Provincie -Brabant

Voorontwerp Uitwerkingsplan Landelijke regio Land van en Altena

Gedeputeerde Staten 23 maart 2004

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 1

Colofon

Voorontwerp uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena Gedeputeerde Staten, 23 maart 2004

Uitgave Provincie Noord-Brabant Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC ’s-Hertogenbosch Telefoon: 073-6812148/2391 Fax: 073-6807654 E-mail: [email protected] http://ruimte.brabant.nl

Redactie Projectteam Land van Heusden en Altena

Cartografie Afdeling GEO, Provincie Noord-Brabant

Illustratie Afdeling GEO, Provincie Noord-Brabant

Vormgeving Provincie Noord-Brabant

Drukwerk Afdeling Facilitaire Voorzieningen/bureau I&L, Provincie Noord-Brabant Biblo te ’s-Hertogenbosch

Oplage 125

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 2 Voorwoord

“Samen werken aan uitvoering” luidt de titel van het provinciale Bestuursakkoord 2003-2007. De inleiding bij dat akkoord is helder: “het accent verschuift naar de uitvoering van bestaand beleid. Een beleid waar het werken aan Wonen, Werken en Welzijn voor een nóg beter Brabant uitgangspunt is.” Met dit uitwerkingsplan maken we dat waar. Hierin is opgenomen, waar, wanneer en hoeveel we de komende jaren aan woningen en aan bedrijventerreinen gaan ontwikkelen in deze regio.

Dit proces van regionale afstemming om samen met de gemeenten en waterschappen uit deze regio te komen tot een dergelijke plan, is redelijk uniek geweest. In de twaalf tot achttien maanden, dat we met dit overleg bezig zijn geweest, heb ik het begrip voor elkaar en het willen delen van elkaars problemen en zoeken naar gezamenlijke oplossingen zien groeien. Voor de regio een heel belangrijke randvoorwaarde om de grote ruimtelijke vraagstukken die de komende tien tot vijftien jaar op ons af zullen komen aan te kunnen pakken. De tijd van het in ontwikkeling brengen van weer nieuwe weilanden is voor een belangrijk gedeelte voorbij. Het besef om zorgvuldig en zuinig met de Brabantse ruimte om te gaan, waardoor heldere keuzes gemaakt kunnen worden, is bij alle leden van de stuurgroep aanwezig. Daar spreken we elkaar ook op aan. Nu en in de jaarlijkse voortgangsvergaderingen die we met elkaar hebben afgesproken. De stuurgroep wil immers graag de vinger aan de pols houden om te kunnen meten of wat we hebben afgesproken ook daadwerkelijk gebeurt.

In dit uitwerkingsplan blijkt dat de rust, de kleinschaligheid en de openheid als ‘het goud’ van het gebied gezien worden. De landelijke regio van het Land van Heusden en Altena vormt daarmee een waardevol contrast met de verstedelijkte gebieden aan de overzijde van de grote rivieren. De drie gemeenten concentreren daarom het merendeel van de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken in en bij de kernen op de oeverwal. De gezamenlijke keuze de open ruimtes tussen de kernen te behouden waardoor de kernen als aparte eenheden herkenbaar blijven, is een voorbeeld van regionale afstemming. Een ander sprekend voorbeeld daarvan is het standpunt dat ‘werken een regionale zaak is!’ In de regionale oplossing komt het zwaartepunt bij te liggen. Onderzoek naar meest geschikte vorm van regionale samenwerking en oprichting van een samenwerkingsverband zullen als basis moeten dienen voor concrete ontwikkeling van het regionale bedrijventerrein bij Werkendam.

Als voorzitter van de stuurgroep wens ik u veel leesplezier. Wij hebben er in ieder geval in een plezierige sfeer aan gewerkt. Uiteraard staan wij open voor opmerkingen die tot nog betere plannen leiden.

Drs. P.L.A. Rüpp Voorzitter Stuurgroep Land van Heusden en Altena

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 3

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 4 Inhoudsopgave

1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding en plangrens 7 1.2 Wat is het uitwerkingsplan? 7 1.3 Streekplanbeleid en Bestuursakkoord 2003 8 1.4 Hoe is het uitwerkingsplan tot stand gekomen? 9 1.5 Relatie met andere plannen 10 1.6 De watertoets in relatie tot het uitwerkingsplan 11 1.7 De status van het uitwerkingsplan en bestuurlijke middelen 12 1.8 MER-plicht 14

2 Opbouw van het uitwerkingsplan 15 2.1 Planmethodiek 15 2.2 De opbouw van het DRS 15 2.3 Het programma 16 2.4 Het Uitwerkingsplan 17

3 Beschrijving plangebied 19 3.1 Ruimtelijke samenhang van de regio 19

4 Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld 21 4.1 Uitgangspunten 21 4.2 De Structuurkaart 23 4.3 Top-down: het landschappelijk raamwerk 25 4.4 Bouwstenen vanuit het beleid 25 4.5 Bottom-up: het landschappelijk raamwerk 28 4.6 Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld 33

5 Programma 35 5.1 Inleiding 35 5.2 Planningsmethodiek en monitoring 35 5.3 Planning wonen 36 5.4 Regionale planning werken 48

6 Ruimtelijk beleid en plankaart 57 6.1 Aard en schaalniveau van het uitwerkingsplan 57 6.2 Het DRS: het ruimtelijk ontwikkelingskader 58 6.3 De verstedelijking 62

7 Ruimtelijke ontwikkelingen per kern 63 7.1 Inleiding 63 7.2 Ruimtelijke ontwikkelingen gemeente 65 7.3 Ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Werkendam 70 7.4 Ruimtelijke ontwikkelingen gemeente 78

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 5

8 Uitvoeringsprogramma en organisatie 85 8.1 Het regionale planningsoverleg 85 8.2 Regionale afstemming bedrijventerreinontwikkeling 86 8.3 Beschrijving overige projecten 88

9 Definities en afkortingen 89 9.1 Definities 89 9.2 Afkortingen 89

10 Bijlagen 91 10.1 Organisatie uitwerkingsplan 91 10.2 Checklist intensiveren ruimtegebruik op bedrijventerreinen 92

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 6 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en plangrens

Dit uitwerkingsplan voor de landelijke regio Land van Heusden en Altena is een gevolg van de opdracht uit het Streekplan Noord-Brabant 2002 om voor elke stedelijke en landelijke regio een uitwerkingsplan op te stellen. Voor de landelijke regio’s worden thematische uitwerkingsplannen opgesteld. Deze beperken zich tot de (toekomstige) woon- en werklocaties. In dit uitwerkingsplan zijn de ruimtelijke ontwikkelingen voor deze regio’s tot 2015 aangegeven, met een doorkijk naar 2020.

De landelijke regio Land van Heusden en Altena ligt in het noordwesten van de provincie Noord-Brabant. De regio wordt omsloten door de Boven- en Nieuwe in het noorden, de - in het zuiden en de in het oosten. In het noordwesten wordt de regio begrenst door de provincie Zuid-Holland. De regio wordt in het noordoosten begrensd door de provincie . In het zuidoosten grenst het plangebied aan de stedelijke regio Waalboss en de landelijke regio Groot Langstraat. In het zuidwesten betreft het de landelijke regio Moerdijk en omgeving. De landelijke regio Land van Heusden en Altena omvat het grondgebied van de gemeenten Aalburg, Werkendam en Woudrichem. Als plangrens is gekozen voor de gemeentegrenzen van de betreffende gemeenten.

1.2 Wat is het uitwerkingsplan?

Het Streekplan 2002 heeft een globaal karakter. Dit komt vooral tot uitdrukking in de beleidslijnen voor de verstedelijking. Deze bestaan uit de aanduiding van stedelijke en landelijke regio’s, algemene en regiospecifieke uitwerkingsregels, en de opdracht het verstedelijkingsbeleid uit te werken. In dit uitwerkingsplan wordt vastgelegd hoe het programma voor wonen en werken verdeeld wordt, welke locaties worden ontwikkeld en in welke volgorde en tempo dat programma gerealiseerd wordt.

Het uitwerkingsplan is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau. Het vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Hierbij gaat het om de advisering over structuurvisies(plus) en de advisering en goedkeuring van bestemmingsplannen en art.19 verzoeken. Het uitwerkingsplan geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen weer en bevat voor onderdelen afspraken over de realisering daarvan. Gedurende de looptijd van het uitwerkingsplan kunnen zich nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die niet in het plan zijn voorzien. Die kunnen beoordeeld worden aan de hand van de plankaart en het daarin opgenomen duurzame ruimtelijke structuurbeeld.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 7 Het uitwerkingsplan wordt ten minste eens in de vier jaar geëvalueerd en zo nodig (gedeeltelijk) herzien of eerder op onderdelen als Gedeputeerde Staten dat nodig vinden. Het gespreksplatform hiervoor zijn de regionale stuurgroep en planningsoverleggen, waarin de provincie samen met de betrokken gemeenten de nieuwe ontwikkelingen bespreken en nader vormgeven.

De primaire doelgroep van dit uitwerkingsplan zijn degenen die betrokken zijn bij de verdere ruimtelijke uitwerking van het uitwerkingsplan. Dit zijn vooral de deskundigen en bestuurders die werkzaam zijn in de ruimtelijke ordening in Noord-Brabant en die plannen ontwikkelen en beslissingen nemen. Voor mensen buiten het werkveld van de ruimtelijke ordening, zoals bestuurders en ambtenaren uit andere werkvelden en geïnteresseerde burgers, geeft het uitwerkingsplan een beeld van de duurzame regionale ruimtelijke ontwikkelingsstrategie, de ruimtebehoefte voor o.a. de woningbouw en bedrijventerreinen en de keuzes die op basis hiervan gemaakt zijn.

1.3 Streekplanbeleid en Bestuursakkoord 2003

Bij het opstellen van het uitwerkingsplan is het in het Streekplan 2002 neergelegde beleid leidend. Naast het daarin aangegeven specifieke beleid geeft het Streekplan algemene uitwerkingsregels voor de stedelijke en landelijke regio’s.

Als gevolg van het Bestuursakkoord 2003-2007 is een herziening van het Streekplan 2002 in voorbereiding. De ruimtelijke hoofdstructuur en het principe van zuinig ruimtegebruik uit het Streekplan blijven evenwel het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. Voor de landelijke regio’s blijft het uitgangspunt ‘bouwen voor migratiesaldo-nul’. Binnen dit beleidskader mag elke gemeente zoveel woningen bouwen als ten minste nodig zijn voor de opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei. Bij het bepalen van de toekomstige woningbouwlocaties komt de regionale afweging te vervallen. De toekomstige werklocaties zullen wel regionaal worden afgewogen. In dit uitwerkingsplan is het Bestuursakkoord al als uitgangspunt genomen.

Het Streekplan Noord-Brabant 2002 heeft zorgvuldiger gebruik van de ruimte als hoofddoel. Het gaat er om met het ruimtelijke beleid bij te dragen aan de balans tussen het economische, het ecologische en het sociaal-culturele kapitaal van Brabant. Om hieraan richting te geven zijn in het streekplan vijf leidende principes voor het provinciaal ruimtelijk beleid verwoord:

- meer aandacht voor de onderste lagen; - zuinig ruimtegebruik; - concentratie van verstedelijking; - zonering van het buitengebied; - grensoverschrijdend denken en handelen.

De uitwerkingsplannen worden vormgegeven op basis van de vijf leidende principes. Voor de ontwikkeling van de verstedelijking in Brabant zijn deze ordenende principes van grote betekenis:

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 8 Meer aandacht voor de onderste lagen In het uitwerkingsplan is het zogenoemde Landschappelijk Raamwerk ontwikkeld. Hierbij zijn de elementen van onderste lagen zoals de geomorfologie, het watersysteem en de GHS geïntegreerd. Zuinig ruimtegebruik Het provinciale beleid gaat uit van een sterk accent op inbreiden en herstructureren, intensiveren en meervoudig ruimtegebruik. Dit betekent dat bij het zoeken naar ruimte om te voorzien in de behoeften voor wonen, werken en voorzieningen de mogelijkheden binnen het bestaande bebouwde gebied zo goed mogelijk moeten worden benut. Concentratie van verstedelijking Hiervoor zijn in het streekplan vijf stedelijke regio’s aangegeven. Het streven is om de woon- en werklocaties zodanig over Brabant te verdelen dat het grootste gedeelte van de woningbouw en de aanleg van bedrijventerreinen in deze vijf regio’s terecht komt. Zonering van het buitengebied Dit gebeurt in het kader van de Revitalisering van het landelijk gebied en de reconstructie- en gebiedsplannen die in dit verband opgesteld worden. Grensoverschrijdend denken en handelen In dit plan wordt aandacht besteed aan de relatie en samenhangen met de andere om het plangebied liggende regio’s.

1.4 Hoe is het uitwerkingsplan tot stand gekomen?

Na de vaststelling van het Streekplan Noord-Brabant 2002 op 22 februari 2002 is gezamenlijk met de betrokken gemeenten en waterschappen een startdocument opgesteld. In dit document, dat op 22-10-2002 is ondertekend, zijn afspraken gemaakt over de organisatie en uitgangspunten voor het ontwikkelen van het uitwerkingsplan. Er is een stuurgroep gevormd, bestaande uit de drie betrokken gemeenten, de provincie en een vertegenwoordiger van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch. Deze heeft gedurende het werkproces richting gegeven aan de bestuurlijke en inhoudelijke aspecten van het uitwerkingsplan. De ambtelijke projectgroep heeft de planvorming ter hand genomen en dit uitwerkingsplan opgesteld. Gedurende de planvormingfase heeft veelvuldig overleg plaatsgehad en is overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van het plan tussen de provincie, de betrokken gemeenten en het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch. Gemeentelijke en provinciale belangen zijn in een regionaal planningskader besproken en afgewogen. Diverse maatschappelijke organisaties zijn geïnformeerd en met hun eventuele adviezen is rekening gehouden. De inhoudelijke bouwstenen voor een duurzame ruimtelijke ontwikkelingsstrategie voor het uitwerkingsplan zijn fasegewijs opgebouwd. Het Streekplan Noord-Brabant 2002 heeft als richtinggevend kader gefungeerd bij het voorbereiden van het uitwerkingsplan. In de eerste fase zijn de twee belangrijke componenten van het uitwerkingsplan vormgegeven, namelijk het duurzaam ruimtelijke structuurbeeld en de programma’s voor de diverse functies. Op basis van deze bouwstenen is het regionale ontwerp opgesteld.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 9 1.5 Relatie met andere plannen

Het gaat in deze te ver om alle plannen welke van invloed zijn geweest op dit uitwerkingsplan te noemen. Immers dat betreft vele plannen van de betrokken gemeenten en het hoogheemraadschap. Meest belangrijke bouwsteen in deze regio is de ontwerp-StructuurvisiePlus Land van Heusden en Altena geweest. Bij de beschrijving van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) wordt hier verder op in gegaan.

1.5.1 Revitalisering Landelijk Gebied (RLG)

Het provinciale ruimtelijke beleid wordt via twee wegen nader uitgewerkt. 1. In het uitwerkingsplan van het streekplan worden voor de landelijke regio Land van Heusden en Altena alleen de ‘stedelijke’ thema’s wonen en werken uitgewerkt. Na vaststelling fungeert het uitwerkingsplan als provinciaal toetsingskader voor ruimtelijke plannen met betrekking tot woon- en werklocaties die door gemeenten ingediend worden. 2. De uitwerking van het ruimtelijk beleid voor het buitengebied van deze regio heeft plaats in het kader van de Revitalisering van het landelijk gebied. Het Land van Heusden en Altena ligt binnen het plangebied van de Gebiedscommissie Wijde Biesbosch. In dit gebiedsplan heeft integrale planvorming plaats waarbij alle aspecten en functies in het buitengebied in hun onderlinge relatie afgewogen worden. Het gaat daarbij onder andere om natuur, landbouw, recreatie, landschap, water enz. Na vaststelling fungeert het gebiedsplan als toetsingskader voor alle initiatieven en ontwikkelingen die in het buitengebied geëntameerd worden.

Bij het opstellen van het DRS heeft afstemming plaatsgevonden met de planvorming in het kader van het project Revitalisering Landelijk Gebied. Het gebiedsplan Wijde Biesbosch is een zeer belangrijke input voor dit uitwerkingsplan. Voor het buitengebied in deze landelijke regio biedt de planvorming binnen deze revitaliseringsregio de inhoudelijke basis. Bij afwegingen hebben revitaliseringsclaims prioriteit boven de thematische plannen voor wonen en werken.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 10 1.6 De watertoets in relatie tot het uitwerkingsplan

Met het in werking treden van de wijziging op het Besluit ruimtelijke ordening 1985, is het met ingang van november 2003 wettelijk verplicht, in een ruimtelijk plan (waaronder bestemmingsplan, zelfstandig project, regionaal of gemeentelijk structuurplan, uitwerkingsplan en streekplan), een beschrijving op te nemen van de gevolgen van dat plan op de waterhuishouding. Ongewenste waterhuishoudkundige effecten op het gebied van veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging moeten zoveel als mogelijk worden voorkomen en zo nodig worden gemitigeerd en gecompenseerd. Verder is het van belang om de betreffende waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium bij de planvorming te betrekken, om in gezamenlijk overleg met de initiatiefnemer te bepalen welke waterhuishoudkundige aspecten aan de orde zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. De provincie is beheerder van het grondwater. Voor de wateraspecten wordt bekeken op welke wijze ze doorwerken in de locatiekeuze, de inrichting en het beheer van de ruimtelijke ontwikkeling. In het uitwerkingsplan hebben we hier aan invulling gegeven door:

• Het opnemen van de waterschappen in de ambtelijke projectgroep en stuurgroep. Zij zijn vanaf het begin nauw betrokken bij de opstelling van het uitwerkingsplan. De waterschappen hebben gedurende het hele proces kunnen adviseren met betrekking tot de wijze waarop het aspect water in het integrale afwegingsproces van het uitwerkingsplan kan worden meegenomen. • In één van de twee bouwstenen van het uitwerkingsplan, het Duurzaam Ruimtelijke Structuurbeeld is in een aparte paragraaf aangegeven hoe het aspect water is meegenomen in dat afwegingsproces. Dit heeft met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in hoofdlijnen, uitwerking gekregen door het opnemen van gebieden in het landschappelijk raamwerk. Op deze wijze stuurt water mede de locatiekeuze van de verstedelijking. Binnen dat raamwerk is verstedelijking in principe uitgesloten. • Soms heeft de globale, integrale afweging in het kader van het structuurbeeld geleid tot een minder optimale keuze vanuit het aspect water. In die gevallen wordt in hoofdstuk 7 van dit uitwerkingsplan ‘Ruimtelijke ontwikkeling per deelgebied/gemeente’ gemotiveerd hoe de waterhuishoudkundige aspecten globaal doorwerken binnen de gebieden waar transformatie naar een stedelijke functie op termijn afweegbaar is en hoe in hoofdlijnen invulling gegeven moet worden aan mitigatie en compensatie. • Met betrekking tot het specifieke beleid voor inrichting en beheer van stedelijke functies (hydrologisch neutraal bouwen, scheiding schoon en vuil water e.d.) zal bij de verdere uitwerking van de stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen en gemeentelijke structuurplannen overleg moeten worden gepleegd door de gemeenten met de waterschappen en overige betrokken waterbeheerders. De watertoets is een verplicht onderdeel van elk ruimtelijk plan. Dan kunnen ook, wanneer van toepassing, mitigatie en compensatie nader worden uitgewerkt.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 11 1.7 De status van het uitwerkingsplan en bestuurlijke middelen

Het streekplan 2002, Brabant in balans, verplicht Gedeputeerde Staten om uitwerkingen in de zin van artikel 4a, lid 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vast te stellen voor de in het streekplan aangeduide stedelijke en landelijke regio’s. Op grond van het bepaalde in artikel 4a, lid 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, houden deze uitwerkingsplannen geen concrete beleidsbeslissing in. Dit betekent dat de uitwerkingsplannen niet onderhevig zijn aan bezwaar en beroep zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht.

Bij de vaststelling krijgen de uitwerkingsplannen dezelfde status als het streekplan 2002. Dit houdt in dat het streekplan 2002 en de uitwerkingsplannen het gezamenlijke toetsings- en ontwikkelingskader zijn voor door de gemeenten te ontwikkelen ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, zelfstandige projecten en structuurvisies.

De uitwerkingsplannen bestaan uit een plankaart met plantekst. De plantekst vormt een toelichting op het plan en bevat een aantal beleidsuitspraken. De plankaart bestaat uit het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (DRS) voor het plangebied met daarop een aantal aangewezen locaties voor wonen en werken tot 2015, de zogenaamde programma-elementen. De situering en omvang van de programma-elementen op de plankaart is indicatief. Dit betekent dat deze locaties niet duurzaam vastliggen, maar kunnen veranderen. Op de plankaart zijn niet alle locaties voor wonen en werken afgebeeld tot 2015. Alleen de grootschalige locaties staan op de plankaart. In het binnenstedelijke gebied is het opnemen van grootschalige locaties op de plankaart facultatief. Reden voor opname van alleen de grootschalige locaties is de leesbaarheid van de plankaart in verband met het gehanteerde schaalniveau. Voor binnenstedelijke locaties, als het om inbreiden of herstructureren gaat, zijn alleen locaties met een omvang van meer dan 100 woningen op de kaart opgenomen. Voor buitenstedelijke locaties worden alleen locaties opgenomen ten behoeve van te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied met een omvang van meer dan 5 hectaren. Het feit dat kleinere locaties niet op de plankaart zijn opgenomen, betekent niet dat de status en hardheid van kleinere locaties verschilt van de wel op de plankaart opgenomen locaties. Ook kleinere locaties worden getoetst aan het uitwerkingsplan en moeten passen binnen het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld. Zoals eerder aangegeven is de aanduiding van de programma-elementen op de plankaart en in de plantekst indicatief. Het programma is tot stand gekomen na intensief regionaal overleg. Het programma bevat een aantal afgewogen keuzes en uitspraken, die de betrokken partijen cijfermatig binden. In het regionale planningsoverleg wordt de voortgang van de gemeentelijke planvorming en de uitvoering van het programma gevolgd en gemonitoord. Dit kan leiden tot gewijzigde inzichten en tot een bijstelling van het programma in de tijd. Als gevolg hiervan kan het uitwerkingsplan worden aangepast. Gedeputeerde Staten hebben daarbij de bevoegdheid om zowel de tekst van het uitwerkingsplan als de programma-elementen op de plankaart aan te passen aan het bijgestelde programma. Dit is alleen mogelijk indien dit geen strijdigheid oplevert met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld op de plankaart. Hierbij kan worden volstaan met het volgen van een lichte procedure, waarbij de Provinciale Planologische

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 12 Commissie om advies wordt gevraagd en de Statencommissie belast met de ruimtelijke ordening over het voornemen wordt geïnformeerd. Teneinde tijdig te kunnen anticiperen op relevante ontwikkelingen wordt ervan uitgegaan dat het uitwerkingsplan ten minste eenmaal in de vier jaar wordt geëvalueerd.

In de uitvoeringspraktijk kunnen er situaties ontstaan, waarbij ten aanzien van de ontwikkeling van ruimtelijke plannen, die niet passen binnen het programma, de periodieke aanpassing van het uitwerkingsplan niet kan worden afgewacht. Gedeputeerde Staten kunnen hieraan medewerking verlenen indien de noodzaak van ontwikkeling van de betreffende locatie voortvloeit uit ‘het regionaal planningsoverleg’ en mits het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld niet wordt aangetast. De algemene uitgangspunten van het streekplan 2002 en het Bestuursakkoord 2003-2007 blijven daarbij onverkort van toepassing. Ten aanzien van de landelijke regio’s geldt voor wonen niet de eis dat dit moet voortvloeien uit het regionaal planningsoverleg. Omdat gelet op het Bestuursakkoord in de landelijke regio’s immers geen regionale afstemming plaats vindt voor wonen. Bij de eerstvolgende vierjaarlijkse aanpassing van het uitwerkingsplan wordt deze ruimtelijke ontwikkeling door Gedeputeerde Staten in het uitwerkingsplan opgenomen. Doel hiervan is het uitwerkingsplan actueel te houden.

