40 jaar libellenonderzoek in Nederland

Samenwerken voor libellen

E.J. Ruiter, R.M.J.C. Kleukers & T.J. Verstrael Inleiding en de studie van libellen in brede zin, EIS is Sinds de oprichting van de Nederlandse primair verantwoordelijk voor opslag, beheer Vereniging voor Libellenstudie (NVL) en publicatie van de verspreidingsgegevens op 1 maart 1997 bestaat er een nauw en De Vlinderstichting richt zich vooral op samenwerkingsverband met de European bescherming van en communicatie over libellen. Invertebrate Survey - Nederland (EIS) en Deze rolverdeling is niet strikt zwart-wit: de De Vlinderstichting. Deze samenwerking partijen gunnen elkaar regelmatig meer ruimte is niet verwonderlijk, aangezien de drie waar dat gewenst is. Dat voedt een vruchtbare genoemde instellingen zich bezighouden met samenwerking, wat geïllustreerd kan worden dezelfde diergroep: libellen. EIS houdt zich aan de hand van gezamenlijke publicaties en daarnaast bezig met alle insecten en andere activiteiten en het gezamenlijke bestand. ongewervelden van pissebedden tot loopkevers. De Vlinderstichting hield zich aanvankelijk alleen Publicaties bezig met dagvlinders, maar daar werden in de Sinds de oprichting van de NVL staan libellen bij loop van haar inmiddels 25-jarig bestaan ook een gestaag groeiend aantal natuurliefhebbers nachtvlinders en libellen aan toegevoegd. In het in de belangstelling. Een belangrijke rol daarbij begin werkte de NVL als een soort werkgroep is weggelegd voor de ‘Veldgids Libellen’, van EIS en De Vlinderstichting, maar die tijd geschreven door Frank Bos en Marcel ligt al weer enige tijd achter ons. De NVL is Wasscher (1997) en uitgegeven door de KNNV. inmiddels een volwaardige partner. Voorheen was libellenstudie voorbehouden aan De drie partijen zijn gezamenlijk eigenaar van het een bescheiden clubje kenners, voornamelijk Landelijk Bestand Libellen. Veel medewerkers (oud-)jeugdbonders. Zij waren voor de van EIS en De Vlinderstichting zijn lid van de determinatie aangewezen op het boek ‘Libellen NVL waardoor ‘de lijnen kort zijn’ en er onderling van Nederland’ (GEIJSKES & VAN TOL, 1983) en veel contact is. Binnen het bestuur van de NVL is buitenlandse literatuur. Met het verschijnen de waarnemingencoördinator de contactpersoon van de veldgids kwam er in 1997 voor het eerst naar EIS en De Vlinderstichting. een praktisch overzicht beschikbaar van alle in In dit artikel wordt besproken hoe de drie ons land voorkomende soorten, met duidelijke organisaties betrokken zijn bij de verschillende beschrijvingen, verspreidingskaarten en foto’s. facetten van het Nederlandse libellenwerk en op Dit gaf een enorme impuls aan vele nieuwe welke wijze samenwerking plaatsvindt. libellenliefhebbers. Nadat er van de eerste vier uitgaven 10.000 exemplaren over de toonbank Terugblik waren gegaan is er in 2008 een vijfde (!) Terugblikkend over tien jaar kan worden volledig herziene verschenen. Hier is Weia vastgesteld dat de onderlinge samenwerking Reinboud als derde auteur aan verbonden. altijd goed is verlopen, zowel op bestuurlijk niveau Het meest toonaangevende voorbeeld van als op de werkvloer. Dat is mede het gevolg van de samenwerking is de uitgave ‘Libellen in duidelijke afspraken over welke organisatie welke Nederland’ (NVL, 2002). Dit standaardwerk rol in de samenwerking oppakte. De NVL houdt is het product van een goede samenwerking zich bezig met het verzamelen van gegevens waarbinnen vertegenwoordigers van EIS,

46 Brachytron 13: 47-54, 2010 47 Participants of the symposium on monitoring �lies in in Wageningen (2008) (Foto: J. Kok). Figuur 1. Deelnemers aan het symposium over monitoring van libellen in Europa in Wageningen (2008).

