Raster. Nieuwe Reeks. Jaargang 1999 (Nrs. 85-88)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88) bron Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88). De Bezige Bij, Amsterdam 1999 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ras001199901_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 4 Franciszka zelfportret Portret Stefan Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88) 5 [Nummer 1] Redactie Franciszka en Stefan Themerson Bij dit nummer De schrijver, uitgever en filmer Stefan Themerson (1910-1988) en zijn vrouw, de beeldend kunstenaar Franciszka Themerson (1907-1988), hebben een leven lang samengewerkt. Om te beginnen in Warschau, vervolgens in Parijs en ten slotte het langst in Londen. Daar deed de Tweede Wereldoorlog hen belanden en raakten ze bevriend met onder meer Kurt Schwitters en met Bertrand Russell. In het piepkleine fonds van de uitgeverij Gaberbocchus die ze in Londen begonnen, verscheen zowel hun eigen werk als dat van bijvoorbeeld Alfred Jarry en Raymond Queneau. Met Nederland hadden de Themersons een speciale band; S.T. sprak wel eens van ‘my adopted country’. Relatief veel van zijn werk is bij De Bezige Bij in vertaling verschenen. Een andere Amsterdamse uitgeverij, De Harmonie, zet - zo goed en zo kwaad als dat gaat - het Engelstalige fonds van Gaberbocchus voort. Het werk van de Themersons komt in dit nummer op diverse manieren aan de orde. Twee redacteuren namen een kijkje in het Themerson Archief in Londen. Daar vonden zij een schat aan materiaal. Zoals een briefwisseling met de filosoof Bertrand Russell, waaruit voor dit nummer een keuze is gemaakt en vertaald. Ook de brieven die Stefan en Franciszka elkaar schreven toen de oorlog hen twee jaar gescheiden hield geven een interessant beeld van het type kunstenaar dat zij waren. Uit dezelfde tijd stamt het lange, hier voor het eerst uit het Frans vertaalde gedicht ‘Schetsen in duisternis’ dat Themerson in Vichy-Frankrijk schreef. Voor de oorlog maakten de Themersons in Polen samen experimentele films en speelse kinderboeken. Een van die kinderboeken is in dit nummer vertaald zowel als gereproduceerd. Leven en werk van de Themersons worden in kaart gebracht door Nicholas Wadley en Jasia Reichardt. Het literaire werk van S.T. wordt door Anneke Brassinga in de traditie van de Verlichtingsfilosofen geplaatst. Zelf komt S.T. aan het woord in een aan de vergetelheid ontrukt interview. Omdat het vertaalde werk als van de aardbodem verdwenen is, wordt Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88) 6 een groot deel van het oeuvre van S.T. boek voor boek aan de lezer voorgesteld en besproken door een keur van Nederlandse auteurs. Ook de muziek komt aan bod. De partituur van een zelden of nooit uitgevoerde opera van S.T. is op verzoek van Raster kritisch beoordeeld door Elmer Schönberger. De componist Rob du Bois, die een werk voor vier piano's vernoemde naar de uitgeverij en enkele personages van Themerson, zet zijn beweegredenen uiteen. En overvloedig aanwezig in het hele numnmer, ten slotte, zijn de schitterende tekeningen van Franciszka Themerson. Franciszka en Stefan, c. 1965 Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88) 7 Nicolaas Matsier Ben ik een Poolse schrijver? ben ik een Engelse schrijver? ben ik oud, ben ik jong? ik weet het niet’ Het eerste boek dat ondergetekende van Stefan Themerson vertaald heeft, was de bundel essays Logic, Labels and Flesh. Om aan het verschijnen van die vertaling, in 1979, enige kracht bij te zetten leek het een goed idee, een interview met de auteur te gaan maken voor Vrij Nederland. De tekst van dat interview treft de lezer hiernaast ongewijzigd aan. De uitspraken van Themerson - vond de redactie van Raster - zijn er niet op achteruit gegaan in kracht en charme. Wat ik me destijds eigenlijk nauwelijks gerealiseerd heb, dat is de mate waarin Themerson interviews verfoeide. Achteraf mag het bijna een klein wonder heten dat het tot stand is gekomen. Dat geldt al evenzeer voor de overige schaarse interviews die hij heeft toegestaan. Hun aantal gaat de tien niet te boven. Als ik het wel heb, is Themerson in Nederland nog het vaakst geinterviewd. De schrijver Eric Terduyn, dezelfde als de filmer en fotograaf Emile van Moerkerken, heeft na verschijning van Special Branch (in 1972) een stuk over hem geschreven voor de Haagse Post, dat sporen vertoont van een tegenstribbelende geïnterviewde. Eric Terduyn mag overigens gelden als de ontdekker voor Nederland van Themerson's werk. Samen met C. Buddingh' introduceerde hij in 1955 ‘voor een klein publiek’ de roman Professor Mmaa's Lecture, ‘twaalf jaar voordat de vertaling van Cardinal Pölätüo’ met de befaamde inleiding van W.F. Hermans verscheen. Er is altijd een lichte strijd om de anciënniteit geweest, als het om Themerson gaat. In hetzelfde weekblad, kleine tien