Het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld ligt duurzaam vast, hier kan bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen geen inbreuk op worden gemaakt. In het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is een aantal zoekgebieden voor verstedelijking opgenomen waarbinnen de opgave voor wonen en werken moet worden gerealiseerd. De voorwaarden voor realisatie zijn opgenomen in hoofdstukken 6 en 7 van dit plan. In het geval dat toch de noodzaak bestaat om een locatie voor wonen of werken te ontwikkelen, buiten de zoekgebieden voor verstedelijking op de plankaart, dient een herziening van het uitwerkingsplan plaats te vinden. Hierop is dezelfde procedure van toepassing die geldt voor de totstandkoming van de uitwerkingsplannen. Deze procedure is beschreven in hoofdstuk 5 van het Streekplan 2002. Dit betekent dat bij een herziening van het op de plankaart opgenomen duurzaam ruimtelijk structuurbeeld afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Advies moet worden gevraagd aan de Provinciale Planologische Commissie. Tevens dient duaal overleg plaats te vinden met de statencommissie die belast is met de ruimtelijke Ordening en zo nodig met andere statencommissies.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 13 1.8 MER-plicht

Op grond van artikel 7.2 Wm jo. artikel 2 lid 1 Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) bestaat er een verplichting om een milieueffectrapport (hierna: MER) op te stellen voor activiteiten welke een in de bijlage van het Besluit milieueffectentenrapportage genoemde minimale omvang krijgt. Voorbeelden daarvan zijn de aanleg van bedrijventerreinen, de bouw van woningen, de aanleg van golfbanen en het realiseren van recreatieve of toeristische voorzieningen. In dergelijke gevallen geldt als m.e.r.-plichtig besluit de vaststelling van het ruimtelijke plan dat als eerste in de mogelijke aanleg van de activiteit voorziet. Lange tijd was onduidelijk wanneer in een strategisch ruimtelijk plan wordt ‘voorzien in een activiteit’, als bedoeld in het besluit m.e.r. Zo werd gedacht dat voldaan zou zijn aan de wettelijke m.e.r.-verplichting, indien een MER is vervaardigd voor een streekplan waarin richtinggevende, maar nog geen juridisch bindende uitspraken zijn gedaan over de desbetreffende activiteit. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) heeft deze gedachtegang enige jaren geleden verworpen. Als gevolg van haar jurisprudentie wordt er ten aanzien van een dergelijk ruimtelijk plan een expliciete koppeling aangebracht tussen in strategische ruimtelijke plannen vervatte besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (art. 1:3 Awb) en de m.e.r.-plicht welke verbonden is aan de vaststelling van het ruimtelijke plan waarin als eerste wordt voorzien in de desbetreffende activiteit. Eerst wanneer in een strategisch ruimtelijk plan sprake is van een besluitonderdeel, is er volgens de ABRS sprake van het ‘voorzien in’. Dat betekent dat slechts die ruimtelijke plannen als hiervoor genoemd onder de m.e.r.-plicht vallen indien en voor zover deze tevens een besluit in de zin van de Awb zijn. Voor wat betreft een planologische kernbeslissing, een streekplan en een regionaal structuurplan zijn deze planfiguren aldus m.e.r.-plichtig indien en voor zover deze een of meer concrete beleidsbeslissingen in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bevatten. In het Uitwerkingsplan zijn geen concrete beleidsbeslissingen opgenomen en daarom dus is ook (voor onderdelen van) het plan geen milieueffectrapportage opgesteld. Het is dan ook aan de gemeente om te bezien of voor het eerste ruimtelijk plan dat voorziet in de activiteit, een milieueffectrapportage dient te worden opgesteld.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 14 2 Opbouw van het uitwerkingsplan

2.1 Planmethodiek

Het uitwerkingsplan is opgesteld op basis van twee bouwstenen: het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) en het programma. Daarbij is gebruik gemaakt van de methodiek van de StructuurvisiePlus (SV+). Het DRS is opgebouwd met behulp van de lagenbenadering zoals die beschreven wordt in het Streekplan.

De SV+ is een duurzame ruimtelijke ontwikkelingsstrategie die door een gemeente of enkele samenwerkende gemeenten wordt opgesteld als kader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De SV+ is in 1998 geïntroduceerd in de partiele herziening van het Streekplan Noord-Brabant (1992) als instrument ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in landelijke gemeenten. Met de SV+- benadering is de afgelopen jaren op regionaal en gemeentelijk niveau de nodige ervaring opgedaan. De SV+ reikt een methodiek aan voor het opstellen van zowel regionale als gemeentelijke plannen. Deze planmethodiek gaat uit van twee onafhankelijke componenten: een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en een programma. De confrontatie van het programma met het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld resulteert in het regionale plan.

2.2 De opbouw van het DRS

Als onderdeel van de planvorming voor het uitwerkingsplan wordt een DRS ontwikkeld. Het DRS is de basis voor de ruimtelijke ontwikkelingen en de locatiekeuzen om te voorzien in de ruimtebehoefte voor woningen en werklocaties. Basis voor het DRS is de basisstructuurkaart van Brabant. Bij het opstellen van het DRS zijn de diverse kaartlagen die relevant zijn voor de ruimtelijke ordening van het gebied, geanalyseerd.

Het DRS vormt het duurzame ruimtelijk referentiekader voor de lange termijn en geeft aan waar de zoekruimten liggen voor de situering van het functionele programma. Het programma beslaat de periode tot 2015 (de planperiode) met een doorkijk naar 2020. De ruimtevraag betreft vooral de functies als wonen en bedrijvigheid. Op basis van het DRS en de ruimtevraag uit het programma wordt een regionaal plan ontwikkeld. Dit vormt de basis om te komen tot een afsprakenkader dat in het uitwerkingsplan wordt opgenomen.

De kaarten zijn gebaseerd op de geactualiseerde topografische kaart. Voor het uitwerkingsplan is gekozen voor de schaal 1:50.000 die aansluit op het regionale schaalniveau en voldoet aan het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. De aanduidingen op de plankaart en de overige kaarten zijn indicatief en globaal (zie voor betekenis tevens hoofdstuk 6).

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 15 2.3 Het programma

Het streekplan geeft aan wat de ruimtebehoefte voor woningbouw en bedrijventerreinen is tot 2020. Die ruimtebehoefte is uitgewerkt in programma’s. De programma’s geven de ruimtebehoefte aan voor de planperiode tot 2015, en geven een doorkijk tot 2020.

Voor wat betreft het onderdeel wonen, vormt de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2002 het uitgangspunt voor dit plan. Deze prognose geeft een actueel beeld van (toekomstige) bevolkingsontwikkelingen, van veranderingen in de bevolkingssamenstelling en van de hiermee samenhangende woningbehoefte. Op basis hiervan wordt per stedelijke en landelijke regio een indicatie gegeven van het aantal woningen aan dat netto aan de woningvoorraad moet worden toegevoegd. Daarnaast vindt nog sanering van woningen plaats en zal vervangende nieuwbouw nodig zijn.

Dit woningbouwprogramma is nader uitgewerkt. Bezien is welke woningbouwcapaciteit al beschikbaar is in vigerende ruimtelijke plannen en voor hoeveel woningen nog nieuwe ruimte gevonden moet worden. Het accent ligt hierbij op inbreidings- en herstructureringslocaties in het bestaande stedelijke gebied. Dit is in lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Vervolgens wordt aangegeven welke capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is onderzocht met welke kwalitatieve aspecten rekening moet worden gehouden.

Voor werken is in het streekplan het zogenaamde ‘ruimtebudget’ voor bedrijventerreinen aangegeven. Dit betreft de ruimtebehoefte in bruto hectaren. Bij werken spelen vraagstukken rond (specifieke) werkmilieus, functiemenging en de verplaatsingsbehoefte van bedrijven. In het streekplan is de ambitie opgenomen om in een deel van het ruimtebudget anders te voorzien dan door middel van nieuwe uitbreidingsplannen. In het programma is dit verder uitgewerkt.

Bij het opstellen van de programma’s voor wonen en werken is invulling gegeven aan de daarvoor in het Streekplan opgenomen uitwerkingsregels. Het programma voor het uitwerkingsplan van deze regio kan na verloop van tijd als gevolg van nieuwe prognoses en veranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning en uitvoering is daarom nodig; in het plan wordt aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 16 2.4 Het Uitwerkingsplan

Het uitwerkingsplan is het resultaat van de ruimtelijke vertaling van de verschillende programma’s naar het plangebied waarbij het DRS sturend is voor de keuze van locaties die voor ontwikkeling in aanmerking komen. De keuzes voor de ruimtelijke hoofdstructuur voor de lange termijn staan op de plankaart. Het programma dat daaroverheen is getekend geeft de ruimtelijke keuzen weer voor de planperiode tot 2015. De plantekst en de plankaart vormen samen het beleidskader. De beleidsuitspraken staan vooral in de hoofdstukken 4, 5, 6 en 7. Aan het plan is een uitvoeringsprogramma gekoppeld. Het beleidskader en het uitvoeringsprogramma vormen de basis voor het regionale planningsoverleg. De opzet van het planningsoverleg staat in hoofdstuk 8 beschreven. Het programma zoals beschreven in hoofdstuk 5 verschuift in de tijd. Uitgaande van een 10-jaars periode die maatgevend is voor het opstellen van bestemmingsplannen zal het programma periodiek worden aangepast. Dit is een van de taken van het regionaal planningsoverleg en wordt in dat kader uitgewerkt. Het programma kan dus met een zekere regelmaat worden aangepast terwijl het DRS een meer stabiel, duurzaam en vast kader vormt voor het ruimtelijk veranderingsproces.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 17 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 18 3 Beschrijving plangebied

3.1 Ruimtelijke samenhang van de regio

3.1.1 Algemeen Het Land van Heusden en Altena is een heldere landschappelijke en functionele eenheid, ingesloten door -Merwede, Bergsche Maas en de Afgedamde Maas. Het Land van Heusden en Altena wordt gekenmerkt door een zonering van noordoost naar zuidwest. Het noordoosten van de regio is kleinschalig en intensief gebruikt en bebouwd. Op de oeverwal van Maas en Merwede rijgen de kernen vanaf Werkendam tot Wijk en Aalburg zich aaneen tot een verstedelijkte zone; althans op de schaal van het gebied gezien. Naar het zuidwesten toe overheersen open ruimte, de landbouw, vrijliggende kernen en tenslotte de natuur. De kreken en de Biesbosch zijn daar beeldbepalend.

3.1.2 De landschapsstructuur Binnen het Land van Heusden en Altena is een zeer heldere driedeling in de landschapsstructuur waarneembaar, te weten:

Biesbosch zeekleilandschap: dit meest westelijke deel van het Land van Heusden en Altena (westelijk van de Kornsche Dijk, die als oude zeedijk dit landschapstype scheidt van het komgebied van het Land van Heusden en Altena) is met name westelijk van Nieuwendijk en Hank een kleinschalig en grillig waardevol cultuurlandschap. Oostelijk van Nieuwendijk en Hank is het gebied minder kleinschalig en grillig, maar heeft nog wel duidelijk de structuur van een zeekleilandschap. Kenmerkend voor deze landschapseenheid is het natuurgebied De Biesbosch (wat zich uitstrekt tot over de gebiedsgrenzen (Zuid Hollandse Biesbosch) en het natuurlijk krekenpatroon dat nog herkenbaar is. Tussen de kreken in bevinden zich de grienden en open zeekleipolders, die in agrarisch gebruik zijn (akkerbouw, rundveehouderij). Hoewel het gebied een kleipolderlandschap betreft, heeft het door de aanwezigheid van de kreekrestanten en kleine bosjes een duidelijk andere (kleinschaligere, meer besloten) structuur dan het (open) kleipolderlandschap gebied van de gemeenten en Moerdijk. Het is een laag-dynamisch gebied, met weinig verstedelijking. Alleen rond Werkendam is sprake van enige mate van dynamiek. De A27 doorsnijdt het gebied en vormt een duidelijke barrière. In het gebied zijn nog waardevolle cultuurhistorische structuren en patronen uit de tijd dat de Biesbosch nog een getijdenwerking kende en militair erfgoed waaronder forten en kazematten.

Oeverwallandschap: Oostelijk van de Kornsche Dijk liggen twee andere landschapseenheden behorend bij het rivierenlandschap zoals zich dat aan de andere zijde van Merwede en Afgedamde Maas voortzet, namelijk de oeverwallen of stroomruggen en het komgebied. De oeverwallen liggen in een hoefijzervorm langs de , Afgedamde Maas en lopen via Genderen, Eethen, Meeuwen naar Dussen. Het zijn de hoger gelegen gronden, archeologisch interessant omdat er van oudsher de bebouwing geconcentreerd is. Het is een overwegend kleinschalig landschap. Het uiterwaardenlandschap van Boven Merwede, Afgedamde Maas en Bergse Maas kent een aantal belangrijke natuurgebieden.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 19 Komgebiedlandschap: Tussen de oeverwallen in bevindt zich het lager gelegen komgebied. Het gebied is een agrarisch cultuurlandschap (met name grondgebonden veehouderij, akkerbouw). Er zijn weinig echte natuurgebieden behalve het Pompveld, Uitwijksche Veld en Kornsche Boezem. Het komgebied is laag dynamisch gebied.

3.1.3 De netwerken De wegenstructuur wordt bepaald door twee oost-west georiënteerde provinciale wegen, die in het gebied een regionale ontsluitingsfunctie hebben. Alle kernen zijn daarmee direct goed ontsloten, op Woudrichem na. Dwars op deze structuur doorsnijdt de niet-verstedelijkte A27 het gebied. Hiermee is het gebied perfect verbonden met de stedelijke regio’s aan weerszijde van de grote rivieren. Ten oosten van Werkendam, bij knooppunt De Tol sluiten het regionale en het bovenregionale netwerk op elkaar aan. Congestie leidt hier tot overlast in de omgeving. De waterhuishoudkundige structuur is in het oosten bepaald door een kunstmatige noord-zuid ontwatering. De structuur in het westen is gebaseerd op het natuurlijke patroon van de Biesboschkreken.

3.1.4 De occupatie De occupatie van het oude landschap in het oosten is bepaald door de ordening van de bewoonde oeverwallen en de lage, relatief lege komgebieden. Vanaf Werkendam loopt via Wijk en Aalburg naar Dussen een hoefijzervormige oeverwal door het Land van Heusden en Altena. Op diezelfde hoefijzervormige structuur is ook een kralensnoer van kernen te herkennen, waarvan het deel langs de Boven Merwede het meest intensief verstedelijkt is. Omdat ook het riviertje de Alm een oeverwal heeft opgeworpen is daarnaast een bescheiden oost-west georiënteerd occupatiepatroon in het centrale deel van het Land van Heusden en Altena te herkennen. In het relatief jonge westelijke deel van de regio zijn de kernen gesitueerd aan de dijken die horen bij de jonge zeekleipolders. De landbouw is de voornaamste gebruiksvorm in het landelijk gebied. In relatie tot de ondergrond zijn in het oosten het veeteeltbedrijf en het gemengde bedrijf veel voorkomend. De verkaveling stamt uit de periode van de ruilverkaveling, begin jaren ’60 van de vorige eeuw en kent inmiddels weer zijn beperkingen. In het westen bepaalt de akkerbouw het grondgebruik. Behoudens de Aakvlaai en Golfpark Werthuysen is de toeristische functie van de regio beperkt. Verspreid in het gebied liggen woonkernen die alle een zeer eigen karakter en cultuur hebben. Tot slot zijn er drie concentraties van bedrijven. De bedrijvigheid in Werkendam, het op het snijpunt van de twee provinciale wegen gelegen bedrijventerrein De Rietdijk te Giessen en tenslotte de bedrijvigheid in Veen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 20 4 Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld

4.1 Uitgangspunten

Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld geeft een visie op de ruimtelijke structuur (opbouw en samenhang) van het hele plangebied. Voor het opstellen van het DRS voor de landelijke regio Land van Heusden en Altena is gebruik gemaakt van de lagenbenadering. Het streekplan omarmt de lagenbenadering als methode bij de beoordeling, initiëring en ondersteuning van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Brabant. Met de lagenbenadering streeft de Provincie Noord- Brabant naar een meer duurzame ruimtelijke ordening. De lagenbenadering is een werkwijze om ruimtelijke kwaliteiten te analyseren, keuzen te onderbouwen en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. De lagenbenadering verdeelt de ruimtelijke structuur van een gebied in drie lagen. De onderste laag bestaat uit het water- en bodemsysteem en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Deze laag moet meer sturend en structurerend voor het ruimtegebruik gaan worden. Het grote belang van deze onderste laag hangt samen met de lange reproductietijd, de daarmee samenhangende onvervangbaarheid en de mate van uniciteit van deze waarden en systemen. Ook de tussenlaag met de infrastructuur zal steeds meer sturend moeten gaan worden voor de occupatie. De dynamiek van zowel weg-, spoor- als waterinfrastructuur vormt een niet te ontkennen kracht in de ruimtelijke ordening. De bovenste laag geeft inzicht in de huidige occupatiepatronen van onder andere economische structuren en bestaande verstedelijkingsvormen. Deze occupatielaag speelt een belangrijke rol bij de planning, de locatiekeuze en de vormgeving van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

De lagenbenadering nuanceert de huidige planningspraktijk van de ruimtelijke ordening. In de traditionele planning is vrijwel alleen sprake van het maken van keuzes op basis van de occupatielaag. Met de lagenbenadering is de occupatie meer dan voorheen afgestemd op de onderste twee lagen. Er is dan ook sprake van een nevenschikking van de drie lagen, en geen hiërarchie. De onderste lagen zijn niet langer ondergeschikt aan de occupatielaag. De lagenbenadering schrijft geen afwegingsmechanisme voor. De uiteindelijke afweging tussen de lagen wordt gemaakt door een integrale benadering van de ruimtelijke verschijningsvorm en functie. De samenhang tussen de lagen speelt daarbij de voornaamste rol.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 21

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 22 4.2 De Structuurkaart

De structuurkaart typeert het plangebied op regionale schaal en vormt daarmee de basis voor het DRS. De kaart beschrijft de huidige situatie en vertelt het verhaal van de landschappelijke en stedelijke kwaliteiten van het plangebied. De drie lagen uit de lagenbenadering zijn verwerkt tot één beeld dat een integrale beschrijving op regionale schaal geeft. De kaart geeft nog geen waardering van die kwaliteiten voor verdere stedelijke ontwikkelingen in het gebied, maar kan wel helpen om de ruimtelijke consequenties van ontwikkelingen op regionale schaal inzichtelijk te maken. De hoofdindeling van de kaart is gebaseerd op de geomorfologische indeling, waarin ook water, bodem en reliëf zijn meegenomen. Deze indeling geeft een beeld van de historie van het Brabantse landschap, onvervangbare overgangen en landschappelijke kenmerken. Vervolgens is bepaald welke ontginningsperiode de meest bepalende factor is geweest in de ruimtelijke verschijningsvorm van het landschap. Omdat de ontginningsperiode soms nog niet veel zegt over de belevingswaarde of schaal van het gebied is op de kaart ook aangegeven of de gebieden een open of een besloten karakter hebben. Ook hebben er diverse ontwikkelingen plaatsgevonden die niet direct te maken hebben met de ontginningsperiode maar die wel een dominante invloed hebben op de verschijningsvorm en het functioneren van het landschap, ook deze zijn aangegeven op de kaart. De lijnen en patronen op de structuurkaart zijn aangegeven om de verschijningsvorm van bepaalde landschappelijke of stedelijke structuren op schematische wijze te verduidelijken.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 23 Waardering van de Structuurkaart

Top-down: het landschappelijk raamwerk

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 24 4.3 Top-down: het landschappelijk raamwerk

Op basis van de in hoofdstuk 3 beschreven ruimtelijke samenhang in de regio is de structuurkaart gewaardeerd en is op een regionale schaal gezocht naar de begrenzing van het landschappelijk raamwerk. Het landschappelijk raamwerk is het deel van het buitengebied dat zowel op de korte als de lange termijn ‘groen’ blijft. Hier is verstedelijking ongewenst en ligt de ontwikkeling van andere functies, zoals natuur, landbouw en waterberging meer voor de hand.

Binnen het landschappelijk raamwerk liggen de open zeekleigebieden, de komgronden, de uiterwaarden, de broekbossen en de kreken/delta. In paragraaf 4.5 zal het raamwerk op basis van bottom-up informatie van de kernen en hun omgeving nader begrensd en genuanceerd worden. Uiteindelijk zal in hoofdstuk 4.6 de top-down benadering worden gecombineerd met de bottom- up benadering. Deze combinatie zal uiteindelijk leiden tot het duurzaam ruimtelijke structuurbeeld.

4.4 Bouwstenen vanuit het beleid

In het streekplan van 2002 zijn al een aantal belangrijke waarderingen gemaakt die iets zeggen over de wenselijkheid van eventuele verstedelijking in het gebied in relatie tot bijvoorbeeld natuur, water en cultuurhistorie. Het streekplanbeleid is daarom een belangrijke bouwsteen voor het DRS.

4.4.1 GHS De groene hoofdstructuur uit het Streekplan is van groot belang voor het bepalen van mogelijke uitbreidingslocaties voor het wonen en het werken. Aan de groene hoofdstructuur is een beschermingsregime gekoppeld waaruit voort vloeit dat de ruimte voor uitbreiding van de dorpen en steden alleen gevonden kan worden in de AHS-landbouw. Binnen de in het Streekplan aangewezen regionale natuur- en landschapseenheden en in de natuurparels is verstedelijking helemaal uitgesloten, met uitzondering van de mogelijkheid om tot beperkte afrondingen van stads- en dorpsranden te komen. Voor de overige delen van de GHS geldt het ‘nee, tenzij’- principe. Hier is uitbreiding alleen toelaatbaar als daar zwaarwegend maatschappelijke belangen tegenover staan en er geen alternatieve locaties zijn buiten de GHS en de AHS-landschap. Uiteraard dienen natuurwaarden te worden gecompenseerd.

4.4.2 Water Het water is een belangrijk onderdeel van de onderste laag uit de lagenbenadering. De waterschappen zijn daarom vanaf het begin van het planvormingsproces betrokken bij de opstelling van het uitwerkingsplan. Het provinciale waterbeleid met betrekking tot de ruimtelijk relevante aspecten is opgenomen in het Streekplan. De ontwikkelingen binnen het waterbeleid (Waterbeheer 21e eeuw) kunnen belangrijke gevolgen hebben voor het Land van Heusden en Altena en een grote invloed hebben op de toekomstige structuur van het gebied. Daarbij wordt vooral gedacht aan de problematiek in het kader van Ruimte voor de Rivier en de

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 25 regionale waterberging, maar ook de mogelijke gevolgen van de Integrale Verkenning Deltawateren. In het Streekplan 2002 zijn zoekgebieden voor rivierverruiming en regionale waterberging aangegeven. Voor zover dit al mogelijk is, zijn die gebieden in het Integraal Hydrologisch Streefbeeld (IHS), dat opgesteld is voor alle reconstructie- en revitaliseringsgebieden, nader uitgewerkt. Het IHS is een werkdocument waarin een eerste aanzet is gemaakt tot een nadere concretisering van de gebieden die nodig zijn om aan de eisen van het nieuwe waterbeleid (Waterbeheer 21e eeuw) te kunnen voldoen. Het IHS is nog in ontwikkeling, maar is op dit moment het document met de meest concrete informatie. In het IHS is het voorkeursalternatief van het Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch voor een groene rivier in het Land van Heusden en Altena (de zogenoemde streekvariant uit de ontwerp-SV+) aangegeven.

Ruimte voor de Rivier In het kader van de planstudie Ruimte voor de rivier onderzoekt het Rijk de mogelijkheden voor rivierverruiming op de korte en lange termijn. Het gaat daarbij om duurzame ruimtelijke maatregelen die voor 2015 uitgevoerd moeten worden respectievelijk om een ruimtelijke reservering van gebieden voor de periode daarna. Dit wordt vastgelegd in een Planologische Kern Beslissing: de PKB Ruimte voor de Rivier (deel 1 wordt medio 2004 verwacht). De regio heeft via de Stuurgroep Benedenrivieren een belangrijke adviserende stem in deze procedure. Voor de korte termijn lijken in dit gebied vooral maatregelen in de Kievitswaard en het Steurgat en langs de Bergse Maas kansrijk, terwijl voor de lange termijn verdergaande maatregelen zoals bijvoorbeeld een groene rivier in het Land van Heusden en Altena in beeld komt. Zolang de beleidsontwikkelingen omtrent een groene rivier nog gaande zijn wordt een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de consequenties daarvan. Vooralsnog worden alleen gebieden rond de kern die gevrijwaard moeten blijven van verstedelijking opgenomen in het DRS. Zodra er een definitieve tracékeuze is vastgesteld zal het DRS hierop worden aangepast.

