FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID UNIVERSITEIT GENT ACADEMIEJAAR 2010-2011

HET GEBRUIK VAN HET EENZIJDIG VERZOEKSCHRIFT ALS MIDDEL OM STAKINGEN TE BREKEN

MASTERPROEF VAN DE OPLEIDING ‘MASTER IN DE RECHTEN’

Ingediend door

Philippe Helon

(studentennr. 20033408) (major: burgerlijk recht en strafrecht)

Promotor: Prof. Dr. D. Heirbaut Commissaris: Prof. Dr. P. Humblet

FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID UNIVERSITEIT GENT ACADEMIEJAAR 2010-2011

HET GEBRUIK VAN HET EENZIJDIG VERZOEKSCHRIFT ALS MIDDEL OM STAKINGEN TE BREKEN

MASTERPROEF VAN DE OPLEIDING ‘MASTER IN DE RECHTEN’

Ingediend door

Philippe Helon

(studentennr. 20033408) (major: burgerlijk recht en strafrecht)

Promotor: Prof. Dr. D. Heirbaut Commissaris: Prof. Dr. P. Humblet

DANKWOORD

Met deze verhandeling sluit ik het universitaire hoofdstuk in mijn leven af dat uiteindelijk veel langer heeft geduurd dan ik ooit had durven dromen bij de aanvang ervan. Ik wens dan ook mijn ouders te bedanken omdat ze me de kans gaven om na mijn studies politieke wetenschappen nog rechten te studeren. Ook heb ik steeds op hen en mijn familie kunnen rekenen. Graag vermeld ik meter Maria hier nog eens apart omdat ze mij altijd aangemoedigd heeft om door te zetten. Ook oom Johan mag ik zeker niet vergeten voor zijn taalkundige revisie van dit werk.

Professor Heirbaut ben ik heel erkentelijk omdat hij me in alle vrijheid deze thesis liet schrijven. Wanneer het nodig was, kon ik steeds bij hem terecht en gedurende deze gesprekken vormde zijn enthousiasme een echte stimulans om op de ingeslagen weg verder te gaan.

Een thesis brengt heel wat druk en spanning met zich mee. Daarom denk ik hier in het bijzonder aan de vrienden die er steeds voor mij zijn geweest.

Het was de betrachting om van deze masterproef meer dan een loutere literatuurstudie te maken. Daarom is er ondermeer via vragenlijsten naar gestreefd om aanvullende inzichten te verwerven. Vele vakbondssecretarissen waren bereid om ze in te vullen. Hun bijdrage heeft zeker een extra dimensie aan dit werk gegeven.

I INHOUDSOPGAVE

DANKWOORD ...... I

INHOUDSOPGAVE ...... II

INLEIDING ...... 1

1 Staking(srecht) ...... 4 1.1 Voorafgaande opmerking ...... 4 1.2 Wat is een staking? ...... 4 1.3 Summier historisch overzicht van het stakingsrecht ...... 4 1.4 Enkele indelingen van de staking ...... 8 1.5 Het stakingspiket ...... 10 1.6 De stakingsaanzegging ...... 11 1.7 De bedrijfsbezetting ...... 12 1.8 De proportionaliteit als grens van het stakingsrecht? ...... 13 1.9 Vakbonden en de strijd rond de rechtspersoonlijkheid ...... 14 1.10 Een sociologische verklaring van het stakingsfenomeen ...... 15 2 Het eenzijdig verzoekschrift ...... 18 2.1 De volstrekte noodzakelijkheid als essentiële voorwaarde ...... 18 2.2 Derdenverzet ter verdediging ...... 20 2.3 Dwangsom ...... 21 2.4 Bevoegde rechtbank ...... 23 2.5 Wat met artikel 6 van het Gerechtelijk Wetboek? ...... 25 2.6 De rol van de gerechtsdeurwaarder en de politie ...... 26 3 Voorwerp van de vordering ...... 28 3.1 Feitelijkheden ...... 28 3.2 Aantasting van burgerlijke rechten ...... 28 3.2.1 Vrijheid van handel ...... 29 3.2.2 Eigendomsrecht ...... 29 3.2.3 Recht en vrijheid op arbeid ...... 30 4 Rechtshistorisch perspectief van de rechterlijke tussenkomst in collectieve conflicten ....32

II 4.1 De eerste beschikking ...... 32 4.2 Voorlopers? ...... 33 4.3 Rechtshistorisch overzicht ...... 34 4.3.1 De eerste jaren: meer en meer rechterlijke interventies ...... 34 4.3.2 Divergerende rechtspraak ...... 36 4.3.3 Het NMBS-offensief ...... 37 4.3.4 Het Generatiepact: actie en (preventieve) reactie ...... 40 4.3.5 Een omzichtiger rechterlijk optreden? ...... 42 4.4 Besluit ...... 44 5 Regulering ...... 46 5.1 Afwezigheid van een legislatief kader ...... 46 5.2 Wat brengt de toekomst? ...... 49 6 Een efficiënt instrument voor de werkgever bij collectieve conflicten? ...... 52 6.1 Inleiding ...... 52 6.2 Overzicht mogelijke actiemiddelen waarover werkgevers beschikken ...... 52 6.2.1 Lock-out ...... 52 6.2.2 Uitzendarbeid ...... 53 6.2.3 Bemiddeling en verzoening ...... 55 6.2.3.1 Enkele inleidende bemerkingen ...... 55 6.2.3.2 Onderhandelen zonder tussenkomst van een derde ...... 56 6.2.3.3 Institutionele verzoening door een derde ...... 60 6.2.3.4 Vrije conflictbemiddeling ...... 64 6.2.3.5 Nationale Arbeidsraad ...... 64 6.2.3.6 Arbitrage ...... 64 6.2.3.7 Het succes van de bemiddeling ...... 65 6.2.4 Andere manieren om stakingen te breken ...... 66 6.3 Oorzaken aanwending eenzijdig verzoekschrift ...... 67 7 De collectieve actie gefnuikt? ...... 72 7.1 Inleidende beschouwingen ...... 72 7.2 Gevolgen voor de staking ...... 72 7.3 Het derdenverzet als juridisch verweermiddel ...... 73 7.4 Andere verweermiddelen ...... 75 7.5 Conflictescalatie ...... 80 7.6 Gevolgen voor de arbeidsverhoudingen ...... 82

III 7.7 Ervaringen van vakbondssecretarissen ...... 83 7.7.1 Inleidende opmerking en gehanteerde methodologie ...... 83 7.7.2 Enkele eerste vaststellingen ...... 84 7.7.3 De (onverwachte?) betekening van het bevelschrift ...... 85 7.7.4 Het sociaal overleg en de arbeidsverhoudingen na de staking ...... 87 7.7.5 Consequenties voor toekomstige acties ...... 87

ALGEMEEN BESLUIT ...... 89

BIBLIOGRAFIE ...... 91

BIJLAGEN ...... 119

IV INLEIDING

Deze masterproef heeft tot doel het gebruik van het eenzijdig verzoekschrift om stakingen te breken te analyseren. Het is de betrachting om in het kader van dit werk de wisselwerking tussen het recht en de maatschappij te bestuderen binnen dit specifieke domein van het arbeidsrecht. Concreet richt dit onderzoek zich op de impact van het aanwenden van een eenzijdig verzoekschrift op het verdere verloop van collectieve conflicten. Dit werkstuk valt uiteen in twee luiken. Het eerste deel kan als intern juridisch omschreven worden, terwijl het tweede zich richt op het maatschappelijke aspect van deze problematiek. Het is duidelijk dat beide delen nauw met elkaar verbonden zijn.

Sinds medio jaren ’80 stellen we de aanwending van het eenzijdig verzoekschrift door werkgevers vast en dit als middel om collectieve acties te beteugelen. Naast het ontleden van de eerste beschikking, die in de literatuur veel aandacht heeft gekregen, zal verder onderzocht worden in welke mate er in de daaropvolgende jaren gebruik van gemaakt is en of dit aan bepaalde gebeurtenissen en/of periodes kan worden gerelateerd. Deze studie wil ook controleren of er sprake is van enige kentering in de rechtspraak. Is er bijvoorbeeld een tendens bij de rechtbanken van eerste aanleg om vlugger in te gaan op verzoekschriften of geldt eerder het omgekeerde? Is het fout om alle rechtspraak van de rechtbanken van eerste aanleg voor te stellen als gelijkaardig of worden vergelijkbare zaken heel divers beoordeeld, naargelang de plaats waar het verzoekschrift is ingediend en ligt het verschil net bij de rechter die moet oordelen? Indien dit zo zou zijn, is het essentieel om de oorzaak hiervan te achterhalen. Is dit misschien te wijten aan het juridische vacuüm waarin deze problematiek zich bevindt, namelijk een rechter die met een situatie wordt geconfronteerd waarbij er een gebrek is aan duidelijke normen? Een rechtshistorisch overzicht zal hiertoe de nodige inzichten leveren.

Vooraleer we ons rechtshistorisch overzicht kunnen aanvangen, moet er voorafgaand de nodige duiding worden gegeven over de aspecten die gepaard gaan met het eenzijdig verzoekschrift. In een dergelijk eenzijdig verzoekschrift zijn het in essentie burgerlijke rechten die het voorwerp van de eigenlijke vordering vormen, maar het eventuele inwilligen van de eisen heeft een enorme weerslag op de – mogelijke – collectieve actie van de werknemers. Er is immers sprake van zogenaamde ‘feitelijkheden’ waaraan stakers zich zouden bezondigen en die bepaalde subjectieve rechten aantasten of bedreigen. Het spreekt voor zich dat er in het eerste deel van dit werkstuk de nodige aandacht gaat naar de concrete invulling van en naar de precieze inhoud van het begrip ‘feitelijkheid’. Om een goed inzicht in de gehele problematiek te krijgen, is het dan ook noodzakelijk om dieper in te gaan op de subjectieve rechten die door deze feitelijkheden worden aangetast of bedreigd.

1 Werkgevers nemen meestal hun toevlucht tot argumenten als de vrijheid van handel, het eigendomsrecht en het recht en de vrijheid op arbeid. Ook vereist ons onderzoek een goed besef van de procedure waarbij de vordering via een eenzijdig verzoekschrift voor de rechter wordt ingeleid. Verder worden de voor- en nadelen van de eigenlijke urgentieprocedure onder de loep genomen, bepaald wat kenmerkend is, aan welke voorwaarden dient voldaan te zijn en welke mogelijke verweermiddelen er zijn en aandacht besteed aan de soms aan het verzoekschrift gelieerde eis van de dwangsom. Zo wordt duidelijk welke factoren de gunstige afloop voor de werkgever zullen bewerkstelligen en welke argumenten de rechter kunnen overtuigen. In de rechtsleer staan sommige auteurs uitermate kritisch ten opzichte van een rechterlijke interventie in een collectief sociaal geschil. Een aantal fundamentele rechtsvragen rijzen hier: in welke gevallen zou een rechter eigenlijk mogen interveniëren en welke maatregelen kan hij dan treffen met betrekking tot de collectieve actie van de werknemers? Is dit dan een bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg, komt dit uitsluitend toe aan de arbeidsrechtbank of zijn ze allebei bevoegd? In welke mate bezit de eenzijdige procedure legitimiteit en dient men niet eerder te opteren voor een procedure op dagvaarding? Kan de gerechtsdeurwaarder een beroep doen op de politie om de identiteit van de stakers te achterhalen of is dit onwettig? En wat indien de rechter in zijn beschikking stelt dat de gerechtsdeurwaarder zich door de politie mag laten bijstaan? Verandert dat de situatie en is dit te verzoenen met de in ons recht geldende scheiding der machten?

Staking is natuurlijk een van de meest door werknemers aangewende actiemiddelen. Daarom is het noodzakelijk om in dit werkstuk de nodige tijd te besteden aan het stakingsrecht binnen zijn rechtshistorische context en zal er specifieke aandacht voor de stakingspiketten zijn, omdat die dikwijls een essentieel onderdeel van de staking vormen. De rechterlijke beschikkingen ageren immers vaak tegen (‘feitelijkheden’ die gepaard gaan met) stakingspiketten. Hierbij is het cruciaal om de grens af te tasten tussen een stakingspiket dat op een voorzichtige en regelmatige wijze wordt uitgeoefend en een waar dit niet langer het geval is. De literatuur over de diverse aspecten van stakingen is eindeloos. In de mate dat ze relevant is voor ons onderzoeksopzet zullen we ze behandelen. Concreet gaat het hier ondermeer over de stakingsaanzegging, de bedrijfsbezetting en enkele verschillende indelingen van de staking. In discussies over het stakingsrecht komt de ontstentenis van rechtspersoonlijkheid voor vakbonden frequent aan bod, waardoor we dit eveneens onder de loep nemen. Uiteraard is dit alles ondergeschikt aan de bovengenoemde probleemstelling en het is dan ook niet de bedoeling om hier meer dan nodig over uit te weiden.

Hoewel het juridische aspect – uiteraard – een wezenlijk onderdeel van deze masterproef vormt, gaat de aandacht evenzeer naar de gevolgen van een dergelijke beschikking op de collectieve actie van de werknemers. Dit brengt ons dan bij het tweede luik van dit werkstuk,

2 waarbij we de juridische elementen in hun context analyseren. Het is de betrachting om binnen dit tweede deel het louter juridische te overstijgen en multidisciplinair (door ondermeer inzichten uit de sociologie en psychologie te gebruiken) te werk te gaan om zo een volledig beeld van de gevolgen van een eenzijdig verzoekschrift op het verdere verloop van het belangenconflict te krijgen. In eerste instantie handelt dit dan over de – juridische – reactie van de werknemers(organisaties). Fnuikt dit de collectieve actie of slaagt men er net in om op een efficiënte wijze te reageren en eventueel zelfs te anticiperen? Wat zijn dan de concrete (re)actiemiddelen waarover men aan werknemerszijde beschikt en valt hierbij een rechtshistorische verschuiving waar te nemen doordat er andere technieken worden aangewend? Meer algemeen onderzoeken we de impact op de arbeidsverhoudingen en het sociaal overlegmodel eens de staking voorbij is.

Onmiddellijk rijst de vraag naar de onderliggende redenen die de werkgevers ertoe aanzetten om de procedure op eenzijdig verzoekschrift te gebruiken. In welke omstandigheden zullen werkgevers geneigd zijn om naar dit controversieel ‘wapen’ te grijpen? Welke juridische en maatschappelijke veranderingen kunnen dit verklaren? Daarnaast bekijken we ook de alternatieven. Wat kan een werkgever doen wanneer hij met een staking geconfronteerd wordt en hij deze wil beëindigen of dysfemistisch gesteld, breken. Hierbij gaat de nodige aandacht naar de bemiddeling en verzoening die in het Belgische stelsel van de collectieve arbeidsverhoudingen typerend zijn.

Tot slot richten we onze blik op de wetgevende macht. Welke wetsvoorstellen en/of - ontwerpen zijn gedurende al die jaren ingediend om een legislatief kader voor deze problematiek te bieden, in welke mate zijn deze goedgekeurd en wat houden ze concreet in. Het lijkt relevant om de ideologische achtergrond en de politieke signatuur van de indieners te bekijken. Toch mag er niet louter naar de parlementaire activiteiten worden gekeken. De sociale partners spelen immers vaak een niet te onderschatten rol bij de totstandkoming van arbeidsrechtelijke bepalingen. Tussen werkgevers- en werknemersorganisaties ontstaan dikwijls afspraken die een enorme impact hebben op de wederzijdse verhoudingen en een grote mate van zelfbinding vertonen. Gelet op het belang dat het legislatief kader voor deze problematiek heeft, beperken we ons niet louter tot de huidige situatie, maar trachten we ook even in de toekomst te kijken.

Het zal een uitdaging zijn om ons onderzoek op een ideologisch neutrale manier te voeren. Vaak heeft men immers in meerdere of mindere mate sympathie voor de werknemers of de werkgevers. Het is vanzelfsprekend de betrachting om zo objectief mogelijk te schrijven en elke bewuste subjectiviteit te bannen, wat overigens essentieel is voor elke wetenschappelijke tekst.

3 1 Staking(srecht)

1.1 Voorafgaande opmerking

Dit hoofdstuk raakt kort enkele aspecten van het stakingsrecht aan. Voor een uitgebreid overzicht verwijzen we naar de desbetreffende literatuur waarbij de voetnoten een eerste aanzet kunnen vormen. Enkel in de mate waarin bepaalde zaken relevant zijn voor onze verdere analyse, komen ze hier aan bod. Daarnaast is het de bedoeling om enkele cruciale begrippen te verduidelijken en de aandacht te vestigen op een aantal essentiële data. Deze rechtshistorische achtergrond biedt de lezer een kader om de huidige problematiek te begrijpen.

