(Eucobresia) Diaphana Drap. (With English Summary) Verspreiding

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

(Eucobresia) Diaphana Drap. (With English Summary) Verspreiding 6 BASTERIA, Vol. 21, No. 1 en 2, 1957 Over het voorkomen van Vitrina (Eucobresia) diaphana Drap. in Nederland (With an English summary) door A.W. Arends en L.P. Pouderoyen de Van drie Vitrina-soorten, V. (Vitrina) pellucida (Müll.); V. (Eucobresia) diaphana Drap. en V. (Phenacolimax) major (Fér.), welke in ons land gevonden worden, is alleen de eerste algemeen en de vermeld. van vele vindplaatsen in meeste provincies De beide andere soorten komen zeer plaatselijk voor. V. (Ph.) major is alleen bekend van enkele plaatsen in Zuid-Lim- in de burg, gemeenten St. Pieter, Houthem, Valkenburg en Wittem (VAN BENTHEM JUTTING, 1947, p. 73). de Het meest interessant is echter verspreiding van V. (E.) dia- phana. Deze soort werd, wat Nederland betreft, voor het eerst ver- meld door DEN DOOP, die haar vond langs een beekoever te Beek bij vondst Nijmegen op 20 Sept. 1913. De werd gepubliceerd in 1916 in De Levende Natuur (DEN DOOP, 1916a, p. 264) en eveneens in het Tijdschrift der Nederlandsche Dierkundige Vereeniging (DEN DOOP, 1916b, p. 373). De vindplaats wordt als volgt beschreven: vond — — „Ik ze zoals reeds gezegd te Beek aan een beekoever. hield Deze was zeer vochtig en met gras begroeid. Zij zich juist op die plekjes op, waar het water uit den bodem sijpelde" (DEN DOOP, 1916a, p. 292). Ook in 1915 heeft DEN DOOP, blijkens genoemde de dieren daar publicatie (DEN DOOP, 1916a), aangetroffen, op 29 Sept. In de meeste Nederlandse litteratuur en ook in enkele werken over midden-Europese mollusken worden deze vondsten geciteerd (DORSMAN en DE WILDE, 1929, p- 164: „gevonden bij Ubbergen"; beekoever VAN BENTHEM JUTTING, 1933, p. 275: „... langs een bij Ubbergen"; EHRMANN, 1933, p. 100: „An wenigen Punkten Belgiens, einem Holland an in (Ubbergen bei Nijmegen)"]. In de die de jaren, op publicatie van DEN DOOP volgden, is her- de haaldelijk getracht soort bij Ubbergen terug te vinden, o.a. tijdens de Nederlandse het congres van Malacologische Vereniging op 1] 12 door zonder en Sept. 1937 en zelfstandige verzamelaars, echter resultaat. Men aan dat de dit verloren nam soort voor gebied was ge- gaan en het heette, dat ingrijpende veranderingen in het terrein hier- de oorzaak van wel zouden zijn (huizenbouw). In Aug. 1934 werd Vitrina diaphana in Zuid Limburg ontdekt Arends Vitrina Nederland 7 en Pouderoyen: diaphana Drap. in door J. B. HENRARD in een moerasbos aan de Geleen (HENRARD, 1934, p. 5). Bij een nieuw bezoek aan dezelfde vindplaats in Juli 1942 werd de soort niet aangetroffen, doch wel betrekkelijk kort daarbij in de gemeente Schinnen (HENRARD, 1942, p. 119-120). Uit andere onderzoekingen is gebleken, dat deze soort zich in het de Geleen heeft werd stroomgebied van gehandhaafd. Zij aange- troffen in o.a. de gemeente Schinnen bij Tulle door W. H. NEUTE- BOOM 24 1949 door leden op Sept. en bij Nuth en Schinnen enige van de Nederlandse Malacologische Vereniging op 22 April 1950. Buiten het Geleendal werd zij verzameld door E. SCHOENMAKERS in de Severen gemeente Amby bij op 25 Nov. 1944. Thans hebben de schrijvers het geluk gehad niet alleen de oor- de Elsbeek Beek vinden ook aldaar sprong van in terug te maar en in Ubbergen en omgeving de lang verloren gewaande soort weer treffen aan te en wel tijdens enige excursies op 16 en 17 Aug. 1953, Febr. dus 40 1954, 10-12 Sept. 1954 en Aug. 1955, na ongeveer jaren. Blijkbaar zijn de terreinveranderingen niet van zodanige aard dat de verdwenen is. Gezien de de geweest, soort grootte van thans aangetroffen populaties is het echter onbegrijpelijk, dat, ondanks de dier die vele naspeuringen, het in al tussenliggende jaren onopge- merkt is gebleven. Het is o.i. althans ondenkbaar, dat de soort zich hebben hier opnieuw zou gevestigd. Veeleer moeten