Regionale waterberging Voor waterberging is primair uitgegaan van de zoekgebieden op het Integraal Hydrologisch Streefbeeld. Voor het Land van Heusden en Altena is hiertoe het gebied tussen het Uitwijksche Veld en Uppelsche Molen en de omgeving van Den Duyl aangegeven. Dit zijn beide een laaggelegen gebied met weinig intensieve functies die het meest kansrijk voor waterberging benut kunnen worden. In het gebied tussen het Uitwijksche Veld en Uppelsche Molen liggen bovendien kansen met bijvoorbeeld het herstel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Bekeken zal moeten worden hoe dit gecombineerd kan worden met agrarisch hoofdgebruik van de gronden.

Potentieel natte gebieden In het streekplan zijn daarnaast globaal de potentiële natte gebieden aangegeven. Hier is verstedelijking alleen mogelijk als het elders niet kan en er duidelijke ruimtelijke voordelen aan vast zitten.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 26 Waterafhankelijke natuurwaarden In het geactualiseerde provinciale Waterhuishoudingsplan is voor de ‘GHS- natuur’ beleid geformuleerd ter bescherming van de bestaande waterafhankelijke natuurwaarden. Dit beleid houdt in dat in beginsel geen nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen mogen plaatsvinden in de gehele GHS-natuur én in een zone van 500m rondom de natte natuurparels. Het beschermingsbeleid richt zich dus op het handhaven van de bestaande hydrologische situatie om zo de natuurgebieden voor verdere verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie te behoeden.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 27 4.4.3 Cultuurhistorie Met betrekking tot het aspect cultuurhistorie kent het Land van Heusden en Altena unieke waarden. Vanuit het Rijk en de Provincie is het streven te komen tot behoud en versterking van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Voor deze linie is op landelijk en interprovinciaal niveau een visie opgesteld. Daarnaast kent het gebied nog een aantal andere cultuurhistorisch waardevolle elementen (vestingstad Woudrichem, lintbebouwing aan de dijken). Ook op historisch landschappelijk vlak kent het gebied zeer waardevolle en soms unieke complexen: De Biesbosch, De Bergse Maas en de Struikwaard. Voor de archeologie zijn de oeverwallen concentratiegebieden. Door de toenemende ruimteclaims blijft de druk op deze objecten alleen maar toenemen; dit leidt tot een sterkere noodzaak voor behoud en betere integratie van deze waarden. Het Streekplan stelt ten aanzien van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) dat in het bijzonder rekening moet worden gehouden met historisch- landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarde. In beginsel zijn alleen ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op voortzetting of herstel van de historische functie en die leiden tot behoud of versterking van de cultuurhistorische landschapswaarden (‘nee, tenzij-principe’). Op de cultuurhistorische kaart zijn ook vlakken aangegeven met een redelijk hoge waarde. Bij de opstelling van het uitwerkingsplan moet ook met deze waarden rekening worden gehouden en kunnen zij dienen als inspiratiebron voor de verdere planvorming van deze gebieden (‘ja, mits-principe’). Ook met archeologische waarden (AMK-waarden, IKA-waarden) moet rekening worden gehouden, evenals met de aardkundig waardevolle gebieden.

4.4.4 Recreatie In dit plan worden geen sectorale strategieën in beeld gebracht voor de recreatie. Voor dit thema wordt aangesloten op wat in de planvorming voor de revitalisering wordt ontwikkeld. Dit voorkomt onduidelijkheid en overlappingen in het beleid.

4.5 Bottom-up: het landschappelijk raamwerk

Op basis van een bottom-up analyse en waardering per kern wordt enerzijds het landschappelijk raamwerk van paragraaf 4.3 concreter en nader begrensd, anderzijds worden de strategieën voor het bestaand stedelijk gebied bepaald. Per slot van rekening is het uiteindelijke doel van dit thematische uitwerkingsplan te zoeken naar mogelijkheden voor verstedelijking (gebieden waar transformatie naar wonen en werken afweegbaar is) zowel binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied. Het resultaat van de bottom-up analyse is te zien op de kernbeelden in hoofdstuk 7.

De bouwstenen voor een nadere begrenzing van het landschappelijk raamwerk zijn de in de vorige paragraaf genoemde beleidslijnen van Provincie en waterschap, de regionale ontwerp-structuurvisiePlus en de waardering van de basisstructuurkaart met betrekking tot de landschapsstructuur en de stedelijke structuur uit hoofdstuk 4.3.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 28 Binnen het landschappelijk raamwerk worden geen strategieën aangegeven gezien het thematische karakter van dit deel van het plan. De strategieën voor het buitengebied worden bepaald in het kader van het Gebiedsplan Wijde Biesbosch. Het landschappelijke raamwerk heeft in dit uitwerkingsplan alleen de functie van een soort groene mal ten opzichte van gebieden waar transformatie naar wonen en werken afweegbaar is.

In workshopverband heeft de Provincie samen met de betreffende gemeenten en het waterschap de bouwstenen uitgewerkt in een landschappelijk raamwerk enerzijds en een aantal strategieën voor het bestaand stedelijke gebied anderzijds.

Het landschappelijk raamwerk is opgebouwd uit de volgende componenten:

Hoge natuurwaarden: • Natuurparels, bos en overig natuurgebied: deze gebieden zijn onderdeel van de GHS-natuur. De bos- natuurfunctie van deze gebieden is bepalend voor de ruimtelijk en functionele kwaliteit van deze landschappen. • Landschap met hoge natuurwaarden: deze gebieden vallen binnen de GHS-landbouw en de AHS-landschap. Het zijn meestal in agrarisch gebruik zijnde gebieden met belangrijke (potentiële) natuurwaarden, zoals voor de das of voor struweelvogels. De samenhang van agrarisch grondgebruik en natuurbeheer en ontwikkeling is bepalend voor de kwaliteit van deze landschappen Deze eenheden worden met groene vlakken op de kaart aangeduid.

RNLE-begrenzing: De indicatieve begrenzing van de Regionale Natuur- en LandschapsEenheden (RNLE) worden door middel van groene stippellijnen op de kaart weergegeven.

Hoge cultuurhistorische waarden: Dit zijn de zeer hoge historisch- landschappelijke of stedenbouwkundige lijnen en de zeer hoge historisch- stedenbouwkundige structuren uit de Cultuurhistorische Waardenkaart.

Waardevolle gebieden (op basis van structuurkaart en ontwerp- StructuurvisiePlus): Kernranden en gebieden aansluitend aan het bestaande stedelijke gebied, die uitgesloten moeten worden van verstedelijking conform de aangegeven waarde in de ontwerp-SV+. Deze waarde kan uit meerdere elementen bestaan die op lokaal niveau van belang worden geacht: • Waardevol agrarisch landschap: dit zijn agrarische landschappen met hoge landschappelijke of cultuurhistorische waarden of landschappen die waardevol zijn als groene buffers tussen kernen. • Waardevol open landschap: dit zijn veelal agrarische landschappen die vanwege hun openheid waardevol zijn. • Waardevolle landschapsovergang: dit zijn gebieden die niet vanwege één van de hiervoor genoemde kwaliteiten opgenomen worden in het landschappelijk raamwerk, maar omdat er sprake is van een waardevolle gradiënt in het landschap, bijvoorbeeld van een kreek naar open landschap.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 29 Hydrologische waarden: Deze waarden houden verband met de hydrologische situatie. De basis wordt gevormd door de plankaart Potentiële Natte Gebieden uit het Streekplan 2002 en het Integraal Hydrologisch Streefbeeld conform de RLG atlas van de provincie Noord Brabant.

Op basis van de beleidscategorie 'potentieel nat gebied' zijn er belemmeringen voor verstedelijking. Deze gebieden zijn op de illustratieve kernenkaartjes in hoofdstuk 7 blauw omlijnd. In het Streekplan 2002 is opgenomen dat de potentieel natte gebieden van nature minder geschikt zijn voor verstedelijking. Het bouwen binnen deze gebieden wordt als minder duurzaam beschouwd. Wanneer de locaties nader uitgewerkt worden voor verstedelijking zal in het kader van de bestemmingsplanprocedure de watertoets inzicht moeten geven in eventuele ongewenste waterhuishoudkundige effecten. Op basis van de watertoets zullen nadere eisen worden gesteld en ongewenste effecten zullen zoveel mogelijk moeten worden voorkomen en zo nodig worden gemitigeerd of gecompenseerd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Streekplan Noord-Brabant 2002, p. 54 e.v.

Vanuit het IHS is de ruimte voor beek- en kreekherstel opgenomen. Hier liggen natuur- en landschapswaarden die gekoppeld zijn aan het beekdalsysteem. Deze gebieden zijn met groene vlakken op de kaart aangeduid. Beken, kreken en rivieren zijn met blauwe lijnen op de kaart aangegeven. De overstromingsgebieden met een frequentie van 1 maal per 20 jaar vallen binnen de potentieel natte gebieden.

Groene Rivier: Zolang de beleidsontwikkelingen omtrent een groene rivier nog gaande zijn wordt een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de consequenties daarvan. Vooralsnog worden alleen gebieden rond de kern die gevrijwaard moeten blijven van verstedelijking opgenomen in het DRS middels een gestreepte blauwe lijn. Zodra er een definitieve tracékeuze is vastgesteld zal het DRS hierop worden aangepast.

Beschermingszone waterwingebieden: De grenzen van de waterwingebieden zijn in gestippeld blauw aangegeven. Verstedelijking binnen de waterwingebieden is alleen mogelijk onder voorwaarden (zie Streekplan 2002, p. 58 en verder).

Op de kaartbeelden per kern (hoofdstuk 7) zijn de bovengenoemde legenda- eenheden weergegeven. Op de regionale DRS-kaart zijn de legenda-eenheden ‘hoge natuurwaarden’ en ‘waardevolle gebieden’ samengevoegd tot één legenda- eenheid ‘het landschappelijk raamwerk’.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 30

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 31 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 32 4.6 Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld

4.6.1 Algemeen Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Het stuurt alleen de stedelijke ontwikkelingen binnen het bestaand stedelijke gebied en daarbuiten de ontwikkelingen met betrekking tot het wonen, het werken en de stedelijke voorzieningen, inclusief de sportvoorzieningen. In hoofdstuk 6 is de beleidsmatige betekenis van de legenda en de kaart van het DRS beschreven. In hoofdstuk 7 is bij de afzonderlijke kernenkaartjes het DRS per kern beschreven inclusief het eventuele programma voor wonen en werken.

De kaartbeelden van het Duurzame Ruimtelijke Structuurbeeld zijn gebaseerd op de geactualiseerde topografische kaart. Voor elk uitwerkingsplan is gekozen voor een kaart van het DRS op schaal 1:50.000. Deze sluit aan op het regionale schaalniveau en voldoet aan de eisen als gesteld in de Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro). In het algemeen geldt voor de aanduidingen op de kaartbeelden dat ze indicatief en globaal van karakter zijn.

4.6.2 Combinatie van top-down en bottom-up Op het kaartbeeld hiernaast is het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) van de landelijke regio Land van Heusden en Altena weergegeven. Dit DRS is totstandgekomen na confrontatie van een top-down en een bottom-up benaderingswijze. Bij de top-down benadering is middels een waardering van de structuurkaart de regio heel grof in een drietal landschappelijke eenheden verdeeld: open zeekleigebied, oeverwallen en komgronden. Twee daarvan, te weten het open zeekleigebied en de komgronden behoren tot het landschappelijk raamwerk. Vervolgens is middels een bottom-up benadering dit grove regionale landschappelijke raamwerk genuanceerd aan de hand van lokale informatie van de kernen en hun directe omgeving.

Al met al is in het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld op basis van zowel lokale als regionale analyse en waardering van het totaalbeeld van de regio een gemotiveerde keuze gemaakt tussen gebieden die binnen het landschappelijk raamwerk zijn gelegen en gebieden die daarbuiten zijn gelegen.

Voor het opstellen van het DRS van deze regio zijn een viertal ruimtelijke hoofdprincipes sturend geweest voor de integrale afweging tussen de verschillende waarden en ruimtelijke structuren die in het gebied aanwezig zijn. Het betreft de volgende principes:

De rust, kleinschaligheid en de openheid zijn ‘het goud’ van het gebied Het vormt daarmee een waardevol contrast met de verstedelijkte gebieden aan de overzijde van de grote rivieren. Doelstelling is het duurzaam behouden en versterken van deze waarden. Dat impliceert dat zuinig omgegaan zal moeten worden met nieuw ruimtebeslag voor stedelijke functies. Gebieden en elementen met landschappelijke, archeologische, cultuurhistorische en ecologische waarden verdienen bescherming. Het imago van openheid, natuur en cultuurhistorie is sturend ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 33 Dit betekent dat de contrasten tussen hoog en laag, open en besloten en tussen nat en droog in hoofdlijnen bepalend zijn voor nieuwe ontwikkelingen zoals verstedelijking. De relatief open landschappen zoals de open zeekleipolders en de rivierkomgronden zullen in principe open moeten blijven. De meer besloten landschappen zoals de oeverwallen, waar bovendien van oudsher ook de meeste verstedelijking is gevestigd, zijn afweegbaar voor verstedelijking.

Versterken en behouden essentiële open ruimten tussen kernen De oeverwallen, en dan met name de noordelijke oeverwal, zijn de zones waar de verstedelijking in meer of mindere mate geconcentreerd moet worden. Volgens het DRS is er in vrijwel alle kernen ruimte afweegbaar voor het bouwen van nieuwe woningen. Tussen de verschillende kernen op de oeverwal dienen de bestaande landschappelijke geledingen echter te blijven bestaan! Een belangrijk kenmerk van deze regio is namelijk het groene karakter en de verspreide ligging van de kernen in het buitengebied. De kernen worden van elkaar gescheiden door essentiële groene ruimen. Dit is een belangrijke kwaliteit van het plangebied en uitgangspunt voor verdere ontwikkeling.

Optimaliseren van het bestaand stedelijk gebied Bij toekomstige stedelijke ontwikkelingen ligt de nadruk op inbreiden, herstructureren, intensiveren en meervoudig ruimtegebruik. Het is daarbij van groot belang om de groene dragers van het bestaand stedelijk gebied te benoemen en te respecteren. Stedelijke ontwikkelingen in het bestaand stedelijk gebied zullen qua aard en schaal inpasbaar moeten zijn in de specifieke dorpse omgeving.

Selectief benutten van economisch-infrastructurele potenties Werken een regionale zaak! Bij het aanbieden van nieuwe ruimte voor bedrijven staat bundeling van de bedrijventerreinen voorop. De motieven hiervoor zijn gelegen in het gewenste compacte en efficiënte ruimtegebruik, de beperking van verkeersstromen en de beperking van de invloed op het open landschap. Dus wordt aansluiting gezocht bij bestaande verstedelijkte gebieden en bij huidige grotere bedrijfslocaties. In deze regionale aanpak komt het zwaartepunt bij Werkendam te liggen.

Voorts is het belangrijk corridorvorming langs wegen door landelijke gebied tegen te gaan. Het open middengebied tussen Werkendam en Hank, gelegen langs de A27 is hier een goed voorbeeld van.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 34 5Programma

5.1 Inleiding

In paragraaf 2.3 staat al globaal beschreven hoe het programma is opgebouwd. De programma’s voor wonen en werken zijn gebaseerd op de uitgebreidere rapportages welke door de stuurgroep zijn vastgesteld. In dit hoofdstuk is de regionale planningsopgave voor wonen en werken uitgewerkt tot 2015 met een doorkijk naar 2020. In beeld is gebracht welke capaciteit voor woningbouw en de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen al beschikbaar is in vigerende en in voorbereiding zijnde plannen. In lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is bij het vinden naar nieuwe ruimtelijke mogelijkheden voor woon- en werklocaties het accent gelegd op inbreidings- en herstructureringslocaties in het bestaand stedelijke gebied. Vervolgens wordt aangegeven welke capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is onderzocht met welke kwalitatieve aspecten hierbij rekening moet worden gehouden.

5.2 Planningsmethodiek en monitoring

De planningsmethodiek is er op gericht er voor te zorgen dat: er voor de komende 3 tot 5 jaar voldoende woningbouwlocaties en uitgeefbaar bedrijventerrein in bestaande plannen zijn vastgelegd en dat het aanbod ervan gedifferentieerd is en aansluit op de kwalitatieve behoefte; er voor de komende 10 jaar bestemmingsplannen worden opgesteld voor woningbouwlocaties en bedrijventerreinen met een eerste zicht op hun kwalitatieve invulling; er voor de periode daarna zoekgebieden worden aangegeven waar transformatie in de vorm van nieuw te ontwikkelen woningbouwlocaties en bedrijventerreinen afweegbaar is.

Aan deze planningsmethodiek is een cyclus van monitoring en beleidsevaluatie gekoppeld. Monitoring maakt het mogelijk tijdig ontwikkelingen te signaleren en flexibel om te gaan met de planningscapaciteit, zodat er tijdig nieuwe bestemmingsplannen worden opgestart en tevens overcapaciteit wordt voorkomen.

De feitelijke ontwikkelingen in de tijd worden gevolgd. Door de bevolkings- en woningbehoeftenprognose en het hiermee samenhangende beleid regelmatig (ca. tweejaarlijks) te actualiseren kan op adequate wijze – bijv. via fasering, prioriteitsstelling of temporisering – worden ingespeeld op marges en onzekerheden, die inherent zijn aan toekomstige demografische, economische en woningbehoeftenontwikkelingen.

Fasering van bestemmingsplannen vinden wij alleen noodzakelijk als het (grotere) uitbreidingsplannen voor woningbouw en bedrijventerreinontwikkeling in de landelijke regio’s betreft. Wij vinden het belangrijk te voorkomen dat er een situatie ontstaat waarin er in de landelijke regio’s zoveel plancapaciteit wordt vastgelegd in uitbreidingsplannen, dat de eventuele mogelijkheden voor verbetering en inbreiding in het bestaand stedelijk gebied die in de loop van de

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 35 planperiode bekend worden, niet gerealiseerd kunnen worden omdat alle plancapaciteit al vastligt. De fasering moet tevens mogelijk maken dat de realisatie van de uitbreidingsplannen desgewenst versneld kan worden als blijkt dat de realisatie van inbreidingsplannen achterlijft bij de verwachting.

Indien op basis van monitoring blijkt dat (bijvoorbeeld als gevolg van planuitval of resultaten uit nieuwe behoefteramingen) aanvullende locaties nodig zijn, kan de planning periodiek worden bijgesteld. Hiertoe worden de op de plankaart aangeduide zoekgebieden voor de langere termijn in de tijd naar voren gehaald. Er is op die manier sprake van voortschrijdende planning op basis van voortschrijdend inzicht. De afspraken over monitoring zijn opgenomen in hoofdstuk 8.

5.3 Planning wonen

5.3.1 Kwantitatieve planningsopgave Het Streekplan gaat in op de verdeling van het programma voor woningbouw. In de landelijke regio’s geldt als uitgangspunt ‘bouwen voor migratiesaldo-nul’. Dit houdt in dat wordt gebouwd voor de natuurlijke bevolkingsgroei, ofwel de groei die optreedt als het saldo van alle verhuisbewegingen op nul wordt gesteld. Daarnaast moet op lokale én regionale schaal vormgegeven worden aan het principe ‘zuinig ruimtegebruik’.

Het Bestuursakkoord 2003-2007 van de Provincie (mei 2003) heeft ondertussen geleid tot enkele wijzigingen in het provinciale beleid. Deze wijzigingen hebben met name betrekking op de regionale afweging. Meer concreet komt het erop neer dat het streekplan uitgaat van bouwen voor ‘ten hoogste’ de eigen bevolkingsgroei, terwijl het nieuwe Bestuursakkoord spreekt over ‘ten minste’ zoveel woningen als nodig is voor de eigen bevolkingsgroei. Dat betekent, dat iedere gemeente in een landelijke regio voor 100% bouwmogelijkheden moet krijgen om de huizen te bouwen die zij nodig heeft. Het migratiesaldo blijft in principe nul, maar een regionale afweging komt daar niet meer bij kijken. Bij de uitwerking van dit beleid is er daarenboven zorg voor de positie van ouderen en starters op de woningmarkt in de kleine kernen van het landelijk gebied, met name voor degenen met een laag inkomen. De gemeenten worden gestimuleerd om voor deze groepen maatwerk te leveren.

Het principe van zuinig ruimtegebruik uit het Streekplan blijft overeind; inbreiden en herstructureren blijven de voorkeur hebben boven uitbreiden. Echter, ook hier vervalt met ingang van het nieuwe Bestuursakkoord de regionale insteek. Uitbreiden is pas aan de orde als is aangetoond dat er geen reële mogelijkheden zijn binnen bestaand bebouwd gebied, ook niet in andere kernen binnen de betreffende landelijke gemeente. Tevens wordt nagegaan waar, gelet op de specifieke ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken van de betreffende landelijke gemeente, nog verantwoorde uitbreidingsmogelijkheden liggen. Hierbij dient de ontwerp-StructuurvisiePlus van het Land van Heusden en Altena als belangrijke bouwsteen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 36 Gedeputeerde Staten stellen periodiek een bevolkings- en woningbehoefteprognose vast, op grond waarvan zij per stedelijke en landelijke regio het aantal te bouwen woningen bepalen. Het ruimtebudget voor wonen is afgeleid uit de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose van oktober 20021. Deze prognose geeft een actueel beeld van (toekomstige) bevolkingsontwikkelingen, van veranderingen in de bevolkingssamenstelling en van de hiermee samenhangende woningbehoefte. Op basis hiervan wordt per stedelijke en landelijke regio een indicatie gegeven van het aantal woningen dat netto aan de woningvoorraad moet worden toegevoegd (dus exclusief sloop en vervangende nieuwbouw) om in de woningbehoefte te kunnen voorzien. De huidige woningvoorrraad in het Land van Heusden en Altena (per 1-1-2002) betreft 18.995 woningen. Uit de prognose blijkt dat de woningvoorraad in de periode 2002 tot 2020 met ca. 3.500 woningen zal toenemen. Dit is een groei van bijna 19%. De grootste groei vindt plaats in de periode tot 2015, een toename met ca. 2.800 woningen. Onderstaande tabel geeft de prognosecijfers per gemeente en voor de regio als totaal weer.

Tabel 5.1 Geprognosticeerde toename van de woningvoorraad 2002-2020

Woningvoorraad op 1 januari 2002 2005 2010 2015 2020 Regio totaal 18.995 19.725 20.815 21.760 22.545 Aalburg 4.110 4.230 4.430 4.675 4.895 Werkendam 9.590 10.000 10.595 11.075 11.450 Woudrichem 5.295 5.495 5.790 6.010 6.200 Toename per periode Totaal Totaal 2002- 2005- 2010- 2002- 2015- 2002- 2004 2009 2014 2015 2019 2020 Regio totaal 730 1.090 945 2.765 785 3.550 Aalburg 120 200 245 565 220 785 Werkendam 410 595 480 1.485 375 1.860 Woudrichem 200 295 220 715 190 905 Bron: Provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (Actualisering 2002)

Naast dat er gebouwd moet worden voor de toename van de woningvoorraad zal er uiteraard ook een bouwinspanning gepleegd moeten worden op het terrein van vervangende nieuwbouw en aanpassingen in bestaande woongebieden.

Bij de berekende toename van de woningvoorraad zijn niet inbegrepen de extra (ruimte)claims vanuit de regeling ‘ruimte-voor-ruimte’ en de pilot ‘bouwen voor specifieke groepen’. Tevens zijn niet meegenomen bijzondere woonvormen in combinatie met zorg welke niet worden toegerekend tot de reguliere woningvoorraad.

