat de intolerante en gewelddadige neigingen jegens afvalligen en andersgelovigen niet kent. Samenvattend, het probleem van het monotheïsme is: “...het dilemma dat de monotheïstische godsdiensten aanknopingspunten bieden voor radicalen om de wetten en de moraal van het land aan de kant te schuiven en zich te oriënteren op een hogere transcendente religieuze wet en moraal.”13 Karen Armstrong, Brits auteur, religie-expert en voormalig non, heeft een andere kijk op de relatie tussen religie en geweld in haar boek Fields of Blood. Religion and the History of Violence (2014). Net als Cliteur behandelt ze voornamelijk de monotheïstische godsdiensten, maar ze hanteert een meer historische benadering naast dat ze ook op recent religieus geweld ingaat. Ze gaat in op de claim die ze maar al te vaak hoort: ‘Religie is de oorzaak van alle grote oorlogen in de

10 Weinberg sprak deze woorden tijdens de Conference on Cosmic Design, American Association for the Advancement of Science in Washington D.C in april 1999. 11 Cliteur, Het monotheïstisch dilemma, 108. 12 Harris en Nawaz, Islam and the future of tolerance. 13 Cliteur, Het monotheïstisch dilemma, 194.

9

9 geschiedenis.’ Volgens Armstrong zijn oorlog en georganiseerd geweld direct verbonden aan de opkomst van de agrarische economie: “…in societies that produce more than they need, it is possible for a small group to exploit this surplus for its own enrichment, gain a monopoly of violence, and dominate the rest of the population.”14 In vrijwel alle premoderne samenlevingen werd dit systeem toegepast, van China tot Europa. In deze samenlevingen bestond het concept ‘religie’, zoals we dat nu kennen, nog niet en het was intrinsiek verbonden aan de staat. De agressor was de staat, religie volgde. De staat moest controle houden over de landbouwgrond, deze landbouwgrond verdedigen tegen aanvallende legers, meer grond veroveren en opstanden onderdrukken. Dit zorgde ervoor dat de vroegste vormen van georganiseerd geweld en oorlogvoering direct verbonden zijn aan de agrarische economie. Ze behandelt ook een aantal historische conflicten en incidenten die tegenwoordig als religieus geïnspireerd worden beschouwd, zoals de Spaanse Inquisitie en de Reformatieoorlogen. De Inquisitie, opgericht in 1480, was bedoeld als instrument voor politieke en maatschappelijke stabiliteit, niet voor religieuze vervolging. Door de Ottomaanse dreiging groeide de angst voor een vijfde colonne, recentelijk bekeerde joden, conversos. De angst dat deze conversos slechts in naam bekeerd waren en met de vijand tegen de monarchie werkten zorgde voor politieke onrust en instabiliteit. Deze ‘secret Jews’ werden opgespoord en op de brandstapel gegooid, zo’n 1.500 tot 2.000 tussen 1480 en 1530. De Inquisitie was dus een instrument van politieke vervolging, zo beargumenteert Armstrong: “The Spanish Inquisition has become a byword for fanatical ‘religious’ intolerance but its violence was caused less by theological than political considerations.”15 Ook de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) , die het einde van de Reformatieoorlogen van de zestiende en zeventiende eeuw inluidde, blijkt minder religieus dan vaak gedacht wordt. Godsdienst speelde een grote rol, zeker voor degenen die in de oorlogen vochten, maar zoals veel oorlogen ging het hier ook om machtsuitbreiding. Protestanten vochten voor katholieken, katholieken vochten voor protestanten, katholieken vochten tegen katholieken en protestanten tegen protestanten. Als het een zuiver religieuze oorlog geweest was, zou dit niet mogelijk zijn. De Habsburgse keizer Karel I vocht in zijn eerste tien jaar als keizer van het Heilige Roomse Rijk niet tegen Lutheranen, maar tegen de Paus en de katholieke monarchen van Italië en Frankrijk. In deze oorlogen werd ketterij bestraft als politieke, niet als theologische misdaad. Ketterij werd, net als de ‘secret Jews’ in Spanje, gezien als instrument van politieke en maatschappelijke instabiliteit, persoonlijk geloof had er weinig mee te maken. Armstrong analyseert ook moderne gevallen van ‘religieus’ geweld, met name islamisme en jihadisme. Ze ziet islamitisch terreur vooral als nationalistisch en politiek. Veel moslimlanden zijn in de twintigste eeuw op een bijzonder gewelddadige wijze bekend geworden met Westers secularisme. Kijk bijvoorbeeld naar

14 K. Armstrong, Fields of blood. Religion and the history of violence (Londen 2014), 11. 15 Ibidem, 216.

10

10

Pakistan, Egypte en Iran, die jarenlang gebukt zijn gegaan onder agressief secularisme. Dit secularisme heeft islamitisch fundamentalisme tot stand gebracht.16 Conservatieve moslims grijpen zich vast aan traditionele warden, want ze voelen zich aangevallen door de krachten van het modernisme: “In the West, the secular nation state had been set up to curb the violence of religion; for many thousands of people in the Middle East, secular nationalism seemed a bloodthirsty, destructive force that deprived them of the spiritual support that had been their mainstay.”17 Naast secularisme verklaart Armstrong de opkomst van islamisme o.a. met Westerse geopolitiek, sociale en fysieke separatie, systematische onderdrukking, te snelle urbanisatie en sociale ongelijkheid. Samenvattend ziet Armstrong de ‘gulden regel’ als een van de belangrijkste leerstellingen van alle monotheïstische godsdiensten en secularisme als minstens zo gewelddadig, als het niet meer is, als religie. Reza Aslan, een populaire Iraans-Amerikaanse godsdienstwetenschapper schreef in 2005 Geen god dan God. Oorsprong, ontwikkeling en toekomst van de islam.18 Aslan ziet de islam - en religie in het algemeen - niet als inherent gewelddadig of vredelievend. Religie is een kwestie van interpretatie en alle interpretaties zijn geldig. In Geen god dan God wordt enkel de relatie tussen de islam en geweld besproken, geen andere godsdiensten, maar omdat het parlementaire debat ook grotendeels over de islam en geweld gaat leek het me interessant dit werk te bespreken. In een verhalende stijl - Aslan is ‘professor of creative writing’ aan UC Riverside - behandelt hij de geschiedenis van de islam en de opkomst van fundamentalisme als gevolg van Westers kolonialisme. Hij bekritiseert het stereotype beeld van moslims als oorlogszuchtige jihadisten en Huntingtons’ idee van de botsing der beschavingen. Aslan benadrukt de gewelddadige geschiedenis van alle religies, of dat van de mensheid in het algemeen, om zo te laten zien dat de islam geen uitzondering is. De gewelddadige geschiedenis van de islam wordt dus niet ontkend, maar in context geplaatst. In deze historische context wijst hij naar het Byzantijnse en Sassanidische rijk, theocratische rijken die constant oorlog voerden: “De van het Arabische schiereiland afkomstige moslimlegers mengden zich eenvoudigweg in de bestaande conflictsituatie.”19 Aslan gaat ook uitvoerig in op het begrip jihad en theologische legitimering van oorlog en geweld: ‘Heilige oorlog’, zoals jihad vaak wordt vertaald, is afkomstig van de christelijke kruistochten. Ook andere regels voor de legitimering van religieuze oorlogvoering hebben moslims overgenomen van de Sassaniden en Byzantijnen. Jihad, zo gaat hij verder, betekent ‘worsteling’ of ‘strijd’ en duidt doorgaans een innerlijke worsteling aan, niet een heilige oorlog. De enige oorlog die de islam kent is defensief. De koran laat in

16 Hier kunnen Armstrong en Cliteur zich beiden in vinden. Fundamentalisme wordt (in ieder geval deels) veroorzaakt door de angst en haat voor modernisering en secularisering. 17 Armstrong, Fields of blood, 290. 18 Dit is de Nederlandse vertaling van No god but God. The Origins, Evolution, and Future of Islam (New York 2005), vertaald door Guus Houtzager. 19 R. Aslan, Geen god dan God. Oorsprong, ontwikkeling en toekomst van de islam (Amsterdam 2005), 118.

11

11 verschillende verzen weten dat niet-defensieve oorlog verboden is. De gewelddadige verzen die de koran kent, zoals Soera 9:5, Soera 9:29 en Soera 9:73 zijn contextueel. Ze riepen niet op tot geweld tegen alle ‘ongelovigen en huichelaars’, maar “[d]eze verzen waren specifiek gericht tegen de Koeraisjieten en hun heimelijke medestanders in Jathrib – die in de koran herhaaldelijk als ‘de veelgodendienaars’ en ‘de huichelaars’ worden aangeduid -, met wie de oemma in een gruwelijke oorlog verwikkeld was.”20 Voor een religie die noch vredelievend, noch gewelddadig is, pleit Aslan hier toch voor een vrij vredelievende interpretatie. Toch ontkent Aslan niet expliciet een verband tussen religie en geweld. Zo verwijst hij o.a. naar de vervolging van joden en niet-orthodoxen door orthodoxe Byzantijnse heersers en de religieuze ondertoon van het Brits kolonialisme in India. Enkel gewelddadige interpretaties van de islam lijken geen hout te snijden; joden en christenen werden immers niet vervolgd of gedood onder islamitische heerschappij (ze werden ‘slechts’ tweederangs burgers, dzimmi’s). De volgende bijdrage is God is not great. How religion poisons everything (2007) van de Bits-Amerikaanse journalist, criticus, essayist, atheïst en zelfbenoemd anti-theïst, Christopher Hitchens. Waar veel van de wetenschappers en auteurs ingaan op de vraag of religieuze terreur ook werkelijk religieus is, gaat Hitchens in op religieus geweld in het algemeen. Terreur wordt ook besproken, maar andere zaken, zoals hoe religieuze autoriteiten en heilige boeken slavernij en besnijdenis onderschrijven (of zelfs aanmoedigen) worden ook geanalyseerd. In hoofdstuk twee, dat simpelweg “Religion kills” heet, beschrijft hij hoe hij tijdens een panel met Dennis Prager in 2001 de volgende vraag moest beantwoorden: je bent in een vreemde stad, je ziet een grote groep mannen jouw kant oplopen. Zou je je veiliger voelen als je wist dat ze zojuist van een gebedsontmoeting kwamen? Om nog maar bij de letter ‘B’ te blijven, verteld Hitchens dat hij deze ervaringen heeft gehad in Belfast, waar hij door verbrande en verwoeste straten heeft gelopen als gevolg van de confessionele, nationalistische strijd tussen protestanten en katholieken; in Beiroett, waar de katholieke militie Phalange in 1982 verantwoordelijk was voor het bloedbad in Sabra en het Chatila vluchtelingenkamp en waar Hezbollah in hetzelfde jaar begon met zelfmoordaanslagen, de eerste in de moderne geschiedenis; in Bombay (Mumbai), waar de Shiv Sena Hindu nationalisten verantwoordelijk waren voor de rellen van december 1992 tot januari 1993; in Belgrado, waar de orthodoxe Serven verantwoordelijk waren voor de etnische (volgens Hitchens religieuze) zuivering van Bosnische moslims; in Bethlehem, met het geweld op de Westoever, dat door goddelijke aanspraak op dit stuk land - door beide partijen - alleen maar erger wordt gemaakt; en tot slot in Baghdad, waar hij ons wijst op het religieuze aspect van het Hussein- regime en het salafistische geweld van Abu Musab al-Zarqawi. Maar deze gevallen van religieus

20 Aslan, Geen God dan God, 125.

12

12 geweld, die Karen Armstrong en Robert Pape eerder ‘nationalistisch’ zouden noemen, zouden gezien kunnen worden als het misbruiken van religie. Om te demonstreren dat dit niet het geval is en dat religie inherent gewelddadig is bekijkt Hitchens het geweld dat te vinden is in de Bijbel en de Koran. Laat ik het hierbij houden op fysiek geweld, gevallen van mentale mishandeling, zoals het verbod op het hebben van ‘verkeerde’ gevoelens of gedachten of de belofte van oneindige marteling wanneer je jezelf op de verkeerde plek aanraakt, kunnen op een ander moment besproken worden. Over de Tien Geboden schrijft Hitchens: “Is it too modern to notice that there is nothing about the protection of children from cruelty, nothing about rape, nothing about slavery, and nothing about genocide? Or is it too exactingly “in context” to notice that some of these very offenses are about to be positively recommended?”21 Hij verwijst hier o.a. naar Exodus 22:18, waar God ons vertelt dat we heksen niet in leven mogen laten, naar de infanticide van alle eerstgeborenen in Egypte door God en Moses, de instructies in Exodus over de koop en verkoop van slaven (en je eigen dochters) en de lotgevallen van de Hevieten, Kanaänieten en Hethieten. Echter, een godsdienst bestaat naast heilige geschriften en volgers ook nog uit de geestelijkheid. Als geweld zo vaak voorkomt bij leken en in de Heilige Schrift, hoe zit dat dan met de religieuze autoriteiten? Over slavernij schrijft Hitchens: “This huge and terrible industry was blessed by all churches and for a long time aroused no religious protest. (Its counterpart, the slave trade in the Mediterranean and North Africa, was explicitly endorsed by, and carried out in the name of Islam.)”22 Geestelijken onderschreven de praktijk van slavernij, wat op zijn plaats weer gelegitimeerd werd door de Heilige Schrift. Iets wat tegenwoordig nog steeds onderschreven wordt – en wat als geweld beschouwd kan worden – is de besnijdenis van jonge jongens en meisjes. Deze ongekozen verminking van het lichaam schendt de persoonlijke autonomie en is louter gebaseerd op religieuze doctrine: “If religion and its arrogance were not involved, no healthy society would permit this primitive amputation, or allow any surgery to be practiced on the genitalia without the full consent of the person concerned.”23 Tot slot wijst Hitchens ons enkele keren op religieus geweld jegens dieren, als gevolg van bloedoffers en het tegenwoordig onnodige onverdoofd slachten dat enkel in joodse en islamitische gemeenschappen te vinden is. Religie is op alle niveaus doordrenkt van geweld. Sam Harris, auteur van The end of faith. Religion, terror, and the future of reason (2004), wordt samen met Hitchens gezien als een van de meest prominente godsdienstcritici in Amerika. Hij ziet godsdienst als inherent intolerant, omdat monotheïstische godsdienst per definitie alle andere geloven en religies als inferieur en onjuist ziet. Er bestaat immers maar één juiste interpretatie van het woord van God. Harris haalt religieuze geweldsincidenten aan, maar legt de

21 C. Hitchens, God is not great. How religion poisons everything (New York en Boston 2007), 119. 22 Ibidem, 211. 23 Ibidem, 270.

13

13 nadruk op expliciet geweld en de legitimering ervan in de Heilige Schrift. Ook bekritiseert hij de tendens onder sommige wetenschappers en journalisten om het religieuze aspect van religieus geweld te bagatelliseren en in plaats daarvan de nadruk te leggen op politieke, economische of psychologische redenen. Religieuze gematigdheid valt hij ook aan. Hij ziet deze gematigdheid als een gevolg van een combinatie van seculiere kennis en een gebrek aan kennis van de Heilige Schrift. Er zijn, zoals Cliteur ook opmerkt, teveel aanknopingspunten en mogelijkheden voor gewelddadige interpretaties in de Bijbel en de Koran. Zo vertelt Deuteronomium 13:12-16 bijvoorbeeld dat ketters (en afvalligen?) én hun eigendommen vernietigd moeten worden. Deuteronomium 17:12-13 vertelt ons dat diegenen die niet bereid zijn ketters te vermoorden zelf een kopje kleiner gemaakt dienen te worden. Ook met de spreuken van Jezus kan het vermoorden en vervolgen van ketters gerechtvaardigd worden (Johannes 15:6). Een gewelddadige en intolerante interpretatie is uiteraard een individuele keuze, maar de mogelijkheid bestaat en dat is het probleem. Heksen, voor zover ze ooit bestonden, en joden werden net als ketters op grond van de Bijbel vervolgd, gemarteld en vermoord. Het martelen van van hekserij verdachte vrouwen werd pas in 1816 onder Paus Pius VII officieel verboden. Christelijk antisemitisme is onder meer gebaseerd op de geschriften van Paulus en Johannes, respectievelijk in 1 Thessalonicenzen 2:14-16 en Johannes 8:41-45. Seculier antisemitisme, met als berucht dieptepunt de Holocaust, is uit dit christelijke antisemitisme voortgekomen: “For centuries, religious Germans had viewed the Jews as the worst of species of heretics and attributed every social ill to their continued presence among the faithful.”24 Voor de Endlösung is er nooit een nationaalsocialist geëxcommuniceerd.25 De Koran biedt eveneens teveel rechtvaardiging voor geweld tegen allerlei soorten groepen mensen, voornamelijk de concepten van jihad en martelaarschap lijken vatbaar voor gewelddadige interpretaties. Haal het geloof in jihad en martelaarschap weg, zo stelt Harris, en de acties van zelfmoordterroristen rond de hele wereld hebben geen betekenis meer. Hij verwijst o.a. naar Soera 4:95-101 en de directe link met jihad - in dit geval wel bedoeld als ‘heilige oorlog’ – en de wens voor martelaarschap. Hij bekritiseert de apologeten die beweren dat zelfmoord in de islam verboden is door aan te geven dat er meerdere loopholes bestaan om het verbod op zelfmoord te omzeilen. Soera 4:74-78 bijvoorbeeld geeft een simpele rationalisering voor het bevechten van ongelovigen doormiddel van martelaarschap. Harris vergelijkt de term ‘religie’ met ‘sport’. Wat versta je onder sport? Badminton en thaiboksen hebben vrijwel niks met elkaar gemeen, maar worden wel onder dezelfde categorie ‘sport’ ingedeeld. Religie heeft hetzelfde probleem en zodoende zijn niet alle godsdiensten equivalent aan elkaar. In

24 S. Harris, The end of faith. Religion, terror, and the future of reason (New York en Londen 2004), 101. 25 Ibidem, 105. Christopher Hitchens verteld ons echter in een debat met Alister McGrath, ‘Poison or Cure? Religious Believe in the Modern World’, op 1 oktober 2007 in het Berkley Center for Religion, Peace & World Affairs, dat Joseph Goebbels weldegelijk geëxcommuniceerd is, niet voor zijn aandeel in de Holocaust, maar voor het trouwen van de protestantse Magda Ritschel.

14

14 deze zin ziet Harris de islam als een religie van overwinning of verovering (‘religion of conquest’) en daarom niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Jaïnisme. Hij wijst op de islamitische verdeling tussen Dar al-Islam (huis van de Islam) en Dar al-Harb (huis van de oorlog) om dit punt te onderschrijven. Ook de Profeet Mohammed lijkt een gewelddadig veroveraar, zo blijkt onder meer uit verschillende hadiths. De hadith heeft ook nog iets te zeggen over afvalligen; deze moeten vermoord worden. Harris vindt de islam een inherent gewelddadige religie die te makkelijk gewelddadig geïnterpreteerd kan worden en ziet een direct verband tussen de gewelddadige geboden uit de Koran en de hadith en de acties van fundamentalistische moslims over de gehele wereld. Religieus fundamentalisme is enkel een probleem wanneer de fundamenten van de religie problematisch zijn: “As a man believes, so he will act.”26 Robert Pape is een politiek wetenschapper en heeft in Dying to win: The strategic logic of suicide terrorism (2005) elke zelfmoordaanslag tussen 1980 en 2003 – 315 aanvallen in totaal – geanalyseerd. Alhoewel deze publicatie voornamelijk een politieke benadering heeft en enkel zelfmoordterrorisme onderzoekt (en dus niet andere soorten terreur of religieus geweld in het algemeen) leek het me toch een interessante studie om bij mijn onderzoek te betrekken. Pape’s studie wordt namelijk vaak aangehaald als argument dat religie, en specifiek de islam, grotendeels niet verantwoordelijk is voor wereldwijd terrorisme. Zelfmoordterrorisme is verantwoordelijk voor 48% van de doden door terreur – terwijl maar 3% van alle terroristische aanslagen zelfmoordaanslagen zijn – en blijkt voornamelijk gemotiveerd door nationalisme. 27 Islamfundamentalisme heeft, net als alle andere wereldgodsdiensten, vrij weinig te maken met zelfmoordterrorisme beargumenteert Pape.28 Pape betoogt niet, zoals Karen Armstrong dat wel doet, dat godsdienst inherent vredelievend is, maar wel dat een groot aantal gewelddadige acties die vaak worden toegeschreven aan religie eigenlijk vanuit een nationalistisch oogpunt benaderd moeten worden. Hierdoor is Dying to win een belangrijke stem in het wetenschappelijke debat rond de relatie tussen religie en geweld en daarom heb ik het ook betrokken in mijn onderzoek. In drie stappen gaat Pape opzoek naar het strategische doel van zelfmoordterrorisme. De eerste stap is het politiek-strategische doel. Dit soort aanslagen worden niet gepleegd door onopgeleide, gemarginaliseerde jongeren zonder toekomst die met een laatste willekeurige, wanhopige daad de wereld willen verlaten. Meestal zijn ze onderdeel van grotere georganiseerde campagnes met een specifiek politiek doel: het dwingen tot terugtrekken van buitenlandse troepen uit bezet gebied. Het is een laatste optie voor zwakkere organisaties om militair superieure machten tot actie te dwingen en zodoende het ‘thuisland’ te bevrijden. Stap twee is de social logic van zelfmoordterrorisme.

26 Harris, The end of faith, 44. 27 R. Pape, Dying to win: The strategic logic of suicide terrorism (New York 2005), 6. 28 Religie is zelden de oorzaak van zelfmoordterrorisme, maar is er wel vaak bij betrokken. Zo'n 50% van de zelfmoordaanslagen wordt geassocieerd met islamfundamentalisme; Pape, Dying to win, 17.

15

15

Zelfmoordacties werken niet zonder ondersteuning van de gemeenschap. De voornaamste redenen hiervoor zijn dat zonder steun van de (lokale of nationale) gemeenschap een terreurorganisatie makkelijk te vinden of te infiltreren is. Als iedereen in de directe omgeving zich tegen de terroristen zou keren zouden ze niet lang kunnen overleven. Daarnaast is een martelaarsstatus belangrijk voor de zelfmoordterroristen en alleen de gemeenschap kan deze status aan iemand verlenen. De gemeenschap moet dus grotendeels achter de beoogde doelen van de terreurorganisaties staan. De laatste stap is de individuele logica van zelfmoordterroristen. Hoe en waarom beslist een individu om zichzelf en anderen op te blazen? Dit komt veelal voort uit een nationalistisch impuls om de gemeenschap te verlossen van buitenlandse bezetters en niet uit religieus fundamentalisme. Echter, het vooruitzicht op een martelaarsstatus, dat vaak een religieuze ondertoon heeft, telt ook mee. Ondanks het feit dat zelfmoordterrorisme dus voornamelijk bedoeld is om troepen van bezetters uit bezet gebied te verdrijven speelt religie ook nog een rol: “Although it is not the bedrock cause of national resistance and may not be a necessary or sufficient condition for suicide terrorism, religious difference significantly increases the risk that a nationalist rebellion against foreign occupation by a democratic state will escalate to the use of suicide terrorism.”29 Een verschil in godsdienst tussen de bezetters en de bezette gemeenschap werkt tribalistisch, meer dan taal, politiek, traditie of geschiedenis, en vergroot het verschil tussen de twee partijen op de volgende manier. Het zorgt voor wat Pape een zero-sum conflict noemt, een conflict waar compromis niet mogelijk is. Dit omdat zo’n verschil in godsdienst helpt de ‘ander’ te demoniseren. Het vermoorden van ‘onschuldige’ moreel inferieure ‘anderen’ wordt makkelijker gemaakt door een lens van demonisering. Tot slot legitimeert religie zelf en het verschil in godsdienst tussen de twee partijen martelaarschap. Martelaarschap is voornamelijk een religieus begrip en een zelfopoffering ter verdediging van je godsdienst (en de bijbehorende gemeenschap) staat hoog aangeschreven in veel religies. Samenvattend is zelfmoordterrorisme dus voornamelijk een nationalistisch verschijnsel – de organisatie met het meest aantal zelfmoordaanslagen op zijn naam is de Marxistisch-leninistische LTTE uit Sri Lanka met 76 van de 315 aanslagen – religie speelt echter wel een belangrijke rol in het proces en versterkt de intensiteit van het conflict. Mark Juergensmeyer is een Amerikaans socioloog en godsdienstwetenschapper met een expertise in religieus geweld, hij schreef in 2003 Terror in the mind of God. The global rise of religious violence. Religieus terrorisme heeft volgens Juergensmeyer weinig strategische waarde. Religieuze aanslagen worden meestal gepleegd zonder een specifiek politieke motivatie. Juergensmeyer interviewde Mahmud Abouhalima, de terrorist verantwoordelijk voor de 1993 WTC aanslag, en daaruit bleek dat er geen politieke strategie achter de aanslag zat. Andere terroristische

29 Pape, Dying to win, 80.

16

16 aanslagen, zoals de gasaanvallen in Tokyo in 1995 of de 9/11 aanslagen, lijken ook geen politieke strategie te hebben. Wat al deze terroristische aanslagen wel met elkaar delen is dat ze symbolische waarde hebben: “By calling acts of religious terrorism “symbolic,” I mean that they are intended to illustrate or refer to something beyond their immediate target: a grander conquest, for instance, or a struggle more awesome than meets the eye.”30 Het zijn theatrale gebeurtenissen bedoeld om een symbolische boodschap af te geven. Er worden ook specifieke doelwitten uitgekozen: internationale handelscentra, federale overheidsgebouwen, openbaar vervoer, abortusklinieken, etc. Vaak worden er speciale dagen uitgekozen zodat de symbolische klap nog harder aankomt.31 Zo’n symbolische boodschap staat echter niet op zichzelf en wijst naar een groter conflict. Dit grotere conflict is een kosmische oorlog. Religieuze terroristen verwijzen vaak naar zichzelf als soldaten in een goddelijke strijd tegen het kwaad. Juergensmeyer zocht Rev. Michael Bray op, de terrorist die verantwoordelijk en veroordeeld is voor de verwoesting van zeven abortusklinieken in Delaware, Maryland, Virginia en District Columbia. Hij heeft van 1985 tot 1989 vastgezeten. Bray ziet Amerika verwikkeld in een interne strijd tussen de seculiere, satanische autoriteiten en de ethische christelijke gemeenschap. De autoriteiten willen hun seculiere waarden opleggen aan de Amerikaanse populatie en tegelijkertijd christenen hun religieuze identiteit en vrijheid afnemen. Met de aanslagen op de abortusklinieken wilde hij het verborgen satanische aspect van de overheid blootleggen en zodoende een Bijbelse revolutie ontketenen. Welke (wereldlijke) straf hem ook opgelegd zou worden, hij had geen spijt (en nog steeds niet) van zijn acties.32 Bray en andere religieuze terroristen zijn dus verwikkeld in een strijd van kosmische proporties waarbij de agressor de ‘ander’ is. Terroristische daden als deze kunnen vanuit hun oogpunt dus makkelijk als defensief omschreven worden. Alhoewel er religieuze symbolen worden gebruikt als motivatie, de aanslagen voortkomen uit fundamentalistische religieuze gemeenschappen en de Heilige Schrift wordt gebruikt als legitimering van de aanslagen, is religie op zichzelf niet verantwoordelijk voor dit geweld, beargumenteert Juergensmeyer. Religie wordt gewelddadig wanneer ze samenkomt met bepaalde ideologische, politieke of maatschappelijke omstandigheden. Dit idee van een kosmische strijd, dat weldegelijk religieus is, komt alleen naar voren in combinatie met een specifieke context. Om te beginnen moet het gevoel er zijn dat iemands religieuze identiteit en gemeenschap aangevallen worden, zoals wanneer verschillende moellahs het Israël-Palestina conflict interpreteerden als een aanval op en verdediging van de islam. Er kan ook geen compromis zijn en een negatieve uitkomst is ondenkbaar. Veel joodse kolonisten op de Westoever zien het teruggeven van dit land aan de Arabieren als ondenkbaar (zoals

30 M. Juergensmeyer, Terror in the mind of God. The global rise of religious violence (Berkley, Los Angeles en Londen 2003), 125. 31 Ibidem, 135-141. 32 Het voorbeeld van Rev. Michael Bray voldoet precies aan alle voorwaarden die leiden tot monotheïstisch geweld die Cliteur noemt: morele heteronomie, martelaarschap, duaal burgerschap en antimodernisme.

17

17

Yigal Amir, die Yitzhak Rabin om precies deze reden vermoordde). Als de strijd vervolgens hopeloos lijkt en niet op een conventionele manier gewonnen kan worden (dus door democratisch proces of publieke steun) biedt religie het antwoord: kosmische oorlog. In een conflict met goddelijke dimensies kan de vijand makkelijk gedemoniseerd worden (let op de paralellen met Pape). De aanwezigheid van deze omstandigheden vergroot de kans op een ‘heilige oorlog’ en religieus geweld. Juergensmeyer ziet dus een wisselwerking tussen religie en conflictsituaties: “…not only have religion’s characteristics led spiritual people into violence, but also the other way around: violent situations have reached out for religious justification. […] extremism in religion has led to violence at the same time that violent conflicts have cried out for religious validation.”33 Religie zelf is dus niet perse gewelddadig, maar wordt het wel onder bepaalde omstandigheden. Tot slot bespreken we The ambivalence of the sacred. Religion, violence, and reconciliation (2000) van R. Scott Appleby, die gespecialiseerd is in de geschiedenis van religie, religieus geweld en religieuze verzoening. Zoals de titel van zijn boek al doet vermoeden erkent Appleby in godsdienst een gewelddadig en een verzoenend aspect: “The either/or method of analyzing religion – build on the assumption that one must decide whether religion is essentially a creative and “civilizing” force or a destructive and inhumane specter from a benighted past – is no less prevalent for being patently absurd. Both positions on religion smack of reductionism.”34 Religie is dus niet gewelddadig of vredelievend, religie is het allebei. Appleby wil een vaak onderbelichte kant van religie laten zien; religious peacebuilding, maar voordat hij dit doet gaat hij in op een aantal gewelddadige godsdienstige neigingen. Appleby wijst bijvoorbeeld op de joodse termen rodef en moyser. Een rodef is iemand die – intentioneel of niet – het leven van een jood bedreigt en een moyser is iemand die joden aan hun vijanden geeft. In de halakah (joodse wet) staat dat een rodef op zijn minst door een jood vermoord mag worden en een moyser moet op een andere manier gestraft worden. Wanneer iemand tot de categorie rodef behoort is het dus geoorloofd of wordt het zelfs aangemoedigd om deze persoon te vermoorden. Dit is wat er gebeurde met de Israëlische premier Rabin. Dror Adani, een verdachte uit het plot om Rabin te vermoorden, vertelde dat de premier gedood moest worden omdat hij rodefim was. Yigal Amir zelf was ook goed bekend in de joodse wet en wist precies dat deze moord volgens zijn religie geoorloofd was. Een duidelijk voorbeeld van morele heteronomie en een puur religieuze legitimering van moord. Aan de andere kant wijst Appleby ons op de verzoenende rol die het boeddhisme heeft gespeelt in de nasleep van het Vietnam-Cambodja conflict en het Rode Khmerbewind en de opbouwende inzet van religious peacebuilders als de katholieke Bob Maat en de joodse Liz Bernstein van de Coalition of Peace and Reconciliation (CPR). Appleby is het eens met Juergensmeyer wanneer hij zegt dat religie onder

33 Juergensmeyer, Terror in the mind of God, 164. 34 R. S. Appleby, The ambivalence of the sacred. Religion, violence, and reconciliation (Lanham e.a. 2000), 10.

18

18 bepaalde omstandigheden gewelddadig kan zijn. Religieuze tradities die normaal vrede, compassie, tolerantie en vergiffenis preken worden alleen gewelddadig onder exceptionele politieke, sociale of economische omstandigheden. Malo nodo, malus quærendus cuneus.

1.2 Definities van religie

Religie is inherent gewelddadig en intolerant, religie is inherent vredelievend, religie is noch vredelievend noch gewelddadig of religie is tegelijkertijd allebei. Nu we weten wat de verschillende visies op de relatie tussen religie en geweld zijn kunnen we kijken naar de verschillende definities die door de auteurs gebruikt worden voor de term ‘religie’ en of deze specifieke definitie mogelijk invloed heeft gehad op hun analyse. Er is genoeg te zeggen over de definiëring van het fenomeen ‘religie’ en verschillende wetenschappelijke disciplines (sociologie, geschiedenis, antropologie, psychologie) hebben zich hierover gebogen. Een van de eersten die een professionele definitie zocht was de negentiende-eeuwse Britse antropoloog E.B. Tylor. Hij beschreef religie als: “a belief in spiritual beings.”35 Deze minimalistische definitie legt de nadruk op het private en individuele; het geloof in spirituele wezens is een private bezigheid van een individu, geen collectief gospeloptreden in een evangelische kerk bijvoorbeeld. Tylor beschrijft wat volgens hem de kern of essentie van religie is, waardoor het een essentialisitsche of substantieve definitie wordt. R.T. McCutcheon beschrijft de substantieve benadering als “...the approach that assumes an enduring identity, core, substance, or […] essence”. 36 Furseth en Repstad schrijven: “Substantive definitions include characteristiscs of the content (or substance) of religion. This content is usually based on the human belief in extraordinary phenomena, that which we cannot experience with our senses or grasp with our intellect.” 37 Aanhangers van de substantieve benadering gaan opzoek naar de essentie van religie, een gedeelde eigenschap die voorkomt in alle religies of een dieper liggend motief voor het bestaan van religie. Hierom definiëren ze religie veelal in termen van ‘gevoel’, ‘geloof’ en ‘ervaring’. De essentie van religie was volgens Tylor een geloof in spirituele wezens dat voortkwam uit de vragen rond bewusteloosheid, dromen en de dood. Volgens de Duitse theoloog Rudolf Otto zijn “awe and fascination” de kern van religie. Een andere Duitse theoloog, Friedrich Schleiermacher noemt “a feeling of utter dependence” als essentie. Volgens de Amerikaans-Duitse Paul Tillich gaat het om “a concern for the truly ultimate”. Al deze substantieve definities gaan in op het subjectieve en individuele en zijn daarnaast tegelijkertijd verklaringen voor het fenomeen religie zelf. Religie is het geloof dat voortkomt uit de angst voor de dood, zo blijkt uit Tylor’s

35I. Furseth en P. Repstad, An Introduction to the Sociology of Religion. Classical and Contemporary Perspectives (Aldershot 2006), 17. 36R.T. McCutcheon, Studying Religion. An Introduction (Londen en Oakville 2007), 21. 37Furseth en Repstad, An Introduction to the Sociology of Religion, 16.

