: ‘Ik vond het niet makkelijk om bij mijn huis mijn eigen opdrachtgever te zijn’ door Bernard Hulsman

26 PRO10/06 Lange tijd had het architectenbureau van Wiel Arets alleen een vestiging in Zuid-, eerst in , later in . Maar sinds 2003 heeft en associates, zoals het bureau officieel heet, een dependance in , in De Lairessestraat om precies te zijn, niet ver van het Concertgebouw. Arets bureau, dat in 1984 werd opgericht en waarbij Bettina Kraus zich in 1997 als partner voegde, heeft nu dan ook veel werk. Wiel Arets: ‘Ik vond het niet makkelijk om bij mijn huis mijn eigen opdrachtgever te zijn’ door Bernard Hulsman

Ook over opdrachten in het verleden heeft Arets Arets begon zijn carrière, als zovele architecten, met kleine opdrachten. Toch beschouwt hij weinig te klagen: zijn oeuvre is indrukwekkend zichzelf niet als een archetypische architect die klein begint en groot eindigt. “Ik zie mezelf en vooral ook divers. Hij ontwierp onder meer niet als een klassieke architect”, zegt Wiel Arets in een ruime kamer op de eerste verdieping politiebureaus in Vaals en Boxtel, een Academie- van het pand in De Lairessestraat. “Dat wil zeggen: als 7-jarig jongetje wilde ik helemaal gebouw en kantoorgebouw in Maastricht, geen architect worden. Ik ging dan ook eerst natuurkunde studeren in . Ik had zoals woontorens in Amsterdam en , een iedereen op tv de landing op de maan gezien en wilde daar op een of andere manier deel van kantoor- en bedrijfsgebouw voor Lensvelt in uitmaken. Maar in mijn eerste studiejaar kreeg ik een boek van mijn grootvader over het Neder- en hij deed, samen met Jo Coenen, de landse woonhuis. In een split second heb ik toen besloten dat ik architect wilde worden. Ik ging restauratie van het Glaspeleis in Heerlen. alles over architectuur lezen wat los en vast zat, en ik ging me ook bezighouden met filosofie, Van recente datum is Euroborg, het multi- met literatuur en film. Wat dit betreft zie ik mezelf dan ook als een autodidact, ik voel me er in functionele stadion van FC , en de ieder geval verwant mee. Ik bewonder autodidacten, ze zijn vaak de besten. De Duitse architect bibliotheek van de Universiteit in de Uithof in Ludwig Mies van der Rohe was er een: hij begon als steenhouwer en ging stage lopen op archi- , dat onlangs werd bekroond met tectenbureaus. De cineast Jean-Luc Godard is er ook een en de Italiaanse schrijver Curzio Mala- de Rietveldprijs, de architectuurprijs parte was als de architect van zijn eigen fascinerende woonhuis op Capri ook een autodidact.” van de stad Utrecht. ELKAAR ECHT KENNEN Tijdens zijn studie bouwkunde deed Arets meer dan studeren. Hij organiseerde lezingen van architecten en theoretici en organiseerde studiereizen naar bijvoorbeeld de Sovjet-Unie om daar de restanten van het constructivisme te zien. Als assistent was hij ook betrokken bij het onderwijs op de faculteit bouwkunde van de Technische Universiteit in Eindhoven. Onderwijs bleef Arets ook na de voltooiing van zijn studie trekken. Gedurende zijn hele carrière als architect was hij ook docent, eerst aan de Academies van Bouwkunst in Amsterdam en Rotterdam, later ook aan de Architectural Association in Londen en onderwijsinstellingen in VANDERMEER

