Voortzetting Behandeling
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Tweede Kamer, 12e vergadering Donderdag 8 oktober 2020 • Aanvang 10:15 uur • Sluiting 17:33 uur • Status Ongecorrigeerd Opening Voorzitter: Arib Aanwezig zijn 114 leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Alkaya, Amhaouch, Arib, Azarkan, Baudet, Becker, Belhaj, Van den Berg, Van den Berge, Van Beukering-Huijbregts, Bisschop, Bolkestein, Van den Bosch, Bosman, Bouali, Van Brenk, Bromet, Bruins, Buitenweg, Van Dam, Diertens, Tony van Dijck, Emiel van Dijk, Gijs van Dijk, Dijkhoff, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Van Eijs, El Yassini, Ellemeet, Van Esch, Fritsma, Futselaar, Geluk-Poortvliet, Van Gerven, Geurts, De Graaf, Van der Graaf, Groothuizen, Van Haga, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Van Helvert, Hermans, Hijink, Van den Hul, Jansen, Jetten, De Jong, Karabulut, Van Kent, Kerstens, Klaver, Koerhuis, Koopmans, Van Kooten- Arissen, Kröger, Krol, Kuik, Kuiken, Kuzu, Kwint, Laan-Geselschap, Laçin, Van der Lee, Leijten, Van der Linde, Lodders, Madlener, Marijnissen, Markuszower, Van Meenen, Middendorp, Van der Molen, Agnes Mulder, Edgar Mulder, Van den Nieuwenhuijzen, Nijboer, Van Ojik, Omtzigt, Van Otterloo, Özütok, Palland, Paternotte, Peters, Postma, Van Raan, Raemakers, Renkema, Rog, Schonis, Segers, Sjoerdsma, Slootweg, Sneller, Snels, Snoeren, Van der Staaij, Stoffer, Tellegen, Terpstra, Van Toorenburg, Veldman, Voordewind, Aukje de Vries, Wassenberg, Van Weerdenburg, Westerveld, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wörsdörfer en Ziengs, en de heer Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid, de heer De Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De voorzitter: Ik open de vergadering van 8 oktober 2020. Tijdelijke wet maatregelen covid-19 Tijdelijke wet maatregelen covid-19 Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: • het wetsvoorstel Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19) (35526). (Zie vergadering van 7 oktober 2020.) De voorzitter: Dan is nu aan de orde de behandeling van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, Kamerstuk 35526. Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom. Ik heet natuurlijk ook de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune van harte welkom. Gisteren hebben wij de eerste termijn van de zijde van de Kamer gehad en vandaag is de regering aan de beurt. De algemene beraadslaging wordt hervat. De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister van VWS. Minister De Jonge: Dank, voorzitter. Dank ook aan alle leden voor hun uitvoerige, grondige en degelijke inbreng gisteren bij de behandeling in eerste termijn van de kant van de Kamer. Dank ook voor de voorstellen ter verbetering van het voorliggende wetsvoorstel, want dat zijn er best wat. Wij zullen daar uitvoerig bij stil gaan staan. Bij de reactie van het kabinet hanteren we daarbij de volgende taakverdeling. Collega Ollongren zal met name ingaan op de grondrechtelijke aspecten en de bestuurlijke verhoudingen, de relatie met de gemeenten. Collega Grapperhaus zal met name ingaan op de handhaving, op de relatie met de veiligheidsregio's, op de relatie met de kerken en op de godsdienstige aspecten. Zelf zal ik met name ingaan op de parlementaire betrokkenheid, op de inhoud van de wet, op de openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, en daarnaast nog op een enkele overige vraag. Maar staat u mij eerst toe, voorzitter, om een aantal inleidende opmerkingen vooraf te maken. We bespreken dit wetsvoorstel tegen de achtergrond van oplopende besmettingen, oplopende ziekenhuisopnames, oplopende zorgen of we die tweede golf tijdig zullen breken. Dat nare virus heeft ons nu al een halfjaar in de greep. Veel van uw leden hebben dat gisteren ook gememoreerd. En het zal ons de komende tijd, het komende halfjaar, het komende jaar — wie het weet mag het zeggen — in de greep houden. En hoe bemoedigend ook de steeds beter wordende behandelingen zijn — natuurlijk is dat zo — kan het risico om ziek te worden, heel erg ziek zelfs met mogelijk een fatale afloop, ons allemaal treffen. En hoe bemoedigend het ook is om de voortgang te zien ten aanzien van de vaccins, blijft vaccinatie voorlopig met veel onzekerheden omgeven. Ook als we de eerste vaccins geleverd krijgen — laten we hopen in de eerste maanden van volgend jaar — dan nog zal het een lange tijd duren voordat de vaccinatie daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en we als samenleving echt beschermd zijn. Dat betekent dat we nog een tijd met maatregelen geconfronteerd zullen zijn die ons belemmeren in onze vrijheden. Maatregelen die raken aan wat het leven nu juist zo de moeite waard maakt, aan contact, aan nabijheid, aan samenzijn. We bespreken dit wetsvoorstel dus ook tegen de achtergrond van de zorgen over die maatregelen zelf. Zijn ze niet te ingrijpend, worden onze rechten niet te