De Vlinderstichting en NVL in de redactie in te zetten wordt in toenemende mate benut. zitting hadden. De presentatie van het Zo wordt er bij EIS gewerkt aan een Europese boek eind 2002 in Naturalis (Leiden) kan verspreidingsatlas en wordt er vanaf 2008 bij als een hoogtepunt in de geschiedenis van EIS met medefinanciering van de Europese georganiseerd libellenonderzoek in Nederland Unie gewerkt aan een Europese Rode Lijst worden beschouwd. Vanwege het grote aantal libellen volgens de criteria van de International waarnemingen dat sindsdien door vele mensen Union for the Conservation of Nature (IUCN). is verzameld, werd besloten om een actualisatie In de zomer van 2007 en 2008 werden van de verspreidingsatlas uit te geven, in de internationale libellenkampen gehouden in vorm van een themanummer van Brachytron respectievelijk Roemenië en Sardinië. Deze (BOUWMAN ET AL., 2008). Ook de themanummers kampen werden mede door EIS georganiseerd ‘Dragonflies of Turkey’ (NVL, 2006) en ‘Noordse en bezocht door leden van de NVL. Het kamp Winterjuffer (Sympecma paedisca)’ (NVL, leverde een bijdrage aan de totstandkoming van 2007), zijn goede voorbeelden van gezamenlijke een Europese verspreidingsatlas. publicaties. Onderzoek Europese expansie De Vlinderstichting heeft de afgelopen jaren Nu Europa steeds belangrijker wordt op het diverse onderzoeksprojecten uitgevoerd gebied van natuurbescherming, weten de drie met financiering van provincies, het Rijk en instanties elkaar ook te vinden. Zo werd op natuurbeschermingsorganisaties. Voorbeelden 19 september 2004 in Kranenburg een Duits- hiervan zijn het onderzoek naar de ecologie Nederlands symposium over libellenstudie en van de Speerwaterjuffer (Coenagrion -bescherming georganiseerd door de NVL en hastulatum) (KETELAAR, 2001), het onderzoek De Vlinderstichting. De belangrijkste bijdragen naar het voorkomen en de biotoopeisen van van dit symposium zijn in Brachytron 12 (1) Bosbeekjuffer (Calopteryx virgo) en Gewone gepubliceerd. In het kader van haar 25-jarig bronlibel (Cordulegaster boltonii) in Nederland bestaan organiseerde De Vlinderstichting in (Groenendijk, 2002) en een studentenonderzoek juni 2008 een Europees symposium over de naar het gezamenlijk voorkomen van Noordse monitoring van libellen. EIS verzorgde een deel witsnuitlibel (Leucorrhinia rubicunda) en van het programma. Beide symposia verliepen Venwitsnuitlibel (L. dubia) (SCHUT & KOOPS, zeer succesvol en gaven aanleiding voor het 2004). Dergelijke projecten dragen bij aan de organiseren van vergelijkbare bijeenkomsten ontwikkeling van nieuwe kennis over soorten, in de toekomst. Ook de mogelijkheden om de in relatie tot de duurzame instandhouding Nederlandse kennis meer op Europees niveau van populaties. Behalve onderzoek in het

48 Brachytron 13: 47-54, 2010 49 Opening of de Wyldemerk, the �irst dragon�ly reserve in the Netherlands (2007) (Foto: J. Bouwman). Figuur 2. Opening van het eerste libellenreservaat in Nederland: de Wyldemerk (2007).

veld zijn gegevens uit het gezamenlijke Bescherming waarnemingenbestand hierbij onmisbaar. Voor een effectieve bescherming van libellen zijn Naast onderzoek dat direct gekoppeld is aan de ten minste drie zaken nodig: het inzamelen van bescherming van specifieke soorten, werkt De verspreidingsgegevens, het beschikbaar maken Vlinderstichting sinds 1997 ook aan het Landelijk van kennis over de verspreiding en ecologie Meetnet Libellen, in nauwe samenwerking met en het actief aanbieden van deze kennis aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). terreinbeherende organisaties en de overheid. Doel van dit meetnet is om de populatietrends De NVL, EIS en De Vlinderstichting vullen elkaar van de Nederlandse libellensoorten op een op deze punten uitstekend aan. gedegen manier te volgen, waardoor de Door het gezamenlijke optreden hebben libellen vooruitgang of achteruitgang van een soort de afgelopen jaren een stevige plek gekregen direct kan worden opgemerkt. Aan het Landelijk in de Nederlandse natuurbescherming. Dat Meetnet Libellen werken tientallen mee, die is enerzijds te danken aan de Europese jaarlijks de libellen langs vaste routes tellen. Habitatrichtlijn, waardoor een grote impuls is Een belangrijk deel van deze tellers bestaat uit gegeven aan de kennis over het voorkomen NVL-leden. van soorten die op Europese schaal beschermd Eind 2007 werd een onderzoeksproject naar de zijn, zoals de Groene glazenmaker (Aeshna ecologie van de Noordse winterjuffer afgerond. viridis) en de Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia Dit project is door NVL-leden getrokken en heeft pectoralis). Anderzijds is er bij regionale aangetoond dat er met gericht onderzoek in overheden, natuurbeschermende organisaties teamverband en met betrekkelijk eenvoudige en agrariërs veel draagvlak ontwikkeld voor hulpmiddelen veel nieuwe kennis kan worden de bescherming van libellensoorten die op gegenereerd. Hopelijk vormt dit een goede landelijke schaal kwetsbaar zijn. Dit heeft inspiratiebron om soortgelijk onderzoek ook onder andere geleid tot de verschijning van voor andere soorten op te pakken. Dat hoeft landelijke soortbeschermingsplannen voor niet enkel betrekking te hebben op specifieke Groene glazenmaker (DE JONG & VERBEEK, 2002) soorten, maar kan ook ingaan op een specifiek en Hoogveenglanslibel (Somatochlora arctica) thema als bijvoorbeeld de gevolgen van (KETELAAR ET AL., 2005; GROENENDIJK & BOUWMAN, klimaatverandering op libellen. 2008) en regionale soortbeschermingsplannen voor Donkere waterjuffer (Coenagrion armatum)