1 In het Streekplan 2002 staat het aantal te bouwen woningen vermeld voor de periode 2000-2020. Dit cijfer is gebaseerd op de prognose van oktober 2000. In het uitwerkingsplan wordt uitgegaan van de meest actuele cijfers voortvloeiend uit de prognose van 2002. Zodoende betreft het de periode 2002-2020.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 37 Ruimte voor ruimte De regeling ‘ruimte-voor-ruimte’ heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. De regeling komt erop neer, dat de provincie van het Rijk de mogelijkheid krijgt extra woningen te realiseren en met de opbrengst hiervan de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen – en met name gebouwen die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij – te betalen. Voor Noord-Brabant gaat het hierbij om de bouw van (ten hoogste) 3.000 woningen. Deze woningen kunnen gerealiseerd worden bovenop de indicaties van het gemeentelijke woningbouwprogramma. In de landelijke regio het Land van Heusden en Altena is tot nu toe een ruimte-voor-ruimte locatie aangewezen; het betreft de locatie Berenhoeksestraat aan de westzijde van Wijk en Aalburg (24 woningen).

Pilot ‘bouwen voor specifieke groepen’ Deze pilot is op initiatief van Provinciale Staten ontstaan om mee te werken aan een oplossing voor de huisvestingsproblematiek van starters en ouderen met een laag inkomen in kleine kernen. In het kader van deze pilot zijn 600 extra woningen beschikbaar gesteld door de provincie. Gemeenten dienen uit haar eigen woningbouwaantallen daar 600 woningen naast te zetten. Door 35 gemeenten is een aanvraag ingediend in het kader van deze pilot. Na beoordeling van alle gemeentelijke aanvragen zijn ongeveer 900 woningen goedgekeurd welke op korte termijn voor de doelgroep zullen worden gerealiseerd. Alle drie gemeenten in het Land van Heusden en Altena nemen deel aan de pilot; in totaal komen in deze regio zo meer dan 150 woningen beschikbaar voor de doelgroep.

Wonen en zorg Met de vergrijzing zal ook de behoefte aan diverse woonvormen in combinatie met zorg toenemen. De vergrijzing en de hiermee samenhangende woningbehoefte is een onlosmakelijk onderdeel van de provinciale woningbehoefteberekening en is daarmee ook in de woningbouwprogramma’s verwerkt. Extra woningbouwmogelijkheden worden wel geboden bij uitplaatsing van mensen uit een zorginstelling op de reguliere woningmarkt (extramuralisering). Aangezien de instellings- en tehuisbevolking buiten de woningbehoefteberekening is gelaten, is er bij een (structurele) afbouw van het aantal plaatsen in dergelijke instellingen sprake van extra woningbehoefte. Daarnaast heeft deconcentratie van bestaande instellingen, waarbij bewoners niet meer in de centrale instelling maar in kleinere eenheden in woonwijken wonen (bijvoorbeeld in woonzorgprojecten), geen invloed op het aantal woningen dat in een gemeente gebouwd mag worden. Dit geldt evenmin voor initiatieven die gericht zijn op zorgbehoevenden, die vanuit een thuissituatie in dergelijke eenheden worden opgevangen. Kernpunt hierbij is dat het gaat om (kleinschalige) vormen van groepswonen, die structureel bestemd zijn voor mensen die intensieve zorg nodig hebben. Het betreft hier geen woningen die tot de reguliere woningvoorraad worden gerekend maar welke worden aangeduid als ‘wooneenheden’ en ‘bijzondere woongebouwen’ (CBS definities2).

2 ‘Wooneenheid’: een deel van een voor bewoning bedoeld gebouw geschikt voor particuliere bewoning, voorzien van eigen toegangsdeur (vanaf openbare weg of gemeenschappelijke ruimte), voorzien van verblijfsruimte; woonkamer, slaapkamer(s), ontbreken van eigen toilet en/of eigen keukeninrichting voor bereiding complete maaltijden; beschikbaar als gemeenschappelijke voorzieningen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 38

Als uitgangspunt bij de verdeling van het woningbouwbudget gelden de uitwerkingsregels als genoemd in het Streekplan 2002. Eén van de centrale uitgangspunten is dat de ontwikkeling van inbreidings- en herstructureringslocaties prioriteit heeft. Streefwaarde is om ca. 50% van de regionale kwantitatieve planningsopgave binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren.

5.3.2 Programma woningbouw Om te komen tot een programma wonen is allereerst nagegaan hoeveel (nog niet gebouwde) woningen, zogenaamde restcapaciteiten vastliggen in ontwerp- en vastgestelde bestemmingsplannen. Het gaat om ca. 900 woningen.

Omdat inbreiden en herstructureren prioriteit heeft, heeft de regio Land van Heusden en Altena de mogelijkheden hiertoe geïnventariseerd. Hierbij zijn ook mogelijkheden meegenomen die functieverandering van bestaande gebouwen, bijvoorbeeld scholen, bieden. Op basis van de inventarisaties is geconcludeerd dat voor het Land van Heusden en Altena als geheel het totaal aantal woningen op zachte binnenstedelijke locaties bijna 1.000 woningen bedraagt tot 2015 (en ca. 1.300 woningen tot 2020). Bij de opstelling van het programma is vervolgens er van uitgegaan dat in elke gemeente alle restcapaciteiten in de aangegeven periode worden gerealiseerd. Ook de op dit moment bekende binnenstedelijk zachte capaciteiten tot 2015 worden in beginsel opgenomen in het programma. Dit betekent dat er tot 2015 een planningsopgave voor uitbreidingslocaties resteert van ruim 900 woningen (tot 2020 komen hier nog eens ruim 400 woningen bij). Voorts is geïnventariseerd welke mogelijkheden de zoekruimten voor verstedelijking uit de ontwerp-StructuurvisiePlus bieden voor woningbouw. Hiermee is tevens de planningsopgave ‘aan de buitenkant’ bepaald.

Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een drietal gemeentelijke programma’s voor woningbouw voor de periode 2002-2015. Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bouwmogelijkheden voor de regio als totaal en per gemeente waarbij onderscheid wordt gemaakt naar harde en zachte3 binnenstedelijke capaciteit. Benadrukt dient te worden dat onderstaande cijfers (gedeeltelijk) indicatieve cijfers zijn. Het programma zal dan ook regelmatig worden geactualiseerd via het regionaal planningsoverleg voor wonen (zie hoofdstuk 8). In hoofdstuk 7 wordt aangegeven welke (grotere) locaties per gemeente ingezet worden om aan de planningsopgave tot 2015 te voldoen. Tevens wordt aangeduid welke locaties vanuit ruimtelijk-landschappelijk oogpunt geschikt zouden kunnen zijn voor de periode na 2015. Voor een uitgebreid overzicht van alle locaties per gemeente wordt verwezen naar de bijlagen.

‘Bijzonder woongebouw’: een gebouwencomplex, gebouw of deel van een gebouw geschikt voor bewoning door rechtspersoon (d.w.z. één adres), in gebruik t.b.v. huisvesting én bedrijfsmatige verzorging van personen. 3 Harde capaciteiten zijn de zogenaamde restcapaciteiten in ontwerp- en vastgestelde bestemmingsplannen. Wat betreft ontwerp-bestemmingsplannen betreft het plannen minimaal ter toetsing voorgelegd aan de PPC en/of Dienst REW van de provincie. Zachte capaciteiten zijn alle overige capaciteiten.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 39 Tabel 5.2 Overzicht programma wonen landelijke regio Land van Heusden en Altena voor de periode 2002-2015 en doorkijk 2015-2020

Totale Totale toename toename Planologisch Binnenstedelijk Uitbreiding volgens volgens hard zacht zacht planning prognose 2002- 2004 586 78 0 664 730 2005- 2009 285 444 667 1396 1090 2010- 2014 10 459 405 874 945 totaal 2002- 2015 881 981 1072 2934 2765 2015- 2019 0 345 625 970 785

Uit de tabel blijkt dat in de landelijke regio Land van Heusden en Altena tot 2015 in totaal bijna 3.000 woningen zijn gepland. Eenderde hiervan zijn gelegen in planologisch ‘harde’ plannen (de desbetreffende kolom in de tabel heeft overigens betrekking op zowel binnenstedelijke als uitleglocaties). Voorts wordt 53% van de woningbouwopgave binnenstedelijk gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan het streven om ca. 50% van het regionale woningbouwprogramma binnenstedelijk te realiseren. Uit de tabel blijkt verder dat voor de periode na 2015 in potentie voldoende zoeklocaties beschikbaar zijn om te kunnen bouwen voor de behoefte.

Bij de vergelijking met de prognosecijfers valt op dat het totale planningscijfer iets hoger uitvalt dan het prognosecijfer. Dit wordt mede veroorzaakt door extra woningen die regionaal zijn toegewezen in het kader van de pilot ‘bouwen voor specifieke doelgroepen’ (78 woningen) en in het kader van de ruimte-voor-ruimte regeling (24 woningen). Wanneer we deze woningen buiten beschouwing laten, ligt het planningscijfer slechts ca. 70 woningen boven het prognosecijfer. Deze lichte overschrijding wordt aanvaardbaar geacht. Ook valt uit de tabel af te lezen dat het planningscijfer van de periode 2005-2010 iets hoger uitvalt dan het prognosecijfer terwijl het in de perioden daarvoor en daarna juist lager uitvalt. Dit ‘schuiven’ in de tijd wordt eveneens redelijk geacht.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 40 Tabel 5.3 Overzicht programma wonen gemeente Aalburg voor de periode 2002-2015 en doorkijk 2015-2020

Totale Totale toename toename Planologisch Binnenstedelijk Uitbreiding volgens volgens hard zacht zacht planning prognose

2002-2004 107 58 0 165 120

2005-2009 114 102 82 298 200

2010-2014 10 98 80 188 245

totaal 2002-2015 231 258 162 651 565

2015-2019 0 305 0 305 220

In de gemeente Aalburg zijn in de periode 2002-2015 ca. 650 woningen gepland. Hiervan worden 24 woningen gebouwd in het kader van de ruimte- voor-ruimte regeling. Tevens heeft de provincie 37 woningen extra beschikbaar gesteld om te bouwen voor specifieke doelgroepen (starters/jongeren en ouderen). Hierdoor komt het planningscijfer tot 2015 hoger uit dan het prognosecijfer. Wanneer de genoemde extra woningen buiten beschouwing worden genomen, bedraagt de overschrijding slechts 25 woningen. Daarnaast heeft de gemeente in de periode tot 2010 iets meer woningen gepland dan het prognosecijfer aangeeft, in de periode na 2010 daarentegen iets minder. De gemeente Aalburg realiseert een groot aandeel van haar programma binnenstedelijk, via inbreiding en herstructurering met name in de kernen Wijk en Aalburg en Veen. Het aandeel binnenstedelijk is 63% en ligt dus ruim boven het streven om de helft van de opgave binnenstedelijk te realiseren. Het aandeel ‘harde’ plannen is ongeveer eenderde. Voor de periode na 2015 zijn voldoende zoeklocaties bekend om te kunnen bouwen voor eigen behoefte.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 41 Tabel 5.4 Overzicht programma wonen gemeente Werkendam voor de periode 2002-2015 en doorkijk 2015-2020

Totale Totale toename toename Planologisch Binnenstedelijk Uitbreiding volgens volgens hard zacht zacht planning prognose

2002-2004 401 10 0 411 410

2005-2009 103 252 310 665 595

2010-2014 0 266 210 476 480

totaal 2002-2015 504 528 520 1552 1485

2015-2019 0 0 475 490 375

Volgens planning zal de gemeente Werkendam in de periode 2002-2015 ca. 1.550 woningen bouwen, inclusief 8 woningen die extra zijn toegekend in het kader van de pilot ‘bouwen voor specifieke doelgroepen’. Wanneer deze extra woningen buiten beschouwing worden gelaten, is het planningscijfer ruim 50 woningen hoger dan het prognosecijfer. De gemeente heeft met name in de periode 2005-2010 iets meer woningen gepland dan het prognosecijfer aangeeft. Het aandeel binnenstedelijk bedraagt 56%. Eenderde van de capaciteit is gelegen in planologisch harde plannen. Ook voor de gemeente Werkendam geldt dat voor de periode na 2015 voldoende (uitleg)locaties bekend zijn om te bouwen voor de natuurlijke bevolkingsgroei.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 42 Tabel 5.5 Overzicht programma wonen gemeente Woudrichem voor de periode 2002-2015 en doorkijk 2015-2020

Totale Totale toename toename Planologisch Binnenstedelijk Uitbreiding volgens volgens hard zacht zacht planning prognose

2002-2004 78 10 0 88 200

2005-2009 68 90 275 433 295

2010-2014 0 95 115 210 220

totaal 2002-2015 146 195 390 731 715

2015-2019 0 40 150 190 190

Uit de tabel blijkt dat de gemeente Woudrichem in de periode 2002-2015 ca. 730 woningen heeft gepland. Tot 2005 is het planningscijfer beduidend lager dan het prognosecijfer. Dit wordt veroorzaakt doordat de gemeente op dit moment onvoldoende harde plannen heeft. Om deze achterstand weg te werken zijn in de periode daarna beduidend meer woningen gepland. Het totale planningscijfer valt iets hoger uit dan het prognosecijfer voor die periode, mede doordat in de planning 33 extra woningen zijn opgenomen die zijn toegekend in het kader van de pilot ‘bouwen voor specifieke doelgroepen’. 35 woningen zijn niet direct gekoppeld aan concrete locaties, maar opgenomen als strategische reserve voor mogelijke herstructurerings- of inbreidingslocaties die nu nog niet bekend zijn. Het aandeel ‘harde’ plannen in de gemeente Woudrichem is op dit moment nog gering, slechts ca. 20%. Ook het aandeel binnenstedelijk tot 2015 is laag; slechts 36%. Het streven om 50% binnenstedelijk te realiseren, wordt dan ook in deze gemeente niet gehaald. Na een zorgvuldige verkenning van de ruimtelijke mogelijkheden is geconcludeerd dat in de diverse kernen van de gemeente Woudrichem minder kansen liggen voor herstructurering en inbreiding dan bijvoorbeeld in kernen zoals Wijk en Aalburg en Veen. Wanneer in de toekomst nieuwe binnenstedelijke locaties worden gevonden, dient te worden bezien in hoeverre het programma kan worden aangepast ten gunste van deze locaties. Ook dit is onderdeel van monitoring en evaluatie in het kader van het regionale planningsoverleg voor wonen (zie hoofdstuk 8).

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 43 5.3.3 Kwalitatieve planningsopgave De belangrijkste opgave op de woningmarkt is te zorgen voor een zo goed mogelijke afstemming tussen vraag en aanbod. In kwantitatieve zin én kwalitatieve zin. Om zicht te krijgen op de ontwikkeling van de kwalitatieve behoefte in het Land van Heusden en Altena is uitgegaan van een aantal (onderzoeks)bronnen. Ten eerste heeft de provincie Noord-Brabant een regionale analyse verricht op basis van gegevens die door ABF Research zijn verzameld in het kader van een kwalitatief woningmarktonderzoek naar de gehele Brabantse woningmarkt (2002). Ten tweede is gebruik gemaakt van de door adviesbureau Companen in 2001 opgestelde gemeentelijke volkshuisvestingsnota’s. Voorts heeft de regio onlangs gezamenlijk de subregionale visie ‘Koppeling wonen, zorg en welzijn in het Land van Heusden en Altena’ opgesteld. Tenslotte heeft de regio een aantal kwalitatieve uitgangspunten voor wonen geformuleerd in haar ontwerp-StructuurvisiePlus.

Het Regiobureau heeft begin 2004 aan het bureau Gerrichhauzen en Partners de opdracht gegeven voor het opstellen van een ‘regionale ontwikkelingsstrategie wonen’. Deze geeft kwantitatieve en kwalitatieve inzichten in de (toekomstige) ontwikkelingen op de regionale woningmarkt en onderzoekt mogelijke samenwerkingsthema’s op (sub)regionaal niveau. Het Land van Heusden en Altena is één van de subregio’s van de regio Breda. Indien de resultaten van de op te stellen ontwikkelingsstrategie daartoe aanleiding geven, kunnen de gemeentelijke woningbouwprogramma’s worden aangepast. Dit zal onderwerp van gesprek zijn van het regionaal planningsoverleg.

Ruimtelijk-kwalitatieve principes Het Land van Heusden en Altena is een bijzonder gebied om in te wonen, niet alleen vanwege de geïsoleerde ligging tussen de grote rivieren de Maas en de Merwede. Elke kern heeft een geheel eigen karakter en autonome positie, en er is nog sprake van hechte sociale structuren. De ruimtelijke kwaliteit van de kernen wordt gewaarborgd door de dorpsontwikkeling af te stemmen op de kenmerkende stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit. Het benutten van ‘lege’ plekken binnen het bestaand stedelijk gebied (inbreiding) staat voorop. Daarnaast kan binnen de kernen ruimte worden gevonden door herstructurering of functieverandering. Bij eventuele uitbreiding van kernen wordt in principe de landschappelijke onderlegger gevolgd en worden bestaande of nieuwe aanknopingspunten benut om hoogwaardige woonmilieus te realiseren en de positie van de kern in het landschap te versterken. Zo hebben locaties voorrang die lelijke randen of rommelzones verbeteren en hierdoor een betere (stedenbouwkundige) afronding van de kern betekenen. Hetzelfde geldt voor locaties met een gunstige ligging ten opzichte van het wegennet en/of met een goede (bestaande of toekomstige) ontsluiting per openbaar vervoer.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 44 De woningvoorraad in 2001 Van de totale woningvoorraad in Noord-Brabant staat 2% in de regio Land van Heusden en Altena. Dit zijn bijna 19.000 woningen in 2001. De woningvoorraad in de regio Land van Heusden en Altena bestaat voor iets meer dan een derde uit huurwoningen en voor bijna tweederde uit koopwoningen. Van alle woningen is 97% een eengezinswoning, bij de huurwoningen is dit 94%. In totaal valt 49% van de woningen in het goedkope segment, 26% in het middensegment en 25% in het dure segment.

Bij de verdeling van de woningvoorraad naar eigendom en type zijn er geen grote verschillen tussen de gemeenten te zien. Alle gemeenten hebben een zeer klein aandeel meergezinswoningen. Aalburg heeft het kleinste aandeel huurwoningen. Bij de verdeling naar segmenten zijn er ook weinig verschillen tussen de gemeenten. In de gemeente Aalburg is het aandeel dure huur- en koopwoningen naar verhouding het grootst. Werkendam heeft relatief veel middeldure huurwoningen, terwijl Woudrichem relatief veel goedkope huurwoningen heeft.

De groei van het aantal huishoudens In 2001 zijn er ruim 18.800 huishoudens in de regio Land van Heusden en Altena. Tot 2010 komen daar bijna 2.000 huishoudens bij en tussen 2010 en 2020 zal het aantal met nog eens bijna 1.800 toenemen. De groei van het aantal huishoudens zit voornamelijk bij de alleenstaanden en de oudere paren zonder kinderen.

Tot 2010 neemt het aantal jonge huishoudens toe met ruim 300, het aantal middelbare huishoudens met ruim 1000 en het aantal oudere huishoudens met bijna 600. Tussen 2010 en 2020 neemt het aantal oudere huishoudens toe met nog eens bijna 1.500. Er treed dus vooral na 2010 een aanzienlijke vergrijzing op, die iets kleiner is dan de vergrijzing in de hele provincie Noord-Brabant. Het aantal jongere huishoudens neemt in de regio Land van Heusden en Altena meer toe dan in de hele provincie, vooral tot 2010. Desondanks blijft zelfs met de geschetste ontwikkelingen het aandeel middelbare gezinnen met kinderen in 2020 in de regio Land van Heusden en Altena groter dan in de hele provincie.

De ontwikkeling van de woningbehoefte Volgens de ABF gegevens zal de behoefte aan eengezins(koop)woningen sterk toenemen. Ook de behoefte aan meergezinswoningen, vooral in de huursector, zal licht toenemen. De behoefte aan eengezinshuurwoningen daalt licht. Vooral de behoefte aan koopwoningen stijgt. Dit geldt met name voor de behoefte naar koopwoningen in het goedkope en in het dure segment. De behoefte aan goedkope huurwoningen neemt licht af, terwijl de behoefte aan middeldure huurwoningen licht toeneemt. Hierbij zijn er geen opvallende verschillen tussen de gemeenten.

Concluderend, de groei van de woningbehoefte betreft vooral een groei van de oudere huishoudens en van huishoudens van een of twee personen. De ontwikkeling van de woningvoorraad zal derhalve gericht moeten zijn op kleine huishoudens (die evenwel ook graag in een eengezinswoning wonen) en geschikt moeten zijn voor ouderen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 45 Starters en jongeren De behoefte aan kwalitatief geschikte woningen is fors. Voor starters geldt dat vooral moet worden voorzien in voldoende betaalbare huur- en koopwoningen. Het is nodig dat de komende jaren in alle kernen dergelijke woningen aan de voorraad worden toegevoegd. Geconstateerd wordt dat er per saldo een tekort aan eengezinswoningen (in alle prijsklassen) is. Er wordt getracht om via doorstroming naar duurdere woningen en realisatie van voor jongeren geschikte woningen te komen tot een goed aanbod.

Ouderen In alle drie gemeenten is de toenemende vergrijzing van grote betekenis voor het gemeentelijk beleid. Algemeen is de tendens in de gemeente (en dat komt overeen met landelijke trends) dat ouderen ook langer zelfstandig (willen) blijven wonen. Mede daardoor zal op termijn de vraag naar voor ouderen geschikte vormen van wonen in combinatie met zorg en welzijnsdiensten toenemen. Vooral na 2010 zijn de inspanningen van de regio gericht op levensloopbestendig bouwen. De gemeente Aalburg geeft voorts aan dat oudere huishoudens in Aalburg relatief meer belangstelling hebben voor koopwoningen dan gemiddeld in het Land van Heusden en Altena: 42% van de verhuisgeneigde huishoudens in Aalburg wenst een koopwoning, terwijl dit aandeel gemiddeld 22% in het Land van Heusden en Altena bedraagt. Dit is dan ook aandachtspunt van beleid. De noodzakelijke toename van deze woningen zal voornamelijk via inbreiding en herstructurering geschieden. Vooral in de gemeente Werkendam is sprake van een relatief grote herstructureringsopgave en van een grote druk op de voorraad goedkope huurwoningen.

Zoals eerder vermeld, nemen alle gemeenten in de regio deel aan de provinciale pilot ‘Bouwen voor specifieke groepen in kleine kernen’ waardoor de komende jaren extra (betaalbare) woningen beschikbaar komen voor jongeren en ouderen.

Statushouders Op basis van de Huisvestingswet hebben gemeenten de wettelijke taak, de door het rijk toegelaten asielzoekers en vluchtelingen – statushouders geheten – te huisvesten. De provincie houdt toezicht op deze gemeentelijke huisvestingstaak. Om gemeenten behulpzaam te zijn bij deze huisvesting heeft de provincie extra woningen toegevoegd aan de (gemeentelijke) woningbehoeftecijfers. Op dit moment (stand 1 januari 2004) is er sprake van een achterstand in het huisvesten van statushouders in deze regio. In totaal gaat het om meer dan 60 personen. Het streven is om deze achterstand op korte termijn in te lopen door woningen beschikbaar te stellen voor deze doelgroep.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 46 Zorg en welzijnsvoorzieningen Ter uitvoering van de bovengenoemde subregionale visie ‘Koppeling wonen, zorg en welzijn in het Land van Heusden en Altena’ is het streven om in verschillende kernen woonzorg- en welzijnsvoorzieningen te realiseren. Deze zullen met name in de zogenaamde A- en B-kernen worden ondergebracht. Grotere voorzieningen worden gebundeld in een viertal hoofdkernen (A-kernen): Werkendam, Woudrichem, Almkerk en Wijk en Aalburg. Woudrichem is bij de A-kernen opgenomen vanwege de positie als bestuurscentrum en vanwege de impuls die een cultureel centrum binnen de vesting zou kunnen geven. Daarnaast zijn er B-kernen met een bescheiden voorzieningenpakket, vooral op maatschappelijk vlak (bijvoorbeeld zorg, school, sport, dorpshuis). Sleeuwijk, Nieuwendijk, Hank, Dussen, Giessen-Rijswijk, Andel, Veen en Genderen gelden als B-kernen. C-kernen tenslotte hebben nauwelijks voorzieningen. School en kerk vervullen in deze kernen een belangrijke bindende rol.

