levende Natuur Holten en strubben in het stroom

Het Stroomdallandschap Drentse Aa wordt door velen gezien als een arca­ disch landschap, waarin een vrij mean­ derende beek met aangrenzende hooilan- den aspectbepalend is. Minder bekend zijn de oude bossen die langs de esrand of tussen de es en (voormalige] heide­ gronden aanwezig zijn. Afhankelijk van het historische gebruiksdoel worden deze bossen holten of strubben genoemd. Historisch-ecoiogisch onderzoek biedt meer inzicht in de waarden van holten en strubben en werpt daarmee nieuw licht op gewenste beheersvormen.

Aan de hand van historische kaarten, zoals 'Franse kaarten van en Noorderlij- ke kust' (1811-1813) sn topografische kaar­ ken) bevatten verbodsbepalingen, overtre­ ten (1850, 1915 en 2000), is uitgezocht waar dingen en gebruiksdoeleinden op marke­ holten en strubben in het Drentse Aa niveau tussen de 13de en 19de eeuw en gebied liggen. Op basis van deze kaarten vormen de belangrijkste informatiebron­ blijken de Schipborger Strubben, de Anioër nen uit het onderzoek. In de willekeuren Strubben, het Casterense Holt, het Zwane- van Schipborg is te lezen dat tijdens de meerbos, het Amer Holt en de Schoonloër 80-jarige oorlog (1568-1648) zowel het Strubben, vanaf 1811 continue aanwezig te Borker Holt (Schipborger Holt) als het Foto 1. Impressie van structuurherstel in de zijn geweest. Deze zijn daarom nader Zwanemeerbos (Eexter marke) door de Schipborger Strubben. Boven de oorspronke­ onderzocht (fig. 1). Spaanse troepen zijn geplunderd, voor de lijke foto; onder is alle jonge opslag verwijderd De meeste holten en strubben (tabel 1) zijn bouw van verdedigingswerken (Elerie et en het mozaïekbiotoop voor bos-heidesoorten gesticht in bosweiden en liggen nabij dor­ al., 1993; Buis, 1985). Als herstelmaatregel hersteld (kenmerkend biotoop voor o.a. Bos- pen met namen die dateren uit de Vroege werden er in de marken van en parelmoervlinder) (foto: H. Smeenge). Middeleeuwen (500-1000 AD) of eerder Schipborg vele opvolgende verbodsbepa­ (loo-, of aanverwante toponiemen). De lingen ten aanzien van houtkap, verzame­ bodemvruchtbaarheid en aanwezige open­ ling van strooisel en zaden en herplant- Het Amer Holt en Zwanemeerbos zijn vol­ heid boden goede mogelijkheden voor verordeningen voor markegenoten opge­ gens de kadasterkaart van 1830 de enige akkerbouw en de stichting van nederzettin­ steld (Buis, 1985). De areaalafname van bossen die 'opgaand bosch' bevatten. In gen. De holten en strubben liggen op de deze holten wordt duidelijk bij de bestude­ de Drentsche Courant tussen 1823 en 1862 keileemplateaus met een zwak lemige laag ring van veldnamen. De essen die grenzen is te lezen dat er in het Eexterdeel van het dekzand of keizand (Spek, 2004). De bos­ aan het Zwanemeerbos bevatten veel Zwanemeerbos diverse houtverkopingen sen liggen allemaal op oude bosbodems toponiemen die duiden op het voorkomen van hoofdzakelijk eik en iep plaats vonden (loo- en holtpodzolgrond) en betreffen een van bos (Vesselgrootholt, Vijzelkamp- (Koerts, 1996). Vooral het gebruik voor bal­ Eiken-Beukenbos (Fago-Quercetum). bosch, Schelbosch en Vesselbosch). ken, masten, planken en molenassen en de

Holten holten strubben Het Amer Holt en het deel van het Zwane- abiotiek: moderpodzol moderpodzol/humuspodzol meerbos dat ten dele in de Eextermarke biotiek: Fago-Quercetum Fago-Quercetum/Betulo-Quercetum ligt, bevat typische holtkenmerken. Deze situering: langs de esrand/omwald bij Strubben langs de esrand/tussen holt en heide bossen grenzen niet aan heide, maar bevin­ morfologie: opgaand hout/solitaire spaartelgen uitgegroeide struiken/excentrische groei den zich tussen de strubben en esgronden ontstaanswijze: hakhout hakhout & door schapen begraasd hout of zijn enkel omgeven door esgronden. De rechtsbronnen (willekeuren en goorspra- Tabel 1. Kenmerken van de abiotiek, biotiek, situering, morfologie ken) en boerboeken (kasboeken van mar­ en ontstaanswijze van holten en strubben.

