Valeur, fascinatie en verheffing: Exotische dieren in zeventiende-eeuwse stillevens uit de Zuidelijke Nederlanden

Bachelorscriptie Kunstgeschiedenis Daphne Martens

1

Valeur, fascinatie en verheffing: Exotische dieren in zeventiende-eeuwse stillevens uit de Zuidelijke Nederlanden

Daphne Martens (6189474)

Bachelorscriptie Kunstgeschiedenis, Universiteit Utrecht Begeleider: Dr. Annemieke Hoogenboom Tweede lezer: Dr. Martine Meuwese 15.045 woorden 30 april 2021

Voorblad: Detail van Peeter Boel, Stilleven met kaketoe en hondje, 1650-1670, olieverf op doek, 130 x 168 cm., Akademie der bildenden Künste Wien, Wenen, inv.nr. 757 (Foto: Akademie der bildenden Künste Wien, http://www.akademiegalerie.at/media/documents/Pieter_Boel_Stillleben_mit_Globus_ Prunkgarnitur_und_Kakadu_(c)_Gem%C3%A4ldegalerie_der_Akademie_der_bildenden_K%C3%BCnst e_Wien.jpg, geraadpleegd 12-04-2021).

2 Samenvatting

Exotische vogels en zoogdieren zijn in de zeventiende eeuw vaak afgebeeld in Zuid-Nederlandse stillevens. Dit fenomeen is tot op heden niet diepgaand onderzocht. Deze scriptie biedt een verkenning van dit onderwerp naar aanleiding van de onderzoeksvraag: Wat was de functie van exotische dieren in stillevens binnen de sociaal-culturele context van de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw? Middels een kwantitatieve analyse op basis van de RKDimages-database wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van dergelijke stillevens tussen 1550 en 1700. Deze bevindingen worden aan de hand van secundaire literatuur gerelateerd aan zowel de omgang met exotische dieren als het gebruik van stillevens in de Zuidelijke Nederlanden. Aan de basis van dit onderzoek ligt namelijk de notie, dat de context waarin kunst werd gemaakt en gebruikt bepalend was voor de betekenis ervan. De niet-Europese dieren kregen door hun gebruik en representatie in kunst een nieuwe betekenis binnen de Europese sociale, culturele en politieke context. Uit het onderzoek blijkt dat het afbeelden van exotische dieren in stillevens plaatsvond in de vroegmoderne verzamelcultuur waarin zowel exotische dieren als stillevens verzamelobjecten waren. Deze werden in de Zuidelijke Nederlanden aangeschaft door zowel de aristocratie alsook de rijke burgerij. De burgerij poogde toentertijd aan te sluiten bij de gebruiken van de aristocratie, met als doel een hogere sociale status uit te dragen en mogelijk te verkrijgen. Zodoende breidde het bezit van exotische dieren zich uit van een vorstelijke praktijk in de zestiende eeuw, naar ook een burgerlijke bezigheid in de zeventiende eeuw. Exotische dieren waren zeldzame en kostbare verzamelobjecten, en dus een teken van rijkdom en status gedurende deze periode. Stillevens met exotische dieren lijken deze verzamelcultuur te weerspiegelen. De productie ontwikkelde zich van grootschalige werken voor een rijke, elitaire afzetmarkt, naar ook kleinschalige werken voor een breed burgerlijk publiek. In de stillevens zijn vooral de kleine en betaalbare diersoorten afgebeeld die de burgerij in imitatie van de aristocratie kon aanschaffen. Daarbij zijn de dieren veelal weergegeven op de manier waarop ze werden gehouden, bijvoorbeeld levend of dood, aan een gordelketting of met hun voedsel. In de verzamelcultuur werden exotische dieren in stillevens vermoedelijk gebruikt ter vervanging van een daadwerkelijk dier. Met een stilleven kon de eigenaar het bezit ervan suggereren en zo betrokkenheid in de aristocratische verzamelcultuur tonen. Zodoende kon deze zich de hieraan verbonden prestige toe-eigenen. Verder zullen dergelijke werken als conversatiestuk hebben gediend. Hiermee kon de eigenaar zijn kennis tonen, voorname gasten vermaken en contacten aanleggen op basis van overeenkomstige interesses. Gesteld kan dus worden, dat in de zeventiende-eeuwse Zuid- Nederlandse samenleving exotische dieren in stillevens functioneerden als middel ter imitatie van de praktijken van de aristocratie, met als doel een hogere status uit te dragen en mogelijk te verkrijgen.

3 Inhoudsopgave Inleiding ...... 6 Historiografie: Vroegmoderne stillevens ...... 6 Historiografie: Exotische dieren in de vroegmoderne tijd...... 8 Theoretisch kader en methode ...... 10 Social Art History ...... 10 World Art History ...... 10 Digital Art History ...... 11 Structuur ...... 13 1. Het verzamelen van exotische dieren ...... 14 Verzamelingen exotische dieren aan Europese vorstenhoven ...... 14 De verwerving van exotische dieren...... 15 Het onderhoud van exotische dieren ...... 16 Het gebruik van exotische dieren ...... 17 De Habsburgers en de menagerie in Brussel ...... 19 Exotische dieren van de Zuid-Nederlandse burgerij ...... 21 De uitbreiding van het bezit van exotische dieren ...... 21 Kunst- en curiositeitenkabinetten ...... 22 Levende exotische dieren ...... 23 Conclusie ...... 24 2. Exotische dieren in stillevens ...... 26 De ontwikkeling van exotische dierafbeeldingen en van het stillevengenre in de zestiende en zeventiende eeuw ...... 26 Exotische dieren in de Europese kunst ...... 26 Het stilleven ...... 28 De ontwikkeling van stillevens met exotische dieren tussen 1550 en 1700 ...... 29 De productie van stillevens met exotische dieren door de tijd en per locatie ...... 29 De productie van stillevens met exotische dieren: motiefherhaling en -ontlening ...... 30 De soort stillevens met exotische dieren ...... 32 De diersoorten ...... 32 Het oorsprongsgebied ...... 33 De weergave van exotische dieren ...... 34 Conclusie ...... 35 3. Het gebruik van stillevens met exotische dieren ...... 37

4 De Zuid-Nederlandse verzamelcultuur ...... 38 De samenstelling van kunst- en curiositeitenverzamelingen ...... 38 Het gebruik van kunst- en curiositeitenverzamelingen ...... 39 Stillevens met exotische dieren in Zuid-Nederlandse verzamelingen ...... 41 Stillevens met exotische dieren als vertoon van eigendom ...... 42 Stillevens met exotische dieren als gespreksonderwerp ...... 43 Conclusie ...... 46 Conclusie ...... 48 Afbeeldingen ...... 51 Bijlagen ...... 71 Bijlage 1 - Specificering methode, classificering en toegepaste richtlijnen ...... 71 Bijlage 3 - Het aantal stillevens met exotische dieren in verhouding tot de totale stillevensproductie, per periode. Op basis van de RKDimages-database ...... 77 Bijlage 4 - Het aantal stillevens met exotische dieren per locatie, per periode ...... 78 Bijlage 5 - De kunstenaars per locatie en het aantal schilderijen per kunstenaar ...... 79 Bijlage 6 - Het aantal stillevens met exotische dieren per stilleven-subgenre ...... 82 Bijlage 7 - Het aantal stillevens met exotische dieren per stilleven-subgenre, per periode ...... 83 Bijlage 8 - Het aantal stillevens met exotische dieren per diergroep ...... 84 Bijlage 9 - Het aantal stillevens met exotische dieren per diergroep, per periode ...... 85 Bijlage 10 - Het aantal stillevens met exotische dieren per diersubgroep, per diergroep Papegaai ...... 86 Bijlage 11 - Het aantal stillevens met exotische dieren per diersubgroep, per diergroep Aap . 87 Bijlage 12 - Het aantal stillevens met exotische dieren per oorsprongsgebied ...... 88 Bijlage 13 - Het aantal stillevens met exotische dieren per oorsprongsgebied, per locatie ...... 89 Bijlage 14 - Het aantal afgebeelde dieren per staat van zijn, per diergroep ...... 90 Bijlage 15 - Het aantal stillevens met exotische dieren per stilleven-subgenre, per diergroep 91 Bijlage 16 - Gemiddeld aantal exotische dieren per stilleven, per periode ...... 93 Bijlage 17 - Gemiddeld aantal exotische diersoorten per stilleven, per periode ...... 93 Bronnenlijst ...... 94 Herkomst van de afbeeldingen ...... 99

5 Inleiding

Flapperend met vleugels, scharrelend tussen vaatwerk of grijpend naar een stuk fruit - exotische dieren zijn in de zeventiende eeuw vaak afgebeeld in stillevens. Deze uitheemse wezens zijn een bijzondere toevoeging in dit kunstgenre, dat veelal als typisch Europees wordt gezien. Dit roept vragen op ten aanzien van de interesse in deze niet-Europese dieren in vroegmodern Europa, en dan met name in de Zuidelijke Nederlanden, waar het een populair beeldmotief lijkt te zijn geweest. Verder is het intrigerend dat deze veelal dynamisch afgebeelde wezens zijn verwerkt in de stillevenschilderkunst, die immers wordt gekenmerkt door statische en levenloze taferelen.1 De motivatie voor het afbeelden van exotische dieren in stillevens is tot op heden niet diepgaand onderzocht. De bestaande publicaties over stillevens en die over exotische dieren stippen dit fenomeen slechts in het voorbijgaan aan.

Historiografie: Vroegmoderne stillevens Tot voor kort was kunsthistorisch onderzoek naar beeldmotieven in stillevens veelal gericht op het achterhalen van symbolische betekenissen door middel van iconografische analyse. Vanuit deze benadering werden exotische dieren summier besproken. Slechts de diersoorten met een mogelijke symbolische associatie werden kort aangehaald. Zo interpreteert Hella Robels een zwaan en een aap in een werk van Frans Snijders (1579-1657) in haar monografie over deze schilder als symbolen voor Christus en de duivel (Afb. 1).2 Tevens worden in de door Christa Nitze-Ertz geredigeerde tentoonstellingscatalogus Das flämische Stillleben (2002) een aap, papegaai, hond en muziekinstrumenten in een werk van (1599-1652) beschreven als een verwijzing naar de vijf zintuigen (Afb. 2).3 Vanaf het eind van de twintigste eeuw hebben kunsthistorici andere benaderingswijzen gekozen dan de iconografische, en daarmee afstand genomen van de bijbehorende tendens stillevens te interpreteren als moralistische vanitas. Zo stelt Harry Berger Jr. in Caterpillage (2011) dat de vanitas-interpretatie, intentioneel of niet, de toeschouwer afleidt van andere betekenissen en verhalen die in het stilleven gevat zijn.4 Deze kunsthistorici pleiten voor een benadering vanuit sociaal- cultureel perspectief. Zij stellen dat de betekenis van stillevens en de daarin afgebeelde objecten achterhaald kunnen worden door te kijken naar de culturele, sociale en economische context waarin

1 Alan Chong, “Wat onder de naam van stilleven begrepen is,” in: Het Nederlandse Stilleven, 1550-1720, red. Alan Chong en Wouter Kloek (Amsterdam: Rijksmuseum, 1999), 11. 2 Hella Robels, : Stilleben- und Tiermaler 1579-1657 (München: Deutscher Kunstverlag, 1989). 3 Christa Nitze-Ertz, red., Das flämische Stillleben, 1550-1680 (Lingen: Luca, 2002), 258. 4 Harry Berger Jr., Caterpillage: Reflections on Seventeenth-Century Dutch Painting (New York: Fordham University Press, 2011), 20-21.

6 ze waren gemaakt en werden gebruikt.5 Zo heeft Elizabeth Alice Honig in Painting and the Market in Early Modern (1998) beschreven hoe de Zuid-Nederlandse stillevenproductie van de zestiende op de zeventiende eeuw samenhing met sociaal-economische veranderingen.6 Verder bieden Scott A. Sullivan in The Dutch gamepiece (1984) en Holger Jacob-Friesen in Von Schönheit und Tod (2011) inzicht in de rol van stillevens met jachtdieren in de vroegmoderne samenleving. Zij gaan echter vrijwel niet in op exotische dieren. Deze worden kort vermeld als verlevendiging van het tafereel, als exotisch beeldelement, of als verwijzing naar de toenmalige wereldwijde handel.7 In recente jaren is meer aandacht besteed aan niet-Europese producten in stillevens. De focus ligt hierbij veelal op zeventiende-eeuwse Noord-Nederlandse stillevens en op objecten zoals bloemen, schelpen, insecten en porselein.8 Een prominente publicatie hierover is Still life and trade in the (2007) van Julie Berger Hochstrasser. Zij beschrijft de handelsgeschiedenis van exotische goederen om inzicht te verschaffen in de eigentijdse culturele betekenis ervan en van hun representatie in stillevens.9 In & Sporen van slavernij en koloniaal verleden (2019) worden door René Dekker, Lucy Geurts en Ineke Mok twee papegaaien in een stilleven van Ambrosius Bosschaert II (?- 1645) op vergelijkbare wijze gerelateerd aan de Noord-Nederlandse handels- en kolonisatieactiviteiten (Afb. 3).10 Een uitzonderlijke publicatie die ingaat op exotische producten in Zuid-Nederlandse stillevens is The insect and the image (2011) van Janice Neri. Hierin bespreekt zij hoe rond 1600 insecten een plaats kregen in Zuid-Nederlandse stillevens. Zij plaatst deze ontwikkeling

5 Prominente publicaties in deze beweging waren: Norman Bryson, Looking at the overlooked: four essays on still life painting (London: Reaktion Books, 1990).; David Freedberg en Jan de Vries, red., Art in History/History in Art: Studies in Seventeenth-Century Dutch Culture (Santa Monica: Getty Center for the History of Art and Humanities, 1991).; en Anne W. Lowenthal, red., The object as subject: studies in the interpretation of still life (Princeton: Princeton University Press, 1996). 6 Elizabeth Alice Honig, Painting and the Market in Early Modern Antwerp (New Haven: Yale University Press, 1998), IX. 7 Scott A. Sullivan, The Dutch gamepiece (Woodbridge: Boydell Press, 1984), 17, 19, 62, 64, 85n17. Holger Jacob- Friesen, red., Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne (Karlsruhe: Kehrer, 2011), 208, 222. Soortgelijke korte verwijzingen naar exotische dieren in stillevens komen voor in: Alan Chong en Wouter Kloek, Het Nederlandse Stilleven, 1550-1720 (Amsterdam: Rijksmuseum, 1999), 173-176, 273-274. en Nitze-Ertz, Das flämische Stillleben, 106, 138, 274. 8 Een voorbeeld van een publicatie over exotische bloemen in stillevens is Anne Goldgar, Tulipmania: Money, Honor, and Knowledge in the Dutch Golden Age (Chicago: University of Chicago Press, 2007). Een publicatie gericht op exotische schelpen is: Karin Leonhard, “Shell Collecting. On 17th-Century Conchology, Curiosity Cabinets and Still Life Painting,” in: Early Modern Zoology: The Construction of Animals in Science, Literature and the Visual Arts, red. Karl A.E. Enenkel en Paul J. Smith (Leiden: Brill, 2007). Een artikel over de culturele betekenis van porselein in stillevens is: Thijs Weststeijn, “Cultural reflections on porcelain in the 17th-century Netherlands,” in: Chinese and Japanese porcelain for the Dutch Golden Age, red. Jan van Campen en Titus Eliëns (Zwolle: Waanders Uitgevers, 2014). 9 Julie Berger Hochstrasser, Still life and trade in the Dutch Golden Age (New Haven, CT: Yale University Press, 2007), 1, 4-6, 271. 10 René Dekker, Lucy Geurts en Ineke Mok, “Stilleven met vruchten, bloemen en twee kaketoes,” & Sporen van slavernij en koloniaal verleden 1 (2019), DOI: https://magazines.cultureelerfgoed.nl/terugnaardetoekomst/2019/01/nk1828-ambrosius-bosschaert-de-jonge- 1645-stilleven-met-vruchten-bloemen-en-twee-kaketoes-1635 (geraadpleegd 04-12-2020).

7 binnen de vroegmoderne Europese verzamelcultuur, waarin zowel stillevens als insecten als gepaste verzamelobjecten werden gezien.11

Historiografie: Exotische dieren in de vroegmoderne tijd Wat betreft de aanwezigheid en het gebruik van exotische dieren in de vroegmoderne tijd, is in onderzoek veel aandacht besteed aan de internationale hofcultuur en de toenmalige interesse in het verzamelen van exotische producten. Een belangrijk overzichtswerk over de ontwikkeling van dierverzamelingen in Europa is Zoo (2002) van Eric Baratay en Elisabeth Hardouin-Fugier.12 Naar aanleiding van archiefstukken bieden Annemarie Jordan Gschwend en Almudena Pérez de Tudela meer inzicht in het aanschaffen, huisvesten en uitwisselen van exotische dieren aan Habsburgse vorstenhoven. Dit doen zij in “Renaissance Menageries” (2007) en “The Emperor’s Exotic and New World Animals” (2018).13 Ten aanzien van de Zuidelijke Nederlanden is dit verder uitgediept door Florike Egmond en Sven Dupré in “Collecting and circulating exotic naturalia in the Spanish Netherlands” (2015).14 In The role of rare and exotic animals in the self-fashioning of the early modern court (2012) relateert Angelica Groom het verzamelen van exotische dieren aan de door Stephen Greenblatt geïntroduceerde notie van self-fashioning. Dit verwijst naar het samenstellen van een publieke identiteit in overeenstemming met sociale maatstaven. Groom beargumenteert dat exotische dieren een integraal deel waren van de identiteitsvorming van vroegmoderne hoven en essentieel waren voor het uitdragen van vorstelijke status.15 Het onderzoek naar exotische dieren in de vroegmoderne kunst is vooral gericht op drie thema’s: de formele ontwikkeling van de dierafbeeldingen, de uitwisseling met natuurhistorisch onderzoek, en de relatie met de vorstelijke verzamelcultuur.16 Stillevens worden slechts in zeldzame

11 Janice Neri, The insect and the image: visualizing nature in early modern Europe, 1500-1700 (Minneapolis: University of Minnesota Press, 2011), XIII, XXVI, 75-76, 101. 12 Eric Baratay en Elisabeth Hardouin-Fugier, Zoo: A History of Zoological Gardens in the West (London: Reaktion Books, 2002). 13 Annemarie Jordan Gschwend en Almudena Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries. Exotic Animals and Pets at the Habsburg Courts in Iberia and Central Europe,” in: Early Modern Zoology: The Construction of Animals in Science, Literature and the Visual Arts, red. Karl A.E. Enenkel en Paul J. Smith (Leiden: Brill, 2007), 419-447. Annemarie Jordan Gschwend, “The Emperor’s Exotic and New World Animals: Hans Khevenhüller and Habsburg Menageries in Vienna and Prague,” in: Naturalists in the Field: Collecting, Recording and Preserving the Natural World from the Fifteenth to the Twenty-First Century, red. Arthur MacGregor (Leiden: Brill, 2018), 76-103. 14 Florike Egmond en Sven Dupré, “Collecting and circulating exotic naturalia in the Spanish Netherlands,” in: Embattled territory: the circulation of knowledge in the Spanish Netherlands, red. Sven Dupré e.a. (Gent: Academia Press, 2015), 199-227. 15 Angelica Groom, The role of rare and exotic animals in the self-fashioning of the early modern court: the Medici court in Florence as a case study (Doctoraalscriptie filosofie University of Sussex, 2012), 1, 46-47, 119-121, 207- 213, DOI: http://sro.sussex.ac.uk/id/eprint/42399 (geraadpleegd 21-09-20). Zie ook: Stephen Greenblatt, Renaissance Self-Fashioning: From More to Shakespeare (Chicago: University of Chicago Press, 1980). 16 Alle drie deze elementen worden in vrijwel elke in deze historiografie velmelde publicaties besproken. Publicaties die specifiek ingaan op de formele ontwikkeling van exotische dierafbeeldingen: Joan Barclay Lloyd, African Animals in Renaissance Literature and Art (Oxford: Clarendon Press, 1971). Christiane Luz, Exotische

8 gevallen kort aangestipt. In het eerste overzicht van Zuid-Nederlandse diervoorstellingen, “Facetten van de Vlaamse dierenschilderkunst” (1982) van Arnout Balis, worden zeventiende-eeuwse stillevens met exotische dieren in het voorbijgaan vermeld.17 In Dieren verbeeld (2016) biedt Marrigje Rikken een uitgebreider overzicht van exotische dierafbeeldingen in de Zuid-Nederlandse beeldcultuur, maar zij brengt hierbij stillevens niet ter sprake.18 Een andere prominente publicatie is de tentoonstellingscatalogus Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin (2007) geredigeerd door Hans Devisscher. Het bevat zes artikelen waarin zowel de aanwezigheid als de representatie van exotische dieren in Antwerpen in de zestiende eeuw worden aangestipt.19 Waar andere publicaties enkel de hofcultuur bespreken, wordt in deze artikelen ingegaan op de interesse in exotische dieren van de burgerij. Zo toont Ria Fabri in haar bijdrage “Over ‘beestiens ende andere gedierten’”, dat exotische dierafbeeldingen op verschillende manieren voorkwamen in Antwerpse huishoudens, zoals in boeken, prentenreeksen en kunstvoorwerpen. Zij vermeldt ook stillevens met exotische dieren, maar gaat hier niet verder op in.20 Tot op heden zijn exotische dieren in stillevens dus niet diepgaand onderzocht. Zowel de analyse van het motief door de tijd als de verklaring van de populariteit van het motief zijn in academisch onderzoek niet uitvoerig besproken. Deze scriptie biedt een verkenning van exotische diermotieven in stillevens en hun betekenis in de toenmalige cultuur naar aanleiding van de hoofdvraag: Wat was de functie van exotische dieren in stillevens binnen de sociaal-culturele context van de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw?

Welten Europäische Phantasien: Das Exotische Tier in der Europäischen Kunst (Stuttgart-Bad Cannstatt: Cantz, 1987). Publicaties over natuurhistorisch onderzoek en representaties van exotische dieren: Peter Mason, Before Disenchantment: Images of Exotic Animals and Plants in the Early Modern World (Londen: Reaktion Books, 2009). en Florike Egmond, Eye for detail: images of plants and animals in art and science, 1500-1630 (Londen: Reaktion Books Ltd, 2017). 17 Arnout Balis, “Facetten van de Vlaamse dierenschilderkunst van de 15de tot de 17de eeuw,” in: Het aards Paradijs: dierenvoorstellingen in de Nederlanden van de 16de en 17de eeuw, red. Carl van der Velde e.a. (Antwerpen: Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde, 1982), 48. 18 Marrigje Rikken, Dieren verbeeld: diervoorstellingen in tekeningen, prenten en schilderijen door kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden tussen 1550 en 1630 (Doctoraalscriptie kunstgeschiedenis University of Leiden, 2016), 1-2, DOI: http://hdl.handle.net/1887/40617 (geraadpleegd 15-09-20). 19 Hans Devisscher, red. Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin (Antwerpen: Museum Plantin- Moretus, 2007), https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en- mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20). 20 Ria Fabri, “Over ‘beestiens ende andere gedierten’: Afbeeldingen van dieren in Antwerpse huizen van de late zestiende en de zeventiende eeuw,” in: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, red. Hans Devisscher (Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007), 77n4, DOI: https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en-mertecooien- koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20).

9 Theoretisch kader en methode

Social Art History Aan de basis van dit onderzoek ligt de notie dat de sociaal-culturele context waarin een kunstwerk werd gemaakt en gebruikt bepalend was voor de betekenis ervan. Leidend hierin is de theorie van Honig zoals uiteengezet in “Making Sense of Things” (1998). Zij stelt dat objecten een essentiële rol spelen in het creëren en communiceren van sociale boodschappen. Dit is evenzogoed het geval bij objecten in stillevens als in het dagelijks leven. De culturele betekenis van stillevens en de daarin afgebeelde voorwerpen zijn zodoende te achterhalen door het gebruik ervan te bestuderen.21 Daarom zal in deze scriptie zowel de omgang met exotische dieren alsook het gebruik van stillevens met exotische dieren worden onderzocht. Hierbij ligt de focus op de verzamelcultuur in de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw. Deze regio biedt een goed beginpunt voor een onderzoek naar exotische dieren in stillevens omdat, zoals in hoofdstuk 2 zal worden besproken, het fenomeen daar lijkt te zijn ontstaan en daar gedurende de zeventiende eeuw de grootste productie van dergelijke werken was. Verder zal de door Groom toegepaste notie van exotische dieren als middel in self-fashioning, ofwel zelfprofilering, gebruikt worden. Dit principe zal worden toegepast op zowel de sociale praktijken aan vroegmoderne vorstenhoven, als op die van de sociale middenklasse in de Zuidelijke Nederlanden. Aansluitend hierop biedt het principe van het ‘gezonken cultuurgoed’ een kader voor de verspreiding van exotische dieren in de Europese cultuur. Deze theorie stelt dat producten en gebruiken zich verspreiden van de hoge naar de lage sociale klassen. Wat functioneerde als statussymbool voor de sociale elite, wordt nagebootst door lagere sociale groepen met als doel een hogere status uit te dragen.22

World Art History Binnen de kunstgeschiedenis is recent een stroming opgekomen waarin gepleit wordt voor de bestudering van kunst vanuit een wereldwijd perspectief. Kunstwerken getuigen namelijk van de uitwisseling tussen culturen van producten, mensen en informatie. Zo stelt Thomas DaCosta Kaufmann in “The 'Netherlandish model'?” (2016) dat de alomtegenwoordigheid van exotica vanaf de zestiende eeuw een grote invloed heeft uitgeoefend op de Nederlandse kunst en cultuur. Hij

21 Elizabeth Alice Honig, “Making Sense of Things: On the Motives of Dutch Still Life,” Anthropology and Aesthetics 34 (1998): 172-175, DOI: https://www.jstor.org/stable/20140414 (geraadpleegd 01-11-20). 22 Dit principe wordt in relatie tot de zeventiende-eeuwse Zuidelijke Nederlanden vermeld in: Jan de Vries, “Luxury and Calvinism/ Luxury and Capitalism: Supply and Demand for Luxury Goods in the Seventeenth-Century Dutch Republic,” The Journal of the Walters Art Gallery 57 (1999): 73-74, DOI: https://www.jstor.org/stable/20169143 (geraadpleegd 11-12-2020). Voor een meer algemene definitie van het gezonken cultuurgoed, ofwel het ‘Trickle-down effect’, zie: Will Kenton, ‘Trickle-Down Effect,’ Investopedia, geraadpleegd 16 februari 2021, https://www.investopedia.com/terms/t/trickle-down-effect.asp.

10 concludeert dat ‘the local is entangled with the global in Netherlandish art history’.23 Deze scriptie past binnen dit onderzoeksgebied door te focussen op de representatie van exotische dieren in Zuid-Nederlandse stillevens. In de zeventiende eeuw betekende de term ‘exotisch’ dat een object of dier afkomstig was uit een afgelegen gebied, maar daarnaast impliceerde het een mate van onbekendheid, abnormaliteit en verwondering. Het omvatte naast uitheemse dieren, ook ongewone of misvormde Europese dieren.24 Om een eenduidig beeld te bieden is dit onderzoek gericht op niet-Europese diersoorten, namelijk uit Afrika, Amerika, Azië en Oceanië. Ook ligt hierbij de focus op vogels en zoogdieren. Deze bieden de beste ingang voor het onderzoeken van exotische dieren in stillevens omdat hun uitheemse status alom bekend was. Insecten, zeedieren, amfibieën en reptielen komen ook voor in stillevens, maar zijn buiten beschouwing gelaten omdat het identificeren en wel of niet classificeren als exotisch vraagt om specialistische kennis die binnen het bestek van dit onderzoek niet beschikbaar was. In deze scriptie staat het Europese perspectief op exotische dieren centraal. Uit voorgaand onderzoek is gebleken dat exotica in vroegmodern Europa niet werden gewaardeerd vanuit een interesse in andere culturen, maar vanuit redenen die voortkwamen uit de Europese culturele, sociale en politieke context.25 Zo beschrijft Anna Grasskamp in Objects in frames (2019) hoe exotische producten in Europa een nieuwe betekenis toegeschreven kregen. Ze werden gedecontextualiseerd, geherdefinieerd en geassimileerd binnen bestaande Europese gebruiken en visuele tradities.26 Verder heeft Hochstrasser in het voorgenoemde Still life and trade geconstateerd, dat de veelal gewelddadige verwerving van exotica geen grote invloed zal hebben gehad op de betekenis van de producten voor toenmalige toeschouwers.27 Voor het verkennen van de functie van exotische dieren in stillevens, is dit onderzoek dus gericht op hoe deze dieren werden gedefinieerd binnen Europa.