Het is van belang dat, afgestemd op de omvang van de kernen, het voorzieningenniveau en de spreiding en bereikbaarheid van voorzieningen met elkaar in evenwicht zijn.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 47 5.4 Regionale planning werken

5.4.1 Kwantitatieve planningsopgave Voor werken is in het Streekplan het zogenaamde ‘ruimtebudget’ voor bedrijventerreinen aangegeven. Gedeputeerde Staten stellen periodiek het maximale aantal hectaren aan te leggen bedrijventerrein per stedelijke en landelijke regio vast, op grond van een prognose4 van de behoefte aan bedrijventerreinen. Volgens het streekplan bedraagt het ruimtebudget voor bedrijventerreinen voor de landelijke regio Land van Heusden en Altena in de periode 2000-2020 ca. 110 ha bruto. Echter, in 2000, 2001 en 2002 zijn er al terreinen uitgegeven, waardoor dit budget niet meer actueel is. Om te kunnen berekenen hoeveel kwantitatieve ruimte moet worden gereserveerd in het uitwerkingsplan wordt uitgegaan van de periode 2002-2020. Door het aantal uitgegeven hectares in 2000 en 2001 (te weten ca.14 ha netto, omgerekend naar bruto cijfers – verhouding 100:755 – ca. 18 ha) van het ruimtebudget af te halen, resteert het ruimtebudget voor de periode 2002-2015 cq. 2020. In de regio van het Land van Heusden en Altena is dat ca. 65 ha bruto tot 2015 en ca. 92 hectare bruto tot 2020 (de groei wordt gelijkmatig over de periode tot 2020 verdeeld). Ten opzichte van 2002 is dit een groei van 33% resp. 46%. Het huidige areaal aan bedrijventerreinen in het Land van Heusden en Altena (per 1-1-2002) betreft bijna 200 ha bruto: ca. 100 ha zijn gelegen in de gemeente Werkendam, ca. 50 ha in Aalburg en ca. 45 ha in Woudrichem.

Het ruimtebudget voor bedrijventerreinen wordt, anders dan het woningbouwprogramma, op regionale schaal verdeeld. Verder gelden bij de vaststelling van de budgetten voor bedrijventerreinen in de landelijke regio’s de volgende uitgangspunten: De provincie streeft ernaar dat in de landelijke regio’s alleen bedrijven worden gevestigd die daarin qua aard, schaal en functie als passend kunnen worden beschouwd. Ook bestaande bedrijven in de landelijke regio’s die zodanig groeien dat zij vanwege hun aard, schaal en functie niet langer passen in een landelijke regio, worden verplaatst naar een stedelijke regio, het bovenregionale bedrijventerrein Moerdijk (of het toekomstige bovenregionale bedrijventerrein Moerdijkse Hoek) of naar een regionaal bedrijventerrein in een landelijke regio. Op Moerdijk en het toekomstige Moerdijkse Hoek wordt bovendien ruimte geboden aan bedrijven die – gelet op bijvoorbeeld zeer grote omvang of zware milieuhinder – bijzondere vestigingseisen stellen. In het Land van Heusden en Altena wordt ervan uitgegaan dat een regionaal bedrijventerrein wordt ontwikkeld om de behoefte aan ruimte voor grote bedrijven zelf te kunnen opvangen. Reden hiervoor is dat de regio op enige afstand is gelegen van de stedelijke regio’s.

4 De streekplancijfers zijn gebaseerd op een raming van TNO-Inro en ETIN adviseurs in het kader van de Strategische Agenda Milieu, Economie en Ruimte (2000). Grondslag zijn nationale ramingen en de Bedrijfslocatiemonitor (BLM). Uitgegaan wordt van het hoogste economische groeiscenario van het CPB (3,25%). 5 Conform het regionaal gemiddelde op bestaande bedrijventerreinen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 48 In het streekplan is voorts de ambitie opgenomen om door inspanningen op het vlak van zuinig ruimtegebruik in een deel van het ruimtebudget anders te voorzien dan door middel van nieuwe uitbreidingsplannen. In de volgende paragraaf wordt dit verder uitgewerkt.

5.4.2 Ambitie zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik Gedeputeerde Staten vinden het van belang, dat in de geraamde ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen wordt voorzien en dat een substantieel deel hiervan gerealiseerd wordt door verouderde bedrijventerreinen te herstructureren en door het ruimtegebruik op bestaande en nieuw aan te leggen bedrijventerreinen te intensiveren.

De Provincie heeft in het Streekplan 2002 aangegeven dat ze van de totale behoefte van ca. 7.000 ha bruto bedrijventerreinen de ambitie heeft om er slechts ca. 5.000 ha bruto aan de ‘buitenkant’ te realiseren en daarmee ca. 2.000 ha bruto ruimtebeslag te besparen. Dit ligt in de lijn met haar streven naar zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De Provincie streeft er dus naar dat de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen niet alleen op uitbreidingslocaties wordt gerealiseerd. Dit kan door: • bestaande terreinen te herstructureren/intensiveren (ca. 10%); • nieuwe terreinen intensiever te benutten (ca. 15%); • in bestaand stedelijk gebied in te breiden (ca. 5%).

Uitgaande van de drie genoemde strategieën voor zuinig ruimtegebruik geldt als aanname dat 30% een reële ruimtebesparing aan de buitenkant is. Deze richtsnoer is gebaseerd op een desk research over intensief ruimtegebruik op bedrijventerreinen. Uiteraard kunnen in de praktijk de mogelijkheden voor inbreiden, herstructureren en intensiveren per regio, per locatie, maar ook in de tijd bezien, verschillen. De opdracht is dan ook deze ambitie verder te concretiseren in de uitwerkingsplannen voor de stedelijke en landelijke regio’s. Dit kan leiden tot een regiospecifieke gemotiveerde aanpassing van de ambitie.

Op de plankaart dient overigens wel ruimte te worden gereserveerd voor het volledige ruimtebudget. Het is namelijk van groot belang dat de ruimtereservering groter is dan de benodigde plancapaciteit; hiermee wordt voorkomen dat door planuitval, maar ook door het niet behalen van de ambitie van zuinig ruimtegebruik toch voldoende aanbod voor bedrijventerrein gecreëerd kan worden. Doordat voldoende ruimtereservering op de plankaart wordt aangegeven, is het mogelijk – als dat noodzakelijk blijkt – eerder plancapaciteit aan te maken, dat wil zeggen ruimtereservering om te zetten naar plancapaciteit.

In het kader van dit uitwerkingsplan zijn de mogelijkheden voor zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerrreinen in deze regio geinventariseerd. Hierbij is tevens onderscheid gemaakt naar herstructurering, inbreiding en intensivering / betere benutting van bedrijventerreinen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 49 A. Herstructurering In het Land van Heusden en Altena is sprake van drie verouderde terreinen waar nu of in de toekomst herstructurering een rol kan spelen. De gemeente Woudrichem is momenteel bezig met revitalisering van het bedrijventerrein De Rietdijk te Giessen. In de gemeente Werkendam is een start gemaakt met de revitalisering van bedrijventerrein Biesboschhaven. De verwachting is dat ruimtewinst op beide terreinen als gevolg van herstructurering niet of maar zeer beperkt mogelijk zal zijn. In de gemeente Aalburg zijn op dit moment eerste gesprekken gaande over de mogelijke herstructurering van bedrijventerrein Bagijnhof, echter er zijn nog geen concrete plannen. Op dit moment kan dan ook geen inschatting worden gemaakt van de te verwachten ruimtewinst als gevolg van herstructurering. Door middel van monitoring en evaluatie zal de herstructurering op bovengenoemde terreinen worden geanalyseerd op de daadwerkelijk gerealiseerde ruimtewinst en zal het uitwerkingsplan bij de vierjaarlijkse actualisering zonodig, worden herzien.

B. Inbreiding Op basis van huidige inzichten wordt in de planperiode tot 2015 voorzien in één mogelijkheid voor inbreiding: de opvulling van de twee openingen op het bestaande terrein Veensesteeg. Deze twee openingen (‘corridors’) binnen de lineaire structuur van het terrein zijn in het oorspronkelijke ontwerp gevrijwaard van bebouwing om te zorgen voor doorzichten naar het achterliggende agrarische gebied. Echter, in de praktijk worden deze doorzichten als weinig waardevol ervaren. Uit oogpunt van zuinig ruimtegebruik wordt nu dan ook gedacht aan benutting van deze restruimte voor bedrijvigheid. De verwachte ruimtewinst bedraagt ca. 2,5 ha bruto (ca. 4%).

C. Intensivering en betere benutting Nagegaan is welke maatregelen het intensief ruimtegebruik op nieuwe/te herontwikkelen bedrijventerreinen in deze regio kunnen bevorderen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in (juridische) maatregelen die hun weerslag zullen krijgen in nieuwe bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen, en maatregelen gericht op beheer en parkmanagement die vanwege de vereiste schaalgrootte vooral van toepassing worden geacht op het te ontwikkelen regionale bedrijventerrein bij Werkendam. Dit heeft geresulteerd in een checklist met mogelijke intensiveringsmaatregelen. Deze checklist zal worden gehanteerd bij het opstellen van (bestemmings-)plannen voor nieuwe bedrijventerreinen in de regio en bij de verdere planvorming van het regionaal bedrijventerrein. De lijst is opgenomen in de bijlagen.

Op basis van eerder genoemde richtsnoer kan een aanname worden gedaan van de hoeveelheid ruimte die kan worden bespaard als gevolg van intensievere benutting van nieuwe bedrijventerreinen. Vooralsnog wordt uitgegaan van een ruimtebesparing van ca. 15%. Samen met genoemde inbreidingsmogelijkheid zijn dat 19% ruimtewinst ‘aan de buitenkant’. Monitoring en tussentijdse evaluatie zal moeten uitwijzen of deze 19% haalbaar zijn en of bijstelling van dit percentage naar boven/naar beneden noodzakelijk is.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 50 5.4.3 Regionaal programma bedrijventerreinen In paragraaf 5.3.1 is aangegeven dat het ruimtebudget voor het Land van Heusden en Altena ca. 65 ha bruto tot 2015 en ca. 92 hectare bruto tot 2020 bedraagt waarvoor op de plankaart ruimte dient te worden gereserveerd. In de regio is sprake van een restcapaciteit6 op bestaande bedrijventerreinen (stand van 1-1-2002) van ca. 11,5 ha netto, omgerekend in bruto cijfers zijn dat ca. 15,5 ha. Daarnaast zijn er drie plannen in voorbereiding voor uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen met een totale omvang van ca. 19,5 hectare bruto. Dit zijn de plannen voor de Rietdijk-Oost en -West (12,5 ha), Bruine Kilhaven V (6 ha) en noordkant Ippelseweg (1 ha). Deze min of meer ‘zachte’ plannen worden als ‘hard’ beschouwd en opgenomen in het programma. Dan resteert een benodigde ruimtereservering op de plankaart van 30 ha bruto tot 2015 en 57 ha bruto tot 2020. Voor deze resterende ruimtebehoefte komt een drietal terreinen in aanmerking waarvan het nieuw te ontwikkelen regionaal bedrijventerrein veruit het meest omvangrijkste is.

De regio doet in haar ontwerp-StructuurvisiePlus een voorstel voor een ‘regionale oplossing’ voor nieuwe bedrijventerreinen. Dit voorstel houdt in dat binnen de regio ruimte wordt geboden voor eigen streekgebonden bedrijven. Bundeling van nieuwe bedrijventerreinen staat voorop. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij bestaande verstedelijkte gebieden/bedrijventerreinen en bij de beschikbare regionale weg-infrastructuur. In de regionale oplossing komt het zwaartepunt bij de kern Werkendam te liggen. Voorgesteld wordt de ontwikkeling van een regionaal bedrijventerrein ten zuiden van Werkendam met een omvang van ca. 40 ha bruto. De motieven hiervoor zijn gelegen in het gewenste compacte en efficiënte ruimtegebruik, de ligging dichtbij de A27, de reeds aanwezige bedrijventerreinen en het mogelijk te openen Steurgat dat aanknopingspunten biedt voor de ontwikkeling van ‘natte’ bedrijvigheid.

In dit uitwerkingsplan wordt aangesloten bij de gewenste minimale omvang van 40 ha voor het regionaal bedrijventerrein bij Werkendam. Over de mogelijke ontwikkeling van ‘natte’ bedrijvigheid zoals wordt voorgesteld in de ontwerp- SV+, met andere woorden een nieuwe haven aansluitend op het regionale bedrijventerrein, is op dit moment echter nog geen besluitvorming mogelijk omdat een en ander afhankelijk is van het openen van het Steurgat in het kader van Ruimte voor de Rivier. Ook is nog een onderzoek gaande naar de noodzaak en omvang van de behoefte aan natte bedrijvigheid in relatie tot de mogelijke verplaatsing van een van de bestaande havens. Zodra hierover meer bekend is kan het ‘natte’ programma nader worden ingevuld. Op de plankaart van het uitwerkingsplan wordt dan ook volstaan met een indicatie (ster) voor een mogelijk studiegebied voor een nieuwe haven. Bij de eerstvolgende actualisering van het uitwerkingsplan over vier jaar kan dit onderdeel, indien nodig, worden herzien.

Ondanks het feit dat in Werkendam de beoogde concentratie zal plaats vinden, is het noodzakelijk dat op korte termijn (ter overbrugging) aanvullende ruimte wordt geboden voor bedrijven tot 5.000 m2. Het regionale programma voorziet dan ook in een (beperkte) uitbreiding van De Rietdijk in noordelijke richting met een omvang van ca. 7-8 ha bruto en de afronding van bedrijventerrein Veensesteeg

6 Restcapaciteit omvat de hoeveelheid ruimte op bestaande bedrijventerreinen die aan gegadigde bedrijven kan worden uitgegeven.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 51 met ca. 10 ha bruto. Deze afronding bestaat uit het benutten van een inbreidingsmogelijkheid met een omvang van 2,5 ha bruto en een noordelijke uitbreiding met een omvang van ca. 7,5 ha bruto. Onderstaande tabel geeft het regionale programma voor bedrijventerreinen per tijdsperiode weer. De hierbij genoemde jaartallen en grootte zijn indicatief, tenslotte is veel afhankelijk van de economische omstandigheden van dat moment.

Tabel 5.6 Programma bedrijventerreinen landelijke regio Land van Heusden en Altena voor de periode 2002-2015 en doorkijk 2015-2020

Te ontwikkelen Te ontwikkelen Te reserveren Totale bedrijventerrein bedrijventerrein bedrijventerrein omvang Locatie 2002-2010 2010-2015 2015-2020 2002-2020 restcapaciteiten diverse terreinen 15,5 15,5 Bruine Kilhaven V 6 6 Ippelseweg 1 1 Rietdijk Oost en West 12,5 12,5 Regionaal terrein Werkendam 10 30 40 Rietdijk Noord 7,5 7,5 Veensesteeg Noord 7,5 7,5 Veensesteeg inbreiding 2,5 2,5 Totaal 35 27,5 30 92,5

Eerder is aangegeven dat voor het Land van Heusden en Altena de ambitie geldt dat ca. 19% van het ruimtebeslag voor bedrijventerreinen ‘aan de buitenkant’ kan worden bespaard door middel van inbreiding en intensivering van nieuwe terreinen. Hierbij dient te worden benadrukt dat er dus niet wordt gekort in de ruimtebehoefte voor bedrijven, maar dat ernaar wordt gestreefd door inspanningen op het vlak van zuinig ruimtegebruik tot na 2020 vooruit te kunnen met de eerder genoemde 92 ha bruto ruimtebehoefte tot 2020. Met andere woorden, het streven is om van de 92,5 ha ruimtereservering tot 2020 slechts 75 ha ‘aan de buitenkant’ te ontwikkelen en 2,5 ha door middel van inbreiding. De resterende 15 ha zouden dan pas na 2020 aan bod komen.

Door middel van monitoring wordt jaarlijks bezien of bovengenoemde planning aansluit bij de actuele en voor de toekomst voorziene behoefte. Met andere woorden, als blijkt dat de ambitie van zuinig ruimtegebruik programmatisch moet worden bijgesteld is dat mogelijk. Indien nodig kan de planning worden bijgesteld: op de plankaart aangeduid als te reserveren bedrijventerrein kan eerder worden aangesproken of juist langer als reserve worden aangemerkt. Immers, de locaties zijn al bekend in de vorm van reserveringsruimte op de plankaart. Voor de monitoring en evaluatie wordt een regionaal planningsoverleg ingesteld (zie verder hoofdstuk 8).

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 52 5.4.4 Kwalitatieve planningsopgave Bij de opstelling van een regionaal programma voor bedrijventerreinen zijn voorts een aantal kwalitatieve uitgangspunten van belang. Het terugdringen van economische kwetsbaarheid van de regio door een gedifferentieerder samenstelling van de bedrijvigheid staat centraal. Ook streeft de regio naar het realiseren van duurzaamheid en zuinig ruimtegebruik op bestaande en nieuwe bedrijventerreinen. Tot slot stelt de regio zich tot doel om o.a. door aanwezigheid van kleine bedrijven de dynamiek en leefbaarheid van de kernen te behouden.

Positionering De regio Land van Heusden en Altena neemt een strategische positie in tussen de Randstad en Midden-en West-Brabant en er is sprake van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat. De regio kenmerkt zich als een heldere landschappelijke en functionele eenheid. Het betreft een ruimtelijk vrij geïsoleerd gebied met een sterke eigen oriëntatie. Hierdoor is er ook in het regionale bedrijfsleven sprake van een sterke eigen identiteit en binding met het gebied. Deze gebondenheid van bedrijven brengt, ook in mindere tijden, economische stabiliteit met zich mee. Aan de andere kant is er nog lang geen sprake van ‘footloose’ bedrijvigheid. Toch kan er binnen de regio onderscheid worden gemaakt naar verschillende oriëntaties op de omgeving. Aalburg is vooral gericht op en ‘s- Hertogenbosch, Woudrichem op en Werkendam op Gorinchem, Breda en Waalwijk. Ook naar sectoren zijn er per gemeente duidelijke accenten te onderscheiden. Aalburg is een echte handelsgemeente. Ruim eenderde van de totale productiestructuur in de gemeente bestaat uit activiteiten in de handel en horeca. Wat tevens opvalt, is het relatief hoge aandeel van de landbouw in de gemeente. In Werkendam zijn naast de handelssector vooral de sectoren industrie en bouwnijverheid goed vertegenwoordigd. Woudrichem lijkt wat de verdeling naar sectoren betreft meer op het Brabants gemiddelde met een groot aandeel (niet-commerciële) dienstverlening. Dit is voor een deel toe te schrijven aan de sterke vertegenwoordiging van de gezondheids- en welzijnszorg.

Een unieke positie nemen de havens van Werkendam in. Deze havens onderscheiden zich door hun multimodale ligging en de specifieke bedrijvigheid en vormen een belangrijke afbouwhaven voor de binnenvaart en kustvaart in Nederland. Het heeft de voorkeur de herstructurering op deze terreinen te gebruiken om dit profiel verder te versterken. De mogelijkheden voor herstructurering en evt. uitbreiding van de havens worden op dit moment onderzocht. Hierbij worden maatregelen bestudeerd welke variëren van optimalisering van de havenindeling en uitbreiding van de kadelengte tot aanleg van een derde haven.

Verplaatsing van bedrijven Een specifiek ruimtelijk knelpunt vormen enkele milieuhinderlijke bedrijven die gelegen zijn in de woonomgeving en hierdoor overlast veroorzaken. Dit knelpunt speelt met name in de gemeente Aalburg en in mindere mate in de gemeente Woudrichem. Veel van deze bedrijven zijn uit hun jasje gegroeid. Het bieden van uitbreidingsmogelijkheden is echter vanuit planologisch, infrastructureel en milieukundig oogpunt niet wenselijk. Met die bedrijven wordt gezocht naar alternatieven. Het verplaatsen van bedrijven binnen de regio kan in een aantal gevallen de beste oplossing zijn. Teneinde de verplaatsing te kunnen financieren,

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 53 vindt veelal op de vrijkomende locatie herstructurering plaats ten behoeve van woningbouw. Overigens is menging van woon- en werkfuncties over het algemeen wel gewenst (kleinschalige milieucategorie 1 en 2-bedrijven), zolang het niet tot hinderlijke situaties leidt. Functiemenging komt de leefbaarheid van een dorp ten goede.

Uit een inventarisatie die in het kader van dit uitwerkingsplan is verricht, blijkt dat in de regio ca. 20 bedrijven gelegen zijn in de woonomgeving of in het buitengebied waarbij sprake is van een milieuhinderlijke situatie. Slechts een klein gedeelte van deze bedrijven zal (op korte termijn) kunnen worden verplaatst. Tevens is onduidelijk of de huidige bedrijfsbestemming na een eventuele verplaatsing kan worden gehandhaafd. Naast deze milieuhinderlijke bedrijven zijn er in de regio ook enkele tankstations met LPG gelegen. Deze moeten mogelijk in de toekomst worden verplaatst omdat de veiligheids- en afstandseisen in de nieuwe wetgeving zullen worden aangescherpt. Daarnaast is er sprake van een aantal buitendijks gelegen bedrijven, die in het kader van het beleid voor Ruimte voor de Rivier mogelijk in de toekomst moeten worden verplaatst.

Segmentering/werkmilieu’s Op de huidige bedrijventerreinen in de regio is er doorgaans sprake van een gemengd werkmilieu. Ook de in ontwikkeling zijnde en toekomstige bedrijventerreinen zullen vooral gemengde terreinen worden. Voorts geldt als uitgangspunt dat ze in principe bedoeld zijn voor middelgrote bedrijven (tot maximaal 5.000 m2 kaveloppervlak) uit de regio7, in de milieucategorieën 2 tot/met 4.

Het nieuw te ontwikkelen regionaal bedrijventerrein bij Werkendam zal hierop echter een uitzondering vormen omdat het, naast reguliere bedrijvigheid, specifiek bedoeld is voor grotere en/of milieuhinderlijke bedrijven. Hiervoor gelden de volgende randvoorwaarden: - terrein bedoeld voor opvang nieuwe regionale bedrijven groter dan 5000 m2 of voor doorgroeiende lokale bedrijven uit de regio tot boven de 5000 m2 - geen nieuwvestiging of werving van bedrijven groter dan 5000 m2 van buiten de regio7, deze moeten naar stedelijke regio’s of naar Moerdijk - terrein bedoeld voor bedrijven in de zwaardere milieucategorieën: 4 en 5. Ook milieuhinderlijke, grote cat. 3-bedrijven horen thuis op dit terrein - segmentering van het terrein: gedacht wordt aan sectoren logistiek, handel, industrie (nadere invulling moet nog plaatsvinden) - ontwikkeling terrein(delen) op basis van aantoonbare behoefte.

De regio heeft de wens om na uitgifte van de bedrijventerreinen Bruine Kilhaven V, Rietdijk Noord en Veensesteeg Noord, bedrijvigheid voor de lange termijn te bundelen bij Werkendam op een regionaal bedrijventerrein. De regio is van mening dat de mogelijkheden voor nadere samenwerking op het gebied van ontwikkeling en uitgifte van bedrijventerreinen onderzocht moeten worden. De reikwijdte van samenwerking kan op dit moment nog niet overzien worden. De

7 In uitzonderlijke gevallen is tevens vestiging van bedrijven van buiten de regio mogelijk indien deze aansluiten bij en een versterking betekenen van de bestaande economische structuur van de regio. Met name gaat het daarbij om om specifieke ‘natte’ bedrijvigheid die aansluit bij de havens.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 54 stuurgroep spreekt de intentie uit om binnen een jaar te komen tot een samenwerkingsovereenkomst. In deze periode zal de intensiteit van samenwerking, de organieke vorm waarin de samenwerking gegoten wordt en de bedrijventerreinen die het betreft nader afgebakend worden. Voor het uitwerkingsplan betekent dit dat het regionale terrein bij Werkendam in ieder geval als een gemeenschappelijk terrein beschouwd wordt. Als gevolg daarvan mogen op het regionale terrein bij Werkendam niet alleen grote en/of milieuhinderlijke bedrijven worden gevestigd. Wel dient te worden onderzocht of het vanuit milieutechnische overwegingen wenselijk is om bij de ontwikkeling van het regionale terrein bij Werkendam een zonering aan te brengen, dat wil zeggen een deel van het terrein te bestemmen als ‘het regionaal terrein’ voor grote en/of milieuhinderlijke bedrijven en een deel als ‘gewoon’ (in feite ook regionaal) bedrijventerrein voor bedrijven tot 5.000 m2. De precieze segmentering en zonering dient nog nader te worden uitgewerkt.

