EPIDEMIOLOGIE VAN INFECTIEZIEKTEN

EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2019

levenslang gezond WIE WE ZIJN

SCIENSANO telt meer dan 700 medewerkers die zich elke dag opnieuw inzetten voor ons motto: levenslang gezond. Zoals uit onze naam blijkt, vormen wetenschap en gezondheid de kern van ons bestaan. De kracht van SCIENSANO ligt in de holistische en multidisciplinaire benadering van gezondheid. Onze aandacht gaat daarbij uit naar het nauwe en onlosmakelijke verband tussen de gezondheid van mensen en die van dieren, en hun omgeving (het “” concept). Daarom combineren we meerdere invalshoeken in ons onderzoek om op een unieke manier bij te dragen aan ieders gezondheid.

SCIENSANO kan hiervoor verder bouwen op de meer dan 100 jaar wetenschappelijke expertise van het voormalige Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie (CODA) en het vroegere Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV). Sciensano

Epidemiologie en volksgezondheid · Epidemiologie van infectieziekten

November 2020 · Brussel · België

AUTEURS

SASSE A.

DEBLONDE J.

DE ROUCK M.

MONTOURCY M.

VAN BECKHOVEN D.

02/642.50.39 (André Sasse) [email protected]

02/642.57.05 (Jessika Deblonde) [email protected]

02/642.57.02 (Maarten De Rouck) [email protected]

02/642.55.62 (Marion Montourcy) [email protected]

02/642.57.09 (Dominique Van Beckhoven) [email protected] Dit project werd gefinancierd door:

In samenwerking met: EPIDEMIOLOGIE VAN AIDS EN HIV-INFECTIE IN BELGIË Dankwoord Het programma hiv/aids van de dienst Epidemiologie van infectieziekten van Sciensano wenst in het bijzonder de Aids Referentielaboratoria (ARL) en de Hiv-Referentiecentra (HRC) te bedanken evenals de artsen-clinici voor het doorgeven van de nodige gegevens voor de analyse van de epidemiologie van hiv/aids in België, beschreven in dit rapport.

Layout Ledia JANI, Sciensano

© Sciensano Verantwoordelijke uitgever: Dr Christian Léonard ISSN : 1783-4988 Wettelijk depot: D/2020/14.440/86 DOI: https://doi.org/10.25608/35mc-0z39

www.sciensano.be INHOUDSTAFEL

1. SAMENVATTING...... 9 2. DE HIV-SURVEILLANCE: CONTEXT EN METHODEN...... 13 2.1 HIV-DIAGNOSES...... 13 2.2 HIV-COHORTE: HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING...... 14 2.3 OPSPORING VAN HIV...... 15 2.4 PRE-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP)...... 15 2.5 POST-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP)...... 16 3. HIV-DIAGNOSES...... 17 3.1 ALGEMENE TENDENS...... 17 3.2 GESLACHT, LEEFTIJD, VERBLIJFSREGIO EN NATIONALITEIT...... 18 3.3 VERMOEDELIJKE OVERDRACHTSWIJZE...... 21 3.4 MANNEN DIE SEKS HEBBEN MET MANNEN...... 23 3.5 HETEROSEKSUELE VROUWEN EN MANNEN...... 26 3.6 VROEG- OF LAATTIJDIGHEID VAN DE DIAGNOSE...... 29 3.6.1 CD4 LYMPHOCYTEN...... 29 3.6.2 LAATTIJDIGE DIAGNOSES...... 30 3.6.3 VROEGTIJDIGE DIAGNOSES: ACUTE INFECTIES...... 32 4. OPSPORING VAN HIV...... 35 4.1 AANTAL HIV-TESTS...... 35 4.2 TYPE ARTS DIE DE OPSPORING EN DIAGNOSESTELLING UITVOERT...... 37 4.2.1 OPSPORING...... 37 4.2.2 DIAGNOSESTELLING...... 37 4.3 HIV-DIAGNOSES PER 1000 TESTS...... 39 4.4 PLAATS EN REDEN VAN DE TEST...... 42

7  5. HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPGEVOLGING...... 43 5.1 ALGEMENE TENDENS...... 43 5.2 DEMOGRAFISCHE GEGEVENS...... 44 5.2.1 LEEFTIJD EN GESLACHT...... 44 5.2.2 JAAR VAN DE HIV-DIAGNOSE...... 46 5.2.3 OVERDRACHTSWIJZE EN NATIONALITEIT...... 47 6. CONTINUÜM VAN DE ZORGVERLENING VOOR HIV-PATIËNTEN...... 49 7. PRE-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP)...... 51 7.1 PREP STARTES...... 51 7.2 PREP-GEBRUIKERS EN SOA-DIAGNOSES...... 53 8. POST-EXPOSURE PROFYLAXIS (PEP)...... 55 9. BESLUIT...... 57 10. BIJLAGEN...... 59 11. BIBLIOGRAFISCHE REFERENTIES...... 81

 8 1. SAMENVATTING

IIn 2019 werden in België 923 nieuwe hiv-diagnoses vastgesteld wat overeenstemt met gemiddeld 2,5 nieuwe diagnoses per dag of 81 nieuwe diagnoses per miljoen inwoners. In 2019 werd 46% van de nieuw geregistreerde hiv-infecties vastgesteld bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) en 51% bij heteroseksuelen. Intraveneus druggebruik werd gerapporteerd voor 1,5% van de hiv-diagnoses; perinatale overdracht vertegenwoordigde 0,1% van de nieuwe diagnoses. Tussen 2012 en 2018 werd een aanzienlijke daling waargenomen in het aantal nieuwe hiv-diagnoses (-28%). Deze dalende trend deed zich voor in beide sleutelpopulaties van de Belgische epidemie, met name MSM met Belgische nationaliteit en heteroseksuele mannen en vrouwen afkomstig van Sub- Saharaans Afrika. In 2019 was er een lichte stijging van 4% ten opzichte van 2018 en lijkt een epidemiologisch plateau bereikt te zijn.

Mannen die seks hebben met mannen In 2019 was er weinig evolutie in het aantal hiv-diagnoses bij MSM in vergelijking met 2018; de neerwaartse trend zet zich echter voort. Sinds de piek van de epidemie bij MSM in 2013 is het aantal met de Belgische nationaliteit aanzienlijk gedaald (-49%). Belgische MSM vertegenwoordigden 67% van de hiv-diagnoses bij MSM in 2013 en 51% in 2019. Het aantal nieuwe hiv-diagnoses bij MSM met een andere Europese nationaliteit blijft stabiel. In 2019 vertegenwoordigden Europese MSM 20% van het aantal hiv-diagnoses bij MSM. Bij MSM uit niet-Europese landen wordt de laatste jaren een lichte stijging waargenomen: in 2019 had 12% van de gediagnosticeerde MSM een Latijns- Amerikaanse nationaliteit en 8% een Aziatische nationaliteit. De volgende niet- Belgische nationaliteiten werden het meest gerapporteerd voor de diagnoses bij MSM in 2019: Brazilië (12%), Frankrijk (12%), Georgië (6%), Nederland (4%), en Venezuela (4%).

Heteroseksuele mannen en vrouwen In 2019 vertegenwoordigden personen afkomstig van Sub-Saharaans Afrika 48% van het aantal vastgestelde hiv-infecties via heteroseksuele overdracht; 30% had de Belgische nationaliteit, 13% had een andere Europese nationaliteit en 9% had een andere nationaliteit.

SAMENVATTING 9 In 2019 vertegenwoordigden vrouwen 67% van de hiv-diagnoses bij de heteroseksuelen afkomstig van Sub-Saharaans Afrika en 38% bij de heteroseksuelen met een Belgische nationaliteit. De daling van de diagnoses bij heteroseksuelen die sinds 2012 wordt waargenomen, is gestopt. Tussen 2018 en 2019 werd een lichte stijging vastgesteld. Dit weerspiegelt de evolutie van de diagnoses bij heteroseksuelen afkomstig van Sub-Saharaans Afrika: er was een daling van 47% bij de vrouwen en 60% bij de mannen tot 2018, daarna werd een plateau bereikt.

Testen voor hiv en laattijdige diagnoses In 2019 was er een lichte stijging van het aantal opsporingstesten voor hiv. Er werden 66 hiv-tests per 1000 inwoners uitgevoerd en per 1 000 testen werden 1.2 nieuwe hiv-diagnoses vastgesteld. In 2019 werd 36% van de hiv-diagnoses laattijdig vastgesteld. Het aandeel van de laattijdige diagnoses varieerde in functie van de overdrachtswijze: 46% voor infecties overgedragen via heteroseksuele contacten, 28% bij MSM. In de periode 2016-2019 werd de helft (46%) van de diagnoses vastgesteld door huisartsen; 36% door internisten en 5% door gynaecologen en verloskundigen.

Hiv-patiënten in medische opvolging In 2019, werden 17 081 hiv-patiënten medisch opgevolgd in België. Men stelt een gelijkmatige stijging vast van het aantal hiv-patiënten in medische opvolging, met een gemiddelde toename van 646 nieuwe patiënten per jaar. De populatie van hiv-patiënten in medische opvolging veroudert: de patiënten van 50 jaar en ouder vertegenwoordigden 19% van de hiv-patiënten in 2006 en 43% in 2019. De meerderheid van de hiv-patiënten in medische opvolging in 2019 waren, net zoals de vorige jaren, mannen (65%). Bij de mannelijke patiënten vermeldde 65% geïnfecteerd te zijn via homoseksuele contacten; 30% via heteroseksuele contacten. Bij de vrouwen vermeldde 92% geïnfecteerd te zijn via heteroseksuele contacten. De Belgische patiënten vertegenwoordigden meer dan de helft (54%) van de patiënten in medische opvolging en hiervan waren 80% mannen. 29% van de patiënten zijn afkomstig van Sub-Saharaans Afrika waarvan 67% vrouwen.

Continuüm van de zorgverlening België heeft de UNAIDS 90-90-90 werelddoelstellingen bereikt en is goed op weg om de doelstellingen 95-95-95 van 2030 te realiseren. In 2018 was 91% van de hiv-populatie gediagnosticeerd, hiervan kreeg 92% antiretrovirale behandelingen en hiervan had 94% een gecontroleerde virale lading.

10 SAMENVATTING Pre-exposure Profylaxis (PrEP) In 2019 hebben 1 654 personen een PrEP behandeling opgestart. Er werd een gelijkmatige aangroei van ongeveer 138 PrEP starters per maand waargenomen. Bij degenen die PrEP opstartten, was 99% man en 98% MSM.

Post-exposure Profylaxis (PEP) In de periode 2018-2019 werden 3 971 PEP behandelingen voorgeschreven: 67% van de behandelingen was voor mannen; 37% voor personen in de leeftijdsgroep 20-29 jaar, gevolgd door 28% in de leeftijdsgroep 30-39 jaar. Bij de mannen meldde 61% een accidentele blootstelling aan hiv door seks met mannen, terwijl voor vrouwen verkrachting de meest gemelde blootstelling was (64%).

SAMENVATTING 11 12 2. DE HIV-SURVEILLANCE: CONTEXT EN METHODEN

De epidemiologische surveillance van hiv en aids in België dateert van 1985 en wordt uitgevoerd door Sciensano aan de hand van de registratie van de nieuwe hiv en aids-diagnoses. Deze hiv/aids surveillance werd in 2006 aangevuld met een gegevensverzameling van hiv-patiënten die medisch opgevolgd worden in België: dit is de Belgische hiv-cohorte. De omvang van deze gegevensverzameling werd in 2014 aanzienlijk uitgebreid. De klinische, biologische en therapeutische gegevens van de hiv- cohorte verruimen onze kennis over het verloop van de ziekte, de co-morbiditeit, de mortaliteit en de geassocieerde risicofactoren. De hiv-cohorte biedt tevens de mogelijkheid om indicatoren in verband met de zorgverlening op te volgen. Aan de hand van RIZIV-gegevens worden tevens het aantal uitgevoerde hiv- tests, alsook de test- en diagnose-activiteiten van de artsen in kaart gebracht. Tenslotte werd de monitoring van PEP en PrEP-gebruikers opgenomen in de hiv-surveillance. 2.1 HIV-DIAGNOSES De gegevens over de nieuwe hiv en aids-diagnoses in België komen uit twee bronnen: enerzijds de registratie en aangifte van de aidspatiënten door de clinici, anderzijds de registratie van de hiv-diagnoses door de Aids Referentielaboratoria die de confirmatietests uitvoeren. In feite gaat het hier om dezelfde patiënten maar in verschillende fasen van de ziekte: de aidspatiënten zijn allen seropositief voor hiv, maar de meeste seropositieven hebben het aidsstadium niet bereikt dankzij de antiretrovirale behandelingen. In België zijn er zeven door de FOD Volksgezondheid erkende Aids Referentielaboratoria (zie bijlage). Tot hun taken behoort het uitvoeren van confirmatietests van de sera die positief bevonden werden bij een hiv opsporingstest. Aangezien alleen deze zeven laboratoria bevoegd zijn voor deze tests, geeft de registratie van de bevestigde nieuwe seropositieven een volledig beeld van het totaal aantal gekende seropositieven in België. De verzamelde gegevens moeten bijgevolg niet gecorrigeerd worden voor onder-rapportering of laattijdige rapportering. Aangezien in veel gevallen meerdere keren een confirmatietest wordt gedaan, is er veel kans op dubbeltellingen. De analyses worden enkel uitgevoerd op een bestand waarbij de dubbele gegevens werden uitgesloten. Naast de registratie van het aantal nieuw gediagnosticeerde seropositieven trachten de laboratoria ook epidemiologische basisgegevens te verzamelen.