19

19 definite. Veel substantieve definities gaan ook in op het onderscheid tussen het heilige en het profane. De Amerikaanse socioloog R. Robertson (1970: 47) noemt religie: “a distinction between an empirical and and a supra-empirical, trancendent reality.” Religiewetenschapper M. Spiro (1966: 96) definieert religie als: “an institution consisting of culturally patterned interactions with culturally postulated superhuman beings”. Tot slot nog Peter L. Berger, die in The Sacred Canopy (1967) religie beschrijft als de relatie van een persoon tot “a sacred cosmos”. De ervaring van het heilige is uiteindelijk een zeer persoonlijk en subjectief iets. De substantieve benadering is volgens velen te nauw (het sluit bepaalde religies uit), te etnocentrisch (het definieert vanuit Westerse ideeën en concepten) en te ‘intellectueel’ (religie speelt zich niet alleen af in het hoofd), maar dat is weer een andere discussie. Het gaat erom dat de aanhangers van deze benadering focussen op wat religie is, terwijl de functionalisten meer letten op wat religie doet. De functionalistische benadering benadrukt de rol die religie speelt in samenleving, hoe religie zich manifesteert en wat religie precies doet. “Definitions of this kind tend to relate religion to functions such as creating meaning, empowerment, and courage. In several functional definitions, religion’s presumed ability to provide integration is also emphasized.” 38 Een van de bekendste functionalistische definities komt van de vader van de sociologie, Émile Durkheim (1982/1912: 47): “[A] unified system of beliefs and practices relative to sacred things, that is to say, things set apart and forbidden – beliefs and practices which unite into one single moral community called a Church, all those who adhere to them.” Voor Durkheim gaat het vooral om het vormen van die “moral community”, waaraan leden hun sociale identiteit kunnen verlenen. Het gaat om een fysieke en collectieve beleving van het heilige waaraan vervolgens een identiteit wordt verleend. Religiewetenschapper Milton Yinger (1970: 7) noemt religie: “a system of beliefs and practices by means of which a group of people struggles with the ultimate problems of human life.” Wederom een nadruk op het collectieve en publieke aspect en de uiteindelijke functie van religie. Een andere functionalist is Karl Marx, die religie omschreef als “de opium van het volk”. Religie functioneert volgens Marx op een sociaal en maatschappelijk niveau als een middel om de onderdrukte klasse onderdrukt te houden, door de verantwoordelijkheid voor hun lot bij een transcendente, ahistorische macht te leggen. Marx let vooral op de collectieve en maatschappelijke functie van religie. Functionalistische definities worden ook bekritiseerd, ze zouden o.a. te breed en te reductionistisch zijn. Twee invloedrijke namen in de godsdienstwetenschap uit de twintigste- en eenentwintigste eeuw zijn de antropologen Clifford Geertz (1926-2006) en Talal Asad (1932). Geertz volgt de sociologie van Talcott Parsons en analyseert religie vanuit een culturele dimensie. Met deze

38 Furseth en Repstad, An Introduction to the Sociology of Religion, 21.

20

20 culturele dimensie bedoelt Geertz: “…an historically transmitted pattern of meanings embodied in symbols, a system of inherited conceptions expressed in symbolic forms by means of which men communicate, perpetuate, and develop their knowledge about and attitudes toward life.”39 Vanuit deze definitie van ‘cultuur’ beschrijft Geertz religie als een system van betekenisvolle symbolen, welke mensen helpt een beeld van de wereld, zichzelf en de relatie tussen die twee vorm te geven. Hij zag religie als een cultureel verschijnsel, een subsysteem onder ‘cultuur’. Zijn volledige definitie van religie is: “(1) a system of symbols which acts to (2) establish powerful, pervasive, and long-lasting moods and motivations in men by (3) formulating conceptions of a general order of existence and (4) clothing these conceptions with such an aura of factuality that (5) the moods and motivations seem uniquely realistic.”40 Geertz benadrukt de culturele functie van religie. Asad bekritiseerde deze functionalistische en universalistische benadering van Geertz. Asad heeft zich als antropoloog niet beziggehouden met het bestuderen van religieuze gedragingen of instituten, maar concentreert zich vooral op hoe ‘religie’ geclassificeerd wordt. Hij gaat in op de geschiedenis van het concept religie en benadrukt de invloed dat het kolonialisme heeft gehad op dit concept. Volgens Asad reduceren de essentialistische en functionalistische benaderingen religie tot een bepaalde essentiële kwaliteit of functie: “My intention…is trying to identify some of the historical shifts that have produced our concept of religion as the concept of a transhistorical essence […] My argument is that there cannot be a universal definition of religion, not only because its constituent elements and relationships are historical specific, but because that definition is itself the historical product of discursive processes.” 41 Niet alleen het fenomeen religie is historisch bepaald, het concept ook. Nu rest nog de vraag welke auteur welke definitie hanteert en in hoeverre dit zijn of haar analyse van religie en geweld beïnvloedt. De meeste auteurs geven echter geen expliciete definitie van religie en gaan niet in op de valkuilen rondom deze term. Uitzonderingen zijn twee religie-wetenschappers, Armstrong en Appleby. Appleby beschrijft religie als “the human response to the sacred”. Dit lijkt mij, alleen al omdat er helemaal niet ingegaan wordt op de manifestaties van religie, een essentialistische definitie. De kern van religie is de verdeling tussen het heilige en het profane en hoe individuen hiermee omgaan. Appleby’s definitie van religie blijkt echter ambivalent: “While each tradition displays an identifiable core of distinctive and abiding characteristics, each is also supremely adaptive and constantly changing in form and expression. It is erroneous therefore to imagine that some kind of transhistorical, transcultural “essence” determines the attitudes and practices of a

39 C. Geertz, Religion as a Cultural System, in: C. Geertz, The interpretation of cultures: selected essays (New York 1973), 89. 40 Ibidem, 90. 41 McCutcheon, Studying Religion, 121.

21

21 religion’s adherents apart from the concrete social and cultural circumstances in which they live.”42 Hier neemt Appleby duidelijk afstand van een essentialistische benadering tot religie en let vooral op de maatschappelijke en culturele context en de praktijken van de gelovigen. Religie lijkt dus geen subjectieve ervaring van het heilige meer maar een ‘moral community’ met historisch en cultureel bepaalde tradities. Aangezien Appleby zo expliciet afstand doet van de essentialistische benadering zal ik hem rekenen tot de functionalisten. Armstrong gaat in haar inleiding kort in op de historische ontwikkeling van het concept en de term ‘religie’ en de moeilijkheden die de term met zich meebrengt. Het concept religie zoals we dat nu in het Westen kennen kwam pas op met het Protestantisme. Daarvoor waren godsdienst en politiek onlosmakelijk met elkaar verbonden en in andere culturen bestonden er begrippen als din (Arabisch) en dharma (Sanskriet) die een complete manier van leven omschreven. Ze gaat echter niet in op haar definitie van religie. Om van haar en de andere auteurs vast te stellen of ze een essentialistische of functionalistische benadering hanteren, heb ik een aantal vragen gesteld: spreekt de auteur over religie als autonoom fenomeen of als cultureel/sociaal fenomeen? Ligt de nadruk op religie als private, individuele activiteit of juist op het publieke, collectieve karakter ervan? Wordt er eerder gekeken naar historisch bepaalde manifestaties van religie of juist naar een transhistorische kwaliteit binnen religie? Met behulp van deze vragen heb ik een tweedeling kunnen opstellen waaraan te herkennen is of een auteur een substantieve/essentialistische of juist een functionalistische definitie hanteert: de essentialistische benadering focust voornamelijk op het individuele, het subjectieve, het intellectuele, het spirituele, het transhistorische en het theologische; de functionalist let meer op het collectieve, het publieke, het objectieve, het fysieke, het culturele, het maatschappelijke en het wetenschappelijke. In Fields of Blood gaat Armstrong in op de historische context van ‘religieuze’ conflicten om vervolgens te kijken in hoeverre religie ook werkelijk betrokken was bij het conflict. Een van de kritieken op een functionalistische benadering is dat er teveel nadruk wordt gelegd op historische bepaalde uiterlijke kenmerken om te bepalen wat religie precies is. Dit gebeurt in Fields of Blood; Armstrong gaat in op de maatschappelijke en historische context om zo aan te geven dat religie inherent niet gewelddadig is. Titels die voornamelijk letten op externe manifestaties van religie en deze vervolgens willen verklaren met de historische of maatschappelijke context zal ik functionalistisch noemen. Dit zou gaan om Appleby, Armstrong, Pape en Juergensmeyer. 43 Harris, Hitchens en Cliteur willen religieus geweld verklaren met de transhistorische ‘essentie’ van religie; de Heilige Schrift, religieuze atoriteiten en persoonlijke devotie. Er wordt veelvuldig verwezen naar verschillende verzen die geweld onderschrijven en er wordt een directe link gelegd tussen tekst en

42 Appleby, The ambivalence of the sacred, 15. 43 Juergensmeyer gaat uitvoerig in op de persoonlijke motivatie en theologische legitimering van verschillende terroristen, maar hij legt de nadruk op de specifieke maatschappelijke en politieke omstandigheden om religieus geweld te verklaren.

22

22 actie: “As a man believes, so he will act.”44 Zoals zij het zien volgt geweld uit persoonlijke devotie en een vroom geloof in de waarheid van de heilige boeken. Ik zal ze daarom essentialistisch noemen. Ze leggen de nadruk namelijk op de onveranderlijke kern van religie als verklaring voor gewelddadig gedrag. Aslan zit tussen deze twee benaderingen in. Hij let op de historische context van islamitisch geweld maar gaat ook uitvoerig in op theologische begrippen als jihad. Functionalisten zien religie veelal een stuk minder gewelddadig als de essentialisten dat doen, met uitzondering van Aslan die een vredelievende interpretatie van de islam onderschrijft, maar geen functionalist genoemd kan worden. Door vooral te letten op historische, culturele en andere externe factoren, wat functionalisten per definitie doen, is het logisch dat de rol van religie in ‘religieus’ geweld kleiner wordt. Essentialisten benaderen het probleem van religieus geweld juist van binnen uit, wat, net als de functionalistische benadering, invloed lijkt te hebben op de analyse en conclusie.

44 Harris, The end of faith, 44.

23

23

2. Religie in de Tweede Kamer

2.1 Inleiding op de debatten

In dit hoofdstuk bekijken we verschillende Kamerdebatten en standpunten van partijen die te maken hebben met het raakvlak van godsdienst en politiek. We bekijken hier drie specifieke Kamerdebatten, namelijk; het debat op 14 januari 2015 over de aanslag op het hoofdkantoor van het satirische weekblad Charlie Hebdo in Parijs op 7 januari; het debat op 19 november 2015 over de aanslagen in Parijs in de nacht van 13 november; en het debat op 29 maart en 7 april 2016 over de aanslagen op het metrostation Maalbeek en het Brussels Airport in Brussel op 22 maart. Het eerste debat over de aanslagen in Brussel op 29 maart werd uitgesteld nadat bleek dat de Minister van Veiligheid & Justitie, , zich onvoldoende had voorbereid. Het tweede termijn vond daarom plaats op 7 april 2016. Daarnaast zal ik ook ingaan op verschillende andere religieus- politieke zaken, zoals bijvoorbeeld godslastering, rituele slacht en het boerkaverbod. De aanslag op 7 januari op Charlie Hebdo was een totale schok voor Europa. Twee gemaskerde mannen drongen het hoofdkantoor van Charlie Hebdo binnen en vermoordden 11 medewerkers. Buiten het hoofdkantoor schoten ze ook nog een agent dood, waardoor het totaal aantal slachtoffers van deze aanslag op 12 komt te staan. De aanslag werd gepleegd door de zogenaamde Buttes-Chaumont groep, die banden had met al-Qaeda in Jemen (AQAP). De groep bestond uit twee Algerijnse broers die geboren en opgegroeid zijn in Parijs, Chérif en Saïd Kouachi. De broers zijn geradicaliseerd in de gevangenis en lokale moskeeën, en Saïd heeft een aantal maanden in Jemen doorgebracht waar hij waarschijnlijk getraind is door AQAP.45 Volgens Europol heeft AQAP de aanval voorbereidt door het doel te kiezen en de aanslag te plannen en te financieren. Het motief voor de aanslagen waren de verschillende cartoons van Mohammed die Charlie Hebdo heeft gepubliceerd. De gebroeders Kouachi kwamen wraak nemen om de eer van hun profeet te herstellen. Op 8 en 9 januari vonden er in Parijs nog meer aanslagen plaats waarbij 5 mensen het leven lieten. De aanslagpleger, Amedy Coulibaly, hield vier bezoekers gegijzeld in een joodse supermarkt in Porte de Vincennes. Coulibaly kende de Kouachi broers en heeft zijn aanslag met die van de broers gecoördineerd. Hij was naar verluidt verbonden aan IS en werd doodgeschoten door de politie nadat hij zijn gijzelaars om het leven had gebracht. Op 13 november 2015 vonden er in Parijs 6 verschillende aanslagen plaats. In totaal vielen er 130 doden, waarvan 89 in het theater Bataclan aan de Boulevard Voltaire. Van de acht aanslagplegers wisten er twee te ontsnappen; Salah Abdeslam en Chakib Akrouh. Akrouh werd

45 Europol, TE-SAT 2016, 22-33.

24

24 enkele dagen na de aanslag in Saint-Denis gedood door de Franse politie. De Frans-Marokkaanse Abdeslam heeft vier maanden ondergedoken gezeten in Molenbeek, waarna hij uiteindelijk op 18 maart 2016 opgepakt werd. De aanslagplegers waren leden van IS en voerden de aanvallen uit als vergelding voor de Franse bombardementen in Syrië.46 De aanslag op de Brusselse metro en luchthaven werd op 22 maart 2016 gepleegd door vijf teruggekeerde Syriëgangers. Drie van de daders bliezen zichzelf op met bomgordels en de andere twee werden op 8 april in Laken en Anderlecht opgepakt. De Belgisch-Marokkaanse Najim Naachraoui, een van de aanslagplegers, had contact met o.a. Salah Abdeslam en was ook betrokken bij de novemberaanslagen in Parijs. Ibrahim el Bakraoui, één van de andere aanslagplegers, was in 2010 betrokken bij een gewapende overval en was veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf. Na zijn voorwaardelijke vrijlating vertrok hij naar Syrië. Hij werd vlakbij de Syrische grens in Turkije opgepakt en uitgezet naar het land van zijn keuze; Nederland. De Nederlandse autoriteiten lieten hem gaan, ondanks de verschillende waarschuwingen van de FBI. Het geblunder rond de uitzetting van el Bakraoui wordt uitvoerig besproken in de Kamer op 29 maart en 7 april 2016. Bij de IS aanslagen op de Brusselse luchthaven en metrostation kwamen vijfendertig mensen (waaronder drie daders) om het leven. Vóór deze aanslagen werd religie al meerdere malen besproken in de Tweede Kamer. Een van deze debatten is het verbod op onverdoofd ritueel slachten van 22 juni 2011. M. Thieme van de Partij voor de Dieren (PvdD) diende een wetsvoorstel in om bedwelming bij rituele slacht te verplichten. Joodse en islamitische organisaties waren hier fel op tegen en beriepen zich op de vrijheid hun godsdienst te belijden zoals ze dat zelf willen. Op 20 maart 2013 werd er in de Kamer gedebatteerd over art. 147 van het Wetboek van Strafrecht, het verbod op smalende godslastering. Kamerleden (SP) en (D66) dienden een wetsvoorstel in om art. 147 te schrappen. De discussie rond deze wet laaide weer op na de moord op Theo van Gogh in 2004 door de islamfundamentalist Mohammed Bouyeri. Hoort een theocratische wet als deze nog wel thuis in het Nederlandse strafrecht? Een jaar later, in 2005, begon het debat over de boerka en de niqaab in Nederland. Er zijn al meerdere wetsvoorstellen gedaan dit islamitische kledingstuk aan banden te leggen, maar zonder succes. Op 23 november 2016 debatteerde de Kamer over een gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding (integraalhelmen, bivakmutsen en boerka’s) in overheidsgebouwen, het onderwijs, het openbaar vervoer en zorginstellingen. De vraag is of het dragen van (religieuze) gezichtsbdekkende kleding botst met de Nederlandse normen van onderlinge communicatie, vrijheid en veiligheid. Ook andere religieus-politieke zaken, zoals vrijheid van onderwijs, de Zondagswet en weigerambtenaren worden besproken in de media, op

46 Europol, TE-SAT 2016, 22-33.

25

25 partijwebsites en in verkiezingsprogramma’s. Verder behandelen we nog zaken zoals het passief kiesrecht voor vrouwen, het homohuwelijk, abortus en euthanasie bij de SGP en de ChristenUnie. Gecombineerd met de debatten over religieus terrorisme probeer ik zo een zo compleet mogelijk beeld te schetsen van de houding van verschillende partijen tegenover godsdienst en godsdienstgerelateerde zaken.

2.2 Historische context

Vanaf het eind van de jaren negentig van de vorige eeuw stond religie in Nederland weer op de agenda van de nationale politiek, het publieke debat en het openbaar bestuur.47 Denk bijvoorbeeld aan controversiële uitspraken van imams, weigerambtenaren, rituele slacht, de positie van de SGP aangaande het passief kiesrecht van de vrouw, en de moord op Theo van Gogh. De islam, maar ook het jodendom en christendom, stonden weer volop in de aandacht en de positie van religie tegenover de staat en de samenleving werd weer aandachtig bekeken. Controverse rond godsdienst in Nederland is echter niets nieuws. Voordat we ingaan op de discussie rond religie in het huidige parlement volgt hieronder een kort historisch overzicht van de moeizame relatie tussen religie en overheid in Nederland. Godsdienstvrijheid, volgens de wet in ieder geval, kent een lange traditie in Nederland. In artikel XIII van de Unie van Utrecht (1579) werd gewetensvrijheid vastgelegd: “Een yder particulier sal in sijn religie vrij mogen blijven.”48 Dit betekende in de praktijk echter niet dat iedere godsdienst gelijk was. Het artikel was vooral bedoeld om protestanten te bevrijden van katholieke overheersing. Ook het Koninkrijk, dat in 1813 onder Willem I begon, kent genoeg staatsbemoeienis aangaande de invulling van het geloof en het bestuur van de kerk of juist confessionele druk die uitgeoefend wordt op de overheid. In de nieuwe Grondwet van 1815 en het Protocol van Londen van 1814 werd vastgelegd dat geen enkele religie bevoorrecht zou worden, tot teleurstelling van de katholieken in de Zuidelijke Nederlanden die onder Frans bewind een bevoorrechte positie genoten. In de praktijk hield dit echter in dat enkel reeds bestaande en erkende religies beschermd zouden worden; stevenisten, protestantse afgescheidenen en dissidenten werden alsnog vervolgd. Enkel de joodse, lutherse en hervormde gemeenschappen werden tussen 1814 en 1818 erkend door de Nederlandse overheid. Na de Acte van Afscheiding en Wederkeer van 1834

47 S. van Bijsterveld, ‘Koninkrijk in verandering. De EU als inspiratie voor een moderne relatie tussen staat en religie’, in: S. van Bijsterveld en R. Steenvoorde (red.), 200 jaar Koninkrijk: Religie, staat en samenleving (Oisterwijk 2013), 377-401, aldaar 378. 48 M. ten Hooven, ‘Religie verdeelt Nederland. Een oude scheidslijn in een nieuwe gedaante’, in M. ten Hooven en T. de Wit (red.), Ongewenste Goden. De publieke rol van religie in Nederland (Amsterdam 2006), 21.

26

26 werden orthodoxe protestanten beboet, vastgezet en ingekwartierd. 49 Ook de katholieke gemeenschap, die zich vooral in de Zuidelijke Nederlanden bevond, werd benadeeld door de hervormde vorst Willem I. Het geestelijk onderwijs van de katholieken werd aangetast en het recht van placet was nog steeds van kracht, waardoor katholiek contact met het Vaticaan zonder tussenkomst van de overheid onmogelijk was. Dit zou uiteindelijk leiden tot de Belgische opstand van 1830. Zelfs de erkende godsdienstige gemeenschappen werden door middel van de departementen van Erediensten onder toezicht van de overheid geplaatst. Vanaf 1815 bestonden er twee aparte departementen van Erediensten - een voor de Hervormde en andere erediensten en de ander voor de Katholieke erediensten - die erop gericht waren de godsdienstige belangen ondergeschikt te maken aan het nationale belang van de staat.50 Zo kon de ‘Permanente Commissie uit de Raad van State voor Zaken van de Rooms-Katholieke Eredienst’ geestelijken vervolgen ‘die zich niet aan de kerkelijke regels hielden of die zich verzetten tegen de vorstelijke kerkpolitiek.’51 Het departement van de Hervormde Eredienst hield zich in 1852 bezig met een nieuwe reglement voor de Hervormde Kerk, de zogenaamde ‘elf reserves’. Door dit reglement zou de overheid zich blijven bemoeien met het bestuur van de Kerk. In 1853 werd het reglement aangenomen. De departementen van Erediensten zouden blijven bestaan tot 1871, waarna het wettelijke toezicht onder het Ministerie van Justitie kwam. Onder Willem II, die vanaf 1840 regeerde, kwam er wat meer ruimte voor katholieken, aangezien hij veel katholieke vriendschappen had gesloten tijdens zijn periode als militair in Brabant. Daarom liet hij in een wetsvoorstel o.a. het koninklijk recht van placet vallen. Ministers, leden van de Tweede Kamer, predikanten en de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk reageerden geschokt en verontwaardigd. Hoe kon de koning dit vorstelijk recht zomaar opgeven? “Gij denkt nog altijd de heerschende kerk te zijn; dat is uit; tous les cultes sont égaux; – ik wil mij met godsdienst niet bemoeien, en daar ligt gij hier altijd mee te malen”52, beet Willem II hen toe. Ook al kwam er met de grondwetswijziging van 1848 officieel een einde aan persoonlijke bemoeienis van de koning met godsdienst, sommige geestelijken en politici leken dit nog niet te begrijpen. Ondanks deze grondwetswijziging was er praktisch gezien geen sprake van een volledige scheiding tussen kerk en staat. Willem III (1849-1890) vroeg bij zijn inhuldiging een loyaliteitsverklaring van de kerken en zijn verjaardag diende in elke kerk religieus gevierd te worden. Kiesrecht liep veelal langs confessionele lijnen, wat erin resulteerde dat voornamelijk katholieken, orthodox protestanten en niet-confessionelen niet kiesgerechtigd waren onder Willem III. De herinvoering van de bisschoppelijke hiërarchie door de paus leverde veel protestantse

49 E. Bos, ‘Godsdienstpolitiek onder de Oranjevorsten’, in S. van Bijsterveld en R. Steenvoorde (red.), 200 jaar Koninkrijk, 17-43. 50 R. Steenvoorde en E. Hirsch Ballin, ‘Een herleving van de departementen van Erediensten?’, in S. van Bijsterveld en R. Steenvoorde, 200 jaar Koninkrijk, 325-352. 51 Ibidem., 329. 52 Bos, ‘Godsdienstpolitiek onder de Oranjevorsten’, 29.

27

27 protesten op, de Aprilbeweging van 1853. Een petitie die was ondertekend door 50.000 man werd aan de koning overhandigd waarin de protestantse zorgen en verontwaardiging werden geuit. Ondanks de protesten en dankzij de grondwetsherziening van 1848 bleef de bisschoppelijke hiërarchie van kracht. De volgende ‘godsdienstige’ rel zou over de Schoolwet van 1878 gaan. Deze wet werd geïntroduceerd door de liberale politicus Jan Kappeyne van de Copello en had betrekking op de financiering van bijzonder onderwijs. Financiering van confessionele scholen zou slechts bij uitzondering toegelaten worden. Het eind van de negentiende eeuw, met het begin van de schoolstrijd als één van de belangrijkste ontwikkelingen, geldt doorgaans als de bakermat van de Nederlandse verzuiling. De schoolstrijd zou in 1917 worden beslecht met de Pacificatie, waarin bijzonder en openbaar onderwijs volledig gelijk werden gesteld.53 De omgangsvormen tussen overheid en godsdienst die we tegenwoordig kennen gaan terug tot de Tweede Wereldoorlog. Verschillende kerkgenootschappen kwamen bij elkaar om te bespreken hoe ze zich tegenover de Duitse bezetters moesten verhouden. Na de oorlog sloten andere christelijke en joodse gemeenschappen zich hierbij aan en dit werd het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO). Dit orgaan treed op als gesprekspartner van de Nederlandse overheid en als vertegenwoordiger van de betrokken kerkgemeenschappen. Dit zorgt ervoor dat CIO door de overheid wordt erkend als een drager van maatschappelijke verantwoordelijkheden. Toch kent Nederland geen officiële erkenning van godsdiensten, zoals bijvoorbeeld in Duitsland, in de vorm van een formele juridische gebeurtenis. 54 Het Nederlandse systeem baseert zich veelal op vertrouwen en herkenning. Neem bijvoorbeeld de Nederlands Hervormde Kerk: “[d]e organisatiestructuur, de leerstellige en maatschappelijke oriëntatie, de aard en omvang van de aanhang, de leidende personen, zijn alle bekend.”55 Deze bekendheid moet bevestigd worden door contact over en weer tussen overheid en de vertegenwoordigers van de godsdienstgemeenschappen, zoals het CIO of de Raad van Kerken. Door het ontbreken van een formele erkenning is een loyaliteitsverklaring ook niet nodig, zoals Willem III dit nog wel verwachtte. Het almaar doorgaande dialoog tussen wederzijds erkende gesprekspartners heeft wederzijdse, maar informele, erkenning als gevolg. Kennen leidt tot herkennen, herkennen leidt tot erkennen, zo ook bij de nieuwe religieuze bewegingen in Nederland. De overheid ‘erkent’ sinds 2004 het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) als gesprekspartner en aanspreekpunt van de islamitische gemeenschap. Door onderlinge verschillen langs etnische, nationale en confessionele lijnen kwam er in 2005 de Contactgroep Islam (CGI) bij, als vertegenwoordiger van o.a. sjiieten, alevieten en ahmadiyya. Dat het gesprek tussen de overheid en de islamitische gemeenschap soms wat

53 P. van Dam, Staat van verzuiling. Over een Nederlandse mythe (Amsterdam 2011), 11. 54 S. van Bijsterveld, Overheid en godsdienst. Herijking van een onderlinge relatie (Nijmegen 2009), 43-64. 55 Ibidem., 47.

28

28 moeizaam verloopt is in deze context best te begrijpen. Het systeem van ervaring en wederzijds vertrouwen moet zijn werk nog doen, maar is op weg. Religie verdween met de ontzuiling rond de tweede helft van de twintigste eeuw van de agenda, met een aantal uitzonderingen, zoals het proces Reve over godslastering. Sinds de jaren negentig keerde godsdienst met o.a. de Rushdie-affaire weer terug in het politieke en publieke debat. Hieronder volgt het huidige debat gevoerd in de Tweede Kamer aangaande religieus geïnspireerd geweld en een wat bredere blik op religie in het algemeen.

2.3 Politiek debat

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)

Met 41 zetels is de (VVD) de grootste partij van Nederland. Op 16 maart werd uit de fractie gezet wegens hypotheekfraude en begon een eenmansfractie. De VVD moest het hierna dus doen met 40 zetels. is de fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Onder de kop ‘Integratie’ valt het conceptverkiezingsprogramma 2017-2021 van de VVD, ‘Zeker Nederland’, meteen met de deur in huis: “[R]eligie [mag] nooit een rechtvaardiging zijn voor de ondermijning van onze vrije liberale samenleving. De vrijheid van godsdienst is een essentiële pijler van ons land en staat niet voor niets in de grondwet. Dit betekent echter niet dat we toestaan dat mensen onder de noemer van godsdienstvrijheid onze samenleving ontwrichten.”56 Godsdienstige gemeenschappen kennen in Nederland een uitzonderingspositie, die inhoudt dat ze niet verboden mogen worden. In de context van de huidige tijd en de globale gebeurtenissen wil de VVD deze uitzonderingspositie opheffen voor religieuze genootschappen die de democratie ondermijnen en zich tegen de vrije samenleving keren. Hierdoor zou de overheid bijvoorbeeld salafistische organisaties die een theocratie voor ogen hebben kunnen verbieden. Op 20 maart 2013 tijdens het debat over godslastering vertelt mijnheer in zijn bijdrage dat de VVD inderdaad groot beschermer is van de vrijheid van godsdienst, maar ook van de vrijheid van meningsuiting. De VVD is van mening dat het verbod op smalende godslastering niet thuishoort in het Wetboek van Strafrecht, aangezien dit het meest vergaande middel is om burgers te sanctioneren. Mijnheer Taverne noemt het artikel achterhaald en slapend, aangezien het sinds de jaren zestig (het Reve-proces in 1966) niet meer gebruikt is. Daarnaast is het overbodig, want andere artikelen in het Wetboek bieden genoeg bescherming voor de gevoelens van gelovigen. Mijnheer Taverne heeft zich ook ingezet om de Zondagswet te schrappen. Deze wet regelt dat de kerkdiensten op zondag niet

56 VVD verkiezingsprogramma 2017-2021, ‘Zeker Nederland’, 21.

29

29 verstoord worden en limiteert het aantal activiteiten op zondag. Samen met D66-lid Schouw diende Taverne een motie (33400VII-23) in op 19 december 2012 die het religieuze aspect van de wet bekritiseerde en verzocht de wet in te trekken. Deze religiekritische houding werd doorgetrokken tijdens het debat over het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding op 23 november 2016. Mijnheer M. Azmani sprak namens de fractie en steunde het voorstel. Boerka’s staan normaal menselijk contact in de weg en bedreigen het veiligheidsgevoel in de publieke ruimte, een nationaal verbod steunt bedrijven die al dergelijke huisregels hanteren en jezelf afsluiten van de rest van de samenleving staat haaks op onze waarden. ‘Normaal’ gedrag in de openbare ruimte is uiteindelijk belangrijker dan godsdienstvrijheid, volgens de VVD. De fractie is daarom ook voorstander van een algeheel verbod. Ondanks de liberale grondslag van de partij stemde de VVD in 2011 tegen het verbod op weigerambtenaren.57 Dit had echter te maken met de wens van coalitiepartner CDA om de gewetensbezwaarde ambtenaar niet te verbieden, op grond van godsdienstvrijheid. Na de val van Rutte-I liet mevrouw Hennis-Plasschaert weten dat de VVD in principe tegen het fenomeen weigerambtenaar is en altijd zal blijven. Hennis-Plasschaert diende daarom een amendement in waarin staat dat gewetensbezwaren geen grond mogen zijn om het voltrekken van een huwelijk te weigeren. Tot slot nog het debat over de onverdoofde rituele slacht. De VVD kon geen duidelijke keuze maken tussen het verminderen van onnodig dierenleed en godsdienstvrijheid. Mevrouw J.F. Snijder-Hazelhoff steunde daarom het amendement van mevrouw van Veldhoven waarin ruimte wordt geboden aan religieuze gemeenschappen manieren te vinden om onverdoofd slachten te behouden, mits aangetoond kan worden dat er geen sprake is van extra dierenleed. Het discours van de VVD aangaande terreurbestrijding kent vele punten, maar kan grotendeels worden samengevat onder de noemer repressie. Eén van de meest terugkerende en kenmerkende standpunten heeft betrekking op terugkerende Syriëgangers. De VVD is van mening dat deze jihadisten, als ze terugkeren naar Nederland, vastgezet en/of gedenaturaliseerd dienen te worden. Volgens Zijlstra en de VVD-fractie kiezen uitreizigerers er zelf voor om in dienst te gaan van een vreemde krijgsmacht en zodoende dienen ze berecht te worden volgens het oorlogsrecht. Er moeten echter straf- of oorlogsrechtelijke mogelijkheden gecreëerd worden om Syriëgangers op deze manier te berechten, aangezien ze niet in dienst zijn van een krijgsmacht van een andere staat of natie, maar van een rebellerende terreurorganisatie. “Wij zullen onze vrijheid met hand en tand verdedigen. Niet alleen in ons land, maar ook daarbuiten. En daarvoor zullen wij doen wat nodig is; door terugkeerders, waar mogelijk, vast te zetten en volgens oorlogsrecht te berechten; door hun nationaliteit af te pakken; door uitkeringen van jihadi’s af te pakken; door verblijfsvergunningen in

57 S. Timmermans, ‘VVD tegen afschaffen weigerambtenaar; PVV niet’, Volkskrant, 15-11-2011, < http://www.volkskrant.nl/magazine/vvd-stemt-tegen-afschaffen-weigerambtenaar-pvv-niet~a3034460/ >, laatst geraadpleegd op 11-1-2017.