1.2 Wat is een staking?

Van Eeckhoutte omschrijft staking als het “opzettelijk tijdelijk niet verrichten van de bedongen arbeid door een aanmerkelijke groep van personen in een dienstbetrekking, als dwangmiddel ter bereiking van een bepaald doel.” 1 In ieder geval zijn er nog heel wat andere definities in omloop. 2 Vast staat dat een staking gericht is op het verwezenlijken van een of meer bepaalde doeleinden. 3 Debaenst weerhoudt de volgende definitie: “Het collectief tijdelijk neerleggen van het werk door werknemers omwille van een bepaalde reden.” 4 De staking, die geëvolueerd is van een misdrijf tot een recht ( cf. infra ), is steeds het voornaamste middel geweest waarover de collectiviteit van arbeiders beschikt om zijn rechten op te eisen en dit zowel binnen als buiten de onderneming. 5

1.3 Summier historisch overzicht van het stakingsrecht

Het decreet-d’Allarde schafte in 1791 de corporaties af. Dit bevrijdde de arbeid uit het ambachtelijk keurslijf. Om politieke agitatie te voorkomen, legde de wet-Le Chapelier een verbod op tot het vormen van coalities. Een verbod tegen arbeidersorganisaties werd in 1803 verder uitgewerkt door de wet van 22 Germinal van het jaar XI betreffende werkhuizen, fabrieken en werkplaatsen. In het Strafwetboek van 1810 behield men,

1 W. VAN EECKHOUTTE, “Staking en uitsluiting en de individuele rechtsverhoudingen” in X, Norm(alis)ering van de arbeidsbetrekkingen bij collectieve conflicten , Gent, RUG. Seminarie voor sociaal recht, 1987, 406. 2 R. THONON, “La grève, le droit et le pouvoir judiciaire”, TSR 1982, 322. 3 A.J.D. SEELEN, De werkstaking van ambtenaren, ‘s-Gravenhage, VUGA, 1967, 12. 4 B. DEBAENST, “Stakers gekraakt! Een uiterst beknopte rechtshistorische analyse van de strafrechtelijke repressie van stakers in de 19de eeuw in België” in D. HEIRBAUT, X. ROUSSEAUX en A. WIJFFELS, Histoire du droit et de la justice / Justitie- en rechtsgeschiedenis, Louvain-la-Neuve, PUL, 2009, 485. 5 M. RIGAUX, “De kollektieve arbeidskonflikten” in X, VUB. Centrum voor arbeidsrecht. Bulletin – 1 (1978), Brussel, VUB. Centrum voor arbeidsrecht, 1978, 69.

4 weliswaar in gewijzigde vorm, het coalitieverbod. Zowel coalities van werknemers- als werkgeverszijde waren strafbaar, maar de facto en de jure was er een lichtere bestraffing voor de werkgevers. Zo gebeurde het vervolgen van werkgevers beduidend minder. Daarnaast was er ook een verschillende sanctieregeling. Overtredingen door arbeiders gaven aanleiding tot gevangenisstraffen terwijl het bij werkgevers om geldboeten ging. Het coalitieverbod belemmerde de opkomende arbeidersbeweging zodat ze er enorm tegen ageerde. 6 Met het Strafwetboek van 1867 verdween het coalitieverbod, maar artikel 310 hield voortaan in dat de mogelijkheid tot staken beperkt werd door het bestaan van strafsancties voor stakingsposten. Enkele tientallen jaren later corrigeerde de wetgever artikel 310 van het Strafwetboek. Dit leidde niet enkel tot het optrekken van de straffen, maar eveneens tot een uitbreiding van de verbodsbepalingen. Er waren zelfs veroordelingen van werknemers omdat ze bij het voorbijgaan van werkwilligen de schouders hadden opgehaald of hadden gelachen. 7 Hoewel in strijd met het grondwettelijke en aan geen enkele preventieve maatregel onderhevige recht van vereniging, betekende dit in de praktijk dat elke vrije ontplooiing van werknemersorganisaties door dergelijke wetgeving onmogelijk was. Destijds vatte men dit evenwel niet op als een contradictie. 8 De afschaffing van artikel 310 van het Strafwetboek in 1921 heeft een ‘depenalisering’ van de staking tot gevolg waardoor de collectieve actie tot de sfeer van het burgerlijk recht wordt teruggedrongen.9 Door het vastleggen van de syndicale vrijheid ontstaat eveneens de vrijheid van syndicale actie en werkstaking. Ter verdediging van bepaalde belangen vormt de werkstaking voortaan een geoorloofd strijdmiddel. 10 Men kan het vanaf nu als een door de overheid aanvaard sociaal fenomeen beschouwen. In zowat alle Europese landen wordt de staking na de Tweede Wereldoorlog als een (grond)wettelijk recht erkend. 11 Vervolgens rijst de vraag naar de juridische gevolgen voor een werknemer die deelneemt aan een staking. Lange tijd verdedigden rechtspraak en rechtsleer de opvatting dat de werkstaking de beëindiging van de arbeidsovereenkomst betekende. Door het neerleggen van het werk voldoet de werknemer immers niet aan zijn contractuele verplichting. 12 Deze stelling werd door een arrest van het Hof van Cassatie in 1967 verlaten. Voortaan stond het

6 D. HEIRBAUT, Een beknopte geschiedenis van het sociaal, het economisch en het fiscaal recht in België , Gent, Academia Press, 2009, 26-27. 7 W. VAN EECKHOUTTE, Sociaal Compendium Arbeidsrecht met fiscale notities 2007-2008 , Mechelen, Kluwer, 2007, 4-5. 8 W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht , Mechelen, Kluwer, 2008, 53. 9 P. HUMBLET, “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 122. 10 G. BECARREN, De werkstaking: een frequent verschijnsel , Leuven, Acco, 1987, 35. 11 M. RIGAUX, Staking en bezetting naar Belgisch recht: juridische analyse van de werkstaking en de bedrijfsbezetting als vormen van sociale actie , Antwerpen, Kluwer, 1979, 65. 12 G. BECARREN, De werkstaking: een frequent verschijnsel , Leuven, Acco, 1987, 36.

5 vast dat een deelname aan een werkstaking aanleiding gaf tot schorsing van de arbeidsovereenkomst. 13 Slechts met het arrest-De Bruyne van het Hof van Cassatie wordt de rechtsonzekerheid met betrekking tot de gevolgen van een werkstaking op het voortbestaan van de arbeidsovereenkomst volledig weggewerkt. 14 Het Hof van Cassatie stelt dat er geen wetsbepaling is die werknemers verhindert om deel te nemen aan een niet door een representatieve vakorganisatie erkende staking. 15 Deelname aan een wilde staking kan niet langer meer worden gesanctioneerd met het ontslag om dringende reden. 16 Gelet op de gevolgen wordt het in de literatuur dan ook terecht als een mijlpaalarrest omschreven. De geïsoleerde deelname aan een werkstaking is niet langer onderhevig aan een beteugeling door straf- of civielrechtelijke normen. In de benadering van het Hof van Cassatie vormt de deelname aan een werkstaking zonder twijfel een recht. 17 De rechtsgrond om de staking van haar civielrechtelijke kwalificatie van contractuele wanprestatie te ontdoen, werd via een a contrario -redenering gevonden in de wet van 18 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd 18 (de Prestatiewet). Deze wet somt de prestaties op die toch door stakende werknemers moeten worden verricht. Hieruit volgt dan meteen het recht voor de niet aangewezen stakende werknemers om dergelijke arbeid niet uit te oefenen. 19 Om het productiepotentieel niet te laten teloorgaan, moet men immers soms bepaalde prestaties verrichten. 20 Ondanks de staking zullen dus toch bepaalde diensten binnen een bedrijf worden verricht. 21 Met deze wet kwam een einde aan de ‘burgerlijke mobilisatie’ na de Tweede Wereldoorlog en trachtte men het recht op collectieve actie in de private sector te verzoenen met het maatschappelijk belang en de economie. 22

13 M. RIGAUX, “Het recht op collectieve actie aan een (jurisprudentiële) herdefiniëring toe?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 108. 14 F. DORSSEMONT, “Rechterlijke tussenkomst in versus paritair beheer van collectieve conflicten in de publieke of semi-publieke sector” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 176. 15 Cass. 21 december 1981, Arr. Cass 1981-82, 541-548, Pas. 1982, I, 531-538 en RW 1981-82, 2525-2550, noot M. RIGAUX. 16 P. HUMBLET, “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 122. 17 F. DORSSEMONT, “(25 jaar) Belgisch stakingsrecht, (enkele) Europese perspectieven” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 145. 18 BS 21 augustus 1948. 19 W. VAN EECKHOUTTE, Sociaal Compendium Arbeidsrecht met fiscale notities 2009-2010 , Mechelen, Kluwer, 2009, 1684. 20 P. HUMBLET, “De aansprakelijkheid van vakbondssecretarissen voor de organisatie van stakingen” (noot onder Rb. Gent 15 mei 2006), RW 2006-07, 1775. 21 P. HUMBLET, “Staking in de publieke sector binnenkort alleen nog maar mogelijk na een sperperiode?”, http://www.vonk.org/200912062520/staking-in-de-publieke-sector-binnenkort-alleen-nog-maar-mogelijk-na- een-sperperiode.htm . 22 Voorz. Rb. Veurne 2 december 1999, Soc. Kron. 2000, 435. 22 M. RIGAUX, “Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet?” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 3.

6 Ook internationale normen zijn relevant voor het Belgische stakingsrecht. Zo leggen zowel het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) als het Europees Sociaal Handvest (ESH) de verplichte minimumstandaard op van het recht op collectieve actie en de vrijheid van vakorganisatie. 23 Omwille van o.a. artikel 6 § 4 liet de ratificatie van het ESH lang op zich wachten, namelijk tot 1990. Hierdoor kunnen ook ambtenaren genieten van het recht op collectieve actie. Het Handvest kent dit recht immers aan alle burgers toe. 24 Lange tijd heerste de opvatting dat het ontoelaatbaar was dat ambtenaren zouden staken omwille van de continuïteit van de openbare dienst. Vanaf de jaren ’70 begon deze opvatting terrein te verliezen. Met de ratificatie van het ESH wordt het stakingsrecht van ambtenaren algemeen aanvaard. 25 In het NS-arrest van 1986 heeft de Nederlandse Hoge Raad de directe werking van deze bepaling erkend. Ter bescherming van het recht op staking kunnen vakbonden er zich rechtstreeks op beroepen. 26 Ondanks de in de literatuur bestaande meerderheidsopvatting die in de directe werking voorziet, is dit door het Hof van Cassatie nog steeds niet bevestigd. 27 Het Brusselse arbeidshof laat echter geen twijfel bestaan over de rechtstreekse werking. 28 Artikel 31 van het ESH bevat een limitatieve lijst met toegelaten beperkingen van het recht op collectieve actie. 29 Om dit recht te beperken dient aan een aantal cumulatieve criteria voldaan te zijn. Ten eerste moet de begrenzing bij wet voorgeschreven zijn. Naast dit formele criterium bepaalt het artikel dat de beperking noodzakelijk is in een democratische maatschappij om zo de rechten en vrijheden van derden te respecteren of ter bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid, de nationale veiligheid of de goede zeden. Kortom, de opgelegde beperkingen moeten worden gerechtvaardigd door een welomschreven finaliteit waarbij men rekening houdt met de proportionaliteit. 30 Net als het ESH is het EVRM binnen de Raad van Europa tot stand gekomen. Naast de vrijheid van vergadering bevat artikel 11 EVRM de vrijheid van vereniging. Dit laatste omvat ook het recht om vakverenigingen op te richten en er zich bij

23 Ibid., 193. 24 P. HUMBLET, “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 129. 25 P. HUMBLET, “Belgian labour law report” in A. VAN HOEK, F. DORSSEMONT en T. JASPERS (eds.), Cross- border collective actions in Europe: a legal challenge. A study of the legal aspects of transnational collective actions from a labour law and private international law perspective , Antwerpen, Intersentia, 2007, 97. 26 T. JASPERS, “Het vitale belang van het recht op collectieve acties – Een verkenning van de jurisprudentie van het Europese Comité van Sociale Rechten naar reikwijdte van het recht op collectieve acties” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet?, Antwerpen, Intersentia, 2003, 31. 27 F. DORSSEMONT, “Artikel 11 EVRM: de missing link van het Belgisch stakingsrecht”, De Juristenkrant 2009, afl. 190, 2. 28 Arbh. Brussel 5 november 2009, JTT 2010, 139. 29 F. DORSSEMONT, “Europa tikt België op vingers inzake stakingsrecht”, De Juristenkrant 2002, afl. 53, 3. 30 F. DORSSEMONT, “La (non-)conformité du droit belge relatif à l'action collective par rapport à la Charte sociale européenne” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 171.

7 aan te sluiten. In de zaak Schmidt and Dahlström v. Sweden oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de toekenning van een recht om te staken een van de belangrijkste middelen is ter realisatie van het recht om te worden gehoord, maar zeker niet het enige middel. Het recht om te staken ligt niet expliciet vervat in het artikel. Nationale regelgeving kan dan ook in een aantal gevallen de draagwijdte ervan beperken. 31 Met het arrest-Enerji Yapi-Yol Sen is er verandering in de restrictieve uitlegging gekomen. Het stakingsrecht is volgens het Hof een wezenlijk element ter verdediging van de belangen van de werknemers en dus inherent onderdeel van de vrijheid van vakvereniging. 32 Ondermeer het Verdrag nr. 87 en het Verdrag nr. 98 van de Internationale Arbeidersorganisatie (IAO) voorzien in een aantal belangrijke principes om de syndicale vrijheid te beschermen. Hoewel het stakingsrecht niet als dusdanig wordt vermeld, is het als grondrecht onlosmakelijk met de syndicale vrijheid verbonden. 33 Ook het comité van onafhankelijke deskundigen van de IAO heeft het stakingsrecht – dat evenwel niet absoluut is – als een intrinsiek corrolarium van de syndicale vrijheid erkend. 34 Binnen de Verenigde Naties is er ook nog het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten waarbij het stakingsrecht een van de gewaarborgde rechten van artikel 8.1 is, mits dit wordt uitgeoefend overeenkomstig de wetten van het desbetreffende land. 35

1.4 Enkele indelingen van de staking

Op het gebied van de organisatie van de staking kan men een onderscheid maken tussen een door een vakvereniging geleide staking en een zogenaamde wilde staking. Het georganiseerde conflict stelt zich dus tegenover een spontaan conflict. Bij de spontane, wilde staking is er meer sprake van opgekropte en opgezweepte gevoelens die aanleiding geven tot de actie. De motieven bevinden zich hier dan ook veeleer op het psychologische vlak. Rationaliteit speelt een ondergeschikte rol. Dit is daarentegen wel het geval bij de georganiseerde staking. 36 Het Europees Comité voor Sociale Rechten stelt dat het recht op collectieve actie aan elke groep van werknemers toekomt. Ook wilde stakingen vallen aldus

31 E. BREMS en Y. HAECK, “Vrijheid van vreedzame vergadering en vrijheid van vereniging” in J. VANDE LANOTTE en Y. HAECK (eds.), Handboek EVRM, Deel 2: Artikelsgewijze Commentaar , Antwerpen, Intersentia, 2004, 8-26. 32 F. DORSSEMONT, “Artikel 11 EVRM: de missing link van het Belgisch stakingsrecht”, De Juristenkrant 2009, afl. 190, 1-2. 33 C. DENEVE, “Het recht op staking en de IAO-normen en -rechtspraak” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet?, Antwerpen, Intersentia, 2003, 57-66. 34 INTERNATIONAL LABOUR ORGANIZATION, “Freedom of association and collective bargaining: the right to strike”, http://www.ilo.org/ilolex/cgi- lex/pdconv.pl?host=status01&textbase=iloeng&document=6&chapter=25&query=%28%23docno%3D251994G *%29+%40ref&hightlight=&querytype=bool&context=0 . 35 I. VAN HIEL, “De werkgever, de werkgeversorganisatie en de vrijheid van vakvereniging”, Or. 2011, 30-31. 36 A.J.D. SEELEN, De werkstaking van ambtenaren , ‘s-Gravenhage, VUGA, 1967, 14.

8 onder de bescherming van het Europees Sociaal Handvest. 37 Als de vakbond een wilde staking na het uitbreken ervan erkent, spreekt men van een spontane staking. 38 In de praktijk erkent de vakbond meestal de wilde staking. Voor de stakers is dit heel gunstig. Indien ze aangesloten zijn bij de erkennende vakbond, genieten ze van een stakersvergoeding, wat het loonverlies gedeeltelijk compenseert. Daarnaast betekent de erkenning dat er, in de meeste regelingen van de sociale zekerheid, een gelijkstelling van stakingsdagen met gewerkte dagen plaatsvindt. Dit is o.a. relevant voor de berekening van de vakantiedagen. Door het overlegmodel resulteert het conflict niet direct in actie. Het naleven van een aantal procedures en wachttijden botst bij bepaalde conflicten met de wil van de werknemers aan de basis die vlug willen ageren. De facto geven vakbonden dan hun fiat tot de staking waarbij er later een erkenning volgt. 39 Uit een onderzoek van het VBO in de sectoren staal, scheikunde, elektriciteit, petroleum en non-ferro in het midden van de jaren ’80 blijkt dat het bij stakingen in deze bedrijfstakken meestal om de spontane variant gaat waarbij zowel de procedure tot stakingsaanzegging, de verzoeningsprocedure als de vredesplicht niet zijn nageleefd. 40 Stakingen kunnen het gevolg zijn van belangengeschillen of rechtsgeschillen. Hoewel dit onderscheid essentieel is voor de juridische behandeling van de staking, is dit inhoudelijk niet zo eenvoudig te maken. Een rechtsmacht is bevoegd om rechtsgeschillen te beoordelen. Bij belangengeschillen is de rechterlijke tussenkomst uitgesloten. In conflicten omtrent economische of sociale zaken dienen de betrokken partijen zelf tot een oplossing te komen. Dit gaat bijvoorbeeld om de eis van de werknemers om een bepaalde CAO te wijzigen. 41 Een ander onderscheid dat kan worden gemaakt is dat tussen open en gesloten conflicten. Het eerste stadium in de conflictontwikkeling is het gesloten conflict. De collectieve actie wenkt, maar is nog geen feit. Het open conflict is de daaropvolgende fase, die zich uiteraard niet altijd zal voordoen. Er treedt dan verstoring van de interne arbeidsmarkt op en collectieve actie. 42 In de open fase trachten partijen door dwangmiddelen een oplossing voor het geschil te bewerkstelligen. Overleg is bij beide conflictfasen mogelijk om zo tot een formele consensus te komen. In het stadium van het gesloten conflict gaat het om preventieve verzoening. Het vermijden van de verstoring van de sociale vrede vormt hier de doelstelling. In de andere fase gaat het om curatieve verzoening. Men tracht de verstoorde sociale vrede te herstellen. 43 Om open conflicten te vermijden of te beperken, zijn er verschillende mogelijkheden die van positieve of negatieve aard zijn. Het verbieden van de

37 A.P.C.M. JASPERS, Nederlands stakingsrecht op een nieuw spoor? , Deventer, Kluwer, 2004, 43. 38 H. SLOMP en T. VAN MIERLO, Arbeidsverhoudingen in België , Utrecht, Spectrum, 1984, vol. 1, 125. 39 GDC., “Hoe wild is wilde stakingsactie?”, , 21 april 2007, 20. 40 X, “Aantal stakingen gedaald tot niveau jaren 60”, De Tijd , 23 augustus 1988. 41 B. DUBOIS, “Juridische benadering van het collectief geschil” in X, Norm(alis)ering van de arbeidsbetrekkingen bij collectieve conflicten , Gent, RUG. Seminarie voor sociaal recht, 1987, 380. 42 M. RIGAUX, “Het recht van verzoening bij collectieve arbeidsconflicten: een verkennende theoretische schets” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 290. 43 P. BRAEKMANS en L. DERIJCKE, Het sociaal beleid , Mechelen, Kluwer, 2007, 185.

