OOSTERHOUT

PLANGEBIED PATRIJSLAAN 2A

Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase)

BAAC rapport V-11.0070 februari 2011

OOSTERHOUT

PLANGEBIED PATRIJSLAAN 2A

Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase)

BAAC rapport V-11.0070 februari 2011

Status concept

Auteur(s) D.F.A.E. Voeten, M.Sc.

ARCHEOLOGIE BOUWHISTORIE CULTUURHISTORIE

BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

Colofon

ISSN 1873-9350

Auteur(s) D.F.A.E. Voeten, M.Sc.

Redactie drs. J.F. van der Weerden

Cartografie D.F.A.E. Voeten, M.Sc. R.Sperwer Copyright Wematech Bodem Adviseurs B.V. te / BAAC bv te ‘s-Hertogenbosch

Eindcontrole drs. J.F. van der Weerden

Autorisatie drs. J.F. van der Weerden (senior prospector)

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Wematech Bodem Adviseurs B.V. te Roosendaal en/of BAAC bv te ‘s-Hertogenbosch.

BAAC bv Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie

Postbus 2015 Graaf van Solmsweg 103 7420 AA Deventer 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (0570) 67 00 55 Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (0570) 61 84 30 Fax: (073) 61 49 877 E-mail: [email protected] E-mail: [email protected]

2 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

Administratieve gegevens

Onderzoekgegevens Type onderzoek Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Datum opdracht 14 februari 2011 Datum rapportage 11 maart 2011 Uitvoerder BAAC bv, vestiging ‘s-Hertogenbosch Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch 073-6136219 Projectleider D.F.A.E. Voeten, M.Sc. BAAC-rapport V-11.0070 Vondstdeterminatie drs. J.F. van der Weerden Opdrachtgever Wematech Bodem Adviseurs B.V. R. Noorland Postbus 1817 4700 BV Roosendaal 0165-565910 Bevoegde overheid Gemeente Oosterhout Slotjesveld 1 4900 GB Oosterhout 0162-423174 Beheer documentatie BAAC bv, vestiging ‘s-Hertogenbosch Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch 073-6136219 Beheer vondstmateriaal Provinciaal Depot Bodemvondsten Noord-Brabant Waterstraat 20 5211 JD 's-Hertogenbosch tel. 06-18303225

Locatiegegevens Provincie Noord-Brabant Gemeente Oosterhout Plaats Oosterhout Toponiem Patrijslaan 2a Kaartblad 44D Oppervlakte 5000 m2 RD-coördinaten Noordwesthoek: 117971/407108 Noordoosthoek: 118034/407095 Zuidwesthoek: 117948/407044 Zuidoosthoek: 119013/407024 Gegevens Archis Onderzoeksmeldingsnummer 45437 Onderzoeksnummer volgt AMK-terrein nvt Waarnemingnummer(s) nvt Vondstmeldingsnummer(s) nvt

3 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

Inhoudsopgave

Administratieve gegevens 3

Inhoudsopgave 4

Samenvatting 5

1 Inleiding 6 1.1 Onderzoekskader 6 1.2 Ligging van het gebied 6

2 Bureauonderzoek 9 2.1 Werkwijze 9 2.2 Landschappelijke ontwikkeling 9 2.3 Bewoningsgeschiedenis 14 2.3.1 Inleiding 14 2.3.2 Archeologie 14 2.3.3 Historie 16 2.4 Archeologische verwachting 18

3 Inventariserend Veldonderzoek 20 3.1 Werkwijze 20 3.2 Veldwaarnemingen 20 3.3 Karterend booronderzoek 21 3.3.1 Lithologie en bodemopbouw 22 3.3.2 Bodemverstoringen 22 3.3.3 Archeologische indicatoren 23 3.4 Archeologische interpretatie 24

4 Conclusie en aanbevelingen 25 4.1 Conclusie 25 4.2 Aanbevelingen 25

Geraadpleegde bronnen 27

Bijlagen Bijlage 1 Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2 IKAW, AMK-terreinen, Archis-waarnemingen en onderzoeken Bijlage 3 Boorpuntenkaart Bijlage 4 Boorbeschrijvingen

4 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

Samenvatting In opdracht van Wematech Bodem Adviseurs B.V. heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd in het plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout. De plannen voor de locatie hebben betrekking op een nieuw te bouwen supermarktfiliaal van Aldi. De bodemverstoring bij de realisatie van de nieuwbouw is te verwachten tot circa 100 centimeter –mv (beneden maaiveld), waarbij een gerede kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden.

Bij het bureauonderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied zich bevindt in een overgangsgebied tussen de hoger gelegen Pleistocene rivierterrassen op het Kempisch Hoog in het zuiden en het lager gelegen Holocene getijdengebied in de Centrale Slenk in het noorden. Het natuurlijke bodemprofiel heeft ter hoogte van het plangebied als gevolg van het opbrengen van vruchtbaar materiaal waarschijnlijk een cultuurdek verkregen met een dikte groter dan circa 30 centimeter. Omdat het plangebied op of nabij de Breuk van Vessem/Feldbiss is gelegen wordt verwacht dat er gedurende een relatief lange tijd materiaal vanaf de horst de slenk in gespoeld is waardoor een substantieel pakket colluvium gevormd is. Dit betekent ook dat eventueel aanwezige archeologische niveaus uit het paleolithicum of mesolithicum kunnen zijn afgedekt door een jonger pakket van onbekende dikte. Uit ARCHIS- registraties en historische onderzoek is gebleken dat aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten uit de bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd zich in de omgeving van het plangebied concentreren op de hogere gronden van het Kempisch Hoog. In de nabijheid van het plangebied zijn wel archeologische waarden uit de late middeleeuwen bekend, al zijn er geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat binnen het plangebied ook archeologische resten uit de late middeleeuwen verwacht mogen worden. Op basis van het bureauonderzoek moet aan het plangebied een lage verwachting op archeologische resten uit de periode paleolithicum – vroege middeleeuwen worden toegekend en een middelhoge verwachting op archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd.

Bij het veldonderzoek is vastgesteld dat de natuurlijke bodemopbouw van het plangebied die van verspoeld dekzand is waarin zich oorspronkelijk een podzolbodem heeft ontwikkeld. Het natuurlijke bodemprofiel is antropogeen opgehoogd met een humeus cultuurdek dat, getuige de aanwezigheid van (sub)recente archeologische indicatoren, relatief kort geleden verstoord moet zijn geraakt. Gezien de voor bewoning onaantrekkelijke landschappelijke ligging en het ontbreken van relevante archeologische indicatoren wordt de kans dat zich binnen het plangebied archeologische resten bevinden klein geacht. Daarnaast zal matig tot sterke grondbewerking in het verleden de eventueel tóch aanwezige archeologische resten grotendeels verstoord hebben. De kans dat archeologische resten vernietigd worden bij het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling wordt derhalve klein geacht.

Op basis van bovenstaande bevindingen adviseert BAAC bv om geen vervolgonderzoek uit te voeren.

5 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

1 Inleiding

1.1 Onderzoekskader In opdracht van Wematech Bodem Adviseurs B.V. heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd in het plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout. De plannen voor de locatie hebben betrekking op een nieuw te bouwen supermarktfiliaal van Aldi. De bodemverstoring bij de realisatie van de nieuwbouw is te verwachten tot circa 100 centimeter –mv (beneden maaiveld), waarbij een gerede kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden verstoord of vernietigd worden.

Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied aan de hand van bestaande bronnen. Met behulp van de verworven informatie wordt een specifiek archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het verwachtingsmodel. Het inventariserend veldonderzoek gebeurt middels waarnemingen in het veld. Tevens worden grondboringen uitgevoerd om de intactheid en de opbouw van het bodemprofiel te beoordelen en (extra) informatie te verkrijgen over bekende dan wel nieuw te ontdekken archeologische waarden binnen het plangebied.

Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen uit het Plan van Aanpak1 te worden beantwoord: • Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact? • Zijn in het gebied archeologische resten aanwezig? • Wat is de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten? • Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten? • In hoeverre worden de archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.22 en het onderzoeksspecifieke Plan van Aanpak.