30

30 te trekken; door inreisverboden; door ronselaars voor de jihad aan te pakken.”58 “Syriëgangers die daar [Syrië en Irak] gevochten hebben…dat is wat mij betreft in dienst zijn van een vreemde krijgsmacht en daar staat maar één consequentie op wat de VVD betreft; het kwijtraken van je paspoort. Onmiddellijk. Dan hoor je niet meer thuis in dit land.”59 Een gevolg van denaturalisatie kan statenloosheid zijn. Dit is volgens de VVD een probleem van het individu, niet van de Nederlandse staat. Het is de eigen keuze geweest van een persoon om te vechten in Syrië en Irak, dus zal diegene er zelf de consequenties van ondervinden. Maar omdat denaturalisatie niet altijd een oplossing is blijft detentie ook nog een optie. Detentie is echter niet altijd mogelijk wanneer er niet bewezen kan worden dat iemand daadwerkelijk gevochten heeft voor de Islamitische Staat (IS) of een andere terreurorganisatie. De VVD wil daarom een strafrechtelijke titel creëren voor Syriëgangers om ze te kunnen oppakken (en bijvoorbeeld d.m.v. voorlopige hechtenis langer te detineren). De VVD stelt voor om vrijwillig verblijf in door terroristische organisaties gecontroleerd gebied strafbaar te maken, met uitzondering van o.a. journalisten en hulpverleners. Zijlstra heeft hierover op 19 november 2015 en 7 april 2016 een motie (29754-332 en 29754-382) over ingediend. Wanneer verblijf in IS-gebeid strafbaar wordt, beschikt het strafrecht over meer mogelijkheden om terugkeerders op te pakken, te vervolgen en te berechten. De VVD pleit ook voor intensievere bewaking van mensen en objecten en zwaardere bewapening van de bewakers. Zo kan de krijgsmacht ingezet worden om intensievere grenscontroles uit te voeren. Ook wijst Zijlstra op het gebruik van automatische geweren door politieagenten en mocht dat niet lukken dan kan de Koninklijke Marechaussee (KMar) worden ingezet. Het gebruik van pistolen is niet genoeg voor de specifieke beveiliging van objecten of personen n.a.v. een verhoogde terroristische dreiging. “We leven in een nieuwe werkelijkheid. Hoeveel we ook doen, hoe waakzaam we ook zijn, ook hier kan een aanslag plaatsvinden. De aanslagen in Parijs leren ons ook dat we moeten kijken naar de wijze waarop we mensen en objecten beveiligen. Charlie Hebdo werd beveiligd, maar de agenten ter plaatse waren kansloos tegen de jihadisten met machinegeweren.”60 Een ander repressief standpunt van de VVD is de steun voor de anti-IS-coalitie. Zijlstra noemt de Nederlandse deelname aan de coalitie tegen IS al als een van de vele genomen maatregelen tegen islamitisch terreur. Op 19 november laat hij weten het kabinet te steunen wanneer zij over zou gaan tot bombardementen in Syrië. Deze oorlogstaal werd de VVD-fractie niet in dank afgenomen, zo blijkt uit bijvoorbeeld drie interrupties over het gebruikt van oorlogsrecht om Nederlandse jihadisten te berechten.

58 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-20. 59 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-6. 60 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-20.

31

31

De VVD pleit voor aanpassing van de Wet op inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV), om kabelgebonden toezicht onder de juiste voorwaarden mogelijk te maken voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). “Daarnaast vraag ik [Zijlstra] het kabinet of zij de mening van de VVD deelt dat we onze inlichtingendiensten zo snel mogelijk de mogelijkheid moeten geven om kabelgebonden activiteiten te kunnen ontplooien, zodat we de jihadistische bedreiging op het web ook daadwerkelijk kunnen bestrijden.”61 Andere punten die de VVD aanhaalt (minder nadrukkelijk dan de hierbovengenoemde, maar desalniettemin) zijn het beter screenen van asielzoekers, het weren van salafisten bij AZC’s, de noodzaak voor betere Europese samenwerking en gegevensuitwisseling, een aanpassing van het Schengenverdrag (aangaande de blunder rond de uitzetting van Ibrahim el Bakraoui vanuit Turkije naar Nederland), het voorkomen van uitreizigers en preventie door (verplichte) deradicaliseringsprogramma’s (waar dan weer een strafrechtelijke titel voor nodig is). Tot slot sprak Zijlstra vrij kritisch over de Nederlandse moslimgemeenschap. Zo sprak hij over een aantal beschamende en schandelijk reacties uit de islamitische gemeenschap; kinderen van een van zijn collega’s die op social media geconfronteerd worden met positieve uitspraken over de aanslagen in Parijs en het begin van de jihad of schoolkinderen die provocerend lopen te scanderen wanneer er uit respect een minuut stilte wordt gevraagd. Met de integratie van de tweede en derde generatie is het volgens Zijlstra dan ook beroerd gesteld. Er worden ook positieve voorbeelden aangehaald, maar Zijlstra betoogt dat de islam als religie een grote uitdaging voor zich heeft. “Wij gaan geen groepen aanspreken op het feit dat zij een groep zijn. Wij hebben nooit linkse mensen aangesproken op het feit dat de RAF dingen deed. We hebben nooit Molukkers aangesproken op het feit dat er treinkapers waren en wij zullen nooit moslims aanspreken op het feit dat er zich terroristen onder hen bevinden. Ik zeg daar wel bij…dat de islam als religie een grote uitdaging heeft, want het is ook onverlet dat deze barbaarse terroristen, deze extremisten, zich baseren, zich beroepen op de islam, zij gebruiken de islam en wij hier kunnen daar niks aan veranderen. Het is aan moslims zelf om die strijd aan te gaan en te zorgen dat hun geloof gevrijwaard wordt van mensen die dit geloof op deze manier gebruiken.” 62 Zijlstra benadrukt ook het belang van tegengeluid uit de islamitische gemeenschap. Hij verwacht dat moslims zich net als alle andere groepen en individuen uitspreken tegen terreur, maar niet omdat het wordt verwacht door Zijlstra en de VVD. Dit moet uit vrije wil voortkomen, want anders is het betekenisloos. Omdat het geweld echter afkomstig is uit de islamitische gemeenschap telt het moslimprotest toch nog net een tikkeltje zwaarder. Na het noemen van positieve geluiden uit de moslimgemeenschap concludeert Zijlstra: “Dat zijn voorbeelden van moslims die zichzelf en hun geloof niet vertegenwoordigd zien in de daden van

61 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-25. 62 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-48.

32

32 terroristen, of het nu in ons westerse Parijs is of in Beiroet, dat eens ‘het Parijs van het Midden- Oosten’ werd genoemd. Zij nemen daar nadrukkelijk afstand van. Gelukkig maar. Ik verwacht van moslims dat zij zich in de meest stevige bewoordingen uitspreken tegen de islamitische terreur, niet omdat ik dat vraag, maar omdat ze het zelf willen, omdat ze willen uiten dat dit niet uit hun naam gebeurt.”63

Partij van de Arbeid (PvdA)

De PvdA vormt samen met de VVD het kabinet van Rutte-II. De PvdA begon de regeerperiode met 38 zetels, maar verloor er twee op 13 november 2014 toen en Selcuk Öztürk uit de fractie werden gezet en een eigen partij begonnen. Het kabinet bleef over met een zeer krappe meerderheid in de Kamer van 76 zetels. Tijdens de verkiezingscampagne en de lijsttrekkersstrijd verliet op 7 november 2016 de PvdA-fractie. Hij begon een eigen partij genaamd ‘Nieuwe Wegen’. Het regeerakkoord van kabinet Kok II in 1998 kende het onderwerp religie of godsdienst niet.64 Voor het conceptverkiezingsprogramma 2017-2021, ‘Een verbonden samenleving’, geldt in principe hetzelfde. ‘Godsdienst’ komt helemaal niet voor in het 63 pagina’s tellende verkiezingsprogramma en ‘levensbeschouwelijk’ word één keer genoemd in de context van de organisatie van de publieke omroep. Religie wordt een aantal keer genoemd in verband met emancipatie en diversiteit, maar lijkt geen prioriteit voor de PvdA. Dit betekent natuurlijk niet dat de PvdA zich er helemaal niet bezighoudt. In 2014 werd de algemene acceptatieplicht door Tweede Kamerlid besproken. Dit zou inhouden dat bijzonder religieuze scholen leerlingen niet meer om hun levensbeschouwing of godsdienst mogen weigeren, wat nu dus nog wel kan. De confessionele partijen waren hier niet blij mee. Ook mijnheer Samsom liet weten tijdens een lijsttrekkersdebat in de Haagse Schilderswijk op 14 november 2016 een acceptatieplicht te willen invoeren voor bijzonder religieuze scholen en artikel 23 aan te willen passen. Daarnaast laat mevrouw Ypma weten zich in te zetten voor meer levensbeschouwelijk onderwijs. Dit betekent niet onderwijs op levensbeschouwelijke grondslag, maar meer onderwijs over levensbeschouwing en godsdienst op openbare scholen. Ze diende hierover een wetsvoorstel in.65 Staatssecretaris van Dam sprak namens de PvdA-fractie op 20 maart 2013 tijdens het plenaire debat aangaande het schrappen van artikel 147 van het wetboek van strafrecht, het verbod op smalende godslastering. Hij steunde

63 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-6. 64 R. Steenvoorde en E. Hirsch Ballin, 'Een herleving van de departementen van Eredienst?', in S. van Bijsterveld en R. Steenvoorde (red.), 200 jaar Koninkrijk: Religie, staat en samenleving (Oisterwijk 2013), 325-353, aldaar 341. 65 L. Ypma, ‘Levensbeschouwelijk onderwijs op basisschool verzekeren’, 23-9-2014, < https://www.pvda.nl/nieuws/godsdienst-op-openbare-basisschool-verzekeren/ >, laatst geraadpleegd op 15-12-2016.

33

33 het wetsvoorstel om het artikel te schrappen. Hij baseerde zich op de vrijheid van meningsuiting, dat zelfcensuur ongewenst is, dat provoceren moet kunnen in een open samenleving en vooral dat het bestrijden van afwijkende meningen niet via het strafrecht moet gebeuren. Daarnaast wees hij op artikel 137c, dat al genoeg bescherming biedt tegen discriminatie op basis van godsdienst. Mijnheer van Dam voerde ook het woord tijdens het debat op 22 juni 2011 aangaande het initiatief van mevrouw Thieme in verband met het invoeren van een verbod op onverdoofd ritueel slachten. Van Dam noemde slacht zonder voorafgaande verdoving een verouderde praktijk dat extra leed voor de dieren oplevert. De waarden ten opzichte van dierenwelzijn zijn veranderd en een beperking van de vrijheid van godsdienst is daarom gerechtvaardigd. De PvdA-fractie steunde een amendement van D66 om de confessionele gemeenschappen een beetje tegemoet te komen door ontheffing aan te bieden wanneer er wetenschappelijk aangetoond kan worden dat de dieren bij de rituele slacht niet extra lijden. In een Kamerbrief van 17 februari 2016 liet van Dam via het ministerie van Economische Zaken weten strengere regels te stellen aan ritueel onverdoofd slachten. Zo moeten slachterijen die rituele slacht willen toepassen geregistreerd staan en aan een aantal nieuwe voorwaarden voldoen. Enkel in Nederland aanwezige religieuze gemeenschappen mogen ook daadwerkelijk in Nederland onverdoofd slachten, waar de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) streng op gaat toezien.66 De PvdA steunt ook het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding, al vond mijnheer J. Recourt de toevoeging in het voorstel van integraalhelmen en bivakmutsen niet echt geloofwaardig. Volgens mijnheer Recourt is de wet een steun in de rug voor reeds bestaande huisregels en moet de emancipatie van boerka-dragende vrouwen aangemoedigd worden. In een open samenleving in de openbare ruimte hoort een burger haar gezicht niet te verbergen, maar een algeheel verbod is niet nodig. In 2012 steunde de PvdA de motie voor het afschaffen van de Zondagswet. De motie werd gesteund door een meerderheid, toch bleef de wet gehandhaafd door PvdA-minister Plasterk. 67 Nadat D66 in 2016 met een initiatiefwetsvoorstel (34464-3) kwam om de Zondagswet alsnog in te trekken gaf Plasterk gehoor en kwam met zijn eigen wet waardoor gemeenten zelf de zondagsrust mogen overzien, niet het rijk. Tot slot nog het fenomeen weigerambtenaren, of ambtenaren met gewetensbezwaren. Oud- Kamerlid schreef in 2013 op de website van de PvdA: “Het bestaan van gewetensbezwaarde ambtenaren doet afbreuk aan het feit dat in Nederland homoparen dezelfde rechten hebben als heteroparen. Daarom kan ik mij in het geheel vinden in dit voorstel van D66 en

66 ‘Staatssecretaris van Dam scherpt regel ritueel slachten aan’, 17-2-2016, < https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2016/02/17/staatssecretaris-van-dam-scherpt-regels-ritueel-slachten- aan >, laatst geraadpleegd op 15-12-2016. 67 ‘Schaf die Zondagswet toch af’, NRC, 6-11-2015, < https://www.nrc.nl/nieuws/2015/11/06/schaf-die-zondagswet- toch-af-1553079-a278722 >, laatst geraadpleegd op 15-12-2016.

34

34 zal ik met overtuiging dit voorstel verdedigen.”68 Het genoemde wetsvoorstel van Kamerleden Dijkstra en Schouw zou een einde moeten maken aan de gewetensbezwaarde ambtenaar. De voornaamste discourse die de PvdA voert naar aanleiding van de aanslagen is er één van tolerantie, verbondenheid, inclusiviteit en het bevechten van het gevoel van verdeeldheid en angst dat word verspreid door IS en figuren als Wilders. Vooral in de bijdrage van 14 januari kwam dit meerdere malen terug. Samsom benadrukt veelvuldig dat afkomst of religie niet meetellen (of mee moeten tellen) in het ‘wij-zij’ gevoel. ‘Wij’ zijn iedereen die de Nederlandse kernwaarden koesteren, ongeacht je afkomst of geloof, en ‘zij’ zijn hen die deze waarden verafschuwen en kapot willen maken. “Wie de eenheid wil bevorderen, moet meer doen dan alleen verbindende woorden spreken. Die moet ook dat wij-gevoel zorgvuldiger en scherper willen definiëren. Durven definiëren. We moeten dat lostrekken van afkomst en religie en vervangen door een ander wij-gevoel, een wij- gevoel dat is gebaseerd op essentiële kernwaarden als vrijheid, tolerantie, emancipatie, vooruitgang en rechtvaardigheid. En als we het Nederlanderschap, het burgerschap, weer durven definiëren in deze kernwaarden, waarvoor je ongeacht je afkomst of je religie kunt kiezen en waar je bij kunt horen, bouwen we aan een gemene deler die past bij onze open en inclusieve samenleving.”69 “Let wel: er is wel degelijk sprake van een wij en een zij, maar niet van de stereotiepe of polariserende wij en zij langs etnische of religieuze scheidslijnen, waarin sommigen snel vluchten. Nee, wij, dat zijn de mensen die de vrijheid, de tolerantie, de vooruitgang, de democratie koesteren. En dat zijn er heel veel, van alle religies, van alle gezindten, van alle geaardheden en van alle etniciteit. Zij, dat zijn zij die de gekoesterde Europese waarden verachten en bestrijden, soms zelfs met geweld. Dat zijn er veel minder, maar het zijn er wel te veel.”70 Tolerantie en verbondenheid zijn dus belangrijk voor Samsom en de PvdA en ze bevechten verdeeldheid ook waar ze deze tegenkomen. In een interruptie op de bijdrage van Wilders beschuldigt Samsom Wilders ervan hetzelfde te doen wat de terroristen van IS doen: het verspreiden van angst, verdeeldheid en haat. Een andere methode, maar dezelfde strategie: “Ziet de heer Wilders nou niet dat wat hij hier tien minuten of zes minuten heeft staan doen, precies hetzelfde is als wat de terroristen doen? Haat, angst en verdeeldheid zaaien. Hij doet het met andere wapens, met het woord. Daarom staan wij hier tegenover elkaar. Daarom heb ik de kans om u deze vragen te stellen. Maar ik verwacht van u wel een antwoord. Waarom gelooft u dat een strategie van angst, verdeeldheid en haat of boosheid ook maar op enige manier bijdraagt aan de oplossing van dit probleem?”71 Wie angst en verdeeldheid wilt bevechten en voorkomen moet investeren in het sociale

68 P. Heijnen, ‘Fenomeen ‘weigerambtenaar’ bijna geschiedenis’, 29-5-2013, < https://www.pvda.nl/nieuws/fenomeen- weigerambtenaar-bijna-geschiedenis/ >, laatst geraadpleegd op 16-2-2016. 69 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-2. 70 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-2. 71 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-4.

35

35 weefsel van de samenleving. Dit is het volgende punt van het PvdA-discourse; preventie door lokale aanpak. Mijnheer Samsom hamert op het inzetten van straatcoaches, buurtvaders, leraren en wijkagenten als de oren en ogen van de samenleving in de wijken. In 2012 heeft de PvdA samen met de SP een amendement ingediend om ervoor de te zorgen dat er op de 5.000 inwoners ten minste één wijkagent is. Mijnheer van der Staaij (SGP) wijst Samsom erop dat het streven van één op de 5.000 lang niet overal gehaald wordt en ze roepen het kabinet samen op hier serieus werk van te maken. Een verbonden gemeenschap is namelijk het krachtigste wapen tegen terreur, aldus Samsom. De PvdA noemt deze lokale aanpak, het investeren in het buurtweefsel, een aanpak van keiharde preventie. Deradiscaliseringsprogramma’s zijn ook een onderdeel van dit preventieplan. Samsom waarschuwt voor Franse en Belgische toestanden waar verwaarlozing uiteindelijk tot gewelddadig terrorisme leidde: “De afgelopen dagen zagen we allemaal wat er gebeurt als je wijken verwaarloost, als je uitzichtloosheid, verloedering en afzijdigheid gewoon laat voortbestaan, als autoriteiten zich terugtrekken en bindende krachten verdwijnen. In Molenbeek en de Parijse banlieues schiet de radicalisering wortel en groeit het extremisme ongezien uit tot gewelddadig terrorisme. Zonder een greintje zelfgenoegzaamheid kan gesteld worden dat dit in Nederland wel anders is. Hier is het populistisch geschamper over theedrinkende buurtwerkers gelukkig weerstaan. Hier is wel geïnvesteerd in het sociale weefsel van onze wijken. Hier hebben we met wijkagenten, straatcoaches, leraren en buurtvaders ogen en handen die op tijd kunnen ingrijpen. De Nederlandse aanpak van keiharde preventie. Niet sexy, wel effectief.”72 Naast deze ‘keiharde preventie’ pleit de PvdA voor effectieve repressie (in plaats van incidenten politiek en paniek maatregelen). Dit betekent geen dichte grenzen, preventieve detentie zonder proces of ‘hekken en bommen’. Vrijheid kan namelijk niet beschermd worden door haar in te perken. Wat valt er dan wel onder deze ‘effectieve repressie’? Investeren in de Koninklijke Marechaussee (KMar), opzoek gaan naar mogelijkheden binnen het strafrecht om Syriëgangers vast te zetten (bijvoorbeeld door voorarrest), het screenen van vluchtelingen, het opvoeren van bewaking en beveiliging van gevoelige personen en objecten, meer budget voor Defensie en Justitie, het opvoeren van mobiele grenscontroles en een strengere aanpak van het oproepen tot haat en geweld op het internet. Over deze strengere aanpak op het web diende mijnheer Samsom samen met Zijlstra een motie (29754-333) in op 19 november. Een ander belangrijk punt was de internationale samenwerking tussen de Europese inlichtingendiensten. Samsom pleit middels een motie (29754- 380) voor een verplichte aanlevering van belangrijke gegevens aan de terrorismedesk van Europol. De internationale gegevensuitwisseling moet beter en hij wijst op het geblunder rond de uitzetting van Ibrahim el Bakraoui en het feit dat hij zich vrij en onopgemerkt door Europa heeft kunnen

72 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-9.

36

36 bewegen. Het beleid van de PvdA op het gebied van preventie en repressie is als volgt samen te vatten: “We moeten dus ook de schijntegenstelling tussen harde en zachte aanpak verlaten. Beide zijn nodig. De PvdA kon zich anderhalf jaar geleden daarom al vinden in de evenwichtige benadering die in het actieplan tegen jihadisme [Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme] werd gekozen. Dat bood namelijk weerstand aan de naïviteit over de dreiging die van geharde terroristen uitgaat, maar ook aan het populistisch hoongelach over theedrinkende buurtwerkers.”73 Tot slot nog het buitenlandbeleid met betrekking tot het vinden van een oplossing in Syrië en Irak. De PvdA is voorstander van een politieke oplossing tussen alle partijen die tegen IS strijden. Samsom wijst erop dat een militaire oplossing nooit voldoende kan zijn op zichzelf. Er zijn politieke afspraken nodig die waarborgen wat er gebeurt in dat gebied na de vernietiging van IS. “Dat terrorisme [in Syrië en Irak] nog niet verslagen is heeft heel veel oorzaken, maar een gebrek aan bommen is er daar geen van.”74

Socialistische Partij (SP)

De SP is met 15 zetels de grootste oppositiepartij in de Kamer en mijnheer E.G.M. Roemer is de fractievoorzitter. Met betrekking tot onderwijs deelt de SP grotendeels de standpunten van de PvdA. Uit het conceptverkiezingsprogramma, ‘Nu Wij’, blijkt dat de SP ook meer aandacht wil in het middelbaar onderwijs voor godsdienst, religie, levensbeschouwing en filosofie, om tolerantie en acceptatie van andersdenkenden te vergroten. Het feit dat scholen leerlingen (en leraren) kunnen weigeren op basis van grondslag is onacceptabel en de SP wil de overheidsfinanciering van deze scholen daarom intrekken. Volgens Kamerlid wil de SP art. 23 van de Grondwet niet afschaffen, maar moderniseren om ook bijzondere scholen algemeen toegankelijk te maken. 75 In het Kamerdebat over smalende godslastering – ingediend door De Wit (SP) en Schouw (D66) – voerde het woord en hij steunde het wetsvoorstel om art. 147 te schrappen. De wet laat teveel ruimte voor interpretatie, wat tot religieuze politiek en vervolging kan leiden, het artikel is ook discriminerend omdat het enkel monotheïsten beschermd en het is overbodig omdat artikel 137 al genoeg bescherming biedt. Van Raak noemde het ook een slapende wet die makkelijk te wekken is en was van mening dat publieke discussies niet in de rechtszaal gevoerd dienen te worden. H. van Gerven voerde het woord tijdens de plenaire vergadering over onbedwelmd ritueel slachten. Hij was op de hoogte van het gevoelige karakter van de discussie, maar gaf aan het eens te zijn met de

73 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-20. 74 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-10. 75 J. van Dijk, ‘SP over artikel 23’, < http://www.vrijheidvanonderwijs.nl/politiek.php?ID=7 >, laatst geraadpleegd op 16-12-2016.

37

37

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierengeneeskunde (KNMvD) die aangaf dat er sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het dierenwelzijn. De SP steunde daarom het wetsvoorstel van mevrouw Thieme, en van Gerven diende ook nog een eigen motie (31571-13) in om kantelboxen te verbieden. 76 De SP komt ook wel eens tot de verdediging van godsdienst of godsdienstige zaken. D66 en VVD dienden op 19 december 2012 een motie (33400VII-23) in om de Zondagswet in te trekken, maar naast de confessionele partijen stemde ook de SP tegen. Daarnaast is de SP-fractie tegen het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding. Van Raak, die het woord voerde op 23 november, toonde begrip voor het verbod in de context van onderwijs, zorg en het ov, maar noemde het een voornamelijk theoretisch probleem en vroeg zich af wat de meerwaarde van de wet was. De vrijheid van godsdienst zou worden belemmerd met dit verbod en het zou zorg- en onderwijs ontwijkend gedrag bevorderen. Al met al geen goed idee volgens de SP. In de bijdragen van Roemer in de onderzochte plenaire vergaderingen over de terreurdreiging zijn er zes hoofdpunten te onderscheiden; investeer in politie, het Openbaar Ministerie (OM) en veiligheidsdiensten; pak segregatie en discriminatie aan; interventie-politiek in het Midden-Oosten werkt niet; een financiële drooglegging van IS; een nadruk op de verbetering van internationale samenwerking met betrekking tot terrorismebestrijding en tot slot het in kaart brengen van jihadistische netwerken en salafistische organisaties. Roemer komt in alle debatten terug op de ingevoerde bezuinigingen en de noodzaak van het investeren in o.a. de politie, het OM, de veiligheidsdiensten, reclassering, deradicalisering, de rechterlijke macht en het Nederlands Forensisch Instituut. Hij wijst het kabinet erop dat de politie volgens de Nederlandse Politiebond (NPB) gebukt gaat onder een tekort van 500 miljoen euro en dat er 5.000 agenten dreigen te verdwijnen. Ook is het aantal steunpunten van de Dienst Speciale Interventie (DSI) teruggebracht van vier naar twee. Onverstandig in deze tijden van een substantiële terreurdreiging, aldus Roemer. Roemer was daarom ook mede-indiener van motie 29754-334 van Van der Staaij over de norm van tenminste één wijkagent op de 5.000 inwoners. “We weten wat we kunnen doen om radicalisering aan te pakken, maar de middelen schieten vaak tekort. Onze politieagenten zijn de ogen en oren van de samenleving, maar door onderbezetting wordt in veel wijken radicalisering niet gezien en wordt extremisme niet gehoord. Wanneer komt het kabinet met duidelijke en voldoende middelen voor de politie en voor de rechterlijke macht?” 77 “We moeten ook stoppen met bezuinigen op onze rechtsstaat. Zorg voor meer budget voor reclassering, zodat gedetineerden betere begeleiding en programma’s krijgen om te deradicaliseren. Hoe is het mogelijk dat de regering fors blijft bezuinigen op het Openbaar Ministerie en op de politie? Vragen wij nu niet veel te veel van de

76 S. Vellenga, ‘Ritual Slaughter, Animal Welfare and the Freedom of Religion: A Critical Discourse Analysis of a Fierce Debate in the Dutch Lower House’, Journal of Religion in Europe 8 (2015), 210-234. 77 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-15.

38

38 mensen die ons moeten beschermen?”78 Investering in de politie werkt ook als preventiemiddel. Het investeren in o.a. wijkagenten, buurtcoaches en jeugdzorg gaat de segregatie in onze wijken tegen en voorkomt dat kwetsbare jongeren in een sociaal isolement terecht komen. Roemer opent zijn betoog op 14 januari door te verwijzen naar de groeiende tegenstellingen tussen verschillende bevolkingsgroepen. Hij benadrukt het belang van een beter integratiebeleid; gemengde buurten en scholen, beter taalonderwijs en het aanpakken van discriminatie en racisme. “Mensen kunnen om heel veel redenen radicaliseren. Eén daarvan ligt in de buurten en wijken die veranderen in parallelle samenlevingen. Daar is segregatie in plaats van integratie beleid geworden en daar hebben ongelijke kansen vaak armoede, discriminatie en uitsluiting tot gevolg. In de buitenwijken van Parijs is segregatie zichtbaar, maar die is ook zichtbaar in ons land. Waarom doet het kabinet daar nog steeds te weinig aan?”79 Roemer roept het kabinet op om de sociale controle en integratie in de wijken en buurten te verbeteren. Als voedingsbodem voor radicalisering noemt Roemer o.a. segregatie, discriminatie, achterstelling, ongelijke kansen en sociaal isolement. Om radicalisering preventief te stoppen moet deze voedingsbodem weggehaald worden. Er is echter nog een andere voedingsbodem voor terreur en extremisme: het falende buitenlandbeleid en interventie-politiek van het Westen in het Midden-Oosten. Roemer wijst er op dat de ‘War on Terror’ en de “illegale oorlog in Irak” het extremisme alleen maar hebben doen groeien. Roemer gelooft niet dat een bommenregen op IS-gebied de kans op aanslagen zal verkleinen. Integendeel, de interventies van het Westen hebben het radicalisme alleen vergroot. “Je kunt de opkomst van IS niet los zien van de omstandigheden waaronder deze extremisten hun kans hebben gegrepen. Je kunt het niet los zien van hoe met de illegale oorlog in Irak het extremisme en het ontstaan van IS juist is bevorderd, en hoe jarenlang minderheden in Irak worden buitengesloten en achtergesteld door de Iraakse regering. Je kunt het niet los zien van de chaos die in Libië is gecreëerd. Vijftien jaar militaire interventies, zonder politieke oplossingen, hebben contraproductief gewerkt.”80 Op 29 maart wordt Roemer geïnterrumpeerd door mijnheer Segers (ChristenUnie) over de rol van het buitenlandbeleid en de achterliggende ideologie van het jihadisme bij terreur. Segers verwijst naar een aanslag op een christelijke gemeenschap in Lahore, Pakistan, waarbij tweeënzeventig doden en meer dan driehonderdvijftig gewonden vielen en vroeg zich af wat het verband met Westerse interventie-politiek zou zijn. Roemer antwoordt dat sinds het begin van de ‘War on Terror’ de sympathie voor groepen als IS, Al-Qaeda en de Taliban alleen maar gegroeid is en dat deze stategie dus averechts werkt.

78 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-12. 79 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-15. 80 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-15.

39

39

Een volgend belangrijk en uniek punt – niemand anders in de Kamer heeft ditzelfde punt geopperd op Wassenberg na – is de financiële drooglegging van IS. De SP introduceerde deze maatregel in de plenaire vergadering op 19 november: “Een financiële drooglegging [...] zal de slagkracht van IS onderuit slaan. IS verdient miljoenen euro’s aan de verkoop van olie, die onder andere via Turkije wordt gesmokkeld. Waarom wordt wapenexport naar dit gebied niet harder aangepakt? Nu verkoopt de VS weer voor 1,3 miljard aan wapens aan Saudi-Arabië. Rijke Arabieren uit Saudi-Arabië, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten en Koeweit kunnen nog altijd grote sommen geld overmaken aan de extremisten. Het is de zuurstof die de terroristen op de been houdt. Zolang we die niet afsnijden, houdt het nooit op. Hoe kijkt de minister-president daarnaar?”81 Deze maatregel bleek in de Kamer een daverend succes. Roemer diende een motie (29754-336) in over het afsnijden van de geldstroom die unaniem werd aangenomen. Dit is de enige motie in dit onderzoek dat alle 150 stemmen uit de Kamer kreeg. Het volgende punt, de noodzakelijke verbetering van de Europese samenwerking van de inlichtingendiensten wordt gedeeld door vele partijen. Vooral na de aanslagen bij Brussel werd dit onderwerp steeds zorgvuldiger en aandachtiger besproken, ook door de SP. “Na elke vreselijke aanslag blijkt dat de daders bekenden zijn en dat zij onderdeel zijn van dezelfde internationale netwerken. Ook blijkt dat de informatie-uitwisseling niet op orde is. We weten ook dat de speciale werkgroep van Nederlandse en Turkse ambtenaren aan de slag zou gaan om afspraken te maken. Maar die werkgroep is nooit bij elkaar gekomen. Waarom niet? Pas afgelopen maandag, op 4 april, heeft de minister afspraken gemaakt met zijn Turkse collega’s over het geven van informatie over niet-Nederlanders die vanuit Turkije naar Nederland worden uitgezet. Hoe kan het toch dat dit allemaal zo lang moet duren?”82 In het citaat hierboven wordt er al verwezen naar de speciale Turkse werkgroep die tot nog toe nog niet is samengekomen. Al in 2015 zijn er vanuit Turkije vijf niet-Nederlandse ingezetenen uitgezet naar Nederland, maar er werd door het Ministerie van Veiligheid & Justitie geen navraag gedaan over de reden van deze uitzettingen. Ook verwijst Roemer naar 2.200 potentiële terroristen die naar willekeurige Schengenlanden uitgezet kunnen worden omdat ze niet op een signaleringslijst staan. Kortom, de internationale samenwerking tussen de inlichtingendiensten moet vele malen beter. Tot slot zet ook de SP in op (effectieve) repressie. Verplichte deradicalisering voor teruggekeerde Syriëgangers (met rechterlijke toets), strengere grenscontroles, pak ronselaars op en pak salafistische organisaties aan. De verschillende netwerken van jihadisten in Nederland moeten in kaart gebracht worden en openbaar gemaakt worden. Deze netwerken en organisaties kunnen namelijk betrokken zijn bij het “heimelijk prediken over en organiseren van geweld.” Roemer wijst

81 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-15. 82 Handelingen Tweede Kamer, 7 april, 2016; TK 74-2-2.

40

40 erop dat kwetsbare jongeren jarenlang via Bureau Halt terecht zijn gekomen bij radicale organisaties zoals de As-Soennah moskee. Als er een lijst wordt opgesteld van extremistische salafistische organisaties kan dit voorkomen worden. Roemer diende hierover een motie (29754- 337) in.

Christen Democratisch Appèl (CDA)

Het CDA telt 13 zetels - het laagste zetelaantal sinds de oprichting in 1980 – en kent dhr. Haersma Buma als partijleider en fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Als christelijke partij wilt het CDA de joods-christelijke traditie van Nederland beschermen, o.a. door de vrijheid van onderwijs niet aan te tasten. De ouders zelf, niet de overheid, kiezen welk type onderwijs bij hun kinderen past. Het CDA staat daarom, volgens hun conceptverkiezingsprogramma ‘Keuzes voor een beter Nederland’, pal voor art. 23 van de Grondwet en de vrijheid van onderwijs. Het verbod op godslastering hoeft van het CDA ook niet geschrapt te worden. Tijdens de plenaire vergadering op 20 maart 2013 sprak mijnheer . Volgens mijnheer Oskam dient de meerderheid de zorg te dragen voor de (christelijke) minderheid en respect te hebben voor de gevoelens van die minderheid. Hij noemde art. 147 waardevol voor de gehele samenleving, omdat het een uiting van respect is. Het CDA maakte een onderscheid tussen de belediging van God (art. 147) en de belediging van groeperingen (art. 137) en beargumenteerde daarom dat art. 147 niet geschrapt diende te worden. Staatssecretaris van Dam (PvdA) vroeg mijnheer Oskam of volgens het CDA de Deense Mohammed-cartoons strafbaar gesteld hadden moeten worden, als ze uit Nederland waren gekomen. Oskam antwoordde dat dit aan de rechter voorgelegd zou moeten worden, maar dat het zeker strafbaar zou kunnen zijn als het aan het CDA lag. Gewetensbezwaarde ambtenaren dienen echter niet strafbaar te worden, aldus oud Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties .83 Het CDA stemde daarom ook tegen de motie van GroenLinks om het fenomeen weigerambtenaren te verbieden en tegen de D66 motie over het schrappen van de Zondagswet.84 Het CDA is ook tegen het verbieden van onverdoofd ritueel slachten. noemde het wetsvoorstel van mevrouw Thieme (PvdD) een beperking van de mensenrechten en beargumenteerde dat de vrijheid van godsdienst een grondrecht is die de vader des vaderlands, Willem van Oranje, zelf onderschreef. Nederland dient tolerantie te tonen naar haar religieuze minderheden en andersdenkenden voor wie een alternatief op de

83 P. van den Dool, ‘Spies wil dit jaar geen einde maken aan weigerambtenaar’, NRC, 30-7-2012, < https://www.nrc.nl/nieuws/2012/07/30/spies-wil-dit-jaar-geen-einde-maken-aan-weigerambtenaar-a1442832>, laatst geraadpleegd op 13-3-2017. 84 R. de Wever, ‘De wet op zondagsrust loopt gevaar – de rust zelf niet’, Trouw, 7-3-2016, < http://www.trouw.nl/tr/nl/5091/Religie/article/detail/4258554/2016/03/07/De-wet-op-zondagsrust-loopt-gevaar---de- rust-zelf-niet.dhtml >, laatst geraadpleegd op 3-1-2017.