9 collectieve actie is het negatieve middel bij uitstek. Dit kan het geval zijn bij bepaalde delen van de publieke sector, zoals het leger. Andere beperkingen ontstaan doordat een vakbond een monopolie met betrekking tot de collectieve actie heeft, de vredesplicht, verplichte bemiddeling, … Op een positieve manier open conflicten vermijden gebeurt door alle partijen zoveel mogelijk bij de gesprekken te betrekken. Zo hebben de bereikte oplossingen de instemming van alle relevante actoren. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door collectieve onderhandelingen en het informeren en consulteren van werknemers. 44 Op basis van het motief van de staking kunnen drie vormen worden onderscheiden. De professionele staking vindt haar grondslag in louter sociaal-economische beweegredenen. Men richt zich tot de eigen werkgever. Wil men de eisen van andere stakers ondersteunen, dan is er daarentegen sprake van een solidariteitsstaking. Bij een politieke staking kanten de stakers zich tegen de overheid. Door het drukkingsmiddel van de staking aan te wenden, wil men invloed hebben op parlementairen, op regeringsbeslissingen wegen en de publieke opinie bereiken. 45 Kortom, het doel is het beïnvloeden van de politieke constellatie 46 via het toebrengen van schade aan de werkgevers die in deze eigenlijk geen gesprekspartner zijn en dan ook geen eisen kunnen inwilligen. 47

1.5 Het stakingspiket

In de literatuur is er weinig informatie te vinden over het begrip ‘stakingspiket’. Eigenlijk is het een uitvoeringsmiddel van de staking. Het is er dus een afgeleid product van. Een of meer werknemers van de onderneming of derden, allen betrokken in het collectief arbeidsgeschil dat aanleiding gaf tot staking, willen ten opzichte van werkwilligen of derden de toegang tot de onderneming bemoeilijken, ontraden of verhinderen. 48 Wagner omschrijft het bondig als “samenscholingen van stakers in de omgeving van de bedrijfsingang”. 49 Voor de vakbonden vormt de stakingspost een modaliteit van de staking. Een staking is des te effectiever naarmate er meer werknemers aan deelnemen. Doordat een dergelijke collectieve actie meestal aan alle werknemers ten goede komt, moeten ze er in de vakbondsoptiek toe worden aangezet om solidair te zijn. Stakingsposten proberen dan ook druk op werkwilligen uit te oefenen. Dit kan gaan van louter verbale ontmoedigingen tot het

44 R. BLANPAIN en T. HANAMI, “Introductory Remarks and a Comparative Overview” in R. BLANPAIN en T. HANAMI (eds.), Industrial conflict resolution in market economies: a study of Australia, the Federal Republic of Germany, Italy, Japan and the USA , Deventer, Kluwer Law and Taxation Publ., 1984, 2-3. 45 G. HEEREN, “Werkstaking: types – vormen – technieken” in R. BLANPAIN (ed.), De werkstaking in de welvaartstaat , Leuven, Universitaire Boekhandel, 1966, 76-80. 46 P. HUMBLET, “Politieke staking, politiek misdrijf en feitelijkheden” (noot onder Corr. Luik 11 juli 1993), Soc. Kron. 1992, 344. 47 F. DORSSEMONT, “Niet elke staking tegen de overheid is politieke staking”, De Juristenkrant 2005, afl. 115, 2. 48 F. DERIDDER, Stakingsrecht is rechtersrecht: Stakingsrecht en grenzen aan de rechterlijke macht , Antwerpen, ABVV, 1995, 64. 49 K. WAGNER, Sancties in het burgerlijk procesrecht , Antwerpen, Maklu, 2007, 260.

10 fysiek beletten om het bedrijf te betreden. 50 Voor werknemers in kleine bedrijven is het vaak moeilijker om naar het stakingswapen te grijpen. Om hen deze mogelijkheid te bieden zijn piketten die de industriezones en warenhuizen afsluiten dan ook noodzakelijk, aldus voormalig ABVV-topman Verboven. 51 Uiteraard slaagt men er zo in om met relatief weinig middelen en mensen een maximaal aantal bedrijven in hun werking te treffen, wat heel wat woede opwekt bij werkgevers(organisaties). 52 Zo kunnen een vrachtwagen en een handvol mensen volstaan om een industrieterrein te blokkeren. 53 Sommigen zien het posten niet binnen het kader van het stakingsrecht, maar beschouwen het als een expressie van de vrijheid van meningsuiting en van het recht van bijeenkomst of vereniging. 54 Deze vrijheid van vereniging impliceert dan dat stakingsposten niet aan preventieve maatregelen onderhevig zijn en dat het opleggen van een voorafgaande toelating bijgevolg uitgesloten is. Wel zijn regulerende en repressieve maatregelen mogelijk. 55

1.6 De stakingsaanzegging

Het verschil tussen een wilde en een georganiseerde staking kwam al aan bod. Een van de criteria om deze van elkaar te onderscheiden, is het al dan niet naleven van de voorziene procedure betreffende de aanzegging. 56 In de meeste paritaire comités zijn er sectorafspraken die voorzien dat via een stakingsaanzegging het voornemen tot staken wordt bekend gemaakt. Zo tracht men de escalatie van het conflict te vermijden door te verzoenen. 57 Via een aan de betrokken werkgever in het conflict of aan de voorzitter van het paritair (sub)comité gericht aangetekend schrijven, gebeurt de voorafgaandelijke aanzegging van de staking. Daarna volgt er een periode van bijvoorbeeld een week of veertien dagen waarin men nog niet mag staken. Pas dan kan effectief het stakingsrecht worden uitgeoefend. In een CAO of in het huishoudelijk reglement van het paritair comité liggen meestal de regels aangaande de wijze en termijn van kennisgeving vervat. 58 Toch is het niet altijd toegelaten om een stakingsaanzegging in te dienen. Meer bepaald is er de vredesplicht die een belangrijke obligatoire bepaling van een CAO vormt. Concreet impliceert dit dat voor de duurtijd van een afgesloten CAO de partijen geen strijdmiddelen

50 W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht , Mechelen, Kluwer, 2008, 124. 51 E. HENS, “ABVV noemt 24-uursstaking ‘overdonderend succes’”, De Tijd , 8 oktober 2005, 3. 52 E. HENS, “ABVV sluit harde confrontaties niet uit”, De Tijd , 7 oktober 2005, 1. 53 D. CLAES, “Minimum inzet, maximum effect”, Het Belang van Limburg , 8 oktober 2005, 5. 54 R. BLANPAIN, “Stakingsrecht en vrijheid van arbeid” (noot onder Voorz. Rb. Brugge 27 oktober 2005), RW 2005-06, 1354. 55 K. MUYLLE en A. SERLIPPENS, Openbare orde , Gent, Universiteit Gent, 1996, 148-149. 56 M. CLAES, De schorsing van de uitvoering van de individuele arbeidsovereenkomst , Antwerpen, Maklu, 1999, 165. 57 K. D’HOOGH en W. DE BOCK, “Collectieve arbeidsverhoudingen: overleg loont!” in L. VERLOOVE (ed.), HRM Basisboek: HRM in perspectief , Mechelen, Kluwer, 2006, 285. 58 FOD WASO, “Staking en lock-out”, http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=518 .

11 (zoals de staking) inzetten om een wijziging van de eerder aanvaarde regeling te bekomen. Eventuele geschillen over de CAO dienen dan ook via vredelievende middelen zoals de verzoening te worden beslecht. Ook moeten partijen verhinderen dat hun leden de strijd zouden uitlokken. 59 Dit is evenwel geen resultaatsverbintenis. De werknemersorganisaties kunnen enkel de stakingsvergoedingen niet uitbetalen en druk uitoefenen op hun leden. 60 Individuele werknemers zijn immers niet gebonden door de obligatoire bepalingen zoals de vredesplicht. 61 Zowel de vredesplicht als de verzoeningsprocedure kenmerken zich doordat ze beiden juridisch moeilijk afdwingbaar zijn. Veeleer gaat het hier om soft law . Dit is echter een doelbewuste keuze. Daar het in deze materie eigenlijk draait om machtsverhoudingen is dit misschien zelfs toe te juichen. 62

1.7 De bedrijfsbezetting

Als de personeelsleden het bedrijf onder hun feitelijk gezag brengen om zo beslissingen van dat bedrijf die voor hen nadelig zijn te beïnvloeden, is er sprake van een bedrijfsbezetting. In de praktijk komt het meestal voor in de situatie waarbij de sluiting van het bedrijf dreigt of al het geval is. 63 Er zijn heel wat diverse indelingen van dit actiemiddel. Zo kan het samengaan met het in eigen beheer nemen van de onderneming of het verderzetten van de productie. 64 Vanuit juridisch oogpunt is de bedrijfsbezetting strijdig met het eigendomsrecht. De eigenaar kan immers zijn rechten niet uitoefenen en om het snel te beëindigen trekt men vanwege de spoedeisendheid naar de rechter in kort geding. 65 Dit eigendomsrecht botst met het recht dat werknemers hebben op sociale actie. In de rechtspraak en rechtsleer zijn er twee strekkingen. Een eerste visie beschouwt het als een accessorium van het stakingsrecht. 66 Het is legitiem omdat het soms een noodzakelijk verlengstuk van de werkstaking kan zijn. Een andere benadering kant zich hier resoluut tegen. In deze optiek moet de aanslag op het eigendomsrecht worden beantwoord met de uitdrijving en desgevallend zelfs het ontslag om

59 J. VAN RUYSSEVELDT, Het belang van overleg: CAO-onderhandelingen in België , Leuven, Acco, 2000, 205. 60 J. PETIT, “De C.A.O.-Wet: overzicht van rechtspraak en rechtsleer (1968-2002)”, TSR 2002, 177. 61 L. ELIAERTS, “De collectieve arbeidsovereenkomsten van de N.A.R. - De vakbondsafvaardiging”, Soc. Kron . 2002, 45. 62 O. VANACHTER, “Toelaatbaarheid van strijdmiddelen in de arbeidsverhoudingen” in C. ENGELS (ed.), Werkstaking, lock-out en arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, 42. 63 W. RAUWS, “De materiële bevoegdheid tot uitdrijving in geval van bedrijfsbezetting”, RW 1987-88, 137-138. 64 M. RIGAUX, Staking en bezetting naar Belgisch recht: juridische analyse van de werkstaking en de bedrijfsbezetting als vormen van sociale actie , Antwerpen, Kluwer, 1979, 391. 65 W. VAN EECKHOUTTE, Sociaal Compendium Arbeidsrecht met fiscale notities 2009-2010 , Mechelen, Kluwer, 2009, 1649. 66 C. BEVERNAGE, “Gerecht en advocaat in collectieve arbeidsgeschillen” in O. VANACHTER (ed.), Arbeidsrecht. Een confrontatie tussen theorie en praktijk , Antwerpen, Maklu, 1993, 379.

12 dringende reden. 67 Maar zelfs als men de bedrijfsbezetting als een modaliteit van de staking aanziet, neemt dit niet weg dat het eigendomsrecht is aangetast. 68

1.8 De proportionaliteit als grens van het stakingsrecht?

In de rechtsleer bestaat er discussie over de (eventuele) grenzen van het stakingsrecht. Sommige auteurs verwerpen de toepassing van de evenredigheidstoets omdat dit onvermijdelijk leidt tot een afweging van de belangen van werkgever en werknemers. Hierbij bestaat het gevaar dat er een rechterlijke beoordeling gebeurt over de opportuniteit of redelijkheid van bepaalde vakbondseisen. 69 Een rechter mag zich in deze visie niet in de plaats van de stakers stellen om zo de redelijkheid of de opportuniteit van de actie te beoordelen. 70 Hoewel de argumenten vaak verschillen, poneren anderen dat het proportionaliteitsbeginsel een belangrijke beperking van het stakingsrecht betekent. Er mag geen wanverhouding bestaan tussen de duur en de kracht van een staking enerzijds en de belangen die op het spel staan anderzijds. 71 Let wel, volgens Humblet zijn het de belangen die men mag afwegen, niet de beweegredenen van de stakers. 72 Het opgetreden onevenwicht is een vorm van rechtsmisbruik. 73 Het Hof van Cassatie omschrijft rechtsmisbruik als de uitoefening van een recht op een manier die kennelijk de grenzen te buiten gaat, als men dit vergelijkt met de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en normaal persoon. 74 Deze problematiek is ook het voorwerp geweest van rechtspraak van het Hof van Justitie. In twee arresten, Viking 75 en Laval 76 , stelde het Hof van Justitie dat collectieve acties niet buiten de interne markt staan. Ze kunnen een inbreuk vormen op een van de beginselen van vrij verkeer, wat betekent dat ze slechts onder bepaalde voorwaarden zullen worden getolereerd. 77 Rechtbanken kunnen dan ook oordelen of de vorm van collectieve actie in

67 W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht , Mechelen, Kluwer, 2008, 125. 68 W. BRUGGEMAN, “Deurwaarder” in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten , Antwerpen, Kluwer, 2010, D 20/26. 69 F. DORSSEMONT, “Staking mag niet afhangen van wil meerderheid”, De Juristenkrant 2001, afl. 34, 12. 70 F. DORSSEMONT, “ mort. Gesundes Volksempfinden, een begrenzing van het stakingsrecht?”, De Juristenkrant 2007, afl. 148, 2. 71 R. BLANPAIN, “Stakingsrecht heeft wel grenzen”, De Juristenkrant 2007, afl. 150, 3. 72 P. HUMBLET, “Toen was arbeidsgeluk heel gewoon. Rechter kan bij stakingen de belangen afwegen, niet de proportionaliteit”, De Juristenkrant 2007, afl. 152, 2. 73 M. STROOBANT, “Stakingsvrijheid en stakingsverbod: naar een nieuwe jurisprudentie?”, JTT 1987, 438. 74 Cass. 1 februari 1996, Arr. Cass 1996, 66 en Pas. 1996, I, 66. 75 HvJ C ‑438/05, 11 december 2007, The International Transport Workers’ Federation en The Finnish Seamen’s Union v. Viking Line ABP en Oü Viking Line Eesti , www.curia.eu . 76 HvJ C ‑341/05, 18 december 2007, Laval un Partneri Ltd v. Svenska Byggnadsarbetareförbundet, Svenska Byggnadsarbetareförbundets avdelning 1, Byggettan en Svenska Elektrikerförbundet , www.curia.eu . 77 J. MARTENS, “Collective Action and Fundamental Freedoms in Europe - Striking the balance (Edoardo Ales - Tonia Novitz)”, JTT 2010, 415.

13 verhouding staat met het doel van de staking. 78 Uiteraard geldt deze rechtspraak enkel binnen een transnationale context waarin de collectieve actie zich tegenover een Europees beginsel van vrij verkeer stelt. Dit alles neemt niet weg dat Belgische rechtbanken deze uitspraken als ondersteuning kunnen gebruiken om de proportionaliteitstoets in louter nationale aangelegenheden te incorporeren. 79

1.9 Vakbonden en de strijd rond de rechtspersoonlijkheid

Vakbonden hebben geen rechtspersoonlijkheid. Reeds met de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen trachtte de overheid groeperingen die de verdediging van groepsbelangen tot doel hadden een juridisch statuut te geven. Deze wet bevatte heel wat nadelige bepalingen voor de werking van de vakbonden 80 en de syndicale organisaties negeerden haar dan ook. De periode waarin ze verboden waren buiten beschouwing gelaten, is het dus steeds een doelbewuste keuze van de vakbonden geweest om geen rechtspersoonlijkheid aan te nemen. Nochtans kwam onder impuls van de socialistische minister Vandervelde in 1921 de wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk tot stand. Ondanks de vakbondsvriendelijke bepalingen boekte ook deze wet geen succes. 81 Om verschillende redenen staan de vakbonden huiverig ten opzichte van het aannemen van de rechtspersoonlijkheid. Bij een eventuele aanname vrezen ze een beperking van hun actiemogelijkheden en bewegingsvrijheid. Met het aannemen gaan immers heel wat vormvereisten gepaard, zoals bekendmaking van hun statuten, ledenlijsten en financiële toestand. Werkgevers hebben dan meer informatie over hun tegenpartij en kunnen bijvoorbeeld makkelijker inschatten hoelang men de staking financieel kan volhouden. Daarnaast kan een syndicale organisatie door de ontstentenis van de rechtspersoonlijkheid niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade die uit stakingen voortvloeit. 82 Gelet op de rol die deze feitelijke verenigingen in onze maatschappij vervullen, heeft de wetgever er dan ook voor geopteerd om hen de functionele rechtspersoonlijkheid toe te kennen. Het gaat hier om een fragmentaire rechtspersoonlijkheid waarbij de overheid een reeks bevoegdheden expliciet toekent. Hierdoor kunnen ze ondermeer CAO’s afsluiten, in rechte optreden en zetelen in overlegorganen. 83 De vakbonden hebben dus het nadeel van de rechtspersoonlijkheid overwonnen doordat ze als eisende partij in rechte kunnen optreden,

78 T. NOVITZ, “The impact of Viking and Laval” in E. ALES en T. NOVITZ (eds.), Collective action and fundamental freedoms in Europe: striking the balance , Antwerpen, Intersentia, 2010, 257. 79 F. SAELENS en S. MARQUANT, “Stakingen en stakingspiketten, een stand van zaken”, Or. 2008, 138. 80 P. HUMBLET, “Vakbonden rechtspersoonlijkheid geven is niet zo eenvoudig”, De Juristenkrant 2000, afl. 3, 16. 81 D. HEIRBAUT, Een beknopte geschiedenis van het sociaal, het economisch en het fiscaal recht in België , Gent, Academia Press, 2009, 28-29. 82 H. LENAERTS, Inleiding tot het sociaal recht , Diegem, Kluwer, 1995, 394. 83 M. RIGAUX, “Het Belgisch stelsel van collectieve arbeidsverhoudingen en de tewerkstellingsproblematiek”, JTT 1983, 194.

