Religieus Geweld? Religie En Terrorisme in De Tweede Kamer
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Universiteit van Amsterdam Religieus geweld? Religie en terrorisme in de Tweede Kamer: een discoursanalyse Naam: Datum: 20 maart 2017 Begeleider: Faculteit: Geesteswetenschappen (FGw) Opleiding: Master Religiewetenschappen Programma: Religie en Identiteit in de Moderne Wereld Inhoud Inleiding……………………………………………………………………………………….. 2 1. Religie en geweld…………………………………………………………………………... 7 1.1 Wetenschappelijk debat…………………………………………………………… 7 1.2 Definities van religie………………………………………………………………. 18 2. Religie in de Tweede Kamer……………………………………………………………….. 23 2.1 Inleiding op de debatten………………………………………………………….. 23 2.2 Historische context……………………………………………………………….. 25 2.3 Politiek debat……………………………………………………………………... 28 2.4 Concluderende opmerking………………………………………………………... 68 3. Discoursanalyse……………………………………………………………………………. 69 3.1 Wetenschappelijke stromingen…………………………………………………… 69 3.2 Discoursanalyse…………………………………………………………………... 70 3.3 Algemene houding tot religie……………………………………………………... 79 Conclusie……………………………………………………………………………………... 80 Literatuurlijst…………………………………………………………………………………. 87 Bijlage ………………………………………………………………………………………... 91 2 2 Inleiding “De onwettige moord van één man door een tiran is verderfelijker dan de dood van duizenden door de pest, hongersnood of enig blind toeslaande calamiteit.” – David Hume Op vrijdag 3 oktober 2014 waren acteur Ben Affleck en neurowetenschapper Sam Harris te gast bij ‘Real Time with Bill Maher’, een politiek praatprogramma op HBO gepresenteerd door komiek Bill Maher. Het onderwerp was de Islamitische Staat (IS) en radicale islam, en Harris bekritiseerde de manier waarop liberalen en progressieven omgaan met bepaalde problemen die zich afspelen in de moslimwereld, waaronder (een gebrek aan) vrijheden voor vrouwen, homo’s en “free thinkers”. Harris voegde daar aan toe: “We have been sold this meme of Islamophobia, where criticism of the religion gets conflated with bigotry towards Muslims as people. It’s intellectually ridiculous.” Affleck beschuldigde Harris (en Maher) hierom meerdere malen van racisme. Verschillende media steunden Affleck in zijn beschuldiging, onder meer The Guardian en The Huffington Post. Ik vond het opmerkelijk dat progressief-liberale media en personen zich verdedigend opstelden wanneer het op godsdienst aankwam. Godsdiensten, in ieder geval de monotheïstische, worden in progressief- liberale kringen over het algemeen beschouwd als archaïsch, autoritair, conservatief en intolerant, allemaal waarden die haaks staan op liberale ideeën. In het Nederlandse publieke debat begon ik hetzelfde verschijnsel op te merken: progressieve en liberale personen die zich verdedigend opstelden wanneer er religiekritisch werd gesproken, islamkritisch meer specifiek. Een goed voorbeeld hiervan is de reactie van misdaadverslaggever Peter R. de Vries tijdens een uitzending van “Jouw vrijheid, mijn vrijheid” op 22 januari 2015, naar aanleiding van de aanslag op het satirische tijdschrift Charlie Hebdo: “Ik vind het verschrikkelijk dat die mensen zijn doodgeschoten, maar ik vind ook niet dat er veel rechtvaardiging is voor het ridiculiseren van een godsdienst en dat is wat ze stelselmatig hebben gedaan. En ik vind dat heel veel cartoonisten hun vrijheid misbruiken door tekeningen te maken die niet uitstijgen boven het niveau van ‘je moeder is een hoer’, want daar komt het op neer.” Deze en andere reacties laten zien dat het publieke debat over de islam en radicalisme verdeeld is, in Nederland en daarbuiten. Maar hoe komt het dat anderszins progressieve personen zo fel reageren als er kritiek wordt geleverd op iets wat doorgaans beschouwd wordt als conservatief, namelijk religie? En als het publieke debat al zo verdeelt is, hoe zit het dan met het politieke debat? Zijn de meningen in de Tweede Kamer net zo uiteenlopend als in het publieke debat? Vrijwel iedereen is bekend met de mening van de PVV over islamitisch terrorisme, maar hoe zit het met de andere partijen? 3 3 Na de aanslag op het hoofdkantoor van Charlie Hebdo en een joodse supermarkt in Parijs, in januari 2015, werd er een plenair debat gehouden in de Tweede Kamer. Er werd gesproken over de impact van de aanslag, mogelijke oorzaken en oplossingen en hoe de samenleving het beste om zou kunnen gaan met de gevolgen van de aanslag. De zo’n veertig minuten durende bijdrage van Geert Wilders verscheen online en ik heb er met veel interesse naar geluisterd. Ik begon me echter af te vragen hoe de sprekers van andere partijen gereageerd hebben op deze en andere aanslagen. Op de site van de Tweede Kamer waren er drie debatten met hetzelfde onderwerp te vinden: religieuze terreur in Europa. Deze debatten speelden zich grofweg binnen een jaar af en ik vroeg me af of de retoriek en argumentatie