41

41 onbedwelmde rituele slacht onbespreekbaar is. Godsdienstvrijheid is echter niet absoluut en mijnheer Ormel kwam daarom met een amendement waarin aan deze de vrijheid van religie grenzen werden gesteld.85 In diezelfde geest is het CDA geen voorstander van de verruiming van de huidige wetgeving rond euthanasie, maar steunt wel de bestaande wetgeving die genoeg ruimte biedt en ethisch afgewogen is, zo stelt hun conceptverkiezingsprogramma. De enige keer waar uitdrukkelijk niet de kant van godsdienst en godsdienstvrijheid wordt gekozen is in het debat aangaande het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding. Mevrouw van Toorenburg gaf op 23 november 2016 aan dat het CDA veel moeite heeft met gezichtsbedekkende kleding omdat het open onderlinge communicatie tussen burgers belemmerd. De vrijheid van godsdienst wordt met deze maatregel inderdaad ingeperkt, maar de aversie tegen gezichtsbedekkende kleding telt zwaarder. Een vrij unieke positie in het CDA discours. Het belangrijkste onderwerp voor het CDA met betrekking tot de jihadistische dreiging is de omvang van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Buma haalt bijvoorbeeld aan hoe de minister-president in 2012 de hele buitenlandtak van de AIVD wegsneed en dat de dienst daarom tot op heden ondersteund moet worden door de politie. Het CDA vraagt 200 miljoen extra voor Justitie en minimaal 200 miljoen extra op de Defensiebegroting. Buma noemt Defensie een “verkooporganisatie voor overtollig materieel” en vraagt het kabinet via een amendement om de tekorten te dekken. Ook vraagt het CDA de minister van Financiën meer geld ter beschikking te stellen voor politie en de KMar, zo’n 300 miljoen. “Het wordt steeds duidelijker dat de veiligheidsketen stelselmatig overbelast is. De politie moet inkrimpen in plaats van uitbreiden en op Schiphol, nota bene een Europese buitengrens, dreigt de paspoortcontrole deze zomer totaal in het honderd te lopen. We […] moeten het op orde hebben. En verder staat de Dienst Speciale Interventies op springen. De urgentie van deze zaken is buitengewoon groot.” 86 De investering in de veiligheids- en inlichtingendiensten zijn voornamelijk nodig om onze waarden uit de joods-christelijke traditie te beschermen en te waarborgen, aldus het CDA. Na het uiten van zijn afschuw over de aanslagen en zijn blijk van medeleven met de slachtoffers en hun naasten zijn deze waarden het eerste waar Buma het over heeft in zijn bijdragen. Hij blijft natuurlijk een christendemocraat. Deze waarden zijn volgens Buma onlosmakelijk verbonden met ons land en daarom ononderhandelbaar: “Wij hebben een dure opdracht om een eeuwenoude waardengemeenschap tegen hen [moslimterroristen] te verdedigen. Een waardengemeenschap waarin respect voor de ander en elkaars levensovertuiging vanzelf moeten spreken. Alleen voor wie bereid is om onze joods-christelijke waarden te accepteren als grondslag voor onze samenleving, is

85 Vellenga, ‘Ritual Slaughter, Animal Welfare and the Freedom of Religion’, 224. 86 Handelingen Tweede Kamer, 7 april, 2016; TK 74-2-2.

42

42 er bij ons plaats.”87 Punt drie van het CDA is het bewaren en uitwisselen van passagiersgegevens en het uitbreiden van de bevoegdheden van de AIVD om zodoende kabelgebonden toezicht mogelijk te maken. Via een motie (29754-280) riep mijnheer Buma de regering op mee te werken aan het oprichten van een Europese database van vluchtgegevens. Buma wijst erop dat de Minister van Veiligheid & Justitie al voor het Kamerdebat op 14 januari 2015 een voorstel om reisgegevens op te slaan en uit te wisselen verworpen had. Het opsporen van terroristisch gedrag wordt voor de diensten makkelijker wanneer ze toegang hebben tot internationale passagiersgegevens en wanneer ze toezicht hebben op het web. “De AIVD wacht nu al twee jaar op de bevoegdheid om te mogen tappen op de kabel. Heel Nederland is ermee belegd, terroristen maken er gebruik van, maar de AIVD mag het niet. […] Hij [de minister-president] is op dit moment meer bezig met zijn wetsvoorstel om de zondagsrust af te schaffen dan met het wetsvoorstel de AIVD meer bevoegdheden te geven.”88 Het schrappen van de Zondagswet heeft mijnheer Buma geen goed gedaan. Met deze bevoegdheden zou de AIVD o.a. sneller teruggekeerde Syriëgangers kunnen opsporen. Dit is een volgend agendapunt van het CDA, want wat gebeurt er met deze terugkeerders? Op 14 januari 2015 wijst Buma op het wetsvoorstel – toegezegd door Minister Opstelten in een eerder debat op 4 september 2014 – om denaturalisatie sneller toe te staan, zonder rechterlijke veroordeling. Buma komt in de verdere debatten niet meer terug op het afnemen van de nationaliteit, maar stapt over op preventieve detentie, wederom zonder tussenkomst van de rechterlijke macht. “Terugkeerders worden nog steeds behandeld als gewone criminelen, maar inmiddels weten wij dat zij onze vijand zijn. Is het kabinet bereid om als de terugkeerders van IS hier zijn, hen eerst vast te zetten en pas op vrije voeten te stellen als duidelijk is dat zij geen gevaar vormen?” 89 Een omgekeerde bewijslast noemt hij dit. Hij verwijst op 29 maart naar een motie (29754-355) van collega M. van Toorenburg van 27 januari 2016 over het in detentie nemen van jihadgangers. Op dit onderwerp wordt Buma geïnterrumpeerd door mijnheer Pechtold die hem vraagt hoe hij opsluiting zonder proces binnen de rechtstaat waar wilt maken. Buma noemt een aantal mogelijkheden; administratieve opsluiting via het bestuursrecht voor grotere groepen; via het strafrecht met AIVD- informatie; voorlopige hechtenis; en tot slot de wet bijzondere opsluiting in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) via de GGD. Het CDA wil opzoek gaan naar verschillende creatieve mogelijkheden om teruggekeerde Syriëgangers in detentie te nemen totdat bewezen kan worden dat ze geen gevaar vormen voor de samenleving.

87 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-3. 88 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-12. 89 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-3.

43

43

Het CDA is voorstander van repressie volgens Frans model; het verheerlijken van geweld, met name terroristische aanslagen, moet strafbaar gesteld worden. Buma verwijst hier naar de 54 zaken die het Franse Openbaar Ministerie heeft geopend wegens het verheerlijken van terrorisme na de aanslag op Charlie Hebdo en de joodse supermarkt. Het verheerlijken van dit geweld is volgens het CDA een opstap naar het gebruik ervan en moet daarom hard gestraft worden. Het CDA komt daarom met een initiatiefwet om “het verheerlijken van terroristisch geweld ook in Nederland strafbaar te maken.” Naast het verheerlijken van geweld wil het CDA ook haatimams en partijen die de sharia prediken aanpakken en partijen die democratische rechtsstaat omver willen werpen verbieden. Verder nog een aantal zaken die zijn geopperd door het CDA, maar die niet als hoofdzaken geteld kunnen worden. Als de Europese buitengrenzen niet goed beschermd worden dan moeten de binnengrenzen beter gecontroleerd worden en vluchtelingen dienen beter gescreend te worden. Nederland mag niet wapperend met een vlaggetje langs de Syrische zijlijn staan; Nederland moet meedoen aan de anti-IS-coalitie. In een interruptiedebat op 19 november 2015 vertelt Buma aan Samsom: “Is de Partij van de Arbeid uiteindelijk bereid om iedere nieuwe contra-indicatie te vervangen door het besef dat het moet: ingrijpen in Syrië als wij IS daar weg willen krijgen?” Buma is ook opzoek naar helderheid rond de uitspraak van de minister-premier: “IS is onze vijand; daarmee zijn we in oorlog.” Dit is een term die de premier niet zomaar moet gebruiken en als hij hem wel gebruikt zijn hier vergaande consequenties aan verbonden. Premier Rutte moet standvastig zijn en maatregelen verbinden aan deze uitspraak. Buma diende hierover ook een motie in (29754- 329). Zoals bij vele fracties kwam ook bij het CDA (na de Brusselse aanslagen) de internationale samenwerking en informatie-uitwisseling ter sprake. “Vandaag ontvingen wij de antwoorden op de vrijdag door de Kamer gestelde vragen. Daaruit blijkt dat de internationale terreurbestrijding van een tenenkrommend amateurisme is. Ieder land doet maar wat.” 90 Buma diende een motie in (29754-376) over het verbeteren van de internationale samenwerking en het dichten van de capacitaire gaten bij de veiligheidsketen die enkel door de VVD en de PvdA niet gesteund werden. Tot slot roept Buma op dat het geluid van de vreedzame, liberale moslim meer gehoord moet worden en verwijst naar burgemeester Aboutaleb en Ibrahim Wijbenga: “Het is nodig dat de moslimgemeenschap in deze tijd van onzekerheid het geluid van democratie en vrijheid laat overheersen.” 91 Dit werd hem niet in dank afgenomen door van Ojik (GroenLinks) en Kuzu (DENK). Van Ojik wijst Buma erop dat vele moslimorganisaties zich tegen de aanslag hebben uitgesproken en attendeert hem erop dat het CDA zich nog nooit over het Leger van de Heer in Midden-Afrika heeft uitgelaten. Ook Kuzu verteld hem dat vele moslims zich tegen het terroristisch

90 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-12. 91 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-9.

44

44 geweld geuit hebben.

Partij voor de Vrijheid (PVV)

De PVV is in 2005 opgericht door Geert Wilders, nadat hij uit de VVD-fractie stapte. Wilders is het enige lid van de PVV en de partij heeft 12 zetels. “Miljoenen Nederlanders hebben schoon genoeg van de islamisering van ons land.” Dit is de allereerste zin uit het beruchte verkiezingsprogramma van de PVV getiteld ‘Nederland weer van ons’ en het zet meteen de toon. De PVV staat bekend als bijzonder kritisch op religie in het algemeen en de islam meer specifiek. Zo probeerde Wilders al in 2005 een verbod op boerka’s door de Kamer te krijgen met een motie.92 In 2009 introduceerde Wilders tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen de infame ‘kopvoddentaks’. Het belasten van hoofddoekjes was ook aanwezig in het verkiezingsprogramma 2010-2015 ‘De agenda van hoop en optimisme’. Daarnaast dienen hoofddoekjes geweerd te worden uit de zorg, het onderwijs, overheidsgebouwen en gesubsidieerde instellingen. Het conceptverkiezingsprogramma 2017-2021 laat ons weten dat de PVV geen islamitische hoofddoekjes in publieke functies wil zien naast een verbod op overige uitingen van de islam die in strijd worden geacht met de openbare orde. Het zal niemand dan ook verbazen dat de PVV-fractie voor het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding stemde. Kamerlid gaf in het debat aan de verspreiding van het ‘islamitisch vrouwentextiel’ te zien als onderdeel van de islamisering van Nederland die o.a. gestuurd wordt door de islamisten van het Moslimbroederschap. De boerka staat integratie in de weg, staat haaks op onze normen en waarden en er kan zomaar een polderjihadi onder zitten. Verrassend genoeg werd er niet verwezen naar een algeheel verbod, zoals de VVD dat deed. Niet alleen de boerka moet verboden worden; volgens de verkiezingsprogramma’s 2010-2015 en 2017-2021 moet de koran verboden worden. Koranlessen op school worden ook verboden, islamitische scholen worden allemaal gesloten en alle moskeeën moeten dicht. Tot slot nog een volledige immigratiestop voor mensen uit islamitische landen. De mening van de PVV en Wilders aangaande islam is echter al langer bekend dan vandaag. Hoe verhoudt de partij van Geert Wilders zich tot andere politiek-religieuze zaken? Uit het verkiezingspamflet van ‘Groep Wilders’ voor de verkiezingen van 22 november 2006 blijkt dat Wilders voor het handhaven van art. 23 en de vrijheid van onderwijs is. Het verkiezingsprogramma 2010-2015 bevestigd dit en noemt de vrijheid van onderwijs een grondrecht. Islamitische scholen moeten echter wel gesloten worden. Het artikel ‘Vrijheid door onderwijs’ op de PVV website lijkt echter een andere kant op te gaan: “Het onderwijs mag niet in dienst staan van ambtenarij en

92 ‘Kamer stemt voor verbod op boerka’, Reformatorisch Dagblad, 21-12-2005, < http://www.rd.nl/vandaag/binnenland/kamer-stemt-voor-verbod-op-boerka-1.6636 >, laatst geraadpleegd op 4-1- 2017.

45

45 regelzucht, van het onderwijzend personeel, van de ouders, van het bedrijfsleven en zeker niet van stromingen die de mens tot geestelijke onderwerping willen brengen. Het onderwijs dient alleen tot de vrije ontwikkeling en ontplooiing van het kind.” 93 De PVV lijkt zich hier tegen religieuze invloeden op scholen te keren of bedoelen ze enkel de islam? Een gepassioneerde sprak op 22 juni 2011 in de Kamer over het verbod op onverdoofd ritueel slachten. Mijnheer Graus heeft sinds zijn beëdiging in 2006 al verschillende moties ingediend om rituele slacht te verbieden, zonder succes. De PVV is in principe voor een totaalverbod op ritueel slachten, wat betekent dat ook verdoofd slachten verboden moet worden. Dit totaalverbod was echter niet haalbaar en de PVV- fractie stemde daarom voor het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Thieme (PvdD). Een ander voorstel dat werd gesteund door de PVV was het schrappen van de wet op smalende godslastering. Mevrouw Helder ziet deze wet als een inperking van de vrijheid van meningsuiting. Ook kwetsende en beledigende meningen moeten geuit kunnen worden zonder bestraffing. De wet zorgt ervoor dat gelovigen een bevoorrechte positie ten opzichte van ongelovigen hebben, omdat hun gevoelens wel beschermd worden voor belediging. De PVV wil echter nog een stapje verder gaan en ook art. 137 c van het wetboek van strafrecht schrappen. Dit artikel verbiedt groepsbelediging op grond van o.a. geaardheid, levensovertuiging en ras. Verder is de PVV tegen de Zondagswet, tegen weigerambtenaren94 en nog feller tegen (vrouwen)besnijdenis. Het verkiezingsprogramma 2010- 2015 spreekt al over zware straffen voor vrouwenbesnijdenis, maar mevrouw Agema ging er tijdens een algemeen overleg over vrouwelijke genitale verminking in 2009 dieper op in. 95 Mevrouw Agema is er op tegen dat er religieuze leiders ingezet worden om dit probleem op te lossen en wil een maximale straf van 30 jaar opleggen aan hen die zich schuldig maken aan genitale verminking, met extra zware straffen als het familieleden betreft. Voor een partij die altijd volgehouden heeft trots te zijn op de joods-christelijke wortels van onze samenleving lijkt de PVV behoorlijk anti- theïstisch. Het zal niemand verbazen, maar om Nederland veiliger te maken wil de PVV af van de islam. De islam is namelijk de oorzaak van de aanslagen en ellende. Wilders heeft genoeg van de politieke correctheid, de wegkijkers en de politieke elite die allemaal stelselmatig ontkennen waar de oorzaak van het probleem ligt. Er zijn vreedzame moslims, maar er bestaat geen vreedzame islam. Niet alle moslims zijn terroristen, maar zo'n beetje alle terroristen zijn moslim. Wilders noemt de islam een donker barbarisme, een cultuur van haat, geweld en onderdrukking en de wortel

93 R. de Mos, ‘Vrijheid door onderwijs’, < http://www.pvv.nl/index.php/component/content/article/30-publicaties/717- vrijheid-door-onderwijs.html >, laatst geraadpleegd op 14-3-2017. 94 ‘PVV wil bij wet van weigerambtenaar af’, Telegraaf, 25-10-2011, < http://www.telegraaf.nl/binnenland/article20204647.ece >, laatst geraadpleegd op 4-1-2017. 95 F. Agema, ‘Ferme strafverhoging meisjesbesnijdenis’, 8-4-2009, < http://www.pvv.nl/12-in-de- kamer/spreekteksten/1881-agema-eist-ferme-strafverhoging-meisjesbesnijdenis.html >, laatst geraadpleegd op 14-3- 2017.

46

46 van het kwaad. Het volgende fragment komt uit een interruptiedebat met mijnheer Pechtold: “Noem mij eens drie landen in de wereld waar door de komst van de islam de vrijheid van meningsuiting is vergroot, waar de vrijheden in het algemeen zijn vergroot of waar minder geweld is gekomen! Het tegenovergestelde is het geval. Overal waar de islam aanwezig is en overal waar de islam groeit, gaat dat ten koste van alle vrijheden en zie je meer geweld.”96 Overal waar de islam komt brengt de religie misère en de PVV ergert zich aan de foute analyse van het kabinet en de Kamer omtrent de oorzaak van het jihadistisch geweld. Islam is de oorzaak en hoort niet thuis in Nederland. In een interruptiedebat met Klaver zegt Wilders: “Als het gaat over asiel of terreur, hebben zij [de Tweede Kamer en het kabinet] het, net als uw partij, over economische achterstanden of het Israëlisch- Palestijns conflict, of weet ik wat voor onzin dan ook. We hebben een probleem omdat we miljoenen mensen naar Nederland en Europa hebben gehaald vanuit een islamitische cultuur...”97 Wilders laat hier duidelijk weten niet te geloven in de geopolitieke of sociaaleconomische verklaringen van jihadisme en radicalisering. Preventieve maatregelen komen dan ook niet voor in de bijdragen van de PVV. Het grootste probleem is dat de islam geen religie, maar een intolerante, totalitaire (politieke) ideologie is, aldus Wilders. Hierdoor is de islam te vergelijken met o.a. het fascisme, het communisme en het nationaalsocialisme. “De islam is niet zozeer een religie. Dat is de grote denkfout die de VVD keer op keer maakt. De islam is niet te vergelijken met het christendom, het jodendom of het humanisme. De islam is een ideologie, een bloedlinke ideologie. Sterker nog, de islam is een totalitaire ideologie, want je mag de islam niet verlaten. Als je de islam verlaat, gaat je kop eraf, vaak letterlijk. Dat is niet zo bij het christendom, het jodendom of het boeddhisme. Het is een totalitaire ideologie die de hele maatschappij wil overheersen en vormgeven.”98 Dat is volgens Wilders de ware aard van de islam en die dient daarom bestreden te worden in Nederland en Europa. Wilders erkent wel een verschil tussen de ideologie en de mensen. Hij erkent dat de meerderheid van de islamitische gemeenschap niet extremistisch is, maar gelooft ook dat deze extremistische minderheid kan doen wat ze wil omdat de passieve meerderheid het gedoogt. Hij mist de massademonstraties in Nederland en Europa waar (tien)duizenden moslims op straat gaan om zich duidelijk uit te spreken tegen terreur. “Ik heb ze nauwelijks gezien”, zegt hij tegen mijnheer Pechtold die hem wees op verschillende geruststellende reacties uit de islamitische gemeenschap, zoals die van burgemeester Aboutaleb. Hij telt honderd demonstranten in Rotterdam en tachtig in Amsterdam, maar verder dan dat komt het niet. Het verhaal van Salah Abdeslam, de terrorist die betrokken is bij de aanslagen in Parijs én Brussel en die maandenlang ondergedoken heeft gezeten in het Belgische Molenbeek, is hier een voorbeeld van. “Natuurlijk is het aantal

96 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-5. 97 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-4. 98 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-11.

47

47 terroristen een minderheid van de moslims, maar de meerderheid gedoogt. Dat bleek in Molenbeek, waar de grootste terrorist van Europa [Abdeslam], die verantwoordelijk was voor de aanslagen in Parijs, vier maanden lang is beschermd door de moslimgemeenschap van Molenbeek. Hij kon van adres naar adres gaan, op straat lopen, praatjes met mensen houden en pizza's bestellen, en niemand gaf hem aan. De meerderheid gedoogde.” 99 Voor de PVV is dus niet slechts de islamitische ideologie het probleem, maar ook moslims zelf. De minderheid is extremistisch en de meerderheid gedoogt het, ook al zijn ze zelf niet gewelddadig of haatdragend, door er niet tegen op te treden. Massa-immigratie, de asielinstroom en de islamisering van Nederland zijn daarom zeer problematisch. De “import van de islam” noemt Wilders het grootste probleem van de moderne geschiedenis in Europa en hij beschuldigt vrijwel iedereen in de Kamer ervan dit gefaciliteerd te hebben: “Laten we kijken naar de aanslagen in Parijs vorig jaar. Twee van de daders waren asielinstromers. Iedere keer als wij van de PVV in de Kamer zeiden dat we daar wat aan moesten doen en dat we onze grenzen moesten sluiten, zei de partij van de heer Roemer, de SP: nee, nee, hoe meer hiernaartoe komen, hoe beter; laten we er vooral niets aan doen. De heer Roemer is een van de wegkijkers.”100 “60.000 extra asielzoekers zijn ons land binnengekomen. U hebt een islamitische invasie gefaciliteerd; alleen al vorige maand 12.000 mensen. Volgens de Europese Unie komen er volgend jaar zelfs 3 miljoen mensen naar Europa, dankzij uw open grenzen, mijnheer Rutte.”101 Omdat volgens de PVV de islam een intolerante ideologie is zien ze de islamisering van Nederland als een groot gevaar. De islam in Nederland zal ten koste gaan van de vrijheden van o.a. journalisten, cartoonisten, vrouwen, homo’s en joden. Ze willen niet integreren of assimileren. “De islam hoort eenvoudigweg niet bij Nederland en is een gevaar voor Nederland.” Wilders bekritiseert ook de asielprocedure in Nederland, die volgens hem “één grote gatenkaas” is. Er blijken volgens mediaberichten Syriëgangers tussen de vluchtelingen te zitten en zo komen ze zonder problemen Europa binnen. Dus wat zijn de voorstellen van de PVV om de kans op aanslagen en de islamisering van Nederland te bestrijden? Om te beginnen wil de PVV het huidige beleid omtrent Syriëgangers drastisch veranderen. “Ik kan aan niemand in ons land uitleggen dat de jihadgangers die naar Syrië willen gaan om daar de meest verschrikkelijke dingen te doen, worden tegengehouden. Dat is toch ongelooflijk! Laat ze gaan, allemaal! We zouden ze toch liever kwijt dan rijk moeten zijn?”102 Wilders pleit ervoor de jihadisten naar Syrië te laten gaan om ze vervolgens te denaturaliseren (motie 29754-278). Hij wil een wetsvoorstel waarin de nationaliteit of het paspoort al bij vertrek via het bestuursrecht afgenomen kan worden met een rechterlijke toetsing achteraf, zodat ze Nederland

99 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-2. 100 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart 2016; TK 70-28-2. 101 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-1. 102 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-3.

48

48 niet meer binnen kunnen komen. De grenzen moeten dus dicht voor Syriëgangers. Als ze toch weten terug te komen zet ze dan preventief vast, via administratieve detentie. Geen deradicaliseringsprogramma’s, maar gewoon keihard aanpakken. Wilders wijst erop dat er van alle teruggekeerde Syriëgangers slechts drie zijn vastgezet. De grenzen gaan echter niet alleen voor Syriëgangers dicht; ook voor asielzoekers en mensen zonder verblijfsvergunning. Om dit te bereiken wil de PVV het leger uit bijvoorbeeld Mali en Afghanistan halen zodat het in Nederland ingezet kan worden om strenge grenscontroles uit te voeren en de vierhonderd grensovergangen te bemannen. Er kunnen drones ingezet worden om tussen de grensposten te controleren of er kan gepatrouilleerd worden. Met de 40.000 militairen van Nederland lijkt dat haalbaar, aldus Wilders. Het leger moet ook ingezet worden op vitale punten in Nederland, zoals stations, winkelcentra en vliegvelden, Wilders roept hiertoe op middels een motie (29754-279). Daarnaast moet het Verdrag van Schengen opgezegd worden. Door dit verdrag kunnen terroristen in Europa (5.000 volgens Europol) Nederland gewoon binnenkomen. Dit is de eerste stap; dichte grenzen voor asielzoekers, immigranten uit islamitische landen en Syriëgangers d.m.v. denaturalisatie, het bemannen van de grensposten en het opzeggen van Schengen. Stap twee is het “de-islamiseren” van Nederland, want anders is het “dweilen met de kraan open.” Het blijft een beetje een vaag begrip, maar het komt uiteindelijk neer op: “Minder islam, minder moskeeën, het liefst helemaal geen, geen islamitische scholen en het stoppen van de immigratie.” Verder wil de PVV het onaantrekkelijk maken voor moslims om hier te willen wonen, door bijvoorbeeld gezinshereniging lastiger te maken. In het debat van 29 maart 2016 verandert de toon van de PVV van “minder moskeeën, minder islamitische scholen” naar “geen islamitische scholen, geen moskeeën” en “geen koran”. Buma merkte in een interruptie op: “Af van de islam betekent maar één ding: het verbieden van een religie.” Wilders antwoordde met: “Misschien komt het daar uiteindelijk wel een keer van, maar voor alsnog zullen we ervoor moeten zorgen dat we zo min mogelijk islam in Nederland hebben.”103 Hier kreeg de PVV uiteraard veel kritiek op, maar Wilders kwam met een opvallend antwoord: “[S]chrap artikel 1 van de Grondwet. Zet in plaats van artikel 1 in de Grondwet dat wij een leitkultur hebben, zoals de Duitsers dat doen. Wij hebben in Nederland een dominante cultuur die gebaseerd is op het christendom, het jodendom en het humanisme.” 104 Wilders en de PVV-fractie willen dus om aanslagen en de groeiende invloed van de islam te voorkomen de grenzen sluiten en islam in Nederland ontmoedigen en op den duur wellicht zelfs verbieden. De PVV zet vol in op repressie.

103 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-8. 104 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-11.

49

49

Democraten ‘66 (D66)

De fractie van D66, onder leiding van , telt 12 zetels in de Tweede Kamer. Als liberale partij staat D66 bekend om zijn religiekritische houding, zo blijkt o.a. uit een NRC Handelsblad artikel van 17 maart 2016, ‘Religie is de pineut’. Klopt dit ook? Op de website wordt duidelijk dat D66 waarde hecht aan de vrijheid van godsdienst, maar dit houdt geen geprivilegieerde positie voor gelovigen in en godsdienstvrijheid mag nooit de vrijheid van anderen inperken. Die geprivilegieerde positie komt volgens D66 bijvoorbeeld naar voren in art. 147 van het Wetboek van Strafrecht, het verbod op smalende godslastering. Niet alleen werd het voorstel om art. 147 te schrappen mede ingediend door toenmalig D66 Kamerlid Gerard Schouw, maar het wetsvoorstel werd geschreven door D66-veteraan . Mevrouw Bergkamp voerde op 20 maart 2013 tijdens de plenaire vergadering het woord en was uiteraard voor het wetsvoorstel. Na de moord op Theo van Gogh in 2004 wilde Minister van Justitie (CDA) art. 147 – een wet die nota bene door zijn grootvader Jan Donner in 1932 is geïntroduceerd – weer aanscherpen. “Niet afstoffen, maar afschaffen”, aldus mevrouw Bergkamp. Andere wetsartikelen bieden afdoende bescherming voor gekrenkte gevoelens, het is sinds de jaren zestig toch niet meer gebruikt, enkel de christelijke god wordt hier beschermd en de vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel recht dat niet ingeperkt kan worden door godsdienst. Het schrappen van deze wet is geen vrijbrief voor onfatsoen, maar fatsoensnormen dienen niet in het Wetboek van Strafrecht gedicteerd te worden. Beschaving dwing je niet af met wetsartikelen. Ook het wetsvoorstel voor het intrekken van de Zondagswet is ingediend door een D66-Kamerlid, mevrouw F. Koser Kaya. In maart 2016 diende Koser Kaya een wetsvoorstel in om de verouderde Zondagswet te schrappen. De wet wordt tegenwoordig in 55% van de gemeenten nog gebruikt, zo schreef ze op de website van D66105. Minister Plasterk gaf gehoor en diende in november 2016 een eigen wetsvoorstel in om de Zondagswet te schrappen. D66 is behoorlijk kritisch op het bestaande beleid van vrijheid van onderwijs, zo maakt het conceptverkiezingsprogramma 2017-2021 duidelijk. Het kan acceptatieplicht, onderwijskwaliteit en de zeggenschap van gemeenten in de weg staan. D66 wil daarom art. 23 van de Grondwet moderniseren. De acceptatieplicht wordt ingevoerd en er worden scherpere voorwaarden voor subsidiëring gesteld, zodat de belangen van het kind voorop gesteld worden. Al in 2011 streed Boris van der Ham tegen de aparte status van bijzondere scholen.106 “De koning regeert wat D66 betreft niet langer ‘bij de gratie Gods’”, zo laat D66 weten in hun

105 F. Koser Kaya, ‘Initiatiefwetsvoorstel intrekken Zondagswet’, 6-3-2016, < https://d66.nl/initiatiefwetsvoorstel- intrekken-zondagswet/ >, laatst geraadpleegd op 13-3-2017. 106 ‘D66: geen aparte status bijzonder onderwijs’, Reformatorisch Dagblad, 21-6-2011, < http://www.rd.nl/vandaag/politiek/d66-geen-aparte-status-bijzonder-onderwijs-1.617884 >, laatst geraadpleegd op 5- 1-2017.

50

50 verkiezingsprogramma. Een symbolisch gebaar dat niet veel concrete gevolgen zal hebben, maar het symboliseert de houding van D66 aangaande de scheiding van kerk en staat. D66 sprak zich ook expliciet uit tegen de toegang van kerken tot de basisadministratie van gemeenten, vrouwenbesnijdenis, eerwraak, kinderhuwelijken en gedwongen huwelijken. Tijdens het debat over de verplichte voorafgaande bedwelming bij de rituele slacht koos D66 minder expliciet de religiekritische houding. Mevrouw van Veldhoven diende namelijk een amendement (31571-12) in op het wetsvoorstel van de PvdD dat ruimte liet voor voorstanders van de onverdoofde rituele slacht om mogelijkheden te zoeken waar de dieren onbedwelmd geslacht worden, mits aangetoond kan worden dat er geen sprake is van onnodig extra leed. Het totaalverbod op onverdoofd ritueel slacht ging D66 net iets te ver. Tot slot het boerkaverbod. Mevrouw Koser Kaya was de eerste spreker op 23 november 2016 in de Kamer en sprak zich uit tegen het verbod. Kledingkeuze wordt in een vrije samenleving niet beperkt en moraal wordt niet wettelijk opgelegd. De Raad van State was bijzonder kritisch op het wetsvoorstel en de vrijheid van godsdienst was hier in het geding. Ook bestaan er al huisregels in bijvoorbeeld het openbaar vervoer en het onderwijs die identificatie regelen. Is D66 altijd kritisch op religie, behalve als het om de islam gaat? D66 heeft vergeleken met andere (grote en middelgrote) partijen weinig praktische voorstellen om radicalisering, uitreizen en terrorisme te bestrijden. D66 is namelijk geen partij die houdt van “ferme eisen, verpakt in gespierde woorden.”107 Dit betekent echter niet dat de fractie niets te zeggen heeft. D66 heeft namelijk een belangrijke boodschap; houd het hoofd koel en ga door met je leven zoals je dat van plan was. Overwin de angst, laat ze niet onder je huid kruipen en laat de samenleving niet polariseren door een aantal individuele gekken. Dit is de belangrijkste boodschap van D66 die terugkomt in de bijdragen. Het zaaien van angst en verdeeldheid is namelijk het doel van de terroristen en daarom mag je ze deze overwinning niet gunnen. Kortom, houd het hoofd koel en ga door met leven, want dat is de beste manier om terrorisme te bestrijden: “Wat wil ik hier dan wél kwijt? Laten we herdenken, laten we rouwen, één zijn met de Fransen in het verdriet, maar laten we ook kalm en nuchter blijven en realisme prediken. Gun de terroristen niet dat hún doel, angst zaaien, ons leven beheerst. Ik begrijp de machteloosheid van mensen. Die voel ik zelf ook, maar leef die machteloosheid van je af. Ga door met leven en ga door met werken, niet gewoon, niet alsof er niks gebeurd is, maar ga wel door met leven.”108 Niet alleen na de aanslagen in Brussel, maar daarvoor hamerde mijnheer Pechtold en de D66-fractie al op het belang van goede internationale samenwerking tussen de diensten. Op 14 januari 2015 stelt Pechtold al vragen over de gebreken van de Europese gegevensuitwisseling. Op 29 maart 2016 bekritiseert hij het feit dat er op basis van ervaring wordt uitgegaan dat Turkije

107 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-14. 108 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-14.