14 maar door de ontstentenis van de rechtspersoonlijkheid kunnen ze zelf niet voor de rechter gedaagd en veroordeeld worden. 84 Dit alles geeft aanleiding tot heel wat reacties van actoren die zich tegen deze huidige situatie verzetten. Hun pleidooien gaan veelal uit van de veronderstelling dat het opleggen van de rechtspersoonlijkheid een verhoogde aansprakelijkheid van de vakbonden met zich zal meebrengen. De rechtspersoonlijkheid is dus van een privilege voor de verenigingen geëvolueerd naar een instrument waarmee men het uitoefenen van de vrijheid van de syndicale actie wil beknotten. 85 Een aantal auteurs poneren de stelling dat de vakbonden toch over rechtspersoonlijkheid beschikken. Zo stelt Dorssemont dat zelfs de uiterst partiële rechtsbekwaamheid de rechtspersoonlijkheid met zich meebrengt. Hij verzet zich dan ook resoluut tegen de stelling dat syndicale organisaties niet over rechtspersoonlijkheid beschikken. Bovendien is de kwalificatie van de rechtspersoonlijkheid als beperkt of functioneel des te aberranter. In deze visie is ze immers niet voor gradatie vatbaar.86 De grondslag van deze foutieve terminologie ligt volgens de auteur in het verwarren van de begrippen ‘rechtspersoonlijkheid’ en ‘rechtsbekwaamheid’. 87 Een dergelijke zienswijze krijgt heel wat tegenwind. Dit zou er immers toe leiden dat de vakverenigingen zonder verdere wetgevende tussenkomst een volwaardige rechtspersoonlijkheid hebben, terwijl ze zelf voor een verenigingsvorm hebben gekozen die dit niet impliceert. Bovendien is er nooit een dergelijke wetgevende bedoeling geweest. In de rechtspraak krijgt deze zienswijze dan ook geen steun. 88

1.10 Een sociologische verklaring van het stakingsfenomeen

Een staking doet zich voor binnen een welbepaalde maatschappelijke context. Daarom lijkt het ons verrijkend om het louter juridische in deze eindverhandeling even te overstijgen en op zoek te gaan naar een aantal theorieën die het staken kunnen verklaren. In de sociologie vinden we een aantal benaderingen terug die een kader aanreiken om het ontstaan van collectieve conflicten op het microniveau (de onderneming) te duiden. Gelet op de beperkte ruimte en het juridische opzet van deze masterproef is het evident dat hier geen volledige uiteenzetting volgt. De doelstelling is enkel om de lezer een korte toelichting van de voornaamste benaderingen te bieden. Gedurende lange tijd waren er twee standpunten bij de verklaring van de factoren van het industrieel conflict. Er is een groep die de structurele factoren beklemtoont. Zo is er binnen

84 K. WAGNER, “Collectieve acties in het Belgisch recht”, P&B 2001, 155. 85 F. DORSSEMONT, “De rechtspositie van de representatieve werknemersorganisaties” in M. RIGAUX en W. VAN EECKHOUTTE (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 5 , Gent, Mys en Breesch, 1997, 300. 86 F. DORSSEMONT, “De arbeidsovereenkomst in de schoot van een feitelijke vereniging”, Soc. Kron. 1999, 105. 87 F. DORSSEMONT, Rechtspositie en syndicale actievrijheid van representatieve werknemersorganisaties , Brugge, Die Keure, 2002, 363. 88 K. MORTIER, “Toegang tot rechter voor feitelijke verenigingen”, NjW 2008, 809-810.

15 deze stroming de marxistische benadering die de ongelijke machtsverdeling van de productiemiddelen als determinerend aanziet. Hierbij is het industrieel conflict onlosmakelijk met het politiek conflict verbonden. Andere theoretici binnen deze stroming beschouwen de klassenmaatschappij als een niet afdoende verklaring. In de huidige samenleving is het bestaan van een dergelijk conflict aanvaard en de manifestatie ervan sociaal gereguleerd waardoor het minder gewelddadig is. Het is als het ware een noodzakelijk kenmerk van het industriële leven geworden. Dit valt te verklaren door enkele belangrijke elementen. Naast de organisatie van de conflicterende belangengroepen, zijn er parlementaire onderhandelingsorganen waar ze elkaar ontmoeten en zijn er instituties ontstaan voor verzoening en arbitrage. Ook is er de formele representatie van werknemers binnen de onderneming. Verder bestaat de tendens om het participeren van werknemers in het management te institutionaliseren. Dergelijke auteurs gaan er van uit dat het industrieel conflict zich verwijdert van het politiek conflict en stilaan tot een louter industrieel conflict verwordt. Dit impliceert dat de industriële positie niet meer noodzakelijk met de politieke overeenstemt. 89 Tegenover deze structurele benadering is er een stroming die het interactionistische element bepalend vindt. Men vertrekt van de positie van de actor zoals hij ze ziet. Dit komt er dus op neer dat de analyse gebeurt op basis van hoe de actor iets interpreteert, waarneemt en beoordeelt. Uiteindelijk zal een eventuele actie door dit alles worden bepaald. Sociale structuren zijn dus niet determinerend. 90 Een andere benadering is die van de collective voice die zich op een drietal argumenten steunt. Hoewel beslissingen van het management belangrijk zijn, wordt de beslissing tot staken toch door de werknemers en hun vertegenwoordigers genomen. Om het stakingsfenomeen te analyseren, moeten dan ook de determinanten worden achterhaald. Staken gaat gepaard met heel wat kosten en onzekerheden. Voor een succesvolle mobilisatie volstaat het dan ook niet om zich louter op het economisch eigenbelang te beroepen. Ook ideeën over legitimiteit en eerlijkheid spelen een cruciale rol. Een staking is dus een uiting van algemene collectieve ontevredenheid of van een specifiek ongenoegen omwille van het uitblijven van bepaalde toegevingen. De derde vaststelling is evenwel de belangrijkste. Door de asymmetrische relatie bevinden de werknemers zich in een situatie waarbij ze onderhevig zijn aan het gezag van het management. Werknemers beschikken dan ook over (quasi) geen mogelijkheid om te participeren in het beleid. Om hun ongenoegen te uiten, is de staking een van de middelen bij uitstek om dit op een collectieve manier te doen. Uit al deze argumenten volgt volgens deze strekking dat stakingen als een collective voice van de werknemers en hun vertegenwoordigers kan worden gezien. Toch gaat het nog verder. Zo wijst de benadering op het belang van conflicten tussen arbeid en kapitaal. Met

89 A. DECLERCQ, “De doodsstrijd van een koekjesfabriek. Een sociologische analyse van het sociaal conflict bij de sluiting van de koekjesfabriek Delacre”, Tijdschrift voor Sociologie 1995, 3, 256. 90 J.E.T. ELDRIDGE, “Industrial conflict: some problems of theory and method” in J. CHILD (ed.), Man and organization , London, George Allen and Unwin, 1973, 165.

16 kapitaal bedoelt men hier de investeerders van wie het management de vertegenwoordiger is. Samen met de asymmetrische aard van de arbeidsverhoudingen geeft dit aanleiding tot heel wat stakingsactiviteit. In de verhouding tussen de werknemers en het management is er dus steeds sprake van een sluimerend conflict. Kortom, binnen deze benadering zijn stakingen vooral een uiting van het ongenoegen van de werknemers. 91 Anderen proberen het stakingsfenomeen te verklaren vanuit de benadering van de rational choice . Vooraleer tot een staking over te gaan, zullen de betrokken actoren een evaluatie maken van hun kansen op succes, de ermee gepaard gaande kosten, de acties en reacties van andere actoren, de mogelijke alternatieven, en de macht en sanctiemogelijkheden waarover men als actor beschikt. 92 Er is geen eenduidig verband tussen het aantal stakingen en de sterkte van de vakbond. Zo kan een groot aantal stakingen de indruk geven dat er sprake is van een sterke syndicale organisatie aangezien ze de werknemers kan overtuigen om het werk neer te leggen. Deze verklaring is niet steeds correct. Het is immers mogelijk dat het veelvuldig staken net een uiting is van een zwakke vakbond omdat men niet in staat is om de achterban te bedwingen. Omgekeerd kan een beperkt aantal stakingsdagen duiden op de aanwezigheid van een sterke vakbond. In een dergelijke situatie is actie vaak overbodig. De loutere dreiging volstaat om resultaten te boeken. 93

91 J. GODARD, “Strikes as collective voice: a behavioral analysis of strike activity”, Industrial and Labor Relations Review 1992, 1, 162-163. 92 J. KELLY, Rethinking industrial relations: mobilization, collectivism and long waves , London, Routledge, 1998, 80. 93 A. MARTENS, “Het arbeidsprotest gebreideld? Kwantitatieve analyse van de stakingsvergoedingen uitbetaald door de ACV-centrale weerstandskas tijdens de periode 1948-1997”, Tijdschrift voor Sociologie 1999, 2, 102.

17 2 Het eenzijdig verzoekschrift

2.1 De volstrekte noodzakelijkheid als essentiële voorwaarde

Bij een procedure op eenzijdig verzoekschrift is de tegenpartij niet op de hoogte van de ingestelde vordering en bevindt zich dus in de onmogelijkheid om verweer te voeren. Pas nadat de rechter over de vordering heeft geoordeeld, zal de tegenpartij er eventueel kennis van krijgen. Enkel in door de wetgever voorziene omstandigheden kan deze procedure worden aangewend. 94

Artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt ter zake dat: De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet, in gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak in alle zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt. De voorzitter van de arbeidsrechtbank en de voorzitter van de rechtbank van koophandel kunnen bij voorraad uitspraak doen in gevallen die zij spoedeisend achten, in aangelegenheden die tot de respectieve bevoegdheid van die rechtbanken behoren. De zaak wordt vóór de voorzitter aanhangig gemaakt in kort geding of, in geval van volstrekte noodzakelijkheid, bij verzoekschrift. 95

Om van het contradictoir debat van het kort geding af te wijken, dient een bijkomende voorwaarde vervuld te zijn, met name de volstrekte noodzakelijkheid. Voor beide procedures moet er evenwel sprake zijn van spoedeisendheid. 96 Alvorens de volstrekte noodzakelijkheid te analyseren, bekijken we eerst de vereiste van de spoedeisendheid of urgentie.

In een arrest van 21 mei 1987 stelde het Hof van Cassatie dat er van urgentie sprake is als een onmiddellijke beslissing wenselijk is om ernstige ongemakken of schade van een bepaalde omvang te vermijden. Als de gewone rechtspleging niet in staat is om het geschil tijdig op te lossen, kan men zich op het kort geding beroepen. De rechter in kort geding beschikt dan ook over een ruime feitelijke beoordelingsmacht. 97 Het behoort immers tot de onaantastbare beoordelingsbevoegdheid van de feitenrechter. 98 De voorwaarde van de urgentie staat volledig los van de belangenafweging. Dit laatste gebeurt pas eens de vordering door de rechter in kort geding urgent werd bevonden. Dit betekent dat de

94 M. CASTERMANS, Gerechtelijk privaatrecht: algemene beginselen, bevoegdheid en burgerlijke rechtspleging , Gent, Academia Press, 2004, 395. 95 Art. 584, eerste, tweede en derde lid Ger. W. 96 E. MONARD en D. DEGREEF, Het eenzijdig verzoekschrift (art. 584, 3de lid Ger.W.): nood breekt tegenspraak , Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1998, 5. 97 Cass. 21 mei 1987, Arr. Cass 1986-87, 1287, Pas. 1987, I, 1160 en RW 1987-88, 1425-1426. 98 S. RAES, “Volstrekte noodzakelijkheid, verzet, hoger beroep en kort geding”, TRV 1988, 132-133.

18 gevorderde maatregelen, gelet op de omstandigheden eigen aan de zaak, pas doeltreffend en adequaat zijn als ze via deze procedure worden bevolen. 99 Het toetsingsogenblik van de urgentie, zelfs in graad van beroep, is het ogenblik van de uitspraak. Dit impliceert dat de rechter rekening houdt met wat zich na de bestreden beslissing heeft voorgedaan. 100 Dat de urgentie een toelaatbaarheidsvereiste zou zijn, is door het Hof van Cassatie afgewezen. Indien de voorzitter, bij gebrek aan urgentie waar de spoedeisendheid niet door de eisende partij is aangevoerd, de vordering ontoelaatbaar verklaart, is er een schending van artikel 9 van het Gerechtelijk Wetboek. 101 Als de eiser daarentegen een vordering aanbrengt en stelt dat deze spoedeisend is, dan is de rechter bevoegd. Als na onderzoek van de zaak een gebrek aan urgentie blijkt, wijst de voorzitter de vordering als ongegrond af. Er is dan geen verwijzing naar de voor het bodemgeschil bevoegde rechter. 102 Dit komt doordat een rechter in kort geding geen kennis van de zaak zelf neemt. 103

Hoger werd er al op gewezen dat, indien men van de tegensprekelijke procedure van het kort geding wil afwijken, er aan een bijkomende voorwaarde moet voldaan zijn, namelijk de volstrekte noodzakelijkheid, wat betekent dat het echt niet anders kan. Van Reepinghen poneert in zijn verslag dat dit het geval is wanneer de gevraagde maatregel van zulke aard of zo dringend is dat het aanwenden van de procedure van het kort geding gevaarlijk zou zijn. 104 In drie situaties, buiten de gevallen bepaald in de wet 105 , is er volstrekte noodzakelijkheid. Dit is het geval als men zo een verrassingseffect wil uitlokken. Daarnaast betreft het de toestand waarbij er geen gekende tegenpartij is. Tot slot is er de situatie van hoogdringendheid. 106 Het Hof van Cassatie beklemtoont dat de constitutieve criteria van de volstrekte noodzakelijkheid niet cumulatief zijn. 107 Bij het verrassingseffect is het uitgangspunt dat de partij(en) tegen wie de vordering is gericht, de doeltreffendheid, bij een tegensprekelijk debat, van de beschikking kan hypothekeren of deze zonder voorwerp kan maken. 108 De situatie van de hoogdringendheid houdt in dat de dagvaarding bij gerechtsdeurwaardersexploot, zelfs met kortere termijn, kennelijk ondoeltreffend of zelfs

99 P. TAELMAN, “Het kort geding. Ontwikkeling van de urgentievoorwaarde en het vereiste bij voorraad uitspraak te doen in de jaren ’90 alsook enkele procedureaspecten”, P&B 1997, 204. 100 M. STORME en P. TAELMAN, “Het kort geding: ontwikkelingen en perspectieven” in M. STORME en A. BEIRLAEN (eds.), Procederen in nieuw België en komend Europa: XVIIe postuniversitaire lessencyclus Willy Delva 1990-1991 , Antwerpen, Kluwer, 1991, 7. 101 Cass. 11 mei 1990, Arr. Cass 1989-90, 1169 en Pas. 1990, I, 1045. 102 Cass. 11 mei 1990, Arr. Cass 1989-90, 1175 en Pas. 1990, I, 1050. 103 P. TAELMAN, “Het kort geding. Ontwikkeling van de urgentievoorwaarde en het vereiste bij voorraad uitspraak te doen in de jaren ’90 alsook enkele procedureaspecten”, P&B 1997, 208. 104 M. STORME, “Arbeidsrecht en gerechtelijk recht. Verstaan zij zich met elkaar?”, TPR 1999, 69-70. 105 A. SMETS, Het recht op tegenspraak in civiele geschillen , Brugge, Die Keure, 2009, 147. 106 M. SCHOUPS, “Kort geding en bouwrecht” in T. DEKEERSMAEKER (ed.), Kort geding , Gent, Larcier, 2009, 150. 107 Cass. 25 februari 1999, P&B 1999, 94, noot H. BOULARBAH. 108 E. MONARD en D. DEGREEF, Het eenzijdig verzoekschrift (art. 584, 3de lid Ger.W.): nood breekt tegenspraak , Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1998, 21.