we aannemen, dat zich steeds heeft doch hoofd zij gehandhaafd, eenvoudig over het is gezien. DEN DOOP (1916b) noemt als vindplaats met name de Elsbeek. Deze beek ontspringt in de heuvelrug betrekkelijk dicht bij de vroe- gere Duitse grens en komt aan de oppervlakte in een terrein, dat ter plaatse sinds lange tijd „De Elzen" wordt genoemd. De bron bevindt zich temidden van de erven van enige hofsteden, welke reeds lang de daar hebben bevond voor publicatie moeten gestaan. Ook zich daar oude een wasserij, „De Elsbeek" geheten, die het beekwater in gemetselde spoelputten opving. Verder stond er een oude villa, even- Elsbeek" dit deel eens „De genaamd. Aan van het terrein is blijkbaar weinig veranderd, de villa is echter later verdwenen en de wasserij is buiten gebruik geraakt. Beek Volgens op het gemeente-archief te verkregen gegevens was de Elsbeek slechts zeer kort en liep uit in een soort meertje of poel, waaraan of waarbij een watermolen lag. De watermolen is verdwenen de Het en van poel zijn nog enige resten over. laagst gelegen ge- deelte dit werd de de als van meertje in jaren voor oorlog ingericht zwembad, dat echter na de oorlog weer in verval is geraakt. In 1954 de bassins of hersteld zijn weer min meer en uitgebreid en thans wordt hierin een forellenkwekerij uitgeoefend. Op het terrein van 1 8 BASTERIA, Vol. 21, No. en 2, 1957 dit bad excursies de niet voormalige is bij onze soort aangetroffen. Wel werd zij in 1953, 1954 en 1955 gevonden langs een greppel de welke parallel met het bad (en dus met vroegere Elsbeek) loopt aan de overkant van het weggetje (Elzenweg), dat daar eveneens langs loopt. Op 28 Aug. 1955 werd de soort ook weer gevonden de directe van de van de Elsbeek erf in omgeving oorsprong op het van een van de eerder genoemde hofsteden. deze Het terrein in omgeving van Nijmegen is zeer interessant. De verkeersweg (Ubbergseweg), die, van Nijmegen komend, via Ub- bergen en Beek loopt tot de voormalige Duitse grens en vandaar verder via het geannexeerde gebied Duitsland ingaat, verdeelt dit ter- rein in twee sterk verschillende delen. Links bevindt zich het zeer dat de de Smorenhoek laag gelegen poldergebied, o.a. Ooypolder en de klei is. Rechts omvat en waarvan grondsoort een vrij zware ver- heft — de zich een tamelijk hoge rug stuwmoraine uit voorlaatste of — bestaande uit diluviaal zand. grote ijstijd (Riss-glaciaal) De rug loopt vrijwel ononderbroken tot in Duisland door en omvat o.m. de Sterrenberg en het gebied van de Teufelsberg. Voor een belangrijk deel is de heuvelrug begroeid met gemengd loofbos, dat bij de vrij talrijk voorkomende villa's meestal in de tuin is opgenomen. In deze hoge rand ontspringen talrijke bronnen en bronnetjes (waarvan de Elsbeek er een is), die hun water in kleine beekjes, vaak nauwelijks meer dan een greppel, afvoeren. Ten dele wordt dit water opgevangen in een stelsel van goten en putten, ten dele vindt de het toepassing in tuinen voor waterpartijen en vijver- ook de de vaak tjes. De brongebieden en oevers van beekjes zijn zeer drassig, zodat een biotoop ontstaat, die zeer geschikt is als woonplaats deze die voorkeur heeft voor Vitrina-soort, immers een voor moeras- sig bos. Botanisch wordt deze streek gekenmerkt door interessante soorten als goudveil (Chrysosplenium alternifolium), groot springzaad (Impatiens noli tangere), Fuchs' kruiskruid Senecio( Fuchsii) en gele dovenetel(Galeobdolon luteum). Verder diverse levermossen. de kant dat Het moge aan ene verwondering wekken, zolang geen vondsten werden de andere ook gedaan, aan kant geven toch ver- scheidene stukken dit niet veel van gebied, op het eerste gezicht, molluskenfauna. hoop op het aantreffen van een rijke Zware beuken- bomen doen althans aan de voet van de helling niet veel goeds ver- de vaak kale modder ook wachten, terwijl zwarte, bijna er niet erg werden hoopgevend uitziet. Toch juist op een dergelijk gedeelte van het terrein onze