Digital Art History In dit onderzoek is een kwantitatieve analyse uitgevoerd met als doel een beeld te vormen van exotische diermotieven in zestiende- en zeventiende-eeuwse stillevens uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. Deze analyse is vormgegeven in samenwerking met de data-analist Jasper Martens en

23 Thomas DaCosta Kaufmann, ”The ‘Netherlandish model’?: Netherlandish art history as/and global art history,” Netherlands Yearbook for History of Art 66 (2016) 1: 289, DOI: https://doi- org.proxy.library.uu.nl/10.1163/22145966-90000789 (geraadpleegd 28-10-20). 24 Claudia Swan, “Lost in Translation: Exoticism in Early Modern Holland,” in: The fascination of Persia: the Persian-European dialogue in seventeenth-century art & contemporary art from Tehran, red. Axel Langer (Zürich: Verlag Scheidegger & Spiess, 2013), 114-115. Groom, The role of rare and exotic animals, 12-20. 25 Een vroege publicatie die hierop ingaat is: Claire Farago, Reframing the Renaissance: visual culture in Europe and Latin America 1450-1650 (New Haven: Yale University Press, 1995), 10. Dezelfde constatering is recenter gemaakt in relatie tot exotische dieren in: Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 224. 26 Anna Grasskamp, Objects in frames: displaying foreign collectibles in early modern China and Europe (Berlijn: Dietrich Reimer Verlag, 2019), 20. 27 Hochstrasser, Still life and trade, 266.

11 de bevindingen hiervan worden besproken in hoofdstuk 2. Het uitgangspunt hiervoor is de uitgebreide online beeldcollectie van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD), de RKDimages- database.28 Om de gewenste gegevens te verkrijgen, heb ik deze database doorlopen en een verzameling gemaakt van de stillevens met exotische dieren uit de periode 1550 tot 1700 die zijn geproduceerd door Noord- en Zuid-Nederlandse kunstenaars. Om mogelijke gebreken van de databron te minimaliseren heb ik deze aangevuld met stillevens uit enkele andere databronnen, namelijk overzichtswerken gericht op stillevens en de online collecties van enkele musea. In deze selectie is het criterium wat betreft exotische dieren gericht op oorsprongsgebied, namelijk niet- Europese soorten. Verder is, zoals vermeld, dit onderzoek gericht op vogels en zoogdieren, dus zijn andere diergroepen buiten beschouwing gelaten. Dit leverde 413 stillevensschilderijen met exotische dieren op, waarop in totaal 586 van deze dieren zijn afgebeeld. De gevonden werken zijn vervolgens gecategoriseerd op grond van datering, type stilleven, diersoort, oorsprongsgebied van het dier, of het dier levend of dood is afgebeeld, en of het een Noord- of Zuid-Nederlandse kunstenaar betreft. Verder is bijgehouden in hoeverre kunstenaars diermotieven hebben herhaald en lijken te hebben overgenomen van andere kunstenaars. Voor het achterhalen van mogelijke ontwikkelingen door de tijd, zijn deze gegevens ingedeeld in periodes van vijftig jaar. Op deze manier konden voldoende stillevens in de analyse worden meegenomen om een accurate grootschalige lijn van ontwikkeling te geven.29 Zie bijlage 1 voor een specificering van de methode en de toegepaste classificatierichtlijnen, en bijlage 2 voor de verzamelde en georganiseerde gegevens. Door deze gegevens door de tijd en in geografisch verband te analyseren wordt inzicht verschaft in wanneer en waar exotische dieren in stillevens opkwamen, in wat voor soort stillevens ze voorkwamen, welke diersoorten zijn afgebeeld in welke periodes, hoe deze zijn gerepresenteerd en met welke beeldmotieven ze werden gecombineerd.30 Voorzichtigheid in conclusies is hierin geboden omdat de analyse enkel een indruk biedt van de toepassing van exotische vogels en zoogdieren in stillevens. Slechts een klein deel van de zestiende- en zeventiende-eeuwse stillevenproductie is

28 ‘RKDimages,’ Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD), geraadpleegd 11 april 2021, https://rkd.nl/explore/images. 29 Ik heb gepoogd een analyse uit te voeren naar aanleiding van een periodisering van 25 jaar, maar veel werken pasten wat betreft datering niet binnen dit kleinere tijdvak en moesten worden weggelaten uit de analyse. Hierdoor was de testgroep te klein voor degelijke resultaten. 30 Klara Alen en Sam Segal, Dutch and Flemish flower pieces: paintings, drawings and prints up to the nineteenth century, deel 1 (Leiden: Brill, 2020) 117. In deze tweedelige publicatie hebben Alen en Segal bloem- en diersoorten in stillevens geïdentificeerd om in de toepassing hiervan ontwikkelingen en trends te kunnen waarnemen. Ik pas in dit onderzoek eenzelfde principe toe. De focus lag bij Alen en Segal voornamelijk op insecten. Voor hun identificaties, zie: Klara Alen en Sam Segal, Dutch and Flemish flower pieces: paintings, drawings and prints up to the nineteenth century, deel 2 (Leiden: Brill, 2020) 1107-1140.

12 overgeleverd en de toegepaste databronnen bevatten slechts een deel van deze overlevering.31 Tevens zullen in de selectie van de te analyseren stillevens werken over het hoofd zijn gezien, zowel door mijn eigen opmerkzaamheid als door technische beperkingen zoals de kwaliteit van de beschikbare afbeeldingen. Ondanks deze tekortkomingen bieden de overgeleverde werken een beeld van de globale ontwikkelingen van stillevens met exotische diermotieven door Noord- en Zuid- Nederlandse kunstenaars in de periode 1550 tot 1700.

Structuur Om inzicht te verschaffen in de functie van exotische dieren in zeventiende-eeuwse Zuid-Nederlandse stillevens worden in deze scriptie drie kwesties behandeld. In het eerste hoofdstuk wordt verkend welke materiële en culturele betekenis exotische dieren hadden in de Zuidelijke Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw. Hiervoor wordt aan de hand van secundaire literatuur ingegaan op de aanwezigheid van exotische dieren in Europa en hun gebruik door zowel de aristocratie als de welgestelde sociale middenklasse. In het tweede hoofdstuk wordt verkend op welke manier stillevens met exotische dieren uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden zich ontwikkelden tussen circa 1550 en 1700. Naar aanleiding van de resultaten van de kwantitatieve analyse wordt besproken wanneer en waar stillevens met exotische dieren opkwamen, wat voor soort stillevens dit waren, welke diersoorten zijn afgebeeld, op welke manier deze zijn weergegeven en met welke beeldmotieven ze zijn gecombineerd. Tot slot wordt in het derde hoofdstuk ingegaan op de manier waarop stillevens met exotische dieren werden gebruikt in de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw. Naar aanleiding van secundaire literatuur en enkele schildervoorstellingen van kunstcollecties, wordt verkend welke rol deze stillevens speelden in de kunst- en curiositeitenverzamelcultuur van de Zuid-Nederlandse aristocratie en rijke middenklasse. We zullen hierbij zien dat exotische dieren waardevolle, buitengewone en prestigieuze verzamelobjecten waren. Hun gebruik en hun representatie in stillevens werd zodoende geleid door een combinatie van valeur, fascinatie en verheffing.

31 In voorgaand onderzoek is geconstateerd dat slechts een klein deel van de totale vroegmoderne kunstproductie is overgeleverd, en dat dit met name de meer hoge kwaliteit werken betreft. Ad van der Woude heeft zelfs gesuggereerd dat slechts 1% van de zeventiende-eeuwse Hollandse schilderijenproductie het tot op heden heeft overleefd. Hoe dit zich verhoudt tot individuele kunstgenres, waaronder het stilleven, is in voorgaand onderzoek niet uiteengezet. Het is echter aannemelijk dat met name veel kleinschalige en mindere kwaliteit stillevens niet zijn overgeleverd, en dat dit zodoende heeft geresulteerd in een oververtegenwoordiging van hoge kwaliteit werken van bekende meesters. Zie onder andere: Ad van der Woude, "The Volume and Value of Paintings in Holland at the Time of the Dutch Republic," in: Art in History/History in Art: Studies in Seventeenth-Century Dutch Culture, red. David Freedberg en Jan de Vries, (Santa Monica: Getty Center for the History of Art and Humanities, 1991) 309.

13 1. Het verzamelen van exotische dieren

In dit hoofdstuk staat de vraag centraal welke materiële en culturele betekenis exotische dieren hadden in de Zuidelijke Nederlanden in de zestiende en zeventiende eeuw. De manier waarop deze dieren werden gezien en gebruikt kan namelijk inzicht bieden in de motivatie voor hun weergave in stillevens. De focus ligt hierbij op de toenmalige internationale verzamelcultuur. De zestiende en zeventiende eeuw waren het tijdperk van de ontdekkingsreizen en de opkomst van een wereldwijd handelsnetwerk. Uitheemse goederen werden in Europa geïntroduceerd in grotere hoeveelheden en variëteit dan ooit tevoren. Dit leidde tot een opbloei in het verzamelen en tentoonstellen van exotica. Dieren hadden hierin een centrale rol vanwege hun zeldzaamheid, schoonheid en uitzonderlijkheid.32 Door overgeleverde briefwisselingen, inventarissen, reisverslagen en andere primaire bronnen is relatief veel bekend over de aankoop en het onderhoud van exotische dieren in Europa. De verzamelcultuur bloeide op aan vorstenhoven aan het begin van de zestiende eeuw en breidde zich uit naar de sociale middenklasse aan het eind van de zestiende en gedurende de zeventiende eeuw.33 Binnen deze verzamelingen werden de exotische dieren losgekoppeld van hun geografische oorsprong. Door ze te plaatsen in een nieuwe omgeving en ze tentoon te stellen met andere producten kregen ze een nieuwe betekenis toegeschreven vanuit het culturele, sociale en politieke standpunt van de verzamelaar.34 Om inzicht te verschaffen in deze vereuropeeste betekenis, wordt in dit hoofdstuk eerst ingegaan op de zestiende-eeuwse dierverzamelingen aan Europese vorstenhoven. Vervolgens wordt de verzamelpraktijk van de Habsburgse vorsten in de Zuidelijke Nederlanden besproken. Tot slot wordt een beeld geschetst van de verzamelingen van de Zuid-Nederlandse sociale middenklasse in de zeventiende-eeuw.

Verzamelingen exotische dieren aan Europese vorstenhoven Vanaf het begin van de zestiende eeuw was het verzamelen van exotische dieren een prominent onderdeel van de Europese hofcultuur. Het bezit van exclusieve luxeproducten functioneerde toentertijd als middel voor het uitdragen van een verheven sociale positie. Het verzamelen van objecten zonder functie onderscheidde de elite namelijk van de rest van de bevolking, die door hun mindere positie en welvaart gebonden was aan praktische overwegingen.35 Uitheemse diersoorten hadden door hun zeldzaamheid eenzelfde waarde en werden gebruikt door Europese heersers om status, rijkdom, kennis en macht uit te dragen. Binnen de hofcultuur werd verwacht dat vorsten een verzameling aanlegden passend bij hun positie. Hoe groter de macht van de vorst, des te

32 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 224. 33 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 10-13, 29, 59. 34 Grasskamp, Objects in frames, 20. Honig, “Making Sense of Things,” 175-179. 35 Vries, “Luxury and Calvinism/ Luxury and Capitalism,” 73-74.

14 indrukwekkender het aantal en de kwaliteit van de verzamelde dieren moesten zijn. Exotische dieren waren zodoende een integraal onderdeel van de zelfprofilering van vroegmoderne vorsten.36

De verwerving van exotische dieren Machthebbers hadden een bevoorrechte positie in het verkrijgen van exotische dieren. Ten eerste konden zij deze bemachtigen via de groeiende wereldwijde handelsnetwerken. Al vroeg in de zestiende eeuw werd een omvangrijke en winstgevende handel in kleinschalige en relatief makkelijk te transporteren dieren tot stand gebracht ter bevoorrading van aristocratische verzamelingen.37 Zo arriveerde in 1531 in Antwerpen een lading van driehonderd apen en zeshonderd papegaaien uit Brazilië.38 Het is onwaarschijnlijk dat al deze dieren de lange zeereis hadden overleefd. Door de zware omstandigheden en de lange tijdsduur was het sterftecijfer gedurende transport zeer hoog. Zodoende waren levende exotische dieren zeldzaam, en dus waardevol en duur in de aankoop. Er bestond echter ook een levendige handel in overleden en geconserveerde dieren. Papegaaienveren en -vleugels, dierenhuiden en opgezette dieren werden gretig verzameld.39 Om toegang te krijgen tot deze exotica hadden vorstelijke verzamelaars een netwerk van contactpersonen in belangrijke handelscentra. In de zestiende eeuw waren Venetië, Lissabon en Antwerpen de belangrijkste handelssteden voor de invoer en verkoop van exotische dieren. In de zeventiende eeuw werd deze positie overgenomen door Amsterdam.40 Deze contactpersonen zochten en kochten specifieke producten. Zo waren vorsten zich bewust van nieuwe importproducten en konden ze mogelijke concurrentie voorblijven. De verschillende vorstenhoven wedijverden namelijk met elkaar in het verkrijgen van de meest zeldzame, mooie en buitengewone diersoorten die op de markt aangeboden werden.41 Ten tweede konden vorsten grotere en meer bijzondere diersoorten verkrijgen door hun zeggenschap over andere werelddelen. Diverse exotische dieren kwamen in vorstelijke collecties terecht als oorlogsbuit, als deel van handels- en vredesverdragen, en als geschenken van machthebbers van over de hele wereld.42 Zo eiste de Portugese koning Emanuel I (1469-1521) giften van veroverde gebieden, waaronder van het Jaffna koninkrijk op Sri Lanka een jaarlijks geschenk van

36 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 29-30. Groom, The role of rare and exotic animals, 1, 207-213. 37 Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 422. Victoria Dickenson, “Meticulous Depiction: Animals in Art, 1400-1600,” in: A Cultural History of Animals in the Renaissance, red. Bruce Boehrer, dl. 3 (London: Bloomsbury, 2011) 185, 190. 38 Geert Vanpaemel, “Wonderlijk, exotisch en vreemd: Dierenboeken in de vroegmoderne wetenschap,” in: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, red. Hans Devisscher (Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007), 57, https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en- mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20). 39 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 23-24, 30. Nitze-Ertz, Das flämische Stillleben, 266. 40 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 22. Groom, The role of rare and exotic animals, 27. 41 Groom, The role of rare and exotic animals, 67-74. Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 423, 445. 42 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 21.

15 tien olifanten.43 De eerste paradijsvogelhuiden kwamen in 1523 in Europa terecht als geschenk van lokale Indonesische heersers aan keizer Karel V (1500-1558). Deze wonderschone vogels ontwikkelden zich al snel tot een kenmerk van een goede verzameling.44 Verder werden nieuw ontdekte diersoorten vaak als geschenk aangeboden aan vorsten als dank voor het organiseren of financieren van een ontdekkings- of onderzoeksexpeditie. Op deze manier vonden de eerste kalkoenen hun weg van Amerika naar Europa. Deze werden in 1511, gedurende de verkenning van het Amerikaanse continent, naar Europa verscheept voor de Spaanse koning Ferdinand II van Aragon (1452-1516).45 Tot slot konden machthebbers grote en bijzondere dieren verkrijgen via familiale en diplomatieke netwerken. In de zestiende eeuw bestond tussen de verschillende Europese vorstenhoven een complex netwerk van familieverbanden, allianties en diplomatieke relaties. Doordat exotische dieren waardevolle bezittingen waren, circuleerden deze als relatiegeschenken. Zo stuurde de hertog van Florence Cosimo I de’Medici (1519-1574) meermaals leeuwen als geschenken naar Europese vorsten, waaronder rond 1548 naar de Franse koning Hendrik II (1519-1559). Ook vervulde zijn opvolger, de groothertog Ferdinando I de’Medici (1549-1609), in 1607 een verzoek van keizer Rudolf II (1552-1612) voor een tijger en vier luipaarden.46 Exotische dieren speelden op deze manier een essentiële rol in diplomatieke onderhandelingen en in het aanmaken en in stand houden van machtsrelaties.47

Het onderhoud van exotische dieren Exotische dieren werden op verschillende plekken aan het hof gehuisvest. Gedroogde, geconserveerde en opgezette exotische dieren, evenals dierproducten zoals veren, eieren en huiden, werden ondergebracht in zogenaamde kunst- en curiositeitenkabinetten (Afb. 4). Dit waren tentoonstellingsruimtes voor wonderbaarlijke voorwerpen die vanwege hun zeldzaamheid, uitheemse oorsprong, luxe, ouderdom of een andere merkwaardigheid werden gewaardeerd. Dergelijke verzamelingen bevatten dus niet enkel exotische dieren, maar bijvoorbeeld ook kunstwerken, mineralen, schelpen, objecten uit de oudheid en wetenschappelijke instrumenten.48 Levende exotische dieren werden afhankelijk van hun grootte en temperament op verschillende plaatsen

43 Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 422. 44 Claudia Swan, “Exotica on the Move: Birds of Paradise in Early Modern Holland,” Art History 38(2015)4: 628- 629, DOI: https://doi-org.proxy.library.uu.nl/10.1111/1467-8365.12171 (geraadpleegd 29-09-20). 45 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 21-22. Groom, The role of rare and exotic animals, 69-70. Voor de kalkoen, zie: Amanda K. Herrin, "Pioneers of the printed paradise: Maarten de Vos, Jan Sadeler I and emblematic natural history in the late sixteenth century," in: Early Modern Zoology: The Construction of Animals in Science, Literature and the Visual Arts, red. Karl A.E. Enenkel en Paul J. Smith (Leiden: Brill, 2007), 356. Larry Silver, “World of Wonders: Exotic Animals in European Imagery, 1515-1650,” in: Animals and early modern identity, red. Pia F. Cuneo (Farnham: Ashgate, 2014), 304. 46 Groom, The role of rare and exotic animals, 55, 74. 47 Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 422, 426. Lloyd, African animals, 49. 48 Chong, “Wat onder de naam van stilleven begrepen is,” 28-29. Vanpaemel, “Wonderlijk, exotisch en vreemd,” 57.

16 gehuisvest. Kleinere dieren werden aan het hof gehouden als gezelschapsdieren, terwijl grotere dieren werden gehouden in tuinen, jachtgebieden of speciaal gebouwde verblijven genaamd menagerieën en volières. In de huisvesting van de dieren werd geen onderscheid gemaakt tussen inheems en exotisch, noch tussen dieren uit verschillende afkomstgebieden.49 Naast dat een groot aandeel van de dieren gedurende het transport overleed, deden zich ook problemen voor bij hun onderhoud. Door acclimatisatieproblemen, slechte voeding en gebrekkige onderkomens was er een consistent hoog sterftecijfer. Dit maakte een voortdurende aanvulling van de verzameling noodzakelijk. Ook waren de kosten voor voeding, onderhoud en huisvesting van grote dieren zoals olifanten en leeuwen zeer hoog. Vanwege de aanzienlijke aanschaf- en onderhoudskosten was een verzameling levende exotische dieren beperkt tot de hoogste aristocratie.50

Het gebruik van exotische dieren In de zestiende eeuw was vrijwel elke vorstelijke residentie voorzien van een menagerie, volière of curiositeitenkabinet. Deze ruimtes waren doorgaans niet vrijelijk toegankelijk, maar werden gebruikt voor diplomatieke gelegenheden en voor het ontvangen van voorname gasten.51 Zodoende waren deze collecties een vorm van zelfrepresentatie. Hoe groter een verzameling was en hoe meer zeldzame dieren het bevatte, des te meer het de status, rijkdom en macht van de eigenaar benadrukte. Daarbij kon het bezit van exotische goederen uit verre streken de suggestie wekken dat de vorst macht had over deze gebieden. Deze notie komt onder andere naar voren in het traktaat Inscriptiones vel Tituli Theatri Amplissimi (1565) van Samuel Quiccheberg (1529-1567), waarin instructies worden gegeven voor het samenstellen en organiseren van de ideale vorstelijke verzameling. Door middel van een uitgebreide exotische diercollectie kon de vorst zichzelf presenteren als machthebber over de hele wereld.52 Verder lijken vorsten exotische dierverzamelingen te hebben gebruikt om zich een geleerde status toe te eigenen en deze te tonen aan een wijdverspreid publiek. Dierverzamelingen waren nauw verbonden met de opbloei in natuurhistorisch onderzoek in de zestiende eeuw. De introductie van onbekende flora en fauna leidde tot een groeiende belangstelling voor het bestuderen, beschrijven en categoriseren van de natuur. Een belangrijke drijfveer hiervoor was het idee dat kennis van de natuur gelijkstond aan kennis van God.53 Doordat overgeleverde klassieke teksten geen informatie over nieuw

49 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 39-40. Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 199, 202. 50 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 23-24, 32-33. 51 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 17, 55. 52 Thomas DaCosta Kaufmann, “Remarks on the collections of Rudolf II: the Kunstkammer as a form of representatio,” The Art journal / College Art Association of America 38 (1979): 22-23, 27. Claudia Lazzaro, “Animals as Cultural Signs: A Medici Menagerie in the Grotto at Castello,” in: Reframing the Renaissance : visual culture in Europe and Latin America 1450-1650, red. Claire Farago (New Haven: Yale University Press, 1995), 219. Susan Maxwell, “Every living Beast: Collecting Animals and Art in Early Modern Munich,” in: Animals and early modern identity, red. Pia F. Cuneo (Farnham: Ashgate, 2014), 49, 50. 53 Herrin, "Pioneers of the printed paradise,” 377-378, 392-393.

17 geïntroduceerde diersoorten boden, groeide het belang van eigen observatie.54 De aristocratie speelde een belangrijke rol hierin doordat zij natuurhistorici in staat stelde de dieren in hun collecties te bestuderen. Als dank hiervoor werden de hieruit voortkomende publicaties aan hen opgedragen. Dergelijke publicaties functioneerden hierdoor als lofzang op de status en geleerdheid van de vorst, en resulteerden in een wijdverspreide bekendheid van hem en zijn collectie.55 Hierbij geldt ook dat toentertijd het bezit van universele kennis werd gerelateerd aan het potentiële bezit van universele macht. Door het aanleggen en tonen van een verzameling probeerden vorsten vermoedelijk aanspraak te maken op die macht.56 Ook werden grote en wilde exotische dieren ingezet in publieke spektakels. Zo zijn door de Medici hertogen in Florence veelvuldig leeuwengevechten georganiseerd en liet de Portugese koning Emanuel I bij speciale gelegenheden olifanten door Lissabon paraderen.57 Het bezit en in bedwang kunnen houden van dergelijke grote en exotische dieren benadrukte vermoedelijk de macht van de heerser tegenover een breed publiek. Daarnaast functioneerden dergelijke evenementen als vermaak voor de eigenaar, voorname bezoekers en het volk.58 Naast dat ze een representatieve functie hadden, werden verschillende exotische dieren ook aan het hof gehouden voor amusement en praktische doeleinden. Exotische roofvogels en katachtigen, zoals haviken en cheeta’s, werden zeer gewaardeerd omdat ze gebruikt konden worden in de jacht. Dit was een populaire en adellijke vorm van vrijetijdsbesteding.59 Als gezelschapsdieren waren met name papegaaien en apen zeer populair. Papegaaien werden gewaardeerd zowel voor hun schoonheid, als voor hun spraakvermogen en komische karakter. Zo kreeg keizer Karel V in 1573 een ‘zeer praatgrage papegaai’ cadeau om hem te vermaken na zijn pensioen.60 Ook apen werden aan het hof gehouden om de vorst aan het lachen te brengen, en werden zodoende veelvuldig aangekleed in een narrenpakje.61 Dergelijke dieren werden ook als gepaste gezelschapsdieren gezien voor kinderen. De Spaanse Princes Catharina Michaella (1567-1597) is zelfs geportretteerd met haar favoriete huisdier, zijnde een Amerikaans klauwaapje (Afb. 5).62 Verder hadden specifieke diersoorten ook een

54 Vanpaemel, “Wonderlijk, exotisch en vreemd,” 54. 55 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 62-63. Groom, The role of rare and exotic animals, 132-133, 135. 56 Neri, The insect and the image, 91. 57 Voor de olifant zie: Gschwend, “The Emperor’s Exotic and New World Animals,” 83-84. Voor de diergevechten van de Medici zie: Groom, The role of rare and exotic animals, 32-36, 63, 85. 58 Lazzaro, “Animals as Cultural Signs,” 204-206, 227. 59 Gschwend, “The Emperor’s Exotic and New World Animals,” 89. 60 Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 426. Richard Verdi, The parrot in art: from Dürer to Elizabeth Butterworth (Londen: Scala, 2007), 6, 12. 61 Bert Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien: De aanwezigheid en symbolische betekenis van de aap in de maatschappij en beeldcultuur van de Lage Landen, 1500-1700,” in: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, red. Hans Devisscher (Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007), 109, https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en-mertecooien- koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20). 62 Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 439.

18 praktische functie, zoals bijvoorbeeld kalkoenen en cavia’s. Deze waren al snel na hun introductie in Europa in de zestiende eeuw gedomesticeerd en werden behalve als prestigieuze huisdieren ook als voedselbron gehouden.63

De Habsburgers en de menagerie in Brussel In de Zuidelijke Nederlanden werden gedurende de zestiende en zeventiende eeuw exotische dierverzamelingen aangelegd. Dit begon reeds in de vijftiende eeuw, toen de hertog van Bourgondië Filips de Goede (1396-1467) een dierenverblijf liet aanleggen bij het Coudenbergpaleis in Brussel. Hierin werden toentertijd zowel inheemse als exotische dieren gehuisvest, waaronder een wolf, lynx, leeuw en enkele herten, apen en hazen.64 Aan het eind van de vijftiende eeuw, vanaf 1482, werden de Nederlanden een deel van het Habsburgse rijk. De Habsburgse vorsten breidden de Brusselse menagerie gedurende de zestiende en zeventiende eeuw uit en onderhielden verzamelingen op andere locaties in de Zuidelijke Nederlanden waaronder in Mechelen en in Gent.65 In de zestiende eeuw was er een vrijwel constante toevoer van exotische verzamelobjecten, waaronder dieren, naar de Zuidelijke Nederlanden. Een essentiële factor hierin was Antwerpen, dat in de zestiende eeuw de belangrijkste handelsstad in Noord-Europa was. Exotische producten van alle hoeken van de wereld kwamen hier samen en werden te koop aangeboden aan een gretige afzetmarkt.66 Een tweede factor was het Habsburgse hof. Hierdoor waren de Nederlanden via familiale en diplomatieke banden verbonden met de rest van het Habsburgse imperium. In de zestiende en zeventiende eeuw omvatte dit zowel het Spaanse als het Portugese koningshuis, waarvan de macht zich via handel en koloniën uitstrekte over vrijwel de hele wereld. Via dit netwerk kwam een verscheidenheid aan zeldzame en prestigieuze dieren uit nieuw ontdekte gebieden in de Nederlanden terecht.67 Zo ontving de landvoogdes van de Nederlanden Margaretha van Oostenrijk (1480-1530) van haar neef keizer Karel V rond 1523 een van de eerste en enige paradijsvogelhuiden in Europa.68 Ook cavia’s kwamen al vroeg voor in de Nederlanden door de relatie met het Spaanse koninkrijk. Deze

63 Voor de kalkoen zie: Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 35. Voor de cavia’s zie: Fabienne Pigière e.a., “New archaeozoological evidence for the introduction of the guinea pig to Europe,” Journal of Archaeological Science 39 (2012)4: 1020-1023 . DOI: https://doi.org/10.1016/j.jas.2011.11.021 (geraadpleegd 28-02-2021). 64 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 201. 65 Margaretha van Oostenrijk (1480-1530) onderhield een uitgebreid curiositeitenkabinet in het Hof van Savoye te Mechelen, toen zij daar verbleef als landvoogdes van de Nederlanden van 1507 tot 1530. Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 202. Ook werd het reeds bestaande leeuwenhof in Gent ten tijde van keizer Karel V uitgebreid met wilde zwanen, beren en niet nader genoemde exotische dieren. Roland Baetens, “Dieren tot nut en vermaak,” in: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, red. Hans Devisscher (Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007), 20, https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens- bevejanen-en-mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20). 66 Honig, Painting and the Market, 4-5. 67 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 227. Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 423, 432, 445. 68 Swan, “Exotica on the move,” 621.