19 onmogelijk is. 109 Gelet op de huidige communicatiemiddelen doet een dergelijke situatie zich slechts zelden voor. 110 Zoals al opgemerkt, volstaat ook het feit dat de tegenpartij niet gekend is om aan de voorwaarde van de volstrekte noodzakelijkheid te voldoen 111 , wat door het Hof van Cassatie werd bevestigd. 112 Het is dus onmogelijk om de tegenpartij, die er wel is, te identificeren. Sinds medio jaren ’80 beroepen de werkgevers zich op deze argumentatie om het gebruik van het eenzijdig verzoekschrift te rechtvaardigen. De gevraagde maatregel richt zich immers tegen de niet-geïdentificeerde personen van een stakingspiket die de toegang tot het bedrijf van de verzoeker verhinderen. 113 Dit laatste is aan kritiek onderhevig. Humblet vindt de ingeroepen onmogelijkheid om de tegenpartij te identificeren weinig geloofwaardig. In deze optiek wordt de mogelijkheid naar voor geschoven om de – gekende – vakbondsafgevaardigden te dagvaarden. Het is immers zo dat representatieve werknemersorganisaties bijna altijd de actie zullen dragen of ondersteunen. 114

2.2 Derdenverzet ter verdediging

De toename van de procedures op eenzijdig verzoekschrift botst enigszins met de vaststelling dat er, in tegenstelling tot vroeger, meer en meer belang wordt gehecht aan het recht van verdediging. In de voorbereidende teksten van het Gerechtelijk Wetboek komt deze problematiek niet aan bod. 115 Omdat de wederpartij niet op de hoogte is van het ingediende verzoekschrift, krijgt ze er pas kennis van bij de betekening van de beschikking die de onmiddellijk uit te voeren maatregel bevat. 116 Toch oordeelt het Hof van Cassatie dat er hier geen schending is van artikel 6 EVRM. Hoewel dit artikel van toepassing is op procedures die overeenkomstig artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek worden gevoerd, is het toegelaten dat tegenspraak, in geval van uitzonderlijke omstandigheden of volstrekte noodzaak, niet in de onmiddellijke beginfase moet worden gerealiseerd. Het is net binnen een dergelijke context dat het eenzijdig verzoekschrift zich bevindt. 117 Het is mogelijk om achteraf, volgens artikel 1033 van het Gerechtelijk Wetboek, derdenverzet aan te tekenen tegen de beslissing die zijn rechten benadeelt, maar volgens Brewaeys is dit relatief

109 J. LAENENS, “Kroniek van het gerechtelijk recht”, RW 1988-89, 767-768. 110 A. FETTWEIS, Manuel de procédure civile , Luik, P.U.L., 1987, 331. 111 A. VANDERHAEGHEN, “Eenzijdig verzoekschrift”, NjW 2008, 941. 112 N. PEETERS, “Volstrekte noodzakelijkheid wanneer geen tegenpartij gekend is”, NjW 2007, 753. 113 H. BOULARBAH, Requête unilatérale et inversion du contentieux , Brussel, Larcier, 2010, 500-501. 114 P. HUMBLET, “Kort geding en collectief conflict. Diabolische procedure of laatste redmiddel tegen syndicaal hooliganisme?” in M. STORME, R. DE CORTE, W. VAN GERVEN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De norm achter de regel: wet, doel en algemene rechtsbeginselen , Gent, Story-Scientia, 1995, 146. 115 M. VAN HOECKE, “Vorderingen op eenzijdig verzoekschrift en het recht van verdediging”, RW 1990-91, 596. 116 E. BREWAEYS, “Kort geding op eenzijdig verzoekschrift: recht van verdediging op een laag pitje”, De Juristenkrant 2005, afl. 106, 1. 117 M. STORME, “Art. 6 EVRM en het eenzijdig verzoekschrift”, RW 2005-06, 305.

20 inefficiënt en bovendien schorst het de tenuitvoerlegging niet. 118 Door het derdenverzet beoordeelt dezelfde rechter, binnen de perken van het derdenverzet, opnieuw het geschil in zijn geheel. 119 Humblet wijst op de beperkingen van het aanwenden van het derdenverzet wanneer het eenzijdig verzoekschrift door de werkgever werd ingezet bij collectieve acties. Enerzijds is het elan van de actie al gebroken en anderzijds beschikken ze over weinig gedegen argumenten. Meestal verbiedt de voorzitter namelijk om werkwilligen de toegang tot het bedrijf te ontzeggen, terwijl het stakingsrecht het recht om de bedongen arbeid niet uit te voeren impliceert. 120 Het derdenverzet biedt dus geen efficiënte remedie voor het geschonden beginsel van tegenspraak. Aan representatieve werknemersorganisaties ontzegt men immers meestal het recht om tegen een op eenzijdig verzoekschrift gewezen beschikking derdenverzet aan te tekenen. Bij derdenverzet door individuele werknemers stelt zich het probleem dat dit door de afwezigheid van een actueel belang af en toe niet toelaatbaar wordt verklaard. Hierbij valt op te merken dat deze afwezigheid vaak net het gevolg is van de beschikking. 121

2.3 Dwangsom

Om de efficiëntie van de gevraagde maatregel te waarborgen, bevat het verzoekschrift meestal ook een dwangsom. Men is het er unaniem over eens dat een dwangsom kan worden opgelegd om de begeleidende feiten die de collectieve actie een onrechtmatig karakter geven te beteugelen. 122 Wel verbiedt artikel 1385bis, eerste lid van het Gerechtelijk Wetboek om een dwangsom op te leggen om een arbeidsovereenkomst na te komen, maar over de aanwending in het kader van feitelijkheden bestaat al geruime tijd geen twijfel meer. 123 De dwangsom kan omschreven worden als een door de rechter opgelegde bijkomende veroordeling, zodat de schuldenaar, wegens de opgelegde druk, de hoofdveroordeling nakomt. Deze aan de schuldeiser toekomende geldsom kan de rechter op verscheidene manieren vaststellen en staat buiten verband met de schade die de schuldeiser kan lijden door niet- of niet-tijdige uitvoering. 124 Vanaf het moment van de betekening kan de dwangsom worden verbeurd. Zelfs al staat het verzuim van de schuldenaar voor dat

118 E. BREWAEYS, “Kort geding op eenzijdig verzoekschrift: recht van verdediging op een laag pitje”, De Juristenkrant 2005, afl. 106, 6. 119 K. WAGNER, Sancties in het burgerlijk procesrecht , Antwerpen, Maklu, 2007, 491. 120 P. HUMBLET, “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 124. 121 F. DORSSEMONT, “Rechterlijke tussenkomst in versus paritair beheer van collectieve conflicten in de publieke of semi-publieke sector” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 179. 122 P. HUMBLET, “Het boemerangeffect van de tolerantie: van repressie naar preventie in het collectief arbeidsconflictenrecht”, Or. 1989, 105. 123 B. ADRIAENS en D. DEJONGHE, “De rechterlijke tussenkomst bij stakingen. Een analyse van de rechtspraak inzake de oktoberstakingen tegen het generatiepact”, JTT 2006, 79. 124 G. BALLON, Dwangsom , Gent, Story-Scientia, 1980, 1.

21 tijdstip vast, toch is de dwangsom dan niet verschuldigd. Zo wil men vermijden dat een aan de debiteur onbekende uitspraak tot een verbeurde dwangsom kan leiden. Bovendien is het door de betekening voor de schuldenaar duidelijk dat de schuldeiser de hoofdveroordeling wil laten nakomen. 125 In een aantal beschikkingen beklemtonen enkele voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg de noodzaak van een dwangsom. Het louter opleggen van verbodsbepalingen zou geen effect hebben indien er geen sancties aan gekoppeld zijn. 126 Gelet op de belangen die in een collectief conflict op het spel staan en de overtuiging van de manifestanten, zou elke maatregel die niet met een dwangsom gepaard gaat, slechts een vrome wens zijn. 127 Uit een onderzoek van Adriaens en Dejonghe in verband met de rechtspraak inzake de oktoberstakingen tegen het Generatiepact blijkt dat de rechter vaak, meestal zonder verdere motivering, buitensporige dwangsommen reduceert. 128 De bedragen van de opgelegde dwangsommen variëren, maar bedragen meestal meer dan € 2.500. 129 Toch opteren sommigen voor een wettelijk optreden om hier een maximumbedrag vast te stellen 130 Zo was er in 1994 een wetgevend initiatief dat, via een interpretatieve wet, artikel 1385bis Gerechtelijk Wetboek zo wou doen uitleggen dat men bij een vordering die haar oorsprong in de individuele of collectieve arbeidsbetrekkingen vond geen dwangsom zou kunnen opleggen. 131 Ook later werden er nog meerdere wetsvoorstellen ingediend om te verhinderen dat er bij op eenzijdig verzoekschrift gevelde beschikkingen, in het raam van collectieve arbeidsconflicten, dwangsommen worden opgelegd ( cf. infra ). 132 Door het

125 E. DIRIX, “Executieproblemen met betrekking tot de dwangsom” in JURA FALCONIS (ed.), De dwangsom: referatenbundel van de studiedag Jura Falconis 8 maart 1998 , Leuven, Jura Falconis Libri, 1999, 44. 126 Voorz. Rb. Ieper 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 440 127 Voorz. Rb. Luik 10 maart 2003, JLMB 2003, 751. 128 B. ADRIAENS en D. DEJONGHE, “De rechterlijke tussenkomst bij stakingen. Een analyse van de rechtspraak inzake de oktoberstakingen tegen het generatiepact”, JTT 2006, 80. 129 P. HUMBLET, R. JANVIER, W. RAUWS en M. RIGAUX, Synopsis van het Belgisch arbeidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 420. 130 E. BREWAEYS, F. DORSSEMONT en K. SALOMEZ, “Rechterlijke tussenkomst bij collectieve conflicten”, NjW 2003, 559. 131 M. STORME, “Arbeidsrecht en gerechtelijk recht. Verstaan zij zich met elkaar?”, TPR 1999, 63. 132 Wetsvoorstel (Z. GENOT et al.) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 50K1426/001.; Wetsvoorstel (M. NAGY et al.) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Senaat 2000-01, nr. 2- 921/1.; Wetsvoorstel (Z. GENOT) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Kamer 2003BG, nr. 51K0038/001.; Wetsvoorstel (L. MAXIMUS et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 1996-97, nr. 1-627/1.; Wetsvoorstel (J. SANTKIN et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 1999-00, nr. 2-115/1.; Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2003BG, nr. 3-129/1.; Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2007BG, nr. 4-137/1.; Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2010BG, nr. 5-231/1.

22 ontbreken van rechtspersoonlijkheid voor de vakbonden slaan de dwangsommen niet op hen, maar wel op bijvoorbeeld elke deelnemer aan de stakerspost. 133

2.4 Bevoegde rechtbank

Fundamenteler is de vraag of het tot de rechtsmacht van de rechter behoort om kennis te nemen van collectieve arbeidsconflicten. Heeft de wetgever er immers niet voor geopteerd om dergelijke problemen voor te behouden aan instanties met verzoenende bevoegdheid? 134 Bij afwezigheid van een wettelijke bevoegdheidstoekenning komt het de gewone rechtbanken principieel niet toe om zich in de beslechting van een collectief arbeidsgeschil te mengen. 135 De klassieke leer laat geen twijfel over de onbevoegdheid. 136 Over wat een collectief arbeidsgeschil inhoudt, is er geen discussie. Lenaerts stelt dat het hier om een geschil over arbeidsaangelegenheden gaat tussen een groep werknemers en een of meer werkgevers. 137 Hierbij is het niet noodzakelijk dat de werknemers door een syndicale organisatie worden vertegenwoordigd. 138 Net als bij de meeste andere West- Europese rechtstelsels opteerde de Belgische wetgever ervoor om collectieve conflicten eerst en vooral door bemiddeling, verzoening en overleg te laten oplossen. De rol van de rechtspraak is in deze secundair wat de eigenlijke oplossing van het collectief conflict betreft. Wel is haar rol wezenlijk voor de afbakening van de grenzen waarbinnen het recht op collectieve actie kan worden aangewend. 139 Door de beslechting van de collectieve arbeidsgeschillen te onttrekken aan de rechterlijke macht is deze in beginsel zonder rechtsmacht. 140 Dat de rechter niet bevoegd is om over een collectief arbeidsgeschil op zich te oordelen, neemt niet weg dat hij wel kan oordelen over de dreigende aantasting van subjectieve rechten 141 van een andere partij in het geschil of van een derde. 142 De strategie van de werkgevers bestaat er dan ook in om het conflict tot een aantal laakbare handelingen te herleiden zodat de burgerlijke rechter toch bevoegd is. Als collectieve arbeidsgeschillen belangengeschillen zijn, is de rechtbank niet bevoegd. In het bestel van de Belgische arbeidsverhoudingen gaat men ervan uit dat de partijen dit zelf moeten beslechten, eventueel met behulp van speciaal daartoe opgerichte instanties. Voor individualiseerbare

133 X, “Werkgeversfederatie stelt ‘geloofsboek’ voor”, , 28 september 2001, 25. 134 J. LAENENS en M. RIGAUX, “Het posten als onderdeel van een normale uitoefening van recht van staken: kanttekeningen bij Cass. 31 januari 1997”, RW 1997-98, 598. 135 Brussel 14 januari 1994, RW 1993-94, 1056, noot M. RIGAUX. 136 W. VAN EECKHOUTTE, Sociaal Compendium Arbeidsrecht met fiscale notities 2007-2008 , Mechelen, Kluwer, 2007, 1508. 137 H. LENAERTS, Inleiding tot het sociaal recht , Gent, Story-Scientia, 1973, 411-412. 138 V. VANNES, “Le juge et l'exercice anormal de la grève”, JTT 1994, 37. 139 M. RIGAUX, “De interventie van de burgerlijke rechter in collectieve arbeidsconflicten: naar een kentering in de rechtspraak bij urgentie op eenzijdig verzoekschrift”, RW 1993-94, 1058-1059. 140 K. WAGNER, Sancties in het burgerlijk procesrecht , Antwerpen, Maklu, 2007, 260. 141 Voorz. Rb. Veurne 3 december 2008, RABG 2009, 205, noot B. LIETAERT. 142 Voorz. Rb. Brugge 27 oktober 2005, RW 2005-06, 1350, noot R. BLANPAIN.

23 rechtsgeschillen die hun oorzaak vinden in een collectief geschil (zoals de schending van een burgerlijk recht), is er derhalve geen bevoegdheidsprobleem. 143 De rechter in kort geding kan dus een einde maken aan feitelijkheden die hun oorsprong in een collectief arbeidsconflict vinden. 144 Laenens ziet voor de arbeidsrechtbank zelfs een rol weggelegd ter beslechting van zuivere arbeidsconflicten. 145 Voor vele auteurs blijft een inmenging echter taboe 146 en de rechtsgang naar de voorzitter van de burgerlijke rechtbank is dan ook aan heel wat kritiek onderhevig. 147 Zo stelt Petit dat het niet wenselijk is om rechters die slechts weinig vertrouwd zijn met het sociaal recht en collectieve arbeidsverhoudingen, op eenzijdig verzoekschrift beschikkingen te laten vellen. 148 Tot voor het midden van de jaren ’80 was het nauwelijks denkbaar dat een magistraat zich in de collectieve actie zou mengen, niet zozeer omwille van eventuele onbevoegdheid, maar wel omdat de sociale partners gewoon geen beroep op hem deden. Deze situatie is veranderd door een zekere overlegmoeheid, en dit ondanks een vermindering van het aantal sociale conflicten 149 , al stonden rechtsleer en rechtspraak aanvankelijk eerder weigerachtig ten opzichte van een rechterlijk optreden in collectieve arbeidsgeschillen. 150 Aangezien de arbeidsrechtbank beter vertrouwd is met het sociale gebeuren en zij ook met een grotere omzichtigheid deze problematiek benadert, pleit Petit er dan ook voor om de arbeidsrechtbank voor alle geschillen dienaangaande bevoegd te maken. 151 Ook Humblet ziet de arbeidsrechter als de natuurlijke rechter voor deze problematiek. 152 Pogingen om de arbeidsrechtbank als referentierechtbank naar voor te schuiven zijn echter tot op heden steevast mislukt. 153

143 O. VANACHTER, “De tussenkomst van de rechter bij collectieve arbeidsgeschillen”, TSR 1995, 9-10. 144 Voorz. Rb. Bergen 21 november 2005, JTT 2006, 82. 145 J. LAENENS, “De rechter in kort geding: laatste bolwerk inzake collectieve geschillen” in M. RIGAUX (ed.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 3 , Antwerpen, Kluwer, 1990, 310. 146 P. HUMBLET, “Kort geding en collectief conflict. Diabolische procedure of laatste redmiddel tegen syndicaal hooliganisme?” in M. STORME, R. DE CORTE, W. VAN GERVEN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De norm achter de regel: wet, doel en algemene rechtsbeginselen , Gent, Story-Scientia, 1995, 143. 147 M. RIGAUX, “Het recht op collectieve actie aan een (jurisprudentiële) herdefiniëring toe?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 117. 148 J. PETIT, “Werkstaking, uitsluiting (lock-out) en de bevoegdheid van de rechter” in C. ENGELS (ed.), Werkstaking, lock-out en arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, 155. 149 P. HUMBLET, “De onbevoegdheid van de rechter om tussen te komen in collectieve conflicten: taboe of mythe”, Or. 1987, 233. 150 M. STORME, “De onderneming in het geding. Het rechterlijk optreden bij collectieve arbeidsconflicten in België” in H.J.M.N. HONÉE (ed.), Van vennootschappelijk belang: opstellen aangeboden aan Prof. Mr. J. M. M. Maeijer ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum als hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen , Zwolle, Tjeenk Willink, 1988, 316. 151 J. PETIT, “Gaat de rechter werkstakingen verbieden?”, Or. 1993, 239. 152 P. HUMBLET, “Kort geding en collectief conflict. Diabolische procedure of laatste redmiddel tegen syndicaal hooliganisme?” in M. STORME, R. DE CORTE, W. VAN GERVEN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De norm achter de regel: wet, doel en algemene rechtsbeginselen , Gent, Story-Scientia, 1995, 143. 153 M. RIGAUX, “Het recht op collectieve actie aan een (jurisprudentiële) herdefiniëring toe?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 117.

24 2.5 Wat met artikel 6 van het Gerechtelijk Wetboek?