jaar later, was Themerson tegenover Johanneke van Slooten nog veel balsturiger. In dat interview is het zijn ontoeschietelijkheid zelf die het pièce de résistance vormt. Een aardig en betrekkelijk spraakzaam interview gunde Themerson aan zijn Franse vertaler Gérard-Georges Lemaire. Het werd in 1978 uitgezonden door radio France Culture. Ik bezit tot mijn spijt alleen een doorslag van het typoscript; en geen bandopname, waarop te horen moet zijn - niet te versmaden - hoe Themerson een stukje van de Ursonate van Schwitters voordraagt. De meest opzienbarende passage in dit interview was voor mij Themerson's mededeling over een nooit uitgegeven roman. Van die roman, zegt hij, hebben twee exemplaren bestaan. Het ene is weggerot in een sousterrain van een hotel in de Rue des Ecoles te Parijs, het andere is verbrand toen een uitgeverij in Warschau gebombardeerd werd. ‘C'est drôle, mais je ne me rappelle pas quel était le titre de ce roman...’ Een fraaie beschrijving van de terughoudendheid der Themersons ontleen ik aan een lezing-met-dia's die Jasia Reichardt zo nu en dan pleegt te geven. In die - ongepubliceerde - lezing heeft ze het over een aan het werk van Stefan en Franka gewijd festival in de Poolse stad Gdansk. Op dat festival, ‘De wereld volgens de Themer- Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88) 8 sons’, kreeg zij het verzoek mee te werken aan een televisieprogramma. De eerste vraag luidde: ‘Wat waren het voor mensen?’ Ik citeer uit Jasia's lezing. ‘Daarop volgde een lange stilte. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Franka en Stefan waren zwijgzaam over zichzelf en ik heb dat weer van hen geleerd.’ Vervolgens vertelt ze hoe Franka en Stefan in 1959 voor het eerst na bijna twintig jaar naar Polen gingen. Ook toen stond de culturele pers gereed met pen en papier. In een lang artikel verloopt het eigenlijke interview als volgt: ‘Hun commentaar op gisteren: Ik heb boeken geschreven, zei Stefan. Ik heb schilderijen gemaakt, zei Franka. Hun commentaar op vandaag: Ik schrijf boeken, zei Stefan. Ik maak schilderijen, zei Franka. Hun commentaar op morgen: Ik ga boeken schrijven, zei Stefan. Ik ga schilderijen maken, zei Franka. Daarop valt een lange stilte. Stefan stelt voor te gaan lunchen. De interviewer stemt in. Stefan stelt voor een glas te drinken. De interviewer stemt enthousiast in. Franka drinkt niet - zij kijkt hoe de anderen drinken.’ Een interview dat John Hall voor The Guardian met Stefan had, bestaat eveneens uit vragen en uit stiltes waarin pijpen opgestoken worden en naar het raam wordt gegaan om iets aan de stand van de blinden te veranderen. Goedgemutst schrijft John Hall: ‘Stefan Themerson is a kindly, thoughtful speaker who tends to substitute nodding, ruminant smiles for answers, which makes for restful afternoons but lousy interviews.’ Voor wie het wil weten: de hier genoemde interviews hebben plaatsgevonden op 27 februari 1971 (John Hall), 13 december 1972 (Eric Terduyn), 3 december 1978 (Gérard-Georges Lemaire), 15 december 1979 (Nicolaas Matsier), en 12 december 1981 (Johanneke van Slooten). Waaruit in ieder geval een mysterieuze voorkeur voor de winter naar voren komt. (N.M.) Er komen nogal wat ondervragers, detectives, politiemannen in uw werk voor. Wat doen ze precies? ‘Nou, het lijkt een beetje op dit moment, want u speelt nu dat soort rol. Het gaat eigenlijk om het probleem van het beantwoorden van vragen. Als je een vraag stelt, beperk je onmiddellijk het gebied, het domein van je antwoord. Ook nu, wat ik ook zeg, ik voel dat het geen volledige antwoorden zijn, ze zijn niet exact. Wat is het exacte antwoord op welke vraag dan ook? Ik weet het gewoon niet. Om dat probleem in wat ik schrijf te laten zien, is het handig om een ondervrager in te voeren, en in normale situaties zou dat een politieman zijn. Misschien is dat één van die dingen die van het ene boek naar het andere meegaan. De wereld is zo'n doolhof van dingen, zo gecompliceerd, dat geen bewering compleet is. En dat blijkt wanneer je geen welomschreven antwoord hebt op een ja-of-nee-vraag. Want het antwoord is nooit ja, het antwoord is nooit wit-of-zwart. In althans mijn manier van denken is de wereld zo dat ik een zin niet kan afmaken. Ik begin een zin en eindig hem niet. - Als je schrijft, heb je geen haast. Je begint een zin, en je kunt erover denken hoe je hem afmaakt, of je gelijk hebt of ongelijk, of je iets wel of niet hebt inbegrepen. Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1999 (nrs. 85-88) 9 Maar wanneer u een vraag stelt en die beestachtige machine staat aan, moet je meteen antwoorden. Nu heb ik het niet over het psychologische gevoel van ondervraagd worden, maar over de dwang waaraan je jezelf onderwerpt om een antwoord te geven dat een begin heeft, een komma, een puntkomma, en een punt. Want zo gaat het niet toe in je geest.