8 I De Levende Natuur - jaargang 107 - nummer 1 gebied van de Drentse Aa Harm Smeenge

Hoogtekaart goede ontsluiting nabij de rivier de Hunze ^11-2,3 m+NAP maakte dit bos geliefd bij houtkopers. Uit de kadasterkaart van 1880 blijkt dat er nog 11112,5-6,0 m+NAP slechts een aantal percelen 'opgaand |;;v.f 6,0-10,0 m-fNAP bosch' waren; het bosgebruik bestond uit m|io,o-7i,o m-fNAP het winnen van takkenbossen (Schèen- ^Hii,o-i2,om-fNAP schenbossen), bezemrijs en sprokkelhout. 12,0-13,5 m-fNAP Rond 1900 trokken hele families van de ^j_; 13,5-15,0 m-t-NAP

Veluwe naar het Zwanemeerbos om de |??-''"ii5,o-i6,om+NAP

bast van de eik te schillen (eekschillen). I il6,0-20,5 m-fNAP

De bast van de eik werd in het vroege voor­ L 120,5-25,0 m-fNAP jaar afgeklopt en gepeld en leverde een grondstof voor de leerlooierijen.

Strubben De Schipborger Strubben, Anioër Strubben, Schoonloër Strubben en het Gieterdeel van het Zwanemeerbos kunnen afgezien van het toponiem strubbe door de begroeiing en ligging als strubbenbos worden geclas­ sificeerd. Deze bossen liggen tussen de esrand en heide of bevinden zich tussen holt en heide. Het ontstaan van deze strub­ ben gaat terug naar de tweede helft van de vijftiende eeuw, toen de schapen een prominente rol innamen, omdat de bevol­ kingsdruk toenam en de vraag naar inlands wol tot een ware lakenindustrie leidde (Spek, 2004). In Drenthe leidde dit tot bosdegradatie door het rondtrekken van schaapskudden tussen de gezamenlijke graasgronden (heide) en potstal in het dorp. De schaapsherder had als taak om schapen te laten grazen op de heide en te laten rusten op de akkers of potstal, want mest was schaars. Omdat schapenbegra- zing op de akkers moest worden voorko­ men, hield de schaapsherder de schapen bij de esrand vandaan en kon een totale bosdegradatie worden voorkomen (Spek, 2004). Door de aanwezigheid van schapen was regeneratie slechts in beperkte mate Fig. 1. Van boven naar beneden: Schipborger Strubben, Anioër Strubben, Gasterense Holt, mogelijk, wat leidde tot bijzondere groei­ Zwanemeerbos, Amer Holt en Schoonloër Strubben (ANWB, 2002; Novio Consult & vormen (fig. 2): Strootman landschapsarchitecten, 2004). 1. De Schipborger Strubben, Anioër Strub­ ben, Zwanemeerbos (Gieter marke) en Schoonloër Strubben bevatten vooral langs Door de vraat van de topscheuten ontstond wat erop duidt dat de Individuen in een de heiderand eiken met een excentrische een kruipende soort struik die zich alleen cirkel klonen zijn (Maes &. Rövekamp, groeivorm. De eiken staan in heksenkring- horizontaal tussen de heidestruiken kon 2005). Door de ontginningen en de intre­ achtige cirkels variërend in doorsnede tot uitbreiden. Dit leidde tot de typische excen­ de van kunstmest werden de scheperijen 7,20 meter (Schoonloër Strubben). De fre­ trische groeivorm van strubben. Sommige overbodig en rond 1900 verkocht (Buis, quente migratie van schapen tussen heide strubben bevatten ook hakhoutstoven door 1985). Het wegvallen van begrazing leidde en potstal, leidde tot het continue afgrazen het frequent afhakken van hout. Op de tot het opgroeien van bomen, waarin de van jonge bomen. Desondanks bood de Veluwe zijn vergelijkbare groeivormen in excentrische groeivorm als een relict van heide een soort 'nurse shrub' voor de hakhout aangetroffen en toonden DNA- begrazing kan worden gezien. eiken, omdat heide minder smakelijk is analyses genetische verwantschap tussen 2. Naarmate de afstand tot de heide toe­ dan gras (Milchunas &. Noy-Meir, 2003). de individuen binnen een boomgroep aan nam en de afstand tot de esrand afnam.