van verschillende partijen in de loop van de tijd zou veranderen, of juist niet. Met deze drie debatten als kern van het onderzoek wil ik nagaan wat voor argumentatie er gebruikt wordt in de Tweede Kamer wanneer er gesproken wordt over dodelijk, religieus geweld. En hoe verhoudt de retoriek die gebruikt wordt in de Tweede Kamer zich tot het wetenschappelijke debat? Ontlenen partijen en Kamerleden argumenten en redeneringen aan wetenschappers en auteurs? En hoe benadert de Tweede Kamer godsdienstige wetten, regels en praktijken in het algemeen? Zijn conservatieve partijen over het algemeen voor het behouden van religieuze fatsoensnormen en progressieve partijen tegen? Is er een scheidslijn aanwezig tussen de manier waarop rechts/conservatieve partijen omgaan met religieus terrorisme en de manier waarop progressief/liberale partijen dat doen? Wordt een relatie tussen religie en de aanslagen ontkend of bevestigd? Welke factoren voor radicalisme en extremisme worden er in de Kamerdebatten aangehaald? Het debat over de islam en terroristisch geweld is geen onbelangrijk debat. De islam is al langere tijd het onderwerp van een gevoelige en polariserende publieke discussie. Volgens de assistent-professor aan het Departement van Filosofie en Religiestudies van de Universiteit van Utrecht, Lucien van Liere, wordt de islam al voor een lange tijd weggezet als een intolerante godsdienst die niet past in onze liberale samenleving.1 Al sinds de jaren tachtig wordt de islam negatief ‘geframed’ door politieke figuren als Hans Janmaat, Frits Bolkenstein, Paul Scheffer en Pim Fortuyn. Bart Jan Spruyt, van de conservatieve denktank De Edmund Burke Stichting, bekritiseert juist de parallelle samenleving die zich vormt in Nederland en de relativistische reacties vanuit de politiek daarop.2 Het debat over de islam – en vooral over de relatie tussen de islam en terrorisme – is uiteenlopend en de gemoederen kunnen erg hoog oplopen. Een berucht dieptepunt werd bereikt in de Linaeusstraat in Amsterdam Oost op 2 november 2004: terrorist Mohammed Bouyeri van de Hofstadgroep vermoordde cineast en islamcriticus Theo van Gogh. In een debat dat 1 L. van Liere, ‘Teasing ‘Islam’: ‘Islam’ as the Other Side of Tolerance in Contemporary Dutch Politics’, Journal of Contemporary Religion 29 (2014), 187-202. 2 B. Spruyt, ‘Can’t We Discuss This? Liberalism and the Challenge of Islam in the Netherlands’, Orbis: A Journal of World Affairs 51 (2007), 313-329. 4 4 zo polariserend en uiteenlopend is, is het belangrijk het hoofd koel te houden en ruimte te bieden aan gematigde stemmen van beide kanten. Door een overzicht en analyse te bieden van het debat dat in de wetenschap en de Nederlandse politiek wordt gevoerd wil ik die publieke discussie toegankelijk maken voor deze gematigde stemmen. Daarnaast wil ik incorrecte, misleidende en obscurantistische retoriek en argumentatie blootleggen voor kritiek. Dit is geen discussie zonder verregaande consequenties, juiste analyses van het probleem zijn daarom cruciaal. Het is een complex debat met vele valkuilen, het belangrijk dat politici en het publiek hierop gewezen worden. Een parlementair debat kent verschillende discoursen, dat wil zeggen verschillende redevoeringen of vertogen. Maarten A. Hajer beschrijft een discours als: “a specific ensemble of ideas, concepts, and categories that are produced, reproduced, and transformed in a particular set of practices and through which meaning is given to physical, social and mental realities.”3 Om de verschillende discoursen in het politieke debat uiteen te zetten voer ik een discoursanalyse uit volgens Rapley (2007). Een discoursanalyse begint met het verzamelen van te analyseren documenten. Centraal in dit onderzoek staan drie plenaire debatten gevoerd in de Tweede Kamer: het Kamerdebat op 14 januari 2015 naar aanleiding van de aanslag op Charlie Hebdo en de joodse supermarkt; het Kamerdebat op 19 november 2015 naar aanleiding van de aanslagen in Parijs op 13 november; en het Kamerdebat op 29 maart (eerste termijn inbreng) en 7 april (tweede termijn inbreng) naar aanleiding van de aanslagen in Brussel op 22 maart 2016. Video-opnamen van deze en andere debatten zijn te vinden op de website van de Tweede Kamer.4 Rapley gaat in op hoe je video analyseert, maar transcriberen was niet nodig: de officiële handelingen van elk debat staan ook online. De site van de Tweede Kamer verwijst naar een website waar alle definitieve parlementaire publicaties worden geplaatst.5 Na het bekijken en herbekijken van de opnames van de debatten en na het lezen en herlezen van de handelingen kon ik beginnen met coderen en analyseren. Hierbij lette ik vooral op ‘key incidents’, die Rapley omschrijft als “Those incredibly memorable odd moments or extreme cases...”6. Ook belangrijk waren de ‘deviant cases’, momenten in de tekst die de initiële