(Eucobresia) Diaphana Drap. (With English Summary) Verspreiding
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
6 BASTERIA, Vol. 21, No. 1 en 2, 1957 Over het voorkomen van Vitrina (Eucobresia) diaphana Drap. in Nederland (With an English summary) door A.W. Arends en L.P. Pouderoyen de Van drie Vitrina-soorten, V. (Vitrina) pellucida (Müll.); V. (Eucobresia) diaphana Drap. en V. (Phenacolimax) major (Fér.), welke in ons land gevonden worden, is alleen de eerste algemeen en de vermeld. van vele vindplaatsen in meeste provincies De beide andere soorten komen zeer plaatselijk voor. V. (Ph.) major is alleen bekend van enkele plaatsen in Zuid-Lim- in de burg, gemeenten St. Pieter, Houthem, Valkenburg en Wittem (VAN BENTHEM JUTTING, 1947, p. 73). de Het meest interessant is echter verspreiding van V. (E.) dia- phana. Deze soort werd, wat Nederland betreft, voor het eerst ver- meld door DEN DOOP, die haar vond langs een beekoever te Beek bij vondst Nijmegen op 20 Sept. 1913. De werd gepubliceerd in 1916 in De Levende Natuur (DEN DOOP, 1916a, p. 264) en eveneens in het Tijdschrift der Nederlandsche Dierkundige Vereeniging (DEN DOOP, 1916b, p. 373). De vindplaats wordt als volgt beschreven: vond — — „Ik ze zoals reeds gezegd te Beek aan een beekoever. hield Deze was zeer vochtig en met gras begroeid. Zij zich juist op die plekjes op, waar het water uit den bodem sijpelde" (DEN DOOP, 1916a, p. 292). Ook in 1915 heeft DEN DOOP, blijkens genoemde de dieren daar publicatie (DEN DOOP, 1916a), aangetroffen, op 29 Sept. In de meeste Nederlandse litteratuur en ook in enkele werken over midden-Europese mollusken worden deze vondsten geciteerd (DORSMAN en DE WILDE, 1929, p- 164: „gevonden bij Ubbergen"; beekoever VAN BENTHEM JUTTING, 1933, p. 275: „... langs een bij Ubbergen"; EHRMANN, 1933, p. 100: „An wenigen Punkten Belgiens, einem Holland an in (Ubbergen bei Nijmegen)"]. In de die de jaren, op publicatie van DEN DOOP volgden, is her- de haaldelijk getracht soort bij Ubbergen terug te vinden, o.a. tijdens de Nederlandse het congres van Malacologische Vereniging op 1] 12 door zonder en Sept. 1937 en zelfstandige verzamelaars, echter resultaat. Men aan dat de dit verloren nam soort voor gebied was ge- gaan en het heette, dat ingrijpende veranderingen in het terrein hier- de oorzaak van wel zouden zijn (huizenbouw). In Aug. 1934 werd Vitrina diaphana in Zuid Limburg ontdekt Arends Vitrina Nederland 7 en Pouderoyen: diaphana Drap. in door J. B. HENRARD in een moerasbos aan de Geleen (HENRARD, 1934, p. 5). Bij een nieuw bezoek aan dezelfde vindplaats in Juli 1942 werd de soort niet aangetroffen, doch wel betrekkelijk kort daarbij in de gemeente Schinnen (HENRARD, 1942, p. 119-120). Uit andere onderzoekingen is gebleken, dat deze soort zich in het de Geleen heeft werd stroomgebied van gehandhaafd. Zij aange- troffen in o.a. de gemeente Schinnen bij Tulle door W. H. NEUTE- BOOM 24 1949 door leden op Sept. en bij Nuth en Schinnen enige van de Nederlandse Malacologische Vereniging op 22 April 1950. Buiten het Geleendal werd zij verzameld door E. SCHOENMAKERS in de Severen gemeente Amby bij op 25 Nov. 1944. Thans hebben de schrijvers het geluk gehad niet alleen de oor- de Elsbeek Beek vinden ook aldaar sprong van in terug te maar en in Ubbergen en omgeving de lang verloren gewaande soort weer treffen aan te en wel tijdens enige excursies op 16 en 17 Aug. 1953, Febr. dus 40 1954, 10-12 Sept. 1954 en Aug. 1955, na ongeveer jaren. Blijkbaar zijn de terreinveranderingen niet van zodanige aard dat de verdwenen is. Gezien de de geweest, soort grootte van thans aangetroffen populaties is het echter onbegrijpelijk, dat, ondanks de dier die vele naspeuringen, het in al tussenliggende jaren onopge- merkt is gebleven. Het is o.i. althans ondenkbaar, dat de soort zich hebben hier opnieuw zou gevestigd. Veeleer moeten we aannemen, dat zich steeds heeft doch hoofd zij gehandhaafd, eenvoudig over het is gezien. DEN DOOP (1916b) noemt als vindplaats met name de Elsbeek. Deze beek ontspringt in de heuvelrug betrekkelijk dicht bij de vroe- gere Duitse grens en komt aan de oppervlakte in een terrein, dat ter plaatse sinds lange tijd „De Elzen" wordt genoemd. De bron bevindt zich temidden van de erven van enige hofsteden, welke reeds lang de daar hebben bevond voor publicatie moeten gestaan. Ook zich daar oude een wasserij, „De Elsbeek" geheten, die het beekwater in gemetselde spoelputten opving. Verder stond er een oude villa, even- Elsbeek" dit deel eens „De genaamd. Aan van het terrein is blijkbaar weinig veranderd, de villa is echter later verdwenen en de wasserij is buiten gebruik geraakt. Beek Volgens op het gemeente-archief te verkregen gegevens was de Elsbeek slechts zeer kort en liep uit in een soort meertje of poel, waaraan of waarbij een watermolen lag. De watermolen is verdwenen de Het en van poel zijn nog enige