Van Tijd Naar Tijd. Europese Cultuur in Jaren Van Overgang
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Van tijd naar tijd. Europese cultuur in jaren van overgang Pieter Jan Bouwman bron Pieter Jan Bouwman, Van tijd naar tijd. Europese cultuur in jaren van overgang. Van Gorcum, Assen 1972 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/boum008vant01_01/colofon.php © 2017 dbnl / erven Pieter-Jan Bouman 1 Over dit boek Wie ook maar enigermate met Boumans werk vertrouwd is, weet wat daarin onder ‘menselijke geschiedenis’ wordt verstaan. Beschrijving van gebeurtenissen èn van de manieren waarop mensen deze beleven. Zo wordt algemene geschiedenis weerspiegeld in persoonlijke lotgevallen. Zulke dubbelgrepen vereisen eigen vormen van compositie. Na het vroege experiment Revolutie der eenzamen zette de schrijver zijn methode voort in het meer recente Een handvol mensen. En nu in dit boek, aan de late achttiende eeuw gewijd. Het feit alleen al, dat Mozart, de jonge Goethe, Rousseau en Watt tijdgenoten waren, geeft een indruk van de rijkdom der Europese cultuur binnen de vierhoek Wenen - Weimar - Parijs - Birmingham. In Midden-Europa nabloei van de feodale beschaving, tot ondergang gedoemd. In het Westen een ongeduldig zoeken naar nieuwe levensvormen. Van de ene tijd naar de andere: wisselende belevenissen in jaren van versnelde geschiedenis, contrasten tussen hoop voor de toekomst en begrip voor mogelijke gevaren. Dit alles wordt met een groot aantal biografische gegevens toegelicht. Bewijs nogmaals, dat men niet alleen op beschouwing of verklaring is aangewezen. Geschiedenis kan ook boeiend worden verteld. Pieter Jan Bouwman, Van tijd naar tijd. Europese cultuur in jaren van overgang 2 ‘c'est bien du dix-huitième siècle que nous sommes les descendants directs’ Paul Hazard, La pensée européenne au XVIIIe siècle Pieter Jan Bouwman, Van tijd naar tijd. Europese cultuur in jaren van overgang 7 Inleiding De westerse geschiedenis heeft lang vóór haar hedendaagse explosieve ontwikkeling twee stroomversnellingen gekend. Eerst de Renaissance, ver van ons verwijderd. Daarna de late 18de eeuw - waarvoor geen gangbare aanduiding bestaat. Voor deze ons veel meer nabije tijd kan aan een samenvoeging van verschillende begrippen worden gedacht: industriële revolutie, rationalisme en Verlichting, Franse revolutie tenslotte, maar een verzamelnaam weten wij er niet voor te vinden. Vooral de beide decennia tussen 1770 en 1790 waaraan dit boek in hoofdzaak is gewijd, kunnen als een doorbraak naar een nieuwe tijd worden gezien. Verrassend snel voltrok zich een doorstoot naar moderne levenshoudingen, bijdragend tot het ontstaan van nieuwe sociale en economische structuren, die op hun beurt weer de geest beïnvloedden. Wanneer het westerse late kapitalisme tegenwoordig crisisverschijnselen vertoont, cultureel duidelijker nog dan economisch, mag de oorsprong daarvan in het verleden worden gezocht. Zij vonden hun voorspel in 18de-eeuws geheuren. Zoals door kritische en profetische geesten uit die jaren zelf werd onderkend. Een reeds eerder begonnen geloofscrisis onderging in de 18de eeuw een intensivering, die tot in tegenwoordige geloofsproblematiek doorloopt. Het demokratisch idealisme, uit sociaal-politieke strijd geboren, werd vroeg op de proef gesteld: een inleiding tot vragen van vrijheid en orde, waarmee wij nog steeds niet klaar zijn gekomen. Experimentele natuurwetenschap en technische toepassingen daarvan werden niet zonder bedenkingen aanvaard. Discussies over de slavernij lokten beschouwingen uit over het kolonialisme. En wanneer het probleem der sexualiteit aan de orde werd gesteld, geschiedde dit het vrijmoedigst in West-Europese landen. Wie op deze manier tegen de 18de eeuw aankijkt, met een open oog voor de spanningen die zich daarin voordeden, kan er zich over verwonderen hoe juist deze zo bij uitstek dramatische Pieter Jan Bouwman, Van tijd naar tijd. Europese cultuur in jaren van overgang 8 eeuw dikwijls zo traditioneel-schematisch wordt beoordeeld. Enerzijds gebruikelijke wetenschappelijke definiëring van Verlichting, rococo of klassicisme, aangevuld met beschouwingen over ‘natuur’ en gevoel. Anderzijds lichtvaardige beeldvorming, steunend op cliché's van duidelijk Franse signatuur. Spiegelzalen, tuinbeelden, fonteinen. Elegante luxe: kaarslicht door kristallen hangers weerkaatst, satijnen gewaden, waaiers, degens en poederpruiken. Wij hebben er in te berusten. Geen ordening van het verleden zonder steun van bekende gedachtenloop. Geen verklarende beschrijving zonder geijkte voorstellingen en beproefde indelingen. Wie evenwel zelfstandig oordelend streeft naar eigentijdse afweging van wat historisch relevant lijkt, ziet hoe naamgeving hapert en systematiek wankelt wanneer wij abstracties toetsen aan gevarieerde werkelijkheid. Telkens stuiten wij op het samengaan van het