DE HIV-SURVEILLANCE: CONTEXT EN METHODEN 13 Hiertoe wordt aan iedere arts die een hiv-infectie diagnosticeert een gestandaardiseerd formulier toegestuurd met de vraag om informatie betreffende geslacht, leeftijd, nationaliteit, mogelijke wijze van besmetting en klinisch stadium op het ogenblik van diagnose. De analyse van deze gegevens laat toe om op een meer volledige wijze de epidemiologie van hiv/aids in België te beschrijven. Net als in andere Europese landen is de registratie van hiv-diagnoses is een sleutelinstrument van de hiv-surveillance in België. De registratie van de diagnoses staat echter niet gelijk met de reële incidentie van hiv-infecties. Nieuw gerapporteerde hiv-diagnoses kunnen immers betrekking hebben op personen die recent geïnfecteerd werden, maar ook op deze die reeds enkele jaren geleden geïnfecteerd werden. Personen die met hiv leven maar (nog) niet gediagnosticeerd werden, zijn niet in deze surveillance opgenomen. Het tijdstip van diagnose wordt beïnvloed door verschillende onderliggende factoren zoals de trage progressie van de ziekte, alsook de beschikbaarheid en de frequentie van hiv-test activiteiten. De bepaling van de hiv-incidentie en het aantal mensen dat leeft met hiv, inclusief deze die (nog) niet gediagnosticeerd werden, zou nochtans erg belangrijk zijn om de reële impact van de hiv-epidemie in België nog beter te beschrijven en te monitoren. 2.2 HIV-COHORTE: HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPVOLGING Sinds het gebruik van antiretrovirale behandelingen in 1996, is de levensverwachting van geïnfecteerde personen aanzienlijk verbeterd en is de populatie van hiv-patiënten in medische opvolging sneller gestegen. Teneinde dit aspect van de evolutie, dat meer aansluit bij de prevalentie, te kunnen beschrijven en bestuderen, worden gegevens over de hiv-populatie in medische opvolging ingezameld volgens een methodologie gelijkaardig aan deze gebruikt door het epidemiologische surveillancesysteem dat de nieuwe hiv en aids- diagnoses inzamelt. Bij hiv-patiënten die in medische opvolging zijn, wordt op regelmatige basis de virale lading gemeten. Het zijn de Aids Referentielaboratoria die deze metingen uitvoeren voor alle personen die met hiv leven en die in medische opvolging zijn. Gegevens betreffende de hiv-behandeling en de immunologische evolutie worden geregistreerd door de Hiv-Referentiecentra die instaan voor de opvolging van meer dan 80% van de hiv-patiënten1. Deze twee bronnen geven een volledig beeld van de populatie van hiv-patiënten die in medische opvolging zijn in België.

1 Omwille van de COVID-19 epidemie zijn de registratieactiviteiten van de Hiv-Referentiecentra en de analyse door Sciensano vertraagd. Als gevolg daarvan zijn de resultaten van de behandeling en de immunologische evolutie in 2019 niet in dit rapport opgenomen.

14 2.3 OPSPORING VAN HIV De test voor opsporing van hiv wordt terugbetaald door het RIZIV. Daardoor is het mogelijk om het totaal aantal uitgevoerde tests in België te kennen. De tests die afgenomen werden in het kader van bloeddonatie, alsook sneltests en anonieme tests zijn niet in de resultaten opgenomen. Bovendien wordt sinds 2016 voor alle hiv-diagnoses, het RIZIV-nummer van de arts die de hiv-test voorschreef, verzameld. Dit biedt de mogelijkheid om de test- en diagnose-activiteiten van de artsen in kaart te brengen. 2.4 PRE-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP) Sinds 1 juni 2017 is Pre-Exposure Profylaxis (PrEP), de hiv-preventiepil, beschikbaar in België en wordt ze terugbetaald voor personen met een verhoogd risico op seksueel verworven hiv-infectie. PrEP kan verkregen worden in de Hiv-Referentiecentra. Er wordt een 3-maandelijkse follow-up consultatie voorzien om onder andere een soa-screening uit te voeren.

Doelgroepen die in aanmerking komen voor terugbetaling PrEP

Mannen die seks hebben met mannen Andere personen met een verhoogd hiv-risico Onbeschermde anale seks met minstens 2 Personen die drugs injecteren en naalden partners tijdens de laatste 6 maanden delen Meerdere soa’s gedurende het laatste jaar Sekswerkers blootgesteld aan onbeschermde seks Meerdere keer PEP nodig tijdens het laatste Personen blootgesteld aan onbeschermde jaar seks met een hoog risico op hiv-infectie Psychoactieve substanties gebruiken tijdens Partners van een hiv-patiënt zonder virale seksuele activiteiten suppressie Bron: Ministerieel Besluit 16 juni 2017. Vergoeding van de profylaxe vóór blootstelling (PrEP) voor hiv. BS 20 juni 2017.

Geaggregeerde gegevens over het aantal en profiel van de personen die een PrEP behandeling opstarten, regime gekozen bij start, nieuwe soa-diagnoses tijdens follow-up, gerapporteerde chemsex en aantal PrEP-onderbrekingen (>12 maanden zonder PrEP-consultatie) worden verzameld van de 12 Hiv-Referentiecentra. Daarnaast worden gegevens van Pharmanet verwerkt met betrekking tot het aantal PrEP starters per maand en het aantal dozen Truvada® (FTC/TDF, 30 tabletten) die voor PrEP indicatie worden verkocht in Belgische apotheken.

DE HIV-SURVEILLANCE: CONTEXT EN METHODEN 15 2.5 POST-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP) Post-exposure Profylaxis (PEP) is een kortdurende antiretrovirale behandeling om de kans op hiv-infectie na een accidentele blootstelling te verminderen. PEP kan voorgeschreven worden ingeval van beroepsmatige blootstelling (prikongeval), alsook in geval van blootstelling door onbeschermde seks of het delen van naalden (injecterende druggebruikers). PEP kan worden verkregen in een Hiv-Referentiecentrum of op de spoedafdeling van een universitair ziekenhuis. PEP moet zo snel mogelijk worden gestart, uiterlijk 72 uur na de blootstelling aan het risico. Een volledige PEP behandeling houdt een standaard 28 dagen durende antiretrovirale behandeling in. Na een volledige PEP-behandeling wordt 30 en 90 dagen na de blootstelling een hiv-test uitgevoerd om vast te stellen of er al dan niet een hiv-infectie is. Sinds 2009 wordt PEP terugbetaald door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging op voorwaarde dat de kosten van de behandeling niet worden gedragen door een arbeidsongevallenverzekering, noch door het Fonds voor Beroepsziekten, noch door een andere verzekering in België of in het buitenland. Het Koninklijk Besluit van 26 december 2015 (BS 29 december 2015) vereist dat de PEP-behandelingen die voor terugbetaling in aanmerking komen, door de Hiv-Referentiecentra worden geregistreerd in een nationale gegevensbank. De eerste PEP registratie betreft de gegevens van 2018-2019.

16 DE HIV-SURVEILLANCE: CONTEXT EN METHODEN 3. HIV-DIAGNOSES

3.1 ALGEMENE TENDENS In 2019 werden in België 923 nieuwe diagnoses van hiv-infecties vastgesteld wat overeenstemt met gemiddeld 2,5 nieuwe diagnoses per dag of 81 nieuwe diagnoses per miljoen inwoners. Dit is een stijging met 4% in vergelijking met 2018 en een daling met 25% in vergelijking met 2012. De voorbije 3 decennia evolueerde het aantal nieuwe hiv-diagnoses in België tussen 1,9 en 3,4 per dag. De hoogste piek werd waargenomen in 2012 met 1 230 nieuwe diagnoses; het laagste aantal werd geregistreerd in 1997 met 699 nieuwe diagnoses. Op 31 december 2019 en sinds het begin van de epidemie werden in België 32 635 personen gediagnosticeerd met een hiv-infectie (Figuur 1; Tabel 1).

Figuur 1. Jaarlijks aantal nieuwe hiv en aids-diagnoses en gerapporteerde sterfte, België, 1981-2019

1300 1200 1100 1000 900 800 700 HIV 600 Aids 500 Sterfte 400

Aantal diagnoses nieuwe Aantal 300 200 100 0 1981 1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 2015 2017 2019

HIV-DIAGNOSES 17 3.2 GESLACHT, LEEFTIJD, VERBLIJFSREGIO EN NATIONALITEIT Het aandeel mannen in de hiv-diagnoses bedroeg 68% in 2019. Tussen 2012 en 2019 daalde het aantal nieuwe hiv-diagnoses met 26% bij de mannen en met 23% bij de vrouwen (Figuur 2; Tabel 2). In 2019 vertegenwoordigde de leeftijdsgroep van 20 tot 49 jaar, 78% van de nieuwe hiv-diagnoses. 19% van de diagnoses werd vastgesteld bij de 50-plussers, 2% in de leeftijdsgroep van 15 tot 19 jaar, en 0.4% bij de groep jonger dan 15 jaar. Tussen 2010 en 2019 daalde het aandeel van de 20-49 jarigen met 25%. In 2019 werd bij de mannen een stijging van het aantal diagnoses waargenomen in de leeftijdsgroep 20-39 jaar; bij de vrouwen in de leeftijdsgroep 30-49 jaar. De gemiddelde leeftijd was 38 jaar bij de volwassen vrouwen en 39 jaar bij de volwassen mannen. In de afgelopen 10 jaar is de gemiddelde leeftijd op het moment van de hiv-diagnose toegenomen met 1,8 jaar.

Figuur 2. Evolutie van het jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij volwassenen per leeftijdsgroep en geslacht, België, 2010-2019

Mannen Vrouwen 300 300 Leeftijds 250 250 groep

200 200 15-19 20-29 150 150 30-39 100 100 40-49 50+ Aantal diagnoses nieuwe Aantal 50 50

0 0 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

18 HIV-DIAGNOSES De beschikbaarheid van de gegevens betreffende de verblijfplaats is de laatste vier jaar toegenomen van 76% in 2015 tot 92% in 2019. Deze evolutie heeft tot gevolg dat de gegevens van de meest recente periode nauwer aansluiten bij de realiteit. Wat betreft de trends is de interpretatie complexer gezien het belangrijk aandeel van ontbrekende gegevens in het verleden. Bij de personen gediagnosticeerd in 2019 vermeldde 40% een verblijfsplaats in Vlaanderen, 28% in de regio Brussel en 23% in Wallonië. De verblijfsregio was niet gekend voor 8% van de nieuwe hiv-diagnoses. Tussen 2012 en 2019 daalde het aantal hiv-diagnoses vooral in Vlaanderen. De werkelijke grootte van de wijzigingen is echter minder zichtbaar doordat de beschikbaarheid van de gegevens met betrekking tot de verblijfsregio sinds 2016 is toegenomen (Figuur 3; Tabel 3 tot 6).

Figuur 3. Evolutie van het jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses per verblijfsregio, België, 2010-2019

500 450 400 Verblijfsregio 350 300 Vlaanderen 250 Brussel 200 Wallonië 150 Aantal diagnosesAantal 100 Onbekend 50 0 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

HIV-DIAGNOSES 19 Van alle hiv-diagnoses die in 2019 werden vastgesteld, was voor 730 personen (79%) de nationaliteit gekend. Daarvan hadden 274 personen (37%) de Belgische nationaliteit; 219 (30%) hadden een Afrikaanse nationaliteit en 127 (17%) hadden een andere Europese nationaliteit; 9% (N=65) had een Latijns-Amerikaanse nationaliteit en 5% (N=40) een Aziatische nationaliteit. (Figuur 4; Tabel 7). In absolute cijfers is er een verderzetting van de daling van het aantal nieuwe hiv- diagnoses bij Belgen (-41% sinds 2012); de cijfers stabiliseren zowel bij Afrikanen bij de Europeanen. De afgelopen jaren was er een matige toename van het aantal patiënten met andere nationaliteiten (Amerika, Azië, etc.). In 2019 vertegenwoordigden de andere dan de Europese en de Afrikaanse nationaliteiten (N=110), 15% van de gekende nationaliteiten (-12% in vergelijking met 2018). In 2019 was er een groot aandeel van ontbrekende gegevens met betrekking tot nationaliteit, wat interpretatie bemoeilijkt.

Figuur 4. Evolutie van het jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses, per nationaliteit (gegroepeerd), België, 1985-2019

500

450

400

350

300

250

200

150

100

50

0 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

België Europa Subsaharaans Afrika Noord Afrika Andere: Azië, Amerika Onbekende nationaliteit

20 HIV-DIAGNOSES 3.3 VERMOEDELIJKE OVERDRACHTSWIJZE In 2019 was voor 74% (N=686) van de nieuwe diagnoses de vermoedelijke overdrachtswijze van de hiv-infectie gekend. Het aandeel van de homoseksuele overdracht bedroeg 46% (N=314). De heteroseksuele overdracht bedroeg 51% (N=349); 95% van de vrouwen en 32% van de mannen rapporteerden een hiv- infectie via heteroseksuele overdracht. De andere overdrachtswijzen werden nauwelijks gemeld maar ze blijven wel bestaan. Intraveneus druggebruik werd gerapporteerd voor 1,5% (N=10) van de hiv-diagnoses. Perinatale overdracht werd bij 0.6% (N=4) van de diagnoses gemeld. Het aantal gerapporteerde hiv-infecties in 2019 bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) lag 33% lager dan in 2013. Het aantal diagnoses bij MSM evolueerde echter weinig ten aanzien van 2018. Het aantal vastgestelde hiv-infecties via heteroseksuele overdracht is tussen 2012 en 2019 met 32% afgenomen. Anderzijds wordt sinds 2017 een zekere stabilisatie van de cijfers waargenomen (Figuur 5; Tabel 2). De laatste 20 jaar schommelde de beschikbaarheid van de gegevens betreffende de vermoedelijke overdrachtswijze tussen 65 en 83%. Wegens deze variatie in de beschikbaarheid van gegevens moeten de evoluties met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. De evoluties wat betreft de vermoedelijke overdrachtswijze per regio worden weergegeven in de tabellen 4 tot 6

Figuur 5. Evolutie van het jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses per overdrachtswijze, België, 1995-2019

600

500

400

300

200 Aantal diagnoses nieuwe Aantal

100

0

Jaar van hiv-diagnose

Hetero MSM PWID Andere Onbekend

HIV-DIAGNOSES 21 De hiv-epidemie in België wordt steeds minder gekenmerkt door een sterke overheersing van twee populaties, namelijk aan de ene kant MSM met Belgische nationaliteit, en aan de andere kant mannen en vrouwen die het virus hebben opgelopen via heteroseksuele betrekkingen en die vooral afkomstig zijn van Sub-Saharaans Afrika (Figuur 6). Zowel bij de MSM als bij de heteroseksuelen is de verdeling van de nationaliteiten met de tijd gevoelig veranderd: ●● In 2019, werd de Belgische nationaliteit slechts bij 51% van de gediagnosticeerde MSM gerapporteerd. Dit is een sterke daling ten aanzien van de voorgaande jaren (67% in 2013) (Figuur 6). ●● Bij heteroseksuelen vertegenwoordigden de Sub-Saharaans Afrikaanse nationaliteiten in 2019 slechts 48% van de diagnoses, tegenover 59% in 2012 (Figuur 6).

