Jan van Bruggen en Maria Wilhelmina Grobben, mijn Hollandse Bompa en Bomma Luister niet naar mijn woorden, maar kijk naar mijn daden.

Mijn Hollandse grootvader Jan van Bruggen Het was beslist geen brok romantiek, maar keihar- (1875-1950) werd geboren te Strijensas, in de de en zware arbeid. , provincie Zuid-Holland. Griendwerk werd geleerd in de praktijk en de eer- Jan van Bruggen was de zoon van Dirk van Brug- ste beginselen werden bijgebracht door ervaren gen (1844-1921) en Francina Jonas (1844-1926), mensen, vader, andere familieleden of goede ken- een telg uit een groot gezin (7 levend geboren kin- nissen. De rietsnijder moest niet alleen weten hoe deren) van arme landarbeiders, die tijdens de lan- gesneden moest worden, maar vooral ook het ge winterperioden zonder inkomen zaten en schoonmaken, opbossen en het schelven waren noodgedwongen riet gingen kappen. Elk jaar op 1 belangrijk voor een vakbekwaam werker.” mei konden de arbeiders pas weer aan de slag op ... het land. “Binnendijks wonen en buitendijks werken en het Wegens de koude en het water was dit een onge- water als bedreiging is het leven van een griend- zonde, slecht betaalde bezigheid. Naar mijn moe- werker gedurende een lange winterperiode, der mij vertelde, was haar vader de enige van zijn schreef iemand in een artikel voor een regionale gezin die tot elke prijs uit dat armoedige bestaan krant.” – zonder enig vooruitzicht op beter – trachtte te ... ontsnappen. Op 31 mei 2018 brachten wij, mijn neef Bruno van Er zitten van onze arme arbeidersfamilie uit Strij- Bruggen en ik, samen met onze echtgenoten, een ensas weinig foto’s of geschreven materiaal in memorabel bezoek – met een hartelijk ontvangst mijn familiealbums. – aan het museum ‘Het Land van ’. Bij die Wanneer ik in 1973 een oude kartonnen doos gelegenheid kreeg ik het boekje cadeau: ‘350 jaar opende, werd ik plots met mijn verre voorouders Strijensas’, n° 11 1997 van het ‘Strijen in histo- geconfronteerd. Het was een grote, vrij vage foto, risch perspectief’, een uitgave van de oudheid- die deze grootouders van mijn moeder, langs va- kundige vereniging van Strijen. derszijde, voorstelde. Het was deze vrouw, zo Daarin vond ik onder de titel Zwoegen ‘ in de merkte ik aanstonds, die eens de ‘gouden grienden’, een zeer verhelderend artikel van H. hoorntjes’ had gedragen, die mijn moeder mij had van Dam, de perfecte bevestiging van wat mijn getoond en die na de hevige brand van ons huis te moeder mij zoveel jaren geleden had verteld: Merksem, op 23 september 1943, spoorloos ver- dwenen waren. Zij was dus ‘Opoe Sas’! Zij werd zo ... genoemd omdat zij geboren en getogen was in “Vele Sassenaren werkten vroeger op het land. In Strijensas, een gehucht van Strijen aan het Hol- de winter hadden de landarbeiders geen werk lands Diep, gelegen in de Hoeksche Waard, pro- meer, maar als het werk bij de boer gereed was, vincie Zuid-Holland. kon men in de grienden aan de slag. Net als bij de Ik heb toen – naar die vage foto – een olieverf- boer was het werken in de grienden, en dat gold schilderij op paneel gemaakt, gevat in een oude, zowel voor biezen, riet als hout, handarbeid. Bo- ovaalvormige lijst op een rechthoekige achter- vendien was het altijd werken op een natte onder- grond van oudrooskleurig fluweel. grond, want er kwam immers twee keer per dag Het leek alsof zij vanuit een ver verleden aan mij een vol tij water(toen nog 1.90m) over heen. Wer- verschenen en zo heb ik gepoogd hen in beeld te ken in de grienden was winterwerk, dus in het al- brengen. Daarbij schoof ik de vrouw een weinig gemeen koud. achter haar monumentale echtgenoot, die – als