Dikwijls vraagt de werkgever aan de rechter om in zijn beschikking ‘eenieder’ te viseren die het subjectieve recht schendt. Het verbod geldt dus ten aanzien van iedereen. De vraag die nu rijst is of dit niet botst met een algemene bepaling uit het Gerechtelijk Wetboek. Artikel 6 bepaalt immers dat “de rechters […] in de zaken die aan hun oordeel onderworpen zijn, geen uitspraak [mogen] doen bij wege van algemene en als regel geldende beschikking.” In een uitspraak van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen werd met deze regel in het achterhoofd geweigerd om een dergelijk verbod op te leggen. Ondanks deze motivering komt de problematiek in andere beschikkingen slechts zelden aan bod. Er is immers geen tegenpartij om het op te werpen. Pas in de fase van het derdenverzet kan dit gebeuren. Wanneer de tegenpartij er in het kader van het derdenverzet de aandacht op vestigde, oordeelde de rechter in casu dat artikel 6 van het Gerechtelijk Wetboek irrelevant was. Volgens deze rechtspraak viseerde de beschikking enkel individualiseerbare en welbepaalde feitelijkheden die plaatsvinden ten gevolge van een collectief arbeidsconflict. 154 Een gelijkaardige redenering treffen we aan in de argumentatie van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Bergen. Aangezien het onmogelijk is om de daders van de feitelijkheden op precieze wijze te identificeren, kan het niet anders dan het bevel aan ‘eenieder’ te richten. Omdat de beschikking en de genomen maatregelen beperkt blijven tot de zaak is er geen sprake van een algemene draagwijdte. 155 In dezelfde zin beklemtoont Rauws dat de draagwijdte van artikel 6 van het Gerechtelijk Wetboek van een andere aard is. Op de vraag of een tegen een onbepaalde categorie van personen gerichte rechterlijke beschikking die betrokken zijn bij het actiemiddel, een uitspraak bij wege van een algemene en als regel geldende beschikking is, geeft deze auteur een ontkennend antwoord. Dat de rechterlijke beschikking niet nader genoemde personen viseert, neemt niet weg dat men ze toch voldoende kan identificeren. Het gaat hier immers om onrechtmatige handelingen of bepaalde feitelijkheden die bij een bepaalde onderneming plaatsvinden. Uiteindelijk hebben de bevolen maatregelen tot doel om welbepaalde onrechtmatigheden te beëindigen die worden begaan bij een bepaalde onderneming of vestiging in het kader van een specifiek arbeidsconflict. Artikel 6 van het Gerechtelijk Wetboek bevat volgens deze auteur het voor elke rechter geldende verbod om bij de beslissing te verwijzen naar andere rechtspraak zonder dat men de redenen hiervoor aangeeft. 156 Brewaeys poneert dat het inderdaad zo is dat dit artikel de situatie viseert waarin een rechter aan bepaalde rechtspraak een algemene draagwijdte wou geven, maar dit is niet het enige. Ook richt het zich tegen rechterlijke beslissingen die algemeen zijn, wat betekent dat een dergelijke beslissing zonder onderscheid op iedereen van toepassing is. Volgens deze auteur gaat het dus om een

154 O. VANACHTER, “De tussenkomst van de rechter bij collectieve arbeidsgeschillen”, TSR 1995, 19-20. 155 Voorz. Rb. Bergen 21 november 2005, JTT 2006, 82. 156 W. RAUWS, “Uitspraak en uitvoering van de rechterlijke beslissing bij arbeidsrechtelijke geschillen” in G. VAN LIMBERGEN (ed.), Sociaal procesrecht , Antwerpen, Maklu, 1995, 259.

25 algemene en als regel geldende beschikking. Wie de toegang tot het bedrijf belemmert, valt er onder. Het speelt hierbij geen rol of het gaat om personeelsleden, vakbondsleden of anderen. Stel dat een vrouw van een staker drank komt brengen, dan verhindert ze door te participeren aan de samenscholing de toegang tot het bedrijf en valt ze onder de sanctie. 157 Dujardin kant zich resoluut tegen deze zienswijze. Enkel indien de ‘toevallige bezoekers’ meewerken aan de belemmering van de bedrijfsterreinen vallen ze onder de toepassing van de verleende beschikking. Dit is immers een conditio sine qua non ter executie van de verleende beschikking. Daarnaast stelt hij dat het niet de regel is die algemeen is, maar wel de bestemmeling(en) van de regel. De oorzaak hiervan ligt in de onmogelijkheid om de eventuele tegenpartij op voorhand te identificeren. Er is dus geen sprake van een algemene regel indien de rechter een tijdslimiet aan de geldigheid van de beschikking koppelt of de oorzaak van de staking aanwijst. 158

2.6 De rol van de gerechtsdeurwaarder en de politie

Naar aanleiding van het sociaal conflict bij AB InBev ( cf. infra ) stelde het hof van beroep te Brussel dat de openbare macht gevolg moest geven aan de bevelen van de gerechtsdeurwaarder “om het gehele dispositief, indien nodig met fysieke dwang, te doen naleven”. 159 In andere beschikkingen verleent de voorzitter geregeld de bijstand van de openbare macht aan de gerechtsdeurwaarder om de identiteit van de desbetreffende stakers te achterhalen. 160 Een dergelijke tussenkomst van de openbare macht is problematisch in het kader van de scheiding der machten. Dat de voorzitter aan de gerechtsdeurwaarder de taak geeft om de beschikking uit te voeren en dat hij daarbij door de openbare macht wordt beschermd, vormt geen enkel probleem. Doordat de openbare macht onder de bevoegdheid van de uitvoerende macht ressorteert, kan ze, volgens een bepaalde strekking in de rechtsleer, geen rechtstreekse bevelen ontvangen van de rechter. Bovendien kan de openbare macht enkel optreden als er een verstoring van de openbare orde plaatsvindt. Of een stakingspiket deze verstoort, is vatbaar voor discussie. 161 Artikel 1 van het koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten 162 bepaalt dat men zijn identiteitskaart moet overleggen aan de betekende gerechtsdeurwaarder. Het probleem is echter dat de gerechtsdeurwaarders over geen enkel dwangmiddel beschikken bij een eventuele weigering. Om de identiteit dan toch te achterhalen, is de bijstand van de openbare macht noodzakelijk. Artikel 44 van de wet op het politieambt 163 voorziet

157 E. BREWAEYS, “Het eenzijdig kort geding bij sociale conflicten”, P&B 1993, 61. 158 R. DUJARDIN, “Nogmaals: het eenzijdig kort geding bij sociale conflicten”, P&B 1993, 96. 159 J. BUELENS en L. MICHIELSEN, “Biergigant bijt in het stof bij sociaal conflict”, De Juristenkrant 2010, afl. 203, 16. 160 Bijvoorbeeld Voorz. Rb. Brugge 24 oktober 2005, JTT 2006, 90 en RW 2005-06, 1348. 161 J. BUELENS, “Stakingsrecht op een kruispunt”, De Juristenkrant 2008, afl. 179, 11. 162 BS 7 september 1985. 163 BS 22 december 1992.

26 ondermeer in het beschermen van de gerechtsdeurwaarders tegen gewelddaden en feitelijkheden. Hoewel de politiediensten moeilijkheden die de gerechtsdeurwaarder hinderen in de uitvoering van zijn opdracht, kunnen wegnemen, betekent dit niet dat ze de eigenlijke opdracht van de gerechtsdeurwaarder mogen vervullen. Dit zou immers een – strafbare – inmenging in het openbaar ambt van de gerechtsdeurwaarder impliceren. 164 Een daadwerkelijke uitoefening van de opdracht van de gerechtsdeurwaarder door de politiediensten is dus zonder twijfel onrechtmatig.165 Af en toe tracht de politie door middel van een administratieve aanhouding de identiteit van de personen te achterhalen. Sommigen stellen dat men hierdoor de wettelijke bevoegdheid ruimschoots te buiten gaat. Het eenvoudige feit van het stakingspiket is in deze visie geen wettige reden om de identiteit te controleren of a fortiori over te gaan tot een administratieve aanhouding. 166 Dujardin houdt er een andere visie op na. Hij stelt dat de politie de tenuitvoerlegging van het bevelschrift moet mogelijk maken. Dit houdt in dat ter identificatie desgevallend zelfs de insluiting en omsingeling van de obstructieplegende stakers kunnen, net als de administratieve aanhouding. 167 Monard en Degreef sluiten zich bij de zienswijze van Dujardin aan. Om het operationele karakter van de opgelegde maatregelen te waarborgen, wordt – waar nodig – in de bijstand van de openbare macht voorzien. Samen met de dwangsom zorgt dit voor een doeltreffende en efficiënte tussenkomst van de voorzitter. 168

164 E. FLAMAND en R. JESPERS, Je rechten bij openbare actie , Berchem, EPO, 1997, 134. 165 P. LUYPAERS, “De nieuwe regeling van het gebruik van geweld en (vuur)wapens” in C. FIJNAUT en F. HUTSEBAUT (eds.), De nieuwe politiewetgeving in België , Arnhem, Gouda Quint, 1993, 264. 166 E. FLAMAND en R. JESPERS, Je rechten bij openbare actie , Berchem, EPO, 1997, 134. 167 R. DUJARDIN, “De executie in het kader van een sociaal conflict” in R. DUJARDIN, L. AMEELE, F. BERGE, P. DEKEYSER, J. GIELEN, M. LEROY, W. LIBBRECHT, P. VANDEMEULEBROECKE, J. VANDENBOSCH, C. VANHEUKELEN en P. YERNAUX (eds.), Liber Amicorum Marcel Briers , Gent, Mys en Breesch, 1993, 169. 168 E. MONARD en D. DEGREEF, Het eenzijdig verzoekschrift (art. 584, 3de lid Ger.W.): nood breekt tegenspraak , Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1998, 42-43.

27 3 Voorwerp van de vordering

3.1 Feitelijkheden

Als een werkgever tijdens een collectief conflict een eenzijdig verzoekschrift gebruikt, dan komt dit bijna nooit overeen met een eis om een staking te verbieden. Het bevat daarentegen de vraag om gedragingen die bepaalde burgerlijke rechten zouden schenden, te doen ophouden. Dit zijn de zogenaamde ‘feitelijkheden’ waartegen men ageert. 169 In de Belgische wetgeving vinden we geen definitie terug van het begrip ‘feitelijkheid’. De feitelijkheid kan omschreven worden als de klaarblijkelijk onrechtmatige schending van een recht. Men kan het ook nog als een evidente onwettigheid omschrijven die tot de krenking van een subjectief recht leidt. 170 Voor een dergelijke vorm van eigenrichting die kennelijk tegen het recht ingaat, is binnen een rechtsstaat geen plaats. Tegenover de voie de fait , de feitelijkheid, staat de voie de droit. 171 Door de onmiskenbaar op geen enkele wettige grondslag gesteunde handeling of feit worden de rechten van anderen in opspraak gebracht of geschaad en treedt een verstoring van de rechtsorde op. 172 De situatie waarbij er een afsluiting van de bedrijfsgebouwen plaatsvindt en het bovendien vaststaat dat werkwilligen verhinderd worden is een voorbeeld van een feitelijkheid. 173 Ook een bedrijfsbezetting vormt volgens vaste rechtspraak altijd een feitelijkheid en is dus onrechtmatig. 174 Een staking vormt op zich geen feitelijkheid. 175

3.2 Aantasting van burgerlijke rechten

Werkgevers nemen meestal hun toevlucht tot argumenten als de vrijheid van handel, het eigendomsrecht, het recht op arbeid en de vrijheid van arbeid als de burgerlijke rechten die

169 P. HUMBLET, “Kort geding en collectief conflict. Diabolische procedure of laatste redmiddel tegen syndicaal hooliganisme?” in M. STORME, R. DE CORTE, W. VAN GERVEN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De norm achter de regel: wet, doel en algemene rechtsbeginselen , Gent, Story-Scientia, 1995, 143. 170 G. ROMMEL, “De feitelijkheid in het kort geding tegen de overheid”, TPR 1983, 1124. 171 W. RAUWS, “De dwangsom en openbare ordehandhaving bij collectieve arbeidsconflicten” in M. RIGAUX (ed.), Bedrijfssluitings- en arbeidsconflictenrecht , Brugge, Die Keure, 1988, 257. 172 Rb. Antwerpen 12 februari 1993, P&B 1993, 78. 173 Voorz. Rb. Brugge 24 oktober 2005, NjW 2006, 77. 174 Voorz. Rb. Luik 15 mei 1995, AR 958009, www.stradalex.com . 175 F. HENDRICKX, “Arbeidsrecht ge(de-)blokkeerd: over rechterlijke tussenkomst bij staking” in P.F. ANTHONISSEN, P. BEKAERT, K. BOURGEOIS, S. CALLENS, A. DE GRAEVE, A. DE KOSTER, B. DELVAUX, A. DE WILDE, J. DUMORTIER, K. GEENS, L. GYSELAERS, F. HENDRICKX, H. NYS, G. SOMERS, D. STEVENS, E. SWAENEPOEL, R. VERSTRAETEN, P. VALCKE, M. VIDAL, J. WOUTERS en T. WUYTS, Recht in beweging: 13 de VRG Alumnidag 2006 , Antwerpen, Maklu, 2006, 46.

28 door de feitelijkheden worden aangetast. 176 In wat volgt, zullen deze kort worden toegelicht. 177

3.2.1 Vrijheid van handel

Artikel 7 van het decreet-D’Allarde proclameert de vrijheid van handel en nijverheid. Deze bepaling heeft zijn impact op het stakingsrecht waarbij er een belangenafweging tussen beide dient te gebeuren. Een aantal rechterlijke uitspraken stelt duidelijk dat het toegestaan is om deel te nemen aan een stakingspiket, maar dat dit ondermeer de vrijheid van handel en nijverheid van anderen niet in het gedrang mag brengen. 178 Zo oordeelde het hof van beroep te Brussel dat op grond van deze bepaling de werkgever het recht heeft om, zelfs gedurende collectieve conflicten, zijn activiteiten uit te oefenen en deze op een normale wijze verder te zetten. Er is sprake van een inbreuk op deze vrijheid indien een werkgever door handelingen zijn onderneming niet kan betreden of er de activiteiten niet kan voortzetten. 179

3.2.2 Eigendomsrecht

Het eigendomsrecht wordt gewaarborgd door artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek dat het als volgt omschrijft: “Eigendom is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak het genot te hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is met de wetten of met de verordeningen.” Als de toegang tot een bedrijf door een piket voor de werkgever en/of zijn aangestelden niet meer mogelijk blijkt, is er een schending van dit artikel. Dit eigendomsrecht wordt meestal door de rechtspraak als onaantastbaar beschouwd. Desalniettemin zijn er in de rechtsleer een aantal visies ontstaan waarbij men genuanceerd denkt over wie eigenaar is van de productiemiddelen. Werknemers zijn eigenlijk mede-eigenaars doordat ze een belang hebben in de onderneming. Een werkgever zou ook dan niet zomaar eender welke beslissing kunnen nemen over zijn eigendom. Dit impliceert dat niet elke poortblokkade automatisch ongeoorloofd is. Onder bepaalde omstandigheden kan ze legitiem zijn. 180

176 E. BREWAEYS, F. DORSSEMONT en K. SALOMEZ, “Rechterlijke tussenkomst bij collectieve conflicten”, NjW 2003, 548. 177 Voor een overzicht van andere argumenten die werkgevers inroepen, zie: J. PETIT, “Gaat de rechter werkstakingen verbieden?”, Or. 1993, 237. 178 G. PHILIPSEN, “Commentaar bij art. 7 Decr. 2-17 maart 1791” in X, Handels- en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer , Mechelen, Kluwer, losbl., 17. 179 Brussel 7 december 2005, JTT 2006, 81. 180 P. HUMBLET, “Naar een stakingswet?”, Soc. Kron. 1998, 27.

29 3.2.3 Recht en vrijheid op arbeid

Om aan iedereen een menswaardig leven te verzekeren, voorziet artikel 23 van de Belgische grondwet in een recht op arbeid. 181 Hoewel het recht op arbeid van de werkwilligen een van de geschonden subjectieve rechten is die de ondernemer inroept 182 , stelt Stroobant dat een werkgever dit niet kan inroepen om stakingsposten te verbieden. Zo was er tijdens de parlementaire discussie geen meerderheid om het opgeheven artikel 310 Sw. ( cf. supra ) weer in te voeren. Ook legden de indieners van het voorstel de klemtoon op de neutrale betekenis van het artikel. Tot slot stelt de memorie van toelichting dat een werkwillige het recht op arbeid niet op absolute wijze kan opeisen. Dit zou immers conflicteren met de belangen van de arbeidsgemeenschap. Bovendien is er de individuele plicht tot solidariteit met de gemeenschap. 183 Een werkwillige kan zich dus niet zomaar beroepen op zijn recht op arbeid en aldus het sociaal conflict ondermijnen. 184 De formulering van de grondwetsbepaling is duidelijk geïnspireerd op die van het Europees Sociaal Handvest. Men kan uitsluitend een schending van zijn eigen subjectieve rechten voor de rechter inroepen en ze laten stopzetten. Tegen een schending van andermans rechten kan men niet optreden. Toch zijn er al heel wat stakingspiketten verboden waarbij de werkgever zich steunde op het geschonden recht op arbeid van de werkwillige werknemers. 185 In een recente beschikking stelde de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven dat een werkgever zich niet op het recht op arbeid van eventuele werkwillige werknemers kan beroepen. Het zijn de werkwilligen zelf die hun rechten moeten laten gelden via de daartoe geëigende kanalen. 186 Men moet er zich voor hoeden om het recht op arbeid gelijk te stellen of te verwarren met de vrijheid van arbeid. Dit laatste heeft een positieve en negatieve component. Het negatieve element omvat het recht om niet te arbeiden. Hieruit vloeit voort dat men niemand tegen zijn wil kan dwingen om te arbeiden. Ondermeer een verbod op slavernij en dwangarbeid vormt dan de minimalistische inhoud van het negatieve onderdeel. Bij de positieve component zijn er twee onderscheiden momenten. Vooraleer men zijn arbeidstaak of beroep heeft gekozen, mag men niet gehinderd worden in zijn beslissing door de staat of door particulieren (bijvoorbeeld via corporaties). Is de keuze eenmaal gemaakt, dan is het

181 W. VAN EECKHOUTTE, Sociaal Compendium Arbeidsrecht met fiscale notities 2009-2010 , Mechelen, Kluwer, 2009, 64. 182 E. BREWAEYS, F. DORSSEMONT en K. SALOMEZ, “Rechterlijke tussenkomst bij collectieve conflicten”, NjW 2003, 548. 183 M. STROOBANT, “De sociale grondrechten naar Belgisch recht: een analyse van de parlementaire werkzaamheden bij art. 23 GW” in M. STROOBANT (ed.), Sociale grondrechten , Antwerpen, Maklu, 1995, 81. 184 M. STROOBANT, “Ontstaan en draagwijdte van art. 23 Grondwet houdende toekenning van sociale rechten”, TSR 1994, 225. 185 O. VANACHTER, “De tussenkomst van de rechter bij collectieve arbeidsgeschillen”, TSR 1995, 30. 186 Voorz. Rb. Leuven 10 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311110913UZUV.pdf .