PIETER : FOTO

PRO10/06 27 New York, Kopenhagen, New York en Wenen. Zes jaar, van 1995 tot 2001, was Arets ‘dean’ ‘Alleen als je als van het Berlage Instituut, nu doceert hij een dag in de twee weken in Berlijn. “Ik vind het belangrijk om samen met studenten onderzoek te doen”, vertelt hij over zijn onderwijs- activiteiten. “Ik heb niet het idee dat ik alles wel weet. Ik zal nooit zeggen: ‘ik weet hoe het opdrachtgever en moet’. Zo’n houding heb ik ook tegenover mijn twee kinderen. Ik wil leren, ook van opdracht- gevers.” Over zijn omgang met opdrachtgevers vertelt Arets dat hij er veel tijd in steekt. “Je moet architect elkaar elkaar leren kennen. Met de opdrachtgever van de bibliotheek in Utrecht ben ik bijvoorbeeld naar gebouwen gaan kijken. Hij wist niet zo veel van architectuur, maar hij was er wel in geïnteresseerd. Ik heb met hem gepraat en gediscussieerd over architectuur, maar ook over echt leert kennen, literatuur en over kunst. Dan ontdek je wat de opdrachtgever wil en wat hem beweegt. Alleen als je elkaar echt leert kennen, ontstaat er iets goeds.” Bij Euroborg in Groningen had Arets te maken met twee opdrachtgevers, Dietmar Werner, ontstaat er iets goeds’ die optrad namens de ontwikkelaars van het stadion, en Niek Verdonk, die de gemeente Groningen vertegenwoordigde. “Met zijn drieën is het al wat moeilijker om elkaar goed te leren kennen”, vertelt Arets hierover. “Maar het lukt nog wel. We hebben heel lang gepraat over wat het nieuwe stadion voor de stad zou kunnen betekenen. Als ik voor grote projectontwikkelaars werk, die vaak grote organisaties hebben, streef ik ernaar om in ieder geval één persoon goed te leren kennen. Ik ga dan op zoek naar degene die de beslissingen neemt, die de handtekeningen moet zetten. Ik wil weten wie mijn opdrachtgever is, ik wil hem in de ogen kijken, en ik wil hem kunnen vertrouwen. Dat doe ik ook bij de aannemer. Ik wil weten wie op de bouw de beslissingen neemt en wie ik moet leren kennen.” Een bijzondere opdracht waaraan Arets nu al jarenlang werkt, is die voor een kathedraal in Ghana. “We kregen deze opdracht via een Limburgse geestelijke die contacten had met de Ghanese aartsbisschop en met het pensioenfonds AZL, waarvoor we een kantoor in Heerlen hebben ontworpen. De kathedraal is maatschappelijk én technisch een uitdaging. Een kerk in Ghana is veel meer dan een gebedshuis, het is ook een ontmoetingsplek en biedt ruimte aan allerlei activiteiten, zoals handel. Het is een plek geworden waar dingen tot stand komen. De opdracht is in de loop van de jaren geëvolueerd tot een multifunctioneel centrum dat Cathedral is gedoopt. De kathedraal gaat 3 miljoen euro kosten, voor Nederlandse begrippen niet veel, maar er is nog zo’n 1,5 miljoen euro nodig. Om kosten te besparen willen we dat de wapening van het beton wordt gemaakt van bamboe. Ook de steigers en de bekisting voor het beton worden gemaakt van bamboe. Zo wordt de kathedraal een laboratorium voor nieuwe bouwtechnieken.”

HANDTEKENING Arets hecht aan het doen van nieuwe ontdekkingen. “Natuurlijk heb ik bepaalde vaardigheden als architect, maar ik wil me blijven ontwikkelen en nieuwe terreinen ontdekken. Dat geldt ook voor het schrijven. Als schrijver ben ik een autodidact en heb ik me een eigen manier van denken ontwikkeld. Ook bij mijn gebouwde werk vind ik een eigen handschrift belangrijk. De persoonlijk- heid van een architect moet doorklinken in zijn werk, zodat je in mijn geval alles wat ik ontwerp kunt herkennen als een Arets. Neem bijvoorbeeld dit koffiekopje dat ik heb ontworpen voor Alessi. Het is een klein ding, maar het is onmiskenbaar een Arets.” Maar zijn streven naar echte Aretsen gaat niet ten koste van de gebruiker, vindt Arets. “Uit- gangspunt bij de bibliotheek van de Universiteit van Utrecht was bijvoorbeeld dat de bezoekers zich er prettig zouden voelen, dat ze het gebouw ook zouden gaan gebruiken om bijvoorbeeld vrienden te ontmoeten. Daarvoor moet je soms risico’s nemen. Zo waren er voor de bibliotheek op grond van het te verwachten aantal bezoekers drie liften berekend. Maar ik zei: ‘twee is genoeg, want de centrale trap zal zijn werk doen.’ Nu de bibliotheek een tijdje wordt gebruikt, zie je dat veel bezoekers inderdaad liever de trap nemen dan de lift. De trap in de vide biedt ruimtelijke ervaringen die je niet krijgt als je met de lift omhoog gaat.” De Utrechtse biblio- theek is zowel van binnen als van buiten zwart, een kleur die Arets vaak gebruikt in zijn gebouwen. Maar Arets heeft bij de bibliotheek niet gekozen voor zwart om esthetische rede- nen. “Mooi of lelijk vind ik niet zo boeiend. Mooi heeft te maken met gewenning. Vaak worden gebouwen en kunstwerken eerst niet mooi gevonden en later wel, omdat men er gewend aan raakt. Ik heb gekozen voor zwart, omdat je je in een zwarte omgeving beter kunt concentreren.”