51

51 uitzettingen van ingezetenen naar Nederland ook meldt aan Nederland, waar dus geen protocol over bestaat. Ook na twee waarschuwingen van de FBI over el Bakraoui deed het ministerie niets. En waarom belde Erdogan pas na de aanslagen? Er moeten strengere en meer bindende afspraken op internationaal niveau gemaakt worden om dit soort blunders te voorkomen. D66 is voorstander van verplichte Europese gegevensuitwisseling en wil dat Nederland hier als (toenmalig) voorzitter van de EU werk van moet maken. “Ik zit nog steeds met vragen. Waarom werd niet met Turkije gebeld, nadat wij van België hoorden dat een jihadist naar Nederland was teruggekeerd? Waarom werd geen enkele actie ondernomen toen de Amerikanen ons een week voor de aanslagen berichtten over El Bakraoui? Waarom bestaan er geen duidelijke afspraken of protocollen met Turkije over jihadstrijders, terwijl hiervoor werkgroepen zijn ingesteld? Turkije is juist het land waarmee je dit goed moet regelen. Waarom moest Erdogan ons na de aanslagen op de naam “El Bakraoui” wijzen?”109 Een volgend belangrijk agendapunt van D66 is de capaciteit van de politie, het OM en de AIVD. Mijnheer Pechtold wijst erop dat er politieagenten ingezet worden om de gaten bij de AIVD te dichten. De AIVD moet, net als de politie, voldoende ruimte hebben om al haar taken uit te kunnen voeren. Volgens korpschef Akerboom verdwijnen er steeds meer wijkagenten, die cruciaal zijn in het signaleren en voorkomen van radicalisering. Pechtold diende hierover een motie (29754- 283) in. Verder zet Pechtold liever in op preventie dan op repressie, door bijvoorbeeld de voedingsbodem van radicalisering weg te halen; ongelijke behandeling en discriminatie. D66 is geen fan van de actieplannen en incidentenpolitiek van het kabinet. Ook wijst Pechtold het kabinet nog op een van de onderdelen uit het ‘Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme’, een wet die het verkrijgen van bepaalde stoffen voor huis-tuin-en-keukenbommen moeilijker zou maken. Deze wet is echter nog steeds niet in werking. Tot slot wil Pechtold duidelijk laten weten dat enkel het individu aansprakelijk is voor de aanslagen en dat geen enkele ideologie of religie zulke aanslagen zou legitimeren.

ChristenUnie

A. Slob was van 2007 tot 2015, met een interval van een jaar, fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Op 10 november 2015, drie dagen voor de aanslagen in Parijs, droeg hij zijn voorzitterschap over aan mijnheer Segers. De ChristenUnie heeft 5 zetels. Vanuit een christelijk oogpunt worden sommige zaken religieus terwijl ze dat uit een

109 Handelingen Tweede Kamer, 7 april, 2016; TK 74-2-3.

52

52 seculier oogpunt niet zijn. Ik heb het hier over wat de ChristenUnie ‘Medische Ethiek’ noemt. Hun conceptverkiezingsprogramma ‘Hoopvol Realistisch’ gaat in op zaken als abortus, euthanasie en actieve donorregistratie. De ChristenUnie benaderd deze zaken vanuit een confessioneel perspectief, zo blijkt uit de opening van het hoofdstuk ‘Zorg met een hart’: “De mens is geschapen naar Gods beeld en ontvangt het leven uit Zijn hand. De waarde van het menselijk leven hangt niet af van prestaties, gezondheid, seksuele geaardheid, afkomst, leeftijd, gewenstheid of geluk. Al het leven, in gaafheid en gebrokenheid, verdient het om tot ontplooiing te komen, om te worden beschermd en om zorg te ontvangen als dat nodig is. Vanaf het ontstaan van het leven tot aan het sterven.”110 De ChristenUnie is daarom tegen de legalisering van abortus en strijdt voor het verlagen van de abortusgrens, het liefst zo laag mogelijk, maar minimaal naar 18 weken (in plaats van 20). Ze zijn ook geen voorstander van de euthanasiewet en willen zelfdoding niet als een normale medische behandeling accepteren. Ook de actieve donorregistratie waarbij eenieder automatisch donor wordt tenzij er bezwaar wordt aangetekend, is voor de ChristenUnie onwenselijk. Het lichaam is van de mens zelf, gegeven door God. Onder geloofsvrijheid valt voor de ChristenUnie bijvoorbeeld jongensbesnijdenis en rituele slacht. Iedereen heeft recht op zijn persoonlijke geloof en deze zaken dienen dan ook niet verboden te worden. Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink steunde het wetsvoorstel van mevrouw Thieme daarom niet en wilde opzoek gaan naar een middenweg en in gesprek gaan met de confessionelen groeperingen. Ze hekelde de omgekeerde bewijslast van het amendement van Van Veldhoven (D66) en benadrukte de twisten die bestaan in de wetenschap over of er wel of niet sprake is van onnodig dierenleed. Rituele slacht is een fundamenteel recht dat dreigt ingeperkt te worden op basis van onvolledige inzichten. De ChristenUnie is ook tegen het afschaffen van de levensbeschouwelijke richtingen in het onderwijs. De overheid en de gemeente moeten minder invloed krijgen op de inrichting van het onderwijs. Dit moeten ze overlaten aan de schoolgemeenschap “op basis van een gezamenlijk gedragen identiteit en visie”, aldus het verkiezingsprogramma ‘Hoopvol realistisch’. Het zal de lezer niet verbazen, dat de ChristenUnie ook tegen het schrappen van art. 147 van het strafrecht is. Segers benadrukt dat het geen verbod op kritiek is, maar een pleidooi voor een respectvolle omgang en een uitdrukking van een fatsoensnorm. Ook is het niet discriminerend, want ongelijke gevallen hebben ongelijke behandeling nodig. Een ongelovige kan namelijk niet in zijn religieuze gevoelens gekrenkt worden. Verder is de partij tegen het afschaffen van de Zondagswet, tegen de aanpassing van bijzondere bescherming kerkgenootschappen, tegen huwelijksdwang en voor wereldwijde bescherming van godsdienstvrijheid. Enkel in het debat over het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding kiest de ChristenUnie niet de kant van de godsdienstvrijheid. Het was een moeilijke afweging, zo

110 ChristenUnie verkiezingsprogramma 2017-2021, ‘Hoopvol Realistisch’, 42.

53

53 gaf mevrouw Schouten aan tijdens het plenaire debat. Godsdienstvrijheid is uiteindelijk echter niet absoluut en verliest het in de ogen van de fractie van het belang van de samenleving en de omgangsnormen die we kennen in Nederland. De bijdragen van heren Slob en Segers tijdens de plenaire vergaderingen inzake de aanslagen in Parijs en Brussel komen weinig overeen en daarom zal ik ze apart van elkaar bespreken, te beginnen met Slob. Mijnheer Slob richt zich direct op de benodigde investering in de veiligheids- en inlichtingendiensten na de tekorten door het kabinet in 2012. Slob was in januari 2015 mede-indiener van de motie (29754-283) van Pechtold over het dichten van de capacitaire gaten bij de veiligheidsdiensten. “Ik ga ervoor om onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten in deze tijd van toenemende dreiging meer ruimte te geven om op dit punt hun werk te kunnen doen, zonder dat dit ten koste gaat van andere werkzaamheden...”111 Investering in de veiligheidsdiensten is belangrijk voor o.a. het beschermen van religieuze minderheden, in het binnen- en buitenland. Zo verwijst Slob naar een publicatie van Open Doors, een internationale hulporganisatie voor vervolgde christenen, waarin duidelijk wordt dat de wereldwijde christenvervolging nog nooit zo groot was. Maar ook 40.000 van onze eigen Nederlandse burgers dienen beter beschermt te worden. Het antisemitisme groeit in Nederland en Joodse instellingen en scholen worden al zwaar bewaakt. Slob roept het kabinet middels een motie (29754-282) op in gesprek te gaan met de Joodse gemeenschap om te kijken hoe de beveiliging verbeterd kan worden en om duidelijkheid te geven over de langdurigheid van deze beveiliging. Verder pleit Slob voor eensgezindheid, zoals hij die zag op bijeenkomsten in Zwolle, Amsterdam of Utrecht. Tot slot moet de vrijheid van meningsuiting verantwoordelijk gebruikt worden, maar weet dat tolerantie soms pijn doet en dat niets een aanval op deze vrijheid kan rechtvaardigen. Segers wil radicalisering in Nederland voorkomen met de lokale aanpak. Hij prijst de samenwerking tussen de wijkagent, buurtwerker, reclasseringsambtenaar en de inlichtingendiensten en wil deze “Nederlandse ervaring” delen met andere Europese landen. Maar er moet nog meer worden geïnvesteerd in deze aanpak, door gebruik te maken van vaste specialisten en de tekorten op het Ministerie van Veiligheid & Justitie terug te dringen. “Voor de Nederlandse aanpak in de wijken is juist het gewone politiewerk belangrijk. Hoe weten we van radicalisering? Doordat moeders de wijkagent bellen. Bij het vorige debat over de aanslagen in Parijs is een voorstel van de ChristenUnie [motie 29754-331] aangenomen om te investeren in zo’n wijkaanpak.”112 Onder repressieve maatregelen wil de ChristenUnie een intensivering van de mobiele grenscontroles, mits dit mogelijk is binnen het Schengenverdrag. Ook de Europese buitengrenzen

111 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-14. 112 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-19.

54

54 dienen beter gecontroleerd te worden. Teruggekeerde Syriëgangers dienen via het strafrecht aangepakt te worden, niet via “een soort Nederlandse Guantánamo Bay” waar geen rechter aan te pas komt, zoals voorgesteld door het CDA. Terugkeerders dienen via de koninklijke weg berecht te worden, maar wellicht kan het strafrecht voor deze groep aangepast worden. Segers noemt bijvoorbeeld art. 67 waardoor de voorlopige hechtenis makkelijker verlengd kan worden. Verplichte deradicalisering, als onderdeel van de straf, geldt voor de fractie ook als mogelijkheid, zo bleek o.a. uit een ingediende motie (29754-378) van Segers. Daarnaast roept Segers het kabinet op de financiering van Nederlandse salafistische groeperingen uit “onvrije landen” stop te zetten. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van 22 september 2016 diende hij hier samen met Zijlstra een motie over in (34550-17). Enkel DENK steunde de motie niet. Tot slot nog de maatregelen in internationaal verband, de internationale strijd tegen IS. Segers wil geen Nederlandse of andere Westerse laarzen aan de grond in Irak en Syrië, maar is een voorstander van Nederlandse luchtsteun en het bewapenen van Koerdische troepen. Er moet daarnaast ook worden gezocht naar een diplomatieke oplossing, want alleen met militaire middelen gaat de coalitie tegen IS het niet halen. Landen in de regio moeten zelf ook intensiever meedoen aan de anti-IS-coalitie van president Hollande, anders wordt de strijd nooit gewonnen. Met betrekking tot de vluchtelingencrisis pleit Segers voor opvang in de regio: “Het geweld van IS maakt ook dagelijks slachtoffers in het Midden-Oosten. Iedere dag komen mensen ons land binnen die zijn gevlucht voor het geweld daar. Het is terecht dat Nederland slachtoffers van dat geweld tijdelijk een veilige plek biedt. Het zou buitengewoon slecht zijn als de aanslag in Parijs ook een aanslag op onze barmhartigheid zou zijn. Tegelijk is er de angst dat ook jihadisten meereizen. We moeten doen wat we kunnen om dat risico zo klein mogelijk te maken. Waarom zijn dan de opvang en screening van vluchtelingen langs de buitengrenzen van Europa nog altijd niet geregeld?”113 En uiteraard mag in dit verband de kritiek op de Europese samenwerking niet ontbreken. Segers verwijst o.a. naar de – volgens schattingen – 2.000 ongeregistreerde Europese Syriëgangers en de welbekende vragen rond de uitzetting van el Bakraoui en het falen van Minister van der Steur.

GroenLinks

Bram van Ojik verliet op 12 mei 2015 de Tweede Kamer en werd als fractievoorzitter opgevolgd door Jesse F. Klaver. GroenLinks heeft 4 zetels. Net zoals bij de PvdA komt religie als onderwerp nauwelijks voor in het conceptverkiezingsprogramma 2017-2021 van GroenLinks, ‘Tijd voor verandering’. Er worden

113 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-4/5.

55

55 geen godsdienstgerelateerde problemen aangehaald of besproken. In een tijd met zoveel religieuze spanningen is dat toch vrij opmerkelijk. Dit betekent uiteraard niet dat deze problemen helemaal niet erkend of besproken worden door GroenLinks, maar de prioriteit lijkt ergens anders te liggen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de groene partij in het verkiezingsprogramma ingaat op de wens om Majesteitsschennis te schrappen, maar niet ingaat op bijvoorbeeld godslastering. Tijdens het debat op 20 maart 2013 werd de vergelijking tussen deze twee wetten al vaak gemaakt, maar GroenLinks deed niet mee aan dit debat. Op haar eigen website spreekt voormalig fractievoorzitter en politiek leider zich wel uit tegen godslastering.114 Als velen betoogt ze dat fatsoensnormen niet thuishoren in het Wetboek van Strafrecht en dat er al genoeg wetsartikelen bestaan die de gevoelens van gelovigen beschermen. Ook al is het aannemelijk dat GroenLinks deze mening deelt kan ik dit niet garanderen, aangezien mevrouw Halsema niet uit naam van de partij sprak. Uit de standpunten op de GroenLinks-website blijkt de partij voor de acceptatieplicht in het bijzonder onderwijs te zijn. 115 Te vaak kunnen leerlingen geweigerd worden op levensbeschouwelijke grond en dat moet anders. Ook leraren hoeven niet te voldoen aan de religieuze eisen die de school stelt, wat in de praktijk betekent dat de school geen keuzes mag maken op basis van de seksuele geaardheid van de docent. In 2011 diende oud-Kamerlid een motie (27017-77) in die een einde moest maken aan het fenomeen weigerambtenaren. GroenLinks nam hetzelfde standpunt in als D66 in het debat rond de verplichte voorafgaande verdoving bij ritueel slachten; de fractie steunde namelijk het amendement van Van Veldhoven. Oud-Kamerlid sprak van een frontale botsing tussen twee waarden, maar koos expliciet geen kant. Geloof mag nooit een vrijbrief zijn voor onnodig dierenleed, maar aan de andere kant heeft GroenLinks de individuele vrijheid ook hoog in het vaandel staan. Mijnheer Dibi riep op tot een dialoog tussen de confessionele kant en de voorvechters van dierenrechten om zo tot alternatieven te komen waar beide partijen zich in zouden kunnen vinden. Tot slot het boerkaverbod. In de bijdrage van mevrouw wordt ditmaal wel een ondubbelzinnig standpunt duidelijk. GroenLinks kiest voor de godsdienstvrijheid en de individuele keuze van vrouwen om te dragen wat ze willen. Daarnaast is er geen sprake van maatschappelijke urgentie, zorgt deze wet alleen maar voor meer afstand tussen deze vrouwen en de samenleving, moet een omgangsnorm niet via overheidswege opgelegd worden en riekt de timing van het wetsvoorstel naar partijpolitieke belangen i.v.m. de aankomende verkiezingen op 15 maart 2017. De aard noch omvang van het probleem is bekend en GroenLinks stemde daarom tegen het wetsvoorstel van minister Plasterk. Van Ojik en Klaver zijn voorstanders van het bestrijden van terrorisme door preventie door

114 F. Halsema, ‘Godslastering’, < https://www.femkehalsema.nl/van-godslastering-naar-geloofsvrijheid/ >, laatst geraadpleegd op 13-3-2017. 115 ‘Vrijheid van onderwijs’, < https://groenlinks.nl/standpunten/vrijheid-van-onderwijs >, laatst geraadpleegd op 13-3- 2017.

56

56 lokale aanpak. Van Ojik wijst in zijn bijdrage op de bezuinigingen op buurtwerk en integratieprogramma’s door het kabinet. Deze hebben, zo neemt hij aan, negatieve effecten gehad en moeten ongedaan gemaakt worden. Klaver vraagt de minister-president of er wel genoeg straatcoaches en wijkagenten zijn om radicalisering te kunnen voorkomen en wat de consequenties zijn van het sluiten van politiebureaus in kwetsbare wijken. “Waarom kiezen vooral jonge mannen uit onze wijken voor de treurige verlokking van IS? Hun keuze voor radicalisering is ook ons probleem. We moeten hun andere keuzes bieden, met onderwijs, jongerenwerk, banen en perspectief.”116 Lokale aanpak is echter niet voldoende. De diensten moeten gerichter werken en op Europees niveau beter samenwerken. Dit werd in alle bijdragen voorgesteld, maar kwam vooral terug in de vergaderingen van 29 maart en 7 april 2016. De falende communicatie tussen Turkije, Nederland en België is tekenend en symbolisch voor de toestand van de Europese samenwerking. Ieder land heeft zijn eigen informatie, zijn eigen methode om jihadisten op te sporen. “We moeten in Europa de handen ineenslaan. We moeten Europese afspraken maken over de wijze waarop we inlichtingen verzamelen en delen. We moeten op Europees niveau harmoniseren hoe we met Syriëgangers omgaan en op Europees niveau delen hoe we radicalisering tegengaan. We kunnen op korte termijn veel doen om de Europese samenwerking te verbeteren.”117 Maar wat precies? In de vergadering op 29 maart doet mijnheer Klaver een opvallend voorstel; hij roept de minister- president als voorzitter van de EU op om een gesprek te beginnen over de oprichting van een Europese inlichtingendienst. Echter, op 7 april spreekt hij over de verplichte uitwisseling van gegevens, niet een Europese inlichtingendienst. Hij vat dit onderwerp als volgt samen: “Kortom, nationale signalerings- en opsporingslijsten moeten gekoppeld worden.” Of hij hier doelt op een Europese inlichtingendienst of enkel verplichte gegevensuitwisseling blijft tot nog toe in het midden. GroenLinks houdt niet van stoere oorlogstaal en incidentenpolitiek, aangezien politici de vertolkers van redelijkheid en bezinning moeten zijn, aldus van Ojik. GroenLinks wijst veel repressieve maatregelen af die de vrijheden en privacy van de burgers aantasten. Het gaat hier o.a. om het afnemen van de nationaliteit, de uitwisseling van passagiersgegevens, strengere grenscontroles, demonstratievrijheid inperken, oorlogsrecht toepassen en het sluiten van de grenzen. Het is een begrijpelijke reflex, maar uiteindelijk worden de vrijheden van de democratie alleen maar ingeperkt. Mijnheer van Ojik wijst bijvoorbeeld naar de gevolgen van de ‘War on Terror’ door voormalig president G. W. Bush en Guantánamo Bay. Veiligheid is uiteindelijk niet maakbaar en hoeveel repressieve maatregelen er ook genomen worden kan er nooit uitgesloten worden dat ook hier een aanslag kan plaatsvinden. Vooral op twee punten is de repressie te ver doorgeslagen; het

116 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-15. 117 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-15.

57

57 afnemen van de nationaliteit (dus niet alleen het paspoort) en het invoeren van oorlogsrecht, zoals voorgesteld door de VVD. Over het oorlogsrecht voerde van Ojik een interruptiedebat met Zijlstra: hij vertelde hem dat de Wet internationale misdrijven (WIM) voldoende is om jihadisten te berechten. Denaturalisatie is ook geen oplossing volgens GroenLinks. Het komt er namelijk op neer dat veroordeelde terroristen hun gang kunnen gaan in het buitenland: “[A]ls je terroristische daden hebt gepleegd nemen we je de Nederlandse nationaliteit af. Daarmee zeggen we, met andere woorden, dat het ons eigenlijk niet interesseert wat je in het buitenland doet, zolang het maar niet in Nederland is.”118 GroenLinks is in de eerste zin dus voorstander van preventie boven repressie, maar om te voorkomen dat jongeren radicaliseren moet er uitgezocht worden waarom dit gebeurt. Klaver haalt kort aan dat het zou komen door een gebrek aan perspectief, maar wat nog meer? Van Ojik stelt voor dat de regering een analyse maakt van de verschillende redenen van radicalisering en een evaluatie van de maatregelen. Werken ze wellicht contraproductief? Maar omdat radicalisering nooit compleet voorkomen kan worden stelt Klaver verplichte deradicaliseringsprogramma’s voor om teruggekeerde Syriëgangers terug de samenleving in te krijgen, naar Deens model. Als ze niet via het strafrecht aangepakt kunnen worden, door een gebrek aan bewijs, dan maar via deradicalisering. Tot slot nog de oplossing in de regio zelf: “Oorlogstaal suggereert dat er alleen militaire oplossingen zijn. Wat betekent het dat de premier zegt dat wij in oorlog zijn? Of zijn het woorden zonder betekenis die de premier wel en de vicepremier niet in zijn mond neemt? Wij delen allemaal de opvatting dat IS verslagen moet worden, maar dat kan niet zonder zicht op een politieke oplossing.”119 Klaver wijst voor die politieke oplossing op de brede coalitie die het opneemt tegen IS; van Frankrijk tot Saudi-Arabië en van Amerika tot Jordanië. Er blijft echter wel nog één probleem over: president Assad. Wat daarmee te doen, vraagt Klaver zich af. Kan hij een onderdeel zijn van deze politieke oplossing?, vraagt hij aan de minister-president. In een interruptiedebat met Zijlstra blijkt dat Klaver in ieder geval geen rol ziet voor Assad – die 200.000 doden op zijn naam heeft staan – in een langdurige structurele oplossing. Hem wegbombarderen is echter ook niet de oplossing.

Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP)

De SGP wordt geleid door mijnheer en heeft 4 zetels. Net als bij de ChristenUnie worden er voor de christelijk-conservatieve SGP een aantal

118 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-19. 119 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-13.

58

58 zaken religieus benaderd die in principe niet religieus hoeven te zijn; de positie van de vrouw, het homohuwelijk, abortus en euthanasie. Abortus is zelfs het allereerste onderwerp dat besproken wordt in het conceptverkiezingsprogramma 2017-2021 ‘Stem vóór het leven’ – dat vol staat met verwijzingen naar God en de Bijbel – en daar zal ik daarom hier ook mee beginnen. De SGP is voor het intrekken van de abortuswet, maar zolang dit nog niet gebeurt willen ze de grens naar 12 weken verlagen, aangezien dan al sprake is van een klein mensje. Het hart begint zelfs al met kloppen vanaf de vijfde week. Onderzoek met embryo’s moet ook gestopt worden. De SGP is daarnaast ook tegen de euthanasiewet. Het leven is immers het mooiste geschenk van God en niemand mag daar aan komen. Naast andere maatregelen mag er geen professionele hulp meer geboden worden bij euthanasie. “Het huwelijk tussen een man en een vrouw is een geweldige gave van onze Schepper. Zo’n huwelijk is bedoeld als een verbintenis voor het leven. Het huwelijk van man en vrouw is niet voor niets in alle tijden een vanzelfsprekende leefvorm geweest. Man en vrouw vullen elkaar mooi aan. Deze ‘ordening’ in de schepping dient ook het basisprincipe te zijn voor de overheid als het gaat om de inrichting van de samenleving”, aldus het SGP-verkiezingsprogramma.120 Het huwelijk tussen man en vrouw is voor de SGP een basisprincipe dat dient te worden vastgelegd in de Grondwet. Het moet een exclusieve status krijgen in regelgeving en beleid. Ambtenaren die deze christelijke waarden diep koesteren mogen niet gedwongen worden mee te werken aan een homohuwelijk. Het verkiezingsprogramma bevat verder geen verwijzing naar wat volgens de SGP de positie van het homohuwelijk en homoseksualiteit zou moeten zijn, maar hun website gaat hier wel op in. “Op grond van de Bijbel kan geen goedkeuring worden gegeven aan de homoseksuele praktijk” en het homohuwelijk dient zo snel mogelijk uit de wet gehaald te worden. 121 Verder blijken er klachten te komen uit de SGP-achterban over het niet benoemen van homoseksualiteit en het homohuwelijk in het verkiezingsprogramma. Zo sprak de SGP in Apeldoorn de wens uit dat het homohuwelijk afgeschaft wordt.122 Ook de positie van de vrouw is een gevoelig punt voor de SGP. Zo wist mijnheer R. Bisschop ons te vertellen dat vrouwen in de maatschappij “volwaardig kunnen participeren – alleen worden er bepaalde accenten gelegd.”123 De SGP heeft uiteraard een langere geschiedenis aangaande de positie van de vrouw in de samenleving en de politiek. Vrouwen kennen pas sinds 1996 een buitengewoon lidmaatschap, wat inhoudt dat dat vrouwen wel officieel lid zijn van de partij, maar niet mogen meebeslissen. Vanaf 2005 mochten vrouwen gewoon lid worden, maar de mogelijkheid om te regeren was hier niet bij inbegrepen. Pas sinds 2013 geldt het passief

120 SGP-verkiezingsprogramma ‘Stem vóór het leven’, 24. 121 ‘Homohuwelijk’, < https://www.sgp.nl/standpunten/h/homohuwelijk#standpunt-homohuwelijk >, laatst geraadpleegd op 14-3-2017. 122 C. Pelgrim, ‘SGP-achterban: tóch aandacht voor homohuwelijk en doodstraf’, NRC, 5-1-2017, < https://www.nrc.nl/nieuws/2017/01/05/sgp-achterban-vestigt-toch-weer-aandacht-op-homohuwelijk-en-doodstraf- 6034833-a1539891 >, laatst geraadpleegd op 6-1-2017. 123 Handelingen Tweede Kamer, 23 november, 2016; TK 26-7-10.

59

59 kiesrecht ook voor vrouwen in de SGP. Dit gebeurde echter pas na een uitspraak van de Hoge Raad: ‘[Omdat] het kunnen uitoefenen van het passief kiesrecht het democratisch functioneren van de staat in de kern raakt, is het onaanvaardbaar dat een politieke groepering bij het samenstellen van de kandidatenlijst in strijd handelt met een grondrecht dat de kiesrechten van alle burgers waarborgt, ook al berust dit handelen op een voor die groepering in haar godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging wortelend beginsel.’124 De christelijke waarden zijn belangrijk voor de SGP en deze dienen dan ook verdedigd te worden. Een van deze waarden is de zondagsrust. De rust op deze dag is zelfs zo belangrijk dat de site van de SGP op zondag niet beschikbaar is. Elke pagina die je opent levert een tekst die ons verteld dat deze dag van God een rustdag is.125 Deze tekst noemt al de Zondagswet, maar het verkiezingsprogramma gaat er nog dieper op in. Kleine winkeliers moeten beschermd worden door de Zondagswet te handhaven, zondagsrust biedt ruimte voor kerkgang, de bijzonder positie van zondag moet worden opgenomen in de wet en als het even kan geen vrachtverkeer meer op zondag. In een verrassend sterke bijdrage verdedigt mijnheer van der Staaij op 20 maart 2013 een andere christelijke waarde: het verbod op smalende godslastering. Hij noemt art. 147 o.a. een moreel ankerpunt en een niet-discriminerende specifieke voorziening, gelijk aan bijvoorbeeld kinderbijslag (die niet-ouders niet ontvangen, maar ouders wel). Het artikel is juridisch een slapende bepaling waardoor er geen maatschappelijke urgentie bestaat het te schrappen en waardoor de vrijheid van meningsuiting praktisch gezien niet wordt beperkt, maar zelfs een slapende bepaling heeft een preventieve en normatieve functie. Tot slot verwijst mijnheer van der Staaij naar een onderzoek van het Wetenschappelijke Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uit 2007 waaruit blijkt dat art. 147 niet volledig wordt gedekt door art. 137c. Geen enkele reden om het te schrappen dus, volgens de SGP-fractie. Verdere christelijke waarden die verdedigd moeten worden tegen de almaar

124 S. van Bijsterveld, ‘Het passief kiesrecht, de staat en de SGP’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 1 (2010), 82- 86, aldaar 83. 125 “Fijn dat u belangstelling hebt voor de SGP.

Vandaag is het zondag. We wijden deze dag in het bijzonder aan de dienst van God. Wij beschouwen de zondag als een rustdag, een opdracht van God en een geschenk, waar we dankbaar voor mogen zijn. Om die reden actualiseren we onze site vandaag niet en is de site vandaag niet beschikbaar.

De zondag is een bijzondere dag. De SGP vindt het belangrijk dat deze opstandingsdag van Christus uniek blijft. Het is een groot voorrecht om één dag te hebben voor kerkgang, het luisteren naar het Woord van God en onderlinge ontmoeting. Deze dag is niet alleen vanwege het christelijke karakter van belang, maar ook vanwege de belangrijke maatschappelijke en sociale waarde. Ieder mens heeft er recht op om op adem te kunnen komen. Dat geldt voor werknemers, maar ook voor (kleine) winkeliers. Dat zal ook in de komende periode de inzet van de SGP zijn.

In de praktijk zien we veel niet-noodzakelijk werk gebeuren op zondagen. Vooral de laatste jaren is er een tendens om op zondag de winkels vaker of zelfs altijd open te stellen. Deze ontwikkeling – vooral gestimuleerd door het grootwinkelbedrijf - moet stoppen. Ze leidt alleen tot overwerkte kleine ondernemers en saaie, eentonige winkelstraten. Meer dan ooit is een dag van bezinning en collectieve rust van groot belang. De zondag is niet bedoeld om allerlei evenementen en verkoopactiviteiten te ontplooien.”

60

60 doorgaande secularisering van Nederland zijn bijvoorbeeld de christelijke eed en de ambtsgebeden, ‘bij de gratie Gods’ boven wetten, de organisatievrijheid van kerken, het randschrift ‘God zij met ons’ op het twee-eurostuk 126 en uiteraard de vrijheid van bijzonder onderwijs. De christelijke wortels van de samenleving moeten verheerlijkt worden en moeten zelfs opgenomen worden in de Grondwet, aldus de SGP. Mijnheer sprak in november 2016 in de Kamer over het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding. De SGP is voorstander van een totaalverbod op gezichtsbedekkende kleding om de gemeenschappelijke veiligheid en openbare orde te kunnen waarborgen. Het wetsvoorstel ligt binnen de grenzen van de art. 8,9 & 14 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en is daarom acceptabel. Godsdienstvrijheid komt in de bijdrage van mijnheer Bisschop niet aan de orde. Er moet volgens de SGP geen verbod komen op onverdoofd ritueel slachten. Op 22 juni 2011 sprak mijnheer E. Dijkgraaf namens de fractie. Hij noemde het wetsvoorstel een schending van de godsdienstvrijheid, benadrukte de kritiek van de Raad van State op een ongeclausuleerd verbod en haalde aan dat er geen wetenschappelijke consensus is over het extra leed bij onverdoofd slachten. Een van de belangrijkste punten in de bijdragen van Van der Staaij m.b.t. de aanslagen in Parijs en Brussel is het budget en de capaciteit van het OM, de AIVD en de politie (motie 29754- 281). Om zoveel mogelijk te voorkomen dat teruggekeerde Syriëgangers in Nederland een gevaar vormen moeten de politie, de veiligheidsdiensten en het OM voldoende financiële middelen hebben: “Inderdaad geen steekvlam politiek, maar het is wel pijnlijk dat de nieuwe korpschef aangaf dat de politie lijdt aan structurele onderfinanciering. Burgemeesters en het OM hebben hun zorgen geuit. Hoort het kabinet hun roep om meer wijkagenten en extra politiecapaciteit?”127 Van der Staaij legt veel nadruk op het belang van de wijkagenten, die hij “de ogen en oren in de haarvaten van onze samenleving” noemt. Hij wijst in zijn bijdrage op 19 november 2015 op een wetswijziging op de Politiewet 2012, art. 38a, waarin staat dat er tenminste één wijkagent op de 5.000 inwoners moet zijn. Deze norm wordt echter niet overal gehaald en van der Staaij vraagt zich af waarom deze wet nog steeds niet is gerealiseerd. Daarom diende hij met 7 andere fractievoorzitters een motie (29754- 334) in om de wettelijke norm zo snel mogelijk uit te voeren. Op 7 april 2016 vraagt hij het kabinet of het mogelijk is deze norm in kwetsbare wijken te intensiveren. De bescherming van religieuze minderheden is ook een belangrijk onderwerp voor de SGP. Van der Staaij vraagt het kabinet meer geld vrij te maken voor de bescherming van de joodse

126 Voor de komst van de euro heeft de SGP zich ingezet dit randschrift op de euro te krijgen: ‘D66: ‘God zij met ons’ als randschrift euro past niet in deze tijd’, Trouw, 24-4-1997, < http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2602170/1997/04/24/D66-God-zij-met-ons-als-randschrift- euro-past-niet-in-deze-tijd.dhtml >, laatst geraadpleegd op 9-1-2017. 127 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-21.

61

61 gemeenschap in Nederland en Europa, aangezien het antisemitisme almaar toeneemt. “Wat gebeurt er op Europees niveau concreet om ervoor te zorgen dat joden zich in elk land veilig kunnen voelen?”128 Ook verwijst van der Staaij naar geweld tegen christenen, zoals de aanslag in Lahore, Pakistan op eerste Paasdag. Wordt deze gemeenschap wel gesteund door Nederland? Verder wil de SGP het vrijwillig verblijf in IS-gebied strafbaar stellen om “de gereedschapskist van onze wetgeving” beter te vullen, kabelgebonden toezicht om de diensten toegang te geven tot belangrijke informatie, strengere controles van de binnen- en buitengrenzen, en betere internationale gegevensuitwisseling. Ze dringen aan op de wetgeving rond het afnemen van de nationaliteit. Een beetje ongepast was het betoog dat de vrijheid van meningsuiting ook grenzen heeft: “Natuurlijk, wij denken niet allemaal hetzelfde over de grenzen aan de vrijheid van meningsuiting. Die vrijheid is een groot goed, maar tegelijkertijd hebben wij als SGP steeds benadrukt dat niet alles wat wettelijk kan ook wijs is. Vrijheid is geen excuus om nodeloos te kwetsen. Recht en moraal stellen grenzen.”129 Hij voegt er aan toe dat dat niet de dag is om daar een debat over te voeren, maar hij opent zijn betoog er wel mee. Tot slot, en ik zal hier in het volgende hoofdstuk dieper op ingaan, spreekt mijnheer van der Staaij over een inhoudelijk weerwoord tegen de ideologie van IS: “Met name jongeren moeten geestelijk gewapend worden tegen de extremistische ideologie...” Hij vindt dat de strijd tegen IS en het jihadisme ook een strijd van ideeën is die vooral door moslims zelf gevoerd moet worden.

Partij voor de Dieren (PvdD)

De Partij voor de Dieren is in 2002 mede-opgericht door . Thieme is tevens de fractievoorzitter in de Tweede Kamer. Wassenberg stond eigenlijk derde op de verkiezingslijst, maar verliet in 2015 tijdelijk de Kamer in verband met ziekte en daarom sprak mijnheer Wassenberg op 19 november 2016. Op 17 november 2015 werd Wassenberg beëdigd. De PvdD heeft twee zetels. Het conceptverkiezingsprogramma ‘Plan B’ laat weinig weten over de positie van de PvdD inzake religieus-politieke aangelegenheden. Gelukkig is er op de website meer te vinden. Godsdienstvrijheid is belangrijk voor de PvdD, maar nooit absoluut. “Geloof moet altijd mogen, maar mag nooit moeten”, zo laat mevrouw Thieme ons weten in haar bijdrage op 14 januari. Godslastering dient daarom uit het Wetboek van Strafrecht gehaald te worden.130 Opvallend genoeg deed de PvdD niet mee aan het plenaire debat op 20 maart 2013. Ook noemt de website rituele

128 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-13. 129 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2915; TK 41-7-13. 130 ‘Godsdienstvrijheid’, < https://www.partijvoordedieren.nl/items/godsdienstvrijheid# >, laatst geraadpleegd op 14-3- 2017.