25 Dirk van Bruggen (1844-1921) en Francina Jonas (1844-1926) 168. De voorouders (olieverf op paneel 1973) 84 x 62cm een voorvaderlijk erfstuk – een ‘houten jas’ droeg. drechts Museum, werd ik – geheel onverwacht De gezichten en de handen schilderde ik lichtend – geconfronteerd met de streek van de Hoeksche wit als een verschijning. De ‘hoorntjes’ maakte ik Waard waar mijn Hollandse grootvader vandaan glanzend goud en heel realistisch zoals deze mij kwam. als kind hadden gefascineerd en in mijn geheugen Toen Johan Barthold Jongkind (1819-1891) in lagen opgeslagen. 1855 vanuit de Parijse kunstenaarskolonie op- In mijn boek ‘Van Jantje tot Jan Legrand 1933- nieuw – voor vijf jaar – naar zijn geboorteland 1956’ schreef ik hierover het volgende: kwam, was hij aan lagerwal geraakt. In die perio- de logeerde hij bij zijn zuster Magdalena en zijn ... zwager, dominee op de pastorie van Klaaswaal, “Tussen de twee raamopeningen (de ramen wa- een buurgemeente van Strijen in de toen nog ren tijdens de brand van ons huis verdwenen) had nauwelijks ontsloten Hoeksche Waard. altijd een kastje gehangen dat Bompa van Brug- Het was in die tijd nog een erg onherbergzame gen met inlegwerk van verschillende tropische streek met kaarsrechte dijken en kale natte vlak- houtsoorten had bekleed. Daarin bewaarde moe- ten. In dit achtergebleven niemandsland maakte der haar juwelen, allemaal erfstukken van haar Jongkind verrassend schilderachtige schetsen voorouders. Zo herinner ik me nog zeer goed dat naar de natuur, die men nu als “pre-impressionis- zij mij eens een kapje had getoond waarop twee tisch” omschrijft. De schilderijen die hij naar deze gouden ‘hoorntjes’ waren bevestigd. Het was van schetsen maakte, zijn dit niet minder. haar grootmoeder geweest, die zij ‘Opoe Sas’ Dit alles en nog veel meer leerde ik uit een verhel- noemde. Van heel de inhoud van dat juwelenkist- derend artikel van Saskia de Bodt in de tentoon- je werd na de brand niets meer teruggevonden.” stellingscatalogus. Via deze zeer degelijke catalo- ... gus maakte ik tevens kennis met het boek: ‘Schetsen uit de pastorij te Mastland’ geschreven Tijdens een bezoek in februari 2018 aan de prach- door Cornelis Elisa van Koetsveld (1807-1893). tige tentoonstelling Jongkind ‘ & vrienden, Mo- Het is een schitterend en beroemd werk waarin net, Boudin, Daubigny en anderen’ in het Dor- zijn standplaats Westmaas, gelegen in de Hoek-