1.2 Ligging van het gebied Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Oosterhout, op ruim 800 meter ten noordwesten van de oude, middeleeuwse kern van Oosterhout. Het plangebied wordt begrensd door de Statendamweg in het westen, de Patrijslaan in het noorden, bebouwing langs de Patrijslaan in het oosten en een sporthallencomplex in het zuiden. Binnen het plangebied bevinden zich naast een verharde parkeerplaats en een braakliggend terrein waar zich voorheen een gravel-tennisbaan bevond tevens een sporthal die gesloopt zal worden alvorens met de voorgenomen ontwikkeling aangevangen wordt.

1 Van Kouwen 2011 2 SIKB 2010 6 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

De oppervlakte bedraagt circa 5000 vierkante meter. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied

In de toekomst zal binnen het plangebied een supermarkt gebouwd worden. In figuur 1.2. is de toekomstige situatie weergegeven.

7 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

Figuur 1.2 Toekomstige situatie, plangebied is weergegeven met rode begrenzing3

3 Den Hollander 2009 8 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

2 Bureauonderzoek

2.1 Werkwijze Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen een archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Bij de inventarisatie van de archeologische waarden is gebruik gemaakt van gegevens uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), evenals de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Hierbij is het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS-II) gebruikt. Ook de provinciale cultuurhistorische waardenkaart is geraadpleegd.4 Op dit moment is er nog geen archeologische verwachtingskaart beschikbaar van de gemeente Oosterhout. Met name voor de recentere archeologische periodes zijn diverse historische bronnen geraadpleegd. Literatuur over de geologie, geomorfologie en de bodemopbouw van het onderzoeksgebied is eveneens bestudeerd om op basis van locatiekeuze-theorieën een uitspraak te doen over de kans op aanwezigheid van archeologische resten.

In navolgende paragrafen worden de resultaten van het bureauonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een synthese in de vorm van een specifieke archeologische verwachting. Een opsomming van de geraadpleegde literatuur en gebruikte kaarten is terug te vinden in de literatuurlijst. Voor een tabel met een overzicht van geologische en archeologische tijdvakken wordt verwezen naar bijlage 1.

2.2 Landschappelijke ontwikkeling Het plangebied behoort bevindt zich op de overgang van het Kempisch hoog, een gebied dat door tektonische activiteit een relatief hoge ligging heeft gekregen, en de Centrale Slenk5, het tektonisch dalingsgebied van de Roerdalslenk. Ten hoogte van het plangebied bevindt zich een noordwest-zuidoost georiënteerde breuk die tot de Breuk van Vessem/Feldbiss gerekend mag worden.

In het Vroeg- en Middenpleistoceen zijn door de Maas en Rijn matig fijn en grindhouden grove zanden met ingesloten kleilagen afgezet (Formatie van Sterksel), die op het Kempisch Hoog vrij ondiep voorkomen. Nadat de rivieren het gebied hadden verlaten, heeft op het Kempisch Hoog gedurende het Midden- en Laatpleistoceen periglaciale erosie plaatsgevonden, waardoor het fijnere materiaal van de Formatie van Sterksel werd geërodeerd en het oorspronkelijke fluviatiele reliëf is afgevlakt.

Gedurende de ijstijden (glacialen) van het Midden- en Laatpleistoceen (Elsterien, Saalien en Weichselien) werd de Roerdalslenk geleidelijk opgevuld met afzettingen van meer lokale oorsprong (Formatie van Boxtel6). Deze afzettingen kunnen globaal worden onderverdeeld in Brabants leem, fluvioperiglaciale afzettingen (smeltwaterafzettingen) en eolische afzettingen (löss en dekzand).

4 Provincie Noord-Brabant 2006 5 Buitenhuis, et al. 1991 6 Voorheen Formaties van en van Twente. 9 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

Brabants leem is in perioden met permafrost7 ontstaan uit door de wind aangevoerd materiaal waaruit door dooiwaterstroompjes de fijne deeltjes werden uitgewassen, die vervolgens werden afgezet in ondiepe vochtige depressies (dooimeren).

Fluvioperiglaciale afzettingen, oftewel verspoelde dekzand- en rivierafzettingen, ontstonden wanneer aan het begin en eind van de glacialen, en dan voornamelijk in de zomermaanden, veel smeltwater vrijkwam. Dit water werd afgevoerd door een systeem van verwilderde geulen en beken, waarbij materiaal van het hoger gelegen Kempisch Hoog en Peelhorst naar de lager gelegen Centrale Slenk werd verplaatst. De afzettingen die hierbij tot stand kwamen, bestaan uit min of meer gelaagde zanden, met eventueel leemlagen en/of planten- en houtresten.

Door het ontbreken van vegetatie werd in de droge en zeer koude glacialen door de wind sediment verplaatst en elders weer afgezet. In het Pleniglaciaal (Middenweichselien) werd zo het Oudere dekzand als een deken over het vrijwel vegetatieloze landschap afgezet. Het Oudere dekzand is vaak horizontaal gelaagd met lemige banden. Door de aanwezigheid van een grindrijk niveau8, de zogenaamde Laag van Beuningen, ontstaan door uitblazing van fijnere delen , kan onderscheid worden gemaakt in het Ouder dekzand I en II.

In het laatglaciaal (Laatweichselien) was de begroeiing weer wat dichter waardoor de verstuiving een meer lokaal karakter had en het zogenaamde Jonger dekzand werd afgezet in de vorm van langgerekte, voornamelijk zuidwest-noordoost georiënteerde ruggen. Het Jonge dekzand is meestal niet gelaagd. Gedurende de interstadialen9 zijn plaatselijk leemlagen, veenlaagjes of bodems gevormd. Zo vond gedurende het Allerød-interstadiaal op de hogere terreindelen bodemvorming plaats, die nu nog te herkennen is als een grijswitte laag met houtskoolresten. Deze zogenaamde Laag van Usselo bevindt zich tussen het Jonger dekzand I10 en het Jonger dekzand II.11

Aan het einde van het Weichselien en in het Holoceen werd het klimaat een stuk milder. Het systeem van ondiepe, verwilderde geulen en beken veranderde hierdoor in meanderende beken, die zich aanvankelijk in het landschap insneden. In de beekdalen werden zand en klei afgezet en vond lokaal veenvorming plaats ( Formatie; Singraven Laagpakket12). Door het geleidelijk vochtiger worden van het klimaat steeg de grondwaterstand, waardoor ook op lage plekken met stagnerende waterafvoer buiten de beekdalen veenvorming plaatsvond (Nieuwkoop Formatie; Griendtsveen Laagpakket13). Vanuit de lage delen kon het veen zich vanaf 3500 à 3700 BP over grote delen van het tegenwoordige zandgebied uitbreiden. Door afgraving in de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is het meeste veen tegenwoordig verdwenen. Hierdoor is niet meer met zekerheid na te gaan welke delen van het landschap daadwerkelijk bedekt zijn geweest en hoe lang. Nabij het plangebied wordt de veengrens gevormd door de Breuk van Vessem. Door de ligging op de fysieke overgang tussen het hoger gelegen Kempisch Hoog en de lager gelegen Centrale Slenk is het niet bekend of binnen het plangebied veen gevormd is. Op de

7 Bodem die tot op grote diepte permanent bevroren is. 8 Een zogenaamd desert pavement. 9 Relatief warme periode binnen een glaciaal. 10 Afgezet in het Oude Dryas-stadiaal. 11 Afgezet in het Jonge Dryas-stadiaal. 12 Voorheen Formatie van Singraven. 13 Voorheen Formatie van Griendtsveen. 10 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

veenverspreidingskaart van Leenders (Kaart 16, ligging der moeren)14, bevindt de zuidgrens van de veenverspreiding zich ter hoogte van of iets ten zuiden van het plangebied. Er kan dan ook niet worden uitgesloten dat binnen het plangebied veenvorming is opgetreden.