30 niet aan de staat of derden toegestaan om de vrije uitoefening van de arbeidstaak of het beroep te bemoeilijken. 187

187 F. DORSSEMONT, “‘Het recht op de vrije keuze van beroepsarbeid’ in artikel 23 van de Grondwet: een ultieme erkenning van de vrijheid van arbeid?”, RW 1994-95, 866.

31 4 Rechtshistorisch perspectief van de rechterlijke tussenkomst in collectieve conflicten

4.1 De eerste beschikking

In de rechtsleer 188 duidt men 1987 aan als het definitieve en volwaardige startpunt voor het aanwenden van de techniek van de procedure op eenzijdig verzoekschrift door de werkgevers. De Belgische Vereniging van Burgerluchtvaartpiloten en Technisch Boordpersoneel (A.B.P.N.L.), een niet-representatieve vakorganisatie, kondigde voor 6 augustus 1987 een 24-urenstaking bij Sabena aan. Deze staking kreeg geen erkenning van de representatieve werknemersorganisatie. A.P.B.N.L. eiste ondermeer, naast een loonsverhoging, een hervorming van het systeem over de loonsverhoging, waarover al een akkoord was tussen de representatieve werknemersorganisaties en Sabena. Dit systeem was vastgelegd in een CAO-verplichting voor Sabena. De voorzitter van de rechtbank bevestigt zijn bevoegdheid daar er hoogdringendheid is, de andere voorwaarden vervuld zijn en het slechts om een provisoire beschikking gaat. Door de aangekondigde staking, een feitelijkheid volgens de rechter, af te wegen tegenover het nut van de syndicale actie, kan de rechtbank de nodige maatregelen bevelen. De voorzitter vaardigt een bevelschrift uit met een verbod tot staken en aan elke overtreder wordt een dwangsom van 200.000 BEF opgelegd. 189 Deze uitspraak deed heel wat stof opwaaien en er verschenen krantenartikels met titels als ‘Rechter zendt piloten naar de cockpit’, ‘Rechter verbiedt piloten te staken’ en ‘De Sabena-staking is ontwettig’. 190 Als gevolg van het met de hand geschreven bevelschrift, daterend van iets voor middernacht op 5 augustus, ging de staking niet door. De stap van de werkgever naar de rechter bleek in dit geval enorm effectief te zijn. 191 Op 17 augustus 1987 tekenden twee piloten derdenverzet aan, dat de Brusselse rechtbank ontvankelijk verklaarde. De voorzitter stelde eerst en vooral dat collectieve conflicten niet tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht behoren, al kan die wel louter voorlopige maatregelen vellen en punctueel tussenkomen. Omdat de geldigheidsduur van het bevelschrift van 5 augustus afhankelijk was van de beslechting van een ander geschil, bevatte het de facto een stakingsverbod voor lange termijn. Hierdoor besliste de voorzitter om het eenzijdig bevelschrift in te trekken. 192 In twee andere vonnissen van dezelfde periode werd een duidelijke omschrijving gegeven van de gevallen waarin de rechtbanken bevoegd zijn om in dergelijke geschillen op te treden. Bij collectieve arbeidsgeschillen is er, naast de hoogdringendheid en het feit dat de beslissing de grond van de zaak niet mag raken, tevens de vereiste dat een van de volgende voorwaarden vervuld is: het risico van

188 Bijv. P. HUMBLET, “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 123. 189 Voorz. Rb. Brussel 5 augustus 1987, TSR 1987, 464. 190 B. DUBOIS, “Juridische benadering van het collectief geschil”, TSR 1987, 392. 191 O. VANACHTER, “De tussenkomst van de rechter bij collectieve arbeidsgeschillen”, TSR 1995, 7-8. 192 Voorz. Rb. Brussel 31 augustus 1987, TSR 1987, 469.

32 onherstelbare schade, de noodzaak een einde te stellen aan feitelijkheden die de rechten van derden aantasten of de noodzaak om een duidelijk ontoelaatbare wanorde te beëindigen. Onherstelbare schade is de schade die de arbeidsplaatsen in de onderneming, of de onderneming zelf, in gevaar kan brengen. 193 Het aan de piloten van Sabena opgelegde stakingsverbod inspireerde de Regie der Luchtwegen tot een soortgelijke poging om een staking te laten verbieden. De vordering werd echter afgewezen. 194

4.2 Voorlopers?

Naast een overlegmoeheid is het gebruik van de techniek eveneens te wijten aan de door het arrest van het Hof van Cassatie van 1981 ontstane beperkingen om repressief op te treden. Hierdoor is de deelname aan een wilde of spontane staking niet langer een wanprestatie. Dit vormt dus niet langer een grond voor bijvoorbeeld het ontslag om dringende reden. De tactiek is van het repressieve naar het curatieve of zelfs preventieve verschoven, wat impliceert dat de werkgever zich richt op het beëindigen of verhinderen van de collectieve actie. Men kiest dan voor een snelle rechterlijke tussenkomst en niet zozeer meer voor de eerder trage procedures van verzoening en bemiddeling. 195 Tot dan was er een eerder negatieve houding ten opzichte van een rechterlijke interventie in collectieve sociale conflicten. 196 Zo stelde de arbeidsrechtbank van Luik in kort geding dat eender welke rechter zich afzijdig moet houden bij dergelijke conflicten. 197 Rechters zijn niet bevoegd om de sociale onvrede, voortvloeiend uit een belangenstrijd, te beslechten. Enkel tijdelijke, praktische en welomschreven maatregelen zijn toegelaten. 198 Het komt niet aan een rechter toe om in kort geding een vakbondsactie te doen ophouden, want een dergelijk ingrijpen raakt de grond van de zaak en valt buiten de rechterlijke bevoegdheid. 199 Elke rechterlijke inmenging in stakingsaangelegenheden zou volgens bepaalde rechtspraak uitgesloten zijn 200 en men verklaart zich dan ook onbevoegd. 201 De Tongerse rechtbank van eerste aanleg stelde zelfs dat het actiemiddel van de bedrijfsbezetting niet noodzakelijk een feitelijkheid uitmaakt die ingaat tegen het eigendomsrecht. Doordat de beoordeling ervan de grond van de zaak raakt, is er bijgevolg

193 Voorz. Rb. Brussel 11 september 1987, TSR 1987, 472. 194 F. DORSSEMONT, “Schendt rechterlijke tussenkomst op eenzijdig verzoekschrift bij collectieve conflicten Europees Sociaal Handvest?”, De Juristenkrant 2000, afl. 18, 3. 195 P. HUMBLET, “Het boemerangeffect van de tolerantie: van repressie naar preventie in het collectief arbeidsconflictenrecht”, Or. 1989, 102. 196 E. FLAMAND en R. JESPERS, Je rechten bij openbare actie , Berchem, EPO, 1997, 129. 197 Voorz. Arbrb. Luik 16 juni 1986, JL 1986, 604. 198 Voorz. Rb. Charleroi 24 augustus 1987, TSR 1987, 475. 199 Gent 12 maart 1981, RW 1981-82, 1683. 200 Voorz. Arbrb. Charleroi 7 mei 1979, TSR 1979, 176. 201 G. DEMEZ, “La judiciarisation des conflits sociaux” in E. ARCQ, M. CAPRON, P. REMAN en E. LEONARD (eds.), Dynamiques de la concertation sociale , Brussel, CRISP, 2010, 488.

33 onbevoegdheid 202 , al deelde niet iedereen deze visie. Zo beschouwde de voorzitter van de Turnhoutse rechtbank van eerste aanleg de bedrijfsbezetting, met een groot aantal wisselende personen, als een feitelijkheid die, desnoods met hulp van de openbare macht, bij hoogdringendheid beëindigd moet worden. Deze feitelijkheid is in strijd met het eigendomsrecht en de vrijheid van arbeid en ondernemen. 203 Toch is het vooral met betrekking tot de problematiek van de bedrijfsbezettingen dat in de periode van 1968 tot 1978 de procedure op eenzijdig verzoekschrift al werd aangewend. 204 Humblet spreekt dan ook eerder van een herontdekking. 205 Dat dit vroeger al gebeurde en tot de mogelijkheden behoorde, hoeft niet zo te verwonderen. Het is immers niet zo dat er plotseling rechterlijke bevoegdheden zijn bijgekomen. 206 Geen enkele (grond)wettelijke bepaling of algemeen rechtsbeginsel onttrekt de collectieve geschillen aan de rechterlijke rechtsmacht. 207 Toch reageerden de rechtscolleges destijds terughoudender. Slechts af en toe boekte de werkgever succes. Vaak verklaarde de rechter zich onbevoegd of werd de vordering afgewezen wegens ongegrondheid of onontvankelijkheid. 208

4.3 Rechtshistorisch overzicht 209

4.3.1 De eerste jaren: meer en meer rechterlijke interventies

In de jaren na de eerste ophefmakende beschikkingen zijn er heel wat uitspraken die de rechterlijke bevoegdheid verder beklemtonen en afbakenen. Het Antwerpse hof van beroep poneert duidelijk de onbevoegdheid om collectieve geschillen te beslechten, maar daarnaast bestaat wel de mogelijkheid om feitelijkheden stop te zetten indien er sprake is van een dwingend karakter en de grond van het geschil door de beslissing onaangetast blijft. 210 Over juridische geschillen die in het kader van collectieve arbeidsconflicten ontstaan, kan een arbeidsrechtbank oordelen. 211 Handelingen die subjectieve rechten schenden, behoren dus

202 Voorz. Rb. Tongeren 15 maart 1982, JTT 1982, 331. 203 Voorz. Rb. Turnhout 24 oktober 1985, Soc. Kron. 1988, 153 204 M. RIGAUX, “Recht te staken en arbeidsovereenkomstenrecht: status questionis na het Cassatiearrest van 21 december 1981” in M. RIGAUX (ed.), Bedrijfssluitings- en arbeidsconflictenrecht , Brugge, Die Keure, 1988, 196. 205 P. HUMBLET, “Het boemerangeffect van de tolerantie: van repressie naar preventie in het collectief arbeidsconflictenrecht”, Or. 1989, 106. 206 M. DISPERSYN, “Observations sur l’intervention du pouvoir judicaire dans les conflits collectifs du travail prenant la forme d’une grève”, Jura Falc. 1987-88, 323. 207 B. DE TEMMERMAN, “Kort geding in sociaalrechtelijke zaken” in G. VAN LIMBERGEN (ed.), Sociaal procesrecht , Antwerpen, Maklu, 1995, 167. 208 M. RIGAUX, “Recht te staken en arbeidsovereenkomstenrecht: status questionis na het Cassatiearrest van 21 december 1981” in M. RIGAUX (ed.), Bedrijfssluitings- en arbeidsconflictenrecht , Brugge, Die Keure, 1988, 197. 209 Het gaat hier evenwel niet om een exhaustief overzicht van alle uitspraken. Veeleer is het de bedoeling om enkele markante uitspraken, algemene tendensen en relevante gebeurtenissen weer te geven en te duiden. 210 Antwerpen 30 juni 1987, TSR 1987, 461. 211 Arbh. Antwerpen 27 mei 1988, JTT 1988, 357.

34 tot de rechterlijke bevoegdheid 212 en de rechter in kort geding mag ten voorlopige titel de rechten van de partijen beoordelen om de gepaste maatregel te vellen 213 zolang deze de grond van de zaak niet raakt. 214 Een bedrijfsbezetting is een feitelijkheid die private subjectieve rechten schendt. Zelfs een partij bij het collectief geschil kan hiertegen optreden, wat niet betekent dat het geschil an sich aanhangig is. 215 Ter bescherming van het recht op arbeid kan een rechter ook het bevel geven dat de niet-stakende werknemers vrije toegang tot de lokalen van de onderneming krijgen.216 Dat de vrijheid van handel en arbeid in het gedrang is, betekent evenwel niet automatisch dat er zich een feitelijkheid voordoet, maar is eerder een normaal gevolg van een staking. 217 Het eenzijdig verzoekschrift is zelfs de enige mogelijkheid om toegang tot de onderneming te verkrijgen indien er sprake is van stakingspiketten bemand door niet identificeerbare personen. 218 Stakingspiketten behoren niet automatisch tot een normale uitoefening van het stakingsrecht. 219 Verder worden ondermeer feitelijkheden die de vrije toegang van klanten tot de vennootschap verhinderen onder verbeurte van een dwangsom verboden. 220 Concreet was dit het geval bij het bedrijf Fadis, maar dit is slechts een van de vele werkgevers die naar de rechter stapte. Een onvolledig overzicht van bedrijven die in navolging van Sabena een rechterlijke tussenkomst in een sociaal conflict vroegen, ziet er als volgt uit: Ansul, APS, Belgonucleaire, Bobbejaanland, Carcoke, Cuivre et Zinc, Delacre, Daf Oevel, Delhaize, Dema- Jouret, De sleutel, Duracell, Esso, GB-Inno-DM, Mazda, Megastore, Monsanto, Regie der Luchtwegen, Ridge Tool Europe, Rombouts, Splintex, Stenuick, Uneklo, Van Pelt, Van Riet en Volkswagen. 221 Naar aanleiding van een staking van de arbeiders van Upjohn gebruikte de bedrijfsleiding daags erna de procedure van het eenzijdig verzoekschrift om de stakingsposten voor de poorten van het bedrijf te laten ontruimen. Een artikel in De Tijd meldt een stijgend aantal ingrepen van burgerlijke rechtbanken in sociale conflicten. 222 Van Eeckhoutte bevestigt deze vaststelling en wijst bovendien op het toenemende succes van de techniek. 223

212 Bergen 9 december 1986, JTT 1987, 134. 213 Brussel 3 december 1987, JTT 1988, 213; Voorz. Rb. Luik 14 december 1989, JT 1990, 405. 214 Luik 12 november 1988, TSR 1989, 488. 215 Bergen 2 maart 1988, JTT 1988, 209. 216 Brussel 12 mei 1992, JTT 1992, 412; Voorz. Rb. Luik 9 september 1993, JLMB 1994, 245. 217 Voorz. Rb. Brussel 23 november 1987, Soc. Kron. 1988, 170. 218 Voorz. Rb. Brussel 9 juni 1992, JT 1993, 315. 219 Brussel 4 februari 1994, JTT 1994, 331 en JLMB 1994, 657. 220 Voorz. Rb. Bergen 7 en 9 november 1987, Soc. Kron. 1988, 169. 221 O. VANACHTER, “De tussenkomst van de rechter bij collectieve arbeidsgeschillen”, TSR 1995, 8. 222 X, “Burgerlijke rechtbank doekt opnieuw een stakingpost op”, De Tijd , 17 april 1993. 223 W. VAN EECKHOUTTE, “Rechterlijke tussenkomst bij kollektieve konflikten: een juridische visie”, De Tijd , 24 januari 1995.

35 4.3.2 Divergerende rechtspraak

Toch zijn er, naast de vele uitspraken in het voordeel van de werkgevers, ook een aantal dissonante geluiden in de rechtspraak. Een uitspraak van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Namen bepaalt dat het niet aan de werkgever toekomt om zich te steunen op de belangen van de werkwilligen of het cliënteel dat ten gevolge van een stakingsactie geen vrije toegang tot het bedrijf heeft. 224 Iedere keer beklemtoont de rechtspraak dat ze zich, bij gebreke aan een wettelijke bevoegdheidsregeling, in beginsel niet mag mengen in de beslechting van collectieve geschillen. Overleg moet hier de oplossing brengen. Verder beperkt het Brusselse hof van beroep de feitelijkheid. Er is slechts sprake van een feitelijkheid als dit de maatschappelijk aanvaarde uitoefening van het stakingsrecht kennelijk overschrijdt. Dit impliceert dat als de stakers zonder geweldpleging op goederen of personen posten, er zich geen feitelijkheid voordoet. 225 Posten behoort dus tot de normale uitoefening van het stakingsrecht, maar desalniettemin beschikt de burgerlijke rechter nog over een marginale rechtmatigheidstoets. Rigaux oordeelt dat het hof met dit arrest het collectief overleg als techniek om sociale conflicten te regelen naar voor schuift en aan de burgerlijke rechter een evenwichtig beoordelingskader aanreikt. 226 Dergelijke rechtspraak sluit aan bij die van het Europees Comité inzake Sociale Rechten (ECSR) waaruit blijkt dat vreedzame stakingsposten onder de bescherming van het Europees Sociaal Handvest (ESH) vallen. De notie ‘vreedzaam posten’ krijgt een ruime invulling. Het mag evenwel niet gepaard gaan met “any act of psychical violence, threat or intimidation ”. 227 Wat de piketten aangaat, is het niet volledig juist om gewelddadige strikt te onderscheiden van geweldloze. De werkgever krijgt bij gewelddadige stakingspiketten te maken met een bedrijf waarvan de toegang is afgesloten door werknemers of derden. Aan werkwilligen, leveranciers en cliënten ontzegt men de toegang door ‘geweld’ of het dreigen met ‘geweld’. Bij de geweldloze variant beperken stakende werknemers of derden zich tot het met verbale argumenten aanzetten van werkwilligen tot solidariteit en dus om eveneens het werk neer te leggen. Een dergelijke tweedeling stemt niet overeen met de realiteit. Veeleer gaat het hier om een continuüm met deze twee ideaaltypes als extrema. 228 Het overgrote deel van de stakingen gaat gepaard met stakingsposten. Bedrijfsbezettingen komen heel wat minder voor en gijzelnemingen zijn uitzonderlijk. 229

224 Voorz. Rb. Namen 20 januari 1993, Soc. Kron. 1993, 219. 225 Brussel 14 januari 1994, RW 1993-94, 1056. 226 M. RIGAUX, “De interventie van de burgerlijke rechter in collectieve arbeidsconflicten: naar een kentering in de rechtspraak bij urgentie op eenzijdig verzoekschrift” (noot onder Brussel 14 januari 1994), RW 1993-94, 1058-1059. 227 K. SALOMEZ, “Het grondrecht op collectieve actie” in G. COX en M. RIGAUX (eds.), De grondrechtelijke onderbouw van het collectief arbeidsrecht , Mechelen, Kluwer, 2005, 89. 228 F. DORSSEMONT, Rechtspositie en syndicale actievrijheid van representatieve werknemersorganisaties , Brugge, Die Keure, 2002, 487. 229 M. CAPRON, “Tien jaar sociale conflicten in België”, Vlaams Marxistisch Tijdschrift 2006, 2, 42.