26 sche Waard, de hoofdrol speelde. Hij was daar spoor door twee strepen water wordt voorgesteld. predikant van 1830 tot 1835. Wee uwer, als gij onbekend en ongewapend het Van Koetsveld was niet alleen theoloog, maar einde van dien langen, regten weg zoekt te berei- evenzeer een letterkundige. Later werd hij be- ken! Gij hebt een Tantalusarbeid ondernomen. Gij noemd tot ‘Hofpredikant van Koning Willem III’ en zet den voet neer, en weet niet, waar hij eigenlijk schreef daarnaast nagenoeg honderd boeken, zal blijven staan; gij wilt een stap doen, en moet waaronder veel novellen. Zijn doel was enerzijds den voorman van uwe beenen niet alleen ophef- het uitdragen van het Goddelijk Woord, ander- fen, maar met geweld lostrekken, terwijl het an- zijds om kritiek te uiten op de maatschappij. Im- dere been ondertusschen een zijweg kiest. Hier mers, C. E. van Koetsveld bezat een sterke vrij- wordt u de schoen of laars uitgetrokken, trots den heidsdrang en stelde zich doorlopend vragen naar besten laarzenknecht, daar sleept eene onweer- de zin en oorzaak van alles. staanbare magt u tot de knieën in het diepe wa- De eerste uitgave in 1843 van het hoger geciteer- genspoor. Wilt gij draven, de versnelde beweging de boek, dat vele herdrukken beleefde, schetst werkt alleen op uw bovenlijf en gij valt voorover; een levendig beeld hoe de Hoeksche Waard er in zult gij stappen, gij moet de armen uitsteken, om de tijd van mijn overgrootouders en rond de ge- niet ter zijde te tuimelen; stilstaan is een zware ar- boorte van mijn grootvader Jan van Bruggen beid en rusten eene onmogelijkheid: geen boom (1875-1950) moet uitgezien hebben. De Hoek- zelfs is er, waartegen gij kunt leunen! Maar daar sche Waard behoorde in die tijd tot de meest af- ziet gij een boer van een zoogenaamd voetpaadje gelegen en ongerepte streken van Nederland. De of kantpaadje gebruik maken. Gij wilt het ook be- omstandigheden waren er gewoon primitief. proeven, – maar ach! een voetpad is hier te lande Hier laat ik C. E. van Koetsveld met zijn rake, vaak eene hooge, glibberige, afgeronde laag klei, of humoristische pen aan het woord op bladzijde eene volgreeks van verbrijzelde en omgewoelde 116 en volgende van zijn merkwaardige boek: steenen – dubbel gelukkig, als gij er na eenige ver- ... geefsche pogingen van afstapt, zonder de enkels “... het was een overmaassche winter met al zijne in de steenkuilen bezeerd of in de sloot uw afge- bezwaren te land en te water; het was geene bal- tobd ligchaam wat bekoeld te hebben. lingschap, neen, eene gevangenis. ... Overal zijn de velden in den winter doodsch en de Eindelijk begint ook de negentiende eeuw zich boomen kaal; maar waar telkens eene diligence over de eilanden van klei te ontfermen, en bruik- over den straatweg rolt, waar wandelpaden dor- bare wegen er door te trekken, die misschien wel- pen en steden verbinden, daar blijft men toch be- dra ook aan Mastland de hand zullen reiken, om woner der beschaafde wereld, en de dorpen zijn er het uit zijn verborgen hoek te voorschijn te bren- alleen voorposten der steden. Maar om onze ei- gen en de deur zijner wintergevangenis open te landen heen, jagen de rivieren hare schuimende maken. Of het daardoor, met vrijheid, gemak en golven of stuwen hare krakende ijsschotsen voort, beschaving, ook aan zedelijkheid en waar levens- en scheiden hem, die geen dringenden haast, genot winnen zal, wil ik nu niet beslissen; maar geen onwrikbaren moed en geen gehard ligchaam zeker, men moest uit eene groote stad en aange- aan het veer medebrengt, van de overzijde, waar namen kring hierheen verhuizen, om te weten, misschien hartelijke vrienden of betrekkingen hem wat het zeggen wil: een winter buiten.” reikhalzend verwachten. En de wegen – het is … waarlijk spotten, ze nu nog wegen te noemen; de barre heide mag met grooter regt dien naam dra- Tot zover enkele passages uit het boek dat het le- gen. Verbeeld u, lezer, een lang uitgestrekten ven – doorheen het jaar en de seizoenen – be- modderpoel, die geen water meer verzwelgen schrijft en steeds vergelijkt met het stadsleven. kan; een reep klei, door honderden paardepooten ... en wagenwielen gekneed, en waarin het wagen- “Pas in 1863 werden er in de Hoeksche Waard