De Levende Natuur - januari 2006 | 9 ^jevende Natuur

nam de graasdruk af waardoor het ontbre­ soorten voorkomen. Soorten van strubben gezorgd. Een goed voorbeeld is de toename ken van de cirkelvorm kan worden verklaard. komen voor in mozaïekrijke bos-heideland- van de Kleine bonte specht (Dendrocopos De bomen staan meer willekeurig en solitair, schappen, die door intensieve en diverse his­ minor) dankzij meer dood hout in het bos. maar bezitten nog wel vraatkenmerken in de torische bosgebruiksvormen zijn gecreëerd. Anderzijds bevatten de relatief kleine bos­ vorm van vergroeiingen (fig. 2). De combi­ Recentelijk vindt er met name in de strub­ sen in laag-dynamische milieus overwegend natie van hakhoutbeheer en begrazing wordt benbossen een nivellering van deze ken­ dezelfde eigenschappen vanwege de toena­ in de willekeuren en goorspraken verklaard. merken plaats, doordat er tussen de oude me van beschaduwing (verbossing) en De rechten waarop de boeren uit een marke bomen een dominante struiklaag van onder externe invloeden, zoals verdroging, eutro­ aanspraak konden maken, bestonden onder andere: Vuilboom [Rhamnusfrangula), Lijs­ fiëring (verbraming) en verzuring (strooisel- andere uit: het verzamelen van strooisel, terbes [Sorbus aucuparia), Krent {Amelan- accumulatie) (Bijlsma &, Siebel, 2003). plaggen en zaden, het akeren van varkens, chier lamarckii), Amerkaanse vogelkers (Pru­ Uit praktijkonderzoek blijkt dat de subsidie het hoeden van schapen, het kappen van nus serotina), Ruwe berk (Betuia pendula) en voor hakhoutbeheer (Programma Beheer) rijshout en takkenbossen (Heringa et al., Zomereik (Quercus robur) aanwezig is. Het niet toereikend is om het hakhout in stand 1981; Heringa, 1981). De strubben van bos-heide mozaïeklandschap is zo goed als te houden (Jansen &, Kuiper, 2001). Dit kan Schipborg, Anioo, Gieten en verdwenen als gevolg van deze struiklaag, een verklaring zijn dat gekozen is voor een bevatten in 1830 allemaal struweel of'hak- die tussen de 1 en 15 jaar oud is. Behalve soortgerichte benadering dat door zijn bosch'. De naam 'hakbosch' duidt waar­ verruiging tussen de boomgroepen vindt er kleinschaligheid tot gevolg heeft dat daar­ schijnlijk op de takkenbossen, die voor de ook een sterke verbossing van heide plaats, door kansen voor een gebiedsgerichte bakkersovens werden gebruikt. In de boer- waardoor het areaal heide in de afgelopen benadering worden gemist. Een goed voor­ boeken worden rond die tijd inkomsten uit jaren sterk is teruggedrongen. Het uitblij­ beeld is de Bosparelmoervlinder (Melitaea takkenbossen ontvangen. ven van beheer leidt momenteel echter tot athalia), waarvoor alle biotoopeisen in het 3. Langs de Schipborgeresrand is een vervaging van de kenmerkende structuur­ veld zijn aangebracht, maar desondanks omwald gebied aangetroffen, waar de verschillen tussen holten en strubben en sinds een aantal jaren niet meer in de bomen een sterk afwijkende morfologie daarmee tot een beperkter areaal voor stru- Schoonloër Strubben is waargenomen. bevatten ten opzichte van de strubben bui­ weelvogels, herpetofauna en insecten. Ener­ Vanuit de historische bronnen en morfolo­ ten de omwalling. De bomen staan op zijds heeft dit voor meer variatie in bossen gische kenmerken wordt duidelijk dat, door spaartelgen, zijn recht en de bodem bevat een dik strooiselpakket, dat door de domi­ nante Adelaarsvaren {Pteridium aquilinum) is ontstaan. Een spaartelg is een gespaard lot dat, na het beëindigen van het hakhout- beheer, als opgaande boom, op de hakhout­ stobbe is opgegroeid. De omwalling duidt op bescherming tegen schapenbegrazing en behoud van waardevol gebruikshout en vormde waarschijnlijk de begrenzing van het Borker Holt.