eerste vondsten gedaan en wel op een zeer drassig afvalveldje. de de overkant Tegenover Jeugdherberg te Ubbergen, aan van bevindt de de straatweg, zich, grenzend aan tuin van een villa, een Arends en Pouderoyen: Vitrina diaphana Drap. in Nederland 9 stukje beukenbos met ondergroei van vlier, dat ten dele zeer nat is, en de oever vormt van een klein waterstroompje, dat de tuin be- zelf werd afval grenst. De bodem is onbegroeid. Hier aan allerlei Vitrina diaphana voor het eerst weer gevonden. Thans (1957) heeft men hier in verband met wegverbreding veel gekapt en geëgaliseerd. Het is dus niet uitgesloten dat deze vindplaats verloren is of gaat. Hierna werd vanzelfsprekend de heuvelrand tussen Nijmegen en Beek nauwkeuriger onderzocht, waarbij kwam vast te staan, dat de soort dit gehele gebied bewoont. Langs de Ubbergseweg loopt, aan de de rand door voet van hoge eveneens een beekje, een muurtje van de weg gescheiden. Hier is de bodem zandig, doch ook hier bleek, onderzoek aan vast substraat, V. diaphana te leven. Bij een in het brongebied van de beek „de Oorsprong" werd in 1953 slechts één exemplaar buitgemaakt, doch in 1954 en 1955 bleek de soort ook daar min of meer abundant voor te komen. Hier bestond het sub- straat hoofdzakelijk uit takjes en houtspaanders. Tot in 1956 werd zij echter niet verder aangetroffen dan Beek. Het gebied van Wyler met Wylerberg en Teufelsberg (waar enige jaren geleden Vitrea contracta voor het eerst voor deze omgeving be- kend leverde vondsten ook wel werd) geen op. Dit terrein lijkt enigszins af te wijken van dat tussen Nijmegen en Beek, hoewel ook rand daar deze door hier de hoge zeer vochtrijk is, b.v. waar een de is. wordt n.1. door muur van weg gescheiden Deze muur een voortdurende stroom watef constant kletsnat gehouden. 1956 werd Beek wederom de Op 9 en 10 Juni in een congres van Nederlandse Malacologische Vereniging gehouden, waarbij excursies vinden in de omgeving werden gemaakt. Veel hoop op het van V.
Recommended publications
  • Molluscs of the Dürrenstein Wilderness Area
    Molluscs of the Dürrenstein Wilderness Area S a b i n e F ISCHER & M i c h a e l D UDA Abstract: Research in the Dürrenstein Wilderness Area (DWA) in the southwest of Lower Austria is mainly concerned with the inventory of flora, fauna and habitats, interdisciplinary monitoring and studies on ecological disturbances and process dynamics. During a four-year qualitative study of non-marine molluscs, 96 sites within the DWA and nearby nature reserves were sampled in cooperation with the “Alpine Land Snails Working Group” located at the Natural History Museum of Vienna. Altogether, 84 taxa were recorded (72 land snails, 12 water snails and mussels) including four endemics and seven species listed in the Austrian Red List of Molluscs. A reference collection (empty shells) of molluscs, which is stored at the DWA administration, was created. This project was the first systematic survey of mollusc fauna in the DWA. Further sampling might provide additional information in the future, particularly for Hydrobiidae in springs and caves, where detailed analyses (e.g. anatomical and genetic) are needed. Key words: Wilderness Dürrenstein, Primeval forest, Benign neglect, Non-intervention management, Mollusca, Snails, Alpine endemics. Introduction manifold species living in the wilderness area – many of them “refugees”, whose natural habitats have almost In concordance with the IUCN guidelines, research is disappeared in today’s over-cultivated landscape. mandatory for category I wilderness areas. However, it may not disturb the natural habitats and communities of the nature reserve. Research in the Dürrenstein The Dürrenstein Wilderness Area Wilderness Area (DWA) focuses on providing invento- (DWA) ries of flora and fauna, on interdisciplinary monitoring The Dürrenstein Wilderness Area (DWA) was as well as on ecological disturbances and process dynamics.