Met de ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein bij Werkendam ontstaat tevens ruimte voor overloop. Daarmee kan actief terreinmanagement op de bestaande kleine terreinen worden vergemakkelijkt. Het terreinmanagement op de kleine terreinen kan er ook toe leiden dat het saldo van het ruimtebeslag van die terreinen afneemt. Daarnaast dient te worden onderzocht in hoeverre de in de vorige paragraaf genoemde bedrijven – die niet gelegen zijn op een bedrijventerrein en die op hun huidige plek ruimtelijke beperkingen ondervinden en/of (milieu)hinder veroorzaken – kunnen worden verplaatst.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 55 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 56 6 Ruimtelijk beleid en plankaart

6.1 Aard en schaalniveau van het uitwerkingsplan

Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) en het Programma voor wonen en werken voor de regio komen samen in dit uitwerkingsplan. Het programma is ingepast in het DRS. De plankaart van dit plan is het ontwikkelings- en toetsingskader voor gemeentelijke planvorming. De plankaart bestaat uit een meer duurzaam deel, het DRS, en een dynamisch deel, het programma. Periodiek stelt de provincie een nieuwe prognose op voor de behoefte aan woningbouw en bedrijventerreinen. Op basis van nieuwe prognoses, monitoring en evaluatie kan het nodig zijn het programma aan te passen. Binnen het duurzame kader van de plankaart (het DRS) kunnen dan, indien nodig, nieuwe ruimten gevonden aangegeven worden die voorzien in de ruimtebehoefte. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om zonder ter inzage legging het plan aan te passen. Alvorens het plan te wijzigen vragen zij wel advies hierover aan de PPC en wordt de statencommissie belast met de ruimtelijke ordening over het voornemen geïnformeerd. In het geval dat wijziging van het programma leidt tot aantasting van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld is herziening van het uitwerkingsplan nodig volgens dezelfde procedure die geldt voor de totstandkoming van het uitwerkingsplan.

Het streekplan en het uitwerkingsplan vormen samen het provinciale ruimtelijk beleid voor de regio. Het beleid in het uitwerkingsplan vervangt het streekplan niet, maar werkt het op onderdelen uit. In dit plan wordt uitwerking gegeven aan de verstedelijkingsopgave met betrekking tot het wonen en werken (in de stedelijke regio inclusief infrastructuur en een groen programma), binnen de leidende principes uit het streekplan (zie paragraaf 1.3). Dit betekent dat het beleid voor bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, golfbanen, landgoederen, recreatie en semi-agrarische bedrijvigheid in het streekplan staat.

Het plan heeft een globaal karakter. De aanduidingen op de kaart die samen het duurzame ontwikkelingskader vormen, hebben alleen betekenis op een schaal 1:50.000. In het algemeen geldt voor de aanduidingen die op de Plankaart en overige kaarten zijn aangegeven dat deze indicatief en globaal van karakter zijn. Een nadere begrenzing van de gebieden dient op perceelsniveau plaats te vinden in het kader van het bestemmingsplan. Op deze manier blijft het onderscheid tussen regionale en gemeentelijke planvorming behouden en heeft het regionale plan een flexibel karakter. In de tekst van dit plan is beschreven op grond van welke waarden en kansen de grenzen in het plan zijn getrokken. Soms ligt een grens op een herkenbare structuur in het landschap, zoals een weg of een beek aangegeven op de DRS-kaart 1:50.000. In dat geval is er weinig of geen speelruimte bij de vertaling naar perceelniveau. In andere gevallen wordt een marge aangehouden die gerelateerd is aan het schaalniveau van het plan8 . In hoofdstuk 4 wordt in

8 Bij een schaal van 1:50.000 is een lijn met een dikte van één millimeter op de kaart in werkelijkheid een strook met een breedte van vijftig meter. Een indicatieve lijn op de kaart is niet op de millimeter nauwkeurig getekend, maar geeft wel binnen een marge van enkele millimeters aan waar de begrenzing van het vlak ongeveer ligt.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 57 hoofdlijnen en in hoofdstuk 7 wordt per deelgebied beschreven met welke waarden bij eventuele verschuivingen rekening moet worden gehouden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient zorgvuldig rekening te worden gehouden met de aanwezige waarden.

Op de plankaart staat op schaal 1:50.000 aangeduid waar verstedelijking mogelijk is (namelijk in de voor transformatie afweegbare gebieden) en waar verstedelijking uitgesloten is (namelijk in het landschappelijk raamwerk). Het programma is abstract (met symbolen als vierkantjes en rondjes) aangegeven op de kaart omdat in het kader van de gemeentelijke planvorming het ruimtelijk ontwerp voor de verschillende bouwlocaties moet worden opgesteld. Een aanduiding met een grootte van 5 hectare/100 woningen is de kleinste die op dit schaalniveau nog relevant en leesbaar is. Zo is op de kaart leesbaar in welk gebied binnen de planperiode een stedelijke claim ligt en hoe groot die claim is. Ontwikkelingen die kleiner zijn, zijn niet op de plankaart vastgelegd. Ze worden toegelicht (voorzover gewenst) in de tekst en op de kernafbeeldingen in hoofdstuk 7. Deze kernbeelden zijn een uitvergroting op schaal 1:25.000 van de kernen en hun directe omgeving. Hierop worden indicatief de beoogde woningbouwlocaties groter dan 20 woningen en de bedrijventerreinen groter dan 1 hectare aangeduid.

6.2 Het DRS: het ruimtelijk ontwikkelingskader

Het duurzame deel van de plankaart (het DRS) is samengesteld uit het landschappelijk raamwerk, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De plankaart vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Een belangrijk element van de plankaart is het landschappelijke raamwerk. Met het landschappelijke raamwerk zijn de groene en de blauwe kwaliteiten van het gebied aangegeven die behouden en ontwikkeld moeten worden en waarbinnen geen stedelijke functies gesitueerd worden. De identiteit en kwaliteit van het landschap en het infrastructureel netwerk is sturend voor de ontwikkeling van de steden en dorpen. Stedelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden zowel binnen het bestaand stedelijk gebied en binnen de zoekruimten voor verstedelijking (zie 6.2.4) die liggen tussen het bestaand stedelijk gebied en het landschappelijke raamwerk.

6.2.1 Het landschappelijk raamwerk Stedelijke ontwikkelingen zijn in het landschappelijk raamwerk in principe uitgesloten. Hoe het landschappelijk raamwerk is opgebouwd is in hoofdlijnen beschreven hoofdstuk 4 en verder uitgewerkt in hoofdstuk 7, ruimtelijke ontwikkeling per deelgebied/gemeente. Voor het landschappelijk raamwerk geldt het zogenaamde ‘nee, tenzij-regime’. Dit betekent dat stedelijke ontwikkelingen hier alleen toelaatbaar zijn als daar grote maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen, en nadat onderzoek heeft aangetoond dat er geen reële alternatieve locaties voorhanden zijn. Alternatieven worden afgewogen binnen de landelijke regio, en binnen de gemeente als het een ruimteclaim voor wonen betreft. De regionale afstemming kan plaatsvinden in het regionale planningsoverleg. Het verlies aan waarden moet zo veel als mogelijk worden beperkt.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 58 Onder stedelijke ontwikkelingen verstaan we ontwikkelingen die samenhangen met wonen, werken en voorzieningen. Sportvoorzieningen beschouwen we, behoudens golfbanen, gezien de vormgeving en functie ervan, ook als stedelijke ontwikkeling. Ruimte voor ruimtewoningen zien wij ook als een stedelijke ontwikkeling als die plaatsvindt in de vorm van een planmatige uitbreiding van het stedelijk gebied. Betreft de ontwikkeling van ruimte voor ruimte woningen slechts enkele woningen die aanhaken aan bestaande ruimtelijke structuren en een kwaliteitsverbetering van het gebied tot gevolg hebben, dan is alleen het streekplan beleid van toepassing. Ontwikkeling binnen het landschappelijk raamwerk kan dan aanvaardbaar zijn.

Sommige onderdelen van het landschappelijke raamwerk zijn al in het streekplan beschermd. Voor die onderdelen van het landschappelijk raamwerk die in het streekplan een strengere bescherming kennen, geldt het beschermingsregime van het streekplan.

Het landschappelijk raamwerk is als volgt opgebouwd:

Landschapsbeheer: Het beleid is gericht op het beheer en behoud van de bestaande landschappelijke verschijningsvorm zoals die is aangegeven op de basisstructuurkaart van Brabant. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied.

Beekdal- en/of kreeksysteem: Het deel van het landschappelijk raamwerk waar de beken en/of kreken en beekdalen de structuurdragers zijn van de landschapsstructuur en voor ontwikkelingen met betrekking tot het watersysteem, de natuur, het landschap en extensieve vormen van recreatie. Het beleid voor deze gebieden krijgt verder inhoud in het kader van de revitalisering van het landelijk gebied.

Ontwikkeling groene geleding: Het beleid is gericht op behoud en ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke relaties. Dit krijgt zijn vertaling in het Revitaliseringsplan.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 59 6.2.2 Bestaand stedelijk gebied en infrastructuur Het bestaand stedelijk gebied vervult een belangrijke rol voor het accommoderen van de stedelijke ruimtevraag. Stedelijke herstructurerings- en intensiveringprocessen zijn in beginsel overal binnen het bestaand stedelijk gebied mogelijk. Uiteraard moet hierbij worden aangesloten op de kwaliteiten en mogelijkheden van dat stedelijk gebied. Ontwikkeling van een duidelijke stedelijke hoofdstructuur en verbindingen van het centrumgebied met de verschillende stedelijke knooppunten is wezenlijk. Het is ook van belang een goede visie te hebben op de waardevolle groenstructuren in het stedelijk gebied. De groenstructuur is belangrijk voor de leefbaarheid en kwaliteit van het stedelijk gebied. Het beleid voor het bestaand stedelijk gebied opgenomen in dit plan heeft vooral ten doel een betere benutting van de kansen van dat stedelijk gebied te stimuleren. Het betreft, met uitzondering van het beleid voor de stedelijk groene dragers, geen beleid gericht op het uitsluiten van ontwikkelingen. Voor het bestaand stedelijk gebied zijn in het plan de volgende legenda-eenheden onderscheiden:

Beheer en intensivering: Dit betreft het stedelijk gebied waar het beleid nu en in de toekomst gericht is op het beheer van de bestaande kwaliteiten. Intensivering van het ruimtegebruik en aanpassing van het stedelijk gebied, waar dat vanwege bestaande ruimtelijke kwaliteiten mogelijk en verantwoord is, kan nodig zijn. Dit zal niet snel leiden tot een totaal andere structuur of functie van stadsdelen en of wijken.

Herstructurering: De gebieden waar nu of in de toekomst een herstructureringsopgave ligt omdat het gebied nu of binnenkort niet goed genoeg meer functioneert, in ruimtelijke danwel in functionele zin. Stedelijke vernieuwing door herstructureren wordt in deze gebieden bevorderd. Dit betekent dat grote delen van deze zones in de toekomst veranderen van inrichting en meestal ook van functie. De strategie herstructurering stedelijk gebied staat dan ook voor het revitaliseren van woon- en werkgebieden die niet meer optimaal functioneren.

Centrumontwikkeling: De gebieden waar versterking en ontwikkeling van centrumfuncties wordt nagestreefd. Hier liggen kansen voor centrumondersteunende functies, stedelijk wonen en dergelijke. Vitale centrumgebieden zijn van grote betekenis omdat deze het hart vormen van de steden en dorpen.

Stedelijk groene drager: De gebieden aangeduid met stedelijke groene drager zijn van grote betekenis in de ruimtelijke relatie en de samenhang tussen stad en land. Inpassing van stedelijke functies als wonen en werken is hier mogelijk als het groene karakter van de zone gewaarborgd blijft.

Infrastructuur: Op de kaart zijn de op regionale schaal voor het vervoerssysteem relevante bestaande infrastructurele elementen aangegeven zoals de snelwegen, spoorlijnen met stations, de regionale weegverbindingen enzovoorts.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 60 6.2.3 Zoekruimten voor verstedelijking In het landelijk gebied dat geen onderdeel van het landschappelijk raamwerk vormt, is verstedelijking afweegbaar. Het gaat daarbij om de legenda-eenheden “transformatie afweegbaar”en integratie stad-land”. Op basis van een programmatische afstemming in de tijd kunnen in deze gebieden nieuwe locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen en andere stedelijke functies worden gepland. Voor deze gebieden blijft het vigerende planologisch (streekplan)beleid en het gemeentelijk bestemmingsplan voor het buitengebied van kracht. Vooruitlopend op een eventuele planmatige stedelijke ontwikkeling worden er geen mogelijkheden gecreëerd voor nieuwbouw van incidentele woningen of bedrijven welke niet aansluiten op het bestaand stedelijk gebied en blijven bijvoorbeeld ook de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande niet- buitengebied gebonden bedrijven beperkt. Het is belangrijk dat deze gebieden ook in de toekomst geschikt blijven voor uitbreiding van het stedelijk gebied en niet verworden tot zogenaamde rommel- of gedoogzones voor ontwikkelingen die niet in het buitengebied thuishoren.

Transformatie afweegbaar: De aanduiding transformatie afweegbaar geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties van meervoudig ruimtegebruik) afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. Aanvullende voorwaarden waaraan ruimtelijke plannen binnen deze gebieden moeten voldoen zijn: - De voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern. - Bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving. - Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Hierbij vormen de vijf leidende principes uit het streekplan de basis (zie 1.3).

Integratie stad-land: Verstedelijking is in deze gebieden afweegbaar indien verweving van stedelijke- en landelijke functies op een creatieve en doordachte wijze gelijktijdig plaatsvindt. Een in omvang beperkte stedelijke ontwikkeling moet samengaan met landschapsontwikkeling in het gebied. Een integrale visie op het gebied is nodig om de integratie van stad en land veilig te stellen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 61 6.3 De verstedelijking

Het deel van het verstedelijkingsprogramma waarvoor geen ruimtelijke mogelijkheden gevonden kon worden binnen het bestaand stedelijk gebied staat indicatief aangegeven binnen de verschillende zoekruimten voor verstedelijking op de plankaart voor zover het ontwikkelingen betreft die meer dan 5 hectare ruimtebeslag omvatten. Weergave op de plankaart betekent dat Gedeputeerde Staten er van uit gaan dat binnen de planperiode de betreffende locatie in de betreffende omvang wordt gerealiseerd. In beginsel is dit het afsprakenkader dat Gedeputeerde Staten met de gemeenten hebben gemaakt. Het beleid is erop gericht de realisering van de locaties te ondersteunen en te stimuleren. Indien een gemeente uiteindelijk toch afziet van de betreffende ontwikkelingslocatie dan wordt dit besproken in het regionaal planningsoverleg (in de landelijke regio alleen als het een werklocatie betreft). In overleg wordt bezien of een nieuwe verstedelijkingslocatie moet worden aangewezen. Gedeputeerde Staten zullen zo nodig het plan aanpassen.

De volgende stedelijke ontwikkelingen zijn onderscheiden:

Te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied Bedrijventerrein of woongebied groter dan 5 hectare. De maat van de aanduiding op de plankaart past bij de omvang van het programma.

Te reserveren bedrijventerrein De ruimte die eventueel eerder in ontwikkeling mag worden genomen als uit monitoring van het bedrijventerreinbeleid en het bijbehorende beleid voor efficiënt ruimtegebruik blijkt dat het nodig is binnen de planperiode meer bedrijventerrein aan te leggen.

Strategische locatie op lange termijn Dit is een ruimtelijke mogelijke strategische locatie voor de lange termijn. Het kan zowel een woon- als een werklocatie betreffen. Indien in de tijd het nut en de noodzaak daartoe zijn aangetoond kan deze locatie ontwikkeld worden onder de voorwaarden zoals die beschreven zijn in hoofdstuk 7.

Binnenstedelijke bouwlocatie Een grote woningbouwlocatie (vanaf ca. 100 woningen) in het bestaand stedelijk gebied, die buiten de herstructureringsgebieden en gebieden voor centrumontwikkeling ligt.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 62 7 Ruimtelijke ontwikkelingen per kern

7.1 Inleiding Per gemeente en kern wordt in dit hoofdstuk het landschappelijke raamwerk beschreven. Ook komen de mogelijke locaties voor wonen en werken aan bod waarvoor in de periode tot 2015 plancapaciteit kan worden aangemaakt. Tevens wordt aangeduid welke locaties vanuit ruimtelijk en landschappelijk oogpunt geschikt zouden kunnen zijn voor verstedelijking voor de periode na 2015. Laatstgenoemde locaties maken onderdeel uit van gebieden die voor transformatie afweegbaar zijn. Gezien het schaal- en abstractieniveau van het uitwerkingsplan worden op de kaarten per kern alleen de grotere toekomstige ontwikkelingen aangeduid. Slechts de locaties die groter zijn dan 20 woningen of 1 ha bedrijventerrein worden beschreven.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 63 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 64 7.2 Ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Aalburg

7.2.1 Wijk en Aalburg

Landschappelijk raamwerk Wijk en Aalburg is ontstaan op de oeverwal van de Maas, parallel aan de dijk. Vanaf de oeverwal lopen een aantal routes in westelijke richting de polder in. Deze routes zijn bepalend voor de samenhang tussen het dorp en het landschap, en brengen structuur in de dorpsuitleg die in naoorlogse jaren aan de westzijde van de kern ontwikkeld is. Het nabijgelegen Spijk is een klein buurtschap en vormt een verstedelijkte zone binnen een historisch landschapspatroon. Het landschappelijk raamwerk rond Wijk en Aalburg wordt aan de oost- en zuidzijde gevormd door de Maas en haar uiterwaarden. Aan de westzijde bestaat het raamwerk uit een waardevol landschap tussen de oost-west georiënteerde linten richting de provinciale weg. Enige ontwikkelingsruimte voor verstedelijking ligt ten zuiden van Wijk en Aalburg tussen Polstraat en Maasdijk en tenslotte ten westen van het dorp.

Verstedelijking Voor wat betreft de ontwikkelingsmogelijkheden voor woningbouw liggen er vele kansen binnen bestaand stedelijk gebied; tot 2015 zullen hier ca. 200 woningen worden gebouwd. Versterking en herontwikkeling van het centrum rondom de markt en benutting van enkele inbreidingslocaties zijn daarbij van belang. Het verzorgingscentrum Wijkestein zal worden uitgebreid. Door verplaatsing van het Willem van Oranje-college naar de Perzikstraat ontstaat op de oude locatie (Engelsestoof) ruimte voor woningbouw. Daarnaast zullen op termijn enkele in de woonomgeving gelegen bedrijven worden verplaatst naar een bedrijventerrein waardoor de huidige locatie kan worden getransformeerd tot woningbouw, onder andere de locatie Polstraat/Van Hemert. Het gebied Langestraat komt gezien de forse herstructurerings- en inbreidingsopgave pas na 2015 in aanmerking voor verstedelijking. In de planning zijn twee uitbreidingslocaties opgenomen. Ten eerste zal de in ontwikkeling zijnde wijk Kerkverreweide worden afgerond met een tweede fase, met een omvang van bijna 200 woningen. Door reeds gemaakte afspraken kan deze locatie niet verder worden gefaseerd. Overigens kenmerkt het gebied zich door recente ontwikkelingen aan de westzijde (bouw school, bedrijventerrein langs de Perzikstraat) inmiddels als een vrij verstedelijkt gebied. Na afronding van de woonwijk zal er sprake zijn van een min of meer gesloten bebouwing tussen Wijk en Aalburg en de buurtschap Spijk. Ten tweede zullen aan de westkant van Wijk en Aalburg een twintigtal ruimte- voor-ruimte-woningen worden gebouwd.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 65 7.2.2 Veen

Landschappelijk raamwerk Veen is ontstaan op de oeverwal van de Maas. De dijk en enkele routes op de hoogte van de oeverwal hebben een sterke samenhang met de structuur van het aangrenzende gebied. Het landschappelijk raamwerk rond Veen wordt aan de noord- en oostzijde gevormd door de Maas en haar uiterwaarden. Aan de westzijde is het openhouden van een geleding richting Andel gewenst. Aan de zuidzijde van de kern wordt het raamwerk enerzijds gevormd door een geleding richting provinciale weg, anderzijds door zeer belangrijke landschappelijk open ruimte, de Korvert, die Veen en Spijk van elkaar scheidt. Aan de noordwestzijde van Veen, de Eng, is enige ontwikkelingsruimte gelegen. Deze ruimte sluit op logische wijze aan op de dorpskern en de structuur van het dorp.

Verstedelijking De ontwikkeling van Veen richt zich primair op versterking van de huidige kwaliteiten en de benutting van enkele inbreidingslocaties waaronder de locatie Jonker Petfood/Tjalmastraat. Daarnaast liggen ook in de kern Veen meerdere milieuhinderlijke bedrijven die in de toekomst mogelijk worden verplaatst naar een bedrijventerrein waardoor de huidige locatie vrijkomt voor woningbouw. Op de lange termijn zal daarnaast ook de locatie De Eng voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden. Deze locatie geldt dan ook als strategische reservering voor de periode na 2015. In de ontwikkeling van bedrijvigheid wordt voorzien door beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein de Veensesteeg. Hiervoor is ruimte beschikbaar aan de noordkant en door opvulling van de twee ‘corridors’ van het huidige terrein. Volgens de planning omvat de afbouw van de Veensesteeg zodoende ca. 2,5 ha bruto aan inbreiding en ca. 7,5 ha bruto uitbreiding aan de noordkant. De landschappelijke geleding naar de provinciale weg en naar Andel zal worden gehandhaafd.

7.2.3 Babyloniënbroek

Landschappelijk raamwerk Babyloniënbroek is een langgerekt, licht slingerend lint op een enigszins hogere rug in een verder open polderlandschap. Het landschappelijk raamwerk loopt strak rond het lint van Babyloniënbroek. Handhaving en versterking van het contrast tussen de lintbebouwing en het open landelijk gebied zijn uitgangspunt.

Verstedelijking Voor het kleine dorp Babyloniënbroek staat behoud van het landelijke karakter en handhaving van de oude lintstructuur voorop. Het is dan ook niet wenselijk de

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 66 kern verder te verstedelijken, behoudens incidentele en verantwoorde opvullingen van open plekken binnen het lint of door woningsplitsing.

7.2.4 Meeuwen Landschappelijk raamwerk Meeuwen ligt op de oeverwal van de Bergsche Maas en heeft een lintvormige structuur. Het landschappelijk raamwerk rond Meeuwen licht vrij strak rond de bestaande contour van het dorp. Aan de noordkant wordt het dorp begrensd door de provinciale weg. Ook een streekplanvariant van de Groene Rivier scheert rakelings langs de bestaande noordelijke contour van Meeuwen. Aan de westzijde ligt het raamwerk op de Dijksteeg, aan de oostzijde op de waterloop de Mater. Aan de zuidkant ligt enige ontwikkelingsruimte tussen de kern en een landweggetje met enkele boerderijen.

Verstedelijking In de kern Meeuwen zijn slechts beperkte mogelijkheden voor inbreiding en herstructurering. Wel is er ruimte voor uitleg aan de zuidkant van het dorp. De precieze omvang van deze uitbreidingslocatie dient nog nader te worden bepaald en zal redelijkerwijs in verhouding zijn tot de schaal en omvang van de kern.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 67 7.2.5 Eethen

Landschappelijk raamwerk In het straatpatroon van Eethen is de oorspronkelijke situatie op de oeverwal van het nog duidelijk te herkennen. Kenmerkend in Eethen is verder de groene wig die vanuit het landschap de kern binnendringt. Het landschappelijk raamwerk grenst, als gevolg van de openheid van het omliggende landschap, direct aan alle zijden van de kern.