resten over. laagst gelegen ge- deelte dit werd de de als van meertje in jaren voor oorlog ingericht zwembad, dat echter na de oorlog weer in verval is geraakt. In 1954 de bassins of hersteld zijn weer min meer en uitgebreid en thans wordt hierin een forellenkwekerij uitgeoefend. Op het terrein van 1 8 BASTERIA, Vol. 21, No. en 2, 1957 dit bad excursies de niet voormalige is bij onze soort aangetroffen. Wel werd zij in 1953, 1954 en 1955 gevonden langs een greppel de welke parallel met het bad (en dus met vroegere Elsbeek) loopt aan de overkant van het weggetje (Elzenweg), dat daar eveneens langs loopt. Op 28 Aug. 1955 werd de soort ook weer gevonden de directe van de van de Elsbeek erf in omgeving oorsprong op het van een van de eerder genoemde hofsteden. deze Het terrein in omgeving van Nijmegen is zeer interessant. De verkeersweg (Ubbergseweg), die, van Nijmegen komend, via Ub- bergen en Beek loopt tot de voormalige Duitse grens en vandaar verder via het geannexeerde gebied Duitsland ingaat, verdeelt dit ter- rein in twee sterk verschillende delen. Links bevindt zich het zeer dat de de Smorenhoek laag gelegen poldergebied, o.a. Ooypolder en de klei is. Rechts omvat en waarvan grondsoort een vrij zware ver- heft — de zich een tamelijk hoge rug stuwmoraine uit voorlaatste of — bestaande uit diluviaal zand. grote ijstijd (Riss-glaciaal) De rug loopt vrijwel ononderbroken tot in Duisland door en omvat o.m. de Sterrenberg en het gebied van de Teufelsberg. Voor een belangrijk deel is de heuvelrug begroeid met gemengd loofbos, dat bij de vrij talrijk voorkomende villa's meestal in de tuin is opgenomen. In deze hoge rand ontspringen talrijke bronnen en bronnetjes (waarvan de Elsbeek er een is), die hun water in kleine beekjes, vaak nauwelijks meer dan een greppel, afvoeren. Ten dele wordt dit water opgevangen in een stelsel van goten en putten, ten dele vindt de het toepassing in tuinen voor waterpartijen en vijver- ook de de vaak tjes. De brongebieden en oevers van beekjes zijn zeer drassig, zodat een biotoop ontstaat, die zeer geschikt is als woonplaats deze die voorkeur heeft voor Vitrina-soort, immers een voor moeras- sig bos. Botanisch wordt deze streek gekenmerkt door interessante soorten als goudveil (Chrysosplenium alternifolium), groot springzaad (Impatiens noli tangere), Fuchs' kruiskruid Senecio( Fuchsii) en gele dovenetel(Galeobdolon luteum). Verder diverse levermossen. de kant dat Het moge aan ene verwondering wekken, zolang geen vondsten werden de andere ook gedaan, aan kant geven toch ver- scheidene stukken dit niet veel van gebied, op het eerste gezicht, molluskenfauna. hoop op het aantreffen van een rijke Zware beuken- bomen doen althans aan de voet van de helling niet veel goeds ver- de vaak kale modder ook wachten, terwijl zwarte, bijna er niet erg werden hoopgevend uitziet. Toch juist op een dergelijk gedeelte van het terrein onze eerste vondsten gedaan en wel op een zeer drassig afvalveldje. de de overkant Tegenover Jeugdherberg te Ubbergen, aan van bevindt de de straatweg, zich, grenzend aan tuin van een villa, een Arends en Pouderoyen: Vitrina diaphana Drap. in Nederland 9 stukje beukenbos met ondergroei van vlier, dat ten dele zeer nat is, en de oever vormt van een klein waterstroompje, dat de tuin be- zelf werd afval grenst. De bodem is onbegroeid. Hier aan allerlei Vitrina diaphana voor het eerst weer gevonden. Thans (1957) heeft men hier in verband met wegverbreding veel gekapt en geëgaliseerd. Het is dus niet uitgesloten dat deze vindplaats verloren is of gaat. Hierna werd vanzelfsprekend de heuvelrand tussen Nijmegen en Beek nauwkeuriger onderzocht, waarbij kwam vast te staan, dat de soort dit gehele gebied bewoont. Langs de Ubbergseweg loopt, aan de de rand door voet van hoge eveneens een beekje, een muurtje van de weg gescheiden. Hier is de bodem zandig, doch ook hier bleek, onderzoek aan vast substraat, V. diaphana te leven. Bij een in het brongebied van de beek „de Oorsprong" werd in 1953 slechts één exemplaar buitgemaakt, doch in 1954 en 1955 bleek de soort ook daar min of meer abundant voor te komen. Hier bestond het sub- straat hoofdzakelijk uit takjes en houtspaanders. Tot in 1956 werd zij echter niet verder aangetroffen dan Beek. Het gebied van Wyler met Wylerberg en Teufelsberg (waar enige jaren geleden Vitrea contracta voor het eerst voor deze omgeving be- kend leverde vondsten ook wel werd) geen op. Dit terrein lijkt enigszins af te wijken van dat tussen Nijmegen en Beek, hoewel ook rand daar deze door hier de hoge zeer vochtrijk is, b.v. waar een de is. wordt n.1. door muur van weg gescheiden Deze muur een voortdurende stroom watef constant kletsnat gehouden. 1956 werd Beek wederom de Op 9 en 10 Juni in een congres van Nederlandse Malacologische Vereniging gehouden, waarbij excursies vinden in de omgeving werden gemaakt. Veel hoop op het van V.