onverenigbare, op de gelijktijdigheid van het ongelijktijdige. Paradoxie der historie, uittarting voor ons weten. En waarlijk niet alleen achteraf. Ook in het beschreven tijdperk kwamen gevoelens van onzekerheid voor. Vertrouwen in de rede sloot overgrote gevoeligheid niet uit. In vooruitgangstheorieën viel soms een pessimistische ondertoon te beluisteren. Aanvallen op kerk en geloof verrieden behoefte aan geloofszekerheid. Op zoek naar het ‘natuurlijke’ kon men zowel bij het gezonde verstand uitkomen als bij aanvaarding van instincten of ‘passions’. In de kritieke jaren na 1789 ervoer men hoe de leer der volkssoevereiniteit in een tyrannie van enkele gelijkheidsfanatici kon omslaan. Wij, modernen, zijn vertrouwd geraakt met de spanwijdte van denkvormen, die zich bewegen van de mathematische modellen der moderne fysica tot de studie der zielkunde met dieptepsychologische methoden. Het verwondert ons niet, dat Einstein en Freud tijdgenoten waren, dat zij binnen de grenzen van één cultuurpatroon leefden. Op dezelfde manier konden in de 18de eeuw zowel Voltaire als Rousseau tot Europese roem komen. Evenzo kan op contrasten worden gewezen in het werk van schrijvers, in wie de belichaming van de tijdgeest werd gezien. Gespletenheid in het oeuvre van Diderot bijvoorbeeld, encyclopedist, rationalist, die zich tegen de mechanisering van het natuurbegrip keerde; die men in zijn psychologie een voorloper van Freud mag noemen: ‘Wilt ge de kort samengevatte geschiedenis Pieter Jan Bouwman, Van tijd naar tijd. Europese cultuur in jaren van overgang 9 van bijna alle misère weten? Ziedaar dan: er heeft een natuurlijke mens bestaan; men heeft in het binnenste van die mens een kunstmatige mens binnengebracht. Er is in de diepte een burgeroorlog ontstaan, welke zich in het leven voortzet’. Een citaat uit Diderots dialoog Supplément au voyage de Bougainville. In dit stuk ook de vraag: ‘faut-il civiliser l'homme, ou l'abandonner à son instinct?’ Instinct of civilisatie, twijfel aan het vernis der beschaving. Ambivalentie, tegenstrijdigheden eveneens bij Rousseau, schrijvend over ‘la condition humaine’. Een van de eersten, die inzag hoe de mens van zichzelf vervreemd kan raken (‘aliénation’ in de betekenis, die de hedendaagse filosofie daaraan toekent). Verhandelingen over natuur en onnatuur, twijfel aan de vooruitgangsgedachte. Waarbij men niet moet denken, dat Rousseau, Diderot en anderen naar een toestand van primitivisme terugwilden. Ze wensten een zuiverder, waarachtiger civilisatie. Hoe in een veredelde beschaving de ‘natuurlijke mens’ vrijheid te gunnen zonder daarmee de sociaal nodige moraal in het gedrang te brengen? Vraag van betekenis voor het oordeel over erotiek en sexualiteit. Erotiek als ‘natuur’ en als ‘spel’, onderworpen aan maatschappelijke regels, die als ‘instituties’ werden erkend. Men maakte verschil tussen zelfbeheersing vergende galanterie en doorbreking van hoofse zeden door een ongebondenheid. welke de Franse sociale bovenlaag als ‘libertinage’ duldde. Aan ‘het volk’ liet men een zich uitleven in ‘natuurlijke’ sexualiteit over. Voor de élite bleef het een open vraag of de voorkeur uitging naar verfijnde verleidingskunst (Valmont, de held uit Laclos' Les Liaisons dangereuses als het illustere voorbeeld), of naar overrompelingsmethoden, waarin Casanova zich een meester toonde (om nog te zwijgen van de pervertering van het ‘spel’ door de markies de Sade). Een overvloed van contrasterende verschijnselen leert ons, dat het onbegonnen werk is ‘de’ 18de-eeuwse mens te kenschetsen. En toch heeft men het telkens geprobeerd. Men heeft hem als optimist beschreven, als vooruitgangsidealist, als strijder voor geestelijke autonomie, tegenspeler van de talloze traditionalisten, die eveneens op het 18de-eeuwse schouwtoneel te vinden zijn. Karl Barth, met een blik op de voortschrijdende geloofscrisis in die jaren, schreef leidinggevende 18de-eeuwers een neiging tot ‘absolutisme’ toe, de overtuiging namelijk dat de vrije mens natuur en Pieter Jan Bouwman, Van tijd naar tijd. Europese cultuur in jaren van overgang 10 samenleving naar zijn hand zou kunnen zetten. Barth meende verband te mogen leggen tussen het verlichte despotisme, burgerlijke vooruitgangsidealen en extreme vormen van demokratie, in de Franse revolutie op revolutionaire heerszucht uitlopend. Ontluistering van het geloof? Dit valt te betwijfelen. De aanvallen waren meer tegen de kerk dan tegen het geloof gericht. Het lijkt me dat Paul Hazard te ver ging toen hij schreef, dat de 18de eeuwse mens het Kruis wilde neerhalen - ‘ce qu'il a voulu abattre, c'est la Croix’. De vraag wat men onder God kan verstaan, behield actualiteit. Ook bij het veldwinnen van het deïsme of pantheïsme. In de ‘eeuw van het ongeloof’ bleef de stroom van theologische literatuur aanhouden, zag men soms merkwaardig geloofsréveil: het piëtisme in