CRANIUM 26,1 - 2009

Een neurocranium van gallicus uit de Noordzee

Bjorn De Wilde

Samenvatting

schedel eland uit de Noordzee. Het stuk bevindt zich in de In 2007 werd een onvolledige van een opgevist

Klaas Post De kenmerken ditneurocraniumleiden determinatieals C. De verzameling van (Urk). van tot een gallicus.

komt met de basis het voorkomen de soort: geologische datering overeen verwachtingen op van van

Vroeg-Pleistoceen.

Summary

skull The of the collection of In 2007 an incomplete was trawled from the North Sea. specimen makes part

Klaas Post (Urk). The features of this neurocranium lead to an identification as C. gallicus. The geological dating

based the of the . corresponds with the expectations on occurrence species: Early

Inleiding Beschrijving

vondst betreft dat In augustus 2007 werd door de Nederlandse De (fig. 1) een neurocranium kotter TH-43 een onvolledige schedel opgevist een recente breuk vertoont ter hoogte van de kleur in het deel van het Brits ContinentaalPlat dat in orbitalen. Het heeft een roestige bruine en

fossilisatie. laatste af het vissersjargon bekend staat als de "Putten een hoge matevan Dit is te boven de Noord Hinder" (52°30'N-02°40'0), leiden van de hoge klank die het produceert hard wordt een aantal diepe geulen ten noorden van het wanneer er met een voorwerp op uitstekend lichtbaken de Noord Hinder. Het stuk kwam getikt. Het neurocranium is gecon-

terecht in de collectie van Klaas Post (Urk, serveerd, met enkel kleine beschadigingen van collectienummer NO 4511), die mij er op attent recente oorsprong. De suturen zijn duidelijk

zichtbaar. beide frontalen staat lateraal maakte en het ter beschikking stelde voor Op een studie. rozenstok met een natuurlijk breukvlak,

Tabel 1: afmetingen van het Meting (in mm) NO 4511 M6101 neurocranium van C. gallicus

uit de Noordzee en van East 10* 113,8 107 Runton.

11* 79,8 -

Table 1: measurementsof the 12* 155,0 164 neurocranium of C. gallicus

13* 82,6 82 from the North Sea and from

East Runton. grootste diameter rozenstok links 71,2 -

kleinste diameter rozenstok links 56,7 -

grootste diameter rozenstok rechts 69,6 -

kleinste diameter rozenstok rechts 59,6 -

- vanaf de onderrand Volgens Boeskorov (2005): 1010 achterhoofdshoogte vanaf de onderrand van

het achterhoofdsgat; 11 - achterhoofdshoogte vanaf de bovenrandvan het

- - breedte de achterhoofdsgat; 12 maximaleachterhoofdsbreedte; 13 breedte van de

achterhoofdknobbels

41 Een neurocranium van Cervalces gallicus uit de Noordzee

Fig. 1. Cervalces gallicus, neurocranium, “Putten boven de Noord Hinder”, Noordzee, collectie Klaas Post (Urk, NO 4511)

a - bovenaanzicht

b - onderaanzicht c - zijaanzicht, rechts

d - zijaanzicht, links

e - vooraanzicht f - achteraanzicht neurocranium,Cervalces gallicus, ”Noord Hinder Pits”, North Sea, collection Klaas Post (Urk, NO 4511)

a - dorsal view b - basal view c - lateral view, right side d - lateral view, left side

e - frontal view

f - caudal view

42 CRANIUM 26,1 - 2009

kunnen worden. ander deter- ontstaan door het afwerpen van het gewei. Het aangewend Een ovale doorsnede. minatiecriterium heeft de nasalia. breukvlak heeft een betrekking op

Bij Alces zijn de nasalia kort en maken ze geen Op de linkse frontale is een opvallend putje contact met de premaxilla, bij Cervalces zijn ze waarneembaar, dat niet tot de normale schedel- lang en raken ze wel aan de premaxilla. morfologie behoort. Wellicht is dit van trauma- Aangezien bij het hier beschreven schedelfrag- tische Prof. K. oorsprong (comm. Chiers). de nasalia is het ment en premaxilla ontbreken,