Verstedelijking Eethen heeft binnen de bestaande bebouwingsstructuur nog enkele mogelijkheden voor inbreiding, onder andere de locatie de Hoek. Gezien het landschappelijke raamwerk is een verdere uitleg naar buiten niet wenselijk. Indien de streekplanvariant van de groene rivier gerealiseerd worden dan ontstaat wellicht ontwikkelingsruimte aan de zuidwestzijde van het dorp.

7.2.6 Drongelen

Landschappelijk raamwerk Drongelen dankt zijn ontstaan aan de gunstige ligging aan het Oude Maasje. Routes over de dijk en vanuit het poldergebied naar het haventje aan de Maas bepalen de structuur van het dorp. Het landschappelijk raamwerk van Drongelen wordt aan de zuidzijde volledig gevormd door de uiterwaarden van de Bergsche Maas en het Oude Maasje. Aan de noord- en westzijde wordt dit raamwerk gevormd door het waardevolle open landschap.

Verstedelijking Ook voor Drongelen geldt dat het benutten van enkele inbreidingslocaties de belangrijkste strategieën zijn voor dit dorp. Verdere ontwikkeling naar buiten toe is niet noodzakelijk gezien het beperkte woningbouwprogramma voor deze kleine kern.

7.2.7 Genderen

Landschappelijk raamwerk Genderen ligt ook op een oude oeverwal van het Oude Maasje en is eigenlijk een esdorp. Langs dit wegenpatroon komt de oorspronkelijke bebouwing voor. In latere jaren is dit verdicht met aanvullende bebouwing en heeft enige dorpsuitleg in zuidelijke richting plaatsgevonden. Het landschappelijke raamwerk van Genderen wordt gevormd door de provinciale weg aan de noordzijde en de dijk van de Bergsche Maas aan de zuidzijde. Tussen de bestaande kern en provinciale weg heeft Genderen ontwikkelingsmogelijkheden.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 68 In het westen en oosten wordt het raamwerk gevormd door het landschappelijk waardevolle open landschap. Daar komt nog bij dat aan de oostzijde van Genderen een pompstation is gelegen, met bijbehorende boringsvrije- en beschermingszone.

Verstedelijking Naast enkele kleine inbreidingslocaties kent Genderen twee ontwikkelingsmogelijkheden. De eerste is een uitbreiding aan de zuidwestkant met naast particuliere woningbouw ook een woonzorgcomplex (wozoco). De tweede is gelegen tussen bestaande kern en provinciale weg. Binnen de planperiode zal hier echter slechts in zeer beperkte omvang uitbreiding plaatsvinden.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 69 7.3 Ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Werkendam

7.3.1 Werkendam

Landschappelijk raamwerk De kern Werkendam is georiënteerd op de Merwede. De oude dijk langs de Merwede en de uitwatering van enkele riviertjes op de Merwede waren de oorsprong van Werkendam. Het landschappelijk raamwerk wordt in het noordoosten bepaald door het open en laag gelegen landschap van de polder de Werken. In het oosten van Werkendam is er tussen de Schans en de ontsluitingsweg naar de Tol op de uitloper van een hogergelegen oeverwal nog ruimte voor een verdere ontwikkeling van de kern. Bij deze ontwikkeling dient wel terdege rekening te worden gehouden met de dimensionering van een eventuele Groene Rivier. Aan de noordwestzijde wordt Werkendam hard begrensd door de Boven- Merwede. Dit water vormt ook een natuurgebied. Aan de zuidzijde van Werkendam is een fraai kreken- en dijkenlandschap gelegen. Daarnaast wordt de zuidzijde gekenmerkt door het huidige bedrijventerrein Bruine Kilhaven. Het landschappelijk raamwerk in dit deel is enerzijds gelegen ten westen van de Bruine Kil en beslaat de Verrezen Polder, het Steurgat en de polders richting de Biesbosch, anderzijds ten oosten van de Bakkerskil.

Verstedelijking Binnen het bestaand stedelijk gebied zal op korte termijn worden gestart met de herstructurering bij De Burcht. Daarnaast zijn er binnen het bestaand stedelijk gebied ontwikkelingsmogelijkheden aan Werkina en op het terrein van het oude Goezate. Ook de herstructurering van een aantal oude wijken biedt kansen voor verdichting. Al met al voorziet de gemeentelijke woningbouwplanning in de planperiode tot 2015 in meer dan 400 woningen op herstructurerings- en inbreidingslocaties. Door de ontwikkeling van het woongebied Werkensepolder II (ca. 185 woningen) zal de kern aan de noordzijde duurzaam worden afgerond. Hierbij zal rekening worden gehouden met de aanduiding potentieel nat gebied. In het gebied tussen de huidige sportvelden en de Binnenvliet zijn voorts stedelijke voorzieningen op het vlak van sport en recreatie afweegbaar. De aanduiding ‘integratie stad-land’ dient dan ook de ontwikkeling van sportvoorzieningen mogelijk te maken. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een duurzame afronding richting de Binnenvliet. Van het zoekgebied ten zuiden van de Schans (Dijkgraaf den Dekkerweg) wordt naar verwachting voor 2015 geen gebruik gemaakt. Voorlopig dient rekening gehouden te worden met een ruimtereservering voor een zoektracé van de Groene Rivier. Verwacht wordt dat er in de loop van 2004 meer duidelijkheid komt over de noodzaak van dit tracéalternatief. Op termijn (na 2015) biedt het zoekgebied perspectief voor verstedelijking. Aan de zuidzijde van de kern zal binnen de planperiode een start worden gemaakt met de ontwikkeling van het regionale bedrijventerrein. Voor dit terrein

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 70 is op de plankaart ca. 40 ha bruto gereserveerd. De maximale omvang van het terrein zal waarschijnlijk niet binnen de planperiode gerealiseerd worden. Het regionaal bedrijventerrein is geprojecteerd in het gebied tussen de Bruine Kil en de Bakkerskil. Behoud en versterking van deze krekenstructuur zal uitgangspunt zijn bij de planvorming. Een adequate ontsluiting van het terrein naar de Tol/A27 is noodzakelijk. Op dit moment is de ontsluitng in studie. In paragraaf 8.2 zal verder worden ingegaan op organisatorische aspecten rond de ontwikkeling van het regionale terrein.

Ten westen van de Bruine Kil, aansluitend op het Steurgat ligt een zoekgebied voor een nieuwe haven. Het zoekgebied ligt binnen het landschappelijke raamwerk. Realisatie kan alleen plaatsvinden wanneer in het kader van Ruimte voor de Rivier een verruiming van het Steurgat wordt doorgevoerd. Een dergelijke ruimtelijke ingreep zal verstrekkende gevolgen hebben voor de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Tevens zou een deel van de bestaande havens (en havenactiviteiten) gesaneerd moeten worden. In het licht van verruiming van het Steurgat zoals eerder aangegeven wordt de aanleg van een nieuwe haven, ter compensatie, aanvaardbaar geacht, rekening houdend met compenserende maatregelen. Besluitvorming over mogelijke verruiming van het Steurgat in het kader van Ruimte voor de Rivier vindt waarschijnlijk in 2004 plaats. Tot die tijd wordt volstaan met de aanduiding van een zoekgebied voor een nieuwe haven/nat bedrijventerrein. Indien deze plannen niet doorgaan dan is een nieuwe ruimtelijke afweging noodzakelijk. Bij de eerstvolgende actualisering van het uitwerkingsplan over vier jaar kan dit onderdeel, indien nodig, worden herzien.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 71 7.3.2 Sleeuwijk

Landschappelijk raamwerk Sleeuwijk is een dijkdorp aan de rivier de Merwede. De dijk en uiterwaarden zijn dominante elementen in de structuur van het dorp. Het landschappelijk raamwerk in het noorden wordt bepaald door de landschappelijke en ecologische kwaliteiten van de Boven-Merwede met haar uiterwaarden. In het oosten is de kleinschalige bebouwing van ‘t Zand gelegen. Deze oostrand dient haar kwaliteiten richting de polder van de Nieuwe Ban te behouden. Aan de westzijde is de kern kwalitatief hoogwaardig afgerond met een waterloopje en populierenlaantje en werpt de A27 de nodige milieubelemmering op. Ten zuiden van Sleeuwijk zijn ontwikkelingsmogelijkheden duidelijk begrensd door De Roef en Transvaal. De harde overgang naar het open polderlandschap, hetgeen kenmerkend is voor dit compacte dorp, blijft hierdoor gehandhaafd.

Verstedelijking In Sleeuwijk zijn mogelijkheden voor inbreiding en herstructurering op de plek waar nu nog garagebedrijven zijn gevestigd. Voorts is er sprake van kleinere verspreide locaties. Voor uitbreiding is in principe de zoeklocatie Transvaal aan de zuidkant van Sleeuwijk in beeld. De gemeente onderzoekt momenteel echter of verplaatsing van de sportvelden ten gunste van woningbouw een aantrekkelijkere optie is. Reden hiervoor is dat dit gebied gunstiger is voor woningbouw dan Transvaal gezien de afstand tot de snelweg. De mogelijkheden voor verplaatsing van de sportvelden naar het gebied tussen de kern en de A27 wordt momenteel onderzocht. Dit gebied heeft de aanduiding ‘integratie stad-land’; deze aanduiding dient de ontwikkeling van sportvoorzieningen mogelijk te maken. Verstedelijking in de vorm van sportvelden is in dit gebied afweegbaar indien verweving van stedelijke en landelijke functies op een creatieve en doordachte wijze plaatsvindt.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 72 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 73 7.3.3 Nieuwendijk

Landschappelijk raamwerk Nieuwendijk is ontstaan aan een kenmerkend landschappelijk element, de noord- zuid lopende ‘nieuwe dijk’, die is aangelegd als tweede zeewering. Het fraaie contrast tussen binnendijks gebied (oostelijk) met dorpsbebouwing en het open landschap buitendijks (westelijk) is één van de bijzondere kwaliteiten van het dorp. Het landschappelijk raamwerk rond Nieuwendijk is helder van opzet. Ten westen van de Nieuwe Dijk bevindt zich het landschappelijk waardevolle open zeekleigebied richting de Biesbosch. Ten oosten van de A27 liggen de grote open en laaggelegen komgronden van het Land van Heusden en Altena. Aan de zuidzijde van het dorp vormen een tweetal dijken, waarvan één bebouwd, een zeer nauwe en breekbare balans met het open zeekleipolderlandschap. Tevens wordt dit gebied doorsneden door de streekvariant van de Groene Rivier. Aan de noordzijde tenslotte is middels een compacte ontwikkelingszone een heldere grens van de noordelijke uitleg van Nieuwendijk te realiseren.

Verstedelijking De mogelijkheden voor inbreiding en herstructurering in Nieuwendijk zijn beperkt. De verplaatsing van de gemeentewerf en het aangrenzende garagebedrijf bieden hiervoor kansen. Daarnaast zal langs de Rijkweg/Kerkweg een woonzorgcomplex ontstaan op de voormalige locatie van de school/bibliotheek. Daarbuiten zijn slechts verspreide, kleinere locaties in beeld. Aan de noordzijde van de kern, aansluitend op de recente nieuwbouwlocatie, is de uitbreidingslocatie De Hei III gepland met een omvang van ca. 100 woningen. Hiermee wordt voorzien in de woningbehoefte tot 2015. Voorts wordt aan de noordkant voorzien in de afronding van het huidige bedrijventerrein Ippelseweg. Het betreft een zeer beperkte uitbreiding met een bruto omvang van 1 ha.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 74 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 75 7.3.4 Hank

Landschappelijk raamwerk Hank is, net als Nieuwendijk, een dijkdorp ontstaan aan de nieuwe dijk, de tweede zeewering van het gebied. In het landschappelijk raamwerk van Hank is de Nieuwe Dijk zeer bepalend voor de structuur. Het landschap ten westen hiervan, inclusief het buurtje Vissersdijk/Sluiske wordt gekoesterd. Aan de oostzijde wordt het raamwerk begrensd door de A27. Enige ontwikkelingsmogelijkheid ligt aan de noordzijde van de kern, achter de Krouwerskade. Deze ontwikkeling wordt duurzaam begrensd door de Kamersteeg en de aanwezigheid van de streekvariant van de Groene Rivier.

Verstedelijking De mogelijkheden voor verstedelijking binnen bestaand stedelijk gebied van de kern Hank liggen vooral op de locatie Bolderik, in de omgeving van De Dotter en op verspreid liggende locaties. In totaal betreft het ruim 100 woningen tot 2015. Op het gebied van voorzieningen is de ontwikkeling rond de Campus van belang voor de structuurversterking van de kern. Een nieuwe uitbreidingslocatie voor wonen is pas na 2010 nodig. Hiervoor is voldoende transformatieruimte beschikbaar aan de noordzijde van Hank. Dit gebied biedt ook perspectief voor verstedelijking voor de periode na 2015.

7.3.5 Dussen

Landschappelijk raamwerk Dussen ligt op de oeverwal langs de Maas, waar twee belangrijke landschappelijke elementen elkaar ontmoeten: de Oude Dijk en het riviertje de Dussen. Het landschappelijk raamwerk rond Dussen wordt aan de noordzijde gevormd door het riviertje de Dussen en het achterliggende open laaggelegen komgrondenlandschap. In het oosten van de kern is het dorp reeds kwalitatief hoogwaardig afgerond middels een aantal sportvelden die aan de kern grenzen. Aan de zuidzijde wordt Dussen enerzijds door de provinciale weg, anderzijds door de oude dijk (1e zeewering) begrensd. Ontwikkelingsmogelijkheden liggen in de noordoostelijke punt van de kern (ponyweide) en aan de westzijde in de zone tussen de Oude Dijk en het riviertje de Dussen (Klein Zuideveld).

Verstedelijking In de kern Dussen zijn voldoende mogelijkheden voor inbreiding en herstructurering, onder andere in de omgeving van ’t Middelpunt/Molenwiek, door verplaatsing van de gemeentewerf/brandweer en in het gebied Ponyweide. De laatste locatie is redelijk groot van omvang (ca. 50 woningen). Vandaar dat de transformatieruimte aan de westkant van Dussen voorlopig niet aan bod hoeft te komen voor verstedelijking tenzij vanuit het totale programma van Werkendam

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 76 voor 2015 woningen verschoven worden naar Dussen en het aandeel inbreiding en herstructurering binnen de gemeente boven de 50% blijft liggen.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 77 7.4 Ruimtelijke ontwikkelingen gemeente Woudrichem

7.4.1 Woudrichem

Landschappelijk raamwerk Woudrichem is in ruimtelijk opzicht de meest bijzondere stad in de regio: een vestingstad in een bijzonder gave vorm met een zeer specifieke ligging op het punt waar Maas en Waal samenkomen. De historische stad heeft een heldere ruimtelijke structuur en de stadswallen zijn bijzonder gaaf en compleet. De uitleg van Woudrichem ligt ten zuiden van de vestingstad en is ontwikkeld langs enkele routes richting de polder. Het landschappelijk raamwerk rond Woudrichem wordt aan de noord-, west- en zuidwestzijde gevormd door natuurgebieden van de uiterwaarden van de Afgedamde Maas en Waal en de agrarische hoofdstructuur van de polder De Oude Ban. Enige ontwikkelingsruimte ligt er aan de zuidoostzijde van de kern tussen de Veldweg en de wijk Postweide. Meer naar het oosten toe begint de geledingszone naar Giessen-Rijswijk. Ten westen van Woudrichem ligt het buurtschap Oudendijk. Oudendijk is een lint van open (voormalig agrarische) bebouwing langs een voormalige dijk. Het landschappelijk raamwerk loopt strak rond het lint. Handhaving en versterking van het contrast tussen de lintbebouwing en het open landelijk gebied is belangrijk.

Verstedelijking Binnen bestaand stedelijk gebied worden op dit moment plannen ontwikkeld voor herstructurering en inbreiding ten zuidwesten van de vesting (Oude Ban). Voor wat betreft uitbreiding is momenteel een bestemmingsplan in voorbereiding voor het gebied Postweide II, ten zuidoosten van de kern. Met een omvang van ca. 170 woningen, te ontwikkelen in twee fasen, voorziet deze locatie in belangrijke mate in de gemeentelijke woningbouwbehoefte tot 2010. Het vergroten van de waterberging in de uiterwaarden kan aanleiding geven tot het amoveren van het bedrijventerrein aan de oostzijde van de kern. Herinrichting van dit gebied met bijvoorbeeld waterwoningen kan wellicht tot de mogelijkheden behoren. Hiervoor wordt op dit moment een haalbaarheidsstudie verricht waarbij Rijkswaterstaat en het Hoogheemraadschap/Waterschap nauw worden betrokken. Oudendijk is en blijft een aantrekkelijk lint in het landschap. Het opvullen van open plekken binnen het lint is incidenteel mogelijk, maar grootschalige uitbreiding met woningbouw is in principe niet aan de orde.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 78 7.4.2 Almkerk

Landschappelijk raamwerk Almkerk is ontstaan op de oeverwal langs de Alm. Het riviertje de Alm en de daarop georiënteerde bebouwing karakteriseren het dorp. Het landschappelijk raamwerk rond Almkerk is zeer helder in haar opbouw en ligt min of meer strak om het bestaande dorp heen. Aan de zuidzijde wordt dit raamwerk gevormd door het riviertje de Alm en Emmikhovense Weg. De Alm vormt een kwalitatief hoogwaardige overgang naar het open en laaggelegen komgebied ten zuiden daarvan. Redelijk strak tegen de Alm ligt ook de streekvariant van de Groene Rivier. Ten noorden van de kern vormt de provinciale weg de grens met het landschappelijke raamwerk. Vanuit milieutechnisch- en veiligheidsoogpunt is het niet wenselijk dat Almkerk zich aan de noordzijde van deze weg ontwikkeld. Aan de west- en oostzijde van de kern, gelegen tussen Alm en provinciale weg, is nog beperkte ontwikkelingsruimte beschikbaar.

Verstedelijking Almkerk beschikt over een meerdere locaties voor herstructurering en inbreiding binnen bestaand stedelijk gebied. Het betreft kleinere locaties met een totale omvang van zo’n 60 woningen. Op dit moment is er discussie over de wenselijkheid van een uitbreidingslocatie voor woningbouw ten zuiden van de kern, aan de overzijde van de Alm. Dit zou echter wel een aantasting betekenen van het landschappelijk raamwerk. Dit raamwerk wordt gevormd door het riviertje de Alm welke tot op heden een kwalitatief hoogwaardige overgang vormt naar het open en laaggelegen komgebied ten zuiden daarvan. Parallel hieraan ligt tevens de streekvariant van de Groene Rivier. Indien de Groene Rivier daadwerkelijk gerealiseerd wordt dan dient er een nieuwe afweging gemaakt te worden of er tussen huidige kern en de Groene Rivier een stedelijk programma gerealiseerd kan worden. Indien uit een nadere onderbouwing door de gemeente blijkt dat de capacitieit op binnenstedelijke locaties en de op de plankaart aangeduide afweegbare transformatieruimte niet toereikend is om het programma te realiseren dan zal een nadere afweging gemaakt worden.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 79 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 80 7.4.3 Giessen-Rijswijk

Landschappelijk raamwerk De kernen Giessen en Rijswijk liggen nagenoeg tegen elkaar aan. Het zijn dijkdorpen aan de dijk van de Maas; Rijswijk parallel, Giessen haaks op de dijk gelegen. Beide kernen liggen daarnaast ook aan weerszijden van de Alm, daar waar Alm en Afgedamde Maas elkaar ontmoeten. Op het snijpunt van de twee provinciale wegen ligt het bedrijventerrein de Rietdijk. Het terrein ligt duidelijk zichtbaar aan de rand van het open landschap. Het landschappelijk raamwerk wordt voornamelijk gevormd door watergerelateerde structuren. Het noordoosten van de kernen wordt helder begrensd door de uiterwaarden van de Maas. Aan de zuidwestzijde van de kernen vormt het landschap van de meanderende Alm en het fort nabij Giessen inclusief het omliggende landschap, kwaliteiten die binnen het raamwerk zijn gelegen. De oostzijde van Giessen en met name de Rietdijk wordt begrensd door de streekvariant van de Groene Rivier en de wenselijke landschappelijke geleding naar Andel toe. Enige ontwikkelingsruimte voor het bedrijventerrein blijft hiermee desalniettemin gewaarborgd. Tot slot wordt de westzijde van Rijswijk begrensd door een streekvariant van de Groene Rivier en de landschappelijke geledingszone tussen Rijswijk en Woudrichem.

Verstedelijking In de kernen Giessen en Rijswijk is de woningbouwcapaciteit binnen de bebouwde kom beperkt, de enige grotere locatie is de locatie Dorpshuis te Giessen. Wel zijn er plannen voor uitbreiding aan de westkant van Rijswijk (Wielstraat). Tot 2015 kunnen hier ca. 100 woningen worden ontwikkeld.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 81 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 82 7.4.4 Uitwijk en Waardhuizen

Landschappelijk raamwerk Uitwijk en Waardhuizen liggen beide op de oeverwal langs de Alm. Waardhuizen heeft een langgerekte lintvorm. Uitwijk ligt op een hoogte, gegroepeerd om het kerkje met bijbehorende groene ruimte. Het landschappelijk raamwerk ligt min of meer strak rond beide kernen als gevolg van de specifieke ruimtelijke kwaliteiten die voortvloeien uit de verwevenheid met het landschap.

Verstedelijking Handhaving en versterking van bestaande kwaliteiten is belangrijk. Realisatie van enkele kleinschalige inbreidingslocaties kan de kenmerkende structuur versterken. Gootschalige ontwikkeling van beide kernen is niet gewenst. In Waardhuizen zal door vertrek van een agrarisch bedrijf en opheffing van een stankcirkel enige ruimte ontstaan voor woningbouw (maximaal 40 woningen).

7.4.5 Andel

Landschappelijk raamwerk Andel is ontstaan op de oeverwal van de Maas. De oorspronkelijke bebouwingsstructuur concentreert zich aan de oude route parallel aan de Maasdijk en aan een oprit naar de dijk. Het landschappelijk raamwerk rond Andel wordt aan de noordoostzijde gevormd door de directe ligging aan de Maas en de uiterwaarden. Aan de westzijde van de kern is het van belang dat de geleding naar Giessen wordt opengehouden. Daarnaast is het reserveren van ruimte voor de streekvariant van de Groene Rivier hier essentieel. Aan de oostzijde is het van belang de geleding tussen Andel en Veen open te houden. In de zone tussen de Hoge Maasdijk en de Parallelweg tekenen zich enkele ontwikkelingsmogelijkheden af, met name aan de zuidoostzijde van Andel. Ook aan de noordwest- en zuidwestzijde van de kern liggen potentiële ontwikkelingslocaties.

Verstedelijking In Andel zijn de belangrijkste doelstellingen het handhaven en uitbouwen van bestaande kwaliteiten, het versterken van het centrum en het benutten van enkele inbreidingslocaties zoals in de Julianastraat en op de hoek Julianastraat/Burg. van der Schansstraat (samen ca. 50 woningen). Binnen de planperiode zal daarnaast een start worden gemaakt met de ontwikkeling van het uitleggebied Bronkhorst (ca.100 woningen tot 2015), aan de zuidwestzijde van de kern. Hierbij dient voorlopig wel rekening te worden gehouden met de dimensionering van een groene rivier. De ontwikkelingsruimte aan de zuidoostzijde van Andel biedt vooral kansen voor sport en recreatie.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 83 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 84 8 Uitvoeringsprogramma en organisatie

8.1 Het regionale planningsoverleg

Het uitwerkingsplan moet net als de StructuurvisiePlus vooral ook gezien worden als een onderdeel van een totaal ‘regionaliseringsproces’. Daarnaast geldt dat het uitwerkingsplan ten minste eens in de vier jaar wordt geëvalueerd en zo nodig herzien. Bovendien wordt periodiek gemonitord hoe de uitvoering vordert. Tenslotte is het van belang dat zowel regio als provincie betrokken blijven bij de uitvoering. Daarom is een regionaal planningsoverleg opgericht. Dat overleg kan leiden tot gewenste aanpassingen van het plan.

Het regionaal planningsoverleg is de structuur voor overleg tussen provincie en de gemeenten in de regio, met als basis het monitoren en actualiseren van het gemeenschappelijk opgestelde en door GS vastgestelde uitwerkingsplan.