19 werden al in de tweede helft van de zestiende eeuw overgebracht, gedurende de Spaanse verovering van Zuid-Amerika.69 In de tweede helft van de zestiende eeuw brak de Tachtigjarige Oorlog uit tussen de Nederlanden en de Habsburgse overheersing onder de Spaanse koning Filips II (1527-1598). Dit resulteerde in de afscheiding van de Noordelijke Nederlanden, die zich in de jaren 1580 onafhankelijk verklaarden en uitriepen tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Zuidelijke Nederlanden bleven een onderdeel van het Spaanse koninkrijk.70 De voortdurende onrust had geleid tot een uittocht van mensen, kapitaal en kennis uit de Zuidelijke Nederlanden. Daarbij verloor Antwerpen de positie van belangrijkste Noord-Europees handelscentrum aan Amsterdam.71 Ondanks deze gebeurtenissen zette de circulatie en het verzamelen van exotische producten zich voort in de Zuidelijke Nederlanden gedurende de zeventiende eeuw. De toevoer van exotica bleef grotendeels in stand en Antwerpen bleef een belangrijk handelscentrum in de import en verkoop hiervan. Als deel van het Spaanse rijk bleven de Zuidelijke Nederlanden namelijk via diplomatieke en handelsrelaties verbonden met het Habsburgse imperium, en dus met de rest van de wereld.72 Exotische dieren werden bijvoorbeeld actief verzameld aan het hof van de aartshertogen Albrecht van Oostenrijk (1559-1621) en Isabella Clara Eugenia (1566-1633), die vanaf 1599 de Zuidelijke Nederlanden bestuurden vanuit het Coudenbergpaleis in Brussel. Zij wisten de diercollectie hier sterk uit te breiden. In verschillende soorten bronnen, zoals briefwisselingen en reisverslagen, wordt informatie gegeven over welke exotische dieren werden verzameld. Zo ontving Isabella in 1605 van haar broer Filips III (1578-1621) uit Spanje twee kratten met exotische dieren en vogels waaronder drie papegaaien en twee Amerikaanse ara’s. Ook schafte de aartshertog in 1612 negentien parkieten aan, in 1615 een toekan en in 1617 een grote lading kanaries. In de jaren 1610 werden zelfs meer dan een dozijn papegaaien gehouden aan het hof.73 De aartshertogen lijken een voorliefde te hebben gehad voor deze gevederde exotica, waarvoor ze in Brussel speciaal een volière hadden laten bouwen.74 Hiernaast werden door de tijd heen verscheidene andere diersoorten in de Brusselse menagerie gehouden, waaronder apen, leeuwen, kamelen, stekelvarkens, kalkoenen, kaketoes en struisvogels.75 Van enkele van deze apen - Amerikaanse kapucijnapen en Afrikaanse meerkatten - heeft Jan Brueghel I (1568-1625) rond 1616 een studie gemaakt, toen hij aan het Brusselse hof

69 Pigière, “New archaeozoological evidence,” 1020-1023. 70 Honig, Painting and the Market, 100-101. 71 Emma Barker, Art, commerce and colonialism, 1600-1800 (Manchester: Manchester University Press, 2017), 76. 72 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 211-213, 227. 73 Rikken, Dieren verbeeld, 166. Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 213. 74 Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 102. 75 Dickenson, “Meticulous Depiction,” 185. Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 201. Rikken, Dieren verbeeld, 166n94.

20 verbleef (Afb. 6).76 Verder waren de aartshertogen geïnteresseerd in de jacht en werden daarom ook inheemse diersoorten aan het hof gehouden, waaronder herten, hazen en jachthonden.77 De Brusselse menagerie was vermaard over heel Europa voor de variëteit en zeldzaamheid van de verzamelde dieren. Wat hier mogelijk aan heeft bijgedragen was de toegankelijkheid van de diercollectie. In tegenstelling tot andere vorstelijke dierverzamelingen, en afgezien van een omheind terrein gereserveerd voor de heerser en zijn gasten, lijkt het dierenpark in Brussel het hele jaar toegankelijk te zijn geweest voor voorname burgers en voorbijtrekkende reizigers. Het was zelfs enkele keren per jaar toegankelijk voor de gehele bevolking.78 Zo hebben de Habsburgse eigenaren via hun diercollectie hun rijkdom, macht en status kunnen tonen aan een wijdverspreid publiek. De Habsburgse vorsten waren actief betrokken in de internationale verzamelcultuur omtrent exotische dieren.

Exotische dieren van de Zuid-Nederlandse burgerij

De uitbreiding van het bezit van exotische dieren Aan het eind van de zestiende eeuw en met name in de zeventiende eeuw verspreidde het aristocratische gebruik om exotische dieren te verzamelen zich naar de sociale middenklasse.79 In de Zuidelijke Nederlanden was door de bloeiende handel in de zestiende eeuw een prominente rijke burgerklasse opgekomen. Aan het eind van de eeuw vonden door de onrust van de Nederlandse Opstand veranderingen plaats in de Zuid-Nederlandse economie en sociale organisatie. De handel nam in prominentie af en in plaats daarvan werden landeigendom, het bankwezen en luxeproductie de motor achter de lokale economie. Bijkomend ging rijkdom zich steeds meer beperken tot een kleine bovenlaag van de maatschappij. Na de afsplitsing van de Republiek ontwikkelde zich in de Zuidelijke Nederlanden ook een hernieuwde trouw voor het Spaanse koningshuis. De monarchie werd als politiek systeem geprezen en de sociale structuur werd steeds hiërarchischer. De sociale status van handelaren kelderde, terwijl aangeboren, adellijke status werd verheven. Dit leidde ertoe dat aan het eind van de zestiende en in de zeventiende eeuw het verkrijgen van een adellijke titel een prioriteit werd van de welgestelde burgerij. Tussen 1585 en 1706 is het zelfs meer dan honderd Zuid- Nederlandse families gelukt om tot de adellijke klasse te worden verheven.80 Om een hogere sociale positie uit te dragen, en mogelijk zelfs te verkrijgen, imiteerde de rijke

76 Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 102. Brueghel vermeldt tevens in een brief van 5 september 1621 aan een van zijn opdrachtgevers, dat hij vogels en andere dieren op een van zijn werken naar het leven had geschilderd in de Brusselse menagerie van het aartshertogelijke paar. Zie: Rikken, Dieren verbeeld, 166n94. 77 Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 102. 78 Baetens, “Dieren tot nut en vermaak,” 20. Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 207. 79 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 59. Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 209. 80 Honig, Painting and the Market, 101-106.

21 middenklasse de gebruiken van de lokale aristocratie. Zodoende begon ook de welgestelde burgerij curiositeitenkabinetten aan te leggen en levende exotische dieren te onderhouden in navolging van de Habsburgse heersers.81 Dit was mogelijk door een toename in het aantal exotische dieren op de Europese markt. Door de voortdurende ontdekkingsreizen en wereldwijde handel kwamen in de late zestiende eeuw steeds grotere aantallen niet-Europese verzamelobjecten Europa binnen. Hierdoor werden bepaalde makkelijk te vervoeren diersoorten goedkoper en beter beschikbaar.82 Exotische dieren bleven echter duur gedurende de zeventiende eeuw, en dus prestigieuze statussymbolen beperkt tot de rijke bovenlaag van de bevolking. Voor het aanschaffen van exotische goederen legden verzamelaars een netwerk van sociale contacten aan, bestaande uit handelaren, tussenpersonen, preparateurs en mede-verzamelaars. Hierin vond een levendige uitwisseling van verzamelobjecten plaats.83 Burgerlijke verzamelaars bevonden zich hierbij in hetzelfde contactennetwerk als aristocratische verzamelaars. Sommigen werkten zelf ook als contactpersonen en verkopers van exotische goederen. Een voorbeeld hiervan is Jacques Plateau, een hoogwaardigheidsbekleder in Tournai. Hij werkte vanaf 1604 als exotica- koopman voor de hertog van Aerschot, maar onderhield zelf ook een collectie exotica, met onder andere schelpen, gedroogde gordeldieren en verscheidene opgezette vogels. Door het verzamelen van exotische dieren konden burgerlijke verzamelaars zich dus betrekken in de aristocratische verzamelcultuur en begeven in hoogstaande sociale kringen.84

Kunst- en curiositeitenkabinetten Het aanleggen van een kunst- en curiositeitenkabinet breidde zich al in de tweede helft van de zestiende eeuw uit naar rijke en geleerde leden van de sociale middenklasse, zoals natuurhistorici, dokters, apothekers en andere liefhebbers. Dergelijke verzamelingen waren relatief goedkoop in de aankoop en makkelijk te onderhouden, doordat ze voornamelijk bestonden uit kleinschalige, makkelijk te vervoeren en duurzame dierproducten. Hierdoor kon deze verzamelpraktijk zich sneller verspreiden onder lagere sociale klassen.85 Met name in de zeventiende eeuw legden veel rijke Antwerpenaren een kunst- en curiositeitenkabinet aan in hun woning, waarin exotische dierproducten ook een plaats kregen. Zo had de Portugese handelaar en bankier Emmanuel Ximenez (1564-1632) rond 1617 enkele gedroogde exotische dieren in zijn bezit, namelijk een salamander, krokodil en gordeldier. Ook werd in 1657 een Antwerpse curiositeitencollectie geveild waarin onder andere struisvogeleieren, schelpen, gedroogde zeepaardjes, dertien opgezette dieren, een papegaai en een paradijsvogel werden verkocht

81 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 200, 216-217. Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 102. 82 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 32. 83 Honig, “Making Sense of Things,” 180. Neri, The insect and the image, 86-87. 84 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 217-219. 85 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 30-31, 39.

22 aan een gretige groep afnemers.86 Kabinetten waren een populair tijdverdrijf en werden gebruikt voor het ontvangen en vermaken van gasten. Ze functioneerden als plek voor discussies over de tentoongestelde objecten en over God en de wereld in het algemeen. De verzamelde objecten toonden zodoende de rijkdom, hoge status en geleerdheid van de verzamelaar aan voorname bezoekers.87 Daarbij stelde het de verzamelaar in staat hoogstaande sociale contacten aan te leggen op basis van overeenkomstige interesses, en zodoende een hogere sociale status na te streven.88

Levende exotische dieren Het bezit van levende exotische dieren werd pas in de zeventiende eeuw een meer voorkomende praktijk bij de rijke burgerij. Deze beperkte zich veelal tot één of enkele makkelijk te verkrijgen en onderhouden soorten, zoals apen, cavia’s en velerlei exotische vogels.89 Burgers met landeigendom legden vaak een hoenderhof aan, waarin onder andere kalkoenen en Afrikaanse parelhoenders werden gehouden. Een dergelijke verzameling bood een goedkoop en makkelijk te onderhouden alternatief voor een daadwerkelijke menagerie. Verder combineerden deze dieren prestige met praktisch nut, doordat het zowel gewaardeerde exotische verzamelobjecten waren als dat het een voedselbron was.90 Daarnaast maakte het houden van gezelschapsdieren rond 1600 een vlucht door, zowel wat betreft inheemse soorten zoals honden en eekhoorns, alsook de meer prestigieuze exotische soorten.91 Uit Antwerpse boedelinventarissen is af te leiden dat het bezit van papegaaien gedurende de zeventiende eeuw toenam en voornamelijk voorkwam bij de rijke middenklasse en elite.92 Dergelijke kleine vogels waren aantrekkelijke verzamelobjecten vanwege hun zang, zachtaardige karakter, mooie uiterlijk, en omdat ze relatief goedkoop en gemakkelijk te onderhouden waren.93 Als huisdieren werden papegaaien voornamelijk in een vogelkooi of gekortwiekt op een stokje gehouden, en droegen apen vaak een gordelketting met een gewicht.94 Dit is bijvoorbeeld te zien op het portret uit 1628-1629 van een ongeïdentificeerde burgerfamilie, waarin op de voorgrond

86 Fabri, “Over ‘beestiens ende andere gedierten,’” 79, 84-85. 87 Chong, “Wat onder de naam van stilleven begrepen is,” 28-29. Barbara Welzel, “Tiere malen und Bilder machen,” in: Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne, red. Holger Jacob- Friesen (Karlsruhe: Kehrer, 2011), 45. 88 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 217-219. 89 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 23-24, 32-33. Pigière, “New archaeozoological evidence,” 1020-1023. 90 Baetens, Dieren tot nut en vermaak, 26. Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 35-36. 91 Susan Koslow, Frans Snyders: the noble estate: seventeenth-century still-life and animal painting in the southern Netherlands (Brussel: Fonds Mercator Paribas, 2006), 108-109, 214. 92 Tom de Roo, “Vreemde vogels: de papegaai en de kanarie als uitheemse gezelschapsdieren in Antwerpen van de zestiende tot de achttiende eeuw,” in: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, red. Hans Devisscher (Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007), 29-31, 33, 44, https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en-mertecooien- koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20). 93 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 33-34. 94 Roo, “Vreemde vogels,” 32. Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 101-102.

23 twee papegaaien op stokje en een aap zijn afgebeeld (Afb. 7).95 Het verzamelen van grootschalige, zeldzame en grote hoeveelheden levende exotische dieren bleef echter vanwege de hoge aanschaf- en onderhoudskosten nog steeds beperkt tot de aristocratie. Door deze voortdurende exclusiviteit was een verzameling levende exotische dieren gedurende de zestiende en zeventiende eeuw een teken van aristocratische status.96

Conclusie Exotische dieren waren begeerde eigendommen gedurende de zestiende en zeventiende eeuw. De vroegmoderne ontdekkingsreizen en groeiende wereldwijde handel hadden geleid tot een opbloei in het verzamelen van deze exotica in Europa. Dit heeft zich met de tijd uitgebreid van de hogere sociale klassen naar de lagere. Vanaf het begin van de zestiende eeuw was een verzameling exotische dieren een essentieel onderdeel van het uitdragen van vorstelijke status. Vorsten waren in staat deze zeldzame verzamelobjecten te verkrijgen door hun rijkdom, verheven machtsposities, zeggenschap over andere werelddelen en internationale netwerken van contacten. Ze legden grootschalige collecties aan, met als doel hun status, rijkdom, kennis en macht uit te dragen aan zowel een elite als een breed publiek. De Habsburgse vorsten in de Zuidelijke Nederlanden waren actief betrokken in deze internationale verzamelcultuur gedurende de zestiende en zeventiende eeuw. Als deel van het Habsburgse rijk en door de Antwerpse haven vonden exotische goederen van over de hele wereld hun weg naar de Zuidelijke Nederlanden. Toen door de voortdurende handel aan het eind van de zestiende eeuw bepaalde exotische dierproducten beter beschikbaar werden, verspreidde de aristocratische verzamelpraktijk zich naar de rijke sociale middenklasse. Door veranderende economische omstandigheden en de hernieuwde trouw aan het Spaanse koningshuis werd het verkrijgen van een adellijke status een prioriteit van de Zuid-Nederlandse middenklasse. Deze imiteerde op kleinere schaal de exotische dierverzamelingen van de lokale vorsten met als doel een hogere sociale status uit te dragen en mogelijk te verkrijgen. Door het aanleggen van curiositeitenkabinetten en het houden van levende exotische dieren kon de Zuid-Nederlandse burgerij rijkdom en geleerdheid uitdragen, en zo aanzien vergaren. Verder kon deze zich hierdoor betrekken in de aristocratische verzamelcultuur en dus in een netwerk van hoogstaande sociale contacten. Wat betreft de materiële en culturele betekenis van exotische dieren in de Zuidelijke

95 Tot recent werden deze portretten geïdentificeerd als de Antwerpse koopman Sebastiaan Leerse (1594- 1643/1644) en zijn familie. Dit is in recente jaren ontkracht, zie: Suchtelen, Kamers vol kunst, 23, 48n23. Verder is het onwaarschijnlijk dat de afgebeelde familie de weergegeven papegaaien en aap daadwerkelijk in bezit hadden. De diermotieven komen namelijk ook voor in andere werken van de kunstenaar. Desondanks toont het schilderij alsnog dat het eigendom van exotische dieren dusdanig prestigieus was dat mensen zich als diereigenaren hebben laten portretteren. 96 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 39. Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 209.

24 Nederlanden kan dus gesteld worden dat het prestigieuze statussymbolen waren die een belangrijk onderdeel waren van de zelfprofilering van zowel de vroegmoderne vorsten, alsook de rijke middenklasse. Hoewel factoren zoals nieuwsgierigheid, wetenschappelijke interesse, amusement en religie ook een rol zullen hebben gespeeld, was prestige waarschijnlijk een belangrijke drijfveer in het aanschaffen van exotische dieren. Het waren zeldzame, kostbare en exclusieve bezittingen. Hierdoor was het eigendom ervan een teken van rijkdom en hoogstaande status gedurende de zestiende en zeventiende eeuw.

25 2. Exotische dieren in stillevens

In dit hoofdstuk zal een beeld worden geschetst van de opkomst en ontwikkeling van stillevens met exotische dieren in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden tussen circa 1550 en 1700. Daartoe worden eerst de opkomst en ontwikkeling van exotische dierafbeeldingen en van het stillevengenre besproken. In de tweede helft van de zestiende eeuw, toen het stilleven als genre in de schilderkunst vorm begon te krijgen, waren exotische dieren al een meer algemeen motief in de Europese beeldcultuur geworden. Deze ontwikkelingen kwamen samen in de Zuidelijke Nederlanden, waar exotische dierafbeeldingen een bloei doormaakten, het stillevengenre opkwam en exotische dieren werden opgenomen in het repertoire van de stillevenschilder. Verder wordt de ontwikkeling van stillevens met exotische dieren uiteengezet aan de hand van de kwantitatieve analyse op basis van de RKDimages-database. Naar aanleiding hiervan wordt inzicht verschaft in de soort stillevens waarin exotische dieren voorkomen, welke diersoorten zijn afgebeeld, hoe deze zijn weergegeven en waarmee ze zijn afgebeeld.

De ontwikkeling van exotische dierafbeeldingen en van het stillevengenre in de zestiende en zeventiende eeuw

Exotische dieren in de Europese kunst Het afbeelden van exotische dieren in Europa gaat reeds terug tot de oudheid. Tot de zestiende eeuw was het aantal van dergelijke afbeeldingen echter bescheiden en voornamelijk gebaseerd op overgeleverde beschrijvingen en visuele tradities.97 Door de vroegmoderne ontdekkingsreizen en de bijbehorende introductie van velerlei onbekende diersoorten vond in de zestiende eeuw een opbloei plaats in de productie van exotische dierafbeeldingen. De representatie van niet-Europese dieren in Europese kunstvormen kan gezien worden als een manier om deze exotica te familiariseren en dus deel te maken van het Europees gedachtegoed. Door hun representatie in diverse kunstvormen werden deze exotica losgekoppeld van hun originele context, en kregen ze een nieuwe betekenis en functie toegeschreven binnen de Europese culturele, sociale en politieke context.98 In de zestiende en de zeventiende eeuw vond een geleidelijke ontwikkeling plaats van meer schematische naar meer naturalistische representaties van exotische dieren. Gedurende het grootste deel van de zestiende eeuw waren levende exotische dieren nog dusdanig zeldzaam dat afbeeldingen vaak werden samengesteld uit tweedehands beschrijvingen, overgeleverde klassieke kennis, visuele voorbeelden en observatie van geconserveerde dierproducten. Dit resulteerde in statische en veelal

97 Lloyd, African Animals, 1-18. Luz, Exotische Welten Europäische Phantasien, 6, 9-12. 98 Grasskamp, Objects in frames, 9-11, 20. Neri, The Insect and the Image, XIII.

26 fantasievolle taferelen.99 Door de toenemende aanwezigheid van exotische dieren in Europa circuleerde direct en indirect meer voorbeeldmateriaal voor kunstenaars. Dierafbeeldingen werden steeds vaker gemaakt naar observatie, wat resulteerde in meer bewegelijke en natuurgetrouwe representaties.100 De vorstelijke verzamelcultuur speelde een essentiële rol in deze beeldtraditie. Vorsten waren leidend in de productie van exotische dierafbeeldingen doordat zij opdrachten gaven voor tekeningen en schildervoorstellingen van hun dierverzamelingen. Dergelijke afbeeldingen functioneerden als vereeuwiging van hun collecties. Zo kon een vorst het bezit van prestigieuze diersoorten vertonen, zelfs nadat deze waren overleden.101 Daarnaast stelden vorsten natuurhistorici in staat de dieren in hun collecties te bestuderen. De ontwikkeling van exotische dierafbeeldingen was nauw verbonden met de opbloei in natuurhistorisch onderzoek in de zestiende eeuw. Hierbij werden de dieren geobserveerd, beschreven en in beeld vastgelegd als middel om er kennis van op te doen.102 Deze bevindingen werden vervolgens verspreid in de vorm van natuurhistorische publicaties, die daarmee een grote invloed uitoefenden op hoe deze dieren werden weergegeven in de Europese beeldcultuur. Diermotieven uit deze publicaties werden door kunstenaars overgenomen en in verscheidene kunstvormen toegepast.103 Met name in Antwerpen in de tweede helft van de zestiende eeuw vond een opbloei plaats in de productie van exotische diervoorstellingen. Zoals vermeld in het voorgaande hoofdstuk was Antwerpen toentertijd een wereldwijde handelsstad met een rijk economisch, artistiek en intellectueel klimaat. Hierdoor verzamelde zich hier een groep kunstenaars gespecialiseerd in exotische dierafbeeldingen, en ontwikkelde de exotische diervoorstelling zich tot een autonoom kunstgenre. Dit ontplooide zich in een stapsgewijs proces van tekeningen voor een beperkt en elitair publiek, naar prentenreeksen en geschilderde dierstukken voor een bredere afzetmarkt. Deze ontwikkeling kon zich voordoen doordat kunstenaars toegang kregen tot exotische dieren via de Antwerpse haven, via de verzamelingen van opdrachtgevers, via natuurhistorische publicaties en via de productie van andere kunstenaars.104 In de zeventiende eeuw zette deze beeldtraditie zich voort in de Zuidelijke Nederlanden, met de productie van dramatische en bewegelijke diervoorstellingen met exotische dieren. De splitsing van de Nederlanden aan het eind van de zestiende eeuw resulteerde in

99 Vanpaemel, “Wonderlijk, exotisch en vreemd,” 54. Voor een uitgebreide analyse van hoe vroegmoderne Europeanen omgingen met het representeren van Flora en fauna uit de nieuwe wereld, zie: Mason, Before Disenchantment, 13-15, 48, 67, 76-77, 103, 196. 100 Balis, “Facetten van de Vlaamse dierschilderkunst,” 37-41, 45-49. Luz, Exotische Welten Europäische Phantasien, 8, 13-15. 101 Groom, The role of rare and exotic animals, 217. Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 428, 443. Silver, “World of Wonders,” 310-312. 102 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 66. Maxwell, “Every living Beast,” 55-56. 103 Herrin, "Pioneers of the printed paradise,” 333-334. Rikken, Dieren verbeeld, 22-23, 104 Herrin, "Pioneers of the printed paradise,” 333-334. Rikken, Dieren verbeeld, 16, 49, 191-192.

27 de zeventiende eeuw in uiteenlopende artistieke tradities. In tegenstelling tot de Zuidelijke Nederlanden, waren de diervoorstellingen in de Noordelijke Nederlanden primair gericht op alledaagse taferelen en lokale fauna, zoals koeien.105

Het stilleven Gelijktijdig met de ontwikkeling van exotische dierafbeeldingen ontstond gedurende de tweede helft van de zestiende eeuw het stillevengenre in Antwerpen. In de zestiende eeuw was Antwerpen een vooraanstaand productiecentrum van luxeproducten en de locatie van de eerste vrije kunstmarkt in Europa. De vrije markt betekende dat kunstwerken niet meer alleen in opdracht werden gemaakt, maar en masse werden geproduceerd en als marktproducten te koop werden aangeboden aan een grotendeels anoniem publiek. Tevens werd door de toenemende internationale handel en het bloeiende economische klimaat in Antwerpen een groeiend deel van de bevolking in staat gesteld luxeproducten aan te schaffen. De aankoop en het bezit van kunst breidde zich uit naar de welvarende sociale middenklasse en de vraag naar kunstwerken nam toe. Deze omstandigheden en de bijbehorende sterke concurrentie zetten kunstenaars aan zich te specialiseren en nieuwe voorstellingen te ontwikkelen toegespitst op de smaak van de nieuwe, bredere afzetmarkt. Door deze activiteiten en de herhaling en imitatie van succesvolle beeldmotieven ontwikkelden zich in de tweede helft van de zestiende eeuw verschillende nieuwe kunstgenres, waaronder het stilleven.106 Waar stillevens in de zestiende eeuw relatief sporadisch werden geproduceerd en niet als zelfstandige specialisatie werden beoefend, maakte het genre in het begin van de zeventiende eeuw in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden een ongekend grote groei door.107 Hierbij vond ook een geleidelijke uitbreiding plaats in de afzetmarkt van dergelijke werken. In de zestiende eeuw en het begin van de zeventiende eeuw was de stillevenproductie voornamelijk gericht op een elitair publiek, namelijk de aristocratie en welgestelde burgerij.108 Een enkele keer produceerden gerenommeerde meesters stillevens in opdracht. Verder produceerden ze voor de vrije markt hoogwaardige, dure en dus exclusieve werken toegespitst op voornamelijk de welgestelde burgerij. Dit zette zich gedurende de zeventiende eeuw voort, maar daarnaast werden steeds meer werken geproduceerd voor een meer algemene burgerlijke afzetmarkt. Met de tijd werden stillevens toegankelijk voor een steeds breder deel van de bevolking door de productie van goedkope, kleinschalige en kwalitatief

105 Balis, “Facetten van de Vlaamse dierschilderkunst,” 49. Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 61-62. 106 Honig, Painting and the Market, 13-14. Larry Silver, Peasant Scenes and Landscapes: The Rise of Pictorial Genres in the Antwerp Art Market (Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2006), XIV, 1-3, 7-9, 226. 107 John Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens, 1600-1720,” in: Het Nederlandse Stilleven, 1550- 1720, red. Alan Chong en Wouter Kloek (Amsterdam: Rijksmuseum, 1999), 87. Lyckle de Vries, "The changing face of realism," in: Art in History/History in Art: Studies in Seventeenth-Century Dutch Culture, red. David Freedberg en Jan de Vries (Santa Monica: Getty Center for the History of Art and Humanities, 1991), 216-217, 228, 242-243n57. 108 Neri, The insect and the image, XXVI, 78.

28 minderwaardige werken, veelal van imitators en kopiisten.109 Gedurende de zeventiende eeuw bleven stillevens populair bij zowel de lagere- als de hogere sociale klassen. Zoals vermeld had de splitsing van de Nederlanden geresulteerd in uiteenlopende artistieke tradities. De Noord-Nederlandse stillevenproductie bestond uit meer kleinschalige, ingetogen en intieme taferelen. Zuid-Nederlandse stillevens werden daarentegen gekenmerkt door uitbundige, kleurrijke en dynamische composities.110 Pas in de laatste decennia van de eeuw lijkt de interesse in en productie van stillevens in zowel de Noordelijke als de Zuidelijke Nederlanden weg te ebben.111

De ontwikkeling van stillevens met exotische dieren tussen 1550 en 1700

De productie van stillevens met exotische dieren door de tijd en per locatie Uit de analyse blijkt dat stillevens met exotische dieren gelijktijdig met het stillevengenre zijn opgekomen in de Zuidelijke Nederlanden (Bijlage 3 en 4). Hierin komt naar voren dat tussen 1550 en 1600 exotische dieren al enkele keren zijn afgebeeld in Zuid-Nederlandse stillevens, zoals een kalkoen in een keukenstuk van Joachim Beuckelaer (1533-1575) en een papegaai in een banketstuk van een anonieme meester (Afb. 8 en 9). Het is echter lastig een goed beeld te vormen van stillevens met exotische dieren uit deze periode vanwege de kleine steekproef. Doordat het genre toentertijd nog in ontwikkeling was zijn er weinig autonome stillevens geproduceerd. Gedurende de zeventiende eeuw groeide de Nederlandse stillevenproductie echter aanzienlijk, waardoor de rol van exotische dieren hierin beter getraceerd kan worden (Bijlage 3). Zowel het aantal als het aandeel stillevens met exotische dieren lijken toen te zijn toegenomen. Het percentage hiervan is namelijk gestegen van 4,5% naar 5,3% van de totale productie. Alhoewel het aandeel stilleven met exotische dieren dus relatief klein is gebleven, lijken deze werken met de tijd prominenter te zijn geworden.112 Het afbeelden van exotische dieren in stillevens lijkt te zijn begonnen in de Zuidelijke Nederlanden, waarna het zich aan het begin van de zeventiende eeuw heeft uitgebreid naar de Noord-Nederlandse stillevenproductie (Bijlage 4). Gedurende de zeventiende eeuw was in de Zuidelijke Nederlanden consistent een grotere productie van stillevens met exotische dieren dan in de

109 Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens,” 93-95. 110 Holger Jacob-Friesen, “Tierstillleben - Definition, Geschichte, Rezeption. Fur Einführung in Ausstellung und Katalog,” in: Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne, red. Holger Jacob- Friesen (Karlsruhe: Kehrer, 2011), 29-30. Sullivan, The Dutch gamepiece, 23. 111 Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens,” 101. Fred G. Meijer, “Virtuosität, Wohlstand und geträumte Trophäen: Niederländische Stillleben mit toten Tieren zwischen 1600 und 1800,“ in: Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne, red. Holger Jacob-Friesen (Karlsruhe: Kehrer, 2011), 71. 112 De toename van het percentage stillevens met exotische dieren ten opzichte van de totale Nederlandse stillevenproductie is mogelijk zelfs groter dan hier is aangegeven. Bij het indelen van de gegevens in periodes zijn in 1650-1700 in verhouding tot de andere twee periodes veel stillevens buiten beschouwing gelaten omdat de datering te breed was om in één periode te plaatsen.