    [Show full text]
  • Abstract Volume
    ABSTRACT VOLUME August 11-16, 2019 1 2 Table of Contents Pages Acknowledgements……………………………………………………………………………………………...1 Abstracts Symposia and Contributed talks……………………….……………………………………………3-225 Poster Presentations…………………………………………………………………………………226-291 3 Venom Evolution of West African Cone Snails (Gastropoda: Conidae) Samuel Abalde*1, Manuel J. Tenorio2, Carlos M. L. Afonso3, and Rafael Zardoya1 1Museo Nacional de Ciencias Naturales (MNCN-CSIC), Departamento de Biodiversidad y Biologia Evolutiva 2Universidad de Cadiz, Departamento CMIM y Química Inorgánica – Instituto de Biomoléculas (INBIO) 3Universidade do Algarve, Centre of Marine Sciences (CCMAR) Cone snails form one of the most diverse families of marine animals, including more than 900 species classified into almost ninety different (sub)genera. Conids are well known for being active predators on worms, fishes, and even other snails. Cones are venomous gastropods, meaning that they use a sophisticated cocktail of hundreds of toxins, named conotoxins, to subdue their prey. Although this venom has been studied for decades, most of the effort has been focused on Indo-Pacific species. Thus far, Atlantic species have received little attention despite recent radiations have led to a hotspot of diversity in West Africa, with high levels of endemic species. In fact, the Atlantic Chelyconus ermineus is thought to represent an adaptation to piscivory independent from the Indo-Pacific species and is, therefore, key to understanding the basis of this diet specialization. We studied the transcriptomes of the venom gland of three individuals of C. ermineus. The venom repertoire of this species included more than 300 conotoxin precursors, which could be ascribed to 33 known and 22 new (unassigned) protein superfamilies, respectively. Most abundant superfamilies were T, W, O1, M, O2, and Z, accounting for 57% of all detected diversity.
    [Show full text]
  • Klicken, Um Den Anhang Zu Öffnen
    Gredleria- VOL. 1 / 2001 Titelbild 2001 Posthornschnecke (Planorbarius corneus L.) / Zeichnung: Alma Horne Volume 1 Impressum Volume Direktion und Redaktion / Direzione e redazione 1 © Copyright 2001 by Naturmuseum Südtirol Museo Scienze Naturali Alto Adige Museum Natöra Südtirol Bindergasse/Via Bottai 1 – I-39100 Bozen/Bolzano (Italien/Italia) Tel. +39/0471/412960 – Fax 0471/412979 homepage: www.naturmuseum.it e-mail: [email protected] Redaktionskomitee / Comitato di Redazione Dr. Klaus Hellrigl (Brixen/Bressanone), Dr. Peter Ortner (Bozen/Bolzano), Dr. Gerhard Tarmann (Innsbruck), Dr. Leo Unterholzner (Lana, BZ), Dr. Vito Zingerle (Bozen/Bolzano) Schriftleiter und Koordinator / Redattore e coordinatore Dr. Klaus Hellrigl (Brixen/Bressanone) Verantwortlicher Leiter / Direttore responsabile Dr. Vito Zingerle (Bozen/Bolzano) Graphik / grafica Dr. Peter Schreiner (München) Zitiertitel Gredleriana, Veröff. Nat. Mus. Südtirol (Acta biol. ), 1 (2001): ISSN 1593 -5205 Issued 15.12.2001 Druck / stampa Gredleriana Fotolito Varesco – Auer / Ora (BZ) Gredleriana 2001 l 2001 tirol Die Veröffentlichungsreihe »Gredleriana« des Naturmuseum Südtirol (Bozen) ist ein Forum für naturwissenschaftliche Forschung in und über Südtirol. Geplant ist die Volume Herausgabe von zwei Wissenschaftsreihen: A) Biologische Reihe (Acta Biologica) mit den Bereichen Zoologie, Botanik und Ökologie und B) Erdwissenschaftliche Reihe (Acta Geo lo gica) mit Geologie, Mineralogie und Paläontologie. Diese Reihen können jährlich ge mein sam oder in alternierender Folge erscheinen, je nach Ver- fügbarkeit entsprechender Beiträge. Als Publikationssprache der einzelnen Beiträge ist Deutsch oder Italienisch vorge- 1 Naturmuseum Südtiro sehen und allenfalls auch Englisch. Die einzelnen Originalartikel erscheinen jeweils Museum Natöra Süd Museum Natöra in der eingereichten Sprache der Autoren und sollen mit kurzen Zusammenfassun- gen in Englisch, Italienisch und Deutsch ausgestattet sein.