Door de toenemende vegetatie kwam een eind aan de natuurlijke zandverstuivingen en raakten de dekzandruggen gefixeerd. Door het toedoen van de mens, door kappen, branden en ontginnen, konden plaatselijk opnieuw verstuivingen optreden (Boxtel Formatie; Kootwijk Laagpakket15). Ook de bodemvorming, die door het mildere klimaat op grote schaal plaatsvond, is grotendeels antropogeen beïnvloed.16

Volgens de geologische kaart van Nederland bevinden zich in het plangebied rivierzand en –grind van de Formatie van Sterkel, die zijn afgedekt met een zanddek van de Formatie van Boxtel.17

Op de geomorfologische kaart18 is het plangebied wegens de ligging binnen de bebouwde kom niet gekarteerd. Het is duidelijk te zien dat de bebouwde kom van Oosterhout zich bevindt op de grens met overwegend terrasafzettingswelvingen (3L12) in het zuiden en een vlakte van getij-afzettingen (2M35) in het noorden. Op de overgang van de terrasafzettingswelvingen naar de getij-afzettingen bevindt zich een vlakte van ter dele verspoelde dekzanden (2M9) al dan niet vervlakt door veen en/of overstromingsmateriaal. Het plangebied lijkt zich binnen de zone met terrasafzettingswelvingen te bevinden. Op de hoogtekaart19 te zien dat het maaiveld binnen het plangebied zich gemiddeld op circa 2,20 meter +NAP bevindt. Hiermee bevindt het plangebied zich halverwege de overgang van het terrasafzettingenplateau (maaiveld gemiddeld op circa 4 tot 5 meter +NAP) en de noordelijker gelegen vlakte van geij-afzettingen (maaiveld op gemiddeld 0,20 meter +NAP).

14 Leenders 1989. 15 Voorheen Formatie van Kootwijk. 16 Buitenhuis, et al. 1991 17 Nederlandse Rijks Geologische Dienst 1975 18 Stiboka 1983 19 AHN 2011 11 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

Figuur 2.1 Uitsnede van geomorfologische kaart van plangebied en omgeving

Ook op de bodemkaart20 is het plangebied wegens de ligging binnen de bebouwde kom niet gekarteerd. Als de bodemdistributie buiten de bebouwde kom wordt geëxtrapoleerd naar het plangebied wordt geconcludeerd dat binnen het plangebied waarschijnlijk laarpodzolen in leemarm en zwak lemig fijn zand (cHn21) voorkomen. Laarpodzolgronden zijn kalkloze zandgronden die een gedeeltelijk door de mens opgebrachte donkere humushoudende bovengrond (A-horizont van 30 - 50 centimeter) al dan niet in combinatie met een dunne uitspoelingslaag (E-horizont) hebben ontwikkeld. Deze grijs gekleurde E-horizont is gelegen op een dunne donkerroodbruin gekleurde laag (Bhs-horizont), waarin humuszuren en vaak al enige ijzerverbindingen zijn ingespoeld tot het niveau waarop het grondwater wordt aangetroffen. De laarpodzolen worden meestal gevonden ter plaatse van de relatief jonge ontginningen op de lager gelegen zandgronden die door plaggenbemesting een matig dikke A- horizont hebben gekregen. Het oorspronkelijke profiel was vaak een veldpodzolgrond. Laarpodzolen zijn evenals veldpodzolen dus meestal gelegen in de lagere delen van het dekzandlandschap, waardoor het grondwater hoog staat en de uitgespoelde deeltjes met het grondwater worden afgevoerd. De ondergrond is daardoor meestal gereduceerd en grijswit tot geelwit van kleur (C-horizont). De laarpodzolgronden worden dus veel gevonden op de hogere delen van de dekzandlaagten en vormen

20 Stiboka 1984 12 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

vaak associaties met de beekeerdgronden langs beekdalen. De textuur van de ondergrond is meestal fijn tot iets lemig dekzand. Doordat de humeuze bovengrond dikker is dan bij een veldpodzol is de bodem beter ontwaterd en heeft deze een hogere vruchtbaarheid dan veldpodzolen. Daardoor zijn de laarpodzolgronden beter geschikt voor akkerbouw.

Op basis van de bodemdistributie lijkt zich op circa 300 meter ten zuiden van het plangebied een zone met hoge zwarte enkeerdgronden in zwak lemig fijn zand (zEZ21) te bevinden. Zwarte enkeerdgronden zijn zandgronden met een niet-vergraven, dikke humushoudende bovengrond (Aa-horizont van minimaal 50 centimeter dik). Deze dikke humushoudende bovengrond wordt ook wel een plaggendek of esdek genoemd. Dit esdek is ontstaan door het eeuwenlang opbrengen van gemengde plaggen en potstalmest op de akkers. De plaggen werden gestoken op nabij liggende gras-, bos- of heidepercelen en in de potstal geworpen om de uitwerpselen van het vee op te vangen. Vaak werd ook het nederzettingsafval vermengd met de plaggen, waardoor in esdekken vaak ‘mestaardewerk’ voorkomt. De plaggen werden met de uitwerpselen en het nederzettingsafval vervolgens als mest op de akkers gebracht. Op een akkercomplex op arme zandgrond konden zo gedurende langere tijd gewassen verbouwd worden, zonder dat de bodemvruchtbaarheid daarbij uitgeput raakte. De oogsten konden daardoor op peil blijven. Zwarte enkeerdgronden hebben meestal een zandig tot zwak lemig esdek. Ze worden vooral aangetroffen als complexen van oude bouwlandgronden op de hoger gelegen dekzandruggen in het Pleistocene dekzandgebied. In het oostelijke dekzandgebied kunnen vlakbij oude boerderijen of hoeven ook individuele percelen zijn opgehoogd, de zogenaamde ‘eenmansessen’. De nabijheid van zwarte enkeerdgronden bij heideontginningen suggereert dat de zwarte kleur vooral het gevolg is van het gebruik van heideplaggen. Ter plaatse van de esdekken kan het originele maaiveld zijn opgehoogd met minimaal 0,5 meter en lokaal zelfs meer dan 1 meter grond, terwijl het maaiveld in de afgeplagde gebieden rondom het akkercomplex juist verlaagd is. Bij hele dikke plaggendekken (dikker dan 1 meter) is soms sprake van een bruin esdek in de ondergrond en een donkerbruin tot zwart esdek in de top van de bodem. Dit kan wijzen op een meerfasige opbouw van het esdek, waarbij verschillende brongebieden voor het strooisel zijn afgeplagd.

13 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

2.3 Bewoningsgeschiedenis

2.3.1 Inleiding De eerste bewoners van de zandgronden waren jager-verzamelaars die door het landschap trokken en gebruik maakten van de natuurlijke voedselbronnen. Vanaf het neolithicum vestigden de eerste boeren zich in Nederland. De boerderijen werden van tijd tot tijd door het landschap verplaatst om gebruik te maken van de natuurlijke bodemvruchtbaarheid. De begraafplaatsen, zoals urnenvelden en grafheuvels, bleven wel langdurig in gebruik. De landschappelijke overgangen waren van oudsher aantrekkelijke plaatsen voor bewoning. Na de Romeinse tijd vond een sterke afname van de bevolking plaats, waardoor de bossen zich in grote delen van het landschap weer konden herstellen. In de zesde eeuw werden de bossen vanuit de hooggelegen open plekken weer langzamerhand ontgonnen. Na verloop van tijd verplaatsten de boeren hun boerderijen naar de rand van de akkers, zodat deze op de overgang van de akkers naar de bosrand bleven liggen waar het vee geweid werd. Vanaf het midden van de dertiende eeuw werden ook de lagere, natte gronden ontgonnen en in gebruik genomen als hooi- en weilanden. Langs de randen van de natte gebieden konden zo ook nederzettingen ontstaan. De gronden ter hoogte van huidige plangebied zijn hoogstwaarschijnlijk na de middeleeuwen ontgonnen.