Figuur 6. Evolutie van het jaarlijks aantal nieuwe diagnoses per overdrachts-wijze en nationaliteit, België, 1995-2019

a. Overdracht bij MSM b. Heteroseksuele overdracht 400 400

350 350

300 300

250 250 Belgisch 200 200 Europ.

150 150 Subsa. Afr. Andere 100 100 Aantal diagnoses nieuwe Aantal 50 50

0 0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

22 HIV-DIAGNOSES 3.4 MANNEN DIE SEKS HEBBEN MET MANNEN Het aantal gerapporteerde hiv-infecties in 2019 bij MSM lag 33% lager dan in 2013. (Figuur 5). Bij de gediagnosticeerde MSM in 2019, had 51%(N=159) de Belgische nationaliteit; hun aantal is aanzienlijk gedaald (-49% sinds 2013), net zoals hun aandeel in het aantal diagnoses: Belgen vertegenwoordigden 67% van de gevallen in 2013 en 50% in 2018. Het aantal nieuwe hiv-diagnoses bij MSM met een andere Europese nationaliteit blijft stabiel. In 2019 vertegenwoordigden Europese MSM (N=60), 20% van het aantal hiv-diagnoses bij MSM. Het is bij MSM uit andere regio’s van de wereld dat het aantal diagnoses toeneemt: in 2019 had 12% (N=38) van de MSM een Latijns-Amerikaanse nationaliteit en 8% (N=25) een Aziatische nationaliteit (tabel 8). De nationaliteiten die het meest gerapporteerd werden bij de niet-Belgische MSM waren de volgende: Brazilië (12%), Frankrijk (12%), Georgië (6%), Nederland (4%), Venezuela (4%). De niet-Belgische nationaliteiten waren proportioneel meer aanwezig in de regio Brussel dan in de andere twee regio’s. MSM met een niet-Belgische nationaliteit vertegenwoordigden 71% van de nieuwe diagnoses in de Brusselse regio, terwijl ze slechts 39% van de nieuwe diagnoses vertegenwoordigden in Vlaanderen en 37% in Wallonië (Figuur 7). De evoluties per regio, nationaliteit en leeftijdsgroep worden weergegeven in de Tabel 9 tot 11.

Figuur 7. Verdeling (%) van hiv-diagnoses bij MSM per nationaliteit en verblijfsregio, België, 2019

100%

90%

80%

70% And/onb. 60% Afrikaans 50% Aziatisch 40% Lat.-Amer. 30% Europees Percentage hiv diagnoses 20% Belgisch

10%

0% Brussel Vlaanderen Wallonië Regio

HIV-DIAGNOSES 23 Bij MSM was er tussen 2018 en 2019 geen evolutie in de gemiddelde leeftijd op het moment van de diagnose (37 jaar). Het aantal nieuwe diagnoses daalde bij MSM dan 20-39 jaar; er was daarentegen een lichte stijging in de leeftijdscategorie 40-49 jaar (+9%). De 20- tot 29-jarigen vertegenwoordigden 31% van het aantal diagnoses in 2019; 29% was tussen de 30 en 39 jaar; 39% was 40-plusser en 1% was 15 tot 19 jaar (Figuur 8; Tabel 8 tot 11).

Figuur 8. Evolutie van het jaarlijks aantal nieuwe diagnoses bij MSM per leeftijdsgroep, België, 2010-2019

180

160 Leeftijds- 140 groep 120 15-19

100 20-29

80 30-39 40-49 60 50+ 40 Jaarlijks Jaarlijks diagnosesaantal hiv 20

0 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

24 HIV-DIAGNOSES Het vermoedelijk land waar de hiv-overdracht plaatsvond, werd gemeld voor 53% van de nieuwe diagnoses bij MSM in 2019. Bij de Belgen meldde 44% dat de hiv-overdracht vermoedelijk plaatsvond in België; 13% rapporteerde een ander land en voor 57% ontbrak deze informatie. Bij MSM met een andere Europese nationaliteit rapporteerde 10% een vermoedelijke overdracht in België, 23% gaf de regio van herkomst als vermoedelijke plaats van overdracht en voor 67% was deze informatie niet gekend. Bij MSM met niet-Europese nationaliteiten meldde 11% een vermoedelijke overdracht in België, 3% in een ander Europees land en 17% gaf de regio van afkomst aan als de vermoedelijke plaats van overdracht; voor 53% was deze informatie niet gekend (Figuur 9).

Figuur 9. Vermoedelijk land van hiv-overdracht bij MSM per nationaliteit, België, 2019

100% 90%

80% Vermoedelijk 70% land van infectie 60% Onbekend 50% Andere 40% Europa excl België 30% België Percentage hiv diagnoses 20% 10% 0% Belgisch (n=159) Europees (n=61) Andere (n=90) Nationaliteit hiv-patiënt

HIV-DIAGNOSES 25 3.5 HETEROSEKSUELE VROUWEN EN MANNEN De overdracht van hiv via heteroseksuele contacten blijft vooral gerapporteerd bij personen afkomstig van Sub-Saharaans Afrika. Zij vertegenwoordigden 48% (N=164) van het aantal vastgestelde hiv-infecties via heteroseksuele overdracht. 30% (N=103) van de nieuwe diagnoses via heteroseksuele contacten werd vastgesteld bij personen met de Belgische nationaliteit. 13% (N=45) had een andere Europese nationaliteit en 9% (N=30) had een andere nationaliteit. In 2019 vertegenwoordigden vrouwen 67% van de diagnoses bij de heteroseksuelen van Sub- Saharaanse afkomst en 38% bij de heteroseksuelen met de Belgische nationaliteit. De geobserveerde daling van het aantal hiv-diagnoses bij heteroseksuelen tussen 2012 en 2018 kan hoofzakelijk toegeschreven worden aan de daling van het aantal diagnoses in de populatie afkomstig van Sub-Saharaans Afrika (min 47% bij de vrouwen en min 60% bij de mannen). Tussen 2018 en 2019 werd een lichte stijging waargenomen waardoor een plateau werd bereikt. Het aantal nieuwe diagnoses bij heteroseksuele Belgen bleef daarentegen stabiel tussen 2012 (N=123) en 2019 (N=103).(Figuur 10; Tabel 12).

Figuur 10. Evolutie van het jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij heteroseksuele volwassenen, per geslacht en nationaliteit, België, 2010-2019

250

200

Geslacht en nationaliteit

150 Belgische vrouwen Belgische mannen Sub Sah Afr vrouwen 100 Sub Sah Afr mannen Jaarlijks Jaarlijks diagnosesaantal hiv 50

0 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

26 HIV-DIAGNOSES De daling bij de populatie afkomstig van Sub-Saharaans Afrika in de periode 2012 tot 2018, gevolgd door de lichte stijging tussen 2018 en 2019, werd geobserveerd in de 3 regio’s: -5% gevolgd door +26% in de regio, -34% gevolgd door +5% in Vlaanderen en -56% gevolgd door +39% in Wallonië. De evolutie per regio, nationaliteit, geslacht en leeftijdsgroep wordt weergegeven in de Tabel 13 tot 15. Van de niet-Belgische gediagnosticeerde heteroseksuelen in 2019 meldde 13% afkomstig te zijn uit Kameroen, 5% uit Burundi en 4% uit respectievelijk Rwanda, Guinea, Roemenië, DRC Congo, Ghana en Nigeria. De verdeling van nationaliteiten bij de diagnoses in 2018 verschilt weinig per regio (Figuur 11;Tabel 13 tot 15).

Figuur 11. Verdeling van de hiv-diagnoses bij heteroseksuelen per nationaliteit en verblijfsregio, België, 2019

100% 90% 80% 70% Nationaliteit 60% Onbekend 50% Andere 40% Sub Sah Afr 30% Europees

Percentage hiv diagnoses 20% Belgisch 10% 0% Brussel Vlaanderen Wallonië Regio

HIV-DIAGNOSES 27 Het vermoedelijk land waar de hiv-overdracht plaatsvond, werd gemeld voor 47% van de nieuwe diagnoses bij heteroseksuelen in 2019. Bij de Belgen meldde 37% dat de hiv-overdracht vermoedelijk plaatsvond in België; 15% rapporteerde een ander land en voor 48% ontbrak deze informatie. Bij heteroseksuelen met een andere Europese nationaliteit rapporteerde 11% een vermoedelijke overdracht in België, 24% gaf de regio van herkomst als vermoedelijke plaats van overdracht en voor 56% was deze informatie niet gekend. Bij heteroseksuelen met een Afrikaanse nationaliteit werd in 5% van de gevallen een vermoedelijke hiv- overdracht in België gemeld en 41% gaf de regio van herkomst als vermoedelijke plaats van overdracht; voor 53% was deze informatie niet gekend (Figuur 12).

Figuur 12. Vermoedelijk land van hiv-overdracht bij heteroseksuelen per nationaliteit, België, 2019

100% 90% Vermoedelijk 80% land van 70% overdracht 60% Onbekend 50% Andere 40% Afrika 30% Europa excl Bel Percentage hiv infecties hiv infecties Percentage 20% België 10% 0% Belgisch (n=103) Europees (n=45) Andere (n=27) Afrikaans (n=167) Nationaliteit hiv-patiënt

28 HIV-DIAGNOSES 3.6 VROEG- OF LAATTIJDIGHEID VAN DE DIAGNOSE

3.6.1 CD4 Lymphocyten

De telling van het aantal CD4 lymfocyten wordt beschouwd als een biologische marker van het infectiestadium. Het aantal CD4 lymfocyten daalt naarmate de infectie vordert. Het bedraagt meestal ongeveer 1000 CD4 cellen/mm³ bij personen in goede gezondheid en is lager dan 200 cellen/mm³ bij hiv geïnfecteerden bij de overgang naar het aids-stadium. Hoe lager het aantal lymfocyten, hoe verder het aids-stadium gevorderd is. Volgens de internationale consensus definitie wordt een hiv-diagnose als laattijdig beschouwd indien het aantal CD4 lymfocyten lager is dan 350 cellen/mm³ of wanneer men het aids- stadium reeds bereikt heeft op het moment van de hiv-diagnose (1). Het aantal CD4 lymfocyten op het moment van de hiv-diagnose was gekend voor 66% van de personen die in 2019 werden gediagnosticeerd. Het gemiddeld aantal CD4 cellen bij de diagnose is toegenomen in de loop van de tijd: het bedroeg 450 cellen/mm³ in 2019 en ongeveer 350 cellen/mm³ in 1999 -2000. Een lage CD4 telling kan echter ook vastgesteld worden tijdens de periode van acute hiv-infectie. In een Europese cohorte, bijvoorbeeld, had een kwart van de patiënten die recent met hiv geïnfecteerd werden een CD4 telling lager dan 350 cellen/mm³ (2). Bijgevolg werd een correctie aangebracht aan de consensus definitie. Deze correctie werd uitgevoerd aan de hand van klinische of epidemiologische elementen die wijzen op een recente infectie (3).

HIV-DIAGNOSES 29 3.6.2 Laattijdige diagnoses

In 2019 werd 36% van de hiv-infecties laattijdig gediagnosticeerd (< 350 CD4/ mm³ op het moment van de hiv-diagnose); tegenover 46% in 2000. De substantiële daling waargenomen tussen 2000 en 2010 suggereerde een gunstige evolutie wat betreft de vroegtijdigheid van de hiv-diagnoses. Vooral Vervolgens werd tussen 2010 en 2019 een matige toename gezien van het aandeel laattijdige diagnoses, vooral bij MSM. Een toename van het aandeel laattijdige diagnoses kan echter het gevolg zijn van een recente daling van de hiv-incidentie, of nog van een toegenomen screening van personen die reeds langer geïnfecteerd zijn. Het aandeel van de laattijdige diagnoses varieert in functie van de overdrachtswijze: 46% in 2019 voor infecties overgedragen via heteroseksuele betrekkingen; 28% bij MSM (Figuur 13).

Figuur 13. Evolutie van het aandeel van laattijdige diagnoses per overdrachtswijze (%), België, 2000-2019

70.0%

60.0%

50.0% Overdrachts- wijze 40.0% Hetero

30.0% Alle MSM 20.0% Lattijdige diagnoses diagnoses Lattijdige (%)

10.0%

0.0% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

30 HIV-DIAGNOSES In 2019 is het aandeel laattijdige diagnoses bij MSM met de Belgische nationaliteit toegenomen ten opzichte van MSM met een andere Europese nationaliteit (Figuur 14).

Figuur 14. Evolutie van het aandeel van laattijdige diagnoses bij MSM, per nationaliteit, België, 2000-2019

60%

50%

40% Nationaliteit 30% Europees Belgisch 20% Lattijdige diagnoses (%) diagnoses Lattijdige 10%

0% 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

Naast de overdrachtswijze varieert het aandeel van laattijdige diagnoses ook nog in functie van een aantal andere factoren zoals geslacht, leeftijd, nationaliteit en verblijfsregio (Figuur 15;Tabel 16).

Figuur 15. Aandeel van laattijdige hiv-diagnoses per geslacht, leeftijdsgroep, overdrachtswijze, nationaliteit en verblijfsregio, België, 2019

60% 50% 40% 30% 20% 10%

% van de hiv diagnoses 0%

Een multivariate analyse (logistische regressie) van de periode 2017-2019 toont aan dat een laattijdige diagnose enkel geassocieerd is met oudere leeftijd, heteroseksuele overdracht, en Afrikaanse nationaliteit (p<0.01).

HIV-DIAGNOSES 31 3.6.3 VROEGTIJDIGE DIAGNOSES: ACUTE INFECTIES

Op het moment van de diagnose kunnen de acute infecties geïdentificeerd worden aan de hand van laboratoriumtesten. Deze informatie wordt verzameld sinds 2016; ze was beschikbaar voor 99.9% van de diagnoses in 2019. 5% van de nieuwe diagnoses in 2019 betrof een acute infectie. Dit aandeel lag significant hoger bij personen met de Belgische nationaliteit, ongeacht de overdrachtswijze. Verschillende factoren kunnen bijdragen tot een laag percentage acute infecties: een latere diagnosestelling; een lagere incidentie, of eventueel een diagnose die reeds werd vastgesteld vóór aankomst in België (Figuur 16).

Figuur 16. Aandeel van acute infecties op het moment van hiv-diagnose (%), per overdrachtswijze en nationaliteit, België, 2019

100% 90% 80% 70%

60% 132 95 50% 148 244 40% 30% 20% 10% 27 7 8 2 0% Belgisch MSM Niet-Belgisch Belgish hetero Niet-Belgish MSM hetero

Acute infecties Niet acute

32 HIV-DIAGNOSES Het aandeel acute infecties, gebaseerd op laboratoriumtests, was 11% bij de MSM gediagnosticeerd in 2019. Tussen 2017 en 2019 daalde dit aandeel significant bij MSM met Belgische, Europese en Latijns-Amerikaanse nationaliteiten (Figuur 17).