    [Show full text]
  • Underground. Variable Degrees and Variety of Reasons for Cave Penetration in Terrestrial Gastropods Naslednja Postaja: Podzemlje
    COBISS: 1.01 NEXT Stop: Underground. Variable degrees AND varietY of reasons for cave penetration in terrestrial gastropods Naslednja postaja: podzemlje. Različne stopnje in različni razlogi prodiranja kopenskih polžev V jame Alexander M. Weigand1,2 Abstract UDC 594.3:551.44 Izvleček UDK 594.3:551.44 Alexander M. Weigand: Next Stop: Underground. Variable Alexander M. Weigand: Naslednja postaja: podzemlje. Razli- degrees and variety of reasons for cave penetration in terres- čne stopnje in različni razlogi prodiranja kopenskih polžev v trial gastropods jame Cave-dwelling animals can be classified based on their occur- Podzemeljske živali lahko opredelimo glede na njihovo pojav- rence in and relationship to the subterranean environment. ljanje v podzemeljskem okolju in odnos do tega okolja. Podatki Subsurface distribution data and studies addressing the initial o razširjenosti živali v podzemlju in študije, ki obravnavajo causes for animals to enter underground habitats are sparse. By vzroke za kolonizacijo podzemlja so redki. Stopnja prodiranja retrieving occurrence data from two voluntary biospeleological kopenskih polžev v jame in morebitni evolucijski vzroki so bili collections in Central Germany, the degree of cave penetration proučevani na podlagi dveh biospeleoloških zbirk v osre dnji in terrestrial gastropods was investigated, thus to infer poten- Nemčiji. Skupno je bilo določenih 66 vrst polžev, ki zaidejo tial evolutionary drivers. In total, 66 identified gastropod spe- v podzemlje, od tega 23 vrst iz temnih predelov podzemlja. cies entered the subterranean environment with 23 of the spe- Čeprav polži kažejo različne stopnje prodiranja v jame, podze- cies also recorded from the dark zone. Gastropods possessed meljska oblika polžev ni bila ugotovljena.
    [Show full text]
  • European Red List of Non-Marine Molluscs Annabelle Cuttelod, Mary Seddon and Eike Neubert
    European Red List of Non-marine Molluscs Annabelle Cuttelod, Mary Seddon and Eike Neubert European Red List of Non-marine Molluscs Annabelle Cuttelod, Mary Seddon and Eike Neubert IUCN Global Species Programme IUCN Regional Office for Europe IUCN Species Survival Commission Published by the European Commission. This publication has been prepared by IUCN (International Union for Conservation of Nature) and the Natural History of Bern, Switzerland. The designation of geographical entities in this book, and the presentation of the material, do not imply the expression of any opinion whatsoever on the part of IUCN, the Natural History Museum of Bern or the European Union concerning the legal status of any country, territory, or area, or of its authorities, or concerning the delimitation of its frontiers or boundaries. The views expressed in this publication do not necessarily reflect those of IUCN, the Natural History Museum of Bern or the European Commission. Citation: Cuttelod, A., Seddon, M. and Neubert, E. 2011. European Red List of Non-marine Molluscs. Luxembourg: Publications Office of the European Union. Design & Layout by: Tasamim Design - www.tasamim.net Printed by: The Colchester Print Group, United Kingdom Picture credits on cover page: The rare “Hélice catalorzu” Tacheocampylaea acropachia acropachia is endemic to the southern half of Corsica and is considered as Endangered. Its populations are very scattered and poor in individuals. This picture was taken in the Forêt de Muracciole in Central Corsica, an occurrence which was known since the end of the 19th century, but was completely destroyed by a heavy man-made forest fire in 2000.
    [Show full text]
  • Of Achenheim, Alsace, France
    A 350,000-year climatic record from the loess sequence of Achenheim, Alsace, France DENIS-DIDIER ROUSSEAU AND JEAN-JACQUES PUISSEGUR Rousseau, D.-D. & Puissegur, J.-J. 1990 09 01: A 350,000-year climatic record from the loess sequence BOREAS of Achenheim, Alsace, France. Boreas, Vol. 19, pp. 20S216. Oslo. ISSN 0300-9483. Up to now the best Quaternary climatic sequences come from oceanic isotope studies, but terrestrial sequences are also well known, usually for pollen or ice core data. A new sequence providing climatic information for the last 500,000 years has been studied in the loess series of Achenheim (Alsace), using the mollusc record in relation to other stratigraphical data. Mollusc assemblages are analysed using a multivariate method. The correspondence analysis used here allows us to explain, in ecological terms, the general variability of the Achenheim set. Most Pleistocene mollusc species have the advantage that modem individuals live in the same assemhlages. So, the known ecology and distribution of the modern molluscs allow us to conclude that the first two factors explain variations in temperature and moisture. Each loading, on a factor, of each association in its stratigraphical level contributes to characterizing the evolution of each climatic parameter through time. For the last five climatic cycles, these evolutions are expressed as a function of the depth within the series. As they are well preserved, the last three glacial cycles are studied in detail. They correspond to the last 350,000 years, are compared with SPECMAP data and particularly show correlations between continental and marine climatic indicators. The mollusc assemblages of the loess sequence also provide information on temperature and moisture conditions.