27 grintwegen aangelegd ... Toen Jongkind er zijn ‘s avonds brandde er een elektrisch lampje in. schetsen naar de natuur maakte, deed hij dat in In een kartonnen doos, die ik van mijn moeder relatief gunstige omstandigheden, want het was erfde, vond ik enkele grote familiefoto’s die eer- voorjaar. In de winter had hij er niet kunnen ko- tijds ingelijst bij ons thuis aan de muur hingen. men. De wintergezichten uit de omgeving van Daartussen vond ik het hierbij gereproduceerde Klaaswaal maakte hij gewoon in zijn atelier”, be- ‘Brevet’ met de hiernavolgende tekst: sluit Saskia de Bodt haar opstel ‘Jongkind in de “De Commanderende Officier van het Eskadron Ordonnansen verleent, na een door de Meesters gehouden Examen volgens het Voorschrift op de Schermoefeningen den Graad Prevot op den de- gen aan den huzaar van Bruggen Jan. Amersfoort den 22 December 1894”. Ondertekend door: “De Officier belast met de Schermoefeningen, De Meesters, De Commandant voornoemd de Rit- meester”. Voor een goed begrip van de legerterminologie uit die dagen zocht ik de juiste betekenis op van enkele termen die op dit brevet voorkomen. Ordonnans: militair belast met het overbrengen

Hoeksche Waard’. Een eerste stap van Jan van Bruggen, mijn latere grootvader om uit de armoede te breken, was zijn diensten bij het leger aan te bieden. Hij tekende voor zes jaar. In mijn albums vond ik een portret- foto van hem in uniform. Op de achterzijde schreef mijn moeder : “Jan van Bruggen 1891 16 jaar.” Naar mijn moeder mij vertelde, deed haar toe- komstige vader dienst bij het ‘paardenvolk’, de ca- valerie, omdat hij van thuis uit wist hoe hij met paarden moest omgaan. Hij zou als militair ook voor enkele jaren in ‘Indië’ zijn geweest. Hiermee bedoelen de Nederlanders hun toenmalige kolo- nie, nu Indonesië. Hoe dan ook, als kind heb ik vaak met grote be- wondering en verwondering naar schelpen geke- ken die mijn grootvader vanuit ‘Indië’ zou hebben meegebracht. Zo stond bij hem thuis op de hoge, van bevelen, rapporten enz. van en naar zijn supe- gedraaide trapkolom een grote, heel feeërieke rieuren. Ik durf aannemen dat deze legeropleiding schelp, die rechtop in een messing houder stond; mijn grootvader later goed van pas is gekomen