Figuur 17. Evolutie van het aandeel acute infecties bij MSM gediagnosticeerde van 2017 tot 2019, per groep van nationaliteiten

30% 29%

25% 24%

20% 20% 17% 16% 15%

10% 8% 6% 6% 6% 4% 5% 3% 3%

0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% Belgische Europese Latijns-Amerikaanse Aziatische Afrikaanse Andere

2017 2018 2019

HIV-DIAGNOSES 33 34 4. OPSPORING VAN HIV

4.1 AANTAL HIV-TESTS In vergelijking met andere Europese landen (4) heeft België een relatief hoog en constant hiv-testcijfer. In 2019 werden in totaal 753 811 hiv-tests terugbetaald zodat een testcijfer van 66 per 1000 inwoners werd bereikt. Er werd aanzienlijk meer getest in de leeftijdsgroep 25-34 jaar, met 175 tests per 1000 inwoners, tegenover 106 per 1000 in de groep van 35-44 jaar, 83 per 1000 in de groep van 15-24 jaar, 59 in de groep van 45-54 jaar en 41 per 1000 in de groep van 55-64 jaar. Het totale testcijfer bij vrouwen was hoger dan bij mannen, namelijk 74 tests per 1000 vrouwen versus 56 per 1000 mannen (Figuur 18).

Figuur 18. Evolutie van het aantal hiv-tests per 1000 inwoners per leeftijdsgroep, 2015-2019

200

180

160

140

120

100

80 tests1000 inwoners per - 60

40 Aantal hiv 20

0 0-14 15-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65+

2015 2016 2017 2018 2019

Opsporing van hiv 35 Een vergelijking van de regio’s toont aan dat 46% van alle hiv-tests uitgevoerd werd in Vlaanderen, 35% in Wallonië en 19% in Brussel. Het aantal uitgevoerde hiv-tests per 1000 inwoners ligt het hoogst in Brussel (117 test/1000 inwoners), gevolgd door Wallonië (72/1000) en Vlaanderen (52/1000) – met de kanttekening dat de geteste personen niet noodzakelijkerwijze in de regio wonen waar de hiv- test werd uitgevoerd (Figuur 19).

Figuur 19. Aantal hiv-tests per 1000 inwoners per regio, 2015-2019

140

120

100

80

60 tests per 1000 inwoners

40 Aantal hiv - 20

0 Vlaanderen Brussel Wallonië

2015 2016 2017 2018 2019

36 Opsporing van hiv 4.2 TYPE ARTS DIE DE OPSPORING EN DIAGNOSESTELLING UITVOERT

4.2.1 OPSPORING

In België kan een hiv-test verkregen worden via huisartsen of specialisten. Daarnaast bieden drie Hiv-Referentiecentra laagdrempelige en anonieme hiv-screeningsdiensten voor bepaalde doelgroepen aan. Tenslotte worden gedecentraliseerde hiv-screeningsprojecten, in een niet-klinische omgeving, ontwikkeld in samenwerking met HIV-Referentiecentra en terreinorganisaties, om het prioritair doelpubliek nog beter te bereiken. In 2019 schreven huisartsen 54% van de hiv-tests voor. Bij de gespecialiseerde artsen werden hiv-tests meest frequent voorgeschreven door gynaecologen (52%), gevolgd door internisten (24%) en chirurgen (12%).

4.2.2 DIAGNOSESTELLING

In 2019, was het RIZIV-nummer van de voorschrijvende arts beschikbaar voor 900 (97%) van het aantal nieuwe hiv-diagnoses. De helft (46%) van de diagnoses werd vastgesteld door huisartsen; 36% door internisten en 5% door gynaecologen en verloskundigen (Figuur 20). In de afgelopen 4 jaar is het aandeel van de diagnoses door huisartsen gedaald (54% in 2016) en dat van de internisten is gestegen (28% in 2016).

Figuur 20. Verdeling van de specialisaties van de artsen die de hiv-diagnoses vaststelden, 2016-2019

60%

50%

40%

30%

20%

10% % gediagnosticeerde populatie % gediagnosticeerde

0% 2016 2017 2018 2019

Huisartsen Internisten Gynaecol. & verloskundigen Acute geneesk. & spoedgev. Chirurgen & anesthesisten Psychiaters & Neurologen Dermatologen Pediaters Andere

Opsporing van hiv 37 Van alle diagnoses (2016-2019), 13% werd vastgesteld door artsen die verbonden zijn aan structuren gericht op het opsporen en/of behandelen van hiv en soa’s (Hiv-Referentiecentra, laagdrempelig hiv-screeningscentrum, soa-kliniek). Huisartsen verbonden aan organisaties voor sekswerkers diagnosticeerden ongeveer 0,5% van alle diagnoses. Figuur 21 illustreert de verdeling van de personen met een hiv-diagnose per populatiegroep en per type arts die de diagnose vaststelde. De Belgische MSM worden voornamelijk gediagnosticeerd door huisartsen.

Figuur 21. Type arts die de diagnose vaststelde per type populatie, 2019

80% 71% 70%

60% 57% 52% 51% 50% 50% 45% 41% 41% 40% 34% 33% 33% 31% 29% 30% 22% 22% 20% 16% 15% 13% % gediagnosticeerde populatie % gediagnosticeerde 12% 11% 10% 10% 8% 2% 0% 0% 0% 0% 2% 0% Belgische MSM Europese MSM Sub Sah. Afr. Belgische hetero Sub Sah. Afr. Belgische hetero Sub Sah. Afr. MSM mannen hetero mannen vrouwen hetero vrouwen

Huisartsen Internisten Gynaecol. & verlosk. Andere

38 Opsporing van hiv 4.3 HIV-DIAGNOSES PER 1000 TESTS Tussen 1996 en 2000 steeg het aantal nieuwe hiv-diagnoses per 1000 testen met ongeveer 50%. Tussen 2000 en 2012 was er een stabilisering; sinds 2012 wordt een daling van het aantal nieuwe hiv-diagnoses per 1000 tests waargenomen. In 2019 werden per 1000 uitgevoerde testen 1.2 nieuwe diagnoses vastgesteld (Figuur 22).

Figuur 22. Evolutie van het aantal uitgevoerde hiv-tests per 1000 inwoners en het aantal nieuwe diagnoses per 1000 tests, 1990-2019

80 2.0

1.8 70

1.6 60 1.4

50 1.2

40 1.0

0.8 30

0.6 20 0.4

10 0.2

0 0.0 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

Aantal HIV tests/1000 inwoners Aantal nieuwe HIV diagnoses/ 1000 tests

Opsporing van hiv 39 In de regio Brussel werden per 1000 uitgevoerde hiv-tests het grootste aantal nieuwe hiv-diagnoses vastgesteld (Figuur 23).

Figuur 23. Aantal nieuwe hiv-diagnoses per 1000 tests per regio, 2015-2019

2.5

2.0

2015 1.5 2016 2017 1.0 2018 2019 0.5

0.0 Vlaanderen Brussel Wallonië

In de periode 2015-2019 lag het aantal hiv-diagnoses per 1000 tests het hoogst in de leeftijdsgroep van 45 tot 54 jaar. Dit weerspiegelt de toegenomen leeftijd op het moment van de diagnose en het feit dat er minder getest wordt in de +35 jaar leeftijdsgroepen (Figuur 24). Het hoog aantal diagnoses per 1000 tests bij kinderen jonger dan 15 jaar hangt samen met het feit dat er weinig getest wordt in deze groep.

Figuur 24. Aantal nieuwe hiv-diagnoses per 1000 tests per leeftijdsgroep, 2015-2019

3.0

2.5

2.0

1.5

1.0

0.5

0.0 0-14 15-24 25-34 35-44 45-54 55-64

2015 2016 2017 2018 2019

40 Opsporing van hiv De ratio van nieuw gediagnosticeerde patiënten, door huisartsen, was 1 per 1000 uitgevoerde tests. Ter vergelijking, lag deze ratio hoger bij spoedartsen, internisten, pediaters en dermatologen. Er werden minder nieuwe diagnoses per 1000 tests vastgesteld door gynaecologen en verloskundigen, chirurgen en anesthesisten (Figuur 25).

Figuur 25. Aandeel van hiv-tests per specialisatie en ratio van het aantal hiv-diagnoses per 1000 uitgevoerde tests, 2019

% hiv-tests Ratio / 1000 tests

60% 8.0 7.5 7.0 50% 6.0 40% 5.0

tests 4.4 - 30% 4.0

% hiv 3.0 20% 2.0 10% 1.4 1.5 1.0 1.0 1.0 0.6 0.7 0.3 0% 0.0 Ratio aantal diagnoses 1000 /tests

Opsporing van hiv 41 4.4 PLAATS EN REDEN VAN DE TEST RIZIV-gegevens tonen aan dat de proportionele bijdrage van hiv-tests bij gehospitaliseerde patiënten versus poliklinische patiënten mettertijd is afgenomen: van 30% in 1990 naar 8% (56 435/729 603) in 2019. Bij de nieuwe diagnoses van 2019 waarvoor deze informatie beschikbaar is (51%), werd 30% van de tests uitgevoerd op initiatief van de patiënt en 41% werd getest omwille van klinische argumenten. Het proportioneel aandeel van testen op eigen initiatief was groter bij MSM (41%) dan bij de heteroseksuelen (24%).

42 Opsporing van hiv 5. HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPGEVOLGING

5.1 ALGEMENE TENDENS In 2019, werden 17 081 hiv-patiënten medisch opgevolgd in België. Men stelt een gelijkmatige stijging vast van het aantal hiv-patiënten in medische opvolging, met een gemiddelde toename van 646 nieuwe patiënten per jaar in de periode 2006-2019 (Figuur 26).

Figuur 26. Aantal hiv-patiënten in medische opvolging in België, 2006-2019

18000

16000

14000

12000

10000

8000 Aantal patiënten Aantal 6000

4000

2000

8567 9328 10108 11026 11786 12568 13456 14098 14817 15161 15679 16070 16675 17081 0 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPGEVOLGING 43 5.2 DEMOGRAFISCHE GEGEVENS

5.2.1 LEEFTIJD EN GESLACHT

De man/vrouw-ratio van de patiënten opgevolgd in 2019 bedroeg 1,9 (Figuur 27; Tabel 17). De gemiddelde leeftijd bedroeg 47 jaar: 48 jaar voor de mannen en 46 jaar voor de vrouwen.

Figuur 27. Verdeling van de hiv-patiënten opgevolgd in 2019 naar leeftijd en geslacht

Mannen (11078) Vrouwen (5887)

≥ 75 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29

Leeftijdsgroep (jaren) Leeftijdsgroep 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4 2000 1500 1000 500 0 500 1000 1500 2000

Aantal patiënten

44 HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPGEVOLGING Figuur 28 toont de veroudering van de hiv-populatie die medisch wordt opgevolgd: patiënten van 50 jaar en ouder vertegenwoordigden 19% van alle patiënten in 2006 en 43% in 2019. De veroudering wordt vastgesteld voor beide geslachten: de gemiddelde leeftijd bij de vrouwen was 38 jaar in 2006 en 46 jaar in 2019en bij de mannen 43 jaar in 2006 en 48 jaar in 2019. De veroudering van de hiv-populatie die medisch opgevolgd wordt, is voornamelijk toe te schrijven aan de verbetering van de levensverwachting sinds de introductie van antiretrovirale behandelingen. Daarenboven wordt een stijging waargenomen van de gemiddelde leeftijd bij de diagnose. Op deze manier is de medische opvolging van hiv-patiënten geëvolueerd naar een globale medische opvolging, waarbij rekening wordt gehouden met leeftijdsgebonden co-morbiditeiten van een deel van de hiv-patiënten en die hiervoor een optimale interdisciplinaire samenwerking nodig hebben.

Figuur 28. Aantal patiënten per leeftijdscategorie en jaar van medische opvolging, 2006-2019

6000

5000

0-9 4000 10-19 20-29 3000 30-39 40-49 Aantal patiënten Aantal 2000 50-59 60-69 1000 ≥70

0 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Jaar van medische opvolging

HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPGEVOLGING 45 5.2.2 JAAR VAN DE HIV-DIAGNOSE

Het jaar van de hiv-diagnose in België is beschikbaar voor 16 416 (96%) patiënten in medische opvolging in 2019. Bij de patiënten voor wie deze informatie beschikbaar is, werd 44% gediagnosticeerd in de periode 2010-2019, 37% in 2000-2009, 16% in de loop van de jaren ‘90 en 3% in de jaren ‘80 (Figuur 29).

Figuur 29. Verdeling van de patiënten opgevolgd in 2019 per jaar van hiv-diagnose

900 800 700 600 500 400 300 Aantal patiënten Aantal 200 100 0 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 ≤1984 Jaar van hiv diagnose

In 2019 waren de patiënten in medische opvolging gemiddeld sinds 12 jaar gediagnosticeerd. Deze periode wordt met de jaren groter: in 2006 waren de patiënten gemiddeld sinds 7 jaar gediagnosticeerd. Een toenemend aantal patiënten wordt langdurig medisch opgevolgd en heeft een langdurige blootstelling aan antiretrovirale behandelingen.

Bij MSM in medische opvolging in 2019 was de helft tenminste 9 jaar geleden gediagnosticeerd; dit was 12 jaar voor heteroseksuele mannen en 13 jaar voor heteroseksuele vrouwen. De meerderheid van de intraveneuze druggebruikers (68%) werd meer dan 10 jaar geleden gediagnosticeerd; dit reflecteert het klein aantal nieuwe diagnoses in deze groep.

46 HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPGEVOLGING 5.2.3 OVERDRACHTSWIJZE EN NATIONALITEIT

Bij de mannelijke patiënten waarvoor de overdrachtswijze gekend was, vermeldde 65% homoseksuele contacten en 30% heteroseksuele contacten. Bij de vrouwelijke patiënten vermeldde 92% heteroseksuele contacten. Intraveneus druggebruik en prenatale overdracht werd respectievelijk gerapporteerd voor 2% van de patiënten. Bij de patiënten waarvoor informatie omtrent de nationaliteit beschikbaar was, in 2019, vermeldde 54% de Belgische nationaliteit te hebben, 29% van de patiënten hadden een nationaliteit van Sub-Saharaans Afrika, 9% van andere Europese landen en 7% van andere landen. In 2019 waren er 80% mannen bij de Belgische patiënten. Bij de patiënten van Sub-Saharaans Afrika bedroeg het proportioneel aandeel van vrouwen 67%. De evolutie van het aantal patiënten in medische opvolging per gegroepeerde nationaliteit en per vermoedelijke overdrachtswijze wordt geïllustreerd in Figuur 30. Gedurende de laatste 13 jaar kende het aantal MSM van Belgische nationaliteit en andere Europese nationaliteiten de grootste proportionele toename.