    [Show full text]
  • Liste De Référence Annotée Des Mollusques Continentaux De France Annotated Checklist of the Continental Molluscs from France
    MalaCo Le journal de la malacologie continentale française www.journal-malaco.fr MalaCo (ISSN 1778-3941) est un journal électronique gratuit, annuel ou bisannuel pour la promotion et la connaissance des mollusques continentaux de la faune de France. Equipe éditoriale Jean-Michel BICHAIN / Strasbourg / [email protected] Xavier CUCHERAT / Audinghen / [email protected] Benoît FONTAINE / Paris / [email protected] Olivier GARGOMINY / Paris / [email protected] Vincent PRIÉ / Montpellier / [email protected] Pour soumettre un article à MalaCo : 1ère étape – Le premier auteur veillera à ce que le manuscrit soit conforme aux recommandations aux auteurs (consultez le site www.journal-malaco.fr). Dans le cas contraire, la rédaction peut se réserver le droit de refuser l’article. 2ème étape – Joindre une lettre à l’éditeur, en document texte, en suivant le modèle suivant : "Veuillez trouvez en pièce jointe l’article rédigé par << mettre les noms et prénoms de tous les auteurs>> et intitulé : << mettre le titre en français et en anglais >> (avec X pages, X figures et X tableaux). Les auteurs cèdent au journal MalaCo (ISSN1778-3941) le droit de publication de ce manuscrit et ils garantissent que l’article est original, qu’il n’a pas été soumis pour publication à un autre journal, n’a pas été publié auparavant et que tous sont en accord avec le contenu." 3ème étape – Envoyez par voie électronique le manuscrit complet (texte et figures) en format .doc et la lettre à l’éditeur à : [email protected]. Pour les manuscrits volumineux (>5 Mo), envoyez un courriel à la même adresse pour élaborer une procédure FTP pour le dépôt du dossier final.
    [Show full text]
  • Abbreviation Kiel S. 2005, New and Little Known Gastropods from the Albian of the Mahajanga Basin, Northwestern Madagaskar
    1 Reference (Explanations see mollusca-database.eu) Abbreviation Kiel S. 2005, New and little known gastropods from the Albian of the Mahajanga Basin, Northwestern Madagaskar. AF01 http://www.geowiss.uni-hamburg.de/i-geolo/Palaeontologie/ForschungImadagaskar.htm (11.03.2007, abstract) Bandel K. 2003, Cretaceous volutid Neogastropoda from the Western Desert of Egypt and their place within the noegastropoda AF02 (Mollusca). Mitt. Geol.-Paläont. Inst. Univ. Hamburg, Heft 87, p 73-98, 49 figs., Hamburg (abstract). www.geowiss.uni-hamburg.de/i-geolo/Palaeontologie/Forschung/publications.htm (29.10.2007) Kiel S. & Bandel K. 2003, New taxonomic data for the gastropod fauna of the Uzamba Formation (Santonian-Campanian, South AF03 Africa) based on newly collected material. Cretaceous research 24, p. 449-475, 10 figs., Elsevier (abstract). www.geowiss.uni-hamburg.de/i-geolo/Palaeontologie/Forschung/publications.htm (29.10.2007) Emberton K.C. 2002, Owengriffithsius , a new genus of cyclophorid land snails endemic to northern Madagascar. The Veliger 45 (3) : AF04 203-217. http://www.theveliger.org/index.html Emberton K.C. 2002, Ankoravaratra , a new genus of landsnails endemic to northern Madagascar (Cyclophoroidea: Maizaniidae?). AF05 The Veliger 45 (4) : 278-289. http://www.theveliger.org/volume45(4).html Blaison & Bourquin 1966, Révision des "Collotia sensu lato": un nouveau sous-genre "Tintanticeras". Ann. sci. univ. Besancon, 3ème AF06 série, geologie. fasc.2 :69-77 (Abstract). www.fossile.org/pages-web/bibliographie_consacree_au_ammon.htp (20.7.2005) Bensalah M., Adaci M., Mahboubi M. & Kazi-Tani O., 2005, Les sediments continentaux d'age tertiaire dans les Hautes Plaines AF07 Oranaises et le Tell Tlemcenien (Algerie occidentale).