zeer ingeperkt? In die zin is het ook wel te begrijpen dat het wetsvoorstel zoals dat voorligt nogal wat stof tot discussie heeft gegeven: binnen en buiten deze Kamer, opinieartikelen in de krant, veel berichten op social media, demonstraties zelfs. Er zijn veel zorgen over de nieuwe wet en daarom is het belangrijk — en veel van uw leden hebben dat gisteren onderstreept — om heel precies te zijn in waar deze wet nou wel over gaat en waar deze wet niet over gaat, wat het waarom is van dit wetsvoorstel. Het is goed dat dit wetsvoorstel een heel grondige behandeling krijgt. De wet die nu voorligt, is al sterk verbeterd ten opzichte van de allereerste versie die in consultatie is gegaan. Misschien is het goed om daar gelijk maar iets over te zeggen, want daar is een aantal vragen over gesteld. De heer Van der Staaij heeft gezegd dat hij zich geërgerd heeft aan de manier waarop dat ging, want de manier waarop dat ging heeft nou juist gemaakt dat de discussie zo hoog is opgelopen. Ik meen dat de heer Hijink daar ook op wees en anderen hebben daar ook op gewezen. Ik zie dat ook wel. Terugkijkend zou je kunnen zeggen: hadden wij dat dan anders moeten doen? Dat wij een wet eerst in consultatie brengen voordat we die afronden en naar de Raad van State sturen, en dat een wet weer wordt aangepast nadat die terugkomt van de Raad van State voordat die naar de Kamer gaat, is gewoon de geëigende manier waarop we tot wetgeving komen. Wat wij in dit geval alleen beter hadden moeten doen, is meer tijd nemen voor die consultatiefase. Die fase hadden wij eigenlijk via een reguliere internetconsultatie moeten doen. Als wij dat hadden gedaan, had iedereen ook gewoon mee kunnen lezen. Het is waar wat de heer Van der Staaij en ik meen ook de heer Veldman zeiden: de discussie over het wetsvoorstel is gestart, in elk geval de maatschappelijke discussie, langs de lijn van reacties van anderen, zonder dat men het oorspronkelijke wetsvoorstel kende. Dat is onhandig geweest. Ik zeg dit niet zozeer als excuus, maar misschien meer als verklaring van de manier waarom het nou zo ging in die periode. Wij hadden in de Kamer al een tijdje de discussie over de wettelijke grondslag van de maatregelen zoals wij die treffen. Het is op zichzelf genomen begrijpelijk dat het kabinet maatregelen treft zoals we die nemen, namelijk op grond van de Wpg, met name artikel 7, de aanwijzingsbevoegdheid, en op grond van de Wet veiligheidsregio's, via noodverordeningen. Dat is op zich allemaal begrijpelijk binnen een korte fase, als de crisis kort duurt. Maar toen de Wpg werd gemaakt, hebben wij, en onze voorgangers, met elkaar niet kunnen voorzien dat wij in deze fase terecht zouden komen. Maatregelen die voor een langere periode onze rechten beperken, verdienen wel een daadwerkelijk wettelijke basis. Dat was een gevoelen in een motie van ik meen de heer Van der Staaij en de heer Jetten. Vervolgens is voorlichting gevraagd aan de Raad van State. Die kwam eigenlijk tot hetzelfde oordeel: begrijpelijk hoe het kabinet heeft geopereerd in de afgelopen periode, maar naar de toekomende tijd zou er eigenlijk een ander fundament onder moeten worden gelegd. Zo hebben wij ook geopereerd. Wij hebben toen gemeend dat ook snel te moeten doen. Ik denk dat wij toen hadden moeten zeggen: nee, als wij dat doen, moeten wij ook de tijd nemen voor het maatschappelijke debat dat daarbij past. Ik denk dat wij ons dat onvoldoende gegund hebben. De voorzitter: U krijgt zo het woord, meneer Markuszower, en dan de heer Hijink. Maar u was bezig met een inleiding. Minister De Jonge: Ja, ik had nog even het waarom van de wet willen onderstrepen en ook wat de wet daadwerkelijk regelt. Maar het is aan u om te zeggen: doe dat nou eerst voordat we aan interrupties beginnen. De voorzitter: Nou, dan ga ik naar de heer Markuszower. De heer Markuszower (PVV): Ik heb juist een vraag over de inleiding van de minister, waar toch een stukje reflectie in zit. Misschien kan de minister ook nog andere aspecten in die reflectie meenemen. De aanloop van de wet — de minister heeft het eigenlijk al gezegd — heeft geleid tot verschrikkelijk veel maatschappelijke onrust. Kijk, de PVV is tegen deze wet. Minister De Jonge: Dat heb ik vernomen, ja. De heer Markuszower (PVV): De minister is in eerste instantie gekomen met een disproportionele wilde wet, die in feite de minister ging kronen tot een soort keizer. Het resultaat is dat mevrouw Buitenweg en andere Kamerleden de minister eigenlijk weer hebben gereduceerd tot een soldaat tweede klas. Kan de minister reflecteren over de afgelopen periode, nog meer over zijn eigen rol daarin en ook over de uitkomst en de kwalificaties die ik er net aan gaf? Minister De Jonge: Ik denk dat ik, zeker als ik die kwalificaties zo hoor, heel duidelijk zou willen zeggen dat het goed is, zeker als de maatschappelijke zorgen groot zijn, om ook heel precies te zijn over het waarom van de wet en ook wat die wet dan exact regelt.