Tabel 1 geeft enkele afmetingen van het stuk. evenmin mogelijk om dit kenmerk na te gaan.

een verschil dat hier wel Er is evenwel nog aangewend kan worden, namelijk het veel

smallere Alces. De bouw Determinatie en hogere occipitale bij van het occipitale is bij Cervalces gelijkaardig De laterale inplanting van het gewei is een aan die bij de andere hertengenera zoals typisch kenmerk van de subfamilie Alceini of bijvoorbeeld , Capreolus en Dama Elanden, binnen de familie Cervidae of Herten. (Azzaroli, 1994). Het Noordzeestuk vertoont het De fossiele Euraziatische elanden worden karakteristieke occipitale van Cervalces. De hoge allen onderhet gewoonlijk geklasseerd genus reeds ouderdom van het stuk werd ook aang- Cervalces, de recente eland Alces alces terwijl door de van mineralisatie, egeven hoge graad wordt beschouwd als enige vertegenwoordiger wat bij zoogdierresten van de Noordzeebodem van het Alces. Alces alces voor genus verschijnt een meestal wijst op Vroeg- tot Midden-Pleisto- het eerst in het Laat-Pleistoceen (Breda & cene datering. Laat-Pleistocene zoogdierresten Marchetti, 2005). zijn in regel veel minder gemineraliseerd (Mol

et onderscheid tussen de Cervalces al, 1999). Het genera en basis de Alces is onder meer mogelijk op van De aanwezigheid van twee Cervalces soorten is stanglengte van het gewei, waarbij de stangen algemeen aanvaard in de literatuur: C. gallicus van laatstgenoemde veel korter zijn. Ook de en C. latifrons, respectievelijk begin- en eind- oriëntatie van het palmatievlak van het gewei is punt van de fylogenetische lijn. Andere auteurs verschillend. Alces wordt gekenmerkt door een aanvaarden een derde, intermediaire soort, C. horizontaal Cervalces door een palmatievlak, die slechts is carnutorum, gebaseerd op een verticaal palmatievlak. Bij het neurocraniumuit maxillafragment met M2 en M3 en een frag- de Noordzee de zijn geweien afgeworpen, ment van een frontale met basis van de rozen- zodatbovenstaande determinatiecriteria niet stok et al., wat doet (Guérin 2003), vragen rijzen

Tabel2. Overzicht

Cervalces Alces van de verschillen

tussen resp. Cervalces lengtelengte stang lang kort Alces en Alces (boven),(boven), en gewei tussen C. oriëntatie palmatie vertikaal horizontaal gallicus en C. latifronslatifrons (onder) kort , lang nasalia Differences between nasalia veen contact geen pre-r contact premaxilla ° schedel r Cervalces and Alces maxilla (top), and between occipitale breed smal C. gallicus and

C. latifrons (bottom)

Cervalces gallicus Cervalces latifrons

lichaamslichaamsgroottegrootte klein groot

l.i gewei lengte stang zeer lang langng

, rechthoekig rond ° occiput . bovenaan , , , , geen bovenaan tuberkeltuberkel . ° schedel , , , tuberkeltuberkel

occipitale condylen smal breed

43 Een neurocranium van Cervalces gallictis uit de Noordzee

Fig. 2: Cervalces gallicus, ho- lotype, Sénèze, Frankrijk (Université Claude Bernard Lyon 1)

Cervalces gallicus,holotype, Sénèze, France (University Claude Bernard Lyon 1)

over zijn geldigheid. Morfologische verschillen vierkante vorm heeft en een tuberkel ontbreekt.

in schedelbouw tussen de drie soorten zijn niet De achterhoofdsknobbels van het neurocranium

eenduidig, omwille van de graduele evolutie. uit de Noordzee zijn relatief smal, het achter-