Uit de gemeente Oosterhout zijn tot dusver nog geen vindplaatsen uit de steentijd bekend21. Het geïsoleerde materiaal uit deze periode dat bekend is uit de omgeving van Oosterhout komt met name van de Houtse en Vrachelse akkers die op het Kempisch Hoog gelegen zijn. Dit geldt eveneens voor vondsten uit de periode bronstijd – Romeinse tijd. Aan het einde van de steentijd ging de mens zich toeleggen op landbouw en werden de hoogste delen van het landschap in gebruik genomen. Zoals ook de hoogtekaart waarop de bebouwing is verwijderd22 laat zien is het plangebied gelegen in een laaggelegen zone en zal als zodanig geen bijzondere aantrekkingskracht voor bewoning hebben gekend. Op circa 400 meter ten noorden van het plangebied, in de Centrale Slenk, bevinden zich op een natuurlijke verhoging in het landschap de restanten van het middeleeuwse kasteel van Strijen. Er bestaan geen aanwijzingen dat hier nog archeologische resten uit vroegere perioden aanwezig zijn.

2.3.2 Archeologie De onderverdeling van de indicatieve waarden zoals weergegeven op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW, versie 3.0) is in het gebied gebaseerd op de statistische relatie tussen het bodemtype en archeologische vindplaatsen. Het plangebied zelf is op de IKAW wegens de ligging in de bebouwde kom niet gekarteerd, maar valt wel duidelijk in de zone met een lage archeologische verwachting. Ten zuiden van het plangebied kennen de gronden ten westen en oosten van de bebouwde kom van Oosterhout een hoge archeologische verwachting. Dit hangt samen met de aanwezigheid van hoge zwarte enkeerdgronden die een specifiek hoge archeologische verwachting hebben. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord- Brabant valt het plangebied wegens de ligging in bebouwd gebied in de categorie ‘geen gegevens’. Uit de verdeling van indicatieve archeologische waarden op de

21 Gorisse 2009 22 Gorisse 2009, pagina 54 14 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

cultuurhistorische waardenkaart is af te leiden dat deze, evenals die op de IKAW, gebaseerd is op de bodemkaart. In de omgeving van het plangebied wordt slechts een ‘hoge tot middelhoge’ archeologische verwachting toegekend aan de gronden waar hoge zwarte enkeerdgronden gekarteerd zijn. De overige gronden vallen in de categorie lage archeologische verwachting. De gemeente Oosterhout beschikt niet over een archeologische verwachtingskaart.

Op de Archeologische Monumentenkaart staan terreinen vermeld die door de provincie en de RCE zijn geselecteerd vanwege hun archeologische waarde. Een aantal van deze terreinen heeft eveneens de status van beschermd archeologisch monument. Binnen het plangebied zelf bevinden zich geen AMK-terreinen. Op circa 500 meter ten noordoosten van het plangebied is AMK-terrein 4882 opgetekend. Het betreft hier een terrein met resten van het kasteel van Strijen met donjon (verstevigde woontoren) uit de late middeleeuwen (1288) en nieuwe tijd. Het kasteel is afgebroken in 1710 maar de grachten zijn nog aanwezig. In de omgeving van het afgebroken kasteel is veel pottenbakkersafval aangetroffen. Op circa 400 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich de noordgrens van AMK-terrein 16869. Dit monument omvat de middeleeuwse stadskern van Oosterhout. Binnen dit monument worden ter hoogte van de Molenbuurt en de Houtse Akkers ook archeologische resten uit de ijzertijd en Romeinse tijd verwacht. Ter hoogte van de Houtse Akkers wordt tevens de aanwezigheid van archeologische resten uit de bronstijd verwacht. De Molenbuurt en de Houtse Akkers bevinden zich in het oosten van het AMK-terrein, ten zuidoosten van het plangebied.

Uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) blijkt dat er binnen het plangebied geen archeologische waarnemingen vermeld zijn. Alle waarnemingen die geregistreerd zijn binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied bevinden zich binnen AMK- terrein 4882. Deze waarnemingen reppen over de resultaten van opgravingen in het verleden ter hoogte van het kasteel alsmede over een toevalsvondst van bouwfragmenten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Er zijn binnen het plangebied of binnen een straal van 500 meter om het plangebied geen vondsten gemeld.

Binnen het plangebied zijn nog geen uitgevoerde archeologische onderzoeken geregistreerd. Binnen een straal van 500 meter rondom het plangebied zijn drie onderzoeken geregistreerd die alle op circa 450 meter ten noorden van het plangebied uitgevoerd zijn. Onderzoek 16467 rept over onderzoek dat is uitgevoerd ter hoogte van AMK-terrein 4882. Onderzoek 31779 betreft een proefsleuvenonderzoek dat is uitgevoerd aan de Bovensteweg. Bij dit onderzoek is vastgesteld dat verkleuringen in de bodem uitsluitend zijn veroorzaakt door bosbouwactiviteiten in de nieuwe tijd. Vervolgonderzoek bleek hier derhalve niet noodzakelijk. Onderzoek 31467 is uitgevoerd ten noordwesten van de kruising van de Statendamweg met de Bovensteweg. Ook hier bleek het inventariserend veldonderzoek geen aanleiding te vormen om vervolgonderzoek aan te bevelen.

Op 28 februari 2011 is contact gezocht met de Heemkundekring Heerlijkheid Oosterhout. Hierbij is echter geen additionele informatie naar voren gekomen.

15 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

2.3.3 Historie Op de kadastrale kaart uit omstreeks 183223 is te zien dat het huidige plangebied destijds deel uitmaakte van het buurtschap Het Rutselbosch. Hieronder viel tevens het gehucht Bosch waarbinnen zich tevens twee steenbakkerijen bevonden. Het plangebied bevond zich ten westen van dit gehucht en was, getuige de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel, in gebruik als bouwland (landbouwgrond). Op circa 150 meter ten zuidwesten van het plangebied bevonden zich langs de Vaartweg (ter hoogte van de huidige Statendamweg) twee met erf. De Vaartweg liep hier langs de Rul (geul, kleine waterloop24). Ook op de historische kaart uit omstreeks 187025 is het plangebied nog onbebouwd.

Op de kaart uit omstreeks 191126 is te zien dat er nabij het plangebied aan weerszijden van de Vaartweg enkele huizen bijgebouwd zijn. Daarnaast is de grens van de bebouwde kom van Bosch opgerukt tot nabij het plangebied. De verkaveling ter hoogte van en nabij het plangebied komt nog sterk overeen met die uit omstreeks 1832, een teken dat er niet veel veranderd is aan de percelering of het grondgebruik. Omstreeks 1910 is men begonnen met de aanleg van het Wilhelminakaal dat zich op circa 330 meter ten westen van het plangebied bevindt. Omstreeks 1919 werd de haven van Oosterhout in gebruik genomen. Het kanaal kwam in 1923 gereed. Tussen 1911 en 1919 is het toponiem Bosch in onbruik geraakt. Op de kaart uit omstreeks 196927 is te zien dat er ten westen van het plangebied langs het Wilhelminakanaal enkele fabrieken

23 Watwaswaar 2011 24 Buiks 1997 (Chr. Buiks, Laatmiddeleeuws landschap en veldnamen in de Baronie van ) 25 Watwaswaar 2011b 26 Caspers 2005 27 Watwaswaar 2011c 16 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

zijn gebouwd. Tussen 1969 en 1981 is de directe omgeving van het plangebied ontwikkeld hoewel het plangebied zelf omstreeks 198128 nog onbebouwd lijkt te zijn. Het huidige sporthallencomplex Hamo is tussen 1981 en 1988 gebouwd.

Concluderend mag worden gesteld dat het plangebied van omstreeks 1832 tot in ieder geval 1969 in gebruik was als landbouwgrond. Pas na 1981 is het plangebied bebouwd geraakt. Er bestaan op basis van de beschikbare gegevens geen aanwijzingen dat het plangebied in het verleden ontgrond is geweest.