29 Noordelijke Nederlanden. Dit betreft een redelijk constante verhouding van 70% Zuid- en 30% Noord- Nederlandse stillevens. Dit is opvallend aangezien in de zeventiende eeuw de stillevenproductie in de Noordelijke Nederlanden evenzogoed groeide als in de Zuidelijke Nederlanden. Daarbij ontwikkelde Amsterdam zich in deze periode tot het belangrijkste wereldwijde handelscentrum van Noord-Europa, terwijl in Antwerpen de handel met de tijd afnam. De Noord-Nederlandse cultuur was verzadigd met exotische handelsproducten.113 Echter, in tegenstelling tot andere exotica zoals bloemen en porselein, zijn dieren geen centrale rol gaan spelen in de stillevenproductie hier.114 Er was blijkbaar minder vraag naar stillevens met exotische dieren in de Noordelijke Nederlanden dan in de Zuidelijke Nederlanden. Mogelijk heeft het andere culturele klimaat en de associatie van exotische dieren met de hofcultuur aan dit verschil bijgedragen. De Zuidelijke Nederlanden waren een deel van het Spaanse koninkrijk, terwijl de Noordelijke Nederlanden zich hadden afgesplitst tot de Republiek. Waar in de Zuidelijke Nederlanden de gebruiken van het lokale Habsburgse hof dominant aanwezig waren en werden nagevolgd door de rijke burgerij, zal het aansluiten bij de hofcultuur geen prioriteit zijn geweest van de Noord-Nederlandse burgerij.115 De Habsburgse verzamelcultuur kan zodoende in de Zuidelijke Nederlanden zowel tot het verzamelen van exotische dieren alsook het afbeelden ervan hebben aangespoord.

De productie van stillevens met exotische dieren: motiefherhaling en -ontlening In totaal zijn in dit onderzoek 56 Noord-Nederlandse en 89 Zuid-Nederlandse kunstenaars geregistreerd die stillevens met exotische dieren hebben geproduceerd (Bijlage 5). De grote meerderheid hiervan heeft slecht één of enkele van dergelijke stillevens gemaakt. Slechts acht kunstenaars hebben er meer dan tien geproduceerd. De kunstenaars die vanuit dit perspectief een prominente rol speelden in de eerste helft van de zeventiende eeuw zijn Frans Snijders (1579-1657), Joannes Fijt (1609/1611-1661), Adriaen van Utrecht (1599-1652) en Balthasar van der Ast (1593/1594- 1657), en in de tweede helft van de zeventiende eeuw de kopiist Pseudo-Jan van Kessel II, David de Coninck (1644-1701/1705), Jan Pauwel Gillemans II (1651-1704), en Peeter Boel (1622-1674). Naast Van der Ast zijn dit allemaal Zuid-Nederlandse schilders. Verschillende kunstenaars hebben hierbij exotische diermotieven in hun stillevens hergebruikt. Zo heeft bijvoorbeeld Van Utrecht twee aapmotieven gebruikt voor tien stillevens, en heeft Peeter Gijsels (1621-1690/1691) dezelfde cavia’s in vijf werken toegepast (Afb. 10-12). Kunstenaars werkten veelal naar getekende studies en

113 Swan, “Lost in Translation,” 102, 113. 114 Eenzelfde constatering wordt gemaakt door Larry Silver, die aanstipt dat exotische vogels zoals papegaaien in vergelijking met exotische schelpen en bloemen amper voorkomen in Hollandse stillevens. Hij gaat hier echter niet verder op in. Zie: Silver, “World of Wonders,” 306. 115 Deze redenatie is voornamelijk speculatie. Ook in de Noordelijke Nederlanden werden exotische dierproducten in curiositeitenkabinetten verzameld en levende exotische dieren gehouden. De reden dat deze in aanzienlijk mindere mate in stillevens zijn gerepresenteerd vraagt om verdergaand onderzoek.

30 andersoortig voorbeeldmateriaal, wat de herhaling van beeldmotieven faciliteerde.116 Kunstenaars lijken ook exotische diermotieven van elkaar te hebben overgenomen. Een papegaai uit een werk van Jan Davidsz. de Heem (1606-1684) komt bijvoorbeeld terug in een stilleven van Alexander Coosemans (1627-1689) (Afb. 13 en 14). Kunstenaars hadden waarschijnlijk schilderijen en prenten van andere meesters in bezit als voorbeeldmateriaal. Daarnaast kunnen ze via kunsthandelaren en opdrachtgevers toegang hebben gekregen tot voorbeelden, en kunnen ze werken in openbare ruimtes hebben bestudeerd, bijvoorbeeld in de kamer van het Sint-Lucasgilde.117 In de tweede helft van de zeventiende eeuw lijkt motiefontlening tussen kunstenaars en de productie van schilderijen naar andere meesters vaker voor te komen dan voorheen. Een kunstenaar van wie uitzonderlijk veel exotische diermotieven zijn overgenomen, en die vermoedelijk dus een grote invloed heeft gehad op de toepassing van exotische dieren in stillevens, is Frans Snijders. In de in deze analyse verzamelde kunstwerken lijken vijftien verschillende kunstenaars exotische diermotieven van hem te hebben overgenomen. Zo komt de grijze papegaai die Snijders meermaals in zijn stillevens heeft toegepast onder andere terug in een werk van een anonieme meester en in een werk van Jan Pauwel Gillemans II (Afb. 15-20). Het meest illustratieve voorbeeld voor het overnemen van exotische diermotieven van voorgaande meesters, is het werk van de kopiist Pseudo-Jan van Kessel II. In de 33 werken van hem die in deze analyse zijn opgenomen zijn zeven meerkatten, een kapucijnaap, drie grijze papegaaien en vijf amazonepapegaaien aan te wijzen die overeenkomen met werken van Snijders (Afb. 21-24). Daarnaast lijkt hij de klauwaapjes uit het werk van Fijt te hebben overgenomen, en mogelijk de cavia’s uit het werk van Gijsels. Hoe direct deze overname van motieven was is onduidelijk. Het wekt echter wel de suggestie dat exotische diermotieven circuleerden onder stillevenschilders en dat exotische dieren in stillevens dusdanig werden gewaardeerd dat ze het kopiëren en verspreiden in goedkope reproducties waard waren. De in deze analyse bestudeerde stillevens bestaan zowel uit kleinschalige en mindere kwaliteit werken, als grootschalige en hoogwaardige werken. In de zestiende eeuw en het begin van de zeventiende eeuw lijkt de productie voornamelijk te bestaan uit meer grootschalige, gedetailleerde en dus duurdere werken van vooraanstaande meesters, zoals Beuckelaer, Snijders en Fijt.118 In de tweede helft van de zeventiende eeuw lijkt het aandeel meer kleinschalige, mindere kwaliteit werken toe te nemen en lijkt het werk naar eerdere meesters prominenter te worden. Deze productie lijkt een verschuiving te impliceren van een meer beperkte, rijke elitaire markt, naar een meer breed publiek voor stillevens met exotische dieren.

116 Meijer, “Virtuosität, Wohlstand und geträumte Trophäen,“ 53. 117 Fabri, “Over ‘beestiens ende andere gedierten,’” 84. 118 Dat Joannes Fijt en Frans Snijders voornamelijk grootschalige werken voor een elitaire afzetmarkt maakten wordt vermeld in: Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens,” 93-95. Hetzelfde ten aanzien van Joachim Beuckelaer wordt geconstateerd in: Honig, Painting and the Market, 88.

31 De soort stillevens met exotische dieren Exotische dieren komen voor in verschillende stilleven-subgenres, waarvan de variatie in verloop van tijd toeneemt (Bijlage 6 en 7). Voor 1600 werden deze dieren alleen afgebeeld in keuken-, markt- en banketstukken. Dit is niet verassend aangezien dit de soort hybride taferelen zijn waaruit het autonome stilleven zich heeft ontwikkeld.119 Deze subgenres nemen in verloop van tijd echter aanzienlijk af. Tussen 1600 en 1650 kwamen fruit- en bloemstillevens op als dominante subgenres, en na 1650 gingen jachtstillevens een rol spelen. Verder komen exotische dieren sporadisch voor in een variëteit aan andere soorten stillevens. In totaal is het grootste deel van de stillevens met exotische dieren een soort fruitstilleven, namelijk bijna de helft. Verder is ongeveer een vijfde een bloemstilleven, een zesde een keukenstuk en een achtste een jachtstuk. Vermeldenswaardig is dat niet alleen in de jachtstillevens, maar ook in vrijwel alle keukenstukken jachtbuiten een prominent beeldmotief vormen. In een keukenstuk van Adriaan van Utrecht bijvoorbeeld, liggen onder andere een hert en everzwijnenkop in de rechtervoorgrond (Afb. 25). In bijna een derde van de geregistreerde stillevens worden exotische dieren dus gecombineerd met jachtmotieven. Het exotische dier zelf is ook enkele keren als jachtbuit gerepresenteerd, zoals in een jachtstilleven met een Afrikaans stekelvarken uit de tweede helft van de zeventiende eeuw (Afb. 26). De mogelijke associaties die aan deze beeldmotieven verbonden waren en de mogelijke reden dat ze veelvuldig met exotische dieren zijn gecombineerd zal worden besproken in hoofdstuk 3.

De diersoorten Wat betreft de diersoorten die in stillevens werden afgebeeld zijn met name papegaaiachtigen veelvoorkomend (Bijlage 8). Deze zijn in ongeveer twee derde van de onderzochte stillevens afgebeeld. Dit is ruim twee keer zo veel als de apen, die de op een na meest voorkomende diersoort in stillevens zijn. Verder zijn kalkoenen, cavia’s en paradijsvogels in meerdere stillevens afgebeeld, en komt een variatie aan diersoorten slechts één keer voor. Zo zijn in een werk van Jaques van de Kerckhoven (1637-1712) een Amerikaanse muskuseend, Australische purperkoet en Afrikaanse parelhoen afgebeeld (Afb. 27). In stillevens komen dus voornamelijk kleine dieren voor, mogelijk gedeeltelijk omdat deze in verhouding tot andere objecten in stillevens makkelijker konden worden afgebeeld. Daarnaast betreft het met name de beter beschikbare en makkelijk te onderhouden diersoorten die de rijke burgerij zich in de zeventiende eeuw kon veroorloven. Dat papegaaien en apen het meest zijn afgebeeld in stillevens is dan mogelijk te verklaren doordat deze relatief gemakkelijk verkrijgbaar waren, en doordat ze door hun grappige karakters geliefde huisdieren waren. Daarnaast zijn papegaaien vermoedelijk vaak afgebeeld vanwege hun prachtige en kleurrijke

119 Honig, “Making Sense of Things,” 170-171.

32 verenkleed.120 Welke diersoorten zijn afgebeeld varieert door de tijd. Tussen 1550 en 1700 is de diervariëteit in stillevens toegenomen (Bijlage 9). In de zestiende eeuw zijn enkel stillevens met kalkoenen en papegaaien geregistreerd. Terwijl het aandeel stillevens met kalkoenen geleidelijk afnam in de onderzochte periode, nam het aandeel met papegaaien sterk toe. Apen in stillevens kwamen na 1600 op en cavia’s, paradijsvogels en uitzonderlijke diersoorten werden pas een wezenlijk deel van het stillevengenre na 1650. Deze toenemende diervariëteit in stillevens is vermoedelijk gerelateerd aan de voortdurende import van dieren in Europa. Hierdoor werden met de tijd diersoorten steeds beter beschikbaar voor een breder deel van de Europese bevolking, waardoor direct en indirect meer voorbeelden in omloop zullen zijn geweest. Zo waren bijvoorbeeld paradijsvogelhuiden, die in de zestiende eeuw zeer zeldzaam waren, in de zeventiende eeuw zo ruim voorradig dat ze ook voorkwamen in de curiositeitencollecties van burgers. Rembrandt (1606-1669) had bijvoorbeeld twee paradijsvogelhuiden in zijn bezit.121

Het oorsprongsgebied In stillevens zijn diersoorten van over de hele wereld afgebeeld. Cavia’s en kalkoenen komen oorspronkelijk uit Amerika, en de paradijsvogel uit Azië-Oceanië, zijnde het gebied rondom Indonesië. De in stillevens gerepresenteerde papegaaiachtigen en apen omvatten een variëteit aan soorten uit verschillende werelddelen (Bijlage 10 en 11). De meeste papegaaien zijn afkomstig uit Amerika, namelijk bijna twee derde van het totaal. Verder is ongeveer een kwart afkomstig uit Afrika en de rest uit Azië en Oceanië. Vermeldenswaardig hierbij is dat primair de papegaaisoorten zijn afgebeeld die in de vroegmoderne ontdekkingsreizen in Europa waren geïntroduceerd, en bijvoorbeeld niet de Aziatische grote alexanderparkiet die al sinds de klassieke oudheid aanwezig was in Europa.122 Zo zijn de twee meest voorkomende papegaaiachtigen, de ara en amazone-papegaai, in Europa geïntroduceerd na de ontdekking van Amerika in 1492, en werd de daarop volgende meest afgebeelde soort, de Afrikaanse Grijze papegaai, geïntroduceerd na de verovering van de Canarische Eilanden door de Portugezen in 1402.123 Dit wijst er mogelijk op dat er meer waardering was voor de nieuw geïntroduceerde papegaaiachtigen. Wat betreft de afgebeelde apen is ruim driekwart ervan afkomstig uit Afrika en de rest voornamelijk uit Amerika. Opvallend hierbij is dat de meerderheid van de Amerikaanse apen zijn afgebeeld door slechts twee Zuid-Nederlandse kunstenaars, en de schilders die hun diermotief hebben overgenomen. Dit betreft de kapucijnapen van Frans Snijders en de klauwapen

120 De schoonheid van papegaaien als reden dat ze vaak in kunst zijn afgebeeld is vermeld in: Verdi, The parrot in art, 12. 121 Deze paradijsvogels zijn vermeld in de boedelinventaris van Rembrandts bezittingen in 1656. Silver, “World of Wonders,” 292. 122 Verdi, The Parrot in Art, 12-14. 123 Silver, “World of Wonders,” 302-304.

33 van Joannes Fijt (Afb. 1, 24 en 28). Dit lijkt erop te wijzen dat Amerikaanse apen minder voorradig waren dan de Afrikaanse. Dit sluit aan bij het principe dat Afrikaanse dieren het transport naar Europa vaker overleefden dan de dieren uit andere werelddelen, omdat de reis korter was.124 Mogelijk zijn Afrikaanse apen dus vaak afgebeeld in stillevens omdat deze beter beschikbaar waren. Vermoedelijk zijn de motieven van de Amerikaanse apen daarentegen veelvuldig herhaald vanwege hun grotere zeldzaamheid en dus prestige. In totaal zijn in de meeste exotische dierstillevens wezens uit Amerika afgebeeld, namelijk in bijna twee derde van de onderzochte werken (Bijlage 12). Vervolgens bevat ruim een derde van de stillevens dieren uit Afrika en een tiende dieren uit Azië-Oceanië, ofwel het gebied rond Indonesië. Dieren specifiek uit Azië en Oceanië waren zeldzaam in stillevens. Deze verhoudingen zijn ongeveer hetzelfde in zowel de Noordelijke als de Zuidelijke Nederlanden, behalve dat dieren uit Azië-Oceanië in het noorden een beduidend grotere rol lijken te hebben (Bijlage 13). Mogelijk hangt dit samen met de handel- en kolonisatieactiviteiten van de Noordelijke Nederlanden in Indonesië.

De weergave van exotische dieren Wat betreft de manier waarop de dieren zijn weergegeven, zijn cavia’s en apen uitsluitend in levenden lijve afgebeeld en voornamelijk in fruitstillevens (Bijlage 14 en 15). Daarnaast zijn cavia’s in vergelijking tot andere diersoorten vaak afgebeeld in groentestillevens. Deze combinaties wekken de indruk dat de manier van representeren ook gedeeltelijk samenhing met de voeding van de dieren.125 Verder is het vermeldenswaardig dat apen veelvuldig zijn weergegeven met een gordelketting, zoals in een werk van Peeter Gijsels (Afb. 29-30). Dit verwijst naar hun status als gezelschapsdier en de manier waarop ze toentertijd werden gehouden.126 Ook heeft de Zuid-Nederlandse kunstenaar Artus Claessens (?-1644) drie keer een aap gerepresenteerd in een narrenpakje, wat lijkt te verwijzen naar de positie van deze dieren aan het hof (Afb. 31). Ze hadden dezelfde functie als een hofnar en werden dus vaak als zodanig aangekleed.127 Papegaaien zijn in de meeste verschillende soorten stillevens toegepast, maar voornamelijk in fruit-, bloem-, keuken- en jachtstillevens. De grote meerderheid is levend afgebeeld, maar hier zijn uitzonderingen op, zoals in het stilleven van een grijze roodstaartpapegaai van Cornelis Lelienbergh (1626-1676) (Afb. 32). Daarentegen zijn kalkoenen voornamelijk dood gerepresenteerd. Enkele zijn zelfs geplukt voor bereiding, gebraden of verwerkt in een pastei (Afb. 33-35). Ze komen het meest voor in keuken-, jacht-, banket- en marktstukken, en een enkele keer in groente- en fruitstukken. De representatiemethode van de kalkoen onderstreept dus hun status als voedsel. Verder zijn paradijsvogels ook voornamelijk dood gerepresenteerd. In de

124 Herrin, "Pioneers of the printed paradise,” 351. 125 De notie dat apen in kunst vaak met fruit zijn afgebeeld omdat dit hun primaire voedselbron was, is ook aangestipt in: Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 106. 126 Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 101-102. 127 Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 109.

34 vroegmoderne tijd kwamen paradijsvogels alleen geprepareerd in Europa voor. Ze werden door de lokale Indonesische bevolking gevangen en als huiden verkocht aan Europese handelaren.128 Paradijsvogels werden dus exclusief in deze vorm verzameld en afgebeeld, zoals in een schelpstilleven met drie paradijsvogelhuiden van Jan Davidsz. de Heem (Afb. 36). In totaal is de grote meerderheid van de exotische dieren dus levend afgebeeld. Mogelijk hangt dit samen met de waarde die aan levende exotische dieren werd gehecht. Binnen de verzamelcultuur waren deze zeldzamer, en dus prestigieuzer. Vanwege de hoge aanschaf- en onderhoudskosten waren ze beperkt tot de aristocratie en de meest rijke verzamelaars. Verder hangt het mogelijk ook samen met de sterfelijkheid van de dieren. Exotische dieren overleefden veelal niet lang in de Nederlanden, wat de vraag naar afbeeldingen ervan mogelijk heeft gestimuleerd. In stillevens zijn veelvuldig meerdere exotische dieren met elkaar gecombineerd. Het aantal per stilleven schommelt in totaal tussen de 1 en 9 dieren. De gemiddelde hoeveelheid per stilleven veranderde niet drastisch tussen 1550 en 1700, maar met de tijd werden wel meer verschillende diersoorten in één werk gecombineerd (Bijlage 16 en 17). Het oorsprongsgebied lijkt hierin geen doorslaggevende rol te hebben gespeeld. Soorten uit verschillende werelddelen werden veelvuldig samen afgebeeld. Ook inheemse en exotische dieren werden vaak gecombineerd in stillevens. Dit betreft zowel dood afgebeelde Europese diersoorten, zoals jachtbuiten en boerderijdieren, alsook levende dieren. Een sprekend voorbeeld is een werk van Frans Snijders, waarin een aap, papegaai, eekhoorn, kat, twee honden en een jachtbuit zijn weergegeven (Afb. 37). Met name levende honden, katten, eekhoorns, konijnen en vogels lijken vaak bij exotische dieren te zijn afgebeeld. In de zeventiende eeuw waren dit allemaal populaire huisdieren van de welgestelde klassen.129 De combinatie van deze inheemse en uitheemse dieren verwijst dus vermoedelijk naar hun gebruiksstatus.

Conclusie In de zestiende eeuw in de Zuidelijke Nederlanden maakten exotische dierafbeeldingen een bloei door en ontstond het stillevengenre. In de tweede helft van de eeuw kwamen deze ontwikkelingen samen in de vorm van stillevens met exotische dieren. Stillevensschilders stemden hun productie af op de wensen en verwachtingen van kopers en opdrachtgevers. Met de weergave van exotische dieren speelden zij dus in op de interesse hierin van de afzetmarkt, vermoedelijk aanvankelijk voornamelijk de aristocratie en welgestelde sociale middenklasse. In dit hoofdstuk is gepoogd een beeld te vormen van de ontwikkeling van stillevens met exotische dieren uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden tussen circa 1550 en 1700.

128 Swan, “Exotica on the move,” 628. 129 Koslow, Frans Snyders, 108-109, 214.

35 De kwantitatieve analyse laat zien dat de productie van stillevens met exotische dieren in deze periode is toegenomen, zowel in aantal als in aandeel. Hierbij heeft het genre zich ontwikkeld van meer ambitieuze werken voor een beperkt, elitair publiek, naar ook werken met minder pretentie voor een bredere, burgerlijke afzetmarkt. Werken van kopiisten en werken gebaseerd op oudere meesters zijn hierbij toegenomen. Dit is consistent met de algemene ontwikkeling van de stillevenproductie in de Nederlanden. Verder waren stillevens met exotische dieren voornamelijk een Zuid-Nederlands fenomeen: het genre is daar opgekomen en gedurende de zeventiende eeuw was daar een grotere productie dan in de Noordelijke Nederlanden. Waarschijnlijk hangt dit samen met de associatie van exotische dieren met de vorstelijke verzamelcultuur, waaronder die van de Habsburgse heersers. De stillevens bevatten verscheidene diersoorten vanuit de hele wereld. Opvallend is dat het primair de kleinere, goedkopere en makkelijk te onderhouden soorten waren die de rijke burgerij zich in de zeventiende eeuw kon veroorloven. Met name papegaaien zijn veelvuldig afgebeeld. Daarnaast komen apen, kalkoenen, cavia’s en paradijsvogels meerdere keren voor. In de loop der tijd neemt de variëteit aan afgebeelde diersoorten ook toe, wat vermoedelijk gerelateerd was aan de voortdurende import en toenemende beschikbaarheid van exotische dieren in Europa. In totaal waren de afgebeelde dieren voor het grootste deel afkomstig uit Amerika, vervolgens uit Afrika en in kleinere mate uit Azië en Oceanië. Waarom dieren afkomstig uit deze streken in verschillende hoeveelheden zijn afgebeeld, hing vermoedelijk samen met de beschikbaarheid ervan in Europa als voorbeeldmodel, en de mate waarin ze werden gewaardeerd als afbeelding. Samen met de totale productie van stillevens met exotische dieren is de variatie aan stilleven- subgenres in verloop van tijd toegenomen. Exotische dieren zijn het meest afgebeeld in fruitstukken, bloemstukken en stillevens met jachtmotieven. Daarnaast verwijst de weergave van de dieren gedeeltelijk naar de manier waarop ze werden onderhouden. Sommige dieren werden gecombineerd met motieven die verwijzen naar hun voeding. Andere zijn afgebeeld op de manier waarop ze werden gehouden en enkele tonen wat met de dieren werd gedaan. Daarbij is de grote meerderheid van de in stillevens aanwezige exotische dieren levend afgebeeld. Deze waren in de verzamelcultuur extra prestigieus door hun zeldzaamheid en waarde. Het hoge sterftecijfer van levende exotische dieren heeft mogelijk ook de vraag naar afbeeldingen ervan gestimuleerd. Verder werden exotische dieren vaak samen afgebeeld, waarbij het oorsprongsgebied geen leidende rol lijkt te hebben gespeeld. Ook inheemse en exotische dieren werden veelvuldig gecombineerd in stillevens, wat veelal hun status als huisdier of als voedsel bevestigd. De ontwikkeling van stillevens met exotische dieren was dus fundamenteel verbonden aan de verzamelcultuur omtrent deze fascinerende en waardevolle wezens.

36 3. Het gebruik van stillevens met exotische dieren

In de voorgaande twee hoofdstukken is inzicht gegeven in het gebruik van exotische dieren in Europa en in de opkomst en ontwikkeling van stillevens met exotische dieren. Hierin is naar voren gekomen dat dergelijke stillevens ontstonden aan het eind van de zestiende eeuw in de Zuidelijke Nederlanden, en toen primair gericht waren op de rijke bovenlaag van de bevolking, namelijk de aristocratie en welgestelde middenklasse. Het waren ook deze groepen die toentertijd exotische dieren in levenden lijve en in kunst- en curiositeitenkabinetten in bezit hadden. In dit hoofdstuk zullen deze ontwikkelingen worden samengebracht. Hierin wordt ingegaan op de zeventiende-eeuwse kunst- en curiositeitenverzamelingen van de Zuid-Nederlandse elite, en de rol die stillevens met exotische dieren hier in speelden. Het doel hiervan is om inzicht te verschaffen in de manier waarop stillevens met exotische dieren werden gebruikt in de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw. De Zuid-Nederlandse verzamelcultuur zal worden besproken aan de hand van enkele kunstkamervoorstellingen. Dit is een schildergenre dat ontstond in Antwerpen aan het begin van de zeventiende eeuw. Het betreft schilderijen van interieurs met honderden kunstwerken, schilderijen, naturalia en andere verzamelobjecten. Een groot deel hiervan zijn fictieve taferelen, waarin velerlei verzamelobjecten bij elkaar zijn gebracht om een ideaalbeeld van een kunst- en curiositeitenverzameling te representeren. In sommige werken zijn echter bestaande collecties afgebeeld, veelal vergezeld van een portret van de eigenaar.130 Deze taferelen moeten echter ook met voorbehoud benaderd worden, omdat het veelal geïdealiseerde representaties zijn. Zo is vaak de collectie van een verzamelaar in één ruimte weergegeven, terwijl ze in de praktijk in verschillende kamers werden gehouden.131 Hoewel het waarheidsgehalte van dergelijke werken dus niet overschat moet worden, bieden ze in combinatie met ander primair bronmateriaal een beeld van de voorwerpen die werden verzameld en hoe hiermee werd omgegaan.132 Dit hoofdstuk begint met een uiteenzetting van de Zuid-Nederlandse verzamelcultuur. Hierbij wordt aangestipt wat een kunst- en curiositeitenverzameling inhield, wie deze aanlegden en hoe deze werden gebruikt. Vervolgens wordt besproken op welke manier stillevens met exotische dieren in dergelijke collecties aanwezig waren en wordt verkend hoe deze stillevens hier mogelijk in werden gebruikt.

130 Honig, Painting and the Market, 189, 203. Marlise Rijks, “Defenders of the image: painted collectors' cabinets and the display of display in counter-reformation Antwerp,” Nederlands kunsthistorisch jaarboek 65 (2015): 63- 64, 71. Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 120n64. 131 Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens,” 96-97. 132 Ariane van Suchtelen, red. Kamers vol kunst in zeventiende-eeuws Antwerpen, (Zwolle: Waanders, 2009), 19.