Breda onder andere de is eerder rond het (2001) beschrijft meer hoofdsgat en vertoonteen, zij

uitgesproken ontwikkeling van spieraanhech- afgebroken, tuberkel aan de bovenzijde, wat

tingsvlakken en suturen bij C. latifrons, dus leidt tot een determinatie als C. gallicus. kenmerken die, zoals Breda zelf schrijft, ook Het enige kenmerk binnen de lijn C. gallicus -C. sterk afhankelijk zijn van het geslacht en de carnutorum- C. latifrons waarover momenteel leeftijd van het individu. De enige schedelken- consensus heerst, is de toename van de merken waarde waar nog enige aan gehecht lichaamsgrootte. Aangezien dit kenmerk uiter- wordt, betreffen de morfologie van de achter- aard ook is de het afhankelijk van leeftijd van hoofdsknobbels (occipitale condylen) en van het individu en onderhevig is aan sexueel dimor- achterhoofdsgat (occiput) (Breda & Marchetti, het fisme, is van belang om resten van 2005). In C. latifrons zijn de achterhoofdsknob- volwassen individuen van hetzelfde geslacht te bels lateraal meer verlengd dan in C. gallicus. vergelijken. Het toekennen van het geslacht is Het achterhoofdsgat heeft bij C.i gallicus een bij neurocrania van elanden eenvoudig aan- ronde vorm en het bezit aan de bovenzijde een gezien enkel de mannetjes een gewei dragen. tuberkel, terwijl bij C. latifrons het eerder een Een idee van de leeftijd kan verkregen worden

44 CRANIUM 26,1 - 2009

Fig. 3. Cervalces gallicus, neurocranium, East Runton, UK (Natural History Museum M6101), naar Azzaroli (1953)

a - achteraanzicht

b - zijaanzicht, links

c - onderaanzicht

Cervalces gallicus, neurocranium, East Runton, UK (Natural History Museum M6101), after Azzaroli

(1953)

a - caudal view

left side b - lateral view,

c - basal view

met deel de schedel door na te gaan in welke mate de suturen geweifragment een van van vergroeid zijn. De suturen bij het Noordzeestuk deze eland. De afmetingen van de schedeldelen

uit de Noordzee komen overeen met deze van zijn nog goed zichtbaar, maar zijn duidelijk reeds sterk vergroeid, zodat we hier van een het door Azzaroli (1994) voorgestelde neotype volwassen dier Cervalces uit UK, Natural mogen spreken. Bij zijn Mundesley (Norfolk, History de schedelsuturen trouwens steeds goed zicht- Museum M6553). Ook door vergelijking met de schedels baar (Breda comm. D. Mol). De relatief sterk afmetingen van en schedelfragmenten ontwikkelde rozenstokken van volwassen individuen van C. wijzen eveneens op mannelijke een adult. gallicus en C. latifrons elders in Europa, kan

besloten worden dat het neurocranium uit de Schedelfragmenten van adulte mannelijke C. Noordzee te identificeren is als C. gallicus. Het latifrons zijn reedsbekend van de Noordzee- is meteenook het eerste skeletelement uit de bodem (Mol et al, 2008). De stukken zijn kan worden Noordzee dat met zekerheid toege- herkenbaar aan hun forse afmetingen en zijn schreven aan deze elandensoort. Andere sterk allen sterk gemineraliseerd. Onder meer de gemineraliseerde Noordzeevondsten van eland, locatie "Het Gat" leverde in 2000 een basaal hun zouden die op basis van grootte aangeduid

45 Een neurocranium van Cervalces gallicus uit de Noordzee

kunnen worden als C. gallicus, zijn niet diagnos- met een deel van de frontale (Johnson, 1874) en

het onderscheid te maken met het C. carnu- tisch genoegom zeer beperkte typemateriaal van

C. latifrons. torum werd hierboven reeds aangehaald.

De zoogdierresten in Sénèze zijn aangetroffen

in maar-afzettingen en in bovenliggende Geologische context en datering hellingssedimenten. Enkel in de maar-afzet-

tingen complete skeletten gevonden. Het Ter hoogte van de vondstlocatie, de "Putten zijn wordt basis van zijn boven de Noord Hinder", dagzomen volgens holotype op bewaringstoe-

stand door Lister aan de de geologische kaart (Cameron et al., 1984) de (1993) toegeschreven studies maar-afzettingen. Paleomagnetische en Laat-Pliocene Westkapelle GroundFormatie en absolute hebben dat het de Vroeg-Pleistocene Smith's Knoll Formatie. dateringen uitgewezen fossielhoudendniveau van de maar-afzettingen Eerstgenoemde bestaat uit mariene transgres- een ouderdom heeft van ca. 2 Ma (Breda & sieve afzettingen, laatstgenoemde uit Marchetti, 2005). delta-front en pro-delta afzettingen. De Smith's