62

62 slacht.131 Mevrouw Thieme is uiteraard de indiener van het initiatiefwetsvoorstel om onverdoofd ritueel slachten te verbieden. Het verbod op onverdoofd slachten zonder uitzonderingen komt ook terug in het verkiezingsprogramma. Mevrouw Ouwehand sprak namens de fractie op 22 juni 2011. Er moet volgens haar een einde komen aan vermijdbaar en onnodig dierenleed tijdens de slacht, en een geloofsovertuiging rechtvaardigt dit nooit. Ook wijst onderzoek van onafhankelijke wetenschappers op aantoonbaar extra dierenleed bij onverdoofd slachten en bestaat hierover wetenschappelijke consensus. “Weet u wel waarover u praat als u pleit voor het toestaan van onverdoofd ritueel slachten?”132 Mevrouw Thieme citeerde als initiatiefnemer de joodse dierenarts Joop Jacobs die onverdoofd ritueel slachten afwees. De Kamer stemde voor het wetsvoorstel van mevrouw Thieme. Verder is de PvdD tegen het opleggen van religieuze rustdagen (Zondagswet), tegen het fenomeen weigerambtenaren en voor een strikte scheiding tussen kerk en staat, bijvoorbeeld in medisch-ethische kwesties, zo laat de website ons weten. PvdD stemde voor het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding, maar stemde via moties ook voor ontheffing in de zorg en het onderwijs. Met betrekking tot het terrorismedebat is de PvdD fel tegen repressie. Verschillende repressieve voorstellen van andere partijen worden neergezet als “spierballentaal”, “haantjesgedrag” of “symptoombestrijding”. Het afnemen van de burgerlijke vrijheden wekt enkel schijnveiligheid. “De Pavlov reactie die vraagt om extra budget voor inlichtingendiensten, zwaarder bewapende politiemensen, meer repressie en minder privacy, vormt geen oplossing voor de gesignaleerde problemen.”133 Repressie werkt niet volgens de PvdD; kijk bijvoorbeeld naar de reactie van G.W. Bush op de 9/11 aanslagen, de Patriot Act. Deze wet heeft de vrijheden van de normale burger flink aangetast en werkt de terroristen enkel in de hand. Vooral de privacy moet goed beschermd worden. “Meer mensen aftappen, meer burgerlijke vrijheden inperken, meer macht geven aan veiligheidsdiensten om te doen wat hun goeddunkt zonder deugdelijke democratische controle, bedreigt de privacy en veiligheid van alle burgers. Wanneer we onze privacy en onze rechtsstatelijke beginselen opgeven, geven we het belangrijkste deel van onze veiligheid op.”134 Met betrekking tot kabelgebonden toezicht vindt Thieme dat er al voldoende bevoegdheden zijn die effectiever ingezet kunnen worden. Gegevensuitwisseling levert trouwens ook niet altijd wat op. De PvdD wijst erop dat de cel die verantwoordelijk was voor de aanslagen in Parijs al bekend was bij de Franse inlichtingendiensten, “die nota bene verdergaande bevoegdheden hebben dan de diensten

131 ‘Onverdoofd ritueel slachten’, < https://www.partijvoordedieren.nl/items/onverdoofd-ritueel-slachten >, laatst geraadpleegd op 14-3-2017. 132 Handelingen Tweede Kamer, 22 juni, 2011; TK 96-16-137. 133 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-21. 134 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-22.

63

63 hier in Nederland.” 135 ‘Lone wolves’ weten hun weg wel te vinden en het detecteren van radicalisme is, volgens de PvdD, vooral mensenwerk. Dit mensenwerk bestaat o.a. uit het herstellen van het “bindweefsel” van de samenleving. Het feit dat dit bindweefsel is aangetast is de voedingsbodem van radicalisering en moet daarom bestreden worden. Door het ontbreken van verbondenheid en saamhorigheid in de samenleving krijgen kwetsbare, kansloze jongeren zonder diploma, school of werk de kans om te radicaliseren en in de handen van IS te vallen. Jongeren zonder perspectief sluiten zich af van de samenleving en vallen voor extremistische ideologieën. “Laten we werken aan een samenleving waarin geen mens zich buitengesloten hoeft te voelen of zich minder hoeft te voelen dan de ander. Wij denken dat daar de beste kansen liggen om radicalisering in de kiem te smoren.”136 Daarom doet de PvdD een oproep aan het kabinet: “Ik [Wassenberg] wil graag van het kabinet weten of het bereid is om actief te bouwen aan een samenleving waarin, meer dan repressie, verbondenheid en saamhorigheid het uitgangspunt vormen, een samenleving waarin we leren om onze angsten te overwinnen en onze vrijheden te koesteren, een samenleving waarin jonge mensen niet ontsporen maar perspectief hebben...”137 Zulke verbondenheid en saamhorigheid kan bereikt worden door gettovorming zoals in Molenbeek tegen te gaan en door te investeren in de wijkagent. Het overwinnen van onze angst is ook een veel terugkerend thema in de bijdragen van de PvdD. Het zaaien van angst is het doel van terrorisme en moet daarom voorkomen worden, anders hebben de terroristen gewonnen. Zoals viel te verwachten zijn militaire interventies en bombardementen niet de oplossing volgens de PvdD. Wassenberg haalt kort aan dat de financiële basis van IS weggenomen moet worden. Dit komt ook terug in het verkiezingsprogramma. Thieme citeert Bert Wagendorp en pleit voor een einde aan het militaire conflict in Syrië en Irak: alleen zo kunnen “jongeren met duwkarretjes vol explosieven en hoofden vol waanbeelden” gestopt worden.

VoorNederland (VNL)

De fractie VNL is een voortzetting van de Groep Bontes/van Klaveren, de samenwerking tussen twee eenmansfracties. Na de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 zijn Bontes en van Klaveren uit de PVV gestapt, in verband met de beruchte “minder, minder, minder” uitspraak van Wilders. Op 15 maart 2014 besloten de twee samen verder te gaan in de Kamer. Omdat er in het korte bestaan vaak is geschoven met het partijleiderschap komen in de bijdragen van VNL tijdens de plenaire vergaderingen over de aanslagen Bontes en van Klaveren beide aan het woord. De inhoud hiervoor

135 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-12. 136 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-45. 137 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-16.

64

64 komt zodanig met elkaar overeen dat ik hun bijdragen als één geheel zal behandelen. Aangezien VNL een jonge partij is heeft ze niet meegedaan aan bijvoorbeeld het debat over smalende godslastering, de Zondagswet of onverdoofd ritueel slachten. Ik kan hierom een minder compleet beeld schetsen van de houding van VNL tegenover godsdienst en religieus-politieke zaken in vergelijking met andere (oudere) partijen. Desalniettemin heeft VNL genoeg te zeggen over religie in Nederland. Het conceptverkiezingsprogramma 2017-2021 laat weten dat VNL voor een boerka- en niqaabverbod is in de publieke ruimte. Mijnheer J.J. Van Klaveren steunde dan ook op 23 november 2016 het wetsvoorstel op een gedeeltelijk verbod. VNL zou liever een algeheel verbod zien, aangezien de boerka normale en open communicatie onmogelijk maakt, de openbare veiligheid bedreigt, een symbool van vrouwenonderdrukking is en omdat het haaks staat op integratie en onze Westerse waarden. Emancipatie van islamitische vrouwen juicht VNL daarom ook toe. Eerwraak, vrouwenbesnijdenis en kinderhuwelijken moeten veel zwaarder bestraft worden. Overheidsfinanciering van bijzonder religieus onderwijs moet volgens het verkiezingsprogramma gestopt worden. Art. 23 van de Grondwet moet aangepast worden en lid 6 & 7 moeten eruit worden geschrapt. Naast bijzonder onderwijs moet elke vorm van overheidsfinanciering van religieuze instellingen en activiteiten gestopt worden. VNL wil een striktere scheiding van kerk en staat volgens Frans model. Laïcité voor de Lage Landen. Tijdens de plenaire vergadering over de terreurdreiging maakte VNL zich sterk voor het investeren in de veiligheids- en inlichtingendiensten (motie 29754-276). Er moet op termijn meer geld vrijkomen voor politie, Defensie en de inlichtingendiensten; 6 miljard om precies te zijn. Het budget van de AIVD moet verdubbeld worden en dit kan betaald worden door te korten op ontwikkelingshulp. Er moet echter niet alleen in het budget geïnvesteerd worden; ook in zichtbaarheid en bewapening: “Wij willen dat de politie, de marechaussee en ook militairen veel vaker dan nu zichtbaar zijn, onder andere op stations, bij overheidsgebouwen en bij Joodse instellingen. Zij moeten daarvoor ook zwaarder worden bewapend.”138 Nederland moet maximaal beschermd worden en politieke correctheid helpt daar niet bij. Het volgende standpunt hangt samen met immigratie en de ‘botsing der culturen’. De recente aanslagen zijn volgens VNL een direct gevolg van de massa-immigratie vanuit islamitische landen. “De wereld is geschokt, maar kan niet verbaasd zijn.”, herhaalt de fractie bij elk debat. De normen en waarden die deze immigratiestroom met zich meebrengt staan haaks op onze joods- christelijke traditie. Daarom pleit VNL voor een streng immigratiebeleid, naar Australisch model. In 2015 waren er zo’n 130.000 verblijfsvergunningen aangeboden in Australië (op 23 miljoen inwoners) en in hetzelfde jaar zijn er 23.000 vluchtelingen opgenomen (tegenover 60.000 in

138 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-16.

65

65

Nederland).139 Asielzoekers dienen opgevangen te worden in de regio, want er kunnen jihadstrijders tussen zitten. De regering moet ook weer beginnen met het invoeren van grenscontroles, wat is toegestaan onder de Schengen grens-code. Deze grenzen moeten compleet gesloten worden voor teruggekeerde Syriëgangers en wanneer ze Nederland toch binnenkomen moeten ze preventief vast worden gezet. VNL pleit daarom voor het invoeren van administratieve detentie, zoals al wordt gedaan in de VS, Engeland en Australië. De grenzen moeten ook gesloten blijven voor (religieuze) geweldpredikers: “Een paar voorbeelden van geweldpredikers in Nederland. De heer Al-Kalbani: deze man roept op joden en christenen te verdrijven. Al-Haddad: hij roept op om moslims die afvallig zijn te doden, evenals overspeligen. De heer Ciftci verspreidt een boodschap waarin hij stelt dat ongelovigen onthoofd dienen te worden. Allemaal konden ze rustig in Nederland hun gif komen verspreiden. Dat moet stoppen.”140 Hierover diende VNL een motie in (29754-338 Aansluitend dienen radicale moskeeën gesloten te worden, ontneem organisaties die geweldpredikers uitnodigen hun belastingvoordelen, stop de buitenlandse financiering van islamitische instellingen en zet radicale imams uit. Tot slot stelt mijnheer Bontes voor, in punt 6 van zijn 6-punten-plan; “Vernietig IS. Vaag die in NAVO-verband helemaal weg.” Bontes doelt hier op een (zware) militaire interventie in Syrië en Irak, geen politieke of diplomatieke oplossing. Dit wordt bevestigd in een motie (34300-V-39) over de vaststelling van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin hij de regering verzoekt tot het uitbreiden van de militaire middelen in Syrië. Daarnaast lijkt VNL ook geen voorstander van preventie door de lokale aanpak; “Niet het missen van een stageplek is de oorzaak van dit geweld.”141

DENK

DENK (Groep Kuzu/Özturk) is een afsplitsing van de PvdA. De fractie is opgericht op 13 november 2014 nadat de leden T. Kuzu en S. Özturk uit de PvdA-fractie waren gezet. DENK heeft twee zetels. Voor DENK geldt hetzelfde als voor VNL, namelijk dat de jonge partij aan veel religieus-politieke debatten niet heeft meegedaan of (nog) geen positie heeft ingenomen. Het conceptverkiezingsprogramma ‘Denkend aan Nederland’ laat weten dat DENK de vrijheid van onderwijs wilt verdedigen. Overheidsinstellingen mogen (religieuze) onderwijsinstellingen niet treiteren en tegenwerken. Islamitische onderwijsinstellingen moeten

139 N. Kraaier, ‘Australische immigratiebeleid is hard en streng, maar helder’, Elsevier, 9-2-2016, < http://www.elsevier.nl/buitenland/article/2016/02/australische-immigratiebeleid-is-hard-en-streng-maar-helder- 2758707W/>, laatst geraadpleegd op 10-3-2017. 140 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-41. 141 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-22.

66

66 gelijk behandeld worden en er moet meer ruimte komen voor het opleiden van imams en islamitische geestelijken. Het islamitisch gebruik van het dragen van de boerka moet ook verdedigd worden. Mijnheer Kuzu noemt het wetsvoorstel een dieptepunt in de Nederlandse politieke geschiedenis, symboolpolitiek en een inperking van de vrijheid van godsdienst, en waarschuwt voor een glijdende schaal. Verder worden er geen urgente maatschappelijke problemen opgelost met het verbod en allerlei organisaties en instellingen (Raad van State, Amnesty International, College voor de Rechten van de Mens) zijn er tegen. Tot slot heeft DENK Kamervragen ingediend over een docent op het Rijswijks Lyceum die niet mocht bidden tijdens de pauze. DENK komt hier op voor het fundamentele recht van de desbetreffende docent zijn of haar geloofsovertuiging in vrijheid te belijden. De voornaamste beproeving van Kuzu en DENK lijkt het bestrijden van Wilders en extreemrechts te zijn. Hier wordt in de bijdragen in januari en november 2015 en maart 2016 de meeste tijd en moeite aan besteed. In het eerste debat, op 14 januari, valt het nog mee. Kuzu verwijst o.a. naar een aantal repressieve maatregelen waarvan hij niet denkt dat ze zullen werken: zwaardere bewapening, inzetten van het leger en de “gedachtepolitie”. De reden dat verschillende partijen deze voorstellen doen is: “...om te vissen in de vijver van Geert. Ze proberen hun guppy te vangen terwijl Wilders de vijver al heeft leeggevist”, aldus mijnheer Kuzu.142 Hij rondt zijn betoog af met de boodschap dat we een vuist moeten maken tegen alle vormen van extremisme. Hij doelt hiermee op het bestrijden van rechts-extremisme, dat hij ziet als de rechtse tegenhanger van het jihadisme: “Je moet beide aspecten van het uiterste zien te bestrijden.”143 Over het bestrijden van rechts-extremisme diende Kuzu een motie in (29754-335) op 19 november. Wilders zaait tweedracht en verdeeldheid en “probeert over de rug van de aanslag groepen tegen elkaar op te zetten.” 144 Wilders’ uitspraken over de islam zorgen voor een verhoogd dreigingsniveau in Nederland. In een interruptiedebat met Wilders sprak Kuzu: “De NCTV [Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid] geeft in het ‘Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland’ van afgelopen juni aan dat de uitspraken van de heer Wilders ook een magnetische vorm hebben in het binnenhalen van terreur in Nederland. Hoe ziet de heer Wilders zijn eigen rol daarin? Mijnheer Wilders, u bent een terreurmagneet.”145 In een ander interruptiedebat met Wilders: “Ik wil toch weer de historische vergelijking trekken. Ik kan me echt een uitspraak herinneren van een persoon met een naam die ik echt liever niet noem; laat ik daar duidelijk over zijn. Ik noem hem liever niet, maar het was precies de uitspraak die gedaan werd vlak voor de Tweede Wereldoorlog: we moesten intolerant zijn tegen intoleranten. Dat is precies wat hier op dit moment gebeurt, in de Tweede

142 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-17. 143 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-40. 144 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-14. 145 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-3.

67

67

Kamer, in Nederland anno 2016! Dat is diep en diep triest!”146 Het mag duidelijk zijn dat Wilders niet geliefd is in de DENK-fractie. DENK is ook bezorgd om de groeiende tendens van moslimhaat in Nederland en wil meer bescherming voor de islamitische gemeenschap. “Voorzitter. Na de verschrikkelijke aanslag in Brussel, evenals de verschrikkelijke aanslagen in Parijs, zagen wij en zien wij dat veel mensen schieten in een antimoslimreflex.” Dit is de opening van Kuzu’s bijdrage op 29 maart 2016. Hij wijst op Ahmed Merabet, de agent die in Parijs op 7 januari in het elfde arrondissement werd doodgeschoten, en op Kemal Bulut, vader van de voetballer Umut Bulut, die omkwam door een aanslag in Ankara. Hiermee wil DENK aangeven dat ook moslims het slachtoffer zijn van extremistisch geweld en dat moslims (en de islam?) niet verantwoordelijk zijn voor deze gruwelijke aanslagen. Doordat veel mensen echter in een “antimoslimreflex” schieten dient de islamitische gemeenschap door de regering beschermd te worden. In interruptiedebatten met Slob en Van der Staaij wijst hij hen erop dat er in de afgelopen tien jaar 174 geweldsincidenten hebben plaatsgevonden rond de 475 moskeeën in Nederland en vraagt hij of dit niet genoeg reden is voor een opgevoerde bewaking. Hij vraagt de minister van Veiligheid en Justitie daarom alert te zijn op de groeiende moslimhaat in Nederland. De islamitische gemeenschap moet echter niet alleen tegen geweld beschermd worden, maar ook tegen “wijzende vingertjes” van bepaalde politici. Zo interrumpeert Kuzu de heren Zijlstra en Buma wanneer zij vinden dat moslims en de moslimgemeenschap zich meer dienen uit te spreken tegen het terroristisch geweld. Hij is van mening dat een oproep aan moslims tot het uitspreken tegen terreur bijdraagt aan een tegenstelling en niet aan gemeenschappelijkheid. Hij vraagt zich af waarom er in deze context een onderscheid nodig is tussen moslim en niet-moslim en verzoekt beide fractievoorzitters dit onderscheid niet te maken. Om deze tegenstelling tegen te gaan roept Kuzu op tot eenheid: “Kiezen wij als samenleving voor polarisatie, angst en haat of kiezen wij voor eenheid, lef, vrede en vrijheid? Ik kies voor dat laatste. Wij kiezen voor een alliantie voor vrede. Wij kiezen voor een alliantie tegen terreur want het raakt ons allemaal. […] Maandagavond stonden moslims en niet-moslims bij elkaar voor de Essalam Moskee in Rotterdam. Zij stonden daar om hun woede en verdriet te uiten, eendrachtig en schouder aan schouder.”147 Kuzu weet vaak te benadrukken dat terreur iedereen raakt en daarom geen kleur, religie of grenzen kent. Hierover meer in het volgende hoofdstuk. Tot slot wil DENK de voedingsbodem van het extremisme wegnemen; sociale achterstand, oneerlijke verdeling van de welvaart, ongelijke kansen op de arbeidsmarkt, criminalisering van minderheden, racisme, discriminatie, jeugdwerkloosheid, uitzichtloosheid en het gevoel dat je niet

146 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-9. 147 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-13.

68

68 meetelt in de samenleving. Kuzu bekritiseert de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die ondanks 600 miljoen extra voor het bestrijden van werkloosheid niets bereikt heeft op dit gebied: “De dubbele maat mag geen onderdeel worden van onze rechtstaat”, zo sprak Kuzu op 14 januari. Deze dubbele maat is ook aanwezig bij de reacties op verschillende aanslagen. Kuzu spreekt hier over “selectieve solidariteit”, want waarom wordt er meer getreurd om de slachtoffers in Brussel en Parijs dan om die in Beiroet, Lahore of Ankara? DENK pleit voor meer solidariteit voor alle slachtoffers van terreur, niet slechts de Europese.

2.4 Concluderende opmerking

Over slechts het terrorismedebat is al genoeg te zeggen, maar ligt deze bij alle partijen wel in lijn met de bredere benadering tot religie? Zijn er bijvoorbeeld bepaalde partijen die constant kritisch zijn op godsdienst en gerelateerde zaken, behalve als het over religieus terrorisme gaat? Of juist andersom? Heeft religie überhaupt wel te maken met het recente terroristische geweld? De discours analyse behandel ik in het volgende hoofdstuk.

69

69

3. Discours Analyse

3.1 Wetenschappelijke stromingen

In het vorige hoofdstuk hebben we kunnen zien hoe het discours over religie er uitziet in de Tweede Kamer. We hebben gezien wat de meningen zijn van de verschillende fracties met betrekking tot de terreurdreiging, hoe deze ontstaan is, hoe deze opgelost dient te worden en wat de bredere blik is op religieus-politieke zaken in het algemeen. In hoeverre komen deze debatten overeen met de wetenschappelijke discussie over hetzelfde onderwerp? Zijn de argumenten die naar voren gebracht worden in de besproken publicaties terug te vinden in de Tweede Kamerdebatten? Om deze vraag enigszins overzichtelijk te kunnen beantwoorden zal ik de wetenschappelijke discussie opdelen in een aantal scholen of stromingen. Van hier uit kan ik beargumenteren bij welke wetenschappelijke stroming elke partij hoort. De eerste school is de school Aslan. Uit zijn publicatie en meerdere interviews blijkt dat hij religie niet verantwoordelijk stelt voor geweld. Jihadisme is een gevolg van Westers kolonialisme en daarom een geopolitieke, geen religieuze zaak. Daarnaast benadrukt hij het belang van interpretatie. Religieuze tekst is in essentie betekenisloos, totdat iemand besluit hier een betekenis aan te geven. Normen en waarden worden niet uit de heilige tekst gehaald, maar worden juist door de lezer geïnjecteerd in deze tekst. “How you read Scipture has everything to do with who you are. God did not make you a bigot, you’re just bigot.”148 Religieus geweld komt dus van de lezer, het individu, niet van de godsdienst of de tekst. Religie speelt dus geen – of een hele kleine – rol in de totstandkoming van ‘religieus’ terrorisme en geweld. Volgens de school Armstrong is georganiseerd geweld voornamelijk afkomstig van de historische agrarische economie en het daaruit volgende machtsmonopolie van de bezittende klasse. Het fenomeen religie was toentertijd intrinsiek verbonden met de staat en speelde een secundaire rol in geweld en oorlogvoering. Vervolgingen van religieuze minderheden waren voornamelijk bedoeld voor politieke en maatschappelijke stabiliteit en hadden vrij weinig met religie te maken. Ook jihadisme is grotendeels politiek en nationalistisch. Toch speelt religie wel een kleine, ondergeschikte rol en is niet compleet verwaarloosbaar zoals bij school Aslan. De school Pape ziet nationalisme als de doorslaggevende factor in (zelfmoord)terrorisme. Zelfmoordaanslagen zijn onderdeel van een strategie om buitenlandse troepen uit bezet gebied te verdrijven en het thuisland terug te winnen. Uit de individuele logica van aanslagplegers blijkt een nationalistisch, niet een fundamentalistisch religieus motief. Religie intensiveert het al bestaande

148 Aslan sprak deze woorden tijdens een interview met Jon Stewart, in een opname van The Daily Show, 13 mei 2015.

70

70 conflict wel, waardoor zelfmoordaanslagen regelmatiger voorkomen. Religie is dus niet verantwoordelijk volgens school Pape, maar draagt wel bij aan de felheid van een conflictsituatie en speelt zodoende een belangrijke rol. De school Juergensmeyer ligt dicht bij school Pape, maar legt de nadrukt meer op religie dan op politieke omstandigheden. Volgens de school Juergensmeyer, waartoe Appleby ook behoort, is er sprake van een wisselwerking tussen religie en politieke, maatschappelijke of ideologische omstandigheden. Religie wordt dus gewelddadig in een specifieke context en tegelijkertijd kan een gewelddadige context vragen om een religieuze legitimering. Niet alleen kan religie een bestaand conflict legitimeren of intensiveren, ze kan deze conflicten ook creëren. Tot slot is er de school Harris, die de schuld van ‘religieus’ geweld grotendeels bij religie zelf legt. Geweld wordt op elk niveau (leken, geestelijken en de teksten) gepleegd, gelegitimeerd en gemotiveerd met een beroep op religie. Monotheïstische godsdiensten zijn inherent intolerant en kunnen te vaak en te makkelijk gewelddadig geïnterpreteerd worden. Religie speelt geen secundaire rol, maar is de voornaamste agressor in dit debat. Hitchens en Cliteur behoren ook tot de school Harris.

3.2 Discours analyse

Uit het beoogde beleid van de verschillende partijen aangaande de terreurdreiging in het vorige hoofdstuk is al gedeeltelijk op te maken in hoeverre de fractievoorzitters een rol voor religie zien in de totstandkoming van terroristisch geweld. Alleen al aan de tijd die eraan besteed wordt kan je zien hoe belangrijk men dit onderwerp acht. Zo vult Wilders praktisch zijn hele bijdrage met de islam en zo wordt de islam in de bijdrage van Samsom helemaal niet genoemd. Wat de partijen en hun fractievoorzitters werkelijk van de relatie tussen islam en terrorisme vinden vergt echter een meer gedetailleerde analyse dan enkel het aantal keer dat het woord ‘islam’ wordt vermeld in hun betogen. Daarom heb ik een aantal discoursen gecategoriseerd die terug te vinden zijn in de bijdragen van verschillende partijen die bevestigen of ontkennen dat er een dergelijke relatie bestaat. Voor deze discours analyse val ik terug op de kwalitatieve methode voor discours analyse van Rapley (2007). In hoofdstuk 9 getiteld “Exploring Documents” schrijft Rapley: “Exploring a text often depends as much on focusing on what is said – and how a specific argument, idea or concept is developed – as well as focusing on what is not said – the silences, gaps or omissions.149 In dit hoofdstuk analyseert Rapley dating advertenties in zijn lokale krant. Van de 132 advertenties zijn er 11 die geen leeftijd vermelden (eigen leeftijd of leeftijd waarnaar die persoon opzoek is). Aangezien leeftijd in daten

149 Rapley, Doing Conversation, discourse and document analysis, 111.

71

71 een relevante factor is en aangezien de overgrote meerderheid van de advertenties (121) wel een leeftijd vermelden classificeert Rapley het niet vermelden van leeftijd als een noticeably absent feature of the text. Het vermelden van deze informatie is in deze context van belang en daarom des te meer opvallend wanneer deze expliciet niet genoemd wordt. Als we nu terugkijken op het Tweede Kamer debat over de aanslagen is religie een relevant onderwerp, juist ook als iemand wil betogen dat religie niets met de aanslagen te maken heeft. Wanneer religie dan ook niet wordt vermeld in een bijdrage zal ik het classificeren als een noticeably absent feature. Er zijn in het terrorismedebat drie verschillende discoursen te onderscheiden, namelijk: (a) islam heeft niets of weinig te maken met de aanslagen, (b) islam is wel betrokken bij de aanslagen, en (c) islam is de enige factor in de aanslagen. Daarnaast hebben de meeste partijen zich verdedigend of kritisch uitgelaten over verschillende religieus-politieke aangelegenheden, zoals bijvoorbeeld het verbod op godslastering en het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding. Zijn partijen die kritisch zijn op het verbod op smalende godslastering, de Zondagswet en weigerambtenaren ook kritisch op de religieuze component van het hedendaags terrorisme? En komen partijen die telkens tot de verdediging van het christendom komen ook tot de verdediging van islam? Na de discours analyse van het terrorismedebat zal ik ingaan op een aantal opvallende standpunten van verschillende partijen met betrekking tot religieus-politieke zaken en het terrorismedebat.

3.2.1 Discours A: Religie heeft weinig/niets te maken met terrorisme

Voorstanders van het discours dat religie niets of weinig te maken heeft met terrorisme willen ervoor zorgen dat de islam en moslims op geen enkele manier of zo weinig mogelijk worden geassocieerd met de recente terreuraanslagen en vice versa. Ze willen namelijk voorkomen dat de bevolking (en bepaalde politieke partijen) terugschieten in een binair wereldbeeld waarbij verschillende bevolkingsgroepen tegenover elkaar komen te staan. Ze willen voorkomen dat alle moslims – en de islam in het algemeen – de schuld krijgen van de aanslagen die gepleegd zijn door individuele moslims. Dit doen ze door te beargumenteren dat religie niet betrokken is bij terrorisme en door kritiek te leveren op Wilders en de PVV, die volgens hen een polariserende werking hebben op de samenleving en het publieke debat. De voorstanders van dit discours zijn vooral te vinden in de links/progressieve hoek van het politieke spectrum. Om hun claim te onderbouwen en te bewijzen dat islam inderdaad niets met terrorisme te maken heeft brengen ze een aantal argumenten naar voren die hieronder besproken worden. Het eerste argument dat veelvuldig terugkwam in verschillende bijdragen is dat grief, niet religie, de oorzaak van de recente terreur is. Dit is een populair argument in de Tweede Kamer en komt terug in de bijdragen van de PvdA, SP, D66, GroenLinks, PvdD en DENK. In de uiteenzetting

72

72 van het debat in het vorige hoofdstuk was het al vaak te zien; de voedingsbodem van radicalisering en terrorisme moet bestreden worden. De verschillende manieren waarop deze voedingsbodem wordt omschreven zijn overkoepelend ‘grief’ te noemen: sociale achterstand, oneerlijke verdeling van de welvaart, ongelijke kansen op de arbeidsmarkt, criminalisering van minderheden, racisme, discriminatie, jeugdwerkloosheid, uitzichtloosheid, niet meetellen in de samenleving, sociaal isolement, buitengesloten zijn uit de samenleving, het ontbreken van perspectief, gettovorming, falend buitenlandbeleid, Westerse interventie, verwaarlozing van de wijken, segregatie en achterstelling. Dit zijn allemaal vormen van grief die door de bovenstaande partijen aangehaald worden als (één van) de oorza(a)k(en) voor terrorisme en radicalisering. Zo zegt mijnheer Kuzu: “De voedingsbodem zit in jeugdwerkloosheid, uitzichtloosheid en het gevoel dat je niet meetelt in de samenleving.”150 Mijnheer Pechtold betoogt: “In die ongelijkheid ligt een voedingsbodem voor radicalisme.”151 Grief, wrok en een gevoel van onrecht zijn een relevant onderwerp in dit debat. Maaijid Nawaz, voormalig islamist en ex-lid van Hizb-ut Tahrir, beschrijft vier redenen voor zijn eigen radicalisering: een ideologisch dogma, charismatische ronselaars, gevoelens van onrecht en een identiteitscrisis. Hij verteld over zijn verleden in Essex waar hij als jonge moslim regelmatig te maken kreeg met racisme en discriminatie, van rechtsextremisten, maar ook van de politie: “I experienced institutional racism on multiple occasions and became incredibly disillusioned with mainstream society as a result. I was falsely arrested on a number of occations. Such discrimination played out in our young lives while we witnessed the Bosnian genocide unfolding in continental Europe.”152 Racisme en discriminatie resulteerden in gevoelens van grief en wrok en samen met een identiteitscrisis – was hij moslim of Engelsman? – werd de jonge Nawaz kwetsbaar voor radicalisering door een ronselaar. Zijn gevoelens van onrecht kregen een plaats in een breder ideologisch dogma en hij zette, in zijn eigen woorden, zijn grief om in een allesomvattende ideologie en begon zelf te rekruteren voor de islamistische organisatie Hizb-ut Tahrir. Het volgende argument wordt voornamelijk gebruikt door D66, maar komt ook voor in de bijdragen van de PvdA en de SP. Het argument is dat enkel de individuen die de aanslagen plegen verantwoordelijk zijn voor die aanslagen, dus niet de religie of ideologie waardoor ze geïnspireerd lijken. Daarnaast misbruiken deze individuen de islam voor persoonlijke of politieke motieven. Op 14 januari 2015 voerde mijnheer Pechtold een interruptiedebat met mijnheer Wilders waarin het argument naar voren komt dat een geloofssysteem zelf niet verantwoordelijk kan zijn voor de daden van individuele leden: “Het zijn toch individuen die een keuze maken om op basis van een politieke, ideologische of religieuze overtuiging bepaalde daden te verrichten? Dan kun je toch niet het

150 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-17. 151 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-16. 152 S. Harris en M. Nawaz, Islam and the future of tolerance. A dialogue (Cambridge en Londen 2015), 9.

73

73 abstracte “de islam is schuldig” gebruiken als je daarmee de context schetst dat iedereen die daaruit voortkomt, daar inspiratie uit put of wat dan ook, medeschuldig is?” Na een antwoord van mijnheer Wilders dat de islam wel schuldig is gaat hij verder: “Daarom zijn zorgvuldig taalgebruik en een zorgvuldige redenering van belang en is het zaak dat de heer Wilders wanneer hij zegt “de islam is verantwoordelijk”, zuiverder is en beseft dat dit óf een religie is waaruit je in tijden van verdriet inspiratie kan putten, óf dat het een religie is waarmee idiote extremisten andere dingen doen.”153 Deze “idiote extremisten” kiezen er zelf voor hun religie op deze manier te interpreteren, wat betekent dat enkel zij zelf verantwoordelijk zijn voor die keuze. Door hun religie op deze gewelddadige manier te interpreteren misbruiken ze hun religie ook, aldus de voorstanders van dit argument. Zo claimt mijnheer Pechtold op 19 november dat individuele gekken zich verschuilen achter geloof of ideologie om aanslagen te plegen. In een interruptiedebat met mijnheer Wilders op 29 maart bijt Roemer Wilders toe dat hij geen onderscheid maakt tussen mensen die aan de ene kant hun geloof belijden en mensen aan de andere kant die dit zelfde geloof misbruiken voor hun politieke ideologie. Op de plenaire vergadering op 14 januari beargumenteerde hij dat extremisten aanslagen plegen “onder de vlag van islam”, in andere woorden, dat de islam als excuus wordt gebruikt. De religie zelf is in dit geval dus niet verantwoordelijk, want die wordt enkel gebruikt door individuen als een schild om de daden mee te legitimeren, of als wapen om de daden mee te plegen. Argument nummer drie zegt dat het doel van terrorisme het verspreiden van angst en verdeeldheid is. Door de focus hierop te leggen is er minder aandacht voor mogelijke ideologische of religieuze motieven. Als het doel van terrorisme niet ideologisch is, is de oorzaak ervan dat ook niet. Op deze manier distantiëren ze godsdienst van het terroristische geweld. Dit argument komt terug in de bijdragen van de PvdA, D66, GroenLinks, PvdD en DENK. Het aanjagen van angst en verdeeldheid is inderdaad een onderdeel van terrorisme, maar het is belangrijk te onthouden dat de meeste fracties die dit argument naar voren brengen het zaaien van angst als het hoogste of enige doel van terrorisme zien. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de bijdrage van mevrouw Thieme: “Terrorisme is angstaanjagend, per definitie. Het heeft als enig doel het aanjagen van radeloze en redeloze angst. Wanneer we ons door angst laten regeren, hebben de terroristen alsnog gewonnen.”154 Mijnheer Klaver betoogt: “Bang worden is een natuurlijke reactie. Toch moeten wij ons tegen deze emotie verzetten. Het is precies waar de terroristen op uit zijn. Ze willen ons bang maken. Ze willen ons verdelen. Ze willen dat we het vertrouwen in elkaar kwijtraken.” 155 Op 19 november beargumenteerde mijnheer Wassenberg dat terrorisme als hoogste doel het ontregelen van de

153 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-4. 154 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-22. 155 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-12.