Figuur 30. Evolutie van het aantal patiënten in medische opvolging per gegroepeerde nationaliteit en vermoedelijke overdrachtswijze, 2006-2019

5000

4500

4000

3500

3000

2500

2000 Aantal patiënten Aantal 1500

1000

500

0 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Jaar van medische opvolging

Belgische mannen hetero Belgische vrouwen hetero Mannen hetero van Sub-Saharaans Afrika Vrouwen hetero van Sub-Saharaans Afrika Belgische MSM Europese MSM PWID Moeder-Kind Andere Onbekend

HIV-PATIËNTEN IN MEDISCHE OPGEVOLGING 47 48 6. CONTINUÜM VAN DE ZORGVERLENING VOOR HIV-PATIËNTEN

Een optimale zorgverlening voor hiv-patiënten vereist een continuïteit van diensten tijdens verschillende stadia: screening, diagnose, opname in de zorg, behoud van de zorg, aanvang van de antiretrovirale behandeling en het bereiken van een ondetecteerbare virale lading. Patiënten met een ondetecteerbare virale lading hebben een gunstigere prognose en kunnen het virus niet meer overdragen tijdens seksuele contacten, wat bijdraagt tot de preventie van nieuwe hiv-infecties (5). De analyse van het continuüm van de zorgverlening, gebaseerd op een methodologie zoals eerder gepubliceerd (6), kan de verdeling van de personen die met hiv leven in een bepaalde periode, weergeven in functie van de verschillende stadia van de zorgverlening. In 2018 waren er in België naar schatting 18 335 mensen die met hiv leven, hiervan werd 91% (n=16 594) gediagnosticeerd, 89% (n=16 392) werd gelinkt aan de hiv-zorgverlening, 85% (n=15 542) werd in de zorg gehouden, 83% (15 238) kreeg antiretrovirale therapie en 78% (n=14 299) had een ondetecteerbare virale lading (<50 copies/ml) (Figuur 31). In de loop der jaren is er verbetering opgetreden in alle fasen van het continuüm, in het bijzonder in het aandeel van mensen met een antiretrovirale behandeling en mensen met een ondetecteerbare virale lading.

Figuur 31. Verdeling van de gediagnosticeerde hiv-patiënten die in België leven per stadium van de zorgverlening, 2012-2018

100%

90%

80% 2012 70% 2013 60% 2014 50% 2015 40% 2016 30% 2017 20% 2018 10%

0% Gediagnosticeerd Gelinkt aan zorg In de zorg gehouden Met ART Ondetecteerbare VL

CONTINUÜM VAN DE ZORGVERLENING VOOR HIV-PATIËNTEN 49 Het continuüm van de hiv-zorg vertoont over het algemeen weinig uitval doorheen de verschillende stadia. Van alle mensen die met hiv leven in België is 9% zich niet bewust van zijn seropositiviteit. Het testen van niet- gediagnosticeerden is de eerste schakel in het continuüm van de hiv-zorg. Deze moet prioritair aangepakt worden zodat mensen die met hiv leven vroegtijdig in de zorg kunnen opgenomen worden om zo een optimaal effect van de zorg te verzekeren. De hiv-patiënten die niet opgevolgd worden in de zorg, ofwel omdat ze zich nooit aanmeldden in de hiv-zorg ofwel omdat ze uit de zorgverlening verdwenen zijn, vertegenwoordigden 6% van de mensen met hiv in 2018 in België. De volgende risicofactoren werden geïdentificeerd met betrekking tot het niet opgevolgd worden: jonge leeftijd, intraveneus drugsgebruik, recente diagnose en niet-Belgische nationaliteit, terwijl MSM een betere retentie in de zorg hebben (7) Ook deze populatie vereist een nauwgezette opvolging zodat het behoud van een regelmatige zorgverlening kan verzekerd worden. Dit is immers een voorwaarde opdat antiretrovirale therapie zo snel mogelijk kan gestart worden en ononderbroken kan verdergezet worden. Voor 2020 heeft UNAIDS de ambitieuze 90-90-90 werelddoelstellingen opgesteld: 90% van de personen met hiv zou zijn of haar positieve serostatus moeten kennen, hiervan zou 90% antiretrovirale behandelingen moeten krijgen en hiervan zou 90% een ondetecteerbare virale lading moeten hebben. Deze doelstellingen zijn bevestigd en uitgebreid tot 95-95-95 voor 2030 (8). Zodra deze drie doelstellingen bereikt zijn, zal minstens 73% (86% voor 2030) van de mensen die met hiv leven een ondetecteerbare virale lading hebben. Het bereiken van deze doelstellingen tegen 2020 en 2030 zal de internationale gemeenschap helpen om de hiv-epidemie onder controle te krijgen. België is goed op weg om deze doelstellingen te realiseren: in 2018 was 91% van de hiv- populatie gediagnosticeerd, hiervan kreeg 92% antiretrovirale behandelingen en hiervan had 94% een ondetecteerbare virale lading (Figuur 32).

Figuur 32. Continuüm van de zorg voor de mensen die met hiv leven in België en de vergelijking met de 2020 en 2030 doelstellingen van UNAIDS, 2018

100% 90% 80% 70% 60% 50% 91% 40% 83% 91% 92% 94% 78% 30% 20% 10% 0% Personen met HIV Gediagnosticeerd Met ART Ondetecteerbare VL

Proportie van de vorige stap UNAIDS doelstellingen 2020 UNAIDS doelstellingen 2030

50 CONTINUÜM VAN DE ZORGVERLENING VOOR HIV-PATIËNTEN 7. PRE-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP)

7.1 PREP STARTES Het aantal PrEP starters verwijst naar degenen die voor het eerst in de afgelopen twaalf maanden PrEP hebben gekregen. Tussen 1 juni 2017 en 31 december 2019 zijn 4.071 mensen startten een PrEP-behandeling. In 2019, hebben 1 654 personen voor het eerst een PrEP behandeling opgestart. Dit is een toename van 6% in vergelijking met 2018. Er werd een gelijkmatige aangroei van ongeveer 138 PrEP starters per maand waargenomen. Er werden 18 443 dozen Truvada verkocht; een gemiddelde van 1.7 doos per aankoop (Figuur 33). Tussen 2018 en 2019 zien we een toename van 6% in het aantal patiënten dat PrEP starters.

Figuur 33. Aantal dozen Truvada® (FTC/TDF, 30 tabletten) per maand verkocht in Belgische apotheken en het cumulatief aantal PrEP starters, juni 2017 – december 2019

2,000 4500 1,800 4000 1,600 3500 1,400 3000 1,200 2500 1,000 2000 800 1500 Aantal dozenAantal

600 starters Aantal 400 1000 200 500 0 0

Aantal dozen Cumul PrEP starters

Bron: Pharmanet

PRE-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP) 51 Bij de PrEP starters in 2019 (Tabel A) was 99% man, 98% MSM, 77% Belg en 61% bevond zich in de leeftijdsgroep 20-39 jaar. Bij de start kozen 45% en 55% respectievelijk voor een dagelijks versus een niet-dagelijks PrEP regime.

Tabel A. Profiel PrEP starters, 2019

Geslacht % Man 98.5 Vrouw 0.8 Transgender 0.7 Leeftijdsgroep % <20 0.6 20-29 25.2 30-39 35.7 40-49 22.9 50+ 15.6 Nationaliteit % Belgisch 77.3 Sub-Saharaans Afrikaans 1.4 Andere 21.3 Risicogroep % MSM 97.6 Hetero 2.1 Andere 0.3 PrEP regime % Dagelijks 44.5 Niet dagelijks 55.5 Bron: Geaggregeerde gegevensverzameling van 11 van de 12 HRC.

52 PRE-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP) 7.2 PREP-GEBRUIKERS EN SOA-DIAGNOSES In 2019 werden 3992 PrEP gebruikers gerapporteerd door de Hiv- Referentiecentra; dit is het aantal personen dat minstens één PrEP behandeling kreeg voorgeschreven in de afgelopen 12 maanden Ten minste één nieuwe soa werd gediagnosticeerd bij 23% van de PrEP- gebruikers; het aandeel varieerde van 7% tot 35% per HRC. Gonorroe en Chlamydia-diagnoses waren het meest voorkomend (Tabel B). Er was één hiv- seroconversie vanwege inconsistent PrEP-gebruik. Chemsex werd gemeld door 23% van de gebruikers.

Tabel B. Frequentie en distributie van nieuwe soa-diagnoses bij PrEP gebruikers, 2019

Aantal % Tenminste 1 soa (N=3992) 932 23.3 Gonorrhoea (N=3992) 466 11.7 Chlamydia (N=3992 496 12.4 Syphilis (N= 2893) 184 6.4 HCV (N=3992) 14 0.4 HAV (N= 2893) 0 0.0 HBV (N= 3992) 4 0.1 Bron: Geaggregeerde gegevensverzameling van 11 van de 12 HRC

PRE-EXPOSURE PROFYLAXIS (PREP) 53 54 8. POST-EXPOSURE PROFYLAXIS (PEP)

In de periode 2018-2019 werden 3971 Post Exposure Profylaxis behandelingen (PEP) voor hiv voorgeschreven. Zevenenzestig procent van de behandelingen betrof mannen; 37% werd voorgeschreven voor personen in de leeftijdsgroep 20-29 jaar, gevolgd door 28% in de leeftijdsgroep 30-39 jaar. Bij deze met een gekende nationaliteit (N=2 835) was 76.8% Belg; 14% had een andere Europese nationaliteit, waarbij de Franse, Italiaanse en Spaanse het vaakst werden gemeld. Van de PEP-behandelingen waarvoor het type van risicoblootstelling gekend was (N=3 609) werd seks tussen mannen het vaakst gemeld (41%), gevolgd door verkrachting (24%). De helft van de PEP behandelingen (51%) werd opgestart in minder dan 24 uur na de risicoblootstelling. Vrouwelijke PEP-gebruikers waren jonger (gemiddelde leeftijd 28 jaar) dan mannelijke PEP-gebruikers (gemiddelde leeftijd 34 jaar): 24% van de vrouwen was 10-19 jaar en 40% was 20-29 jaar, terwijl 36% van de mannen 20-29 jaar was en 32% was 30-39 jaar (Figuur 34). Bij de mannen meldde 61% een blootstelling door seks met andere mannen. Voor vrouwen was verkrachting de meest gemelde vorm van blootstelling (64%); het werd gemeld bij 3% van de mannen.

Figuur 34. Verdeling van PEP behandelingen per geslacht en leeftijdsgroep van de gebruikers, 2018-2019

30%

25% 24%

22%

20%

15% 13% 12%

10% 8% 7% 6%

5% 4% 3% 2% 0.1% 0.1% 0% <10 10-19 20-29 30-39 40-49 50+

Vrouwen Mannen

POST-EXPOSURE PROFYLAXIS (PEP) 55 De meest gebruikte antiretrovirale behandeling was de combinatie van emtricitabine, tenofovirdisoproxil, elvitegravir en cobicistat (88%). Voor 4% werd de oorspronkelijk voorgeschreven behandeling vervangen door een andere. Vijfenzeventig procent van de behandelingen (N=2.988) werd tot het einde toe gevolgd; 9% stopte voortijdig en voor 15% was de status van de volledigheid van de PEP behandeling onbekend. Van de behandelingen die voortijdig werden stopgezet (N=368) gebeurde dit voor 46% op basis van een herbeoordeling van de risicoblootstelling; voor 32% was de reden voor het stoppen van de behandeling onbekend. Van de afgeronde PEP-behandeling (N= 2 988) was voor 53% (N=1 584) bekend of er een follow-up hiv-test werd afgenomen. Bij 21% daarvan (N=340) werd geen hiv-test afgenomen. Bij degenen met een follow-up hiv-test, waren er 2 die 1 maand na de blootstelling een positieve hiv-test hadden; 1 gebruiker testte positief na 3 maanden en 1 na 4 maanden. De geregistreerde gegevens laten geen enkele conclusie toe over de bron van de hiv-infectie bij deze PEP- gebruikers: een andere blootstelling vóór of na de blootstelling die aanleiding gaf tot het PEP gebruik kan ook de bron van de infectie zijn. Na afloop van de PEP-behandeling, 51% of patiënten kreeg PrEP. PrEP werd vaker gegeven aan mannen, aan PEP-gebruikers in de leeftijdsgroep 20-39 jaar en in de context van seks tussen mannen.

56 POST-EXPOSURE PROFYLAXIS (PEP) 9. BESLUIT

Na een daling van 28% van het aantal nieuwe hiv-diagnoses tussen 2012 en 2018 lijkt nu een plateau bereikt te zijn, met een lichte stijging van 4% ten opzichte 2018. Sinds het begin van de hiv-epidemie in België worden 2 sleutelpopulaties bijzonder getroffen, met name mannen die seks hebben met mannen (MSM), met Belgische nationaliteit en heteroseksuele mannen en vrouwen afkomstig uit Sub-Saharaans Afrika. Het is de daling van het aantal diagnoses in deze sleutelpopulaties die aan de grondslag ligt van de algemene dalende trend. Als gevolg van deze daling wordt het aandeel van populaties met andere profielen de laatste jaren relatief groter en is de epidemie in België nu meer gediversifieerd. In 2019 werd de helft (48%) van de nieuwe hiv-diagnoses vastgesteld bij Belgische MSM en heteroseksuelen afkomstig van Sub-Saharaans Afrika. De neerwaartse trend van de vorige jaren zet zich in 2019 voort bij Belgische MSM, maar wordt niet waargenomen bij MSM met andere nationaliteiten. Integendeel, er is een lichte stijging bij MSM afkomstig uit Azië en Latijns- Amerika. Bij heteroseksuelen afkomstig uit Sub-Saharaans Afrika lijkt de daling een plateau te hebben bereikt. Er wordt ook geen dalende trend waargenomen bij heteroseksuelen met andere nationaliteiten. België heeft een uitgebreid en gevarieerd gecombineerd preventieaanbod. In vergelijking met andere Europese landen heeft België een relatief hoog en stabiel hiv-testcijfer. Zoals blijkt uit de analyse van het continuüm van de hiv-zorg ligt het aandeel van personen met hiv die een antiretrovirale behandeling krijgen en die een niet-detecteerbare virale lading hebben, hoog. Patiënten met een niet- detecteerbare virale lading hebben een gunstigere prognose en kunnen het virus niet meer overdragen tijdens seksuele contacten wat bijdraagt tot de preventie van nieuwe hiv-infecties. De resultaten van het zorgcontinuüm zijn van jaar tot jaar verbeterd en de globale UNAIDS-doelstellingen van 90-90-90 werden reeds sinds 2018 behaald. PrEP heeft het preventieaanbod vervolledigd, met een gestage groei van nieuwe gebruikers sinds de beschikbaarheid in België in 2017. PrEP wordt bijna uitsluitend gebruikt door MSM, waarvan de meerderheid Belgisch is. De stabiele en continue daling van nieuwe diagnoses bij Belgische MSM lijkt verklaard te kunnen worden door hun toegang tot het volledige gamma van preventiestrategieën. Het is van essentieel belang dat deze inspanning wordt gehandhaafd en voortgezet, onder andere door ervoor te zorgen dat PrEP beschikbaar is en wordt gebruikt door MSM met het hoogste risico op hiv-infectie. Er zijn echter betere surveillance gegevens over PrEP-gebruikers nodig om te kunnen evalueren of de doelgroepen die PrEP nodig hebben, er ook toegang tot hebben.