37 De Zuid-Nederlandse verzamelcultuur In de Zuidelijke Nederlanden bestond gedurende de zeventiende eeuw een bloeiende verzamelcultuur. Zowel de lokale aristocratie alsook de rijke middenklasse legden uitgebreide kunst- en curiositeitenkabinetten aan. Uit inventarissen kan worden afgeleid dat alleen al in Antwerpen tussen 1550 en 1650 tientallen omvangrijke kunstcollecties en wel honderden kleinere schilderijenverzamelingen waren aangelegd door kapitaalkrachtige burgers, die hiermee de aristocratische verzamelpraktijk poogden na te volgen.133 Een voorbeeld van een dergelijke verzameling is die van de staatsman Pierre Roose (1586-1673) in Brussel. Deze is rond 1622 in een schilderij vereeuwigd door Hieronymus Francken II (1578-1623) en Jan Brueghel I (1568-1625) (Afb. 38).134 Dit werk representeert de collectie van Roose gedurende een bezoek van de aartshertogen Albrecht en Isabella, de toenmalige Habsburgse heersers van de Zuidelijke Nederlanden.135 Roose is afgebeeld in het midden van de kunstkamer, gekleed in een zwart pak en converserend met deze twee voorname gasten. In deze kunstkamervoorstelling zijn verschillende aspecten van de Zuid- Nederlandse verzamelcultuur gerepresenteerd.

De samenstelling van kunst- en curiositeitenverzamelingen De kunst- en curiositeitenverzamelingen uit de zeventiende eeuw waren encyclopedisch opgebouwd. Dit betekent dat ze bestonden uit een variatie aan verschillende verzamelobjecten, waaronder kunstwerken, wetenschappelijke instrumenten, natuurproducten en exotica.136 Schilderijen waren een prominent onderdeel van dergelijke collecties. Zo is in de kunstkamer van Roose de achterwand geheel bedekt met velerlei schilderijen. In de zeventiende eeuw werden deze in steeds grotere hoeveelheden aangekocht en als interieurdecoratie opgehangen in verschillende ruimtes van de verzamelaarswoning. Ze waren wat betreft thema en genre veelal afgestemd op de functie van de ruimte. Zo werden bijvoorbeeld stillevens met voedselmotieven vaak in ruimtes gehangen waar voedsel werd bereid of gegeten. Het grootste aantal werken werd tentoongesteld in de meest representatieve ruimte van de woning, veelal de centrale ontvangstkamer. Hier hing de verzamelaar de meest prestigieuze kunstwerken, namelijk de meer grootschalige werken en werken van

133 Honig, Painting and the Market, 189. Suchtelen, Kamers vol kunst, 19. 134 Roose is een goed voorbeeld van de Zuid-Nederlandse naar status strevende burgerij. Hij was deel van een door de handel rijk geworden familie en werkte zelf als bestuursambtenaar in de Zuid-Nederlandse regering, onder andere als Hoofd-voorzitter van de Geheime Raad van 1632 tot 1654. Voor informatie over Roose zie: René Vermeir, ‘Pieter (Pierre) Roose,’ Universiteit Leiden, geraadpleegd 16 februari 2021, https://dutchrevolt.leiden.edu/dutch/personen/R/Pages/roose.aspx. Voor informatie over het kunstwerk zie: ‘The Archdukes Albert and Isabella Visiting the Collection of Pierre Roose,’ The Walters Art Museum, geraadpleegd 16 februari 2021, https://art.thewalters.org/detail/14623/the-archdukes-albert-and-isabella- visiting-a-collectors-cabinet/. 135 De aartshertogen zijn vaker afgebeeld in kunstkamervoorstellingen, maar slechts in sommige gevallen documenteert dit een daadwerkelijk bezoek. In fictieve kunstkamervoorstellingen representeren deze vorstelijke gasten een ideaal waar elke toegewijde verzamelaar naar streefde. Honig, Painting and the Market, 205. 136 Fabri, “Over ‘beestiens ende andere gedierten,’” 77, 84-85, 92-93, 93n4. Rijks, “Defenders of the image,” 63.

38 vooraanstaande meesters.137 Een gemiddelde zeventiende-eeuwse Antwerpse kunstcollectie bestond uit omstreeks zeventig schilderijen, waarvan ongeveer 30% van dusdanig voorname meesters waren dat ze in boedelinventarissen zijn toegeschreven. In deze kunstkamers werden velerlei verschillende kunstgenres en taferelen samengebracht, van historiestukken tot stillevens.138 Verder werden verscheidene andere producten tentoongesteld in kunst- en curiositeitenkabinetten, waaronder wetenschappelijke instrumenten, natuurproducten en exotica. Zoals besproken in hoofdstuk 1 waren ook exotische dieren aanwezig, veelal in gedroogde of opgezette vorm. De kunst en de natuur kwamen samen in dergelijke encyclopedische collecties. Deze verscheidenheid aan producten is te zien in de kunstkamervoorstelling van Roose. Op de tafel bij het raam staat een klok met een perpetuum mobile van de uitvinder Cornelis Drebbel (1572-1633) en op de tafel aan de rechterkant worden onder andere schelpen, koraal en zelfs een paradijsvogelhuid tentoongesteld (Afb. 39-40).139 Verder werden buitenshuis ook natuurlijke verzamelobjecten onderhouden. In de Zuidelijke Nederlanden bestond in de zeventiende eeuw een grote interesse in botanie en, zoals uiteengezet in hoofdstuk 1, in het verzamelen van exotische dieren. Een tuin met zeldzame vruchten en bloemen, en een verblijf met uitheemse dieren waren een onderdeel van de curiositeitencollectie buitenshuis.140 In de kunstkamervoorstelling van Roose wordt hier vermoedelijk naar verwezen met het boeket bloemen en de aapjes in de voorgrond (Afb. 41).141

Het gebruik van kunst- en curiositeitenverzamelingen Kunst- en curiositeitencollecties werden gebruikt voor het ontvangen en vermaken van voorname gasten. Zoals te zien is in de kunstkamer van Roose werden de tentoongestelde objecten door de eigenaar en zijn gasten gezamenlijk bekeken, bestudeerd en besproken. Verzamelobjecten waren een bron van visueel en intellectueel vermaak, en het verzamelen en bespreken ervan waren populaire vrijetijdsbestedingen voor de hogere klassen. Evenals de collecties waren deze gesprekken zowel gericht op kunst en connaisseurschap, alsook op de natuur en wetenschap.142 Bij kunstwerken was het identificeren van specifieke meesters, onderwerpen en stijlen een populaire bezigheid.143 Daarnaast

137 Honig, Painting and the Market, 190-192. Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens,” 95-96. Suchtelen, Kamers vol kunst, 18. 138 Honig, Painting and the Market, 190-192. 139 ‘The Archdukes Albert and Isabella Visiting the Collection of Pierre Roose.’ The Walters Art Museum. 140 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 199. Gschwend en Pérez de Tudela, “Renaissance Menageries,” 420. 141 Dit boeket bloemen bevat een zonnebloem. Deze Zuid-Amerikaanse bloem was een waardevol exotisch verzamelobject toentertijd, en dit is de eerste representatie ervan in een schilderij. Zie: ‘The Archdukes Albert and Isabella Visiting the Collection of Pierre Roose.’ The Walters Art Museum. Apen en andersoortige exotische dieren zijn veelvuldig afgebeeld in kunstkamervoorstellingen. Het is echter de vraag of de representatie ervan in deze taferelen aantoont dat de rijke burger verzamelaars ze in bezit hadden, of dat het enkel een manier was om een aristocratisch imago aan te meten. Zie: Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 103. 142 Honig, Painting and the Market, 204-206. Suchtelen, Kamers vol kunst, 18, 74, 100. 143 Suchtelen, Kamers vol kunst, 100. Rijks, “Defenders of the image,” 63-64, 71.

39 was het bespreken van verschillende interpretaties van kunstwerken en van de onderlinge relatie tussen de tentoongestelde werken veelvoorkomend. Het is onwaarschijnlijk dat toeschouwers hierbij tot één betekenis uitkwamen. De charme lag in de discussie en het tonen van gecultiveerde kennis.144 Het herkennen en kunnen bespreken van wetenschappelijke instrumenten, exotica en naturalia was ook deel van deze gesprekscultuur. Bij naturalia en exotische goederen waren de gesprekken vermoedelijk vooral gericht op de materialiteit, formele kenmerken en buitengewoonheid van de producten. Het zette aan tot discussies over de natuur en de Goddelijke schepping. De verschillende artistieke, wetenschappelijke en natuurlijke verzamelobjecten werden ook met elkaar in verband gebracht en gerelateerd aan verschillende kennisgebieden, waaronder natuurhistorische publicaties, klassieke teksten, filosofische discussies, religie en artistieke noties. Objecten werden vergeleken, boeken geraadpleegd, wetenschappelijke apparaten gedemonstreerd en theorieën bediscussieerd.145 De verzamelobjecten boden dus de mogelijkheid gecultiveerde kennis te tonen over een verscheidenheid aan onderwerpen.146 Rondom het verzamelen van kunstwerken en exotische producten bestond dus een levendige gesprekscultuur. Het aanleggen van sociale contacten speelde hierin een centrale rol. Verzamelaars brachten bezoeken aan elkaars collecties, wisselden informatie en verzamelobjecten uit, en legden op basis van gedeelde interessegebieden netwerken en gemeenschappen aan.147 Een prestigieuze collectie kon de interesse wekken van hoogstaande verzamelaars om de objecten te komen bezichtigen. Deze functie van kunstverzamelingen om voorname gasten aan te trekken en te vermaken is vermeld door de kunstenaar Abraham Bosse (1604-1676) in zijn handboek over connaisseurschap uit 1649. Hij stelt dat een verzamelaar door een kwalitatief hoogwaardige en fameuze collectie aan te leggen ‘de ware connaisseurs en geleerde kenners van deze werken kan aantrekken, en hen voldoening kan geven in het bekijken, identificeren en waarderen van deze curiositeiten’.148 Dit kon zelfs zo ver oplopen tot een bezoek van de hoogste aristocratie. Zo is in de kunstkamervoorstelling van Roose een bezoek van de aartshertogen aan zijn collectie weergegeven.149

144 Jochen Becker, "Are these girls really so neat?: on kitchen scenes and method," In: Art in History/History in Art: Studies in Seventeenth-Century Dutch Culture, red. David Freedberg en Jan de Vries (Santa Monica: Getty Center for the History of Art and Humanities, 1991), 157-158. 145 Rijks, “Defenders of the image,” 71. Welzel, “Tiere malen und Bilder machen,” 45. 146 Egmond en Dupré, “Collecting and circulating,” 206. 147 Honig, “Making Sense of Things,” 179-180, 182. Honig, Painting and the Market, 202. 148 Honig, Painting and the Market, 199-200, 206. Het besproken tractaat: Abraham Bosse, Sentiments sur la distinctions des diverses manières de peinture, dessin et gravure et des originaux d’avec leurs copies, Parijs, 1649. Originele tekst: ‘Principallement lors qu’il s’agit de vouloir employer de grandes somes de deniers en l’achapt de telles choses, & ainsi attirer chez euz par le renom d’icelles, les vrais Curieux & sçavants Practiciens de tels Ouvrages, afin qu’ils reçoivent la satisfaction qu’ils attendent d’eux, de voir, reconnoistre & estimer leursdites curiositez comme elles le meritent’. 149 ‘The Archdukes Albert and Isabella Visiting the Collection of Pierre Roose,’ The Walters Art Museum. De aartshertogen zijn vaker afgebeeld in kunstkamervoorstellingen, maar slechts in sommige gevallen documenteert dit een daadwerkelijk bezoek aan een collectie. In fictieve kunstkamervoorstellingen

40 Het aartshertogelijk paar had een grote interesse in kunst-curiositeitenverzamelingen en ze hadden zodoende enkele keren de kunstverzamelingen van voorname burgers bezocht. Een dergelijk bezoek betekende de hoogste lof voor de collectie en haar eigenaar. Het was een ideaal waar elke toegewijde burgerlijke verzamelaar naar streefde. In de Zuidelijke Nederlanden kon een indrukwekkende kunst- en curiositeitenverzameling dus de mogelijkheid bieden in gesprek te gaan met de lokale aristocratie, en hoogstaande relaties aan te leggen naar aanleiding van gedeelde interesses.150 Het aanleggen van kunstverzamelingen was een belangrijk onderdeel van de zelfprofilering van de Zuid-Nederlandse welgestelde burgerij. Voor het uitdragen en mogelijk verkrijgen van een hogere sociale status poogden zij aan te sluiten bij de gebruiken en interessegebieden van de aristocratie, met name die van de lokale Habsburgse heersers. Door het aanschaffen van kunstwerken en het aanleggen van verzamelingen kon deze groep zich positioneren als een deel van de lokale elite. Het bezit van een verzameling waardevolle producten benadrukte de rijkdom van de eigenaar en bood hem de kans zich te betrekken in hoogstaande sociale kringen. Zowel het eigendom van exclusieve luxeproducten, alsook het discours eromheen waren manieren om status uit te dragen en te verkrijgen.151 Dat de Zuid-Nederlandse middenklasse bewust verzamelingen aanlegde om een verheven publieke identiteit te formuleren, wordt duidelijk uit het feit dat zij zich als ‘kunstliefhebber’ zijn gaan classificeren. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw hebben voorname burger verzamelaars zich als zodanig laten registreren bij het Sint-Lucasgilde.152 Deze titel impliceerde betrokkenheid in de aristocratische verzamelpraktijk en was een teken van rijkdom, gecultiveerde kennis en hoge status. Door zich als verzamelaar en kunstkenner te profileren kon de welvarende burger zich relateren aan vorstelijke verzamelaars en zo hogerop de sociale ladder komen.153

Stillevens met exotische dieren in Zuid-Nederlandse verzamelingen Stillevens met exotische dieren waren een deel van de zeventiende-eeuwse Zuid-Nederlandse verzamelcultuur. Dit is bijvoorbeeld te zien in het schilderij het kabinet van een kunstverzamelend echtpaar uit circa 1670 van Jan Siberechts (1627-1703) (Afb. 42). Deze ongeïdentificeerde burgers hebben zichzelf als kunstliefhebbers laten portretteren, namelijk omringt door hun kunstcollectie. Prominent boven de openhaard hangt een groot stilleven met fruit, een jachtbuit en enkele levende dieren waaronder een aapje en een groene papegaai (Afb. 43).154 Evenals andere schildergenres

representeren deze vorstelijke gasten een ideaal waarnaar elke toegewijde verzamelaar streefde. Honig, Painting and the Market, 205. 150 Honig, Painting and the Market, 205. Suchtelen, Kamers vol kunst, 18. 151 Honig, Painting and the Market, 204-206, 209. 152 Honig, Painting and the Market, 199-200, 202. 153 Suchtelen, Kamers vol kunst, 18. 154 Al is dit werk niet overgeleverd, betreft het mogelijk een werk van Frans Snijders. Deze toeschrijving is gemaakt op basis van het onderwerp en de stijl in: Jacob-Friesen, Von Schönheit und Tod, 203. Echter, de hond in het tafereel komt overeen met werken van Peeter Boel, waaronder: ‘Stilleven met globe, muziekinstrumenten

41 werden stillevens in verschillende vertrekken van de zeventiende-eeuwse woning opgehangen, waarbij de grote, prestigieuze werken zoals deze in de voornaamste ontvangstruimtes werden tentoongesteld. Daarbij was de locatie op de schouw volgens de kunsttheoreticus Gérard de Lairesse (1641-1711) de voornaamste plaats voor schilderijen in een kamer. Dit benoemt hij in zijn kunsttraktaat het Groot schilderboek uit 1707.155 Uit inventarissen is ook af te leiden dat in Antwerpen dergelijke grote stillevens vaak boven de schouw werden opgehangen.156 Het feit dat een stilleven met exotische dieren is afgebeeld in een kunstkamervoorstelling en de locatie ervan op de schouw, wijzen op de prominentie van dergelijke werken in Zuid-Nederlandse kunstcollecties.

Stillevens met exotische dieren als vertoon van eigendom Stillevens met exotische dieren kunnen een representatie zijn geweest van dieren in het bezit van de verzamelaar. Zoals besproken in hoofdstuk 2 hebben aristocratische verzamelaars hun exotische dieren in kunstopdrachten laten vastleggen. Het is mogelijk dat exotische dieren op eenzelfde manier een onderdeel hebben uitgemaakt van opdrachten voor stillevens.157 Dergelijke stillevens functioneerden dan vermoedelijk in de kunstcollectie van de opdrachtgever als verwijzing naar het bezit van deze dieren. Zoals besproken in hoofdstuk 1 waren exotische dieren prestigieuze eigendommen beperkt tot de welgestelde, hogere sociale klassen. Aan de hand van een dergelijk stilleven kon de verzamelaar zijn eigendom van deze dieren tonen aan voorname gasten en dus zijn rijkdom en status benadrukken. Hierbij kunnen deze stillevens als functie hebben gehad te verwijzen naar dieren die de eigenaar elders huisvestte, zoals in een tuin of dierverblijf buitenshuis of in een tweede woning.158 Een stilleven bood zodoende een visuele representatie van verzamelobjecten die niet tentoongesteld konden worden in het kunst- en curiositeitenkabinet.159 Ook functioneerden dergelijk stillevens vermoedelijk als vereeuwiging van deze dieren, en dus als vertoon van dieren die voorheen in het bezit waren van de eigenaar.160 Dit was waarschijnlijk een belangrijke drijfveer om levende exotische dieren af te beelden, omdat deze het veelal niet lang overleefden. Stillevens met exotische dieren zouden dus gefunctioneerd kunnen hebben als verwijzing naar het toenmalige of vroegere bezit van een exotisch dier. Zodoende functioneerden ze als aanvulling op de kunst- en

en hondje, 1650-1670,’ RKD, geraadpleegd 19 april 2021, https://rkd.nl/explore/images/12647. Ik heb zelf dit hond-motief niet gezien in werken die toegeschreven zijn aan Snijders. Aangezien Boel soortgelijke taferelen als Snijders heeft geproduceerd zou hij ook de mogelijke maker kunnen zijn geweest. 155 Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens,” 95-97. Gérard de Lairesse (1641-1711), was de eerste Nederlandse kunsttheoreticus die stilleven uitvoerig behandelde in zijn kunsttraktaat: Groot schilderboek, waar in de schilderkonst in al haar deelen grondig werd onderweezen, 2 dln., Amsterdam: 1707, herziene versie Haarlem: 1740. 156 Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens,” 95-97. 157 Over de relatie tussen het bezit van exotische dieren en stillevens met deze dieren bij de burgerij is echter geen zekerheid. Archiefonderzoek kan mogelijk een relatie hiertussen verder uitduiden. 158 Welzel, “Tiere malen und Bilder machen,” 45-47. 159 Honig, “Making Sense of Things,” 182. Neri, The insect and the image, 77. 160 Groom, The role of rare and exotic animals, 213-214, 217.

42 curiositeitenverzameling waar ze een deel van waren. Daarnaast kon een stilleven ook het eigendom van exotische dieren suggereren zonder dat de verzamelaar deze daadwerkelijk in bezit had. Exotische dieren waren duur en tijdrovend om te verkrijgen en onderhouden. Afbeeldingen ervan zouden mogelijk een goedkoop en makkelijk te onderhouden alternatief hebben geboden.161 Kunstenaars konden hiervoor diermotieven baseren op collecties van andere opdrachtgevers, exemplaren op de markt en visuele voorbeelden.162 Zoals besproken in hoofdstuk 2 hebben stillevensschilders exotische diermotieven veelvuldig herhaald en gekopieerd. Vermoedelijk was deze productie gericht op afnemers die zichzelf geen exotische dieren konden veroorloven, en zodoende mogelijk een afbeelding als alternatief aanschaften. Via het tentoonstellen van een dergelijk stilleven kon de eigenaar tonen dat hij betrokken was in dit aspect van de aristocratische verzamelcultuur, en zodoende het prestige van een exotisch dier toe- eigenen.163 De functie van exotische dieren in stillevens als verwijzing naar de aristocratische verzamelcultuur wordt bevestigd doordat ze veelvuldig zijn afgebeeld met beeldmotieven die verwijzen naar andere aristocratische activiteiten. Zoals is vermeld in hoofdstuk 2 zijn exotische dieren in stillevens vaak gecombineerd met fruit-, bloem- en jachtmotieven. Net als exotische dieren waren zeldzame vruchten en bloemen gewilde, dure en exclusieve verzamelobjecten. Het aanleggen van tuinen en het verbouwen van fruit en bloemen waren populaire en prestigieuze bezigheden van de welgestelden.164 Daarnaast was de jacht een populaire vorm van vermaak die van oudsher het voorrecht was van de adel.165 De representatie van exotische dieren, fruit, bloemen en jachtattributen in stillevens, was dus waarschijnlijk een manier voor de eigenaar om betrokkenheid in deze activiteiten te suggereren en daardoor een hogere sociale status uit te dragen.

Stillevens met exotische dieren als gespreksonderwerp Verder functioneerden exotische dieren in stillevens vermoedelijk als aanknopingspunt voor gesprekken. Zoals uiteengezet werden kunstwerken in een collectie door de eigenaar en zijn gasten gezamenlijk bekeken en besproken. Stillevens hadden verschillende lagen van betekenis die toeschouwers konden bespreken. Ze hadden veelal ook geen eenduidige betekenis; de afgebeelde objecten hadden een breed scala aan associaties, en de relatie daartussen kon op uiteenlopende

161 Het principe dat stillevens een goedkoop alternatief boden voor dure producten wordt onder andere vermeld in: Barker, Art, commerce and colonialism, 85, 88-89. en Loughman, “De markt voor Nederlandse stillevens,” 88. 162 Baratay en Hardouin-Fugier, Zoo, 61-62. 163 Chong en Kloek, Het Nederlandse Stilleven, 216-218. 164 Koslow, Frans Snyders, 127. 165 Dat jachtstillevens werden gebruikt als middel om aristocratische status op te eisen is besproken in verschillende onderzoeken, zie onder andere: Sullivan, The Dutch gamepiece, 2, 38-41, 47, 56, 79. Hij behandeld jachtstukken specifiek in relatie tot de Noordelijke Nederlanden, maar de principes die hij bespreekt zijn ook toepasbaar op Zuid-Nederlandse jachtstillevens. Dit wordt onderschreven door ander onderzoek zoals: Koslow, Frans Snyders, 94.

43 manieren geïnterpreteerd worden. Dit was vermoedelijk opzettelijk, zowel om aantrekkelijk te zijn voor een breed publiek, alsook om gespreksmogelijkheden te bieden voor verzamelaars.166 Waar sommige toeschouwers religieuze of moralistische boodschappen zagen, zullen anderen een verband hebben gelegd met het dagelijks leven. Hetzelfde geldt voor de exotische dieren in stillevens. Deze zullen in de zeventiende eeuw verschillende associaties hebben opgeroepen naar aanleiding van natuurhistorische publicaties, klassieke teksten, moralistische opvattingen, filosofische discussies en ervaringen uit het dagelijks leven.167 De manier waarop het dier werd besproken was afhankelijk van de context waarin het was weergegeven, de omstandigheden waarin het stilleven werd bekeken en de kennis van de toeschouwers.168 Het gebruik van stillevens met exotische dieren als gespreksonderwerp wordt bijvoorbeeld geïllustreerd in het schilderij van de kunstcollectie van de Antwerpse koopman Cornelis van der Geest (1555-1638), geschilderd in 1628 door Willem van de Haecht II (1593-1637) (Afb. 44). Hierin is het bezoek van de aartshertogen Albrecht en Isabella aan Van der Geests kunstverzameling in 1615 vastgelegd.169 Linksvoor presenteert Van der Geest een kunstwerk aan deze twee voorname gasten. Om hen heen zijn verscheidene kunstenaars en verzamelaars afgebeeld, die de aanwezige kunstwerken lijken te bekijken en bespreken. Binnen dit tafereel van de toenmalige gesprekscultuur wordt onder andere een fruitstilleven met drie apen gepresenteerd aan de aartshertogen (Afb. 45). Twee van de afgebeelde aapjes trekken de deksel van een mand met fruit, terwijl de derde rechtsonder een vrucht probeert te pakken. Alhoewel dit stilleven niet is overgeleverd, was het waarschijnlijk een werk van Frans Snijders.170 Bij een dergelijke gebeurtenis kunnen deze dieren in het stilleven op een aantal manieren aanknopingspunten voor discussies hebben geleverd. Het identificeren van exotische dieren op zich kon al een beginpunt zijn geweest voor een gesprek. De in het stilleven afgebeelde apen lijken op zijn minst twee soorten te betreffen, namelijk meerkatten en kapucijnapen. De specifieke soorten en hun kenmerken konden zodoende worden besproken en in relatie worden gebracht met natuurhistorische publicaties. Ze kunnen toeschouwers dus de mogelijkheid hebben gegeven hun natuurhistorische kennis te tonen.171 Daarnaast waren aan apen verschillende associaties en betekenissen verbonden die de interpretatie van dit werk mogelijk hebben beïnvloed. Zo waren apen van oudsher een symbool voor de smaakzin. Zodoende zouden de

166 Becker, "Are these girls really so neat?," 157-158. Chong, “Wat onder de naam van stilleven begrepen is,” 13, 17, 32. Vries, "The changing face of realism," 218, 220. 167 Herrin, "Pioneers of the printed paradise,” 332. 168 Becker, "Are these girls really so neat?," 157-158. 169 Suchtelen, Kamers vol kunst, 67. 170 Koslow, Frans Snyders, 280. Soortgelijke stillevens met aapjes van Frans Snijders zijn overgeleverd, maar niet deze specifieke. Er is wel een tekening van Frans Snijders overgeleverd met dit ontwerp die zich bevindt in het Museum Plantin-Moretus: ‘Stilleven met drie apen,’ Museum Plantin Moretus Online Catalogue, geraadpleegd 11 april 2021, https://search.museumplantinmoretus.be/Details/collect/276947. 171 Maxwell, “Every living Beast,” 57.

44 fruit etende apen besproken kunnen worden als een toespeling op de goede smaak en het kennerschap van de kunstverzamelaar Van der Geest.172 Het stilleven zou ook geïnterpreteerd kunnen worden als een moralistische boodschap. Terwijl de apen in het schilderij zich te goed doen aan het fruit in de mand, is een roemer gesneuveld die kapot aan de voeten ligt van de linker aap. Het tafereel toont dat een gebrek aan terughoudendheid leidt tot vernieling. Daarbij kan dit tafereel gelezen worden als gevolg van menselijke nalatigheid. De eigenaar van de apen heeft zijn verantwoordelijkheid verwaarloosd, wat ertoe heeft geleid dat de apen het huis overhoophalen. De acties van de aap illustreren zowel ongewenst menselijk gedrag alsook het gevolg van slecht huishoudelijk beheer.173 Binnen Van der Geests kunstkamervoorstelling wordt deze interpretatie benadrukt doordat het werk door Van der Geests huishoudster wordt vastgehouden.174 Verder kunnen de apen in het stilleven ook gerelateerd worden aan filosofische discussies, bijvoorbeeld of dieren wel of geen rationele wezens zijn. Dit was een sterk bediscussieerd onderwerp gedurende de zeventiende eeuw, waaraan onder andere René Descartes (1596-1650) een bijdrage heeft geleverd met zijn Verhandeling over de methode uit 1637. Gecultiveerde toeschouwers bekeken dieren in stillevens mogelijk aan de hand van dergelijke filosofische theorieën. Afhankelijk van hun standpunt in het debat, kunnen toeschouwers de acties van de in het stilleven afgebeelde apen hebben geïnterpreteerd als bewuste handeling geleid door rationeel denken, of slechts reflexen geleid door instinct.175 Een stilleven met exotische dieren kan dus meerdere aanknopingspunten voor intellectuele discussies hebben geboden, waardoor de eigenaar zijn gecultiveerde kennis kon etaleren en zijn gasten kon vermaken. Tot slot kan het stilleven met apen zoals besproken een verwijzing zijn geweest naar het eigendom van exotische dieren, en zodoende als gespreksonderwerp hebben gefunctioneerd. Zoals vermeld in hoofdstuk 1 hadden de aartshertogen een uitgebreide collectie exotische dieren bij hun residentie in Brussel. Hierin bevonden zich ook verschillende soorten apen, zoals de kapucijnapen en meerkatten die Jan Brueghel I in 1616 had vastgelegd (Afb. 6). De verzamelaar kon met het apenstilleven hebben ingespeeld op de interesse van zijn voorname gasten en betrokkenheid in dit aspect van de aristocratische verzamelcultuur hebben gesuggereerd. Het werk functioneerde zodoende mogelijk als aanknopingspunt om te praten over geliefde huisdieren en verzamelobjecten. Het presenteren van een stilleven met apen, zoals in de kunstkamervoorstelling van Van der Geest, kan dus zowel een aanknopingspunt zijn geweest voor intellectuele gesprekken, alsook over de toenmalige verzamelcultuur en het houden van exotische dieren.