74

74 samenleving heeft door angst en verwarring te zaaien en mijnheer Pechtold betoogde op dezelfde dag dat terrorisme louter bedoeld is om haat te zaaien onder willekeurige slachtoffers. Volgens de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is dit de definitie van terrorisme: “...het uit ideologische motieven dreigen met, voorbereiden of plegen van op mensen gericht ernstig geweld, dan wel daden gericht op het aanrichten van maatschappijontwrichtende zaakschade, met als doel maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen, de bevolking ernstige vrees aan te jagen of politieke besluitvorming te beïnvloeden.”156 Het laatste argument binnen dit discours zegt waar het op staat: religie is geen oorzaak van het recente terroristische geweld. Dit argument komt voor bij de PvdA, D66 en DENK. Het gaat hier om een aantal specifieke uitspraken en moties die expliciet vaststellen dat godsdienst geen factor is in dit debat. Laten we beginnen met de uitspraak van mijnheer Samsom: “De vierde generatie uitreizigers – zo ver zijn we inmiddels – radicaliseert van nul tot 100 in enkele maanden. Ze is religieus vrijwel analfabeet, ze is niet geïnspireerd door ideeën, maar door wat ISIS symboliseert en door de vrijbrief voor geweld die daarbij hoort.” 157 Uitreizigers zijn religieus vrijwel analfabeet en ze worden niet geïnspireerd door religieuze ideeën, maar door “de vrijbrief voor geweld”. Samsom maakt hier duidelijk religie los van terrorisme. De jihadisten die naar Syrië en Irak afreizen om zich aan te sluiten bij IS doen dit dus niet om ideologische of godsdienstige motieven en de religieuze ideeën en praktijken die IS onderschrijft en propageert kunnen ook niet de reden zijn dat ze daarheen afreizen. Religie wordt hier expliciet gescheiden van IS en jihadisten. Op 29 maart betoogt mijnheer Kuzu: “Laten wij het goede voorbeeld geven. Wij moeten aan diegenen die selectief solidair zijn, laten zien dat wij geen onderscheid maken als het gaat om terreur. Want terreur kent geen kleur. Terreur kent geen religie. En terreur, zo blijkt maar weer, kent geen grenzen.”158 Terreur kent geen religie. Logischerwijs kent religie dan ook geen terreur. Dit argument komt ook terug in een motie (34300V-38) die mijnheer Kuzu indiende tijdens de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2015. Kuzu constateert dat ‘Islamitische Staat’ een ongepaste en contraproductieve benamingen is en dat de organisatie bovendien niet te verenigen is met de islam. Hij verwijst naar andere wereldleiders – Obama, Hollande en Cameron – die inmiddels de term ‘Daesh’ gebruiken, de Arabische afkorting voor IS; ad-Dawlah al-Islāmiyah fī 'l-ʿIrāq wa-sh-Shām. In de hoop de beeldvorming over moslims en de islam positief te beïnvloeden en de islam zoveel mogelijk los te maken van IS verzoekt Kuzu de regering voortaan ‘Daesh’ te gebruiken wanneer er over IS gesproken wordt. De motie werd

156 Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, < https://www.nctv.nl/organisatie/ct/terrorismebestrijding/index.aspx >, laatst geraadpleegd op 26-10-2016. 157 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-11. 158 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-21.

75

75 gesteund door GroenLinks, 50PLUS en de Vrijzinnige Partij (fractie Klein). Tot slot nog een uitspraak van mijnheer Pechtold: “Het is u misschien opgevallen dat ik in mijn bijdrage het woord “islam” nog niet gebruikt heb. Dat moest nu wel. Niet omdat wij dat willen, maar omdat terroristen een relatie met islam hebben gelegd. Alleen zij zijn hiervoor verantwoordelijk. […] Dit was een aanslag door extremistische, terroristische individuen die de islam misbruiken. Daar zijn de bijvoeglijke naamwoorden voor nodig en daar alleen, niet bij dat overgrote deel voor wie islam gewoon een religie is.”159 Extremistische individuen leggen een relatie tussen hen en de islam, niet andersom.

3.2.2 Discours B: Religie is betrokken bij terrorisme

Binnen het tweede discours, namelijk dat religie wel betrokken is bij de aanslagen, wordt religie als factor in de totstandkoming van terrorisme niet ontweken. Dit gebeurt uiteraard niet om bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten, maar omdat ze dit zien als een feitelijk analyse van het probleem. Voor de voorstanders van dit discours is het duidelijk dat religie een rol speelde bij de respectievelijke aanslagen en het ontwijken van het bespreken hiervan wordt door mijnheren Bontes en van Klaveren van VNL bestempelt als “politieke correctheid”. Dit discours wordt ondersteund door de rechts-liberale VVD, het christendemocratische CDA, de christelijk sociale ChristenUnie, de conservatief-christelijke SGP en het klassiek liberale VNL. Al deze partijen betogen dat religie een rol speelt in dit debat, maar hoe groot deze rol precies is verschilt per partij. De voorstanders van discours A legden de nadruk voornamelijk op grief als oorzaak van radicalisme en terrorisme. Mijnheren Segers en Zijlstra ontkennen niet dat grief een rol speelt, maar ze argumenteren dat dit niet de enige factor kan zijn. Mijnheer Zijlstra interrumpeerde mijnheer Roemer om het volgende punt te maken: “De heer Roemer heeft [...] de neiging om het [jihadisme] elke keer aan de Westerse interventie-politiek te wijten. Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat die niet overal even succesvol is geweest. Dat zeg ik ook niet voor het eerst. Maar in Syrië heeft het Westen inmiddels ingegrepen, maar het conflict in Syrië is vooral ontstaan omdat we niet ingrepen. Hoe ziet de heer Roemer dat?”160 Grief, dit keer Westerse interventie-politiek, kan niet de enige reden zijn voor radicalisme en jihadisme, aldus mijnheer Zijlstra van de VVD. Mijnheer Segers vraagt tijdens hetzelfde debat: “De heer Roemer legt een verband tussen de Westerse buitenlandse politiek en radicalisering. Nu heeft er tijdens de afgelopen paasdagen een aanslag plaatsgevonden op een christelijke gemeenschap in Lahore, in Pakistan. Wat is daarbij de link met de westerse

159 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-17. 160 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-17.

76

76 buitenlandse politiek?”161 Segers wil hiermee aangeven dat niet enkel een falend buitenlandbeleid de reden kan zijn voor terrorisme. Daarom volgt hij zijn eerdere opmerking op met: “Dat de westerse buitenlandse politiek een factor is en dat die ertoe doet, is evident. Maar dat je dit versimpelt en zegt dat het de schuld van het Westen is vanwege Westerse buitenlandse politiek, is veel te simpel.”162 Segers benadrukt, naast grief, de ideologie van het jihadisme als belangrijke factor. Op 19 november bespreekt hij in een interruptiedebat met mijnheer Samsom dat het ook niet enkel arme, benadeelde jongeren “uit de wijken” zijn die naar Syrië afreizen, maar ook rijke, hoog opgeleide jongens en meisjes die beïnvloed raken door een ideologie. VNL deelt de argumentatie dat er sprake is van een ideologische strijd die niet slechts berust op wrok of grief. In tegenstelling tot de VVD en de ChristenUnie betoogt VNL echter dat grief geen factor is wanneer het over jihadisme gaat: “Niet het missen van een stageplek is de oorzaak van dit geweld. Nee, er is sprake van een botsing tussen het geloof in de Westerse vrijheid en de extremistische afkeer van die vrijheid.”163 Uitsluiting en discriminatie op de arbeidsmarkt zijn voor VNL geen redenen voor radicalisering. De voorstanders van dit discours zien de islam als een onderdeel van het probleem. Dit komt bijvoorbeeld naar voren in termen als “moslimterroristen”, “radicale islam” en “religieus gif” waar aanhangers van het vorige discours eerder meer neutrale termen gebruiken als “terroristische individuen” en “radicale extremisten”. Ze betogen dat er zich problemen voordoen in de wereldwijde islamitische gemeenschap. Zo gaf mijnheer Zijlstra aan: “Ik deel, eerlijk gezegd, de analyse van de heer Wilders dat er in de islam een probleem zit, namelijk in de bewoordingen en de wijze waarop terroristische groeperingen en sommige stromingen die zich de “ware islam” noemen, die gebruiken om over te gaan tot acties ter ondermijning of zelfs omverwerping van onze Westerse democratie.”164 Mijnheer Buma noemt het naïef om te ontkennen dat de aanslagen helemaal niets met de islam te maken hebben: “Radicalen roepen immers luidkeels dat zij de ware islam verkondigen.”165 De VNL-fractie laat in drie bijdragen weten dat ze jihad als onderdeel van de islam zien. Net als het probleem ligt de oplossing volgens deze partijen echter ook binnen de islam. VVD, CDA, ChristenUnie en de SGP zijn van mening dat er binnen de moslimgemeenschap een strijd geleverd dient te worden. Het probleem van radicalisme kan enkel door moslims zelf opgelost worden. Het is essentieel, aldus mijnheer Buma, om weerstand te bieden binnen de moslimgemeenschap tegen het radicale geluid. De vrijheidslievende, seculiere en liberale moslims moeten dit weerwoord bieden en meer gehoord worden. Het liberale geluid moet overheersen.

161 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-16. 162 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart,2016; TK 70-28-17. 163 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-21. 164 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-10. 165 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-9.

77

77

Mijnheer Zijlstra verwacht daarom ook een krachtig protest uit de Nederlandse moslimgemeenschap. De fractie van de ChristenUnie is opzoek naar een maatschappelijk front van mensen met goede wil om het kwaad van het jihadisme te bestrijden: “De ideeënstrijd tegen het jihadisme vraagt om moreel leiderschap in de Kamer, in de samenleving én in de moslimgemeenschap. Er is ook een strijd te leveren binnen de islam. De overheid kan daarbij partner van vrijheidslievende moslims zijn, bijvoorbeeld door eindelijk eens stappen te zetten in het stoppen van de financiering van Nederlandse salafistische groeperingen vanuit onvrije landen.”166 De strijd tegen de ideologie van het jihadisme kan alleen gevoerd worden binnen de islam zelf. De overheid en andere instanties kunnen hierbij wel hulp bieden, maar het zijn uiteindelijk liberale moslims die de extremisten moeten verslaan in de “ideeënstrijd”. Mijnheer van der Staaij spreekt daarom van een geestelijke strijd tegen het extremisme. Vooral Jongeren moeten weerbaar gemaakt worden om de extremistische ideologie van de jihadisten en islamisten te kunnen weerstaan. Er moet een inhoudelijk theologisch weerwoord geboden worden tegen de radicale interpretatie van de islam. Het is een moeizame en langdurige strijd die enkel door moslims zelf gevoerd kan worden. Ook VNL steunt daarom de liberale moslims en de emancipering van moslimvrouwen.

3.2.3 Discours C: Islam is de enige factor in terrorisme

Islam is geen onderdeel van het probleem, maar islam is het probleem. Dit is het discours van de PVV. Wilders herhaalt keer op keer dat de islam de wortel van het kwaad is en dat vrijheden verloren gaan overal waar de islam aan de macht komt. Hij ontkent geopolitieke en sociaal economische factoren en heeft enkel aandacht voor de islam. Daarnaast hekelt hij de politiek correcte reacties van het kabinet, de Kamer en de “wegkijkers”. Er is een drietal argumenten te onderscheiden in de bijdragen van Wilders die verklaren waarom de islam het probleem is in dit debat. Om te beginnen ziet de PVV de islam niet als religie, maar als ideologie. In het vorige hoofdstuk kwam het ook al terug; de islam is niet te vergelijken met bijvoorbeeld het katholicisme of het jodendom, want het is een totalitaire ideologie die gelijk staat aan het fascisme en het nazisme. Op 19 november betoogt Wilders: “[D]e islam is meer een ideologie dan een religie. Laat ik u een voorbeeld geven: de islam mag niet verlaten worden.[...] Op het moment dat je de islam verlaat, op het moment dat je kiest voor afvalligheid, staat daar de doodstraf op. Dat is de islam! Dat is geen religie. De islam ziet eruit als een religie, maar het is een ideologie, een kwaadaardige, totalitaire ideologie die je niet mag verlaten.”167 Door de islam te classificeren als ideologie kan er

166 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-20. 167 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-2.

78

78 makkelijker strafrechtelijk worden opgetreden tegen uitingen van de islam. Wilders zou in de loop van de tijd de islam dan ook wel willen verbieden, zo laat hij weten in een interruptiedebat met mijnheer Buma op 29 maart 2016. Niet alleen de koran, moskeeën en islamitische scholen moeten verboden worden, ook de islam zelf. De islamitische ideologie is een ideologie van haat, barbarisme, onderdrukking en geweld, aldus de PVV. Volgens Wilders bestaat er geen vreedzame islam. Wel vreedzame moslims, geen vreedzame islam. De koran is een fascistisch en gewelddadig boek. Mohammed is een krijgsheer en een uitermate slecht voorbeeld. “[De] islam is haat. De is islam is geweld. De islam is onverdraagzaamheid. Noemt u mij eens drie landen in de wereld waar door de komst van de islam de vrijheid van meningsuiting is vergroot, waar de vrijheden in het algemeen zijn vergroot of waar minder geweld is gekomen!”168 “Het is de islam”, zegt mijnheer Wilders over aanslagen in New York, Mumbai, Amsterdam en Parijs. Niets anders. Op 29 maart haalt Wilders een onderzoek aan van Ruud Koopmans uit 2013: “Dat onderzoek zegt dat 74% van de moslims in Nederland vindt dat er slechts één interpretatie van de Koran en de islam geldig is. Dat is driekwart. Mag ik een paar citaten uit de Koran geven? Soera 8, vers 60: ‘Maak voorbereiding tegen hen, met wat gij wilt en kunt aan kracht van paarden om te terroriseren.’ Soera 47, vers 4: ‘Wanneer ge een ontmoeting hebt met ongelovigen, houwt dan in op de nekken en wanneer gij onder hen een bloedbad hebt aangericht, bindt hen dan in de boeien.’ Soera 8, vers 39: ‘Voer oorlog tegen hen, totdat er geen verzoeking meer is en de godsdienst geheel toebehoort aan Allah.’ Ik kan zo nog een uur doorgaan. 74,3% van de moslims in Nederland vindt volgens professor Koopmans dat er slechts één interpretatie — dit is haar — wordt toegestaan”169 Volgens mijnheer Wilders bestaat er maar één islam en jihad is hier de kern van. De gewelddadige verzen die hij voorlas zijn de ware aard van de islam. De recente aanslagen zijn zo makkelijk te verklaren. Wilders noemt de islam een gewelddadige, fascistische ideologie, maar dit betekent niet dat elke moslim dit ook is. Er is echter een ander probleem met gematigde moslims en dat is dat ze het extremistische element in hun gemeenschap gedogen. De gematigde meerderheid gedoogt de extremistische minderheid door er niet tegen op te treden. Er zijn bijvoorbeeld geen massademonstraties van moslims die zich uitspreken tegen de radicale islam. Salah Abdeslam, de ontsnapte terrorist van de november aanslagen in Parijs, heeft zich maanden schuil kunnen houden in Molenbeek, omdat de moslimgemeenschap hem niet aangaf. Dit is voor de PVV bewijs dat de meerderheid van de islamitische gemeenschap de extremistische minderheid gedoogd en dat niet slechts de extremistische minderheid problematisch is.

168 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-5. 169 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-11.

79

79

3.3 Algemene houding tot religie

Tot slot nog een aantal afsluitende observaties met betrekking tot de algemene houding van partijen en hun fractievoorzitters tot religie. Een aantal partijen hebben zich consequent tegen religie en religieus-politieke aangelegenheden geuit. De VVD, de PVV en VNL hebben zich voortdurend negatief uitgelaten over godsdienstgerelateerde zaken. De VVD was kritisch op de islam als factor in het terrorismedebat en bleef kritisch als het ging om christelijke wetten en gebeurtenissen. De PVV was meer dan kritisch op de islam, maar gaf ook aan tegen uitingen van het christendom in de wet te zijn. VNL is voorstander van stikte scheiding van kerk en staat en behoorlijk kritisch over de aanwezigheid van de islam in Nederland. Partijen als de PvdA en PvdD hebben veel overeenkomsten met de vorige partijen. In veruit de meeste debatten aangaande godsdienstgerelateerde zaken stemden de PvdA en PvdD tegen religie en godsdienstvrijheid (gezichtsbedekkende kleding, godslastering, Zondagswet, etc.). Enkel tijdens het terrorismedebat hanteerden ze een verdedigende toon als het op godsdienst aankwam. D66, GroenLinks en de SP waren scherp en oordelend als het om het christendom ging, maar bijzonder mild als het aankwam op de islam. Godsdienstvrijheid en de rechten van het individu tellen zwaar als het om het boerkaverbod gaat, maar niet wanneer je spreekt over bijvoorbeeld weigerambtenaren of de acceptatieplicht. In het terrorismedebat waren deze partijen apologetisch als het ging om de rol van de islam. Ook politieke beweging DENK heeft zich enkel positief of verdedigend uitgelaten over de islam. Afsluitend nog de positie van de confessionele partijen: CDA, ChristenUnie en SGP. Alle christelijke zaken worden door deze partijen verdedigd. Godslastering moet in het Wetboek van Strafrecht blijven, artikel 23 van de Grondwet moet behouden worden, scholen mogen leerlingen en docenten weigeren op basis van grondslag, etc. Opmerkelijk genoeg was dit drietal partijen unaniem voor het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding. Daarnaast waren ze ook oordelend over het religieuze aspect in het terrorismedebat. Consequent voor het christendom en tegen de islam.

80

80

Conclusie

Het wetenschappelijke debat over religie en geweld is verdeeld. Er zijn verschillende stromingen te onderscheiden die lijken samen te hangen met welke definitie er voor het fenomeen ‘religie’ wordt gebruikt. De auteurs en wetenschappers die kritisch zijn op religie en de religieuze aspecten in terroristisch geweld benaderen religie vanuit een andere hoek dan zij met een meer verdedigende toon. Hitchens, Cliteur en Harris benaderen religie en geweld dat voortkomt uit de religieuze gemeenschap op een substantieve of essentialisitsche manier. Dit houd in dat ze redeneren vanuit de transhistorische kwaliteit van religie: de Heilig Schrift, doctrine, dogma, persoonlijke devotie, theologie, morele heteronomie, etc. Ze redeneren vanuit de wetten, regels, normen, waarden en moraliteiten die worden voorgeschreven door religieuze autoriteiten (geschriften en geestelijken) waar aanhangers van die religie vervolgens op reageren. Voor deze benadering komt het vaak terug op persoonlijke, theologische motieven voor gewelddadig gedrag, zoals die van Yigal Amir, Scott Roeder of de Somalische aanvaller van de Deense cartoonist Kurt Westergaard. Deze terroristen haalden hun motivatie en legitimering volledig uit hun geloof, zoals Amir die de halakah (joodse wet) grondig had bestudeerd en Rabin vervolgens als rodefim (vijand van de joodse gemeenschap) bestempelde. Terroristische aanslagen als deze zijn dus vaak te verklaren met theologie en doctrine; culturele, politieke of historische factoren zijn secundair. Een van deze theologische verklaringen voor religieus geweld is het concept martelaarschap, dat door Cliteur en Harris wordt aangehaald. Religieuze terroristen zijn bereid zware straffen te ondergaan – en zelfs dood te gaan – om hun religie te beschermen, aangezien dit wordt voorgeschreven in de geschriften en wordt aangemoedigd door een bepaald deel van de gemeenschap. Een belofte op een beter leven in het hiernamaals zorgt er daarnaast ook nog voor dat iemand minder waarde hecht aan zijn of haar leven in het hier en nu. Over de islam zei Hitchens: “Remember, Islam makes one special claim for itself. All religions claim to be revealed truth, they all are founded by divine revelation, but Islam, rather dangerously, says: ours is the last and final one. There can’t be any more after this. This is God’s last word. Now that’s straight away a temptation for violence and intolerance and if you note it’s a temptation they seem quite willing to fall for.”170 De overige auteurs, met uitzondering van Aslan, zijn Armstrong, Pape, Juergernsmeyer en Appleby. Ze hanteren een functionalistische definitie van religie, die inhoudt dat ze religie voornamelijk benaderen in een historische, politieke, culturele of maatschappelijke context. Externe factoren kunnen niet verwaarloosd worden en zijn vaak belangrijker dan religie in de totstandkoming van terroristisch geweld. Zaken als de Spaanse Inquisitie, de Dertigjarige Oorlog en

170 Dit was tijdens een debat tussen Frank Turek en Christopher Hitchens op de Virginia Commonwealth University, 8 september 2008. Het onderwerp van het debat was: “Does God exist?”.

81

81 de vervolging van ketters worden door Armstrong in een historische context geplaats. Het gaat hier over politieke, niet religieuze conflicten. Moderne gevallen van religieus geweld, zoals zelfmoordaanslagen, zijn vooral te verklaren vanuit nationalisme en een context van militaire bezetting. Religie speelt een rol, maar geen primaire. Bij Juergensmeyer en Appleby gaat het om een combinatie van religie en bepaalde maatschappelijke, politieke of ideologische omstandigheden. Het voorbeeld van Rev. Michael Bray illustreert dit punt. De religieuze overtuigingen van Bray over de heiligheid van leven vanaf de bevruchting zijn op zichzelf niet gewelddadig, maar dit werden ze wel in een context van een seculier Amerika dat abortus toestond. Hoe groot de rol is die religie speelt in elk geval van ‘religieus’ geweld verschild per auteur, maar je kan het nooit los zien van de specifieke historische, politieke of culturele context. Voor Aslan geld in principe hetzelfde; islamfundamentalisme is een gevolg van Westerse geopolitiek en ook historische geweldsplegingen door de islam worden in de juiste context geplaatst. Aslan gaat echter ook aandachtig in op theologische begrippen en concepten om te beargumenteren dat de islam niet gewelddadig is. Hij is niet duidelijk een functionalist of een essentialist te noemen. De benadering die een wetenschapper of auteur kiest, essentialistisch of functionalistisch, lijkt dus direct samen te hangen met de conclusie die de desbetreffende wetenschapper of auteur trekt. McCutcheon merkt op: “It is clear that there are implications for our studies if we presume religion to be an inner trait, sentiment, belief, or experience that can only be expressed publicly in some secondary manner.”171 Dan rest de raag nog welke partij bij welke stroming past, te beginnen met de school Aslan. Deze school ziet de kleinste rol voor religie in het terrorismedebat en heeft een aanzienlijk positieve mening over religie (in ieder geval de islam). Aslan geeft aan dat de islam noch vredelievend noch gewelddadig is, maar zijn historische en theologische analyse zijn uitsluitend rooskleurig en apologetisch. De partijen die de argumentatie van Aslan delen zijn DENK en D66. De fractie van DENK spreek enkel positief en verdedigend over de islam en moslims, ze spreekt over discriminatie, uitsluiting en de fouten van het Westen als de voedingsbodem voor radicalisering en terrorisme en focust zich haast exclusief op de bestrijding van rechts-extremisme en moslimhaat. “Terreur kent geen religie”, liet Kuzu weten. In de motie (34300V-38) van 19 november wordt definitief duidelijk dat DENK geen enkel verband ziet tussen IS en het islamitisch geloof. Religie heeft volgens de bijdragen van DENK niets te maken met de totstandkoming van terreur in Europa en de rest van de wereld. Ook lijkt DENK positief te zijn over religie (in ieder geval de islam) in de Nederlandse samenleving. Zo zou Nederland zich moeten inzetten voor het islamitisch onderwijs, de opleiding van imams en geloofsvrijheid in het algemeen. Mijnheer Pechtold en de D66-fractie weten eveneens aan te geven dat de islam niet betrokken is bij de terroristische aanslagen. Dit doet

171 McCutcheon, Studying Religion, 49.

82

82 de partij door te zeggen dat enkel het individu schuldig kan zijn (en niet een ideologie of religie), dat diezelfde ideologie of religie uit persoonlijke (politieke) motieven wordt misbruikt, dat bepaalde vormen van grief een voedingsbodem zijn van terrorisme en dat het recente terroristische geweld geen specifiek doel heeft. Twee van deze argumenten komen terug in de volgende uitspraak van mijnheer Pechtold: “Dit zijn aanslagen waar alleen, maar dan ook alleen de terroristen zelf verantwoordelijkheid voor dragen. Niets kan dit soort misdaden rechtvaardigen; geen politieke overtuiging, geen ideologie, geen religie.”172 Daarnaast heeft de D66-leider ons meerdere malen verteld, o.a. in een uitzending van Pauw op 7 december 2016 op NPO1, dat hij religie in principe ziet als iets waar mensen in tijden van verdriet troost uit putten of waar ze inspiratie uit halen. Dit stemt overeen met de vredelievende interpretatie van de islam door professor Aslan (en Armstrong). Zowel Aslan als Armstrong benadrukten grief, voornamelijk Westers kolonialisme en interventie- politiek, als factor in het recente terrorisme en plaatsen de aanslagen die velen als religieus zien in een politieke of historische context. De reden dat ik Pechtold toch bij de school Aslan indeel is omdat hij, net als Aslan, helemaal geen rol voor de islam ziet in de totstandkoming van terroristisch geweld, zoals blijkt uit meerdere uitspraken en argumenten.173 Armstrong ziet in ieder geval nog een kleine, ondergeschikte rol voor religie, waardoor haar mening onverenigbaar wordt met die van de D66-fractie. Dan de school Armstrong. De PvdA ontwijkt religie liever als onderwerp in het terrorismedebat. Wanneer de partij er toch over moet spreken is het meestal op een positieve of neutrale manier, door de reactie van burgemeester Aboutaleb te bespreken of de moslimdemonstranten op de Dam na de aanslag op Charlie Hebdo die zich uitspraken tegen de aanslag. De PvdA probeert religie los te maken van terrorisme door het ‘wij-zij’ gevoel los te trekken van religie en afkomst. Op de uitspraak van 19 november na, waarin mijnheer Samsom ons vertelt dat uitreizigers religieus analfabeet zijn, heeft de PvdA echter nooit expliciet afstand gedaan van de mening dat de islam wel betrokken is bij terroristisch geweld. Ik vermoed dat ze het onderwerp opzettelijk mijden om polarisatie in de samenleving te voorkomen. Op woensdag 9 november 2016 deed mijnheer Samsom in een uitzending van Pauw de volgende uitspraak: “Het feit dat de islam een aantal radicale uitingen kent die ook nog tot geweld kunnen leiden is vreselijk en daar moeten we een oplossing voor vinden.” Samsom geeft hier kort aan dat hij gelooft dat de recente aanslagen niet compleet los staan van de islam. In zijn betoog op 19 november 2015 legt hij

172 Handelingen Tweede Kamer, 14 januari, 2015; TK 41-7-15. 173 Pechtold heeft een enkele keer, op 29 maart, aangegeven dat individuen keuzes maken op basis van politieke, ideologische of religieuze overtuigingen. Afgezien van het feit dat hij hier de verantwoordelijkheid legt bij het individu en niet bij de overkoepelende overtuiging, kan ik dit niet zien als bewijs dat mijnheer Pechtold religie een belangrijke factor vindt in dit debat. Hij heeft meerdere malen impliciet en expliciet religie gedistantieerd van terrorisme, waaronder de uitspraak geciteerd hierboven, waardoor ik moet concluderen dat hij geen rol voor religie ziet in dit debat.

83

83 echter wel een grotere nadruk op andere zaken, zoals afzijdigheid en verwaarlozing van de wijken. Hij geeft hierbij aan dat dit slechts één element is, maar wel een belangrijk element. De islam speelt dus een rol, maar omdat die vrijwel nooit wordt besproken – al helemaal niet in de bijdragen in de Tweede Kamerdebatten – concludeer ik dat die voor de PvdA een ondergeschikte rol speelt. Hierom zie ik de PvdA als onderdeel van de school Armstrong. Voor GroenLinks geldt in principe hetzelfde. Religie wordt nooit als factor besproken, maar het wordt ook nooit expliciet ontkend. Omdat ze de relatie tussen religie en terreur nooit expliciet ontkennen, zoals D66 en DENK dit wel doen, reken ik GroenLinks tot de school Armstrong. De positie van de SP is lastig te duiden. Aan de ene kant spreekt de fractie over salafistische organisaties en jihadistische ronselaars, waarmee er toch een bepaald verband met de islam wordt gelegd. Een andere keer zegt mijnheer Roemer weer dat IS handelt “onder de vlag van de islam” en dat terroristen de islam misbruiken vanuit een politieke ideologie. Weer een andere keer, in een interruptiedebat met mijnheer Segers, geeft Roemer (met tegenzin) aan dat (religieuze) ideeën toch wel een rol spelen in dit debat. In de bijdragen worden radicalisme en terrorisme toch voornamelijk verklaard met grief: sociale isolatie, discriminatie, racisme, segregatie, parallelle samenlevingen, ongelijke kansen, armoede, etc. Nog een veel grotere nadrukt ligt er op het Westerse buitenlandbeleid. In elk betoog verwijst hij naar de gevolgen van de illegale oorlog in Irak en het machtsvacuüm dat werd achtergelaten (zelfs Libië wordt erbij betrokken). Voor de SP speelt de islam in dit debat duidelijk een ondergeschikte rol en de aandacht moet vooral naar onderdrukking en Westerse interventie gaan. Vandaar dat ik de SP indeel in de school Armstrong. De PvdD ligt ergens tussen Armstrong en Pape in. De fractie bespreekt het wegnemen van de voedingsbodem van radicalisme: perspectief bieden aan kansloze jongeren en het herstellen van het bindweefsel van de samenleving. Er wordt meerdere keren beweerd dat het verspreiden van angst en verdeeldheid het enige en ultieme doel van terrorisme is, waardoor er geen specifieke achterliggende ideologie kan zijn. Mijnheer Wassenberg weet ons zelfs te vertellen dat de echte bedreiging uit onze eigen samenleving komt en niet uit Syrië. Religie lijkt geen rol te spelen. Op 29 maart parafraseert mevrouw Thieme echter het onderzoek van Pape: “Volgens Pape is 95% van alle zelfmoordaanslagen sinds 1980 uitgevoerd in het kader van oorlog om een land of gebied, en dus niet zozeer als wapen in een ideologische of religieuze strijd. Religie komt de militaire strategen wel van pas. Ze kunnen er simpele zielen zo mee manipuleren dat die bereid zijn om zichzelf op te blazen. De meeste leiders van ISIS, zegt Pape, zijn pragmatisch denkende militairen, geen fundamentalistische geestelijken.”174 Mevrouw Thieme laat weten toch een rol te zien voor de islam, maar die rol is, volgens het onderzoek van Pape, groter dan mevrouw Thieme die hier voorstelt.

174 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-22.

84

84

Vandaar heeft de PvdD een plek tussen school Armstrong en Pape in. De VVD en ChristenUnie zijn onderdeel van de school Juergensmeyer. Ze bespreken de religieuze component van het terroristische geweld, door het een “ideeënstrijd” te noemen, te spreken van “moslimextremisme”, kritiek te leveren op de moslimgemeenschap of door simpelweg te betogen dat ideologie en religie ook een rol spelen in de totstandkoming van terroristisch geweld. Ze ontwijken, zoals we in het vorige hoofdstuk al hebben kunnen zien, andere zaken als interventie- politiek daarnaast niet. Door beide onderwerpen aandacht te geven en te accepteren maken deze twee fracties een gebalanceerde analyse van het probleem: een combinatie van Westerse buitenlandbeleid en religie is de oorzaak. Dit ligt precies in lijn met de onderzoeken van Juergensmeyer en Appleby, die stellen namelijk dat religie pas gewelddadig wordt in een bepaalde politieke, ideologische of maatschappelijke context. De volgende drie partijen, CDA, SGP en VNL zien een duidelijk verband tussen de islam en de aanslagen in Parijs en Brussel. De CDA noemt het naïef om te ontkennen dat dit verband bestaat en voor VNL is dit verband evident: jihad is nou eenmaal onderdeel van de islam. VNL bekritiseert ook de onliberale waarden die te vinden zijn in de islam en wilt, net als het CDA, geweldoproepen van imams en andere geestelijken aan banden leggen. De SGP zoekt een sterk inhoudelijk weerwoord tegen radicalisme en geeft aan dat dit uit de islam zelf moet komen. Deze partijen leggen de nadruk duidelijk op het religieuze component in dit debat. Westerse interventie in het Midden-Oosten of vormen van uitsluiting worden niet besproken door het CDA en de SGP. VNL laat een enkele keer weten dat “het missen van een stageplek” niet de reden kan zijn voor radicaliserende jongeren, maar dit betekent niet meteen dat de partij helemaal geen oog heeft voor geopolitieke of andere niet-religieuze factoren. Door de religieuze factor in dit debat te beklemtonen bevinden deze fracties zich op één lijn met Harris, Cliteur en Hitchens. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat het CDA en de SGP monotheïstische godsdiensten per definitie intolerant vinden, zoals de school Harris betoogt, maar op het gebied van de islam en terreur zijn ze het grotendeels eens met deze wetenschappelijke stroming. Dan nog de PVV-fractie. De uitspraken van Geert Wilders passen in geen enkele wetenschappelijke stroming in dit gebied. Veel van zijn uitspraken zijn te extreem en kortzichtig om in welke stroming dan ook te passen. Hij bespreekt exclusief de islam als factor en laat daarnaast geen ruimte voor andere zaken. Deze manier van redeneren is in geen van de besproken publicaties te vinden of ermee te verenigen. Het discours van de PVV valt zodoende buiten het wetenschappelijke debat. Wel is het interessant om te kijken hoe Wilders de islam benadert en hoe hij hier over praat. Ook al valt hij buiten het wetenschappelijke debat, hij hanteert duidelijk een essentialistische benadering: De islam is een gewelddadige, intolerante en haatdragende ideologie. De islam gaat niet samen met vrijheid. Het leven van Mohammed is een uitermate slacht voorbeeld.