28 toen hij bedrijfsleider in de margarinefabriek van van klant tot klant. Zo kwam er dan ook eens om Unilever te Merksem werd. de twee weken voor een halve dag een naaister Huzaar: soldaat van de lichte ruiterij. over de vloer bij de eerder genoemde weduwe. Ritmeester: officier van het wapen cavalerie in Deze naaister, Maria Wilhelmina Grobben (1877- rang gelijk met kapitein. 1923) zou mijn grootmoeder worden. Er stelde zich echter een enorm probleem. Hij was In 1898 werd Jan van Bruggen agent van politie in fanatiek protestants opgevoed, zij was katholiek, de nabijgelegen stad . Hij was dan 23 en een ‘gemengd’ huwelijk was ondenkbaar. jaar oud. Deze relatief kleine stad, naar grootte Dit alles was er de oorzaak van dat Jan wekelijks vergelijkbaar met Tourcoing, waar mijn Franse naar Rotterdam trok om er in het geheim bij een grootvader vandaan kwam, is prachtig en ook kapelaan onderricht in de katholieke godsdienst te economisch goed gelegen bij de splitsing van volgen. Na enkele maanden heeft deze kapelaan Merwede in Oude Maas en Noord, en aan de af- ervoor gezorgd dat Jan bij een collega van hem, takking Mallegat-Dordrechtse Kil van de Oude maar dan in Dordrecht zelf, terecht kon. Dit maak- Maas. Zodoende neemt de stad van oudsher een te het wel gemakkelijker doch het had ook als ge- voorname plaats in als handels- en industriestad, volg dat men er bij het politiekorps achter kwam wat me eveneens herinnert aan Tourcoing. dat Jan in de lering was bij een katholieke kape- Dordrecht was bovendien reeds vele eeuwen een laan, en gezien het politiekorps overwegend pro- van de belangrijkste centra van de binnenscheep- testants was, maakte men het er hem erg moei- vaart. Tot op vandaag is Dordrecht het drukst be- lijk.” varen waterknooppunt van Europa. ... Uit een met de hand geschreven opstel uit de na- latenschap van mijn neef Hugo Janssens sr. citeer Jans ‘bekering’ tot het katholicisme leidde bij zijn ik hier het fragment waarin Hugo de lotgevallen familie in Strijensas tot een kleine godsdienstoor- van ons beider grootvader als agent bij het Dor- log. Zijn ouders weigerden officieel toestemming drechtse politiekorps vertelt: tot het huwelijk te verlenen en ... Jan was niet . meer welkom bij hen thuis. Wanneer hij dan – na een gerechtelijke procedure – op 25 januari 1900 “ ... dat hij verplicht was een kamer te huren in de gehuwd was, werd op 16 november van datzelfde stad en slechts, als hij geen dienst had, vanaf za- jaar hun eerste kind Francina van Bruggen (1900- terdagmiddag tot zondagavond naar huis kon. En 1977) geboren, die later mijn moeder zou wor- gezien dat in die tijd allemaal te voet gebeurde, den. betekende dit telkens een voetmars van om en bij de 4 uur ! Hoewel Jans ouders hem naar de duivel hadden Het is in zijn politieagentperiode dat hij zijn latere verwenst, wilden zij wel regelmatig hun kleinkind echtgenote leerde kennen. in hun midden hebben. Hoeveel jaren deze onvre- Het huis waar hij een kamer huurde werd be- de geduurd heeft, is mij onbekend. Mijn moeder woond door een weduwe met nog verschillende vertelde dikwijls over Strijensas waar zij als kind kleine kinderen. Deze voorzag in het onderhoud bij haar grootouders van Bruggen op vakantie van haar gezin met het verhuren van kamers en ging. Zij volgde dan ‘s zondags samen met hen de met verdere dienstverlening aan de kostgangers protestantse diensten. Wanneer mijn moeder de zoals wassen, verstellen en dergelijke. zeventig al gepasseerd was, heb ik haar vaak aan- Het was nu in die tijd gebruikelijk dat naaisters, zij dachtig zien luisteren naar NCRV-radioprogram- die een naaimachine bezaten, zich voor halve of ma’s. Heel nostalgisch volgde zij de protestantse hele dagen ter beschikking stelden voor allerhan- zondagsdiensten en predicaties; zij neuriede de de naai- en verstelwerk. Ze trokken dan met de kerkliederen mee, waarvan zij nog hele flarden handbediende naaimachine, een vrij zware koffer, tekst uit het hoofd kende.

29 Nicolaas Johannes Grobben (1841-1915) Catharina Margaretha Dirks (1844-1928) Dit zijn mijn Dordrechtse overgrootouders langs mijn grootmoederszijde.

Jan van Bruggen (1875-1950) Maria Wilhelmina Grobben (1877-1923) mijn Hollandse Bompa, mijn Hollandse Bomma, langs mijn moederszijde langs mijn moederszijde

Francina van Bruggen (1900-1977) mijn moeder De portretfoto’s van het gezin Jan van Bruggen-Grobben werden gemaakt in Dordrecht in 1901.

30 De mooie portretfoto’s van mijn moeders grootouders langs haar moederszijde, de roomskatholie- ken uit Dordrecht, hingen bij ons thuis aan de muur. (zie bladzijde hiernaast)

Het paar Grobben-Dirks was in 1866 gehuwd in Dordrecht, van hen bewaar ik nog een handge- schreven brief uit 1868. Omdat deze “Hulde aan Bruid en Bruide- gom” zo typerend is voor de tijds- geest wil ik deze hierbij reproduce- ren, samen met een makkelijker leesbaar afschrift dat mijn moeder er veel later van maakte. (zie blad- zijde hierna)

31 32