BESLUIT 57 Bij de Belgische heteroseksuele bevolking wordt geen dalende trend waargenomen in het aantal nieuwe hiv-diagnoses. Ze vertegenwoordigden 15% van de nieuwe diagnoses in 2019. Op basis van de huidige surveillance gegevens is het echter niet mogelijk om uit te maken of specifieke risicoprofielen worden aangetroffen in deze Belgische heteroseksuele populatie. Deze resultaten wijzen wel op de noodzaak van een preventieaanbod dat aangepast is voor diverse doelgroepen. Wat betreft de niet-Belgische personen zijn er steeds evoluerende factoren die de waargenomen trends verklaren. Het gaat enerzijds om factoren die verband houden met migratie zoals de hiv-prevalentie in de landen van herkomst en de toegang tot het Belgisch grondgebied. Anderzijds zijn er factoren die betrekking hebben op de levensomstandigheden na aankomst in België, inclusief de toegankelijkheid tot het testaanbod en het risico op hiv-infectie na migratie. De beschikbare surveillance gegevens maken evenwel geen onderscheid tussen niet-Belgen die voor het eerst in België gediagnosticeerd worden en deze die hun hiv-status reeds kennen én in behandeling zijn vóór hun aankomst in België. De analyse van de gegevens met betrekking tot hiv-patiënten in medische opvolging bevestigt de vergrijzing van deze populatie. Deze patiënten hebben ook meer (multi)co-morbiditeiten en sommigen hebben een langdurige blootstelling aan antiretrovirale middelen. Hun medische follow-up is complex en vereist een optimale een interdisciplinaire samenwerking. Naast het medische aspect van de zorg moet ook een goede levenskwaliteit worden gewaarborgd voor alle hiv-patiënten. Gezien de diversiteit die de hiv-epidemie in België vandaag kenmerkt, is het nodig om te zorgen dat de preventiestrategieën geschikt en inclusief zijn voor alle getroffen populaties. Het is ook belangrijk om te investeren in het verbeteren van de surveillance gegevens zodat de dynamiek van de epidemie in die populaties waarvoor geen gunstige trends worden waargenomen beter kan begrepen worden.

58 10. BIJLAGEN

Tabel 1. Jaarlijks aantal nieuwe hiv- en aids-diagnoses en gerapporteerde sterfte, België, 1981-2019

Hiv-diagnoses1 Aids-diagnoses2 Gerapporteerde sterfte3 1981 9 9 7 1982 17 14 7 1983 38 32 20 1984 86 50 29 1985 503 69 45 1986 741 74 42 1987 929 122 48 1988 755 144 60 1989 755 166 80 1990 812 206 125 1991 801 260 122 1992 978 255 173 1993 945 258 163 1994 804 268 194 1995 764 270 192 1996 713 221 137 1997 699 150 64 1998 756 137 49 1999 802 137 38 2000 953 170 50 2001 968 147 60 2002 983 156 49 2003 1054 156 41 2004 1003 138 48 2005 1068 168 50 2006 1023 123 41 2007 1053 119 69 2008 1098 137 56 2009 1117 144 51 2010 1183 122 56 2011 1172 99 71

Bijlagen 59 Hiv-diagnoses1 Aids-diagnoses2 Gerapporteerde sterfte3 2012 1230 109 67 2013 1129 100 81 2014 1059 120 73 2015 1024 95 68 2016 906 62 85 2017 897 51 80 2018 885 51 59 2019 923 - - TOTAAL 32635 5109 2750 1 Aantallen beschouwd als definitief (zie methode) 2,3 Deze aantallen kunnen toenemen in functie van laattijdige notificaties, in het bijzonder voor de meest recente jaren. De cijfers met betrekking tot de aids-diagnoses en de sterfgevallen zijn niet beschikbaar voor 2019 aangezien de cohorte gegevens nog niet werden verzameld en geanalyseerd.

60 Bijlagen Tabel 2. Jaarlijks aantal hiv-diagnoses bij volwassenen per overdrachtswijze, leeftijdsgroep en geslacht België, 2010-2019

Leeftijdsgroep 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 MSM 15-19 10 7 11 3 6 4 6 8 2 3

20-29 113 129 127 120 102 109 106 86 113 96 30-39 162 153 125 166 142 141 125 119 103 92 40-49 106 89 125 109 88 94 78 71 67 73 50+ 46 58 58 73 61 65 65 58 55 50 Totaal 437 436 446 471 399 413 380 342 340 314 Hetero 15-19 13 12 12 6 9 14 10 14 10 6

20-29 112 119 116 93 93 84 72 68 68 56 30-39 150 168 192 158 141 121 120 110 98 119 40-49 108 100 108 108 100 79 72 77 79 96 50+ 89 79 82 63 68 73 75 74 69 71 Totaal 472 478 510 428 411 371 349 343 324 348 PWID 15-19 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

20-29 2 2 4 4 2 3 0 0 1 0 30-39 9 13 6 9 8 6 1 3 7 5 40-49 3 2 4 5 2 2 2 5 1 5 50+ 1 1 0 1 1 0 0 0 2 0 Totaal 15 18 14 19 13 11 3 8 11 10 Mannen 15-19 11 13 16 6 14 7 15 12 7 9

20-29 173 187 205 168 158 145 142 127 157 142 30-39 270 262 254 272 243 237 188 183 170 186 40-49 199 179 227 205 183 170 155 146 140 153 50+ 125 133 131 133 134 139 142 124 126 126 Totaal 778 774 833 784 732 698 642 592 600 616 Vrouwen 15-19 14 12 14 7 8 20 10 12 10 10

20-29 104 116 91 90 85 91 51 66 66 54 30-39 146 144 161 130 125 109 113 85 81 101 40-49 68 68 61 69 58 52 34 62 62 78 50+ 51 40 51 39 36 35 49 53 49 49 Totaal 383 380 378 335 312 307 257 278 268 292 Alle volw 15-19 25 25 30 13 22 27 25 26 17 20

20-29 277 303 296 258 243 237 193 195 226 197 30-39 416 406 415 402 368 348 302 276 254 288 40-49 268 247 289 274 242 222 189 209 203 233 50+ 177 173 182 172 170 176 192 177 175 176 Totaal 1163 1154 1212 1119 1045 1010 901 883 875 914

Bijlagen 61 Tabel 3. Jaarlijks aantal hiv-diagnoses per regio, België, 1978-2019

Brussel Vlaanderen Wallonië Onbekend Totaal <=1985 134 35 47 442 658 1986 186 46 56 453 741 1987 185 74 73 597 929 1988 155 45 56 499 755 1989 238 126 113 278 755 1990 215 150 139 308 812 1991 191 155 172 283 801 1992 219 210 234 315 978 1993 145 181 202 417 945 1994 139 172 151 342 804 1995 142 152 128 342 764 1996 166 140 101 306 713 1997 140 160 115 284 699 1998 173 180 89 314 756 1999 176 200 97 329 802 2000 254 226 129 344 953 2001 168 226 158 416 968 2002 215 228 202 338 983 2003 241 292 189 332 1054 2004 227 280 177 319 1003 2005 221 360 164 323 1068 2006 225 348 148 302 1023 2007 212 382 161 298 1053 2008 256 396 143 303 1098 2009 230 425 150 312 1117 2010 260 454 190 279 1183 2011 283 427 196 266 1172 2012 234 500 211 285 1230 2013 255 436 178 260 1129 2014 214 384 179 282 1059 2015 245 387 154 238 1024 2016 228 354 182 142 906 2017 245 405 175 72 897 2018 237 414 172 62 885 2019 262 373 214 74 923 Totaal 7316 9323 5245 10756 32640

62 Bijlagen Tabel 4. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij volwassenen per overdrachtswijze, leeftijdsgroep en geslacht, regio Brussel, 2010-2019

Leeftijdsgroep 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 MSM 15-19 3 1 2 1 2 0 0 2 1 0

20-29 26 39 23 35 28 29 30 27 30 36 30-39 42 49 28 47 41 48 42 34 33 33 40-49 27 23 31 33 19 27 28 18 18 24 50+ 10 15 11 10 10 14 18 18 12 13 Totaal 108 127 95 126 100 118 118 99 94 106 Hetero 15-19 5 5 4 3 3 0 2 5 4 1

20-29 33 24 24 23 22 21 14 19 21 13 30-39 36 38 45 42 36 28 24 38 25 26 40-49 32 36 22 25 19 23 16 16 14 29 50+ 15 27 21 18 13 15 18 23 14 16 Totaal 121 130 116 111 93 87 74 101 78 85 PWID 15-19 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

20-29 2 2 0 2 0 1 0 0 1 0 30-39 2 5 1 3 1 1 0 0 2 0 40-49 1 2 2 0 1 2 1 0 0 1 50+ 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Totaal 6 9 3 5 2 4 1 0 3 1 Mannen 15-19 4 3 3 3 3 1 2 3 2 1

20-29 41 46 37 43 41 42 36 38 46 49 30-39 64 71 51 69 67 64 57 49 49 54 40-49 48 43 50 49 31 44 42 37 35 49 50+ 19 32 23 20 19 28 34 37 23 33 Totaal 176 195 164 184 161 179 171 164 155 186 Vrouwen 15-19 5 3 4 2 3 3 0 6 5 1

20-29 26 21 14 18 13 18 12 16 28 14 30-39 24 30 28 26 17 25 20 31 21 28 40-49 17 22 11 14 10 11 8 10 12 19 50+ 8 11 10 10 9 6 16 15 11 10 Totaal 80 87 67 70 52 63 56 78 77 72 Alle volw 15-19 9 6 7 5 6 4 2 9 7 2

20-29 67 67 51 61 54 60 48 54 74 63 30-39 88 101 79 95 84 90 77 81 70 82 40-49 65 65 61 63 42 55 50 47 47 68 50+ 27 43 33 30 28 35 50 52 34 44 Totaal 256 282 231 254 214 244 227 243 232 259

Bijlagen 63 Tabel 5. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij volwassenen per overdrachtswijze, leeftijdsgroep en geslacht, Vlaanderen, 2010-2019

Leeftijdsgroep 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 MSM 15-19 5 2 3 2 2 2 2 5 1 1

20-29 56 52 65 52 43 47 39 38 56 39 30-39 75 73 64 75 68 56 52 62 55 42 40-49 53 47 68 49 43 43 32 41 39 37 50+ 27 23 39 43 32 33 31 31 36 24 Totaal 216 197 239 221 188 181 156 177 187 143 Hetero 15-19 3 4 3 3 2 11 6 7 2 4

20-29 40 46 45 43 34 44 30 31 27 18 30-39 60 58 78 66 53 53 56 38 40 51 40-49 43 32 38 41 45 32 27 46 44 43 50+ 30 28 34 23 23 30 29 33 39 34 Totaal 176 168 198 176 157 170 148 155 152 150 PWID 15-19 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

20-29 0 0 2 1 1 1 0 0 0 0 30-39 6 5 3 2 2 2 1 1 2 5 40-49 2 0 1 2 0 0 0 4 1 3 50+ 0 0 0 1 0 0 0 0 2 0 Totaal 8 5 6 6 3 3 1 5 5 8 Mannen 15-19 5 4 6 2 5 2 6 7 3 5

20-29 77 67 87 70 57 52 54 57 70 53 30-39 112 109 115 113 95 87 78 88 82 78 40-49 89 68 105 80 78 63 58 75 75 68 50+ 54 48 65 64 54 54 55 60 69 55 Totaal 337 296 378 329 289 258 251 287 299 259 Vrouwen 15-19 4 4 3 4 1 12 8 5 1 6

20-29 32 42 34 30 29 43 18 26 22 16 30-39 47 48 49 41 42 39 50 26 33 32 40-49 21 19 16 20 15 17 11 33 28 33 50+ 9 10 15 9 5 11 14 18 26 22 Totaal 113 123 117 104 92 122 101 108 110 109 Alle volw 15-19 9 8 9 6 6 14 14 13 4 11

20-29 109 109 121 100 86 95 72 84 92 69 30-39 159 157 164 154 137 126 128 116 117 111 40-49 110 87 121 100 93 80 69 108 104 102 50+ 63 58 80 73 59 65 69 78 95 77 Totaal 450 419 495 433 381 380 352 399 412 370

64 Bijlagen Tabel 6. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij volwassenen per overdrachtswijze, leeftijdsgroep en geslacht, Wallonië, 2010-2019

Leeftijdsgroep 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 MSM 15-19 2 3 5 0 2 1 4 1 0 1

20-29 23 29 31 21 20 24 22 19 25 21 30-39 32 20 16 28 19 22 21 21 13 12 40-49 10 11 18 18 9 14 12 9 9 11 50+ 4 15 6 11 12 11 12 9 6 10 Totaal 71 78 76 78 62 72 71 59 53 55 Hetero 15-19 3 1 5 0 1 3 2 2 4 1

20-29 24 35 32 16 22 13 18 17 18 23 30-39 31 39 40 30 37 27 31 27 30 35 40-49 17 15 30 26 21 16 16 12 12 21 50+ 19 9 11 9 15 11 14 12 13 15 Totaal 94 99 118 81 96 70 81 70 77 95 PWID 15-19 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