28 Watwaswaar 2011d 17 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

2.4 Archeologische verwachting

Bij het bureauonderzoek is naar voren gekomen dat het plangebied zich bevindt in een overgangsgebied tussen de hoger gelegen Pleistocene rivierterrassen op het Kempisch Hoog in het zuiden en het lager gelegen Holocene getijdengebied in de Centrale Slenk in het noorden. Het natuurlijke bodemprofiel heeft ter hoogte van het plangebied als gevolg van het opbrengen van vruchtbaar materiaal waarschijnlijk een cultuurdek verkregen met een dikte groter dan circa 30 centimeter.

Met name gedurende het paleolithicum en mesolithicum hadden gronden die op de overgang van hoog naar laag gelegen waren een zekere aantrekkingskracht ten aanzien van (tijdelijke) bewoning. Omdat het plangebied op of nabij de Breuk van Vessem/Feldbiss is gelegen wordt verwacht dat er gedurende een relatief lange tijd materiaal vanaf de horst de slenk in gespoeld is waardoor een substantieel pakket colluvium gevormd is. Dit wordt bevestigd door de geomorfologische kaart waarop langs de noordgrens van de horst een zone met verspoeld dekzand is gekarteerd. Dit betekent ook dat eventueel aanwezige archeologische niveaus uit het paleolithicum of mesolithicum kunnen zijn afgedekt door een jonger pakket van onbekende dikte. Er zijn binnen de gemeente Oosterhout tot dusver nog geen vindplaatsen uit de steentijd bekend. Uit ARCHIS-registraties en historische onderzoek is gebleken dat aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten uit de bronstijd, ijzertijd en Romeinse tijd zich in de omgeving van het plangebied concentreren op de hogere gronden van het Kempisch Hoog. In de nabijheid van het plangebied zijn wel archeologische waarden uit de late middeleeuwen bekend, al zijn er geen aanwijzingen gevonden die erop wijzen dat binnen het plangebied ook archeologische resten uit de late middeleeuwen verwacht mogen worden.

Archeologische vondsten kunnen in een laarpodzolgrond bij een intact bodemprofiel worden verwacht op of binnen 60 centimeter beneden maaiveld. Bewoningssporen kunnen worden verwacht vanaf de onderzijde van de Ah- of Ap-horizont. Omdat de relatief laaggelegen laarpodzolgronden vaak in gebruik zijn als akker of weiland, zullen eventuele vindplaatsen in of onder de “bouwvoor” mogelijk nog gaaf aanwezig zijn. Vanwege de matig hoge grondwaterstand, de matige bodemvruchtbaarheid en de vaak zure omstandigheden waren de dekzandlaagten met de laarpodzolen overigens niet de locaties waar mensen zich bij voorkeur of permanent vestigden. De kans op een goede conservering van grondsporen en organische resten is matig vanwege de matig hoge grondwaterstand, terwijl botmateriaal slecht geconserveerd zal zijn vanwege de zure omstandigheden. Enkeerdgronden zijn gevormd onder hoge en droge omstandigheden en komen vaak voor nabij oude nederzettingen of hoeven. De kans op het aantreffen van vindplaatsen is dus vaak zeer hoog. Archeologische vondsten en bewoningssporen kunnen bij een intact bodemprofiel worden verwacht aan de basis van het esdek en in de top (Ah-, E-, Bh- en Bs-horizonten) van een eventueel daar onder begraven bodemprofiel (meestal een humuspodzol). De plaggenbemesting kwam vanaf ongeveer de 15e eeuw in zwang, zodat vooral vindplaatsen van vóór de middeleeuwen nog intact en goed geconserveerd zullen zijn. Vanwege de dikte van het esdek zullen eventuele vindplaatsen veelal nog gaaf aanwezig zijn, omdat ze door de ophoging geleidelijk buiten het bereik van het eergetouw en de keerploeg (sinds de 15e-16e eeuw) zijn geraakt. De oudere grondbewerking (met eergetouw) zal hooguit de 18 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

bovenste 15 centimeter van de oude bodem hebben geroerd en dus nauwelijks verstoringen van de originele bodem hebben veroorzaakt. Eventueel mestaardewerk uit de middeleeuwen en uit recentere periode is meestal van elders aangevoerd en duidt dan geen vindplaats ter plaatse aan. Pre-middeleeuws aardewerk dat zich in (de basis van) het esdek bevindt kan door biologische activiteit en regelmatig ploegen omhoog gewerkt zijn en daardoor weer wel een aanwijzing zijn voor een vindplaats in de begraven ondergrond onder het esdek. De grondwaterstand is meestal laag en het profiel is dus goed ontwaterd. Hierdoor zullen vooral organische resten en botmateriaal minder goed geconserveerd zijn.

Door de ligging op de overgang van hoge naar lage gronden zal het plangebied gedurende het paleolithicum en mesolithicum een zekere aantrekkingskracht ten aanzien van tijdelijke vestiging hebben gehad, al is het niet onwaarschijnlijk dat afzettingen uit deze periode zijn afgedekt door colluvium. Uit de periode paleolithicum – vroeg-neolithicum worden met name vondststrooïngen van vuurstenen artefacten, houtskoolpartikels of vondstconcentraties behorende tot tijdelijke kampementen van jagers en verzamelaars verwacht. Gedurende het neolithicum ging de mens meer sedentair leven en werden met name de hogere gronden in gebruik genomen. Uit perioden van na het mesolithicum kunnen sporen van nederzettingsterreinen bestaande uit individuele huis- of boerderijplaatsen met erven, afvalkuilen, waterputten en aardewerkstrooïng worden verwacht. Bij nederzettingsterreinen worden soms ook grafvelden aangetroffen. Hoewel het natuurlijke reliëf ter hoogte van het plangebied wel een zekere aantrekkingskracht gehad zou kunnen hebben geldt dit in belangrijkere mate voor de zuidelijker gelegen gronden ter hoogte van de Houtse en Vrachelse akkers. Op basis van bovenstaande argumenten moet aan het plangebied een lage verwachting op archeologische resten uit de periode paleolithicum – vroege middeleeuwen worden toegekend.

Zowel ten noorden als ten zuiden van het plangebied zijn archeologische waarden uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd aangetroffen. Deze complexen zijn echter allen aangetroffen op natuurlijke hoogten in het landschap. Daarnaast zijn er in het beschikbare kaartmateriaal geen aanwijzingen gevonden dat zich binnen het plangebied resten van oude bebouwing zouden kunnen bevinden. Vanwege de aanwezigheid van archeologische resten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd in de omgeving moet aan het plangebied toch een middelhoge verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten uit deze periode worden toegekend.

19 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

3 Inventariserend Veldonderzoek

3.1 Werkwijze Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van de resultaten van het bureauonderzoek. Hierbij is de tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting in het veld getoetst. Allereerst hebben waarnemingen in het plangebied plaatsgehad om de aanwezigheid van archeologische resten te kunnen beoordelen. Gezien het feit dat het plangebied is bebouwd en het oppervlak is verhard, is de vondstzichtbaarheid ter plaatse zeer gering. Een oppervlaktekartering is derhalve niet uitgevoerd. Vanwege de lage tot middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf de steentijd is een karterend booronderzoek uitgevoerd volgens standaardmethode A1 (SIKB 2006). Hierbij wordt er van uitgegaan dat eventuele archeologische vindplaatsen zich kenmerken door de strooiing van vuursteen en/of aardewerk. Met deze methode worden gemiddeld 20 boringen per hectare verricht met een edelmanboor met diameter van 15 cm. In het plangebied zijn zo 10 boringen geplaatst. De boringen zijn uitgevoerd tot maximaal 155 centimeter –mv (beneden maaiveld). De boringen zijn zoveel als mogelijk uitgevoerd in een verspringend grid van 20x25 meter waarbij rekening gehouden diende te worden met de aanwezigheid van bebouwing, verharding en plaatselijk ondoordringbare puinniveaus.