    [Show full text]
  • Verzeichnis Der Bisher Aus Der Steiermark Nachgewiesenen Schnecken- Und Muschel-Arten (Moll., Gastropoda Und Bivalvia)
    ©Landesmuseum Joanneum Graz, Austria, download unter www.biologiezentrum.at Mitt. Abt. Zool. Landesmus. Joanneum Jg. 5, H. 3 S. 111—126 Graz 1976 Verzeichnis der bisher aus der Steiermark nachgewiesenen Schnecken- und Muschel-Arten (Moll., Gastropoda und Bivalvia) Von Erich KREISSL Inhalt: Verzeichnis aller bisher aus der Steiermark nachgewiesenen Schnecken- und Muschelarten, abgestimmt mit der „Artenliste Mollusca" von „ZOODAT — Tiergeographische Datenbank Österreichs". Abstract: List of all ppecies of snails (Gastropoda) and mussels (Bivalvia) which have been known from Styria until now, tuned to the list of Austrian species from „ZOODAT" (Zoo_ geographical bank of data of Austria). Nach jahrzehntelangem Stillstand der malakologischen Erforschung der Steiermark werden seit etwa zehn Jahren von mehreren Seiten einschlägige Untersuchungen durchgeführt, über die bereits etliche Veröffentlichungen vor- liegen. Außerdem wurden durch Herrn Dr. Walter KLEMM (Wien) die Styriaca- Bestände der Abteilung für Zoologie am Steiermärkischen Landesmuseum Joanneum revidiert und die Daten erfaßt (KLEMM 1976). Auch ist bei meinen Un- tersuchungen zur heimischen Bodentierwelt, die ich vorwiegend im Rahmen der „landeskundlichen Bestandsaufnahme" durchführte, im Laufe der Jahre ein be- reits sehr reiches Schneckenmaterial zusammengekommen, mit dessen fachlicher Auswertung ebenfalls begonnen wurde. Desgleichen soll die dem Joanneum ver- machte Molluskensammlung von Professor DDDr. Herbert LAMPRECHT in abseh- barer Zeit fachlich bearbeitet werden. Für alle diese Aktivitäten soll das nachstehende Verzeichnis ein Hilfsmittel sein. Es entstand aus einer ursprünglich nur für die Erschließung der Joanneums- sammlung gedachten Liste, für die das fundamentale Werk von KLEMM 1974 über die österreichischen Land-Gehäuse-Schnecken die wesentliche Basis gab. Dazu galt es, die in dem genannten Werk nicht behandelten Wasserschnecken, die Nacktschnecken sowie die Muscheln in der systematischen Reihenfolge ein- zuarbeiten.
    [Show full text]
  • Folia Malacologica 10-1.Vp
    Vol. 10(1): 1–7 AN OVERVIEW OF THE DATA ON THE TERRESTRIAL MOLLUSCS IN LITHUANIA . GRITA SKUJIENE Department of Zoology, Vilnius University, Èiurlionio 21/27, Vilnius LT-2009, Lithuania (e-mail: [email protected]) ABSTRACT: Data on species of land snails and slugs of Lithuania published during the last 160 years are sum- marized and compared with the most recent information from Poland and Latvia. A total of 83 species of 18 families of terrestrial molluscs have been recorded from Lithuania: 68 snail and 15 slug species. The occur- rence of two of them: Vertigo genesii (Gredler) and Aegopinella nitens (Michaud) is doubtful. Data on terrestrial molluscs of adjacent countries indicate that 20 more species can be expected to be found in Lithuania. Two of them would be new also to Poland or Latvia: Vertigo lilljeborgi (Westerlund, 1871) and Zoogenetes harpa (Say, 1824). KEY WORDS: terrestrial molluscs, snails, slugs, faunistics, distribution, Lithuania INTRODUCTION Interest in the mollusc fauna of Lithuania seems to that most of the published records of land gastropods have begun as early as the mid-19th century from these countries were attributed to the USSR. Be- (GERSTFEDT 1859, BRAUN 1884). Since then, a num- sides, most of the data were published in local scien- ber of faunistic malacological papers have been pub- tific journals or books, which were difficult to obtain. lished. In spite of this, the data on the terrestrial gas- The main objectives of this work were: a) to pre- tropods of Lithuania, Latvia and other Baltic regions sent an overview of the terrestrial mollusc fauna of (at that time being a part of the USSR) were probably Lithuania, b) to indicate still unrecorded species unavailable for KERNEY et al.