28 PRO10/06 TOEKOMSTWAARDE ‘Je moet als architect Wiel Arets is er trots op dat geen van zijn gebouwen later is veranderd. “Zelfs de winkel die ik in de jaren tachtig in Maastricht heb ontworpen, is nog precies zo. Terwijl winkelarchitectuur het doorgaans maar een jaar of vijf uithoudt. Maar mensen vinden de winkel nog steeds eigen- niet modieus zijn’ tijds. Ik sluit niet uit dat sommige gebouwen van me in de toekomst zullen worden veranderd en dat zal ik dan zeker niet tegen houden. Maar de winkel in Maastricht is voor mij het bewijs dat het mogelijk is om tijdloze architectuur te maken. Je moet als architect niet modieus zijn. Hierbij spelen opdrachtgevers ook een rol. Opdrachtgevers moeten niet met de waan van de dag meegaan. Dit lijkt op korte termijn risico’s met zich mee te brengen, omdat je onmodieuze gebouwen nu misschien moeilijker kunt verkopen of verhuren. Maar als je je inlaat met modi- euze architectuur, kom je op den duur toch te zitten met onmodieuze, achterhaalde gebouwen die je dan moet renoveren of zelfs slopen. Opdrachtgevers moeten er voor zorgen dat ze gebouwen maken die lang meegaan.” Het modieuze karakter is een van de redenen waarom Arets kritiek heeft op de Vinex-wijken, de nieuwe generatie Nederlandse buitenwijken. Behalve een schoolgebouw in Leidsche Rijn bouwt hij dan ook nauwelijks of niet in Vinex-wijken. “Dat is eigenlijk vreemd, want woning- bouw zit bij mij, net als bij iedere Nederlandse architect, in het bloed. Maar de Vinex-wijken worden niet goed aangepakt. Men begint met het bouwen van woningen en dan komen helemaal aan het eind de voorzieningen, als alles er verder al staat. Dat is de omgekeerde wereld. In Sydney, waar we een prijsvraag voor het ontwerp van het stadscentrum hebben gewonnen, beginnen ze eerst met de bouw van het theater, de bibliotheek, kantoren en de metro en ten slotte met de woningen. Dat is de juiste volgorde. De Vinex-wijken zijn ook veel te eenzijdig, te monoprogrammatisch. Er zou een veel grotere diversiteit aan woningen moeten zijn. Het is nu veel te veel gericht op woningen voor gezinnen. Terwijl je kunt zien aankomen dat binnenkort zo’n zeventig procent van de woningzoekenden zal bestaan uit alleenstaanden onder de veertig jaar. Die hebben vaak genoeg aan een woning van zestig vierkante meter, maar die worden bijna niet gebouwd. Je moet, ook als opdrachtgever, anticiperen op veranderingen.” Hoe snel een maatschappij en een stad kunnen veranderen, herinnert Arets nog goed uit zijn jeugd in Heerlen, dat toen het centrum van de Limburgse mijnbouw was. “Heerlen was de rijkste stad van Limburg. Op mijn lagere school zaten kinderen met ouders uit 15 verschillende landen, Heerlen was een echte multiculturele stad waar de mijnwerker naast de directeur woonde. Er was ook een hoog cultureel bewustzijn, de schouwburg was een belangrijke instelling en de directeur van de mijnen wilde in 1964 Rietveld nog een opdracht geven voor het ontwerpen van een huis. Twee jaar later, in 1966, besloot minister Den Uyl de mijnen te sluiten. In een paar jaar tijd veranderde de Heerlense samenleving drastisch en bleef er van de multiculturele mijn- werkersstad zoals ik die kende uit mijn jeugd weinig meer over.” Toch keerde Wiel Arets na zijn studie in Eindhoven terug naar Heerlen waar hij zijn bureau begon. “Maar dat was niet omdat ik terugverlangde naar het Heerlen van mijn jeugd. Mijn vestiging in Heerlen had een veel praktischere reden: mijn vrouw was gebonden wegens haar werk. Ik voel me overal wel thuis, ik ben een soort nomade. Ik heb altijd tandenborstels op twee of drie plekken. Ik heb ook niet een voorkeur voor een bepaalde stad. Ik zou zowel in New York als kunnen wonen, terwijl het twee totaal verschillende steden zijn. In New York kom je de hele wereld tegen, Tokyo is eerst en vooral Japans. Maar het zijn allebei fascinerende, hybride steden.” Maar hoe nomadisch zijn bestaan ook is, toch liet Arets een huis naar eigen ontwerp bouwen voor zichzelf en zijn gezin in de stad waar hij werd geboren en opgroeide. “Ik vond het niet makkelijk om bij mijn huis mijn eigen opdrachtgever te zijn”, zegt Arets. “Je komt toch voor onomkeerbare beslissingen te staan. Je moet kritisch zijn en tegelijkertijd open staan voor alternatieven en varianten. Ik heb gemerkt dat opdrachtgeverschap echt een vak is.”

PRO10/06 29