48 Brachytron 13: 47-54, 2010 49 (BOUWMAN & RUITER, 2004), Speerwaterjuffer PR en educatie (TERMAAT, 2006) en Gewone bronlibel (TERMAAT & Met name De Vlinderstichting timmert hard aan GROENENDIJK, 2005). Verschillende voorbeelden de weg voor wat betreft educatieve projecten. tonen aan dat libellen al daadwerkelijk hebben Dat gebeurt al structureel in iedere uitgave geprofiteerd van herstelmaatregelen in de van het blad Vlinders, dat vooral is gericht op natuur. Zo zijn de Speerwaterjuffer en de een breed publiek. Maar daarnaast zijn er vele Gevlekte witsnuitlibel al opgedoken bij vennen andere manieren gebruikt om libellen onder de die zijn opgeschoond en heeft de Beekrombout aandacht te brengen van specifieke doelgroepen. (Gomphus vulgatissimus) zichtbaar geprofiteerd Een mooi voorbeeld daarvan is de brochure van beekherstelmaatregelen. ‘Libellen: keurmeester natte natuur’ (DE VLINDER- De verbetering van waterkwaliteit en de warme STICHTING, 2007), die op ruime schaal is verspreid zomers zorgen ervoor dat veel libellen het onder waterschappen en terreinbeherende tegenwoordig goed doen. Voor de soorten organisaties. Een ander mooi voorbeeld zijn de die het toch nog moeilijk hebben worden verschillende communicatieproducten binnen het aanvullende maatregelen getroffen waarvan Soortbeschermingsplan Groene glazenmaker, ook andere soorten zullen profiteren. De zoals de website www.groeneglazenmaker.nl aanwezigheid van een populatie van de en diverse brochures. Dankzij subsidies wordt Oostelijke witsnuitlibel (Leucorhhinia albifrons) bij diverse libellenprojecten specifiek aandacht bij een opgeschoond ven in Friesland is een besteed aan het communicatieaspect. In overtuigend voorbeeld hoe bij natuurherstel, in september 2008 is de kenniswebsite Libellennet dit geval het opschonen van vennen, bedreigde (www.libellennet.nl) gelanceerd, met informatie soorten kunnen profiteren. over alle Nederlandse libellensoorten en verschillende algemene libellenonderwerpen. De