    [Show full text]
  • Gastropoda) of the Islands of Sao Tome and Principe, with New Records and Descriptions of New Taxa
    This is the submitted version of the article: “Holyoak, D.T., Holyoak, G.A., Lima, R.F. de, Panisi, M. and Sinclair, F. 2020. A checklist of the land Mollusca (Gastropoda) of the islands of Sao Tome and Principe, with new records and descriptions of new taxa. Iberus, 38 (2): 219-319.” This version has not been peer-reviewed and is only being shared to comply with funder requirements. Please do not use it in any form and contact the authors (e.g.: [email protected]) to get access to the accepted version of the article. 1 New species and genera and new island records of land snails (Gastropoda) from the islands of São Tomé and Príncipe Nueva especies de .... David T. HOLYOAK1, Geraldine A. HOLYOAK1, Ricardo F. de LIMA2,3, Martina PANISI2 and Frazer SINCLAIR3,4 Recibidio el ... ABSTRACT Seven species of terrestrial Gastropoda are newly described from the island of São Tomé and six more from the island of Príncipe. The genera involved are Chondrocyclus (Cyclophoridae), Maizania and Thomeomaizania (Maizaniidae), Pseudoveronicella (Veronicellidae), Nothapalus (Achatinidae: subfamily undet.), Gulella and Streptostele (Streptaxidae), Truncatellina (Truncatellinidae), Afroconulus (Euconulidae), Principicochlea gen. nov., Principotrochoidea gen. nov., Thomithapsia gen. nov. and Thomitrochoidea gen. nov. (Urocyclidae). Most of these are from natural forest habitats and are likely to be single- island endemics. Apothapsia gen. nov. (Helicarionidae) is also described to accommodate two previously known species. Additional new island records are of ten species on São Tomé, one on Príncipe alone and two more on both islands. These include six species of "microgastropods" with wider ranges in tropical Africa that are likely to be hitherto overlooked parts of the indigenous fauna and six anthropogenic introductions; Pseudopeas crossei previously known only from Príncipe and Bioko is newly recorded on São Tomé.
    [Show full text]
  • Ssiaměkkýši (Mollusca) AOPK ČR AOPK Měkkýši (Mollusca) Žďárských Vrchů
    MĚKKÝŠI (Mollusca) ŽĎÁRSKÝCH VRCHŮ AOPK ČR PARNASSIA Měkkýši (Mollusca) Žďárských vrchů. Molluscs (Mollusca) of the Žďárské vrchy Mts. Autoři / Authors: Magda Drvotová, Jaroslav Č. Hlaváč, Michal Horsák, Luboš Beran, Libor Dvořák, Lucie Juřičková, Petr Mückstein Edice PARNASSIA Svazek / Volume: 3 Redakce / Executive editors: Jaromír Čejka, Petr Mückstein, Bohumil Hanus Fotografie / Photos: Michal Horsák, Petr Mückstein, Bohumil Hanus, Lucie Juřičková, Luboš Beran, Lubomír Dajč, Jaroslav Brabenec, Jana Dvořáková Technická spolupráce / Technical support: Bohumil Hanus Vydal / Published by: AOPK ČR, Správa CHKO Žďárské vrchy, Žďár nad Sázavou Tisk / Printed by: Grafies, a.s., Hlinsko Náklad / Number of copies: 500 Doporučená citace / Recommended citation: Drvotová M. a kol., 2008: Měkkýši (Mollusca) Žďárských vrchů. (Molluscs (Mollusca) of the Žďárské vrchy Mts.). - Parnassia, č. 3., 79 pp., 16 tab. Key words: Mollusca, Žďárské vrchy Mts., Czech Republic © Magda Drvotová, Jaroslav Č. Hlaváč, Michal Horsák, Luboš Beran, Libor Dvořák, Lucie Juřičková & Petr Mückstein © AOPK ČR, Správa CHKO Žďárské vrchy ISBN: 978-80-87051-49-8 MĚKKÝŠI (MOLLUSCA) ŽĎÁRSKÝCH VRCHŮ MOLLUSCOUS (MOLLUSCA) OF THE ŽĎÁRSKÉ VRCHY MTS Magda drvotová, Jaroslav Č. HlaváČ, MicHal Horsák, luboš beran, libor dvořák, lucie JuřiČková, Petr Mückstein Agentura ochrany přírody a krajiny České republiky Správa Chráněné krajinné oblasti Žďárské vrchy 2008 edice Parnassia ÚVOD Měkkýši představují velmi cennou bioindikační skupinu živočichů (Ložek 1981). Jejich úzký vztah k prostředí ve kterém žijí je již léta dobře znám a studován, zejména co se týče suchozemských plžů (viz Juřičková et al. 2008). Malakozoologický průzkum proto může napovědět mnoho o přírodních i lidských vlivech v krajině (Mácha 1971, Ložek 1988, Frest 2002). Snad nejznámější je, díky jejich schránkám, vazba měkkýšů na obsah vápníku v prostředí (Wäreborn 1970, Waldén 1981, Horsák 2006).
    [Show full text]