Knoll Formatie het begin van de weerspiegelt Wegens de onvolledigheid van de schedel van het uitbouw van een deltacomplex in Azzaroli kort de groot Sénèze, verwees (1953) na

Noordzeebekken (Harrison, 1988). het C. beschrijving van holotype van gallicus

naar een neurocranium van East Runton Van de locatie is reeds een beperkt aantal bekend. (Norfolk, UK, fig. 3). Dit neurocranium komt andere landzoogdieren Het gaat om grootte en proporties goed overeen met het zuidelijke mammoet, Tegelse hert, Etruskische qua hier De studie neushoorn & beschreven specimen. van en een groot paard (Mol Post, molaren van olifantachtigen en geweifrag- 2007). Daarnaast komen er ook Laat-Pliocene menten East Runton door Lister onder van (1996) zeezoogdieren voor, meer Hemisyn- heeft dat alle dateren uit cretsii & uitgewezen ze vrijwel trachelus sp. enAlachtherium (Post het Vroeg-Pleistoceen, waarvan de afzettingen Bosselaers, 2005). Uitgaande van de faunasa- voorkomen het strand. er ter hoogte van Op menstelling en het ontbreken van typisch andere locaties de kust Norfolk Midden-Pleistocene soorten kunnen de land- langs van en

Suffolk komt een ofwel zoogdierfossielen uit de "Putten boven de grotendeels vroeg

Midden-Pleistocene hertenfaunavoor of een Noord Hinder" geplaatst worden in het

van een en een Vroeg-Pleistoceen. Hunherkomst uit de Smith's mengeling Vroeg-Pleistocene Midden-Pleistocene hertenfauna. Aan het Knoll Formatie is hierbij aannemelijker dan een vroeg

neurocranium C. van East Runton herkomst uit de marieneWestkapelle Ground van gallicus

kan aldus ook een ouderdom Formatie. Vroeg-Pleistocene toegekend worden. Het holotype van C. gallicus is afkomstig van de

De context en van de bekendeFranse vindplaats Sénèze geologische samenstelling faunaresten de "Putten boven de Noord bestaat slecht uit (Haute-Loire). Het uit een geres- Hinder" met andere woordenhet taureerd skelet dat werd in plaatsen (fig. 2), opgegraven neurocranium uit de Noordzee in het het begin van de jaren 1920 en momenteel opge- watovereenkomt met de steld staat in de Université Claude Bernard te Vroeg-Pleistoceen, het andere bekende datering van holotype en Lyon 1 (Frankrijk). Een aanzienlijk deelvan het

resten van C. skelet bestaat uit gips. Verscheidene andere gallicus. geassocieerde skeletelementen van dezelfde vindplaats, door Azzaroli (1952) beschreven als cotype, zijn complementair aan het gerestau- reerde skelet, wat doet vermoeden dat het

het hetzelfde individu cotype en holotype van afkomstig zijn (Breda, 2001). Dit maakt dat de soort is gebaseerd op een vrij compleet skelet, aangetroffen in anatomisch verband. Dit is eerder uitzonderlijk in de zoogdierpaleonto- logie. Het typemateriaal van de andere hier genoemde Pleistocene elanden bestaat uit maxi- maal enkele skeletdelen. C. latifrons werd gede- finieerd slechts een op basis van geweifragment

46 CRANIUM 26,1 - 2009

Dankwoord

wil ik danken de Klaas Post om mij gelegenheid te het stuk te bestuderen. Samen met geven Dick Mol gaf hij ook opbouwend commentaar

de eerste versie dit artikel. Dr. de op van John

Vos en Hans Van Essen bezorgden mij bijko- mende literatuur. Prof. Koen Chiers (Faculteit

Diergeneeskunde, UGent) was zo vriendelijk

het in de linkse zijn mening te geven over putje frontale. Dr. Claude Guérin (Université Claude

Bernard Lyon 1) stuurde mij de foto van het holotype van C. gallicus en Geert Jan Engelmoer

(Uitgeverij DrukWare, Norg) zorgde voor de bewerking ervan.