172 Suchtelen, Kamers vol kunst, 69. Voor de aap als symbool voor de smaakzin, zie ook: Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 106. 173 Koslow, Frans Snyders, 277, 280-281. Schepers, “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien,” 101. 174 Koslow, Frans Snyders, 280, 349n28. 175 Koslow, Frans Snyders, 207, 211-212, 217, 343n62, 253-257.

45

Conclusie In dit hoofdstuk is verkend op welke manier stillevens met exotische dieren vermoedelijk werden gebruikt in de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw. Toentertijd bestond een bloeiende kunst- en curiositeitenverzamelcultuur. In navolging van de lokale aristocratie legden kapitaalkrachtige burgers uitgebreide verzamelingen aan, waarin onder andere kunstwerken, naturalia en exotica werden tentoongesteld. Stillevens met exotische dieren waren een deel van dergelijke collecties. Verzamelingen hadden een representatieve functie. Ze waren een vertoon van de rijkdom en het intellectueel onderscheidingsvermogen van de eigenaar. Ze werden tentoongesteld in representatieve vertrekken en gebruikt voor het ontvangen en vermaken van voorname gasten. De tentoongestelde objecten, waaronder stillevens met exotische dieren, werden door de eigenaar en zijn gasten gezamenlijk bekeken, bestudeerd en besproken. Daarbij kon een uitgebreide collectie geïnteresseerden aantrekken een bezoek te brengen, wat kansen bood voor het uitwisselen van kennis, de ontdekking van gedeelde interesses en de vorming van sociale contacten. Een kunst- en curiositeitencollectie kan de verzamelaar dus de mogelijkheid hebben geboden relaties aan te leggen met gelijkgestemden uit hogere lagen van de samenleving. Zowel het eigendom van exclusieve en waardevolle verzamelobjecten, alsook het discours eromheen waren manieren om status uit te dragen en te verkrijgen. In de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw was een actieve vraag naar stillevens met exotische dieren; er zijn veel van dergelijke werken geproduceerd en meerdere hiervan zijn afgebeeld in kunstkamervoorstellingen. Deze kunnen in kunst- en curiositeitenverzamelingen hebben gediend ter vervanging van een exotisch dier, en dus als aanvulling op de collectie. Een stilleven kan namelijk een representatie zijn geweest van dieren van de verzamelaar, en zodoende hebben gefunctioneerd als verwijzing naar toenmalig of vroeger bezit. Daarnaast kan het als goedkoop en makkelijk te onderhouden alternatief voor een exotisch dier zijn gebruikt, en zo het bezit ervan hebben gesuggereerd. Aan de hand van een dergelijk stilleven zou de eigenaar zich hebben kunnen relateren aan de aristocratische verzamelpraktijk. De eigenaar kan hiermee ook hebben ingespeeld op de interessegebieden van aristocratische bezoekers, zoals bijvoorbeeld de Zuid-Nederlandse Habsburgse heersers. Stillevens met exotische dieren combineerden namelijk twee aspecten van de aristocratische verzamelcultuur, zijnde kunst en exotische dieren. In een verzameling werden ze zodoende mogelijk gebruikt als aanknopingspunten voor intellectuele discussies en voor gesprekken over gedeelde interesses. Aan de hand hiervan kon de eigenaar zijn gecultiveerde kennis tonen, gasten vermaken en aanzien verkrijgen. Dit kan het aanleggen en onderhouden van hoogstaande sociale contacten hebben gefaciliteerd. Door het aanschaffen van kunstwerken, het tonen van interesse in exotische dieren en de kennis hierover op hoog niveau te converseren kon de verzamelaar zich betrekken in aristocratische kringen. Stillevens met exotische dieren, en de kunst- en

46 curiositeitencollecties waar ze een deel van waren, werden dus vermoedelijk gebruikt voor het uitdragen en verkrijgen van een hogere sociale status.

47

Conclusie

Exotische dieren hebben Europese toeschouwers door de eeuwen heen weten te fascineren, amuseren en verwonderen. In de zestiende en zeventiende eeuw hadden de ontdekkingsreizen en wereldwijde handel geresulteerd in een toenemende aanwezigheid van dergelijke dieren in Europa. Deze werden opgenomen in bestaande Europese gebruiken en artistieke tradities, en kregen zodoende een nieuwe betekenis binnen de Europese culturele, sociale en politieke context. Sinds het ontstaan van het stillevengenre in de Zuidelijke Nederlanden aan het eind van de zestiende eeuw, zijn veelvuldig exotische wezens afgebeeld ter verlevendiging van de anderszins statische taferelen. In deze scriptie is gepoogd antwoord te geven op de vraag: Wat was de functie van exotische dieren in stillevens binnen de sociaal-culturele context van de Zuidelijke Nederlanden in de zeventiende eeuw? Hierbij is naar voren gekomen dat de opname van exotische dieren in stillevens begrepen kan worden in de context van de Europese vroegmoderne verzamelcultuur, waarin zowel exotische dieren als stillevens prestigieuze verzamelobjecten waren. In de Zuidelijke Nederlanden legden zowel de lokale aristocratie alsook de rijke sociale middenklasse uitgebreide kunst- en curiositeitenverzamelingen aan. De middenklasse streefde toentertijd een hogere sociale status na, en poogde zodoende aan te sluiten bij de gebruiken en interessegebieden van de aristocratie. De aanwezigheid van exotische dieren in verzamelingen biedt inzicht in hun functie in zeventiende-eeuwse stillevens. Het waren zeldzame, waardevolle en begeerde verzamelobjecten, waarvan het eigendom zich heeft uitgebreid van de hogere sociale klassen naar de lagere; van een vorstelijke praktijk in de zestiende eeuw, naar ook een burgerlijke bezigheid in de zeventiende eeuw. Europese vorsten legden gedurende deze periode indrukwekkende collecties aan om hun rijkdom, verheven machtsposities, kennis en vorstelijke status uit te dragen aan zowel een elite als een breed publiek. De Habsburgse heersers in de Zuidelijke Nederlanden waren actief betrokken in deze internationale hofcultuur. In de zeventiende eeuw volgde de Zuid-Nederlandse rijke middenklasse dit aristocratische voorbeeld door het aanschaffen van kleine, relatief goedkope en makkelijk te onderhouden exotische diersoorten. Deze waren door de voortdurende wereldwijde handel met de tijd steeds beter beschikbaar geworden. Hiermee konden zij hun rijkdom benadrukken en aristocratische pretenties uitdragen. Daarbij stelde een collectie ze in staat zich te betrekken in de aristocratische verzamelcultuur, en dus in een prestigieus netwerk van sociale contacten. Exotische dieren functioneerden door hun kostbaarheid en exclusiviteit dus gedurende de zestiende en zeventiende eeuw als statussymbolen. Ze waren een belangrijk onderdeel van de publieke identiteitsvorming van zowel de vroegmoderne vorsten alsook de rijke middenklasse. De ontwikkeling van stillevens met exotische dieren lijkt deze verzamelcultuur te weerspiegelen. De productie lijkt zich te hebben ontwikkeld van meer grote, hoge kwaliteit werken

48 voor een rijke elitaire afzetmarkt, naar ook kleine, mindere kwaliteit werken voor een breed burgerlijk publiek. Kunstenaars stemden hun stillevens af op de wensen van de afzetmarkt. Met de toepassing van exotische dieren speelden zij vermoedelijk in op het verlangen van de rijke burgerij aan te sluiten bij de aristocratische verzamelcultuur. Daarbij verwijzen de diersoorten en de manier waarop ze zijn weergegeven naar hun gebruik. Stillevens bevatten met name de meer kleine en betaalbare soorten die de burgerij zich kon veroorloven. De variatie aan diersoorten is mettertijd ook toegenomen, wat vermoedelijk samenhing met de voortdurende import en de toenemende beschikbaarheid ervan in Europa. Verder zijn in stillevens voornamelijk levende dieren afgebeeld. Deze waren in de verzamelcultuur zeldzamer. Door de hoge aanschaf- en onderhoudskosten was een verzameling hiervan beperkt tot de hoogste aristocratie, en dus een teken van prestige. De manier waarop de stillevens werden gebruikt biedt eveneens inzicht in de functie van exotische dieren hierin. In de zeventiende eeuw waren stillevens een onderdeel van de kunst- en curiositeitenverzamelingen van de Zuid-Nederlandse elite. Een exotisch dier in een stilleven functioneerde hierin vermoedelijk ter vervanging van een daadwerkelijk dier, en dus als aanvulling op de collectie van de eigenaar. Aan de hand hiervan kon de eigenaar het bezit van een exotisch dier etaleren of suggereren. Zo kon deze betrokkenheid in de aristocratische verzamelcultuur tonen, en de hieraan verbonden prestige toe-eigenen. Daarnaast functioneerden exotische dieren in stillevens vermoedelijk als gespreksonderwerp, en dus als aanknopingspunt voor het tonen van gecultiveerde kennis, het vermaken van voorname gasten en het aanleggen van sociale contacten naar aanleiding van overeenkomstige interesses. Exotische dieren in stillevens hadden dus vermoedelijk grotendeels dezelfde functie als het eigendom van een exotisch dier zelf. De perceptie van deze dieren als prestigieuze verzamelobjecten in de aristocratische verzamelpraktijk, was vermoedelijk een van de drijfveren in hun representatie in stillevens. Zodoende functioneerden de stillevens in de zeventiende-eeuwse Zuid Nederlandse samenleving als middel ter imitatie van de aristocratie, met als doel een hogere sociale status uit te dragen en mogelijk te verkrijgen. Hoewel factoren zoals nieuwsgierigheid, wetenschappelijke interesse en amusement ook een rol zullen hebben gespeeld, kan geconstateerd worden dat het gebruik van exotische dieren en hun representatie in stillevens goeddeels werd geleid door een combinatie van valeur, fascinatie en verheffing. Terugkijkend op deze scriptie was het onderzoek breed van opzet. De focus op het fenomeen “exotische dieren in stillevens” kan ertoe hebben geleid dat sommige onderdelen wat aan diepgang of specificiteit tekort zijn geschoten. Daartegenover staat echter een rijkdom aan nieuwe bevindingen ten aanzien van een onderwerp dat tot op heden nog niet diepgaand was onderzocht. Hierbij is gaandeweg tijdens dit onderzoek de prominente rol van de verzamelcultuur omtrent kunst- en curiositeiten naar voren gekomen. Nieuwe inzichten zijn voortgebracht door de stillevens te

49 benaderen als onderdeel van encyclopedische collecties, in plaats van als een categorie van de schilderkunst en dus vanuit iconografisch of formeel oogpunt. Deze insteek van stillevens en de daarin afgebeelde objecten als deel van de Europese verzamelcultuur biedt mogelijkheden voor vervolgonderzoek. Verder is met deze scriptie aan de hand van een gebalanceerde combinatie van kwantitatieve gegevens en contextuele informatie, de functie van exotische dieren in vroegmoderne stillevens in beeld gebracht. In toekomstig onderzoek zouden deze bevindingen verder kunnen worden uitgebreid door te kijken naar stillevens van andere geografische regio’s en met andere diersoorten dan alleen vogels en zoogdieren. Tevens zouden meer toegespitste studies gericht op specifieke werken of kunstenaars de meer algemene bevindingen van deze scriptie verder kunnen uitdiepen en concretiseren. Ook zou aan de hand van andere databases de kwantitatieve analyse verder aangevuld kunnen worden, waardoor mogelijk meer specifieke ontwikkelingen in beeld kunnen worden gebracht. Kort gezegd, deze fascinerende wezens in stillevens bieden nog voldoende aanknopingspunten voor voortgaand onderzoek. Zij zullen ook de komende jaren nog blijven verassen en verwonderen.

50

Afbeeldingen

Afb. 1 - Frans Snijders, Voorraadkast met twee jongens, een zwaan en een kapucijnaap, c.1613, olieverf op doek, 163,4 x 221,4 cm, California Palace of the Legion of Honor, San Francisco.

Afb. 2 - Adriaen van Utrecht, Pronkstilleven met een Amerikaanse ara, een aap, een hond en muziekinstrumenten, 1644, olieverf op doek, 186 × 243 cm, Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. SK-C-301.

51

Afb. 3 - Ambrosius Bosschaert de Jonge, Stilleven met vruchten, bloemen en twee ara’s, 1635, olieverf op doek, 109,3 x 163,3 cm, Centraal Museum Utrecht, inv.nr. NK1828.

Afb. 4 - Curiositeitenkabinet, voorplaat van de Museum Wormiani Historia van Ole Worm (1588-1654), 1655, gravure op papier, 254 x 356 mm.

52

Afb. 5 - Sofonisba Anguissola (1530/1540-1625), Infanta Catharina Michaella van Spanje (1567-1597) met een Amerikaans klauwaapje, 1573, olieverf of doek, 56 x 47 cm.

Afb. 6 - Jan Brueghel I, Studies van een ezel, katten, een kapucijnaap en een meerkat, c.1616, olieverf op paneel, 340 × 555 mm., Kunsthistorisches Museum Wien, Gemäldegalerie, 6988.

53

Afb. 7 - Frans Francken II, Kunstkamer met een echtpaar en hun zoon, 1628-1629, olieverf op paneel, 77 x 114 cm, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, inv.nr. 669.

Afb. 8 - Joachim Beuckelaer, Keukenscène met Christus en de Emmaüsgangers, c.1560-1565, olieverf op paneel, 109,5 x 169 cm., Mauritshuis, Den Haag, 965.

54

Afb. 9 - Anoniem Antwerpen, Stilleven met een papegaai en diverse schalen met vruchten, kazen en wafels, c.1590-1600, olieverf op paneel, 81,6 x 136,7 cm.

Afb. 10 - Adriaen van Utrecht, Stilleven met vruchten, groenten en een snoepend aapje, 1625-1649, olieverf op doek, 116,5 x 144 cm.

55

Afb. 11 - Adriaen van Utrecht, Stilleven van vruchten en groenten op een bordes met een geketende aap en een papegaai, 1646, olieverf op doek, 116,5 x 163,7 cm.

Afb. 12 - Peeter Gijsels, Stilleven van vruchten, groente en dieren bij een fontein, 1680-1690, olieverf op koper, 38 x 47 cm., Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. A 2213. In de voorgrond in het midden zijn twee cavia’s afgebeeld.

56

Afb. 13 - Jan Davidsz. de Heem, Pronkstilleven met een Ara, c. 1655, olieverf op doek, 115.5 x 169.5 cm., Gemäldegalerie der Akademie der bildenden Künste, Wenen.

Afb. 14 - Alexander Coosemans, Stilleven van een Ara met een tak perziken, een vogelkooi en een schaal met vruchten, 1660, olieverf op doek, 91,5 x 71 cm.

57

Afb. 15 - Frans Snijders, stilleven met een papegaai en een mand met fruit, 1630-1639, olieverf op doek, 91 x 132,5 cm., North Carolina Museum of Art, Raleigh, inv.nr 52.9.201. Afb. 16 - Detail van afb. 15 - Een Afrikaanse Grijze roodstaartpapegaai die Frans Snijders veelvuldig in zijn stillevens heeft toegepast.

Afb. 17 - Anoniem Zuidelijke Nederlanden, Stilleven met fruit en een grijze roodstaartpapegaai, 1620- 1660, olieverf op doek, 117,5 x 155,3 cm. Afb. 18 - Detail afb. 17 - Een Afrikaanse grijze roodstaartpapegaai vermoedelijk naar Frans Snijders.

Afb. 19 - Jan Pauwel Gillemans II, Vruchtenstilleven met een papegaai en een eekhoorn, 1666-1704, olieverf op doek, 60 x 70 cm. Afb. 20 - Detail afb. 19 - Een Afrikaanse grijze roodstaartpapegaai vermoedelijk naar Frans Snijders.

58

Afb. 21 - Pseudo-Jan van Kessel II, Stilleven van vruchten en bloemen met diverse dieren, waaronder twee papegaaien, twee meerkatten en een kapucijnaap, na ca. 1660, olieverf op koper, 41 x 76 cm., Galleria Doria Pamphilj.

Afb. 22 - Details afbeelding 21 - Twee apen, namelijk een meerkat en een kapucijnaap, en een amazonepapegaai die lijken te zijn gemaakt naar werken van Frans Snijders.

59

Afb. 23 - Frans Snijders, Uitstalling met jachtbuit, fruit en diverse levende dieren waaronder een aap en papegaai, 1640-1657, Musée des Beaux-Arts de Marseille, Marseille, inv.nr. 931.

Afb. 24 - Frans Snijders, groente- en vruchtenstilleven met een grijze roodstaartpapegaai, eekhoorn en een kapucijnaap aan de rechterkant, ca. 1620-1629, olieverf op paneel, 79 x 108 cm., Musée du Louvre, Parijs, inv.nr. 1850.

60

Afb. 25 - Adriaen van Utrecht, een voorraadkast met onder andere een rode ara, een grijze roodstaartpapegaai, een aap en een jachtbuit, 1642, olieverf op doek, 221 x 307 cm., Museo Nacional del Prado, Madrid, inv.nr, P001852.

Afb. 26 - Trant/naar David de Coninck, Stilleven van jachtbuit, jachtgerei en een hond in een landschap, 1659-1701, olieverf op doek, 74 x 99,2 cm.

61

Afb. 27 - Jaques van de Kerckhoven, groentestilleven met diverse dieren, waaronder een Australische purperkoet, een helmparelhoen, drie cavia's en twee muskuseenden, 1651-1712, olieverf op doek, 101 x 73,2 cm.

Afb. 28 - naar Joannes Fijt, Jachtstilleven met twee klauwaapjes aan de linkerkant, zeventiende eeuw, olieverf op doek, 96 x 132 cm., The State Hermitage Museum, Sint-Petersburg, inv.nr. ГЭ-2529.

62

Afb. 29 - Peeter Gijsels, Stilleven met onder andere een aap, rode ara en twee cavia's, 1680, olieverf op doek, 88,2 x 121,5 cm., Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, inv.nr. 673. Afb. 30 - Detail van afb. 29 - Een aap met een gordelketting en gewicht.

Afb. 31 - Artus Claessens, stilleven met vruchten, glaswerk en een aapje in een narrenkostuum, 1625- 1644, olieverf op doek, 67,2 x 110,5 cm.

63

Afb. 32 - Cornelis Lelienbergh, stilleven met dode Afrikaanse Grijze roodstaartpapegaai en klein gevogelte, 1655, olieverf op paneel, 47 x 37,5 cm., Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. SK-A- 1455.

Afb. 33 - Abraham van Beijeren, Stilleven met een geplukte kalkoen, 1653, olieverf op paneel, 74 x 59,2 cm., Musée du Louvre, Parijs, inv.nr. RF 1181.

64

Afb. 34 - Jan Davidsz. de Heem, Stilleven met een gebraden kalkoen, ca. 1647, olieverf op doek, 115,5 x 170,3 cm.

Afb. 35 - G. Vervoorn, Stilleven met een kalkoenpastei, 1650-1660, olieverf op doek, 95 x 114 cm.

65

Afb. 36 - Jan Davidsz. de Heem, Stilleven met schelpen, een cuba-amazonepapegaai linksboven, en een rode lorihuid en drie paradijsvogelhuiden in de voorgrond, c.1640-1650, olieverf op doek, 88,5 x 136 cm., Kunsthistorisches Museum Wien, Wenen, inv.nr. 9675.

Afb. 37 - Frans Snijders, Stilleven van fruit noten en bessen met een kat, vogels, een papegaai, een eekhoorn, een aap, honden en een everzwijnen hoofd, 1593-1657, olieverf op doek, 138 x 203 cm., privé collectie.

66

Afb. 38 - Hiëronymus Francken II en Jan Brueghel I, De aartshertogen Albert en Isabella op bezoek bij de collectie van Pierre Roose, c.1621-1623, olieverf op paneel, 94 × 123.3 cm, Walters Art Museum, Baltimore, inv.nr. 37.2010.

67

Afb. 39 - Detail van afb. 38 - Een klok met een perpetuum mobile van Cornelis Drebbel (1572-1633).

Afb. 40 - Detail van afb. 38 - schelpen, koraal en een paradijsvogelbalg.

Afb. 41 - Detail van afb. 38 - Twee aapjes bij een schaal vruchten en een pot bloemen.

68

Afb. 42 - Jan Siberechts, Kabinet van een kunst verzamelend echtpaar, c.1670, olieverf op doek, 57 x 64 cm., Arp Museum Bahnhof Rolandseck, Remagen, inv.nr. GR1.502.

Aap

Papegaai

Afb. 43 - Detail van afb. 42 - Stilleven met een aap, groene papegaai, kat hond en vruchten.

69

Afb. 44 - Willem van Haecht, De kunstkamer van Cornelis van der Geest in Antwerpen tijdens het bezoek van de aartshertogen Albrecht en Isabella in 1615, 1628, olieverf op paneel, 99 x 129,5 cm., Rubenshuis, Antwerpen, inv.nr. Q775644.

Afb. 45 - Detail van afb. 45 - Stilleven met apen van Frans Snijders.

70

Bijlagen

Bijlage 1 - Specificering methode, classificering en toegepaste richtlijnen Deze kwantitatieve analyse is vormgegeven in samenwerking met de data-analist Jasper Martens. Hij heeft een grote bijdrage geleverd in de totstandkoming van de analyse en de toegepaste methode.

Data-bronnen: De primaire databron voor dit onderzoek is de Online database RKDimages van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Om de gewenste gegevens te verkrijgen, heb ik deze database doorlopen en een verzameling gemaakt van de stillevens met exotische dieren uit de periode 1550 tot 1700 die zijn geproduceerd door Noord- en Zuid-Nederlandse kunstenaars. Hiervoor had ik het online beeldarchief georganiseerd naar aanleiding van de zoekterm “stilleven” in combinatie met de objectcategorie ‘schilderij’ en de datering 1550-1700. Waar nodig heb ik voor de identificatie en registratie van niet-Europese diersoorten hogere kwaliteit afbeeldingen van de betreffende werken gezocht. Om mogelijke gebreken van de databron te minimaliseren heb ik mijn steekproef uitgebreid met enkele andere databronnen, namelijk overzichtswerken gericht op stillevens en de online collecties van enkele musea. De toegepaste bronnen staan hieronder vermeld. Bij het selecteren van aanvullende databronnen op de RKD-database is gepoogd een representatief beeld te handhaven. Om een verdraaiing van de resultaten te voorkomen zijn databronnen niet meegenomen als deze gericht waren op een specifieke periode, kunstenaar of sub-genre, en dus eenzijdige informatie zouden leverden. Deze toegevoegde bronnen hadden slechts enkele stillevens die nog niet in de RKD database waren opgenomen, en zullen vermoedelijk dus ook geen verdraaiend effect hebben veroorzaakt. In totaal zijn 413 stillevensschilderijen met exotische dieren gevonden in de toegepaste databases, met een totaal van 586 toegepaste exotische diermotieven. Hiervan bevinden 319 stillevens zich in de RKD-database en zijn 22 afkomstig uit de aanvullende databases.

Online databases:

 “RKDimages.” Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. Geraadpleegd 2020-2021. https://rkd.nl/explore/images.  “Collection.” The J. Paul Getty Museum. Geraadpleegd 2020-2021. https://www.getty.edu/art/collection/.  “Catalogo online.” Musei Reali Torino. Geraadpleegd 2020-2021. https://www.museireali.beniculturali.it/catalogo-on-line/.  “Collection Online.” The State Hermitage Museum. Geraadpleegd 2020-2021. https://www.hermitagemuseum.org/wps/portal/hermitage/explore/artworks.

Boeken:

 Alen, Klara en Sam Segal. Dutch and Flemish flower pieces: paintings, drawings and prints up to the nineteenth century. Deel 1. Leiden: Brill, 2020.  Honig, Elizabeth Alice. Painting and the Market in Early Modern Antwerp. New Haven: Yale University Press, 1998.  Chong, Alan en Wouter Kloek. Het Nederlandse Stilleven, 1550-1720. Amsterdam: Rijksmuseum, 1999.

71

 Nitze, Christa, red. Das flämische Stillleben, 1550-1680. Lingen: Luca, 2002.  Verdi, Richard. The parrot in art: from Dürer to Elizabeth Butterworth. Londen: Scala, 2007.  Jacob-Friesen, Holger, red. Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne. Karlsruhe: Staatliche Kunsthalle ; Heidelberg : Kehrer, 2011.

Selectie richtlijnen en definities: De selectie stillevens is gemaakt naar aanleiding van de volgende richtlijnen: Stilleven: schilderij waarbij het primaire beeldmotief bestaat uit levenloze of statische voorwerpen, eventueel aangevuld met levende wezens. Bij twijfelgevallen is een schilderij als stilleven opgenomen als minstens 50% van het beeldvlak wordt ingenomen door stillevenelementen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld mensen of dieren. Als de rest van het beeldvlak is opgevuld door een statische decoratieve context zoals architectuur, wordt het wel als stilleven gerekend, maar als het primair een landschap of narratief tafereel uitbeeldt niet.

Exotische dieren: betreft vogelsoorten en zoogdieren die afkomstig zijn uit andere werelddelen dan Europa, dus uit Afrika, Amerika, Azië en Oceanië. Het stilleven wordt geselecteerd als de exotische dieren deel zijn van het stilleven-aspect van de afbeelding.

Als de kunstenaar onbekend is wordt het werk meegenomen als de databron aangeeft dat het geproduceerd is gedurende de zestiende of zeventiende eeuw en in de Noordelijke- of Zuidelijke Nederlanden.

Registratie en classificering richtlijnen en definities: De geselecteerde stillevens zijn gecatalogiseerd in een Microsoft Excel-bestand, waarbij de volgende aspecten zijn geregistreerd: de kunstenaar, de datering, de productielocatie, de diergroep van het afgebeelde dier, de dier subgroep, de specifieke diersoort, het oorsprongsgebied van het dier, de staat van zijn van het dier, het type stilleven, de afbeelding- en databron / URL, en aantekeningen.

Kunstenaar:

 De toeschrijving van de betreffende databron is aangehouden.  De naam en biografische informatie van de kunstenaar zijn volgens de RKDartists&-databse van het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD): https://rkd.nl/explore/artists.  Kunstwerken van onbekende meesters zijn verwerkt als ‘anoniem’.  Als er sprake is van een werk van het atelier van een kunstenaar, dan is dit in de kwantitatieve analyse meegenomen onder de naam van de meester omdat de oorsprong van het ontwerp vermoedelijk bij hem ligt. Bij de categorie “aantekeningen” in de Excel-tabel is vermeld dat het een werk van het atelier betreft.  Als er sprake is van een samenwerking en het is bekend dat specifiek één van de kunstenaars het stilleven element heeft geschilderd, dan is het werk in de kwantitatieve analyse meegenomen onder de naam van deze stillevenschilder. De samenwerkingspersoon en zijn rol in het werk zijn vermeld bij de categorie “aantekeningen” in de Excel-tabel.

Datering en periodisering:

 De toeschrijving datering van de betreffende databron is aangehouden.  Voor een analyse van de gegevens door de tijd heen zijn de stillevens naar aanleiding van de datering gegroepeerd in periodes van 50 jaar, zijnde 1551-1600, 1601-1650, 1651-1700.

72

 Door de brede datering van sommige werken konden deze niet goed in periodes worden ingedeeld. Deze heb ik in de analyse betreffende de periodes buiten beschouwing moeten laten. Alleen werken die 80% of meer binnen één periode passen zijn geanalyseerd. Bij een periodisering van 50 jaar betreft dit 274 werken, waarvan 257 van de RKD database en 17 van andere bronnen. In de analyses betreffende beeldelementen in het algemeen, in tegenstelling tot de temporale analyse, zijn wel alle geregistreerde stillevens meegenomen. De verschillende analyses werken dus met verschillende hoeveelheden schilderijen om een zo accuraat mogelijke representatie van ontwikkelingen door de tijd te waarborgen, evenals de diversiteit van toegepaste beeldmotieven in het algemeen.  De analyse is uitgevoerd naar aanleiding van een periodisering van 50 jaar om een accuraat grootschalige lijn van ontwikkeling weer te geven. Ik heb gepoogd een analyse uit te voeren naar aanleiding van een 25-jarige periodisering. Echter, omdat te veel werken niet goed in deze periodes konden worden ingedeeld, werd de steekproef te klein om hier degelijke resultaten uit te kunnen halen.