20-29 0 0 0 1 0 1 0 0 0 0 30-39 1 2 2 3 2 1 0 1 2 0 40-49 0 0 0 3 0 0 1 0 0 0 50+ 0 1 0 0 1 0 0 0 0 0 Totaal 1 3 2 7 3 2 1 1 2 0 Mannen 15-19 2 3 5 0 3 3 6 2 2 2

20-29 32 38 45 23 24 29 33 26 35 34 30-39 42 33 30 38 31 35 31 37 33 33 40-49 16 18 32 32 20 25 26 21 25 25 50+ 12 22 12 17 25 21 27 18 21 26 Totaal 104 114 124 110 103 113 123 104 116 120 Vrouwen 15-19 3 2 5 0 1 2 2 1 4 2

20-29 22 31 24 18 20 11 11 19 11 21 30-39 29 34 31 26 33 16 30 18 21 32 40-49 16 8 17 16 11 7 7 9 11 23 50+ 13 5 8 7 7 5 6 13 6 11 Totaal 83 80 85 67 72 41 56 60 53 89 Alle volw 15-19 5 5 10 0 4 5 8 4 6 5

20-29 54 69 69 41 44 40 44 46 48 56 30-39 71 67 61 64 64 51 62 60 54 65 40-49 32 26 50 48 31 32 33 31 36 49 50+ 25 27 20 24 32 26 34 31 27 37 Totaal 187 194 210 177 175 154 181 172 171 212

Bijlagen 65 Tabel 7. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses per nationaliteit (gegroepeerd) en geslacht, België, 2010-2019

Nationaliteit Geslacht 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belg Mannen 46 52 43 54 51 66 39 47 45 43

Vrouwen 399 389 424 406 362 354 319 274 249 229 Totaal 445 441 467 460 413 420 358 321 294 272 Europees Mannen 17 24 32 29 27 27 28 28 17 24 (uitgezon- derd Belgen) Vrouwen 95 101 93 121 102 121 101 94 100 101 Totaal 112 125 125 150 129 148 129 122 117 125 Sub- Mannen 243 234 214 180 156 148 145 133 123 130 Saharaans Vrouwen 124 120 134 99 96 76 73 73 82 76 Totaal 367 354 348 279 252 224 218 206 205 206 Noord- Mannen 5 4 3 3 6 2 2 5 4 2 Afrikaans Vrouwen 10 16 16 14 12 7 11 8 11 10 Totaal 15 20 19 17 18 9 13 13 15 12 Andere Mannen 16 13 24 12 19 11 15 17 23 21 (Amerikaans, Aziatisch,…) Vrouwen 57 60 55 56 58 68 64 68 99 88 Totaal 73 73 79 68 77 79 79 85 122 109 Onbekend Mannen 66 61 74 61 59 60 30 52 59 75

Vrouwen 103 98 116 94 109 79 77 84 64 118 Totaal 169 159 190 155 168 139 107 136 123 193 Totaal 1183 1172 1230 1129 1059 1024 906 897 885 923

66 Bijlagen Tabel 8. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij MSM per nationaliteit en leeftijdsgroep, België, 2010-2019

Leeftijdsgroep 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belg 15-19 7 6 8 1 5 4 5 5 2 2

20-29 77 79 82 81 57 66 57 46 39 41

30-39 107 99 78 103 92 82 70 69 47 45 40-49 81 65 94 69 57 70 47 48 37 33 50+ 34 46 53 60 51 49 54 42 45 38 Totaal 306 295 315 314 262 271 233 210 170 159 Europees 15-19 1 0 1 1 1 0 1 0 0 1 (uitgez 20-29 11 18 17 17 20 10 18 14 15 18 Belg) 30-39 31 29 25 30 25 28 21 23 23 18 40-49 19 17 20 27 19 21 19 13 12 19 50+ 7 7 5 11 6 13 10 12 9 5 Totaal 69 71 68 86 71 72 69 62 59 61 Alle 15-19 10 7 11 3 6 4 6 8 2 3 national- 20-29 113 129 127 120 102 109 106 86 113 96 iteiten 30-39 162 153 125 166 142 141 125 119 103 92 40-49 106 89 125 109 88 94 78 71 67 73 50+ 46 58 58 73 61 65 65 58 55 50 Totaal 437 436 446 471 399 413 380 342 340 314

Bijlagen 67 Tabel 9. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij MSM per nationaliteit en leeftijdsgroep, regio Brussel, 2010-2019

Leeftijdsgroep 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belg 15-19 1 0 1 0 1 0 0 1 1 0

20-29 16 12 9 19 8 14 12 10 5 7

30-39 20 20 18 18 16 24 17 13 7 8 40-49 17 8 14 11 12 13 12 7 5 8 50+ 6 11 9 9 5 7 16 13 6 7 Totaal 60 51 51 57 42 58 57 44 24 30 Europees 15-19 1 0 0 1 1 0 0 0 0 0 (uitgez 20-29 4 7 7 7 12 4 7 5 6 11 Belg) 30-39 13 16 8 14 13 10 9 12 13 13 40-49 6 12 11 15 6 11 10 7 8 8 50+ 3 1 2 1 2 6 2 5 5 2 Totaal 27 36 28 38 34 31 28 29 32 34 Alle 15-19 3 1 2 1 2 0 0 2 1 0 national- 20-29 26 39 23 35 28 29 30 27 30 36 iteiten 30-39 42 49 28 47 41 48 42 34 33 33 40-49 27 23 31 33 19 27 28 18 18 24 50+ 10 15 11 10 10 14 18 18 12 13 Totaal 108 127 95 126 100 118 118 99 94 106

68 Bijlagen Tabel 10. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij MSM per nationaliteit en leeftijdsgroep, Vlaanderen, 2010-2019

Leeftijdsgroep 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belg 15-19 4 2 2 1 2 2 2 4 1 1

20-29 38 39 43 35 27 26 23 23 19 17

30-39 54 55 41 54 54 35 32 39 33 29 40-49 45 41 62 40 32 39 21 32 26 19 50+ 21 20 36 34 29 29 26 21 32 20 Totaal 162 157 184 164 144 131 104 119 111 86 Europees 15-19 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 (uitgez 20-29 3 6 8 6 5 6 8 8 8 6 Belg) 30-39 11 10 12 11 8 8 8 9 8 4 40-49 7 3 4 5 5 4 8 4 3 8 50+ 4 2 3 8 3 4 4 7 4 2 Totaal 25 21 27 30 21 22 28 28 23 20 Alle 15-19 5 2 3 2 2 2 2 5 1 1 national- 20-29 56 52 65 52 43 47 39 38 56 39 iteiten 30-39 75 73 64 75 68 56 52 62 55 42 40-49 53 47 68 49 43 43 32 41 39 37 50+ 27 23 39 43 32 33 31 31 36 24 Totaal 216 197 239 221 188 181 156 177 187 143

Bijlagen 69 Tabel 11. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij MSM per nationaliteit en leeftijdsgroep, Wallonië, 2010-2019

Leeftijdsgroep 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belg 15-19 2 3 4 0 2 1 3 0 0 0

20-29 18 24 24 19 14 21 15 12 15 17

30-39 24 18 10 23 16 16 17 17 6 4 40-49 9 11 16 12 6 12 8 8 6 6 50+ 4 11 6 10 11 10 10 8 6 10 Totaal 57 67 60 64 49 60 53 45 33 37 Europees 15-19 0 0 1 0 0 0 1 0 0 1 (uitgez 20-29 2 2 2 1 2 0 1 1 0 1 Belg) 30-39 6 0 2 2 0 3 1 0 2 1 40-49 1 0 1 5 2 2 1 0 1 3 50+ 0 4 . 0 1 0 2 0 0 0 Totaal 9 6 6 8 5 5 6 1 3 6 Alle 15-19 2 3 5 0 2 1 4 1 0 1 national- 20-29 23 29 31 21 20 24 22 19 25 21 iteiten 30-39 32 20 16 28 19 22 21 21 13 12 40-49 10 11 18 18 9 14 12 9 9 11 50+ 4 15 6 11 12 11 12 9 6 10 Totaal 71 78 76 78 62 72 71 59 53 55

70 Bijlagen Tabel 12. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij heteroseksuelen per geslacht, nationaliteit en leeftijdsgroep, België, 2010-2019

Hetero Leeftijdsgroep 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belgische 15-19 0 1 1 2 1 1 1 2 1 2 mannen 20-29 7 10 10 15 9 3 13 8 8 10

30-39 11 13 20 16 16 14 12 16 12 11 40-49 24 13 30 16 29 16 19 13 18 15 50+ 26 33 26 23 28 22 23 19 24 25 Totaal 68 70 87 72 83 56 68 58 63 63 Belgische 15-19 1 0 2 2 4 6 3 1 0 0 vrouwen 20-29 6 14 8 13 8 27 8 10 11 8

30-39 11 15 10 12 12 7 9 7 14 12 40-49 8 7 7 16 10 10 3 8 8 8 50+ 10 6 9 5 8 11 13 13 7 11 Totaal 36 42 36 48 42 61 36 39 40 39 Sub-Sah 15-19 0 1 1 0 1 0 1 1 0 1 Afrikaanse 20-29 21 12 21 5 11 8 5 5 9 9 mannen 30-39 29 36 45 32 23 16 9 13 12 17 40-49 24 30 25 25 12 15 14 17 13 17 50+ 20 14 18 9 10 10 12 13 10 10 Totaal 94 93 110 71 57 49 41 49 44 54 Sub-Sah 15-19 10 9 8 2 1 7 3 8 5 2 Afrikaanse 20-29 68 68 56 49 42 31 29 31 25 18 vrouwen 30-39 73 78 78 64 58 59 60 47 33 39 40-49 31 35 29 29 23 19 17 19 18 35 50+ 25 16 16 18 12 9 18 14 19 16 Totaal 207 206 187 162 136 125 127 119 100 110 Alle 15-19 0 2 2 2 3 1 3 3 2 3 mannen 20-29 30 26 41 21 27 17 27 19 22 23

30-39 51 58 78 64 53 43 31 37 40 45 40-49 58 53 65 54 56 43 43 41 40 45 50+ 51 55 50 36 42 47 41 39 37 39 Totaal 190 194 236 177 181 151 145 139 141 155 Alle 15-19 13 10 10 4 6 13 7 10 8 3 vrouwen 20-29 82 93 75 72 66 67 45 49 46 32

30-39 99 110 114 94 88 78 88 70 58 74 40-49 50 47 43 54 44 36 29 36 38 51 50+ 38 24 32 27 26 25 34 35 32 31 Totaal 282 284 274 251 230 219 203 200 182 191

Bijlagen 71 Tabel 13. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij heteroseksuelen per geslacht, nationaliteit en leeftijdsgroep, Brussel, 2010-2019

Hetero Leeftijdsgroep 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belgische 15-19 0 1 0 2 0 0 0 0 0 1 mannen 20-29 1 2 3 3 2 1 0 1 2 1

30-39 2 2 4 3 5 1 0 2 1 0 40-49 3 0 2 4 3 4 3 0 1 4 50+ 1 6 5 4 2 3 2 6 4 2 Totaal 7 11 14 16 12 9 5 9 8 8 Belgische 15-19 0 0 1 0 1 0 0 0 0 0 vrouwen 20-29 0 3 2 3 1 6 1 2 4 1

30-39 2 1 2 2 2 1 1 4 6 1 40-49 1 2 0 3 1 2 0 0 1 1 50+ 2 3 0 1 2 1 1 2 2 0 Totaal 5 9 5 9 7 10 3 8 13 3 Sub-Sah 15-19 0 1 1 0 0 0 1 0 0 0 Afrikaanse 20-29 6 1 7 2 6 2 1 3 3 3 mannen 30-39 12 8 13 9 9 5 5 5 1 1 40-49 13 13 7 5 3 5 4 7 3 6 50+ 5 6 5 4 4 1 4 6 2 5 Totaal 36 29 33 20 22 13 15 21 9 15 Sub-Sah 15-19 4 2 2 1 1 0 0 4 4 0 Afrikaanse 20-29 22 13 7 11 9 4 6 10 6 4 vrouwen 30-39 16 19 21 18 11 17 11 19 7 9 40-49 8 13 6 5 7 7 3 1 5 11 50+ 3 5 6 6 4 4 9 5 4 5 Totaal 53 52 42 41 32 32 29 39 26 29 Alle 15-19 0 2 1 2 1 0 2 0 0 1 mannen 20-29 9 4 12 6 10 7 4 5 7 5

30-39 17 13 19 18 21 8 9 9 10 5 40-49 18 19 13 13 9 14 8 13 6 15 50+ 7 17 12 9 6 9 8 15 6 9 Totaal 51 55 57 48 47 38 31 42 29 35 Alle 15-19 5 3 3 1 2 0 0 5 4 0 vrouwen 20-29 24 20 12 17 12 14 10 14 14 8

30-39 19 25 26 24 15 20 15 28 15 21 40-49 14 17 9 12 10 9 8 3 8 14 50+ 8 10 9 9 7 6 10 8 8 6 Totaal 70 75 59 63 46 49 43 58 49 49

72 Bijlagen Tabel 14. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij heteroseksuelen per geslacht, nationaliteit en leeftijdsgroep, Vlaanderen, 2010-2019

Hetero Leeftijdsgroep 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belgische 15-19 0 0 1 0 0 0 1 1 0 1 mannen 20-29 5 5 5 12 4 2 9 5 3 5

30-39 6 10 12 9 7 7 10 7 6 8 40-49 15 9 15 9 17 6 11 10 12 6 50+ 17 20 17 12 13 14 10 12 13 13 Totaal 43 44 50 42 41 29 41 35 34 33 Belgische 15-19 1 0 0 2 1 6 2 1 0 0 vrouwen 20-29 5 6 5 7 3 19 2 5 5 5