Adres auteur:

Björn De Wilde Bochtenstraat 47

9270 Laarne

België e-mail: [email protected]

47 de Noordzee Een neurocraniumvan Cervalces gallicus uit

Referenties

Azzaroli, A., 1952: L'alce di Senèze. Paleontog-

raphia Italica 47:133-141. Johnson, R., 1874: Notice on a new species of

from the Norfolk Forest Bed. Annals and

Magazine of Natural History (4), 13:1-4. Azzaroli, A., 1953: The deer of the Weybourn

Crag and Forest Bed of Norfolk. Bulletin of the Lister, A.M., 1993: The stratigraphical signifi- Forest-bed British Museum (Natural History), Geology cance of deer species in the Cromer 2(1): 1-96. Formation. Journal of Quaternary Science 8(2): 95-108.

Azzaroli, A., 1994: Forest Bed elks and giant

deer revisited. Zoological Journal of the Lister, A.M., 1996:The stratigraphical interpre-

Linnean Society 112:119-133. tation of large remains from the Cromer Forest-bed Formation. In: Turner, C.

(ed.): The early Middle Pleistocene in Europe of the of the Cromer Boeskorov, G., 2005: A review systema- (Proceedings SEQS Symposium, of Pliocene and Pleistocene 1. 3-7 tics moose, part Norwich, United Kingdom september 1990). Cranium 22(2): 26-55. Balkema (Rotterdam): 25-44.

Breda, M. & Marchetti, M., 2005: Systematical Mol, D. & Post, K., 2007: Noordzee 2990 Indet? and biochronological review of Plio-Pleistocene Uitkomsten van een speurtocht. Cranium 24(1): Alceini (Cervidae; Mammalia) from Eurasia. 5-15. Quaternary Science Reviews 24: 775-805.

Mol, D., de Vos,}., Bakker, R., Van Geel, B.,

Breda, M., 2001: The holotype of Cervalces Glimmerveen, J., Van der Plicht, H. & Post, K.,

gallicus (Azzaroli, 1952) from Sénèze 2008: Kleine encyclopedie van het leven in het

(Haute-Loire, France) with nomenclatural Pleistoceen. Mammoeten, neushoorns en

implications and taxonomical-phylogenetic andere dieren van de Noordzeebodem. Veen Italiana di accounts. Rivista Paleontologia e Magazines (Diemen): 240 pp. Strafigrafia 107(3): 439-449.

Mol, D., Van den Bergh, G.D. & de Vos, }., 1999: Cameron, T.D.J., Laban, C. & Schüttenhelm, proboscideans from The Netherlands, the R.T.E., 1984: Flemish Bight: sheet 52°N/02°E, North Sea and the Oosterschelde Estuary. In: Quaternary Geology, 1:250 000 series. British Haynes, G., Klimowocz, J. & Reumer J.W.F. Geological Survey and Geological Survey of (eds): Mammoths and the Mammoth Fauna:

The Netherlands. Studies of an Extinct Ecosystem (Proceedings of

the First International Mammoth Conference,

St. Petersburg, October 16-21,1995). Deinsea 6:

Guérin, C., Dewolf, Y. & Lautridou, J.-P., 2003: 119-146.

Révision d'un site paléontologique célèbre:

Saint-Prest (Chartres, France). Geobios 36:

55-82. Post, K., & Bosselaers, M., 2005: Late Pliocene

occurrence ofHemisyntrachelus (Odontoceti, Delphinidae) in the southern North Sea.

Harrison, D.J., 1988: The marine sand and Deinsea 11: 29-45.

gravel resources off Great Yarmouth and Southwold, East Anglia. British Geological

Survey Technical Report WB/88/9C

88 (Keyworth): pp.

48