Verschil holten en strubben Het verschil tussen holten en strubben wordt bepaald door de ligging en de struc­ tuur. Uit eigen inventarisaties en de gege­ Fig. 2. De Scliipborger strubben, vens van de natuurbeherende instanties met daarin het Borker Holt, blijkt verder dat de soortensamenstelling omstreeks 1915 en 2005. De struc­ verschilt (tabel 2). tuurovereenkomsten zijn groot en Het verschil tussen holten en strubben bieden een goede gebiedseigen wordt hoofdzakelijk bepaald door de histo­ referentie (Uitgeverij Robas Produc­ rische intensieve schapenbegrazing, die ties, 1989; foto's; H. Smeenge). heeft geleid tot een degradatie van het holt naar de meer open strubbenbossen. Ver­ 1) Langs de heiderand staan de Strubben der liggen strubben op de grens van in cirkels. Door de hoge graasdruk konden moderpodzolen/humuspodzolen of is de de bomen zich alleen op een vegetatieve bodem gedegradeerd tot een humuspod- manier in horizontale richting verspreiden zol (Spek, 2004). 2) Tussen het Borker Holt en de heide treffen we een overgangsvegetatie van Strubben aan. Nivellering is achteruitgang Sommige bomen zijn spaartelgen, andere zijn De eeuwenoude restricties ten aanzien van door begrazing ontstaan. bosgebruik in holten hebben geleid tot 3) Het Borker Holt gezien vanaf de Schip- relatief dikke bomen, dood hout en oude borger es. Kenmerkend zijn de opgaande eiken bosbodems, waardoor veel bosgebonden en beuken binnen een omwald gebied.

10 I De Levende Natuur - jaargang 107 - nummer 1 Foto 2. Gedomesticeerde varkens in de New Forest, Engeland, zijn er al Foto 3. Schapen in een vangkraal. Het moment van overplaatsing naar sinds 1079 AD. Reductie van Adelaarsvaren en beschikbaarheid van een ander gebied kan door monitoring worden bepaald. De inzet van een minerale bodem biedt diversiteit (Smeenge, 2003; foto: H. Smeenge). mobiele kudde wordt in kleine terreinen van Limburg toegepast (foto: H. Smeenge).