Het planningsoverleg heeft als doel dat provincie en gemeenten de uitvoering van het uitwerkingsplan ten aanzien van woningbouw, bedrijventerreinen, zuinig ruimtegebruik, landschapsontwikkeling etc. kunnen volgen en monitoren. Daarnaast is het wenselijk dat de provincie en de gemeenten in de regio in de fase na vaststelling van het uitwerkingsplan met elkaar in gesprek blijven. Het overleg is nodig voor de evaluatie en de voorbereiding van (partiële) herzieningen van het uitwerkingsplan. Het planningsoverleg biedt de mogelijkheid om samen met de regio ontwikkelingsgericht te handelen. Regiospecifieke knelpunten komen zo in een vroeg stadium op tafel. Naast overheden kunnen ook externe partijen betrokken worden bij de voortgang van de afspraken.

De provincie acht een overlegstructuur met stuur- en projectgroep belangrijk, dit geheel wordt het regionale planningsoverleg genoemd. Het voortzetten van het gezamenlijke regionale planningsoverleg wordt onderschreven door de betrokken gemeenten in de regio (‘bottom-up’). De provincie is trekker van dit overleg en is verantwoordelijk voor het goed functioneren daarvan. Waar mogelijk en gewenst ondersteunt de provincie het functioneren ervan door hiervoor voldoende middelen aan te wenden.

Het waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch heeft aangegeven agendalid te willen zijn van het regionaal planningsoverleg voor zover het gaat om het volgen van de ontwikkelingen voor woningbouw en bedrijventerreinen. Ze zal wel actief betrokken zijn bij de (vierjaarlijkse) herziening van het uitwerkingsplan.

In het regionale planningsoverleg bespreken gemeenten en de provincie de voortgang van de planvorming en de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma en bezien de gevolgen van nieuwe inzichten of beleid. Verder kan het overleg leiden tot meer inzicht in relevante kwalitatieve aspecten van de ruimtebehoefte voor de functies wonen en werken en wordt hierdoor de regionale samenwerking vergroot. De provincie heeft tot taak om regionale cijfers over woningbouwproductie en over uitgifte van bedrijventerreinen (monitoringsgegevens) te verzamelen en te verspreiden.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 85 Op basis van nieuwe inzichten kunnen de ambtelijke vertegenwoordigers van gemeenten en provincie voorstellen formuleren voor programma en fasering. In het bestuurlijke overleg bespreken de gedeputeerde en portefeuillehouders Ruimtelijke Ordening de conclusies uit het ambtelijke overleg en besluiten zij over eventuele voorstellen voor aanpassing van het programma in het uitwerkingsplan. De overlegfrequentie wordt in samenspraak met de gemeenten vastgesteld. De stuurgroep komt tenminste eens per jaar bijeen om de complete voortgang van het uitwerkingsplan te bespreken. De overleggen worden indien mogelijk gekoppeld aan de verschijningsdata van de belangrijkste jaarlijkse gegevensbronnen (CBS registratie woningbouw en IBIS enquête bedrijventerreinen).

De opzet van het planningsoverleg wordt nog nader uitgewerkt en kan zich in de tijd verder ontwikkelen.

8.1.2 Overige informatiemomenten

Gedurende de looptijd van het uitwerkingsplan worden de statencommissie Ruimte en Milieu en de raadscommissies op de hoogte gehouden van de voortgang van de regionale samenwerking en hebben zij de mogelijkheid advies te geven over inhoud en proces. Indien nodig worden zij actief betrokken. De provincie is verantwoordelijk voor communicatie richting de commissie Ruimte en Milieu, de gemeenten voor communicatie richting hun eigen raadscommissies.

8.2 Regionale afstemming bedrijventerreinontwikkeling

In het uitwerkingsplan Land van Heusden en Altena neemt het regionale bedrijventerrein bij Werkendam een bijzondere plek in, met name omdat het één van de drie regionale bedrijventerreinen is die op basis van het streekplan specifiek voor een landelijke regio worden ontwikkeld. Met de ontwikkeling van een regionaal bedrijventerrein worden meerdere doelen nagestreefd. Behoud van de werkgelegenheid voor de regio staat centraal, in het bijzonder wat betreft grootschalige bedrijvigheid. Daarnaast kunnen gemeenten gezamenlijk een sterker profiel in de markt zetten. Het is dan ook wenselijk om het regionaal bedrijventerrein een duidelijke profilering ten opzichte van de overige terreinen in de regio te geven. Het regionaal bedrijventerrein biedt vooral ruimte voor grote bedrijfskavels en voor bedrijven in de hogere milieucategorieen.

Regionale samenwerking De regio is van mening dat de mogelijkheden voor nadere samenwerking op het gebied van ontwikkeling en uitgifte van bedrijventerreinen onderzocht moeten worden. De stuurgroep spreekt de intentie uit om binnen een jaar te komen tot een samenwerkingsovereenkomst. Omdat de reikwijdte van samenwerking op dit moment nog niet overzien kan worden zal de samenwerking voorlopig langs drie lijnen worden uitgewerkt: • de drie gemeenten in het Land van Heusden en Altena hebben de intentie uitgesproken om te gaan samenwerken om de ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein bij Werkendam te organiseren. In een intergemeentelijk samenwerkingsverband zal de ontwikkeling en het beheer van het regionaal bedrijventerrein worden geregeld. De gemeenschappelijke belangen worden

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 86 behartigd en taken en verantwoordelijkheden worden verdeeld. Zaken die daarbij aan de orde dienen te komen zijn planvorming, realisatie, promotie en acquisitie, uitgifte, exploitatie en het beheer van het regionale bedrijventerrein ten zuiden van Werkendam. • regionale afstemming inzake de ontwikkeling en uitgifte/beheer van de bedrijventerreinen Veense Steeg, Rietdijk noord en Bruine Kilhaven V in het Land van Heusden en Altena. Afstemming vindt plaats door middel van regelmatig ambtelijk en bestuurlijk overleg, bijvoorbeeld in het kader van het regionaal planningsoverleg. • regionale afstemming inzake de ontwikkeling en uitgifte/beheer van alle overige bedrijventerreinen in het Land van Heusden en Altena. Afstemming vindt plaats door middel van regelmatig ambtelijk en bestuurlijk overleg, bijvoorbeeld in het kader van het regionaal planningsoverleg. De afstemming heeft betrekking op aspecten zoals segmentering en profilering van verschillende terreinen, zuinig ruimtegebruik, beeldkwaliteit. Ook de revitalisering van verouderde bedrijfslocaties kan worden afgestemd met het nieuwe regionale bedrijventerrein, bijvoorbeeld voor wat betreft prioritering en fasering.

Regionale samenwerking heeft dan als voordeel dat concurrentie tussen gemeenten wordt voorkomen. De individuele gemeenten krijgen de garantie dat er plek voor hun bedrijven beschikbaar is en blijft in de regio. Uitgangspunten voor regionale samenwerking zijn: • geen blauwdruk, maar regionaal maatwerk; • regionale samenwerking van onder-op; • de provincie stimuleert en faciliteert; • het georganiseerde bedrijfsleven dient bij het proces betrokken te worden.

De samenwerking kan wellicht in de tijd gezien geïntensiveerd worden. Om de regionale samenwerking echt inhoudelijk uit te kunnen werken is het daarnaast van groot belang dat er sprake is van een gezamenlijke visie, die door de bestuurders in de regio, in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en organisaties zoals de Kamer van Koophandel, het REWIN, wordt gedragen. Met andere woorden, draagvlak creëren is essentieel.

Rol van de provincie De provincie zal bij het regionale bedrijventerreinenbeleid een faciliterende rol vervullen. Zij brengt vooral menskracht, kennis en expertise in. Enerzijds is de Provincie actief betrokken bij de ruimtereservering (o.a. in het uitwerkingsplan) en het opstellen van bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen. Anderzijds wil de Provincie een actieve bijdrage leveren aan de planontwikkeling en -uitvoering van het regionale bedrijventerrein bij Werkendam. De nadruk ligt hierbij op de uitvoering van kwaliteit op bedrijventerreinen en regionale afstemming. Ook streeft de provincie ernaar om financiële ondersteuning te bieden, bijvoorbeeld door onderzoeken via cofinanciering te ondersteunen of het financieel ondersteunen van een projectorganisatie.

Ook de Brabantse Herstructuringsmaatschappij Bedrijventerreinen en het PIT kunnen belangrijke instrumenten zijn bij herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen en het opzetten van parkmanagement.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 87

8.3 Beschrijving overige projecten

Naam project Regionale samenwerking en afstemming bedrijventerreinen regio Heusden en Altena Omschrijving Onderzoek naar meest geschikte vorm van regionale samenwerking en oprichten van een samenwerkingsverband dat als basis dient voor concrete ontwikkeling van RBT Werkendam en eventueel andere terreinen. Doelstelling Samenwerking en afstemming bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio Financiën Nader te bepalen Projectverantwoordelijke Provincie Noord Brabant Mogelijk betrokkenen Regiogemeenten, provincie Noord-Brabant, Rewin evt. private partijen Procesbeschrijving Samenwerkingsverband wordt in 2005 opgericht.

Naam project Amoveren buitendijks bedrijventerrein Fort/De Klerk Omschrijving Onderzoek naar haalbaarheid amoveren bedrijven en mogelijke herontwikkeling buitendijks gelegen gebied met bijv. woningbouw. Doelstelling Amoveren buitendijks gelegen bedrijven(terrein) Financiën Nader te bepalen Projectverantwoordelijke Gemeente Woudrichem Mogelijk betrokkenen Rijkswaterstaat, waterschap Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch, particuliere bedrijven ter plekke Procesbeschrijving Haalbaarheidsstudie loopt.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 88 9 Definities en afkortingen

9.1 Definities

9.2 Afkortingen

Literatuurlijst pm

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 89 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 90 10 Bijlagen

10.1 Organisatie uitwerkingsplan

Samenstelling Stuurgroep Dr. P.L.A. Rüpp, gedeputeerde Ruimtelijke Ontwikkeling van de provincie Noord-Brabant Ir. A. Verspuij, wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Aalburg B.M. van den Heuvel, wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Werkendam J. Kant, wethouder Ruimtelijke Ordening van de gemeente Woudrichem A.B. Snoek, dijkgraaf van Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch

Samenstelling Ambtelijke Projectgroep Frans van der Schoot, provincie Noord-Brabant Ronald Kramps, provincie Noord-Brabant Sonja van Griethuysen, provincie Noord-Brabant Wilfried Janssens, gemeente Aalburg Danielle Fluit, gemeente Aalburg Linda van der Linden, gemeente Aalburg Ton van Eijk, gemeente Werkendam Anja Hoeke, gemeente Werkendam Teus van Tilborg, gemeente Woudrichem Kees Bikker, gemeente Woudrichem Jan Spieksma, waterschap Rivierenland Ruud Nakman, Regiobureau Breda Claudia de Hoon, Regiobureau Breda

Planschrijvers Van de afdeling Ruimtelijke Ordening van de provincie Noord-Brabant: Sonja van Griethuysen, Ronald Kramps en Frans van der Schoot

Tekenaars Van de afdeling GEO van de provincie Noord-Brabant: Ad Verhagen

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 91 10.2 Checklist intensiveren ruimtegebruik op bedrijventerreinen

De gemeenten in het Land van Heusden en Altena zetten de komende jaren fors in op het zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik op bedrijventerreinen. In hoofdstuk 5 is aangegeven dat er op basis van de verwachtingen ten aanzien van ruimtewinst door intensievere benutting van bedrijventerreinen voor deze regio uitgegaan wordt van een ruimtebesparing van ca. 15%. In (bestemmings-)plannen voor nieuwe bedrijventerreinen zal meer dan in het verleden aandacht worden geschonken aan mogelijkheden om het ruimtegebruik te intensiveren. De volgende maatregelen worden kansrijk geacht en dienen als checklist bij het opstellen van bestemmingsplannen:

- hanteren van minimale kavelgroottes - hanteren van hogere bebouwingspercentages per kavel - hanteren van minimale bouwhoogten - verplichten van gezamenlijke parkeervoorzieningen en/of parkeren op het eigen terrein - tegengaan van oneigenlijk gebruik: geen milieucategorie 1-bedrijven, geen bedrijfswoningen, geen zelfstandige kantooractiviteiten, geen zelfstandige detailhandel - toestaan/stimuleren kantoorgedeelte boven maaiveld - toestaan/stimuleren bedrijfsverzamelgebouwen - toestaan/stimuleren stapelen en schakelen van bedrijfsgebouwen en/of bouwen op achtergrens of op zijdelingse perceelgrenzen (binnen de voorwaarden op het gebied van veiligheidsaspecten) - ontwikkelen beeldkwaliteitsplan - stimuleren centrale groenvoorzieningen - beter vormgeven overgang van terrein naar buitengebied, zodat dit overgangsgebied zowel voor de economische functie als voor de landschappelijke en ecologische functie van belang kan zijn. Hierdoor is niet direct sprake van minder ruimtebeslag, maar ruimte wordt in kwalitatief opzicht beter benut (meervoudig ruimtegebruik) - ontwikkelen van efficiënte watersystemen: bijvoorbeeld gemeenschappelijk bassin om het water van verharde oppervlakten op te vangen en voldoende toevoer bluswater te garanderen in plaats van individuele bassins - optimaliseren van de ontsluiting zodat alle delen van het terrein ontsloten en uitgegeven kunnen worden (interne en externe bereikbaarheid) - toepassen segmentering: bedrijven uit eenzelfde categorie of bedrijven die van elkaar afhankelijk zijn clusteren en inrichting van het terrein op eisen van deze clusters afstemmen. Hierbij streven naar betere benutting van milieuzones, bijvoorbeeld het combineren van geluid- en stankzones.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 92 Voor het regionaal bedrijventerrein Werkendam wordt gestreefd naar het instellen van een parkmanager of beheermaatschappij. Deze draagt zorg voor gezamenlijke inkoop van diensten en producten en gemeenschappelijk gebruik/inzet van faciliteiten9. Voorts dient te worden nagedacht over de mogelijkheden van vervoermanagement10. Mogelijke maatregelen dienen in bij de verdere planontwikkeling voor het regionale bedrijventerrein nader te worden uitgewerkt.

9 Te denken valt aan gezamenlijke energie-inkoop en benutting restwarmte, gezamenlijke afvalinzameling of het oprichten van een bedrijfsmilieustation, gezamenlijk waterbeheer (bijv verwerking afvalwater en/of hergebruik van industriewater), gezamenlijke voorzieningen zoals receptie, kantine, kinderopvang, vergaderzalen etc., gezamenlijke inkoop van bijvoorbeeld copy en reproductie, kantoor- en computerbenodigdheden, lease, verzekeringen etc. 10 Maatregelen zoals het realiseren van een ov-verbinding met het bedrijventerrein, de opzet van een carpool- systeem, het verzorgen van bedrijfsvervoer tussen bedrijventerrein en nabij gelegen vervoersknooppunten.

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 93 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 94 Bijlage 1.Program m a w oningbouw in de gem eenteAalburg,2002-2014 en doorkijk 2015-2019 (inaantallen w oningen) 2002-2009 2010-2019 2002-2004 2005-2009 2010-2014 2015-2019 status status status status totaal totaal 2002-2019 hard zacht hard zacht hard zacht hard zacht 2002-2014 2015-2019 naam plan/project plantotaal her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr program m a doorkijk opm erkingen kern W ijkenAalburg SpijkenWielstraat 5 5 5 CokM idlandterrein99 9 Kerkverrew eide II,fase 1 77 46 31 77 incl12 extrapilotdoelgroepen Kerkverrew eide II,fase 2 115 35 80 115 Markte.o. 55 20 35 55 incl10 extrapilotdoelgroepen voorm .bedrijventerreinen 15 15 15 Wijkestein3131 31 overige inbreidingslocaties 40 40 40 GroteKerkstraat(v.B allegooijen) 50 50 50 OudeKerkstraat(Alad) 20 10 10 20 GroteKerkstraat(VanZandwijk) 10 10 10 Spijk(locatieVanAlphen) 15 15 15 Polstraat-M aasdijk(V.Hemert)20 4 6 10 20 Langestraat 100 100 100 Engelsestoof(W .v.O range C oll) 40 20 20 40 Jasm ijnstraat 4 4 4 incl2 extrapilotdoelgroepen Berenhoeksestraat 24 24 24 ruimte voorruimtelocatie kern V een Herz.M usschentiend-Verrew eide 6 33 6 W eerakkers 9 45 9 Witboom straat 15 15 15 Jonker P etfood /Tjalmastraat 40 22 12 6 40 incl11 extrapilotdoelgroepen voormalige bedrijventerreinen 8 2 6 8 overige divers33 3 DeEng 60 60 60 Witboom straat(Timmermans) 8 88 Witboom straat('tLam ) 8 88 M aasdijk(Timmermans) 8 88 Grotestraat(Timmermans) 8 88 M aasdijk-Witboom str(Vos) 8 88 Grotestraat 15 15 15 kern G enderen D oeverensestr/Hoefstr23 23 23 excl21 zorgw oningen Kerkstr17125 17 diversuitbreidingslocaties 15 15 15 M eerstraat(Hak/Bouman) 15 15 15 kern E ethen H oek 19 7 2 10 19 incl2 extrapilotdoelgroepen MAVOterrein55 5 diverse inbreidingslocaties 7 527 kern M eeuw en Divers 10 55 10 Uitbreidingslocatiepm pm kern D rongelen Kruisstraat 8 4 4 8 divers 1 1 1 kern B abylonienbroek divers 10 28 10 Totaalgem eenteAalburg 956 61 46 58 0 83 31 102 82 10 0 98 80 0 0 305 0 651 305 hard/zacht 107 58 114 184 10 178 0 305 Totaalperiode 165 298 188 305 651 305 Voorontwerp uitwerkingsplanincl.pi landelijkelotw oningen doel regiogroepen Land van 37 Heusden en Altena, 23-03-2004 95 37 incl.ruimte voorruimte-w oningen 24 24 resteert 895 590 Prognose 785 120 200 245 220 565 220

percentage binnenstedelijk 63% (tot2015) 75% (tot2020) percentage harde plannen 35% (tot2015) 24% (tot2020) Bijlage 2.Program m a w oningbouw in de gem eente W erkendam ,2002-2014 en doorkijk 2015-2019 (in aantallen w oningen) 2002-2009 2010-2019 2002-2004 2005-2009 2010-2014 2015-2019 status status status status hard zacht hardzachthard zacht hard zacht totaal totaal 2002-2019 locatielocatie locatielocatie locatie locatie locatielocatie 2002-2014 2015-2019 naam plan/project plantotaal her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr program m a doorkijk opm erkingen kern W erkendam Werkensepolder 43 43 43 0 Vierlaan 120 120 120 0 DeBurcht 80 80 80 0 Werkensepolderfase II 185 185 185 0 verspreidewonW erkendam 54 54 54 0 in aanbouw /verleende vergunningen kinderopvang W erkensepolder 16 16 16 0 Dijkgraafden D ekkerw eg 400 400 0 400 Werkina 60 60 60 0 Herstructureren divwijken 35 35 35 0 O ud G oezate4040 40 0 Werkensedijk 20 20 20 0 Werkendam verspreide locaties 30 30 30 0 kern Sleeuw ijk Sleeuw ijkkern 38 28 10 38 0o.a.garage v A ndel(10 w on) M uggenschansIV 64 64 64 0incl6 extrapilotspecifieke doelgroepen Sleeuw ijkherstructureren 20 20 20 0 Dijklintnabijhaven 10 10 10 0 verplaatsing garagebedrijven 30 30 30 0 Sleeuw ijkverspreide locaties 15 15 15 0 Sleeuw ijkuitbreiding (locatieinstudie) 150 75 75 150 0evt.om geving Transvaalofoostkant kern N ieuw endijk DeHeiII 34 34 34 014in aanbouw ,daarna laatste19 terreinhoekRijksw /Kerkw 23 23 23 0 w ozoco,loc voorm school verpl.gem eentew erfengaragebedr 25 25 25 0 verspreidewonin aanbouw 10 10 10 0in aanbouw /verleende vergunningen verspreide locaties N ieuw endijk 10 10 10 0 DeHeiIII 100 50 50 100 0 kern H ank bp kernHank 11 11 11 0 o.a.projectL eem ans verspreidewoningen H ank 9 9 90in aanbouw /verleende vergunningen HankNoord85 85 85 0 voorm.scholenterrein/Bolderik32 32 32 0 H ank herstructureren M ariapolder 35 35 35 0 O m geving de D otter 20 20 20 0 H ank verspreide locaties 10 10 10 0 kern D ussen bp kernDussen 3 3 30 verspreidewoningen D ussen 8 8 80in aanbouw /verl.verg.incl2 extrapilot Buitenkade/2e ged.B uitendijk11 10 gem eentew erf/brandw eer 20 20 20 0 Dussenherstructureren 20 20 20 0 om geving M unsterkerk/Wilhelminastr Dussenverspreide locaties 6 660 dorpshuis'tM iddelpunt 10 10 10 0 om geving M iddelpunt/Molenw iek 20 20 20 0haalbaarheidsonderzoek gaande Ponyweide 50 50 50 0 D ussen W est 75 75 0 75 Totaalgem eente W erkendam 2027 244 157 10 0 103 0 252 310 0 0 266 210 0 0 0 475 1552 475 hard/zacht 401 10 103 562 0 476 0475 Totaalperiode 2027 411 665 476 475 1552 475 incl.pilotw oningen doelgroepen 8 8 resteert 2019 1544

Prognose 1860 410 595 480 375 1485 375 Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 96 percentage binnenstedelijk 56% (tot2015) 43% (tot2020) percentage harde plannen 32% (tot2015) 25% (tot2020) Bijlage 3.Program m a w oningbouw in de gem eente W oudrichem ,2002-2014 en doorkijk 2015-2019 (inaantallen w oningen)

2002-2009 2010-2019 2002-2004 2005-2009 2010-2014 2015-2019 status status status status to taal totaal 2002-2019 hard zacht hard zacht hardzachthardzacht2002-2014 2015-2019 naam plan/project plantotaal her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr her/inbr uitbr program m a doorkijk opm erkingen w oningen reservepother/inbr 35 35 35 kern W oudrichem O udendijk 5 5 5 D e O ude B an/Groenendijk28 28 28 incl12 extrapilot,24 sloop Postweide 1990 22 22 22 begin 2003 opgeleverd Postweide 2 170 170 170 FortB ouw /DeKlerk 25 25 25 kern A lmkerk DeAlmherz.1997 21 9 12 21 D en D oorn-Sjersestr/Kerkstr 9 9 9 locatie gem eentew erken 8 1 7 8incl4 extrapilot Almweg-Oost 20 515 20 Almkerkzuid100 100 0 100 zietekstparagraaf7.4.2 Almkerk oude school 8 8 8 Almkerkcentrum 30 15 15 30 Prov.w eg N oord19boerderij9 9 9 DeZijl 6 6 6 incl3 extrapilot kern G iessen/Rijsw ijk DeBijl2 -1991 33 33 33 in 2002 24 w oningen opgeleverd,incl7 extrapilot locatieElshout 3 3 3 locatieSmits/van T rigt 15 15 15 machinefabrO .Schouten 14 14 14 incl2 extrapilot DorpshuisGiessen 20 20 20 incl5 extrapilot Rijsw ijk-West/Wielstr 100 50 50 100 kern A ndel Julianastr/Burg.vd Schansstr 25 25 25 Julianastraat 25 25 25 Bronkhorst 100 50 50 100 BronkhorstII50 50 50 kern U itwijk/W aardhuizen locatieW aardhuizen12en18 40 20 20 40 Totaalgem eente W oudrichem 921 14 64 10 0 56 12 90 275 0 0 95 115 0 0 40 150 731 190 hard/zacht 78 10 68 365 0 210 0190 Totaalperiode 88 433 210 190 731 140 extra p ilotw oningen provincie33 33 resteert 888 698 Prognose 905 200 295 220 190 715 190

percentage binnenstedelijk 36% (tot2015) 33% (tot2020) percentageharde plannen 20% (tot2015) 16% (tot2020)

Voorontwerp uitwerkingsplan landelijke regio Land van Heusden en Altena, 23-03-2004 97