De locaties van de boringen zijn ingemeten met GPS, waarbij de afwijking maximaal 2 meter bedraagt. De hoogteligging ten opzichte van NAP is uit het Actueel Hoogtebestand Nederland29 gehaald. De bodemmonsters zijn in het veld gezeefd over een zeef met maaswijdte van 3 mm. Het zeefresidu is met het oog gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Archeologische indicatoren kunnen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats ter plaatse of in de nabijheid van de betreffende boring(en). Deze indicatoren bestaan bijvoorbeeld uit aardewerk, verbrande huttenleem, vuursteen, metaal, houtskool en al dan niet verbrand bot. Eventuele vondsten die zijn aangetroffen, werden meegenomen, schoongemaakt en gedetermineerd. Om inzicht te krijgen in de bodemkundige en lithologische gesteldheid van de ondergrond, zijn de boringen lithologisch (volgens de NEN 5104) en bodemkundig beschreven (volgens De Bakker & Schelling 1989). Eveneens is gekeken naar de mate van intactheid van het bodemprofiel. Een nog intact bodemprofiel kan betekenen dat een eventueel aanwezige vindplaats nog gaaf en goed geconserveerd is.

Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden 24 februari 2011. In navolgende paragrafen worden de resultaten van het veldonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een archeologische interpretatie. De locaties van de boringen staan weergegeven op de boorpuntenkaart (bijlage 3). De boorbeschrijvingen bevinden zich in bijlage 4.

3.2 Veldwaarnemingen Door de aanwezige bebouwing, verharding en begroeiing met overwegend onkruid waren aan het maaiveld geen aanwijzingen zichtbaar die zouden kunnen duiden op de

29 AHN 2011 20 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. De aanleg van de genoemde bebouwing en verharding moet gepaard gegaan zijn met egalisatie van het terrein. Als gevolg hiervan kent het plangebied geen noemenswaardig reliëf.

Figuur 3.1 Plangebied, foto’s genomen in respectievelijk westelijke en zuidwestelijke richting

21 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

3.3 Karterend booronderzoek

3.3.1 Lithologie en bodemopbouw De C-horizont van het plangebied bestaat doorgaans uit lichtgrijs tot lichtgeelgrijs, matig fijn tot matig grof zand met een matig tot redelijke sortering. Plaatselijk zijn binnen de C-horizont lemige brokken waargenomen. Ter hoogte van boring 8 is bovenin (of –op) de schone C-horizont zeer grof grind waargenomen waarvan vermoedt wordt dat het niet natuurlijk in situ gelegen is. Uit bodemonderzoek dat op dezelfde dag door Wematech Bodem Adviseurs op de planlocatie is uitgevoerd blijkt dat de C-horizont 25 meter ten oosten van boring 5 tussen circa 140 en 350 centimeter –mv uit sterk siltig zand met houtresten bestaat.30 De matige sortering van het zand en de aanwezigheid van houtresten binnen het zand wijzen erop dat de C-horizont hoogstwaarschijnlijk uit verspoeld dekzand bestaat. In het zand heeft zich oorspronkelijk een podzolbodem ontwikkeld waarvan de B- of BC-horizont ter hoogte van boring 5, 6, 7 en 10 nog deels intact is.

Figuur 3.2 Opgeboord materiaal ter hoogte van boring 7. Op de voorgrond grijs ophoogmateriaal, in het midden de donkergrijze Apb-horizont daarboven op de foto de B- en C- horizont

30 Wematech Bodem Adviseurs B.V. 2011 22 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

3.3.2 Bodemverstoringen Ter hoogte van boring 1, 2, 3, 4 en 8 zijn AC-profielen aangetroffen waarbij de schone C-horizont wordt afgetopt door een (sub)recente menglaag van A- en C-horizont. Binnen deze menglaag bevinden zich doorgaans (sub)recente archeologische indicatoren als recent baksteen, kachelgrit en industrieel wit (geglazuurd) aardewerk. Ter hoogte van boring 9 wordt de schone C-horizont afgetopt door een (sub)recent opgebracht of verstoord humeus pakket. De aanwezigheid van scherp begrensde vlekken of subrecente archeologische indicatoren ter hoogte van boring 2, 6 en 7 binnen (de top van) de B-, BC- of C-horizont laat zien dat deze niveaus hier ook tot op zekere hoogte verstoord moeten zijn geraakt.

3.3.3 Archeologische indicatoren Bij het veldonderzoek zijn met name (sub)recente archeologische indicatoren als baksteen, kachelgrit en industrieel wit aardewerk aangetroffen in de ophooglagen, in de afgedekte en/of verploegde A-horizont of, plaatselijk, in de (verstoorde top van) de B-, BC- of C-horizont. Hoewel in het geval van één enkele vondst nooit volledig kan worden uitgesloten dat het materiaal betreft dat van boven in het boorgat is gevallen wijst de aanwezigheid van (sub)recente indicatoren in natuurlijke bodemhorizonten er doorgaans op dat deze horizonten relatief kort geleden tot op zekere hoogte verstoord moeten zijn geraakt. Er zijn bij het veldonderzoek tevens archeologische indicatoren waargenomen die niet noodzakelijkerwijs (sub)recent binnen het plangebied geïntroduceerd moeten zijn. Binnen de afgedekte A-horizont zijn indicatoren als houtskool en gebakken leem waargenomen die wegens de verploegde context van dit pakket als zodanig niet op de aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied duiden. Ter hoogte van boring 7 is binnen de schone C-horizont één enkel houtskoolpartikel aangetroffen.

23 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

3.4 Archeologische interpretatie Tijdens het veldonderzoek is vastgesteld dat de natuurlijke bodemopbouw van het plangebied die van verspoeld dekzand is waarin zich oorspronkelijk een podzolbodem heeft ontwikkeld. Het natuurlijke bodemprofiel is antropogeen opgehoogd met een humeus cultuurdek dat, getuige de aanwezigheid van (sub)recente archeologische indicatoren, relatief kort geleden verstoord moet zijn geraakt. De top van het profiel wordt doorgaans gevormd door een pakket opgebracht (plaat)zand dat als fundering voor de verharding en bebouwing dient.

Omdat de C-horizont binnen het plangebied uit verspoeld dekzand bestaat kan om twee redenen worden geconcludeerd dat het plangebied in het verleden een relatief laaggelegen zone moet hebben gevormd. Verspoeling wijst op sedimenttransport door water dat de lagere delen in het landschap volgt. Daarnaast zal het sediment zelf ook geaccumuleerd worden in de laagste delen van het landschap. Omdat het plangebied relatief dicht bij de Breuk van Vessem/Feldbiss is gelegen wordt het verspoelde dekzand als een vorm van colluvium geïnterpreteerd. De aanwezigheid van een bodemrestant in de top van het verspoelde dekzand laat zien de grondwaterspiegel zich gedurende bepaalde perioden wel dusdanig diep moet hebben bevonden dat inzijging van (meteorisch) water kon leiden tot de vorming van podzolhorizonten.

De afwezigheid van ondubbelzinnige archeologische indicatoren binnen de B-, BC- of C-horizont maakt dat er geen directe aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied. De relatief lage ligging van het plangebied in het (vroeg-)Holocene landschap maakt tevens dat deze zone in het verleden geen specifieke aantrekkingskracht ten aanzien van tijdelijke of meer permanente bewoning zal hebben gehad.

Ter hoogte van boring 1, 7 en 8 reikt het verstoorde dek tot onder de bij de voorgenomen ontwikkeling te verwachten verstoringsdiepte van 100 centimeter –mv. Ter hoogte van boring 2, 3, 4 en 9 reikt het verstoorde dek tot minimaal 75 centimeter – mv waarbij de schone C-horizont zonder aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten wordt afgetopt. Slechts ter hoogte van boring 5, 6 en 10 bevindt zich binnen de te verwachten verstoringsdiepte een rest van een afgedekte BC- horizont waarvan niet volledig kan worden uitgesloten dat zich hier nog intacte archeologische resten bevinden, al zijn hier geen directe aanwijzingen voor gevonden.