Locatie:

 De toegepaste locatieaanduiding bestaat uit “Noord” of “Zuid” en verwijst naar of de maker van het stilleven een Noord- of Zuid-Nederlandse schilder betreft.  Hierbij is de classificatie aangehouden van de RKDartists&-databse. Als de kunstenaar in zowel Noord- als Zuid-Nederland werkzaam is geweest dan wordt in eerste instantie de locatie gekozen waar de kunstenaar werkzaam was toen hij het betreffende werk produceerde. Als dit niet bekend is, dan is de kunstenaar geclassificeerd naar aanleiding van waar hij is geboren en opgeleid.  Bij anonieme werken is waar mogelijk de indicatie van de databron aangehouden. Als de productielocatie niet is vermeld en het werk betreft een kopie van een bekende meester, dan is de locatie van die meester aangehouden, omdat het ontwerp en de toepassing van het exotische dier bij diegene zijn oorsprong vindt.

Diergroep, Dier sub-groep en Specificering diersoort:

 De dieridentificatie is uitgevoerd naar eigen inzicht op basis van visuele eigenschappen tenzij anders aangegeven in de categorie “aantekeningen” van de Excel-tabel. De identificatie functioneert voornamelijk als leidraad voor het oorsprongsgebied en zal zodoende niet als feit worden toegepast. Daarom is het soms ook zeer globaal.  De toegepaste diergroepen zijn: Aap, Cavia, Kalkoen, Overig, Papegaai, Paradijsvogel. Deze zijn waar mogelijk verder gespecificeerd in subgroepen.  In het geval van onduidelijkheid ten aanzien van de specifieke diersoort, maar niet de diergroep, dan is het betreffende dier meegenomen binnen de passende diergroep en gespecificeerd als “N.I.”, dat wil zeggen “niet identificeerbaar.”

Oorsprongsgebied van het dier

 Het oorsprongsgebied van het dier is ingedeeld per continent: Afrika, Amerika, Azië, Oceanië.  Hier is de categorie Azië-Oceanië aan toegevoegd, voor dieren afkomstig uit het gebied rondom Indonesië, noord Australië, Nieuw-Guinea en de Filipijnen. Het leefgebied van deze dieren is namelijk continent-overschrijdend.

73

Staat van zijn van het dier:

 De staat van zijn refereert naar of het dier levend of dood gerepresenteerd is.

Type stilleven:

 Bij het indelen van de stillevens in subcategorieën heb ik de categorieën aangehouden die zijn vermeld in zeventiende-eeuwse inventarissen, namelijk fruit-, groente-, bloem-, ontbijt-, banket-, markt-, keuken-, vaatwerk-, vis-, schelp-, jacht- en vanitasstilleven. Dit is gebaseerd op Chong en Kloek, Het Nederlandse Stilleven, 37, 101-102.  Als deze bekend was, werd de categorisatie aangehouden die in de databron werd verschaft. Anders werden de schilderijen naar eigen inzicht ingedeeld in de bovenstaande categorieën en combinaties hiervan, afhankelijk van welke objecten de boventoon voeren.  De term ‘varia’ is toegevoegd voor de stillevens met meerdere objectsoorten als dominante beeldmotief, of met andersoortige objecten dan die binnen de voorgenoemde categorieën passen.  Deze indeling is enkel een leidraad, aangezien precieze categorisatie in veel gevallen moeilijk toe te passen is en de termen soms maar in beperkte mate aansluiten.  In het geval van stillevens zoals ‘fruitstukken’ en ‘bloemstukken’ is het werk als zodanig geclassificeerd als meer dan de helft van het stilleven-element uit dergelijke beeldmotieven bestaat.  Als een werk bestaat uit specifieke beeldmotieven in ongeveer gelijke verhoudingen, is het als een combinatie-subcategorie geclassificeerd, zoals bijvoorbeeld ‘bloem- en fruitstuk’ en ‘fruit- en groentestuk’.  Verdere toegepaste definities zijn: o Ontbijtstuk: Gedekte tafel met brood, messen, vis, en andere dingen die tijdens een simpele maaltijd werden gegeten. o Banketstuk: Een uitbundig gedekte tafel met voedingsmiddelen horende bij een maaltijd, waaronder vaak met een pastei of een gebraad. o Marktstuk: Een tafel met verscheidene onbereide voedingsmiddelen, veelal vergezeld van een persoon die deze waren lijkt te verkopen. o Keukenstuk: Een tafel met onbereid voedingswaar, waaronder vlees, groente en fruit. o Jachtstuk: Een tafereel met jachtgerei, jachthonden, dode vogels, en dood wild. o Vanitas: Een tafereel met als prominent beeldmotief schedels, gedoofde kaarsen, verwelkte bloemen, vergane boeken en/of omgevallen glazen. o Varia: stilleven schilderijen met meerdere objectsoorten als dominante beeldmotief, of met andersoortige objecten dan die binnen de voorgenoemde categorieën passen.

Afbeelding- en databron bron / URL en aantekeningen:

 In de categorie “Afbeelding- en databron” van de gegevenstabel staat de bronvermelding van het stilleven.  In de categorie “aantekeningen” zijn notities gemaakt ten aanzien van opvallende beeldmotieven, motief-herhalingen, mogelijke motiefovernames en verwijzingen naar alternatieve bronnen voor betere kwaliteit afbeeldingen van het betreffende werk.

Data verwerking:

74

 De verzamelde data heb ik vervolgens door middel van de Excel draaitabel gecombineerd en vergeleken.  Bij de resultaten van het aantal stillevens per diergroep en per oorsprongsgebied komen de percentages opgeteld boven de 100% uit doordat schilderijen meerdere diersoorten bevatten uit verschillende continenten. Een dergelijk werk is dus in meerdere diergroepen en oorsprongsgebieden geregistreerd.  Alleen voor bijlage 1, met een weergave van het aantal stillevens met exotische dieren in verhouding tot de totale stillevensproductie op basis van de RKDimages-database, heb ik verdere voorbereidende stappen moeten maken, die ik hieronder uiteen zal zetten.

Methode voor het achterhalen van de totale stillevensproductie tussen 1550 en 1700 volgens de RKD database: Om een beeld te geven van de productie van stillevens met exotische dieren door de tijd heen heb ik een inventarisatie gemaakt van deze werken in de RKD database en deze ingedeeld in periodes van 50 jaar. Werken die niet in een periode waren in te delen door een ruime datering zijn niet meegenomen. Vervolgens heb ik deze in vergelijkend perspectief geplaatst met de totale hoeveelheid stillevens in de RKD database per periode om te zien hoe de toename/afname in productie zich verhoud tot de totale productie. Hierbij moest bij de totale stillevensproductie ook rekening worden gehouden met kunstwerken die vanwege een brede datering in de RKD-zoekresultaten van meerdere periodes naar voren zouden komen. Om in de RKD-zoekresultaten het meermalig meetellen van werken zo veel mogelijk te verminderen, en dus het aantal enkele stillevens in de database zo veel mogelijk te benaderen, heb ik de volgende calculatie toegepast:

1. Noteer per periode van 50 jaar, van 1501 tot 1750, het aantal schilderijen van de zoekactie in de RKD-database. 2. Noteer vervolgens per periode van 100 jaar (dus twee periodes van 50) van 1501 tot 1750, het aantal schilderijen van de zoekactie in de RKD-database. 3. Als je vervolgens het aantal schilderijen van twee periodes uit de eerste zoekactie bij elkaar optelt en hier het totale aantal schilderijen zoals aangegeven in de tweede zoekactie van af trekt, dan resulteert dit in een indicatie van de schilderijen die dubbel, zowel in de eerste als in de tweede periode van 50 jaar, worden meegerekend. 4. Vervolgens kan van de periode waarvan je de preciezere hoeveelheid wilt weten de hoeveelheid dubbele schilderijen van de twee periodes waaraan het grenst worden afgetrokken. Op deze manier krijg je een schatting van het aantal schilderijen zonder dat werken dubbel worden meegerekend. Zie hieronder:

RKD stilleven schilderijen per periode: RKD stilleven schilderijen per dubbele periode: O) 1501 - 1550  27 schilderijen OA) 1501 - 1600 374 schilderijen A) 1551 - 1600  362 schilderijen AB) 1551 - 1650  5918 schilderijen B) 1601 - 1650  5860 schilderijen BC) 1601 - 1700  10260 schilderijen C) 1651 - 1700  7843 schilderijen CD) 1651 - 1750  8662 schilderijen D) 1701 - 1750  2519 schilderijen - O plus A is 27 + 362 = 389. - OA is 374. - Dat betekend dat 389 – 374 = 15 schilderijen worden dubbel gerekend.

75

- A plus B is 362 + 5860 = 6222. - AB is 5918. - Dat betekend dat 6222 – 5918 = 304 schilderijen worden dubbel gerekend.

- B plus C is 5860 + 7843 = 13703. - BC is 10260. - Dat betekend dat 13703 – 10260 = 3443 schilderijen worden dubbel gerekend.

- C plus D is 7843 + 2519 = 10362. - CD is 8662. - Dat betekend dat 10362 – 8662 = 1700 schilderijen worden dubbel gerekend.

A bevat 362 schilderijen, maar 15 overlappen met O en 304 overlappen met B. Dus, het aantal schilderijen dat A met zekerheid bevat is: 362 – 15 – 304 = 43

B bevat 5860 schilderijen, maar 304 overlappen met A, en 3443 overlappen met C. Dus, het aantal schilderijen dat B met zekerheid bevat is: 5860 – 304 – 3443 = 2113

C bevat 7843 schilderijen, maar 3443 overlappen met B, en 1700 overlappen met D. Dus, het aantal schilderijen dat C met zekerheid bevat is: 7843 – 3443 – 1700 = 2700

Resultaat: aantal stillevensschilderijen in RKDimages:

1551-1600 43 1601-1650 2113 1651-1700 2700 Totaal 4856

Dit is nog steeds een benadering, zij het veel dichterbij dan als deze berekening niet zou worden toegepast. Mogelijk zijn er nog enkele schilderijen met een dergelijk brede datering dat ze meer dan twee categorieën bestrijken. Deze schilderijen zijn in dat geval meermaals foutief van het schilderijenaantal afgetrokken, waardoor het resultaat iets lager is dan het werkelijke aantal. Voor zover ik weet, is er geen manier om deze eruit te filteren.

Om een evenwichtige verhouding van de stillevens met en zonder exotische diermotieven te tonen zijn in de dataverwerking alleen de stillevens met exotische dieren in de RKD database meegenomen. De schilderijen van de andere databronnen zijn van het totaal afgetrokken, dus: 1551-1600 5 1601-1650 103-8= 95 1651-1700 166-9= 157 Totaal 257

Het hierboven berekende totale aantal stillevens per periode en het aantal exotische dierstillevens per periode op basis van de RKD-database zijn in Bijlage 3 in vergelijkend perspectief geplaatst.

76

Bijlage 3 - Het aantal stillevens met exotische dieren in verhouding tot de totale stillevensproductie, per periode. Op basis van de RKDimages-database

3000

2500

2000 Stillevens in de RKD 1500 databse Stillevens met exotische 1000 dieren in de RKD database

500

0 1551 - 1600 1601 - 1650 1651 - 1700

Stillevens in de RKD Stillevens met exotische Percentage stillevens database dieren in de RKD database met exotische dieren 1551 - 1600 43 5 11,6 % 1601 - 1650 2113 95 4,5 % 1651 - 1700 2700 157 5,8 % Totaal 4856 257 5,3 %

77

Bijlage 4 - Het aantal stillevens met exotische dieren per locatie, per periode Totaal aantal onderzochte schilderijen: 1551-1600 = 5; 1601-1650 = 103; 1651-1700 = 166.

140

120

100

80 Noord 60 Zuid 40

20

0 1551 - 1600 1601 - 1650 1651 - 1700

Aantal stillevens met exotische dieren per periode per locatie Noord Zuid Totaal 1551 - 1600 0 5 5 1601 - 1650 27 76 103 1651 - 1700 48 118 166 Totaal 75 199 274

Percentage stillevens met exotische dieren per periode per locatie Noord Zuid Totaal 1551 - 1600 0,0% 100,0% 100,0% 1601 - 1650 26,2% 73,8% 100,0% 1651 - 1700 28,9% 71,1% 100,0% Totaal 27,4% 72,6% 100,0%

78

Bijlage 5 - De kunstenaars per locatie en het aantal schilderijen per kunstenaar Kunstenaars per locatie Aantal schilderijen per kunstenaar Noord: 56 kunstenaars 101 stillevens Abraham van Beijeren (1620-1690) 4 Albert Eckhout (1610-1664/1666) 1 Ambrosius Bosschaert II (1609-1645) 2 Andries Beeckman (1628-1664) 1 Anoniem (9) 9 Balthasar van der Ast (1593-1657) 14 Barend van der Meer (1659-1692/1703) 3 Carel Borchaert Voet (1671-1743) 2 Cornelis Biltius (1653-1686/1699) 1 Cornelis de Man (1621-1706) 1 Cornelis Lelienbergh (1610/1630-1676/1696) 1 Dirck de Bray (1635-1694) 1 Dirck Govertsz. (1575-1646/1647) 1 Dirck Wijntrack (1605/1625-1678) 1 Dirk Valkenburg (1675-1721) 1 Floris van Schooten (1585/1588-1656) 1 G. Vervoorn 1 Gerard van Berleborch 1 Gillis Gillisz. de Bergh (1590/1610-1669) 1 Harmen Loeding (1627/1647-1673/1693) 1 Harmen Steenwijck (1612-1656) 1 Hendrik Schoock (1630-1707) 2 Henri de Fromantiou (1633/1634-1693/1705) 2 Jacob Biltius (1633-1681) 1 Jacob Marrel (1613/14-1681) 8 Jacob van Campen (1596-1657) 1 Jacob van der Merck (1610-1664) 2 Jacques de Claeuw (1623-1694) 1 Jan Baptist van Fornenburgh (1585/1595-1648/1649) 1 Jan Baptist Weenix (1621-1659) 6 Jeronimus Sweerts (1603-1636) 1 Johannes Bouman (1601-1658) 1 Johannes Fabritius (1636-1693/1712) 2 Justus van Huysum I (1659-1716) 2 Melchior d' Hondecoeter (1635/1636-1695) 3 Monogrammist C.DH. 3 N. Adama 1 N. Steenwijk (1640-1698) 1 N.L. Peschier (-1660/1680) 1 Nicolaes van Gelder (1636-1677) 1 Philip van Kouwenbergh (1671-1729) 2 Pieter Claesz. (1597/1598-1660/1661) 1 Pieter Cornelisz. van Rijck (1567/1568-1635/1640) 1

79

Pieter de Ring (1615/1620-1660) 1 Pieter van Roestraeten (1630-1700) 2 Roelant Savery (1576-1639) 1 Simon Verelst (1644-1721) 1 Willem van Aelst (1627-1683) 3 Zuid: 89 kunstenaars 312 stillevens Adriaen de Grijef (1657-1722) 4 Adriaen van Utrecht (1599-1651/1652) 17 Alexander Adriaenssen (1587-1661) 2 Alexander Coosemans (1627-1689) 3 Andries de Coninck (-1659) 1 Andries Snellinck (1587-1653) 1 Anoniem (37) 37 Artus Claessens (-1644) 7 Bernaert de Bridt (-1722) 2 Carstian Luyckx (1623-1658/1678) 1 Clara Peeters (1588/1589-1636) 2 Cornelis Norbertus Gijsbrechts (1625/1629-1675) 2 David de Coninck (1644-1701/1705) 20 Ernest de Lairesse (1636-1718) 1 Frans Snijders (1579-1657) 40 Gaspar Peeter Verbruggen II (1664-1730) 1 Giacomo Legi (1600-1638/1645) 1 Gommaert van der Gracht (1580/1600-1639) 1 Guiliam Gabron II (1619-1678) 1 Izaak Godijn (1660-1712) 1 Jacob van der Borcht 4 Jan Baptist Bosschaert II (1667-1746) 1 Jan Davidsz. de Heem (1601-1684) 6 Jan Erasmus Quellinus (1634-1715); Jan Pauwel Gillemans II (1651- 1 1704), en Jan van Kessel I (1626-1679) of Peeter Gijsels (1621-1690) Jan Pauwel Gillemans I (1618-1675/1680) 3 Jan Pauwel Gillemans II (1651-1704) 17 Jan Pauwel Gillemans II (1651-1704), François Liberti 1 Jan Pauwel Gillemans II (1651-1704), Peter Ykens (1648-1695/1696) 2 Jan Peeter van Bredael I (1654-1745) 1 Jan van Kessel (c.1620-1661) 1 Jan van Kessel I (1626-1679) 3 Jaques van de Kerckhoven (1637-1712) 8 Joachim Beuckelaer (1533-1575) 4 Joannes Fijt (1609/11-1661) 30 Joannes Hermans (1630-1665/1675) 1 Meester met de poes 1 Michel Bouillon (-1674) 2 Michiel Simons II (-1673) 2 Nicolaes van Verendael (1640-1691) 1 Paul de Vos (1595-1678) 1

80

Peeter Boel (1622-1674) 15 Peeter Boel (1622-1674), Jacob Jordaens I (1593-1678) 1 Peeter Gijsels (1621-1690) 6 Peter Frans Casteels (1675-) 4 Peter Mathys Gillemans (-1692) 2 Peter van Boucle (c.1610-1673) 7 Pieter van Overschie (-1672/1692) 2 Pseudo-Jan van Kessel II 33 Pseudo-Simons 4 Simon Hardimé (1672-1737) 1 Thomas Mertens (-1669/1689) 1 Vigor van Heede (1661-1708) 1 Eindtotaal 413

81

Bijlage 6 - Het aantal stillevens met exotische dieren per stilleven-subgenre Totaal aantal onderzochte schilderijen: 413.

35,0%

30,0%

25,0%

20,0%

15,0%

10,0%

5,0%

0,0%

Sub-genre Aantal stillevens Percentages Banketstuk 29 7,0 % Bloem- en fruitstuk 40 9,7 % Bloem- en groentestuk 1 0,2 % Bloemstuk 37 9,0 % Fruit- en groentestuk 8 1,9 % Fruit- en jachtstuk 18 4,4 % Fruitstuk 131 31,7 % Groentestuk 4 1,0 % Jacht- en visstuk 2 0,5 % Jachtstuk 34 8,2 % Keukenstuk 68 16,5 % Marktstuk 11 2,7 % Ontbijtstuk 1 0,2 % Schelpstuk 1 0,2 % Vaatwerkstuk 1 0,2 % Vanitas 4 1,0 % Varia 21 5,1 % Visstuk 2 0,5 % Totaal 413 100 %

Alle soorten bloemstuk bij elkaar 18,9% Alle soorten fruitstuk bij elkaar 47,7% Alle soorten jachtstuk bij elkaar 13,1%

82

Bijlage 7 - Het aantal stillevens met exotische dieren per stilleven-subgenre, per periode Totaal aantal onderzochte schilderijen: 1551-1600 = 5; 1601-1650 = 103; 1651-1700 = 166.

70,0% Banketstuk Bloem- en fruitstuk 60,0% Bloemstuk Fruit- en groentestuk 50,0% Fruit- en jachtstuk Fruitstuk 40,0% Groentestuk Jacht- en visstuk 30,0% Jachtstuk Keukenstuk 20,0% Marktstuk Ontbijtstuk 10,0% Schelpstuk Vaatwerkstuk 0,0% Vanitas 1551 - 1600 1601 - 1650 1651 - 1700 Varia

1551 - 1600 1601 - 1650 1651 - 1700 Totaal Banketstuk 20,0% 12,6% 7,8% 9,9% Bloem- en fruitstuk 0,0% 4,9% 12,0% 9,1% Bloemstuk 0,0% 6,8% 9,0% 8,0% Fruit- en groentestuk 0,0% 1,9% 2,4% 2,2% Fruit- en jachtstuk 0,0% 1,0% 4,8% 3,3% Fruitstuk 0,0% 32,0% 34,3% 32,8% Groentestuk 0,0% 0,0% 2,4% 1,5% Jacht- en visstuk 0,0% 0,0% 0,6% 0,4% Jachtstuk 0,0% 3,9% 7,2% 5,8% Keukenstuk 60,0% 28,2% 5,4% 15,0% Marktstuk 20,0% 4,9% 1,2% 2,9% Ontbijtstuk 0,0% 0,0% 0,6% 0,4% Schelpstuk 0,0% 1,0% 0,0% 0,4% Vaatwerkstuk 0,0% 1,0% 0,0% 0,4% Vanitas 0,0% 0,0% 1,8% 1,1% Varia 0,0% 1,9% 10,2% 6,9% Eindtotaal 100,0% 100,0% 100,0% 100,0%

1551-1600 1601-1650 1651-1700 Alle soorten bloemstuk bij elkaar 0% 11,7% 21% Alle soorten fruitstuk bij elkaar 0% 39,8% 53,5% Alle soorten jachtstuk bij elkaar 0% 4,9% 12,6%

83

Bijlage 8 - Het aantal stillevens met exotische dieren per diergroep Totaal aantal onderzochte schilderijen: 413 stillevens.

70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0% 20,0% 10,0% 0,0%

Percentage aantal stillevens Aap 28,6% Cavia 8,0% Kalkoen 12,8% Overig 1,9% Papegaai 66,1% Paradijsvogel 1,5%

84

Bijlage 9 - Het aantal stillevens met exotische dieren per diergroep, per periode Totaal aantal onderzochte schilderijen: 1551-1600 = 5; 1601-1650 = 103; 1651-1700 = 166.

90,0% 80,0% 70,0% Aap 60,0% Cavia 50,0% Kalkoen 40,0% Overig 30,0% Papegaai 20,0% Paradijsvogel 10,0% 0,0% 1551 - 1600 1601 - 1650 1651 - 1700

1551 - 1600 1601 - 1650 1651 - 1700 Aap 0,0% 35,0% 19,9% Cavia 0,0% 1,0% 8,4% Kalkoen 80,0% 13,6% 10,8% Overig 0,0% 0,0% 3,6% Papegaai 20,0% 66,0% 75,3% Paradijsvogel 0,0% 1,0% 3,0%

85

Bijlage 10 - Het aantal stillevens met exotische dieren per diersubgroep, per diergroep Papegaai Totaal aantal onderzochte schilderijen: 273.

35,0% Amazonepapegaai (Amazona)

30,0% Ara (Ara) Aratinga (Psittacara) 25,0% Dwergpapegaai (Agapornis) Grijze papegaai (Psittacus) 20,0% Kakariki (Cyanoramphus) 15,0% Kaketoe (Cacatuidae) Lori (Loriinae) 10,0% Poicephalus (Poicephalus)

Polytelis (Polytelis) 5,0% Pyrrhura (Pyrrhura) 0,0% Roodvleugelparkiet (Aprosmictus) Papegaai

Aantal stillevens Percentage Percentage per subgroep stillevens per stillevens per per diergroep subgroep per subgroep per Papegaai diergroep totale aantal Papegaai stillevens Amazonepapegaai (Amazona), Amerika 78 28,6% 24,8% Ara (Ara), Amerika 82 30,0% 26,1% Aratinga (Psittacara), Amerika 1 0,4% 0,3% Dwergpapegaai (Agapornis), Afrika 19 7,0% 6,1% Grijze papegaai (Psittacus), Afrika 54 19,8% 17,2% Kakariki (Cyanoramphus), Oceanië 1 0,4% 0,3% Kaketoe (Cacatuidae), Azië-Oceanië 28 10,3% 8,9% Lori (Loriinae), Azië-Oceanië 8 2,9% 2,5% Poicephalus (Poicephalus), Afrika 2 0,7% 0,6% Polytelis (Polytelis), Oceanië 2 0,7% 0,6% Pyrrhura (Pyrrhura), Amerika 2 0,7% 0,6% Roodvleugelparkiet (Aprosmictus), Azië- Oceanië 3 1,1% 1,0%

Percentage stillevens met papegaaiachtigen per oorsprongsgebied Afrika 27,5% Amerika 59,3% Azië-Oceanië 14,3% Oceanië 1,1%

86

Bijlage 11 - Het aantal stillevens met exotische dieren per diersubgroep, per diergroep Aap Totaal aantal onderzochte schilderijen: 118.

80,0%

70,0% Doodshoofdaapje (Saimiri)

60,0% Kapucijnaap (Cebinae)

50,0% Klauwaap (Callitrichidae) Langoer (Presbytini) 40,0% Makaak (Macaca) 30,0% Meerkat (Cercopithecini) 20,0% Sakiachtigen (Pitheciidae) 10,0% Wolaap (Lagothrix) 0,0% Aap

Aantal stillevens Percentage Percentage per subgroep per stillevens per stillevens per diergroep Aap subgroep per subgroep per diergroep Aap totale aantal schilderijen Doodshoofdaapje (Saimiri), Amerika 7 5,9% 1,7% Kapucijnaap (Cebinae), Amerika 12 10,2% 2,9% Klauwaap (Callitrichidae), Amerika 9 7,6% 2,2% Langoer (Presbytini), Azië 2 1,7% 0,5% Makaak (Macaca), Afrika 7 5,9% 1,7% Meerkat (Cercopithecini), Afrika 81 68,6% 19,6% Sakiachtigen (Pitheciidae), Amerika 1 0,8% 0,2% Wolaap (Lagothrix), Amerika 1 0,8% 0,2%

Percentage stillevens met apen per oorsprongsgebied Afrika 74,5% Amerika 25,3% Azië 1,7%

87

Bijlage 12 - Het aantal stillevens met exotische dieren per oorsprongsgebied Totaal aantal onderzochte schilderijen: 413.

70,0%

60,0%

50,0% Afrika

40,0% Amerika Azië 30,0% Azië, Oceanië

Oceanië 20,0%

10,0%

0,0%

Percentage stillevens per oorsprongsgebied Afrika 38,7% Amerika 61,3% Azië 0,7% Azië-Oceanië 11,1% Oceanië 0,7%

88

Bijlage 13 - Het aantal stillevens met exotische dieren per oorsprongsgebied, per locatie Totaal aantal onderzochte schilderijen: Noord=101; Zuid=312.

70,0%

60,0%

50,0% Afrika 40,0% Amerika

Azië 30,0% Azië, Oceanië 20,0% Oceanië

10,0%

0,0% Noord Zuid

Percentage stillevens per oorsprongsgebied per locatie Noord Zuid Afrika 24,8% 43,3% Amerika 54,5% 63,5% Azië 2,0% 0,3% Azië-Oceanië 20,8% 8,0% Oceanië 1,0% 0,6%

89

Bijlage 14 - Het aantal afgebeelde dieren per staat van zijn, per diergroep Totaal aantal afgebeelde dieren: Aap = 131; Cavia = 53; Kalkoen = 63; Overig = 15; Papegaai = 315; Paradijsvogel = 8.

120,0%

100,0%

80,0%

60,0% Dood 40,0% Levend 20,0%

0,0%

Dood Levend Aap 0,0% 100,0% Cavia 0,0% 100,0% Kalkoen 73,4% 26,6% Overig 26,7% 73,3% Papegaai 3,2% 96,8% Paradijsvogel 87,5% 12,5% Totaal 11,6% 88,4%

90

Bijlage 15 - Het aantal stillevens met exotische dieren per stilleven-subgenre, per diergroep Totaal aantal onderzochte schilderijen: Aap = 118; Cavia = 33; Kalkoen = 53; Overig = 8; Papegaai = 273; Paradijsvogel = 6.