85

85

De Koran is een fascistisch boek. De Koran schrijft jihadterreur voor. De soera’s die mijnheer Wilders noemt op 29 maart zijn ‘de islam’. De Koran, gewelddadige soera’s en Mohammed zijn ‘de islam’, niet de mensen, tradities, waarden, identiteit of het erfgoed. Wilders ziet de Koran als de kern (of de essentie) van de islam en hij laat keer op keer weten dat wanneer hij spreekt over de islam hij het niet over (alle) moslims heeft: “[I]k heb het over die kwaadaardige, gewelddadige ideologie en niet over de mensen.”175 “Ik heb nooit gezegd dat wij strijden tegen alle moslims. Wat een onzin. Ik heb altijd dat onderscheid gemaakt. Wij strijden hier tegen de islam. Ja, de islam is een kwaadaardige ideologie.” 176 Het feit dat Wilders zo’n reductionistische definitie van de islam hanteert levert behoorlijk wat spraakverwarring op. Wanneer mijnheer Wilders spreekt over de kwaadaardige ideologie van de islam zijn het voornamelijk linkse en progressieve politici die hem wijzen op het feit dat heel veel moslims zich hebben uitgesproken tegen de aanslagen: “Heeft de heer Wilders überhaupt gezien dat er heel veel andere reacties waren uit de moslimgemeenschap? In dit land hebben geestelijke leiders, gewone mensen en burgemeesters zoals Aboutaleb allemaal anders gereageerd dan hij beschrijft”, aldus mijnheer Pechtold.177 Kuzu zei: “Ik haak even aan op het element dat in de afgelopen dagen heel weinig moslims van zich hebben laten horen. Mijnheer Wilders heeft ze niet gezien. We hebben is Rotterdam een heel waardige bijeenkomst gehad. In verschillende gemeenten in het land hebben we op een heel waardige manier een minuut stilte gehouden. In Amsterdam hebben moslims en joden hand in hand geprotesteerd tegen de vunzige aanslagen in Parijs.”178 Uit de rode draad in het onderzoek is op te maken dat de meeste links- progressieve partijleiders praten over de mensen, de tradities en de troostende functie die religie kan hebben. Wanneer deze fractievoorzitters spreken over ‘de islam’ hebben ze het over de islamitische gemeenschap, de “moral community”, niet over ‘de ideologie’, zoals Wilders. Het gebruik van verschillende (soorten) definities zorgt ervoor dat men in de Kamerdebatten langs elkaar heen praat. Wilders wordt er in de Kamer vaak op gewezen dat hij een te reductionistische definitie van de islam gebruikt, ook door rechtse partijen, maar het debat blijft zich op dezelfde, spraakverwarrende manier voortzetten. Het is tijd dat de Kamerleden deze spraakverwarring aankaarten en oplossen, om dezelfde fouten in het volgende parlement te voorkomen. Wellicht zou de Kamer Talal Asad kunnen volgen door universalistische definities van ‘religie’ en ‘de islam’ te ontwijken. Tot slot nog het mogelijke verband tussen de algemene houding tot religie en het terrorismedebat. Een minderheid van de partijen in de Tweede Kamer lijkt consequent als het aankomt op religiekritiek. De VVD, PVV en VNL zijn de enige partijen die zich kritisch en oordelend uitlaten in elk debat dat met religie te maken heeft. DENK daarentegen was consequent

175 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-2. 176 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-2. 177 Handelingen Tweede Kamer, 29 maart, 2016; TK 70-28-1. 178 Handelingen Tweede Kamer, 19 november, 2015; TK 27-3-2.

86

86 verdedigend als het aankwam op godsdienst. Voor de andere onderzochte partijen - PvdA, SP, CDA, D66, ChristenUnie, GroenLinks, SGP en PvdD - lijkt er geen verband te zijn tussen de religiedebatten en het terrorismedebat.

87

87

Literatuurlijst

Agema, F., ‘Ferme strafverhoging meisjesbesnijdenis’, 8 april 2009. Te vinden op: http://www.pvv.nl/12-in-de-kamer/spreekteksten/1881-agema-eist-ferme-strafverhoging- meisjesbesnijdenis.html (laatst geraadpleegd op 14-3-2017). Appleby, R.S., The ambivalence of the sacred. Religion, violence, and reconciliation (Lanham e.a. 2000). Armstrong, K., Fields of blood. Religion and the history of violence (Londen 2014). Aslan, R., Geen God dan God. Oorsprong, ontwikkeling en toekomst van de islam (Amsterdam 2005). Bijsterveld, S. van, Overheid en godsdienst. Herijking van een onderlinge relatie (Nijmegen 2009). Bijsterveld, S. van, ‘Het passief kiesrecht, de staat en de SGP’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid 1 (2010), 82-86. Bijsterveld, S. van en R. Steenvoorde (red.), 200 jaar Koninkrijk: Religie, staat en samenleving (Oisterwijk 2013). Cliteur, P., Het monotheïstische dilemma of de theologie van het terrorisme (Amsterdam 2010). ‘D66: geen aparte status bijzonder onderwijs’, Reformatorisch Dagblad, 21 juni 2011. Te vinden op: http://www.rd.nl/vandaag/politiek/d66-geen-aparte-status-bijzonder-onderwijs-1.617884 (laatst geraadpleegd op 5-1-2017). ‘D66: ‘God zij met ons’ als randschrift euro past niet in deze tijd’, Trouw, 24 april 1997. Te vinden op: https://www.trouw.nl/home/d66-god-zij-met-ons-als-randschrift-euro-past-niet-in-deze- tijd~a3307192/ (laatst geraadpleegd op 9-1-2017). Dam, P. van, Staat van verzuiling. Over een Nederlandse mythe (Amsterdam 2011). Dijk, J. van, ‘SP over artikel 23’, z.d. Te vinden op: http://www.vrijheidvanonderwijs.nl/politiek.php?ID=7 (laatst geraadpleegd op 16-12-2016). Dool, P. van den, ‘Spies wil dit jaar geen einde maken aan weigerambtenaar’, NRC, 30 juli 2012. Te vinden op: https://www.nrc.nl/nieuws/2012/07/30/spies-wil-dit-jaar-geen-einde-maken-aan- weigerambtenaar-a1442832 (laatst geraadpleegd op 13-3-2017). Furseth, I. en P. Repstad, An Introduction to the Sociology of Religion. Classical and Contemporary Perspectives (Aldershot 2006). Geertz, C., The interpretation of cultures: selected essays (New York 1973). Halsema, F., ‘Godslastering’, z.d. Te vinden op: https://www.femkehalsema.nl/van-godslastering- naar-geloofsvrijheid/ (laatst geraadpleegd op 13-3-2017). Harris, S., The end of faith. Religion, terror, and the future of reason (New York en Londen 2004). Harris, S. en M. Nawaz, Islam and the future of tolerance: A dialogue (Cambridge en Londen 2015).

88

88

Heijnen, P., ‘Fenomeen ‘weigerambtenaar’ bijna geschiedenis’, 29 mei 2013. Te vinden op: http://pvda.nl/nieuws/fenomeen-weigerambtenaar-bijna-geschiedenis/ (laatst geraadpleegd op 16-2- 2017). Hitchens, C., God is not great. How religion poisons everything (New York en Boston 2007). Hooven, M. ten en T. de Wit (red.), Ongewenste Goden. De publieke rol van religie in Nederland (Amsterdam 2006). Juergensmeyer, M., Terror in the mind of God. The global rise of religious violence (Berkley, Los Angeles en Londen 2003). ‘Kamer stemt voor verbod op boerka’, Reformatorisch Dagblad, 21 december 2005. Te vinden op: http://www.rd.nl/vandaag/binnenland/kamer-stemt-voor-verbod-op-boerka-1.6636 (laatst geraadpleegd op 4-1-2017). Koser Kaya, F., ‘Initiatiefwetsvoorstel intrekken Zondagswet’, 6 maart 2016. Te vinden op: https://d66.nl/initiatiefwetsvoorstel- intrekken-zondagswet/ (laatst geraadpleegd op 13-3-2017). Kraaier, N., ‘Australische immigratiebeleid is hard en streng, maar helder’, Elsevier, 9 februari 2016. Te vinden op: http://www.elsevier.nl/buitenland/article/2016/02/australische- immigratiebeleid-is-hard-en-streng-maar-helder-2758707W/ (laatst geraadpleegd op 13-3-2017). Liere, L. van, ‘Teasing ‘Islam’: ‘Islam’ as the Other Side of ‘Tolerance’ in Contemporary Dutch Politics’, Journal of Contemporary Religion 29 (2014), 187-202. McCutcheon, R.T., Studying Religion. An Introduction (Londen en Oakville 2007). Mos, R. de, ‘Vrijheid door onderwijs’, z.d. Te vinden op: http://www.pvv.nl/index.php/component/content/article/30-publicaties/717-vrijheid-door- onderwijs.html (laatst geraadpleegd op 14-3-2017). Pape, R., Dying to win: the strategic logic of suicide terrorism (New York 2005). Pelgrim, C., ‘SGP-achterban: tóch aandacht voor homohuwelijk en doodstraf’, NRC, 5 januari 2017. Te vinden op https://www.nrc.nl/nieuws/2017/01/05/sgp-achterban-vestigt-toch-weer-aandacht-op- homohuwelijk-en-doodstraf-6034833-a1539891 (laatst geraadpleegd op 6-1-2017). ‘PVV wil bij wet van weigerambtenaar af’, Telegraaf, 25 september 2011. Te vinden op: http://www.telegraaf.nl/binnenland/article20204647.ece (laatst geraadpleegd op 4-1-2017). Rapley, T., Doing conversation, discourse and document analysis (Los Angeles 2007). Rijksoverheid, ‘Staatssecretaris Van Dam scherpt regels ritueel slachten aan’, 17 februari 2016. Te vinden op: http://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2016/02/17/staatsecretaris-van-dam-scherpt- regels-ritueel-slachten-aan (laatst geraadpleegd op 15-12-2016). ‘Schaf die Zondagswet toch af’, NRC, 6 november 2015. Te vinden op: https://www.nrc.nl/nieuws/2015/11/06/schaf-die-zondagswet-toch-af-1553079-a278722 (laatst geraadpleegd op 15-12-2016).

89

89

Spruyt, B., ‘Can’t We Discuss This? Liberalism and the Challenge of Islam in the Netherlands’, Orbis: A Journal of World Affairs 51 (2007), 313-329. Timmermans, S., ‘VVD tegen afschaffen weigerambtenaar; PVV niet’, Volkskrant, 15 november 2011. Te vinden op: http://www.volkskrant.nl/magazine/vvd-stemt-tegen-afschaffen- weigerambtenaar-pvv-niet~a3034460/ (laatst geraadpleegd op 11-1-2017). Vellenga, S., ‘Ritual Slaughter, Animal Welfare and the Freedom of Religion: A Critical Discourse Analysis of a Fierce Debate in the Dutch Lower House’, Journal of Religion in Europe 8 (2015), 210-234. Wever, R. de, ‘De wet op zondagsrust loopt gevaar – de rust zelf niet’, Trouw, 7 maart 2016. Te vinden op: https://www.trouw.nl/home/de-wet-op-zondagsrust-loopt-gevaar-de-rust-zelf- niet~abba5699/ (laatst geraadpleegd op 3-1-2017). Ypma, L., ‘Levensbeschouwelijk onderwijs op basisschool verzekeren’, 23 september 2014. Te vinden op: http://pvda.nl/nieuws/godsdienst-op-openbare-basisschool-verzekeren/ (laatst geraadpleegd op 15-12-2016).

Bronnen

Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal, Vergaderingnummer 96, 16 ‘Bedwelming bij ritueel slachten’, Vergaderjaar 2010-2011, 22 juni 2011. Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal, Vergaderingnummer 64, 9 ‘Verbod op godslastering’, Vergaderjaar 2012-2013, 20 maart 2013. Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal, Vergaderingnummer 41, 7 ‘Aanslag in Parijs’, Vergaderjaar 2014-2015, 14 januari 2015. Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal, Vergaderingnummer 27, 3 ‘ Aanslagen in Parijs’, Vergaderjaar 2015-2016, 19 november 2015. Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal, Vergaderingnummer 70, 28 ‘Aanslagen in Brussel’, Vergaderjaar 2015-2016, 29 maart 2016. Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal, Vergaderingnummer 74, 2 ‘Aanslagen in Brussel’, Vergaderjaar 2015-2016, 7 april 2016. Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal, Vergaderingnummer 74, 7 ‘Aanslagen in Brussel’, Vergaderjaar 2015-2016, 7 april 2016. Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal, Vergaderingnummer 26, 7 ‘Gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’, Vergaderjaar 2016-2017, 23 november 2016.

Europol (2016), European Union Terrorism Situation and Trend Report (TE-SAT) 2016.

90

90

Verkiezingsprogramma VVD 2017-2021, ‘Zeker Nederland’. Verkiezingsprogramma PvdA 2017-2021, ‘Verbonden Samenleving’. Verkiezingsprogramma SP 2017-2021, ‘Nu Wij’. Verkiezingsprogramma CDA 2017-2021, ‘Keuzes voor een beter Nederland’. Verkiezingsprogramma PVV 2017-2021, ‘Nederland weer van ons’. Verkiezingsprogramma D66 2017-2021, ‘Kansen voor iedereen’. Verkiezingsprogramma ChristenUnie 2017-2021, ‘Hoopvol Realistisch’. Verkiezingsprogramma GroenLinks 2017-2021, ‘Tijd voor verandering’. Verkiezingsprogramma SGP 2017-2021, ‘Stem vóór het leven’. Verkiezingsprogramma PvdD 2017-2021, ‘Plan B’. Verkiezingsprogramma VNL 2017-2021, ‘Voor Nederland’. Verkiezingsprogramma DENK 2017-2021, Denkend aan Nederland’.

91

91

Bijlage

Alle moties ingediend in het terrorismedebat, per partij:

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)

29754-332 Motie van het lid Zijlstra c.s. Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat Nederlanders naar Syrië afreizen om als lid van een terroristische organisatie deel te nemen aan de gewapende strijd en bij terugkeer een bedreiging vormen voor de Nederlandse veiligheid; overwegende dat dit onwenselijk is; overwegende dat het in het belang van de veiligheid van Nederland is om elke teruggekeerde jihadreiziger aan te houden, te verhoren en te vervolgen; overwegende dat de rechtsstaat erbij gebaat is, hiertoe in een solide juridische basis te voorzien; verzoekt de regering, het vrijwillig verblijf op door een terroristische organisatie gecontroleerd grondgebied strafbaar te stellen, behoudens uitzonderingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld journalisten, en gaat over tot de orde van de dag.

Zijlstra Van Haersma Buma Van der Staaij

29754-382 Motie van het lid Zijlstra c.s. Voorgesteld 7 april 2016

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat Nederlanders naar Syrië afreizen om als lid van een terroristische organisatie deel te nemen aan de gewapende strijd en bij terugkeer een bedreiging vormen voor de Nederlandse veiligheid; overwegende dat dit onwenselijk is; overwegende dat het in het belang van Nederland is om elke teruggekeerde jihadreiziger aan te

92

92 houden, te verhoren en te vervolgen; overwegende dat de rechtsstaat erbij gebaat is, hiertoe in een solide juridische basis te voorzien; verzoekt de regering, het vrijwillig verblijf op door een terroristische organisatie gecontroleerd grondgebied strafbaar te stellen, behoudens uitzonderingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld journalisten, en gaat over tot de orde van de dag.

Zijlstra Van Haersma Buma Van der Staaij

Partij van de Arbeid (PvdA)

29754-333 Motie van de leden Samsom en Zijlstra Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het onwenselijk is dat binnen de grenzen van de rechtstaat alle middelen worden ingezet ter bestrijding van radicalisering en terrorisme, waaronder begrepen de inzet van het strafrecht; overwegende dat het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld strafbaar is; constaterende dat het continu propageren van het gebruik van dodelijk geweld bijvoorbeeld op internetfora, thans onvoldoende door de overheid wordt bestreden; verzoekt de regering, meer prioriteit te geven aan de vervolging van het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld ter bestrijding van radicalisering en terrorisme en daartoe op korte termijn in overleg te treden met het Openbaar Ministerie, en gaat over tot de orde van de dag.

Samsom Zijlstra

29754-380 Motie van de leden Samsom en Pechtold Voorgesteld 7 april 2016

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat er binnen de EU brede steun bestaat voor plannen die moeten leiden tot betere

93

93 informatie-uitwisseling en samenwerking ter bestrijding van terrorisme en het voorkomen van radicalisering; van mening dat deze steun vertaald moet worden in onvoorwaardelijke en dwingende vormen van informatie-uitwisseling door politie en inlichtingendiensten; van mening dat politiediensten van de lidstaten van de EU verplicht moeten worden, gegevens te delen over potentiële terroristische dreigingen, bijvoorbeeld via een terrorismedesk van Europol; verzoekt de regering om, binnen het huidige voorzitterschap te komen met een voorstel tot onvoorwaardelijke en dwingende informatie-uitwisseling op het terrein van de politie en de inlichtingendiensten binnen de EU, en gaat over tot de orde van de dag.

Samsom Pechtold

Socialistische Partij (SP)

29754-336 Motie van het lid Roemer Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat ondanks alle oproepen om de terreurorganisatie financieel droog te leggen, IS grote sommen geld binnenkrijgt door oliehandel en geldstromen vanuit fundamentalistische financiers; roept de regering op om, alles in het werk te stellen om te garanderen dat onder de jurisdictie van Nederland en/of de Europese Unie vallende financiële instellingen op geen enkele wijze betrokken zijn of zullen worden bij het op welke wijze dan ook faciliteren van deze geldstromen; roept de Nederlandse regering voorts op om, in internationaal verband prioriteit te geven aan het afsnijden van de geldstromen naar en van IS om daarmee de financiële zuurstof voor zijn terroristische daden stop te zetten, en gaat over tot de orde van de dag.

Roemer

29754-337 Motie van de leden Roemer en Zijlstra Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging,

94

94

constaterende dat de AIVD salafisme ziet als een voedingsbodem voor jihadisme; verzoekt de regering, een lijst op te stellen van salafistische organisaties die in ons land actief zijn en deze lijst openbaar te maken, en gaat over tot de orde van de dag.

Roemer Zijlstra

Christen Democratisch Appèl (CDA)

29754-280 Motie van de leden Van Haersma Buma en Van der Staaij Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het in het belang van de veiligheid in Nederland noodzakelijk is om meer inzicht te hebben in vluchtgegevens teneinde uitreizende en terugkerende jihadstrijders intensief te kunnen monitoren; overwegende dat er in de Europese Raad momenteel actief stappen worden gezet om te komen tot een uniform uitwisselingssysteem van vluchtgegevens; verzoekt de regering, prioriteit te geven aan veiligheid en daarom actief mee te werken aan de oprichting van een Europese database en de uitwisseling van vluchtgegevens, en gaat over tot de orde van de dag.

Van Haersma Buma Van der Staaij

29754-329 Motie van het lid Van Haersma Buma Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de Minister-President heeft gezegd dat Nederland in oorlog is met IS; constaterende dat het gebruik van deze term consequenties heeft; verzoekt de regering, binnen een week de Kamer te informeren welke gevolgen deze verklaring heeft voor:

95

95

• het optreden van Nederland in Syrië om IS te bestrijden; • de aanpak van teruggekeerde IS-strijders met wie Nederland in oorlog is; • de gevolgen voor de defensiebegroting en andere begrotingen; • het bewaken van de grenzen van Nederland en Europa, en gaat over tot de orde van de dag.

Van Haersma Buma

29754-376 Motie van het lid Van Haersma Buma c.s. Voorgesteld 7 april 2016

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de Minister van Veiligheid en Justitie zich tot op heden onvoldoende proactief, alert en assertief heeft opgesteld; overwegende dat de ernst van de terreurdreiging een voortvarender aanpak vereist; overwegende dat de politie 300 miljoen euro tekort komt om op zijn minst op sterkte te blijven; overwegende dat de hele keten van terreurbestrijding, zoals de DSI, Defensie – met name de Koninklijke Marechaussee – en het Openbaar Ministerie, met onverantwoorde capaciteitstekorten kampt; verzoekt de regering, uiterlijk 1 mei aan te geven hoe in de Voorjaarsnota zal worden voorzien in het dichten van de capacitaire gaten en hoe de internationale samenwerking bij de gegevensuitwisseling en -analyse zal worden versterkt, en gaat over tot de orde van de dag.

Van Haersma Buma Pechtold Segers Van der Staaij

Partij voor de Vrijheid (PVV)

29754-277 Motie van de leden Wilders en De Graaf Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, spreekt uit dat de oorzaak van het islamitisch terrorisme de islam is;

96

96 van mening dat de islam niet bij Nederland hoort; verzoekt de regering, Nederland te de-islamiseren, en gaat over tot de orde van de dag.

Wilders De Graaf

29754-278 Motie van de leden Wilders en Helder Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering om, jihadisten die Nederland verlaten om voor de islam te vechten, te laten vertrekken en te denaturaliseren en er middels het opzeggen van het Schengenverdrag en het instellen van grenscontroles voor te zorgen dat ze ons land nooit meer binnenkomen, en gaat over tot de orde van de dag.

Wilders Helder

29754-279 Motie van de leden Wilders en Helder Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, verzoekt de regering, het leger/de marechaussee in te zetten om stations, straten, winkelcentra en andere kwetsbare openbare plekken in Nederland te beveiligen, en gaat over tot de orde van de dag.

Wilders Helder

29754-328 Motie van het lid Wilders Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging,

97

97

zegt het vertrouwen in het kabinet op, en gaat over tot de orde van de dag.

Wilders

29754-375 Motie van het lid Wilders Voorgesteld 7 april 2016

De Kamer, gehoord de beraadslaging, zegt het vertrouwen in de Minister van Veiligheid en Justitie op, en gaat over tot de orde van de dag.

Wilders

Democraten '66 (D66)

29754-283 Motie van het lid Pechtold c.s. Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat het werk van de veiligheidsdiensten een belangrijke bijdrage is in de bescherming van de vrijheden in ons land; overwegende dat de toename van jihadgangers en hun mogelijke terugkeer kan leiden tot knellende capaciteit bij de veiligheidsdiensten; verzoekt de regering, de veiligheidsdiensten de capaciteit en financiën te geven om ook in geval van een plotselinge toename van het aantal terugkerende jihadgangers het werk te kunnen doen dat nodig is en de Kamer over de uitkomst daarvan voor de behandeling van de Voorjaarsnota te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.

Pechtold Slob Van der Staaij

98

98

ChristenUnie (CU)

29754-282 Motie van de leden Slob en Van der Staaij Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat Joodse instellingen in Nederland helaas permanent beveiliging nodig hebben; overwegende dat dit ondanks een eerste bijdrage op rijksniveau nog steeds onevenredig hoge beveiligingskosten met zich meebrengt voor de Joodse gemeenschap; verzoekt de regering, in overleg te gaan met de Joodse gemeenschap in Nederland en afspraken te maken voor een meer substantiële financiering van de beveiliging van Joodse instellingen en de Kamer over de uitkomst daarvan voor de behandeling van de Voorjaarsnota te informeren, en gaat over tot de orde van de dag.

Slob Van der Staaij

29754-330 Motie van het lid Segers c.s. Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het wenselijk is dat vaste specialisten en teams bij de Nationale Politie duurzame kennis en kunde opbouwen over radicalisering; verzoekt de regering, de strijd tegen radicalisering en terrorisme structureel te borgen bij de Nationale Politie, en gaat over tot de orde van de dag.

Segers Zijlstra Van der Staaij Samsom Van Haersma Buma Klaver Pechtold Roemer

29754-331

99

99

Motie van de leden Segers en Samsom Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat op de lokale aanpak van radicalisering fors is bezuinigd in de jaren voor 2013; constaterende dat in verschillende steden deze aanpak deels is hersteld, zoals in Utrecht met het actieprogramma «Utrecht zijn we samen»; constaterende dat daaruit blijkt dat voor een effectieve aanpak van radicalisering een integrale benadering nodig is met vaste teams van wijkagenten, reclassering, jeugdwerk, buurtwerk en ggz, waarbij gericht wordt geïnvesteerd in: • financiële en organisatorische mogelijkheden voor de betrokken organisaties om aan deze teams bij te dragen; • duurzame beschikbaarheid en opleiding van alle betrokkenen in deze teams; • beschikbaarheid van buurt- en jeugdwerkers met kennis en kunde en een breed netwerk in de risicowijken; • de beschikbaarheid van een wijkagent in iedere wijk volgens de wettelijke norm; • samenwerking met inlichtingendiensten door onder andere het deels vrijstellen van wijkagenten om inlichtingenwerk te kunnen doen; • ondersteuning vanuit de gemeente door ter zake kundige ambtenaren; verzoekt de regering, bij besteding van middelen prioriteit te geven aan investeringen in een effectieve aanpak van radicalisering door professionals die in de wijken zelf werkzaam zijn, naar het voorbeeld van Utrecht, en gaat over tot de orde van de dag.

Segers Samsom

29754-377 Motie van het lid Segers Voorgesteld 7 april 2016

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat bij een vreemdelingenrechtelijke uitzetting vanuit Turkije de kans groot is dat er sprake is van een uitreiziger of iemand met een voornemen om uit te reizen naar IS-gebied; verzoekt de regering om, iedereen die formeel wordt uitgezet vanuit Turkije te registreren, te verhoren en te onderzoeken en daarbij navraag bij Turkije te doen, en gaat over tot de orde van de dag.

Segers

100

100

29754-378 Motie van de leden Segers en Zijlstra Voorgesteld 7 april 2016

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat Nederland sinds enige tijd een exitfaciliteit heeft voor geradicaliseerden; overwegende dat professionals zich blijkens de studie «Na de vrijlating» zorgen maken over de vrijblijvendheid van re-integratietrajecten voor geradicaliseerden; overwegende dat het wenselijk is dat uitreizigers deelnemen aan een deradicaliseringsprogramma; verzoekt de regering, te onderzoeken welke maatregelen kunnen worden genomen om ervoor te zorgen dat er bij vervolging voor terrorisme zoveel mogelijk ook een deradicaliseringsprogramma kan worden opgelegd, en gaat over tot de orde van de dag.

Segers Zijlstra

29754-379 Motie van de leden Segers en Samsom Voorgesteld 7 april 2016

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het wenselijk is dat alle strafrechtelijke middelen worden ingezet om teruggekeerde jihadstrijders verantwoordelijk te stellen voor hun bijdrage aan de gewapende jihad; constaterende dat de wettelijke mogelijkheden voor voorlopige hechtenis bij terroristische misdrijven reeds zijn verruimd; constaterende dat er op grond van recente jurisprudentie tegen terugkeerders vrij snel een redelijke verdenking kan bestaan die aanleiding geeft tot voorlopige hechtenis; constaterende dat de mogelijkheid in artikel 67, lid 4, Sv om bij terroristische misdrijven sneller te besluiten tot voorlopige hechtenis, beperkt is tot de eerste veertien dagen van voorlopige hechtenis; spreekt uit dat administratieve detentie zonder tussenkomst van de rechter onwenselijk is; verzoekt de regering om, de bestaande mogelijkheden voor voorlopige hechtenis van terugkeerders te inventariseren en indien nodig met voorstellen te komen voor verdere verruiming van de mogelijkheden daartoe, met als uitgangspunt dat voorlopige hechtenis altijd plaatsvindt in het kader van een strafrechtelijk proces en door een rechter regelmatig getoetst wordt;

101

101

verzoekt de regering voorts, daarbij in ieder geval ter realisatie van hetgeen is overwogen, te inventariseren of de reikwijdte van artikel 67, lid 4, Sv moet worden uitgebreid naar andere fasen van voorlopige hechtenis, en gaat over tot de orde van de dag.

Segers Samsom

Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP)

29754-281 Motie van het lid Van der Staaij c.s. Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat het Openbaar Ministerie snel en adequaat moet kunnen optreden in het opsporen en vervolgen van verdachten in het kader van jihadistische terreur; overwegende dat voor de komende jaren extra geld is vrijgemaakt voor het Openbaar Ministerie; verzoekt de regering, indien nodig dit geld eerder te beschikking te stellen om zo snel mogelijk landsdekkend te kunnen optreden, en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij Slob Pechtold

29754-334 Motie van het lid van der Staaij c.s. Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat in artikel 38a van de Politiewet 2012 is verankerd dat er op elke 5.000 inwoners ten minste één wijkagent dient te zijn; constaterende dat deze norm voor wijkagenten lang niet overal gehaald wordt, terwijl die wel van groot belang is voor de preventie van onder meer terroristische misdrijven; van mening dat het van belang is dat er aandacht is voor de relatie tussen gemeentebestuur en wijkagenten en hun preventieve rol bij de bestrijding van terrorisme;

102

102

verzoekt de regering, te waarborgen dat zo spoedig mogelijk: • de wettelijke norm voor wijkagenten wordt uitgevoerd; • de ruimte voor wijkagenten om daadwerkelijk in hun wijk bezig te zijn voor het realiseren van de lokale veiligheidsdoelen in de praktijk is gewaarborgd; verzoekt de regering tevens, te onderzoeken hoe de rol en informatiepositie van de wijkagent in de strijd tegen terrorisme kan worden versterkt, en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij Segers Samsom Zijlstra Van Haersma Buma Roemer Pechtold Klaver

29754-381 Motie van het lid Van der Staaij c.s. Voorgesteld 7 april 2016

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de Politiewet 2012 definieert dat de wijkagent als onderdeel van een basisteam ten behoeve van een gemeente beschikbaar is voor de uitvoering van de politietaak; constaterende dat wet en wetsgeschiedenis duidelijk maken dat het aantal wijkagenten een wettelijk minimum per gemeente en gemeentelijke capaciteit is, en dat dit niet afhankelijk dient te zijn van getouwtrek binnen de regio; constaterende dat de regioburgemeesters aangeven dat voor de strijd tegen terrorisme extra capaciteit nodig is, zonder dat dit ten koste gaat van het handhaven van de wettelijke norm; verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat iedere gemeente ten behoeve van de lokale prioriteiten de beschikking heeft over het wettelijk gegarandeerde aantal wijkagenten en dat de in verband met terroristische dreiging benodigde extra capaciteit in de ene wijk niet ten koste mag gaan van de wijkagenten elders, hierover in overleg te treden met de regioburgemeesters en de Kamer uiterlijk 1 juni te informeren hoe de wettelijke norm wordt gegarandeerd en te bezien welke mogelijkheden er zijn om extra capaciteit te bieden in wijken met complexe problemen, en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij Van Haersma Buma Roemer Segers Pechtold

103

103

VoorNederland (VNL)

29754-275 Motie van het lid van Klaveren Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat teruggekeerde jihadisten op dit moment vrij rondlopen in Nederland; overwegende dat alles in het werk moet worden gesteld om terreuraanslagen te voorkomen; verzoekt de regering om, zo snel mogelijk administratieve detentie mogelijk te maken zodat deze jihadisten kunnen worden opgepakt en vastgezet, en gaat over tot de orde van de dag.

Van Klaveren

29754-276 Motie van de leden Van Klaveren en Van Vliet Voorgesteld 14 januari 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de dreiging van een aanslag in Nederland groot is en de capaciteit van onze inlichtingendiensten fors moet worden uitgebreid; constaterende dat het juridisch niet-verplichte deel van de begroting voor ontwikkelingshulp hiervoor aangewend kan worden; verzoekt de regering om, zo snel mogelijk het budget van onze inlichtingendiensten te verdubbelen, en gaat over tot de orde van de dag.

Van Klaveren Van Vliet

29754-338 Motie van het lid Bontes Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer,

104

104 gehoord de beraadslaging, constaterende dat er de afgelopen periode verschillende geweldpredikers tot ons land zijn toegelaten; overwegende dat het islamitisch extremisme maximaal moet worden bestreden; overwegende dat het toelaten van geweldpredikers hier haaks op staat en een gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid; verzoekt de regering, geweldpredikers te allen tijde de toegang tot ons land te weigeren, en gaat over tot de orde van de dag.

Bontes

34300V-39 Motie van het lid Bontes Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat Nederland in oorlog is met IS; verzoekt de regering, zo snel mogelijk de militaire inzet tegen IS uit te breiden naar Syrië; verzoekt de regering, middelen vrij te maken om de militaire inzet tegen IS op te voeren, en gaat over tot de orde van de dag.

Bontes

DENK

29754-335 Motie van het lid Kuzu Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de regering met een omvangrijk Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme werkt; constaterende dat alle vormen van terreur onze vrije samenleving ondermijnen; overwegende dat alle vormen van extremisme bestreden moeten worden en dat een eenzijdige aanpak alleen niet werkt; verzoekt de regering om, ook met een actieprogramma integrale aanpak rechts-extremisme te

105

105 komen, zodat beide uitersten worden bestreden, en gaat over tot de orde van de dag.

Kuzu

34300V-38 Motie van het lid Kuzu Voorgesteld 19 november 2015

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de zogenaamde «Islamitische Staat» niet te verenigen is met de islam en een zeer ongepaste en misplaatste benaming is voor de contraproductieve terroristische guerrilla in het Midden-Oosten; constaterende dat leiders zoals Obama, Hollande en Cameron deze terroristische organisatie inmiddels «Daesh» noemen, een Arabische afkorting; constaterende dat dit een positieve invloed zal hebben op de beeldvorming over moslims die niets met deze terroristische organisatie te maken hebben en te maken willen hebben; verzoekt de regering, voortaan in overheidsuitingen de term «Daesh» te gebruiken in plaats van termen zoals «Islamitische Staat», «IS», «ISIS» of «ISIL», en gaat over tot de orde van de dag.

Kuzu