het eeuwenlange continue bosgebruik, een Begrazing is geen doel op zich, maar -weekenden. Dit creëert behalve een mozaïeklandschap aanwezig was, waarin slechts een middel om storingsvegetaties kosten-neutraal-beheer betrokkenheid met deze biotoopeisen spontaan als bijproduct te verwijderen en verruiging en verbossing de streekbewoners. Het geschikt maken ontstonden. tegen te gaan. Het ten dele terugzetten van van het terrein voor begrazing, met als hakhout draagt bij aan differentiatie en gaat doel de negatieve effecten van verzuring Maatregelen de huidige eikensterfte tegen, veroorzaakt tegen te gaan, is in het kader van Effect De maatregelen uit tabel 3 kunnen leiden door concurrentie tussen de uitgegroeide Gerichte Maatregelen (EGM) mogelijk. tot het streefbeeld, dat in foto i is geani­ strubben en bosopslag. Op proef opgezette meerd. Differentiatie in strooisel- en hakhoutstoven blijken prima te regenere­ Conclusie humusdikte, beschikbare minerale grond ren, maar hebben voldoende instraling van Om alle waardevolle aspecten van deze bos- (potklei, keileem, dekzand) en daarmee een zonlicht nodig en worden momenteel door heidelandschappen te optimaliseren, biedt diverse flora, kan in het holt via een lichte reeën sterk aangevreten. Begrazing door een meer interdisciplinaire aanpak de mees­ seizoensbegrazing met gedomesticeerde reewild is wel belangrijk, omdat dit het te zekerheid. Samenwerking tussen de disci­ varkens, binnen een mobiel raster tot stand mechanisme achter de groeivorm van plines: archeologie, bodemkunde, cultuur­ worden gebracht (foto 2). Dit is cultuurhis­ strubben bevat. Vanwege de hoge leeftijd historie en ecologie resulteert in beter zicht­ torisch het meest verantwoord en levert van de stoven is tijdelijke bescherming met bare cultuurhistorische elementen (wildwal- een toegevoegde waarde ten aanzien van gaas nodig om de loten een kans tot uit- len, karrensporen, tumulies), mozaïekrijke structuur- en bodemdifferentiatie op. stoelen te bieden. Monitoring op het uitlo­ heide met zomen, mantels en robuuste Voor de instandhouding van heideachtige pen van de stoven dient plaats te vinden eiken (strubben met heide en aanverwante soorten in de strubben kan schapenbegra- om het tijdstip en de intensiteit van de flora en fauna) en een recreatief aantrekke­ zing op seizoensbasis plaatsvinden. Vanuit graasdruk (schapen) vast te kunnen stellen. lijk landschap (grazers, diverse structuur- de historische bronnen weten we dat scha- Financiële dragers voor het voorgestelde typen, doorzichten en educatie). penbegrazing het mechanisme achter de hakhoutbeheer zijn mogelijk via een combi­ excentrische groeivorm van strubben is en natie van Programma Beheer en het inscha­ Literatuur leidt tot mozaïekvorming van houtige vege­ kelen van particulieren. Te denken valt aan ANWB, 2002. ANWB Topografische Atlas taties en daarmee tot gevarieerde vegetatie het op stam verkopen van brandhout of Nederland 1:50000. ANWB bv, Den Haag. en avifauna (foto 3). het organiseren van natuurbeheersdagen/ Bijlsma, R.J. & H.N. Siebel, 2003. Spontane

holten strubben flora Gewone salomonszegel Polygonatum multiflorum Rode bosbes Vaccinium vitis-idaea Tabel 2. Kenmerkende Grote muur Stellaria holostea Blauwe bosbes Vaccinium myitillus Witte klaverzuring Oxalis acetosella Hengel Melampyrum pratense waargenomen soorten Dalkruid Maianthemum bifolium Grote muur Stellaria holostea van holten en strubben. founa Kleine bonte specht Dendrocopos minor Zandhagedis Lacérta ógilis Bontevliegenvanger Fidecula hypoleuca Ceelgors Emberiza citrinella Das Meles meles Bosparelmoervlinder Melitaea athalia

holten strubben Tabel 3. Plan van aanpak beheer Dominante Adelaarsvaren Bosopslag tussen strubben en braam reduceren verwijderen voor holten en strubben. middel Inscharen van gedomesticeerde Selectieve kap -1- inscharen van varkens binnen mobiel raster of schapen binnen mobiel raster kleinschalig plaggen

resultaat Oud bos met (deels) beschikbare Mozaiëklandschap van strubben minerale bufferende bodem en heide met zomen De Levende Natuur- januari 2006 | n /De , v\\evenae f^atuur