60,0% Banketstuk Bloem- en fruitstuk 50,0% Bloem- en groentestuk Bloemstuk 40,0% Fruit- en groentestuk Fruit- en jachtstuk 30,0% Fruitstuk Groentestuk Jacht- en visstuk 20,0% Jachtstuk Keukenstuk 10,0% Marktstuk Ontbijtstuk 0,0% Schelpstuk Vaatwerkstuk Vanitas Varia Visstuk

Aap Cavia Kalkoen Overig Papegaai Paradijsvogel Banketstuk 5,9% 0,0% 9,4% 0,0% 8,1% 0,0% Bloem- en fruitstuk 8,5% 15,2% 0,0% 0,0% 11,7% 0,0% Bloem- en groentestuk 0,0% 3,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% Bloemstuk 6,8% 9,1% 0,0% 0,0% 11,4% 0,0% Fruit- en groentestuk 1,7% 12,1% 1,9% 0,0% 2,2% 0,0% Fruit- en jachtstuk 4,2% 3,0% 0,0% 0,0% 4,8% 0,0% Fruitstuk 39,8% 33,3% 1,9% 25,0% 34,4% 0,0% Groentestuk 0,0% 3,0% 5,7% 12,5% 0,0% 0,0% Jacht- en visstuk 0,0% 0,0% 3,8% 0,0% 0,4% 0,0% Jachtstuk 5,1% 6,1% 24,5% 50,0% 4,0% 0,0% Keukenstuk 14,4% 3,0% 43,4% 0,0% 13,9% 0,0% Marktstuk 4,2% 0,0% 9,4% 12,5% 0,7% 16,7% Ontbijtstuk 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,4% 0,0% Schelpstuk 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,4% 16,7% Vaatwerkstuk 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,4% 0,0% Vanitas 0,8% 0,0% 0,0% 0,0% 0,4% 33,3% Varia 7,6% 12,1% 0,0% 0,0% 6,6% 33,3% Visstuk 0,8% 0,0% 0,0% 0,0% 0,4% 0,0%

Aap Cavia Kalkoen Overig Papegaai Paradijsvogel Alle soorten 15,3% 27,3% 0% 0% 23,1% 0% bloemstuk bij elkaar Alle soorten fruitstuk 54,2% 63,7% 3,8% 25% 53,1% 0% bij elkaar Alle soorten 1,7% 18,1% 7,6% 12,5% 2,2% 0%

91 groentestuk bij elkaar Alle soorten jachtstuk 9,3% 9,1% 28,3% 50% 9,2% 0% bij elkaar

92

Bijlage 16 - Gemiddeld aantal exotische dieren per stilleven, per periode Totaal aantal onderzochte schilderijen: 1551-1600 = 5; 1601-1650 = 103; 1651-1700 = 166.

1,60 1,40 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 1551 - 1600 1601 - 1650 1651 - 1700

Periode Gemiddeld aantal dieren per stilleven 1551 - 1600 1,40 1601 - 1650 1,39 1651 - 1700 1,47

Bijlage 17 - Gemiddeld aantal exotische diersoorten per stilleven, per periode Totaal aantal onderzochte schilderijen: 1551-1600 = 5; 1601-1650 = 103; 1651-1700 = 166.

1,40 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 1551 - 1600 1601 - 1650 1651 - 1700

Periode Gemiddeld aantal dieren per stilleven 1551 - 1600 1,00 1601 - 1650 1,17 1651 - 1700 1,21

93

Bronnenlijst Alen, Klara en Sam Segal. Dutch and Flemish flower pieces: paintings, drawings and prints up to the nineteenth century. Deel 1. Leiden: Brill, 2020.

Alen, Klara en Sam Segal. Dutch and Flemish flower pieces: paintings, drawings and prints up to the nineteenth century. Deel 2. Leiden: Brill, 2020.

Baetens, Roland. “Dieren tot nut en vermaak.” In: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, redactie Hans Devisscher, 15-28. Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007. https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en- mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20).

Balis, Arnout. “Facetten van de Vlaamse dierenschilderkunst van de 15de tot de 17de eeuw.” In: Het aards Paradijs: dierenvoorstellingen in de Nederlanden van de 16de en 17de eeuw, redactie Carl van der Velde e.a., 37-55. Antwerpen: Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde, 1982.

Baratay, Eric en Elisabeth Hardouin-Fugier. Zoo: A History of Zoological Gardens in the West. London: Reaktion Books, 2002.

Barker, Emma. Art, commerce and colonialism, 1600-1800. Manchester: Manchester University Press, 2017.

Becker, Jochen. "Are these girls really so neat?: on kitchen scenes and method." In: Art in History/History in Art: Studies in Seventeenth-Century Dutch Culture, redactie David Freedberg en Jan de Vries, 138-173. Santa Monica: Getty Center for the History of Art and Humanities, 1991.

Berger, Harry Jr. Caterpillage: Reflections on Seventeenth-Century Dutch Still Life Painting. New York: Fordham University Press, 2011.

Bryson, Norman. Looking at the overlooked: four essays on still life painting. London: Reaktion Books, 1990.

Chong, Alan en Wouter Kloek. Het Nederlandse Stilleven, 1550-1720. Amsterdam: Rijksmuseum, 1999.

Chong, Alan. “Wat onder de naam van stilleven begrepen is.” In: Het Nederlandse Stilleven, 1550- 1720, redactie Alan Chong en Wouter Kloek, 11-37. Amsterdam: Rijksmuseum, 1999.

Dekker, René; Lucy Geurts en Ineke Mok. “Stilleven met vruchten, bloemen en twee kaketoes.” & Sporen van slavernij en koloniaal verleden 1 (2019). DOI: https://magazines.cultureelerfgoed.nl/terugnaardetoekomst/2019/01/nk1828-ambrosius- bosschaert-de-jonge-1645-stilleven-met-vruchten-bloemen-en-twee-kaketoes-1635 (geraadpleegd 04-12-2020).

Devisscher, Hans, red. Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin. Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007. https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen- simmekens-bevejanen-en-mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20).

94

Dickenson, Victoria. “Meticulous Depiction: Animals in Art, 1400-1600.” In: A Cultural History of Animals in the Renaissance, redactie Bruce Boehrer, dl. 3, 165-199. London: Bloomsbury, 2011.

Egmond, Florike en Sven Dupré. “Collecting and circulating exotic naturalia in the Spanish Netherlands.” In: Embattled territory: the circulation of knowledge in the Spanish Netherlands, redactie Sven Dupré e.a., 199-227. Gent: Academia Press, 2015.

Egmond, Florike. Eye for detail: images of plants and animals in art and science, 1500-1630. London: Reaktion Books Ltd, 2017.

Fabri, Ria. “Over ‘beestiens ende andere gedierten’: Afbeeldingen van dieren in Antwerpse huizen van de late zestiende en de zeventiende eeuw.” In: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, redactie Hans Devisscher, 77-94. Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007. https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en- mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20).

Farago, Claire. Reframing the Renaissance: visual culture in Europe and Latin America 1450-1650. New Haven: Yale University Press, 1995.

Freedberg, David en Jan de Vries, red. Art in History/History in Art: Studies in Seventeenth-Century Dutch Culture. Santa Monica: Getty Center for the History of Art and Humanities, 1991.

Goldgar, Anne. Tulipmania: Money, Honor, and Knowledge in the Dutch Golden Age. Chicago: University of Chicago Press, 2007.

Grasskamp, Anna. Objects in frames: displaying foreign collectibles in early modern China and Europe. Berlijn: Dietrich Reimer Verlag, 2019.

Greenblatt, Stephen. Renaissance Self-Fashioning: From More to Shakespeare. Chicago: University of Chicago Press, 1980.

Groom, Angelica. The role of rare and exotic animals in the self-fashioning of the early modern court: the Medici court in Florence as a case study. Doctoraalscriptie filosofie University of Sussex, 2012. DOI: http://sro.sussex.ac.uk/id/eprint/42399 (geraadpleegd 21-09-20).

Gschwend, Annemarie Jordan. “The Emperor’s Exotic and New World Animals: Hans Khevenhüller and Habsburg Menageries in Vienna and Prague.” In: Naturalists in the Field: Collecting, Recording and Preserving the Natural World from the Fifteenth to the Twenty-First Century, redactie Arthur MacGregor, 76-103. Leiden: Brill, 2018.

Gschwend, Annemarie Jordan en Almudena Pérez de Tudela. “Renaissance Menageries. Exotic Animals and Pets at the Habsburg Courts in Iberia and Central Europe.” In: Early Modern Zoology: The Construction of Animals in Science, Literature and the Visual Arts, redactie Karl A.E. Enenkel en Paul J. Smith, 419-447. Leiden: Brill, 2007.

Herrin, Amanda K. "Pioneers of the printed paradise: Maarten de Vos, Jan Sadeler I and emblematic natural history in the late sixteenth century." In: Early Modern Zoology: The Construction of Animals in Science, Literature and the Visual Arts, redactie Karl A.E. Enenkel en Paul J. Smith, 329-400. Leiden: Brill, 2007.

95

Hochstrasser, Julie Berger. Still life and trade in the Dutch Golden Age. New Haven, CT: Yale University Press, 2007.

Honig, Elizabeth Alice. “Making Sense of Things: On the Motives of Dutch Still Life.” Anthropology and Aesthetics 34 (1998): 166-183. DOI: https://www.jstor.org/stable/20140414 (geraadpleegd 01- 11-20).

Honig, Elizabeth Alice. Painting and the Market in Early Modern Antwerp. New Haven: Yale University Press, 1998.

Jacob-Friesen, Holger. “Tierstillleben - Definition, Geschichte, Rezeption. Fur Einführung in Ausstellung und Katalog.” In: Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne, redactie Holger Jacob-Friesen, 15-37. Karlsruhe: Kehrer, 2011.

Jacob-Friesen, Holger, red. Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne. Karlsruhe: Kehrer, 2011.

Kaufmann, Thomas DaCosta. “Remarks on the collections of Rudolf II: the Kunstkammer as a form of representatio.” The Art journal / College Art Association of America 38 (1979): 22-28.

Kaufmann, Thomas DaCosta. ”The ‘Netherlandish model’?: Netherlandish art history as/and global art history.” Netherlands Yearbook for History of Art 66 (2016) 1: 272-295. DOI: https://doi- org.proxy.library.uu.nl/10.1163/22145966-90000789 (geraadpleegd 28-10-20).

Kenton, Will. ‘Trickle-Down Effect.’ Investopedia. Geraadpleegd 16 februari 2021. https://www.investopedia.com/terms/t/trickle-down-effect.asp.

Koslow, Susan. Frans Snyders: the noble estate: seventeenth-century still-life and animal painting in the southern Netherlands. Brussel: Fonds Mercator Paribas, 2006.

Lazzaro, Claudia. “Animals as Cultural Signs: A Medici Menagerie in the Grotto at Castello.” In: Reframing the Renaissance : visual culture in Europe and Latin America 1450-1650, redactie Claire Farago, 197-227. New Haven: Yale University Press, 1995.

Leonhard, Karin. “Shell Collecting. On 17th-Century Conchology, Curiosity Cabinets and Still Life Painting.” In: Early Modern Zoology: The Construction of Animals in Science, Literature and the Visual Arts, redactie Karl A.E. Enenkel en Paul J. Smith, 177-214. Leiden: Brill, 2007.

Lloyd, Joan Barclay. African Animals in Renaissance Literature and Art. Oxford: Clarendon Press, 1971.

Loughman, John. “De markt voor Nederlandse stillevens, 1600-1720.” In: Het Nederlandse Stilleven, 1550-1720, redactie Alan Chong en Wouter Kloek, 87-102. Amsterdam: Rijksmuseum, 1999.

Lowenthal, Anne W., red. The object as subject : studies in the interpretation of still life. Princeton: Princeton University Press, 1996.

Luz, Christiane. Exotische Welten Europäische Phantasien: Das Exotische Tier in der Europäischen Kunst. Stuttgart-Bad Cannstatt: Cantz, 1987.

Mason, Peter. Before Disenchantment: Images of Exotic Animals and Plants in the Early Modern World. Londen: Reaktion Books, 2009.

96

Maxwell, Susan. “Every living Beast: Collecting Animals and Art in Early Modern Munich.” In: Animals and early modern identity, redactie Pia F. Cuneo, 45-66. Farnham: Ashgate, 2014.

Meijer, Fred G. “Virtuosität, Wohlstand und geträumte Trophäen: Niederländische Stillleben mit toten Tieren zwischen 1600 und 1800.“ In: Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne, redactie Holger Jacob-Friesen, 50-79. Karlsruhe: Kehrer, 2011.

Neri, Janice. The insect and the image: visualizing nature in early modern Europe, 1500-1700. Minneapolis: University of Minnesota Press, 2011.

Nitze-Ertz, Christa, red. Das flämische Stillleben, 1550-1680. Lingen: Luca, 2002.

Pigière, Fabienne e.a. “New archaeozoological evidence for the introduction of the guinea pig to Europe.” Journal of Archaeological Science 39 (2012)4: 1020-1024. DOI: https://doi.org/10.1016/j.jas.2011.11.021 (geraadpleegd 28-02-2021).

Rijks, Marlise. “Defenders of the image: painted collectors' cabinets and the display of display in counter-reformation Antwerp.” Nederlands kunsthistorisch jaarboek 65 (2015): 54-83.

Rikken, Marrigje. Dieren verbeeld: diervoorstellingen in tekeningen, prenten en schilderijen door kunstenaars uit de Zuidelijke Nederlanden tussen 1550 en 1630. Doctoraalscriptie kunstgeschiedenis University of Leiden, 2016. DOI: http://hdl.handle.net/1887/40617 (geraadpleegd 15-09-20).

‘RKDimages.’ Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD). Geraadpleegd 16 februari 2021. https://rkd.nl/explore/images.

Robels, Hella. Frans Snyders: Stilleben- und Tiermaler 1579-1657. München: Deutscher Kunstverlag, 1989.

Roo, Tom de. “Vreemde vogels: de papegaai en de kanarie als uitheemse gezelschapsdieren in Antwerpen van de zestiende tot de achttiende eeuw.” In: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, redactie Hans Devisscher, 29-48. Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007. https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en- mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20).

Schepers, Bert. “Aepen, simmekens, bevejanen en mertecooien: De aanwezigheid en symbolische betekenis van de aap in de maatschappij en beeldcultuur van de Lage Landen, 1500-1700.” In: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, redactie Hans Devisscher, 95-124. Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007. https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en- mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20).

Silver, Larry. Peasant Scenes and Landscapes: The Rise of Pictorial Genres in the Antwerp Art Market. Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2006.

Silver, Larry. “World of Wonders: Exotic Animals in European Imagery, 1515-1650.” In: Animals and early modern identity, redactie Pia F. Cuneo, 291-327. Farnham: Ashgate, 2014.

97

Suchtelen, Ariane van, red. Kamers vol kunst in zeventiende-eeuws Antwerpen. Zwolle: Waanders, 2009.

Sullivan, Scott A. The Dutch gamepiece. Woodbridge: Boydell Press, 1984.

Swan, Claudia. “Exotica on the Move: Birds of Paradise in Early Modern Holland.” Art History 38(2015)4: 620-635. DOI: https://doi-org.proxy.library.uu.nl/10.1111/1467-8365.12171 (geraadpleegd 29-09-20).

Swan, Claudia. “Lost in Translation: Exoticism in Early Modern Holland.” In: The fascination of Persia: the Persian-European dialogue in seventeenth-century art & contemporary art from Tehran, redactie Axel Langer, 100-117. Zürich: Verlag Scheidegger & Spiess, 2013.

‘The Archdukes Albert and Isabella Visiting the Collection of Pierre Roose.’ The Walters Art Museum. Geraadpleegd 16 februari 2021. https://art.thewalters.org/detail/14623/the-archdukes- albert-and-isabella-visiting-a-collectors-cabinet/.

Vanpaemel, Geert. “Wonderlijk, exotisch en vreemd: Dierenboeken in de vroegmoderne wetenschap.” In: Wonderlycke dieren op papier in de tijd van Plantin, redactie Hans Devisscher, 49-60. Antwerpen: Museum Plantin-Moretus, 2007. https://www.yumpu.com/nl/document/read/5502138/aepen-simmekens-bevejanen-en- mertecooien-koninklijke- (geraadpleegd 01-10-20).

Verdi, Richard. The parrot in art: from Dürer to Elizabeth Butterworth. Londen: Scala, 2007.

Vermeir, René. ‘Pieter (Pierre) Roose.’ Universiteit Leiden. Geraadpleegd 16 februari 2021. https://dutchrevolt.leiden.edu/dutch/personen/R/Pages/roose.aspx.

Vries, Jan de. “Luxury and Calvinism/ Luxury and Capitalism: Supply and Demand for Luxury Goods in the Seventeenth-Century Dutch Republic.” The Journal of the Walters Art Gallery 57 (1999): 73-85. DOI: https://www.jstor.org/stable/20169143 (geraadpleegd 11-12-2020).

Vries, Lyckle de. "The changing face of realism." In: Art in History/History in Art: Studies in Seventeenth-Century Dutch Culture, redactie David Freedberg en Jan de Vries, 209-244. Santa Monica: Getty Center for the History of Art and Humanities, 1991.

Welzel, Barbara. “Tiere malen und Bilder machen.” In: Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne, redactie Holger Jacob-Friesen, 39-49. Karlsruhe: Kehrer, 2011.

Weststeijn, Thijs. “Cultural reflections on porcelain in the 17th-century Netherlands.” In: Chinese and Japanese porcelain for the Dutch Golden Age, redactie Jan van Campen en Titus Eliëns, 213- 268. Zwolle: Waanders Uitgevers, 2014.

Woude, Ad van der. "The Volume and Value of Paintings in Holland at the Time of the Dutch Republic." In: Art in History/History in Art: Studies in Seventeenth-Century Dutch Culture, redactie David Freedberg en Jan de Vries, 284-329. Santa Monica: Getty Center for the History of Art and Humanities, 1991.

98

Herkomst van de afbeeldingen Afb. 1 - Frans Snijders, Voorraadkast met twee jongens, een zwaan en een aap, c.1613, olieverf op doek, 163,4 x 221,4 cm, California Palace of the Legion of Honor, San Francisco (Foto: Susan Koslow, Frans Snyders: the noble estate: seventeenth-century still-life and animal painting in the southern Netherlands, Brussel: Fonds Mercator Paribas, 2006, 66.).

Afb. 2 - Adriaen van Utrecht, Pronkstilleven, 1644, olieverf op doek, 186 × 243 cm, Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. SK-C-301 (Foto: Rijksmuseum: http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.10686, geraadpleegd 12-01-20).

Afb. 3 - Ambrosius Bosschaert de Jonge, Stilleven met vruchten, bloemen en twee ara’s, 1635, olieverf op doek, 109,3 x 163,3 cm, Centraal Museum Utrecht, inv.nr. NK1828 (Foto: Centraal Museum Utrecht, https://hdl.handle.net/21.12130/collect.D3A0D1C9-8BBB-48B2-B9AA-242E814AE822, geraadpleegd 12-01-2021).

Afb. 4 - Curiositeitenkabinet, voorplaat van de Museum Wormiani Historia van Ole Worm (1588-1654), 1655, gravure op papier, 254 x 356 mm. (Foto: https://en.wikipedia.org/wiki/File:Museum_Wormiani_Historia_1655_Wellcome_L0000128.jp g, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 5 - Sofonisba Anguissola (1530/1540-1625), Infanta Catharina Michaella van Spanje (1567-1597) met een klauwaapje, 1573, olieverf of doek, 56 x 47 cm., privé collectie in de V.S. (Foto: https://lachambrebleuecultura.com/2020/10/27/gli-animali-esotici-delle-infante-di-spagna/, geraadpleegd 01-03-2021).

Afb. 6 - Jan Brueghel I, Studies van katten, apen en een ezel, c.1616, olieverf op paneel, 340 × 555 mm., Kunsthistorisches Museum Wien, Gemäldegalerie, 6988 (Foto: www.khm.at/de/object/357a6fdf76/, geraadpleegd 02-03-2021).

Afb. 7 - Frans Francken II, Kunstkamer met een echtpaar en hun zoon, 1628-1629, olieverf op paneel, 77 x 114 cm, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, inv.nr. 669 (Foto: https://en.wikipedia.org/wiki/File:Portret_van_een_familie_in_een_kunstkamer,_Frans_Franc ken_II,_(1628-1629),_Koninklijk_Museum_voor_Schone_Kunsten_Antwerpen,_669.jpg, geraadpleegd 12-01-21).

Afb. 8 - Joachim Beuckelaer, Keukenscène met Christus en de Emmaüsgangers, c.1560-1565, olieverf op paneel, 109,5 x 169 cm., Mauritshuis, Den Haag, 965 (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/219219, geraadpleegd 02-03-2021).

Afb. 9 - Anoniem Antwerpen, Stilleven met een papegaai en diverse schalen met vruchten, kazen en wafels, c.1590-1600, olieverf op paneel, 81,6 x 136,7 cm., privé collectie (Foto: https://rkd.nl/nl/explore/images/30868, geraadpleegd 04-03-2021).

Afb. 10 - Adriaen van Utrecht, Stilleven met vruchten, groenten en een snoepend aapje, 1625-1649, olieverf op doek, 116,5 x 144 cm., privé collectie (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/64655, geraadpleegd 31-03-2021).

99

Afb. 11 - Adriaen van Utrecht, Stilleven van vruchten en groenten op een bordes met een geketende aap en een papegaai, 1646, olieverf op doek, 116,5 x 163,7 cm., privé collectie (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/201269, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 12 - Peeter Gijsels, Stilleven van vruchten, groente en dieren bij een fontein, 1680-1690, olieverf op koper, 38 x 47 cm., Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. A 2213 (Foto: Rijksmuseum Amsterdam http://hdl.handle.net/10934/RM0001.collect.8493, geraadpleegd 25-11-20).

Afb. 13 - Jan Davidsz. de Heem, Pronkstilleven met een Ara, c. 1655, olieverf op doek, 115.5 x 169.5 cm., Gemäldegalerie der Akademie der bildenden Künste, Wenen (Foto: https://www.pubhist.com/w6914, geraadpleegd 04-03-2021).

Afb. 14 - Alexander Coosemans, Stilleven van een Ara met een tak perziken, een vogelkooi en een schaal met vruchten, 1660, olieverf op doek, 91,5 x 71 cm., privé collectie (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/16449, geraadpleegd 04-03-2021).

Afb. 15-16 - Frans Snijders, stilleven met een papegaai en een mand met fruit, 1630-1639, olieverf op doek, 91 x 132,5 cm., North Carolina Museum of Art, Raleigh, inv.nr 52.9.201 (Foto: North Carolina Museum of Art, https://ncartmuseum.org/art/detail/still_life_with_gray_parrot, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 17-18 - Anoniem Zuidelijke Nederlanden, Stilleven met fruit en een grijze roodstaartpapegaai, 1620-1660, olieverf op doek, 117,5 x 155,3 cm., privé collectie (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/264080, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 19-20 - Jan Pauwel Gillemans II, Vruchtenstilleven met een papegaai en een eekhoorn, 1666-1704, olieverf op doek, 60 x 70 cm., privé collectie (Foto: https://rkd.nl/explore/images/122826, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 21-22 - Pseudo-Jan van Kessel II, Stilleven van vruchten en bloemen met diverse dieren, waaronder twee papegaaien, twee meerkatten en een kapucijnaap, na ca. 1660, olieverf op koper, 41 x 76 cm., Galleria Doria Pamphilj, Rome (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/283360, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 23 - Frans Snijders, Uitstalling met jachtbuit, fruit en diverse levende dieren waaronder een aap en papegaai, 1640-1657, Musée des Beaux-Arts de Marseille, Marseille, inv.nr. 931 (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/185270, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 24 - Frans Snijders, groente- en vruchtenstilleven met een grijze roodstaartpapegaai, eekhoorn en kapucijnaap, ca. 1620-1629, olieverf op paneel, 79 x 108 cm., Musée du Louvre, Parijs, inv.nr. 1850 (Foto: Musée du Louvre, https://collections.louvre.fr/ark:/53355/cl010060862, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 25 - Adriaen van Utrecht, een voorraadkast met onder andere een rode ara, een grijze roodstaartpapegaai, een aap en een jachtbuit, 1642, olieverf op doek, 221 x 307 cm., Museo Nacional del Prado, Madrid, inv.nr, P001852 (Foto: Museo Nacional del Prado, https://www.museodelprado.es/en/the-collection/art-work/a-larder/7accc653-df21-4f14- b0a1-3aa92dd81ede, geraadpleegd 31-03-2021).

100

Afb. 26 - Trant/naar David de Coninck, Stilleven van jachtbuit, jachtgerei en een hond in een landschap, 1659-1701, olieverf op doek, 74 x 99,2 cm., privé collectie (Foto: RKD https://rkd.nl/explore/images/225473, geraadpleegd 25-11-20).

Afb. 27 - Jaques van de Kerckhoven, groentestilleven met diverse dieren, waaronder een Australische purperkoet, een helmparelhoen, drie cavia's en twee muskuseenden, 1651-1712, olieverf op doek, 101 x 73,2 cm., privé collectie (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/55458, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 28 - naar Joannes Fijt, Jachtstilleven met twee klauwaapjes aan de linkerkant, zeventiende eeuw, olieverf op doek, 96 x 132 cm., The State Hermitage Museum, Sint-Petersburg, inv.nr. ГЭ-2529 (Foto: The State Hermitage Museum, https://hermitagemuseum.org/wps/portal/hermitage/digital-collection/01.+paintings/44345, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 29-30 - Peeter Gijsels, Stilleven met onder andere een aap, rode ara en twee cavia's, 1680, olieverf op doek, 88,2 x 121,5 cm., Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, inv.nr. 673 (Foto: Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, http://collectie.kmska.be/#/query/20e98cf6-f79a-43fd-8fd6-4e3a01d6e5b3, geraadpleegd 31- 03-2021).

Afb. 31 - Artus Claessens, stilleven met vruchten, glaswerk en een aapje in een narrenkostuum, 1625- 1644, olieverf op doek, 67,2 x 110,5 cm., privé collectie (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/235211, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 32 - Cornelis Lelienbergh, stilleven met dode Afrikaanse Grijze roodstaartpapegaai en klein gevogelte, 1655, olieverf op paneel, 47 x 37,5 cm., Rijksmuseum Amsterdam, inv.nr. SK-A- 1455(Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/7843, geraadpleegd 31-03-2021).

Afb. 33 - Abraham van Beijeren, Stilleven met een geplukte kalkoen, 1653, olieverf op paneel, 74 x 59,2 cm., Musée du Louvre, Parijs, inv.nr. RF 1181 (Foto: Musée du Louvre, https://collections.louvre.fr/ark:/53355/cl010064871, geraadpleegd 01-04-2021).

Afb. 34 - Jan Davidsz. de Heem, Stilleven met een gebraden kalkoen, ca. 1647, olieverf op doek, 115,5 x 170,3 cm., privé collectie (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/60619, geraadpleegd 01- 04-2021).

Afb. 35 - G. Vervoorn, Stilleven met een kalkoenpastei, 1650-1660, olieverf op doek, 95 x 114 cm., privé collectie (Foto: RKD, https://rkd.nl/explore/images/118282, geraadpleegd 01-04-2021).

Afb. 36 - Jan Davidsz. de Heem, Stilleven met schelpen, een cuba-amazonepapegaai linksboven, en een rode lorihuid en drie paradijsvogelhuiden in de voorgrond, c.1640-1650, olieverf op doek, 88,5 x 136 cm., Kunsthistorisches Museum Wien, Wenen, inv.nr. 9675 (Foto: Das flämische Stillleben, 1550-1680, Christa Nitze, red. Lingen: Luca, 2002, 107. Geraadpleegd 25-11-20).

Afb. 37 - Frans Snijders, Stilleven van fruit noten en bessen met een kat, vogels, een papegaai, een eekhoorn, een aap, honden en een everzwijnen hoofd, 1593-1657, olieverf op doek, 138 x 203 cm., privé collectie (Foto: RKD https://rkd.nl/explore/images/277861, geraadpleegd 25-11-20).

101

Afb. 38-41 - Hiëronymus Francken II en Jan Brueghel I, De aartshertogen Albert en Isabella op bezoek bij de collectie van Pierre Roose, c.1621-1623, olieverf op paneel, 94 × 123.3 cm, Walters Art Museum, Baltimore, inv.nr. 37.2010 (Foto: Walters Art Museum, https://art.thewalters.org/detail/14623, geraadpleegd 12-01-21).

Afb. 42-43 - Jan Siberechts, Kabinet van een kunst verzamelend echtpaar, c.1670, olieverf op doek, 57x64 cm., Arp Museum Bahnhof Rolandseck, Remagen, inv.nr. GR1.502 (Foto: Holger Jacob- Friesen, red., Von Schönheit und Tod: Tierstillleben von der Renaissance bis zur Moderne, Karlsruhe: Staatliche Kunsthalle, 2011, 203).

Afb. 44-45 - Willem van Haecht, De kunstkamer van Cornelis van der Geest in Antwerpen tijdens het bezoek van de aartshertogen Albrecht en Isabella in 1615, 1628, olieverf op paneel, 99 x 129,5 cm, Rubenshuis, Antwerpen, inv.nr. Q775644 (Foto: https://www.rubenshuis.be/nl/pagina/vlaams-topstuk-van-willem-van-haecht-restauratie, geraadpleegd 12-01-21).

102