24 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

4 Conclusie en aanbevelingen

4.1 Conclusie en beantwoording onderzoeksvragen Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact? De natuurlijke bodemopbouw van het plangebied is die van verspoeld dekzand waarin zich oorspronkelijk een podzolbodem heeft ontwikkeld. Het natuurlijke bodemprofiel is antropogeen opgehoogd met een humeus cultuurdek dat, getuige de aanwezigheid van (sub)recente archeologische indicatoren, relatief kort geleden verstoord moet zijn geraakt. Daarnaast zijn eveneens diepere verstoringen tot in de C-horizont aangetroffen.

Zijn in het gebied archeologische resten aanwezig? Er zijn bij het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen die ondubbelzinnig op de aanwezigheid van archeologische resten binnen het plangebied duiden. Daarnaast is geconcludeerd dat het plangebied in het verleden geen specifieke aantrekkingskracht ten aanzien van tijdelijke of meer permanente bewoning zal hebben gehad.

Wat is de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten? Wegens de afwezigheid van relevante archeologische indicatoren kan deze vraag niet beantwoord worden.

Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten? Wegens de afwezigheid van relevante archeologische indicatoren kan deze vraag niet beantwoord worden.

In hoeverre worden de archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? Gezien de voor bewoning onaantrekkelijke landschappelijke ligging en het ontbreken van relevante archeologische indicatoren wordt de kans dat zich binnen het plangebied archeologische resten bevinden klein geacht. Daarnaast zal matig tot sterke grondbewerking in het verleden de eventueel tóch aanwezige archeologische resten grotendeels verstoord hebben. De kans dat archeologische resten vernietigd worden bij het uitvoeren van de voorgenomen ontwikkeling wordt derhalve klein geacht.

25 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

4.2 Aanbevelingen Op basis van bovenstaande motivaties adviseert BAAC bv om geen archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren alvorens met de voorgenomen ontwikkeling kan worden aangevangen.

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Dit betekent niet dat reeds gestart kan worden met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten. Het selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door de bevoegde overheid en leidt tot een selectiebesluit.

Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.

26 BAAC bv Plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout

Geraadpleegde bronnen

Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. Staring Centrum, Wageningen Berendsen, H.J.A., 1998. De vorming van het land. Van Gorcum Assen Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen Buitenhuis, A. et al. 1991. Geomorfologische gesteldheid van Midden en Oost Noord- Brabant. Rapport 121. Wageningen: Staring Centrum. Gorisse, C., 2009. Oosterhout, niet van gisteren. Signifikant, Oosterhout Kouwen, C. van, 2011 Onderzoeksvoorstel – Plan van Aanpak Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase) plangebied Patrijslaan 2a te Oosterhout. BAAC bv, ‘s-Hertogenbosch Leenders, K.A.H.W. 1989. Verdwenen venen. Een onderzoek naar de ligging en exploitatie van thans verdwenen veren in het gebied tussen Antwerpen, Turnhout, en Willemstad (1250-1750). Pudoc Wageningen 1989. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhof, T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen SIKB, 2006. Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel karterend booronderzoek. SIKB, Gouda SIKB, 2010. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2. SIKB, Gouda Wematech Bodem Adviseurs B.V., 2011. Milieukundig bodemonderzoek Patrijslaan 2a te Oosterhout (Projectcode: VBB-110140). Wematech, Roosendaal

Kaarten ANWB, 2004. Topografische atlas Noord-Brabant (1:25.000), ANWB, Den Haag Caspers, 2005b. Grote historische topografische atlas/Noord-Brabant 1894-1914, schaal 1:25.000. Uitgeverij Nieuwland, Utrecht Den Hollander, 2009. Definitief ontwerp Aldi Statendamweg te Oosterhout. Den Hollander Bouwadvies en Ontwerp, Klundert Nederlandse Rijks Geologische Dienst, 1975. Geologische overzichtskaart van Nederland, schaal 1:600.000. De Dienst, Haarlem RACM, 2008. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Versie 3.0 Stiboka, 1983. Geomorfologische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000, Stiboka, Wageningen Stiboka, 1984. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Stiboka, Wageningen

Websites AHN, 2011. Actueel Hoogtebestand Nederland. Verkregen via http://www.ahn.nl/viewer Provincie Noord-Brabant, 2006. Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart Noord- Brabant. Verkregen via http://brabant.esrinl.com/chw WatWasWaar, 2011. Kadastrale minuutplan 1817-1832, Oosterhout, Noord-Brabant, sectie R, blad 01, met Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel. Verkregen via www.watwaswaar.nl WatWasWaar, 2011b. Topografische Militaire Kaart, 1870. Verkregen via www.watwaswaar.nl WatWasWaar, 2011c. Topografische kaart, omstreeks 1969. Verkregen via www.watwaswaar.nl WatWasWaar, 2011d. Topografische kaart, omstreeks 1981. Verkregen via www.watwaswaar.nl 27

Bijlage 1 Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken

Overzicht geologische en archeologische tijdvakken

Ouderdom Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie in jaren Formaties: Naaldwijk Holoceen 1 (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) 11.755 Late Dryas (koud) 12.745 Laat- Allerød Weichselien (warm) 13.675 (Laat- Vroege Dryas 2 Glaciaal) (koud) 14.025 Bølling (warm) 15.700 Laat- Pleniglaciaal 29.000 Midden- Weichselien Midden- 3 Formatie (Pleniglaciaal) Pleniglaciaal van 50.000 Kreftenheye Formatie Vroeg- van 4 Pleniglaciaal Boxtel 75.000 5a Vroeg- Formatie Weichselien 5b van (Vroeg- 5c Beegden Glaciaal) 5d 115.000 Eemien Eem 5e (warme periode) Formatie 130.000 Formatie van Drente Saalien (ijstijd) 6

370.000 Formatie Holsteinien van (warme periode) 410.000 Urk Formatie Elsterien (ijstijd) van Peelo 475.000 Cromerien (warme periode) 850.000 Formatie van Sterksel Pre-Cromerien

2.600.000 Cal. jaren Pollen Archeologische 14C jaren Chronostratigrafie Vegetatie v/n Chr. zones perioden

1950 0 Nieuwe tijd Loofbos 1500 Vb2 eik en hazelaar Middeleeuwen Subatlanticum overheersen Vb1 450 koeler haagbeuk Romeinse tijd 0 vochtiger veel cultuurplanten 12 rogge, boekweit, IJzertijd Va korenbloem 800 815 2650 Bronstijd IVb Loofbos eik en hazelaar 2000 Subboreaal overheersen koeler beuk>1% invloed droger IVa landbouw (granen) 3755 5000 Neolithicum

4900 Loofbos Atlanticum eik, els en hazelaar warm III overheersen 5300 vochtig in zuiden speelt linde een grote rol

7020 8000 den overheerst Mesolithicum Boreaal II hazelaar, eik, iep, warmer linde, es 8240 9000 eerst berk en later Preboreaal I den overheersend 8800 warmer 11.755 10.150 parklandschap Late Dryas LW III 12.745 10.800 dennen- en Laat- Allerød LW II berkenbossen 13.675 11.800 Weichselien open (Laat- Vroege Dryas parklandschap Laat-Paleolithicum 14.025 12.000 Glaciaal) LWI open vegetatie met Bølling kruiden en 15.700 13.000 berkenbomen

perioden met een Midden- 35.000 poolwoestijn en Weichselien perioden met een (Pleniglaciaal) toendra 75.000 Vroeg- perioden met bos Weichselien en perioden met (Vroeg- een subarctisch Glaciaal) open landschap 115.000 Midden-Paleolithicum Eemien loofbos 130.000 (warme periode)

Saalien (ijstijd) 300.000

Vroeg-Paleolithicum

Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulderet al . (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulderet al . (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al . (1994). Atmosferische data volgens Stuiveret al . (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).