30-39 5 10 4 7 5 2 5 2 3 6 40-49 3 2 3 5 2 5 2 6 7 6 50+ 1 2 5 2 2 8 6 8 4 8 Totaal 15 20 17 23 13 40 17 22 19 25 Sub-Sah 15-19 0 0 0 0 1 0 0 1 0 1 Afrikaanse 20-29 8 3 6 3 4 1 1 2 2 1 mannen 30-39 11 7 16 14 5 7 2 4 5 8 40-49 6 5 10 7 6 5 4 6 5 7 50+ 5 1 4 1 3 2 3 4 6 3 Totaal 30 16 36 25 19 15 10 17 18 20 Sub-Sah 15-19 1 4 2 1 0 5 2 3 0 1 Afrikaanse 20-29 20 26 19 16 14 16 12 11 10 4 vrouwen 30-39 24 21 25 19 22 24 23 10 15 15 40-49 11 11 4 9 7 6 5 13 6 15 50+ 5 5 4 4 0 2 4 2 10 7 Totaal 61 67 54 49 43 53 46 39 41 42 Alle 15-19 0 0 1 0 1 0 1 2 1 2 mannen 20-29 13 8 16 15 11 4 13 12 7 7

30-39 22 22 37 28 17 18 17 17 15 25 40-49 26 17 28 24 31 16 17 20 23 18 50+ 24 21 23 16 18 19 16 19 21 17 Totaal 85 68 105 83 78 57 64 70 67 69 Alle 15-19 3 4 2 3 1 11 5 4 1 2 vrouwen 20-29 27 38 29 28 23 40 17 19 20 11

30-39 38 36 41 38 36 35 39 20 25 26 40-49 17 15 10 17 14 16 10 26 20 25 50+ 6 7 11 7 5 11 13 14 18 17 Totaal 91 100 93 93 79 113 84 83 84 81

Bijlagen 73 Tabel 15. Jaarlijks aantal nieuwe hiv-diagnoses bij heteroseksuelen per geslacht, nationaliteit en leeftijdsgroep, Wallonië, 2009-2018

Hetero Leeftijdsgroep 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 Belgische 15-19 0 0 0 0 0 1 0 1 1 0 mannen 20-29 1 3 1 0 1 0 3 2 3 4

30-39 1 0 1 0 4 5 2 7 5 3 40-49 2 2 6 1 7 5 4 3 4 3 50+ 4 3 1 3 9 4 5 1 7 6 Totaal 8 8 9 4 21 15 14 14 20 16 Belgische 15-19 0 0 1 0 1 0 1 0 0 0 vrouwen 20-29 1 4 1 2 2 1 3 3 2 2

30-39 3 2 4 2 4 4 3 1 5 3 40-49 3 2 2 6 6 3 1 1 0 1 50+ 3 0 4 2 1 2 2 1 1 2 Totaal 10 8 12 12 14 10 10 6 8 8 Sub-Sah 15-19 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 Afrikaanse 20-29 6 3 6 0 1 4 2 0 4 3 mannen 30-39 4 8 8 4 5 2 1 4 5 6 40-49 2 4 6 10 2 3 1 4 3 4 50+ 4 2 2 0 1 1 3 3 1 1 Totaal 16 17 22 14 9 10 7 11 13 14 Sub-Sah 15-19 3 1 4 0 0 2 1 1 1 1 Afrikaanse 20-29 15 23 22 14 14 8 7 9 7 10 vrouwen 30-39 21 27 22 20 19 12 20 13 11 15 40-49 7 5 13 8 3 3 5 3 3 9 50+ 8 4 3 4 3 2 3 5 3 4 Totaal 54 60 64 46 39 27 36 31 25 39 Alle 15-19 0 0 0 0 0 1 0 1 1 0 mannen 20-29 7 8 9 0 3 4 8 2 8 9

30-39 6 8 11 7 9 11 4 11 13 11 40-49 5 7 14 11 11 9 10 8 7 10 50+ 8 5 4 3 10 7 9 4 9 8 Totaal 26 28 38 21 33 32 31 26 38 38 Alle 15-19 3 1 5 0 1 2 2 1 3 1 vrouwen 20-29 17 27 23 16 19 9 10 15 10 13

30-39 25 31 29 23 28 16 26 15 17 24 40-49 12 8 16 15 10 7 6 4 5 11 50+ 11 4 7 6 5 4 5 8 4 7 Totaal 68 71 80 60 63 38 49 43 39 57

74 Bijlagen Tabel 16. Late diagnoses: percentage (%) laattijdige hiv-diagnoses per geslacht, leeftijd, blootstelling, nationaliteit en verblijfsregio, België, 2019

% laattijdige diagnoses Geslacht Mannen 36% Vrouwen 36% Leeftijd 15-19 27% 20-29 25% 30-39 29% 40-49 49% 50+ 46% Blootstelling MSM 28% Hetero mannen 56% Hetero vrouwen 36% PWID 29% Nationaliteit Belgisch 37% Europees 32% Sub Sah Afr 47% Verblijfsregio Brussel 30% Vlaanderen 39% Wallonië 36% Totaal 37%

Bijlagen 75 Tabel 17. Antal volwassen patiënten in medische opvolging per jaar, leeftijdsgroep, geslacht en overdrachtswijze, 2009-2018

Leeftijds- 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 groep MSM 15-19 11 12 18 12 14 10 13 12 7 7

20-29 402 446 485 526 530 518 502 510 491 494

30-39 1070 1185 1270 1340 1411 1480 1545 1488 1529 1451 40-49 1380 1491 1574 1659 1676 1742 1795 1803 1805 1852 50-59 696 789 915 1046 1194 1323 1434 1600 1731 1817 60+ 218 283 330 384 450 506 589 660 772 887 Totaal 3794 4222 4608 4983 5291 5595 5895 6089 6352 6525 Hetero 15-19 28 24 28 22 20 20 23 22 18 14

20-29 533 553 572 537 510 465 462 437 406 382

30-39 1662 1692 1702 1745 1749 1694 1626 1576 1529 1479 40-49 1945 2025 2177 2206 2272 2291 2322 2322 2351 2341 50-59 954 1087 1240 1363 1490 1639 1815 1968 2116 2237 60+ 401 457 518 594 680 771 857 951 1056 1191 Totaal 5567 5881 6280 6511 6764 6928 7153 7325 7523 7692 PWID 15-19 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0

20-29 16 21 17 16 14 10 7 6 6 5

30-39 81 78 81 75 72 64 56 50 54 52 40-49 145 137 145 129 124 114 124 109 108 100 50-59 36 49 59 71 84 97 98 109 115 121 60+ 5 5 9 11 13 12 12 14 19 26 Totaal 284 290 311 302 307 297 297 288 302 304 Mannen 15-19 70 69 79 68 73 56 61 55 49 48

20-29 639 697 746 800 804 756 755 758 761 762

30-39 1810 1928 2036 2120 2178 2215 2251 2176 2219 2142 40-49 2601 2743 2851 2916 2937 2975 3023 2992 2990 3004 50-59 1457 1624 1877 2066 2307 2500 2706 2934 3140 3277 60+ 588 688 767 879 1035 1118 1257 1392 1577 1814 Totaal 7281 7851 8451 8924 9426 9716 10139 10387 10813 11130 Vrouwen 15-19 99 96 97 88 72 69 76 61 52 48

20-29 558 595 620 599 578 557 528 514 470 454

30-39 1464 1493 1473 1513 1532 1490 1439 1383 1361 1303 40-49 1420 1468 1613 1639 1710 1734 1764 1804 1862 1883 50-59 603 683 772 868 954 1036 1141 1273 1401 1501 60+ 220 248 295 360 431 439 488 546 610 666 Totaal 4447 4659 4942 5113 5340 5393 5492 5633 5812 5901

76 Bijlagen Leeftijds- 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 groep Totaal 15-19 171 165 176 156 146 126 138 117 102 97

20-29 1204 1301 1377 1404 1386 1315 1285 1275 1234 1219

30-39 3288 3435 3525 3650 3722 3717 3700 3569 3589 3454 40-49 4043 4233 4489 4580 4669 4730 4807 4817 4873 4904 50-59 2068 2317 2658 2945 3271 3551 3861 4218 4552 4792 60+ 811 937 1063 1241 1468 1558 1746 1942 2192 2486 Totaal 11786 12568 13456 14098 14817 15161 15679 16070 16675 17081

Bijlagen 77 LIJST VAN AIDS-REFERENTIELABORATORIA (ARL) Prof. M-L. DELFORGE Prof. D. PIERARD Laboratoire de référence sida Aids-Referentielaboratorium Hôpital universitaire ULB Erasme Universitair Ziekenhuis Brussel Route de Lennik, 808 Laerbeeklaan, 101 1070 Brussel 1090 Brussel Tel. : 02/555.57.83 Tel. : 02/477.50.00 Prof. M-P. HAYETTE Prof. Ch. VERHOFSTEDE Laboratoire de référence sida Aids-Referentielaboratorium CHU de Liège Universiteit Gent Domaine universitaire du Sart-Tilman Department of Diagnostic Sciences Service de Microbiologie médicale UZGent Niveau 2 - Bât. B23 MRB2, ingang 38 4000 Liège Corneel Heymanslaan, 10 Tel. : 04/366.24.54 9000 Gent Prof. M. VAN RANST Tel. : 09/332.51.61 Aids-Referentielaboratorium Prof. D. VAN DEN BOSSCHE UZ KU Leuven Aids-Referentielaboratorium Laboratoriumgeneeskunde Instituut voor Tropische Geneeskunde Herestraat, 49 Klinische Wetenschappen 3000 Leuven Nationalestraat, 155 Tel. : 016/34.79.08 2000 Antwerpen Prof. B. KABAMBA Tel. : 03/345.55.97 Laboratoire de référence sida Dr. S. VAN DEN WIJNGAERT Université catholique de Louvain UMC Sint-Pieter AIDS ReferentieLaboratorium VUB, site IREC – Pôle de microbiologie médicale UMC Sint-Pieter Tour Claude Bernard Hoogstraat, 322 Avenue Hippocrate, 54 Bte B1.54.05 1000 Brussel 1200 Brussel Tél. : 02/435.20.60 Tel. : 02/764.54.92

78 Bijlagen LIJST VAN HIV-REFERENTIECENTRA (HRC) Dr. S. VANDECASTEELE Dr. R. DEMEESTER Hiv-Referentiecentrum Brugge Centre de référence VIH AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV Hôpital civil Marie Curie Ruddershove, 10 Chaussée de Bruxelles, 140 8000 Brugge 6042 Lodelinsart Tel. : 050/45.23.12 Tel. : 071/92.22.58 Prof. M. MOUTSCHEN Dr. N. AUSSELET Centre de référence VIH Centre de référence VIH CHU de Liège CHU UCL Namur - site Godinne Polyclinique Lucien Brull Service de maladies infectieuses Quai Godefroid Kurth, 45 Avenue G. Thérasse, 1 4020 Liège 5530 Yvoir Tel. : 04/270.31.90 Tel. : 081/42.34.51 Prof. S. DE WIT Prof. J-C. GOFFARD Centre de référence VIH Centre de référence VIH CHU Saint-Pierre Hôpital Erasme Rue Haute, 322 Route de Lennik, 808 1000 Brussel 1070 Brussel Tel. : 02/535.41.30 Tel. : 02/555.74.84 Dr. E. FLORENCE Prof. J. C. YOMBI Hiv-Referentiecentrum Antwerpen Centre de référence VIH Instituut voor Tropische Geneeskunde Cliniques universitaires Saint-Luc Departement Klinische Wetenschappen Centre de prise en charge route 472 Nationalestraat, 155 Avenue Hippocrate, 10 2000 Antwerpen 1200 Brussel Tel. : 03/247.64.55 Tel. : 02/764.21.98 Prof. P. LACOR Prof. S. CALLENS Hiv-Referentiecentrum Hiv-Referentiecentrum UZ Brussel Universitair Ziekenhuis Gent Laarbeeklaan, 101 De Pintelaan, 185 1090 Brussel 9000 Gent Tel. : 02/477.60.01 Tel. : 09/332.23.45 Prof. E. VAN WIJNGAERDEN Prof. P. MESSIAEN Hiv-Referentiecentrum Leuven Hiv-Referentiecentrum Hasselt Universitair Ziekenhuis Leuven Dienst Infectieziekten & Immuniteit Algemene Interne Geneeskunde Jessa ziekenhuis Herestraat, 49 Stadsomvaart, 11 3000 Leuven 3500 Hasselt Tel. : 016/34.42.75 Tel. : 011/33.76.50

Bijlagen 79 80 11. BIBLIOGRAFISCHE REFERENTIES

(1) Antinori A, Coenen T, Costagiola D, Dedes N, Ellefson M, Gatell J, et al. Late presentation of HIV : a consensus definition. HIV Med. 2011 Jan;12(1):61–4. (2) Lodi S, Phillips A, Touloumi G, Geskus R, Meyer L, Thiébaut R, et al. Time from human immunodeficiency virus seroconversion to reaching CD4+ cell count thresholds <200, <350, and <500 Cells/mm3: assessment of need following changes in treatment guidelines. Clin Infect Dis. 2011 Oct;53(8):817–25. (3) Sasse A, Florence E, Pharris A, De Wit S, Lacor P, Van Beckhoven D, et al. Late presentation to HIV testing is overestimated when based on the consensus definition. HIV Med. 2016 Mar;17(3):231–4. (4) HIV/AIDS surveillance in Europe 2015 [Internet]. European Centre for Disease Prevention and Control. 2016 [cited 2020 Nov 23]. Available from: https://www.ecdc.europa.eu/en/publications-data/ hivaids-surveillance-europe-2015 (5) CONSENSUS STATEMENT | United States | Prevention Access Campaign [Internet]. prevention. [cited 2020 Nov 23]. Available from: https://www. preventionaccess.org/consensus (6) Van Beckhoven D, Florence E, Ruelle J, Deblonde J, Verhofstede C, Callens S, et al. Good continuum of HIV care in despite weaknesses in retention and linkage to care among migrants. BMC Infectious Diseases. 2015 Nov 3;15(1):496. (7) Van Beckhoven D, Florence E, De Wit S, Wyndham-Thomas C, Sasse A, Van Oyen H, et al. Incidence rate, predictors and outcomes of interruption of HIV care: nationwide results from the Belgian HIV cohort. HIV Med. 2020 Jul 5; (8) UNAIDS. Fast-Track: accelerating action to end the AIDS epidemic by 2030. UNAIDS. Geneva, 2015. https://www.unaids.org/sites/default/files/ media_asset/201506_JC2743_Understanding_FastTrack_en.pdf

Bibliografische referenties 81 MEER INFO - Bezoek onze website www.sciensano.be

CONTACT [email protected]

Sciensano • Juliette Wytsmanstraat 14 • 1050 Brussel • België T + 32 2 642 51 11 • T pers + 32 2 642 54 20 • [email protected] • www.sciensano.be

Verantwoordelijke uitgever: Myriam Sneyers, Algemeen directeur • Juliette Wytsmanstraat 14 • 1050 Brussel • België