Somatochlora arctica VolunteersFiguur 3. Vrijwillige during the waarnemers discovery of bija population een ontdekking van een populatie in thehoogveenglanslibellen province of Overijssel ( (2005) (Foto: E. Ruiter).) in Overijssel (2005). Somatochlora arctica 50 Brachytron 13: 47-54, 2010 51 Coenagrion armatum NVL excursion in De Weerribben, at a site (Foto: K. Uilhoorn) Figuur 4. NVL-excursie in De Weerribben, bij een vliegplaats van Donkere waterjuffer ( ). Coenagrion armatum informatie is bedoeld voor een breed publiek. een tv-opname gemaakt in De Weerribben. De Sinds het voorjaar van 2007 is Nederland uitvoering van het project vond binnen de NVL ook een libellenreservaat rijker. In goede nog weinig weerklank. samenwerking met Staatsbosbeheer en de Friese libellenwerkgroep De Hynstebiter kreeg Vooruitblik het natuurgebied De Wyldemerk (Gaasterland) Er zijn weinig landen waar de studie en als eerste dit predicaat. Dit is een pluim op de bescherming van libellen zo goed geregeld hoed voor het vele goede werk dat beheerders is als in Nederland. Dat is iets waar we trots en vrijwilligers hier verricht hebben voor libellen. op kunnen zijn en wat we ook zeker in stand In dit waterrijke bosgebied is de soortenrijkdom moeten houden. Het is van belang dat we de opvallend groot, terwijl ook de aantallen per gestage uitbreiding van het aantal in libellen soort er mogen zijn. Via informatieborden in geïnteresseerde mensen vasthouden. Het het gebied worden bezoekers gewezen op kijken naar (en bestuderen van) libellen heeft de bijzondere betekenis van het gebied voor de laatste tien jaar al een enorme vlucht libellen. Hopelijk volgen er nog veel meer genomen. De NVL telt meer dan 400 leden en libellenreservaten. naar verwachting zal dit aantal langzaam door EIS en NVL bewegen zich nog niet of nauwelijks blijven groeien. Landelijk groeit ook het aantal op het communicatieve vlak. Binnen de NVL regionale en provinciale libellenwerkgroepen is wel veel kennis wat dat betreft aanwezig, en het aantal vrijwilligers dat zich inzet voor het die beter benut zou kunnen worden. Tijdens Landelijk Meetnet Libellen. Ook de achterban het gezamenlijke project “Libellen gezocht” van De Vlinderstichting wordt steeds groter. van de KNNV en de NVL in 2007, is hier een Het aantal waarnemingen en de dichtheid voorzichtig begin mee gemaakt. Zo werden van de verspreidingskaarten zullen dus toe lezingen en excursies georganiseerd en werd blijven nemen, net als kennis over de ecologie

50 Brachytron 13: 47-54, 2010 51 van libellen. Het is belangrijk om deze nieuwe via deze ‘leefgebiedenbenadering’ aandacht kennis goed te blijven beheren en beschikbaar zullen krijgen (O.A. JOOP ET AL., 2008), staan 15 te maken. Moderne laagdrempelige faciliteiten soorten libellen. De Vlinderstichting, EIS en NVL om gegevens online door te geven (zoals volgen deze ontwikkelingen op de voet zodat, www.telmee.nl en www.waarneming.nl), dragen de kansen om libellen onder de aandacht te bij aan het vergroten van de betrokkenheid van brengen optimaal benut blijven. waarnemers bij de bescherming van en het onderzoek aan libellen. Al met al zijn er nog genoeg manieren om als Tevens is het van groot belang dat we jonge persoon of vereniging met libellen aan de slag te mensen blijven aantrekken: libellen zijn van gaan. We zijn nu al benieuwd wat hier bij het 20- oudsher een groep waar veel jongeren bij jarige bestaan van de NVL over te vertellen valt. betrokken zijn. We bevinden ons in een positie waarin we de Nederlandse ervaringen ook kunnen uitdragen naar andere Europese landen. Evert Ruiter Hiermee kunnen we bijdragen aan het Europese Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie onderzoek en bescherming. (NVL) De toepassing van de kennis over het voorkomen Cornelis Houtmanstraat 10 van libellen bij ruimtelijke ontwikkelingen en in het 8023 EA Zwolle, Nederland natuurbeheer kan nog verder worden verbeterd. [email protected] De realisatie van de Nationale Databank Flora & Fauna (NDFF), waarin ook libellengegevens Roy Kleukers een plaats krijgen, is een grote stap in de goede Bureauhoofd European Invertebrate Survey-Nederland richting. De gestage groei van het aantal routes (EIS-NL) in het Landelijk Meetnet Libellen maakt het Postbus 9517 steeds beter mogelijk om betrouwbare trends 2300 RA Leiden, Nederland te berekenen. Dat vormt samen met de beter [email protected] wordende verspreidingsbeelden een stevig fundament onder de bescherming van libellen. Theo Verstrael De komende jaren zal het soortenbeleid in Directeur De Vlinderstichting Nederland verschuiven van soortgerichte Postbus 506 beschermingsplannen naar de bescherming van 6700 AM Wageningen, Nederland leefgebieden van meerdere plant- en diersoorten [email protected] tegelijk (‘leefgebiedenbenadering’). Op de lijst van soorten die de komende jaren