Bijlage 2 Indicatieve waarden met AMK-terreinen, waarnemingen en onderzoeken

117000 118000 119000

20789 409000 409000 33095

14730 408000 408000

38187 39952

10561 41468 20778 38236 39476 4882 33942 3320133093 32923 883 409634 886

885 39648 46580

407000 17827 407000 29030 45440

39983 403668 420394 12502 41669 33094 36433 33814 9864 1474934483 22400146576 46672 20767 4457520758 420840 43532 4039 32880 882 3969322857 16869

14150 33248

406000 46568 406000 41427443441 46704 400871 46570 43444 46512

34685 43933 © BAAC bv 41903 43938 117000 118000 119000

Oosterhout, Patrijslaan 2a IKAW, AMK-terreinen en Archis waarnemingen plangebied AMK-terreinen Indicatieve waarden (IKAW) beschermd monument hoge indicatieve waarde onderzoeksmeldingen zeer hoge archeologische waarde middelhoge indicatieve waarde hoge archeologische waarde lage indicatieve waarde waarnemingen archeologische waarde bebouwing archeologische betekenis water 0  1.000 m

Bijlage 3 Boorpuntenkaart

118000

1 4 8

5

2 9

6

3 7 10 407000 407000

118000

Legenda boorpunten 0  50 m plangebied Beeldrecht: Google Maps

Bijlage 4 Boorbeschrijvingen

V-11.0070 Patrijslaan 2a te Oosterhout boring: 11070-1 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,58, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,58 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, rood, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: gravel 15 cm -Mv / 2,43 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: begraven regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: ook kachelgrit 60 cm -Mv / 1,98 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, grijsbruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: AC-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: menglaag Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: veel vlekken, kachelgrit, ind wit 100 cm -Mv / 1,58 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtgeelgrijs, matig grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: ijzer aan top Einde boring op 125 cm -Mv / 1,33 m +NAP

boring: 11070-2 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,39, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord- Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,39 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, rood, kalkloos Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: tennisgravel 5 cm -Mv / 2,34 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, witgrijs, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: plaatzand 45 cm -Mv / 1,94 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: iets kachelgrit, sterk vlek 60 cm -Mv / 1,79 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, donkergeelbruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: AC-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: vlekken C, recente menglaag 75 cm -Mv / 1,64 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont Opmerking: dz, bko en glazuur aw in top! Einde boring op 105 cm -Mv / 1,34 m +NAP

1 V-11.0070 Patrijslaan 2a te Oosterhout boring: 11070-3 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,42, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord- Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,42 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, rood, kalkloos Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: tennisgravel 5 cm -Mv / 2,37 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, witgrijs, zeer grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: plaatzand 30 cm -Mv / 2,12 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig fijn, weinig wortelresten, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: iets kachelgrit 55 cm -Mv / 1,87 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: AC-horizont, enkele Fe-vlekken, volledig geoxideerd, interpretatie: verstoord Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: zeer licht vlek, mogelijk natuurlijk 75 cm -Mv / 1,67 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingrijs, matig grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: dz, iets verbruind, bko wrs inval 125 cm -Mv / 1,17 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, matig grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, volledig gereduceerd Opmerking: dz, reductie Einde boring op 155 cm -Mv / 0,87 m +NAP

boring: 11070-4 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,40, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,40 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, zwart, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: verharding, tegel 10 cm -Mv / 2,30 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geelgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: plaatzand 25 cm -Mv / 2,15 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: begraven regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: ook kachelgrit, vlekken 45 cm -Mv / 1,95 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, oranjebruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: AC-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: veel vlekken, ook kachelgrit 80 cm -Mv / 1,60 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtgeelgrijs, matig grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: matig sort, lemig, Fe aan top Einde boring op 125 cm -Mv / 1,15 m +NAP

2 V-11.0070 Patrijslaan 2a te Oosterhout boring: 11070-5 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,38, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC, opmerking: 25 m oost: vanaf 1.4 - 2.6 m -mv: zs3, lgr, houtresten: Verspoeld! van 2.6 - 3.5: dgr, reduc met hout:Verspoeld!

0 cm -Mv / 2,38 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, zwart, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: verharding, tegek 10 cm -Mv / 2,28 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geelgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: plaatzand 40 cm -Mv / 1,98 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig grof, kalkloos Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: ook kachelgrit 60 cm -Mv / 1,78 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, oranjebruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: AC-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: vlekkerig 70 cm -Mv / 1,68 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, oranjebruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: BC-horizont, veel Fe-vlekken Opmerking: mg dz, iets vsp 105 cm -Mv / 1,33 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: matig sort, lemig Einde boring op 130 cm -Mv / 1,08 m +NAP boring: 11070-6 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,37, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,37 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, zwart, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: verharding 20 cm -Mv / 2,17 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geelgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: plaatzand 45 cm -Mv / 1,92 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig grof, kalkloos Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) 70 cm -Mv / 1,67 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtoranjegeel, matig grof, kalkloos Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Opmerking: vlekkerig, lemige brokken 95 cm -Mv / 1,42 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijsgeel, matig grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont Opmerking: mg dz, iets vsp Einde boring op 120 cm -Mv / 1,17 m +NAP

3 V-11.0070 Patrijslaan 2a te Oosterhout boring: 11070-7 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,40, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: verhard, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord-Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,40 m +NAP Lithologie: niet benoemd, niet benoemd, zwart, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: verharding 25 cm -Mv / 2,15 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, geelgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: plaatzand 65 cm -Mv / 1,75 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig grof, kalkloos Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: kachelgrit tot basis 105 cm -Mv / 1,35 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtoranje, matig grof, kalkloos Bodemkundig: B-horizont met ingespoelde ijzer/aluminium (humuspodzolen), veel Fe-vlekken Opmerking: ind. wit in top, rest leeg 125 cm -Mv / 1,15 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, lichtgeelgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont Archeologie: enkele spikkel houtskool Opmerking: vsp dz, enkel houtskoolpartikel Einde boring op 150 cm -Mv / 0,90 m +NAP

boring: 11070-8 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,69, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord- Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,69 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig grof, spoor wortelresten, kalkloos Bodemkundig: begraven regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor 30 cm -Mv / 2,39 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, groenrood, matig grof, spoor wortelresten, kalkloos Archeologie: enkel fragment verbrande klei/leem, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) 80 cm -Mv / 1,89 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig grof, weinig wortelresten, kalkloos Bodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, fase 2 90 cm -Mv / 1,79 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, donkergeelbruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: AC-horizont, interpretatie: menglaag Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: gevlekt, bko aan basis 105 cm -Mv / 1,64 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geelgrijs, matig grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: natuurlijk? slecht sort, ug grind, kedichem? 125 cm -Mv / 1,44 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, uiterst siltig, lichtgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont Opmerking: vsp dz Einde boring op 130 cm -Mv / 1,39 m +NAP

4 V-11.0070 Patrijslaan 2a te Oosterhout boring: 11070-9 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,62, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord- Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,62 m +NAP Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, matig grof, spoor wortelresten, kalkloos Bodemkundig: begraven regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: bouwvoor Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: iets vlek 30 cm -Mv / 2,32 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, groenrood, matig grof, spoor wortelresten, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: veel vlek 55 cm -Mv / 2,07 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkergrijsbruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, fase 2 Archeologie: enkel fragment verbrande klei/leem, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: kachelgrit en recent puin tot basis 90 cm -Mv / 1,72 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, grijsgeel, matig grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: redelijk sort, lijkt vsp dz, lemige bokjes Einde boring op 115 cm -Mv / 1,47 m +NAP

boring: 11070-10 beschrijver: DV, datum: 24-2-2011, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, hoogte: 2,63, precisie hoogte: 1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-15 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Noord- Brabant, gemeente: Oosterhout, plaatsnaam: Oosterhout, uitvoerder: BAAC

0 cm -Mv / 2,63 m +NAP Lithologie: zand, zwak siltig, rood, kalkloos Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: tennisgravel 35 cm -Mv / 2,28 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, zwartbruin, matig grof, weinig wortelresten, kalkloos Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: recent glas aan basis 70 cm -Mv / 1,93 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig grof, kalkloos Bodemkundig: BC-horizont, enkele Fe-vlekken Opmerking: vsp dz 85 cm -Mv / 1,78 m +NAP Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont Opmerking: vsp dz Einde boring op 110 cm -Mv / 1,53 m +NAP

5