ontwikkeling van bos gevolgen voor flora en Rapportnummer Staatsbosbeheer 2004-1. due to heavy sheep grazing and more common fauna. Vakblad Natuurbeheer nr. 4-2003. Maes, N.C.M. & C.J.A. Rövekamp, 2005. Oude rights of land use compared to the more Buis, J., 1985. Historia forestis, Nederlandse boskernen op de Veluwe, een nieuwe beheervisie restricted holten. The current management of bosgeschiedenis I bosgebruik bosbeheer en gewenst. De Levende Natuur 106 (2): 60 - 65. non intervention, forest succession (shrub boswetgeving tot het midden van de 19de eeuw Smeenge, H., 2003. Het middeleeuwse land­ encroachment) and eutrophication (bramble A.A.C. Bijdragen. Wageningen landbouwhoge­ schap van de New Forest. Nederlands Bosbouw encroachment) led to a leveling out of the two school, Agrarische geschiedenis. tijdschrift 74 (2). types of forest structure and resulted in a loss Elerie, J.N.H, S.W. Jager & Th. Spek, 1993. Land­ Spek, T., 2004. Het Drentse esdorpenland- of different ecological niches. The reintroduc- schapsgeschiedenis van De Strubben/Knip- schap: een historisch geografische studie. Uit­ tion of traditional land use forms such as horstbos Archeologische en historisch-ecologi- geverij Mattrijs. shrub- and sod removal plus sheep grazing in sche studies van een natuurgebied op de Uitgeverij Robas Producties, 1989. Historische 'strubben' and litter removal orthe reintroduc- Hondsrug. Groningen: Van Dijk & Poorthuis atlas Drenthe; chromotopograflsche kaart des tion of domesticated pigs in 'holten' create RECIO-Projekt-lll Rijks 1:25000. more diverse structures and thereby a rein- Heringa, J., F. Keverling-Buisman, D.T. Koen, forcement of ecological potentials. Interdisci- P. Brood, 1981. Drentse Rechtsbronnen; Wille­ Summary plinary cooperation between the different keuren supplement op de ordelen van de etstoel Holten and strubben around the Drentse Aa parties (archaeologists, palaeo-botanists, Coorspraken Indices. De Walburg pers. river historians and ecologists) is a powerful tooi to Heringa, J., 1981. Drentse willeuren; uit oudere The landscape around the Drentse Aa is deflne the potential areas and integrate them uitgaven verzameld. De Walburg pers. famous for its species rich meadows and attrac- in a management plan. The financial feasibility Koerts, A., 1996. Het Eexter Eekholt of Bos. His­ tive surroundings. The present paper focussed can increase by selling fïre wood or rent parts torisch tijdschrift van het dorpsarchief De Kluis on the forest use that occurred around the villa­ of the area for sheep grazing etc; this increa- 3 (2). ges between 1400 AD and present. Two types ses the involvement of the local communities Milchunas, D.C. & I. Noy-Meir, 2002. Grazing of forest structures can be deflned: holten (high as well. refuges, external avoidance of herbivory and forests) are found around the arable fields plant diversity. Oikos 99: 113 -126. (essen); they were used for timber, i.e. wood MSc. Ing. H. Smeenge Novio Consult & Strootman landschapsarchitec­ cutting, ship building and mill axes. Strubben Kortestraat 24b, 6811 EP Arnhem ten, 2004. Landschapsvisie Drentsche Aa. (shrub forests) were more open in structure e-mail: [email protected]

/?uro jakker adviesburo voor ecologie

A&W heeft de expertise om ecologisch onderzoek uit te voeren en ecologische kennis te vertalen in objectieve adviezen, toegesneden op de vragen van opdrachtgevers. betrokken en betrouwbaar Onze dienstverlening omvat alle facetten van ecologisch onderzoek en advisering, van effectanalyses tot ontwikkelingsvisies. Wij werken in het hele land en zijn ver­ www.burobakker.nl trouwd met alle landschapstypen en ecosystemen. Ons bureau bestaat uit een team van ongeveer vijfentwintig mensen met: • Een brede visie, leder is in staat over de schutting van het eigen specialisme te kijken en de vakkennis in een breder perspectief te plaatsen. • Een praktische insteek. Onze ecologische kennis en ervaring verbinden we met de praktijk van inrichting en beheer • Ervaring in veldonderzoek. Al ons werk, ook als het geheel achter het bureau tot stand komt, is doortrokken van veldkennis. Alle medewerkers gaan geregeld het veld in. Dat houdt ons scherp en het komt de kwaliteit van de adviezen ten goede.

Altenburg Si Wymenga ECOLOSISCH ONDERZOEK

Spoorlaan 12 - 9269 PE Veenwouden • Tel: 0511-474764 - [email protected]

12 I De Levende Natuur- jaargang 107 - nummer i