52 Brachytron 13: 47-54, 2010 53 Literatuur

Bos, F. & M. Wasscher, 1997. Veldgids Libellen. KNNV Uitgeverij, Utrecht. Bouwman, J.H., V.J. Kalkman, G. Abbingh, E.P. de Boer, R.P.G. Geraeds, D. Groenendijk, R. Ketelaar, R. Manger & T. Termaat, 2008. Een actualisatie van de verspreiding van de Nederlandse Libellen. Brachytron 11 (2): 101- 200. Bouwman, J.H & E. Ruiter, 2004. Actieplan donkere waterjuffer, 2004. Rapport VS2004.044. De Vlinderstichting, Wageningen. Geijskes, D.C. & J. van Tol, 1983. De libellen Voedselkwaliteit, Ede. van Nederland (Odonata). Bibliotheek van Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie de KNNV, uitgave nr. 31. Mededeling EIS- (NVL), 2002. De Nederlandse libellen Nederland nr. 21. Koninklijke Nederlandse (Odonata). Nederlandse Fauna, deel 4. Natuurhistorische Vereniging, Hoogwoud. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, Groenendijk, D., 2002. Bosbeekjuffer en KNNV Uitgeverij & European Invertebrate gewone bronlibel in Nederland: ecologie Survey-Nederland, Leiden. en bescherming. Rapport VS2002.06. De Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie Vlinderstichting, Wageningen. (NVL), 2006. Dragonflies of Turkey. Brachytron Groenendijk, D. & J.H. Bouwman, 2008. 10 (1): 1-164. Kennis voorwaarde voor bescherming Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie Hoogveenglanslibel. De Levende Natuur 109 (NVL), 2007. Noordse winterjuffer Sympecma (3): 93-95. paedisca. Brachytron 11 (1): 1-100. Jong, T. de & P. Verbeek, 2001. Beschermingsplan Schut, D. & R.J. Koops, 2004. Ecologische Groene glazenmaker 2002-2006. Rapport verschillen tussen de Venwitsnuitlibel Directie Natuurbeheer nr. 2001/015. (Leucorrhinia dubia) en de Noordse Expertisecentrum LNV, Wageningen. witsnuitlibel (Leucorhinnia rubicunda) op Joop, P., T.G.Y. van den Broek, J.P. Nederlandse vennen. Rapport SV2004.06. De Cronau & T.J. Verstrael, 2008. Van Vlinderstichting, Wageningen. soortbeschermingsplannen naar Termaat, T., 2006. Op de bres voor de leefgebiedenbenadering. De Levende Natuur speerwaterjuffer: beschermingsplan voor de 109 (3): 79-81. speerwaterjuffer in Noord-Brabant. Rapport Ketelaar, R., 2001. De speerwaterjuffer in Nederland: Provincie Noord-Brabant, ’s-Hertogenbosch. verspreiding, ecologie en bescherming. Termaat, T. & D. Groenendijk, 2005. De gewone Rapport VS2001.32. De Vlinderstichting, bronlibel op de Esperloop: beschermingsplan Wageningen. en gebiedsvisie. Rapport VS2004.59. De Ketelaar, R., D. Groenendijk & P. Joop, 2005. Vlinderstichting, Wageningen. Soortbeschermingsplan Hoogveenglanslibel. De Vlinderstichting, 2007. Libellen: keurmeesters Rapport DK nr. 2005/033. Directie Kennis, van natte natuur. De Vlinderstichting, Ministerie van Landbouw, Natuur en Wageningen.

52 Brachytron 13: 47-54, 2010 53 Summary

Ruiter, E.J., R.M.J.C. Kleukers & T.J. Verstrael, 2010. Cooperation for dragon�lies. Brachytron 13(1/2): 47-54.

In 2007 the Dutch Societyth for Dragon�ly Studies (NVL) celebrated its 10 anniversary. For ten years the NVL closely cooperated with Dutch Butter�ly Conservation (De Vlinderstichting) and European Invertebrate Survey (EIS-NL). This cooperation turned out to be successful and resulted in some remarkable projects. For example: the realization of the atlas on Dutch dragon�lies in 2002. This publication appeared as volume 4 in the series Fauna of The Netherlands. Another notable event was the Dutch/German symposium at Kranenburg (Germany) in 2004. Cooperation across borders is one of the main goals of the NVL, because after all dragon�lies do not acknowledge borders and conservation is a matter of international importance. At this moment the NVL is involved by the realization of an Atlas on European Dragon�lies (Kalkman, in prep.). On a national scale the NVL is working on more Sympecma paedisca ecological knowledge of speci�ic species. In 2002- 2007 the ecology of was studied, resulting in a special edition of Brachytron which presented the results (Brachytron 11 (1), 2007). This publication appeared courtesy of Dutch Butter�ly Conservation and EIS-NL. Hopefully, the successful cooperation between the three organizations will be preceded for at least another ten years. Keywords Dutch Society for Dragon�ly Studies, European invertabrate Survey-Netherlands, Dutch Butter�ly Conservation, cooperation, publications, research, conservation, education, public relations, The Netherlands

54 Brachytron 13: 55-64, 2010 55