36 Hoewel soms beklemtoond wordt dat het weinig opportuun is om de rechter feitelijkheden te laten stopzetten 230 , beschouwt men de bedrijfsbezetting voortdurend als een feitelijkheid. 231 Dat stakingspiketten die de vrije toegang tot de onderneming weigeren of belemmeren principieel de normale uitoefening van het stakingsrecht niet overschrijden, bevestigt latere rechtspraak, maar de werkgever kan de schending van het recht op arbeid pas inroepen, indien een voldoende meerderheid van de werknemers vindt dat dit recht geschonden is. 232 Tegen het arrest van het Brusselse hof van beroep van 14 januari 1994 werd in cassatie gegaan. Het Hof van Cassatie bevestigt het bestaan van een subjectief stakingsrecht waarbij men anderen schade kan toebrengen door de subjectieve rechten van ondernemen en eigendomsvrijheid te doorkruisen. Staken is een naar maatschappelijke normen gekwalificeerd recht. 233 Impliciet bekrachtigt het Hof van Cassatie de stelling dat het posten een bestanddeel vormt van een normale stakingsuitoefening. Staken betekent dus veel meer dan het louter neerleggen van het werk. Als er geen geweld tegen personen of goederen plaatsvindt, houdt dit in dat er geen kennelijke overschrijding van de grenzen van de normale uitoefening van het stakingsrecht is. Wanneer de actie van de stakers bestaat uit het informeren en overtuigen van niet-actievoerders en het plegen van geweldloos verzet, is het posten legitiem. 234 Storme verwerpt echter de stelling van auteurs die poneren dat het Hof van Cassatie met dit arrest impliciet bevestigt dat het posten een integrerend deel is van de normale stakingsuitoefening. In zijn visie kan men dit op geen enkele wijze uit het arrest afleiden. 235 Deze visie van het Hof van Cassatie krijgt geen algemene navolging. Zo stelt de Luikse voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg dat het stakingsrecht enkel het recht tot staken als gedraging wettigt. De rechten en vrijheden van derden kunnen dan ook in dit kader uitsluitend worden aangetast door de weigering om het overeengekomen werk uit te voeren. 236 Andere rechterlijke uitspraken blijven ageren tegen de bedrijfsbezetting en de blokkering van de bedrijfsterreinen. 237

4.3.3 Het NMBS-offensief

Naar aanleiding van het huwelijk van prins Filip en Mathilde lanceert de NMBS een promotiecampagne waarbij ze honderdduizenden gratis tickets uitdeelt. Om de goede

230 Voorz. Rb. Luik 3 januari 1996, JTT 1996, 221. 231 Voorz. Rb. Luik 15 mei 1995, AJT 1994-95, 540. 232 Voorz. Rb. Brussel 10 december 1996, Soc. Kron. 1998, 29. 233 Cass. 31 januari 1997, RW 1997-98, 605. 234 M. RIGAUX en J. LAENENS, “Het posten als onderdeel van een normale uitoefening van het recht te staken: kanttekeningen bij Cass. 31 januari 1997” (noot boven Cass. 31 januari 1997), RW 1997-98, 598. 235 M. STORME, “Arbeidsrecht en gerechtelijk recht. Verstaan zij zich met elkaar?”, TPR 1999, 69-73. 236 Voorz. Rb. Luik 30 juli 1999, JTT 1999, 377. 237 Voorz. Rb. Nijvel 23 april 1997, JLMB 1997, 1256; Voorz. Rb. Brussel 27 april 1999, RW 2000-01, 59.

37 werking van de openbare dienst te verzekeren, stapt de NMBS naar de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg. Aangezien vakbonden noch werknemers hiervan op de hoogte zijn, omschrijft Dorssemont dit als een verdoken juridisch offensief. Bovendien breekt er uiteindelijk geen staking uit waardoor de beschikkingen niet worden betekend. 238 In haar eenzijdig verzoekschrift vordert de NMBS ondermeer dat het aan elk in de diensttabellen ingeschreven personeelslid verboden is om actief of passief het rijden zonder vertraging en het vrije verkeer van de treinen te belemmeren of het vervoer van de reizigers te weigeren. Ook moet belet worden dat zij de vrije toegang tot de infrastructuur verhinderen. Daarnaast eist ze dat het voor eender wie verboden is om (in)direct het vrije verkeer van treinen en/of reizigers te verhinderen. Dit alles onder verbeurte van een dwangsom van 100.000 BEF per rechtmatig vastgestelde inbreuk. 239 Een eerste vaststelling is dat nu ook in de publieke sector naar de burgerlijke rechter wordt gestapt. 240 Daarnaast blijkt dat de rechters heel verschillend oordelen en dat er regionaal uiteenlopende tendensen zijn. 241 De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Veurne stelt dat het stakingsrecht een subjectief recht is waarover niet in kort geding kan worden geoordeeld en bovendien is de rechter onbevoegd voor collectieve geschillen. Dit betekent dat men stakers niet kan verplichten om aan het werk te gaan. Wat het posten betreft, sluit men zich aan bij de cassatierechtspraak. Wel treedt de rechter op tegen feitelijkheden die andere subjectieve rechten schenden. 242 In zijn beschikking houdt de Kortrijkse rechter er een soortgelijke motivering op na en neemt dezelfde beslissing. Het opleggen van een stakingsverbod zou een rechtstreekse inbreuk op het stakingsrecht zijn 243 . Dit stakingsrecht betekent dat een werknemer voor zijn belangen kan opkomen en het komt dan ook niet aan de rechter toe om over de staking of zijn opportuniteit te oordelen. 244 De Dendermondse voorzitter gaat daarentegen wel in op al de eisen van de NMBS en legt aldus een stakingsverbod op. 245 Eenzelfde verbod leggen ook de voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg te Tongeren, Mechelen, Leuven, Ieper en Antwerpen op. 246 Aan de hand van maatschappelijk aanvaarde criteria wordt het stakingsrecht beperkt. Als een staking met dezelfde doeltreffendheid op een andere dag kan plaatsvinden en het aldus veroorzaakte

238 F. DORSSEMONT, “De NMBS-stakingsverboden: een gemiste kans tot reflectie over de grenzen van het recht tot staken. Van kolder naar polder, ook wel: even proeven van een geslaagde ( sic ) Hollandse receptie (art. 6 juncto art. 31 E.S.H.)”, Soc. Kron. 2000, 413. 239 Voorz. Rb. Veurne 2 december 1999, Soc. Kron. 2000, 435. 240 P. HUMBLET en R. JANVIER, “De beperking van het stakingsrecht in de publieke sector” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 22. 241 P. HENRY, “Y-a-t-il un magistrat pour sauver la princesse”, JLMB 1999, 1845. 242 Voorz. Rb. Veurne 2 december 1999, Soc. Kron. 2000, 435. 243 Voorz. Rb. Kortrijk 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 437. 244 Voorz. Rb. Brugge 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 437. 245 Voorz. Rb. Dendermonde 30 november 1999, Soc. Kron. 2000, 438. 246 Voorz. Rb. Tongeren 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 439; Voorz. Rb. Mechelen 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 440; Voorz. Rb. Ieper 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 440; Voorz. Rb. Leuven 2 december 1999, Soc. Kron. 2000, 442; Voorz. Rb. Antwerpen 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 443; Voorz. Rb. Hasselt 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 443.

38 nadeel in wanverhouding staat met het voordeel van de deelnemers kan de rechter een stakingsverbod opleggen. In uitzonderlijke omstandigheden, aldus de Brusselse voorzitter, kan het stakingsrecht een manifest misbruik uitmaken indien er sprake is van feitelijkheden die de subjectieve rechten van de verzoeker in het gedrang brengen. Onder verbeurte van een dwangsom kan men dan ook een tijdelijk stakingsverbod opleggen. 247 De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Neufchâteau bevestigt de onbevoegdheid om collectieve conflicten te beoordelen, maar inbreuken op subjectieve rechten kunnen wel worden gesanctioneerd. Hoewel stakingspiketten in aanvaring met het recht op arbeid kunnen komen, zijn ze op zich niet ongeoorloofd zolang er geen geweld tegen personen of goederen plaatsvindt. De rechter in kort geding kan elke handeling verbieden die actief of passief, direct of indirect, de professionele activiteit van een bedrijf en zijn werknemers verhindert. Een stakingsverbod wordt dus niet opgelegd. 248 Ook de Luikse voorzitter houdt er dezelfde visie op na. Indien een stakingspiket aan werkwilligen de toegang weigert door middel van geweld of fysieke dwang, kan een rechterlijke interventie wel. 249 Een soortgelijke beslissing neemt men in Verviers. Daar wordt het gevorderde stakingsverbod niet opgelegd, maar men ageert wel tegen feitelijkheden. 250 Acht andere beslissingen bevestigen dat er ter bescherming van de subjectieve rechten van derden bevelschriften kunnen worden gegeven. In een dergelijke situatie moet de verzoeker wel het bewijs leveren van een onafwendbare en onherstelbare ernstige schade. Als de verzoeker zich louter baseert op geruchten, is deze voorwaarde niet vervuld. Concreet betekende dit dat acht voorzitters van de rechtbanken van eerste aanleg in Wallonië geen enkele vordering van de NMBS inwilligden. 251 Hoewel de beschikkingen niet betekend werden, hadden ze toch heel wat weerklank in de media. 252 Uit het overzicht komt naar voor dat een aantal rechters een stakingsverbod hebben opgelegd. Dit was overigens niet de eerste keer dat dit gebeurde ( cf. supra )253 , maar toch blijft het een marginaal fenomeen. 254

247 Voorz. Rb. Brussel 2 december 1999, JLMB 1999, 1820. 248 Voorz. Rb. Neufchâteau 2 december 1999 , JLMB 1999, 1833. 249 Voorz. Rb. Luik 2 december 1999, JLMB 1999, 1824. 250 Voorz. Rb. Verviers 2 december 1999, JLMB 1999, 1829. 251 Voorz. Rb. Charleroi 2 december 1999, JLMB 1999, 1837; Voorz. Rb. Dinant 2 december 1999, JLMB 1999, 1840; Voorz. Rb. Bergen 2 december 1999, JLMB 1999, 1842; Voorz. Rb. Doornik 2 december 1999, JLMB 1999, 1842; Voorz. Rb. Brussel 30 november 1999, JLMB 1999, 1843; Voorz. Rb. Marche-en-Famenne 1 december 1999, JLMB 1999, 1843; Voorz. Rb. Namen 2 december 1999, JLMB 1999, 1839; Voorz. Rb. Nijvel 2 december 1999, JLMB 1999, 1841. 252 D. DE WILDE, “NMBS-personeel mocht van rechter niet staken”, , 8 januari 2000, 1; C. BOVAL, “Etienne Schouppe pakt stakingsdrift bij NMBS aan”, , 10 januari 2000, 9. 253 J. ABRAHAMS, “Vakbonden zullen met ‘NMBS-uitspraak’ moeten leren leven”, De Morgen , 10 januari 2000, 2. 254 A. DECOENE, A. DUFRESNE, J. FANIEL en C. GOBIN, “Le droit de grève: un droit fondamental remis fondamentalement en cause” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 57.

39 Andere rechtspraak uit dezelfde periode viseert de poortblokkades. Een staking, al dan niet gepaard gaande met een piket, heeft ontegensprekelijk een nadelige invloed op de ondernemingsactiviteit. Als een stakingspiket aan de ingang van een onderneming staat, is er psychologische hinder voor de personen die de ondernemingslokalen wensen te betreden. Op zich maakt dit echter geen feitelijkheid uit. 255 Stakers mogen werkwilligen trachten te overtuigen om mee te staken, maar het is niet toegelaten de toegang tot de onderneming te verhinderen. 256 Indien stakers evenwel de toegangswegen tot een bedrijfsterrein blokkeren, overschrijden ze de normale uitoefening van het stakingsrecht en begaan aldus feitelijkheden door het schenden van de subjectieve rechten van derden. 257 Het feit dat er geen geldige stakingsaanzegging was, zorgt er niet voor dat de staking tot een feitelijkheid verwordt, tenminste als men de grenzen van het stakingsrecht niet overschrijdt. 258 In het collectief geschil an sich mengt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zich echter nooit. 259

4.3.4 Het Generatiepact: actie en (preventieve) reactie

In het verzet tegen het Generatiepact organiseerde het ABVV op 7 oktober 2005 een 24- urenstaking die het economische leven in aanzienlijke mate verstoorde. Op 28 oktober was er een betoging door de drie representatieve vakbonden te Brussel. Het aantal blokkades van industriezones bleef ditmaal beperkt. De werkgevers hadden te kennen gegeven eventuele gerechtelijke stappen niet te schuwen. 260 In het kader van de eerste staking opteerde een werkgever er voor om naar de rechter te stappen. Die stelde dat de fysieke blokkade van de toegangswegen tot het bedrijfsterrein niet tot de normale uitoefening van het stakingsrecht behoort. Dit betekent evenwel niet dat elke syndicale manifestatie op een bedrijfsterrein automatisch in strijd is met het stakingsrecht. Als men zonder fysiek geweld werkwilligen, transporteurs of anderen tracht te overtuigen, stelt er zich geen enkel probleem. Alleen wanneer de algemene toegang door fysiek geweld of door het plegen van feitelijkheden onmogelijk wordt gemaakt, is de situatie onaanvaardbaar. 261 Naar aanleiding van de tweede stakingsactie werden er heel wat beschikkingen geveld. De voorzitter van de Brugse rechtbank van eerste aanleg bevestigt dat het stakingsrecht een grondrecht is, maar een rechterlijk optreden kan als er zich handelingen voordoen die de grenzen van de uitoefening van het stakingsrecht kennelijk overschrijden. Aan dergelijke feitelijkheden kan een einde worden gemaakt zonder dat dit evenwel het stakingsrecht op zich aantast. Een

255 Voorz. Rb. Brussel 8 maart 2000, JTT 2000, 208. 256 Voorz. Rb. Brugge 7 februari 2001, ETL 2001, 207. 257 Brussel 14 september 2000, JTT 2001, 21. 258 Voorz. Rb. Brussel 26 september 2001, Soc. Kron. 2002, 218. 259 Voorz. Rb. Luik 10 maart 2003, JLMB 2003, 751. 260 M. DEWEERDT, “Overzicht van het Belgische politiek gebeuren in 2005”, Res Publica 2006, 2-3, 114-118. 261 Voorz. Rb. Leuven 7 oktober 2005, JTT 2006, 107.

40 aangekondigde volledige sluiting van de bedrijfsgebouwen, waarbij het zeker is dat werkwilligen tegen hun wil worden uitgesloten, vormt een dergelijke feitelijkheid. Dit tast immers het eigendomsrecht en de vrijheid van arbeid en ondernemen aan. 262 Tegen deze preventieve beslissing werd derdenverzet aangetekend. De voorzitter beschouwt de beschikking als toegelaten wegens het duidelijk aanwezige risico voor feitelijkheden. Als een stakingspost louter een vreedzame poging tot overreding onderneemt, is dat toegelaten. 263 Een analoge redenering past de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen toe. Daar er geen sprake is van een aangekondigde volledige sluiting of blokkering van de terreinen of gebouwen, noch van elementen waaruit men kan afleiden dat het recht op arbeid van werkwilligen zal worden geschonden, willigt de rechter het eenzijdig verzoekschrift niet in. 264 Wanneer een stakingspost fysiek de toegang tot de lokalen verhindert, doet er zich wel een feitelijkheid voor. De aankondiging van vliegende stakingspiketten volstaat dan ook om een preventief bevelschrift te vellen. 265 Het stakingsrecht kan in ieder geval aan werkwilligen het recht op arbeid niet ontnemen. 266 Over de mogelijkheid om preventief op te treden, laat de rechtspraak geen twijfel. 267 De rechter kan dus niet enkel verbieden, maar ook schendingen voorkomen. 268 Een dissidente visie vinden we bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Namen. Hij poneert dat het niet aan de rechterlijke, maar wel aan de uitvoerende macht toekomt om dergelijke beslissingen te vellen. 269 Adriaens en Dejonghe analyseerden de rechtspraak van de oktoberstakingen tegen het Generatiepact. In totaal namen zij 59 beschikkingen onder de loep die bijna allemaal waren neergelegd naar aanleiding van de staking van 28 oktober 2005. Opvallend is dat het vooral om preventieve verzoekschriften ging. Er hadden zich dus nog geen feitelijkheden voorgedaan. De preventieve verzoekschriften die concrete aanwijzingen voor feitelijkheden bevatten, verklaarden de voorzitters gegrond. Werd er daarentegen slechts melding gemaakt van voorbije acties en algemene persberichten, dan was de rechtspraak uiteenlopend. Ongeveer de helft werd ongegrond of onontvankelijk verklaard. In hun beschikkingen zijn de voorzitters het er bijna unaniem over eens dat de toegang tot de onderneming niet mag worden verhinderd. Hierbij maken ze geen onderscheid naargelang dit al dan niet met geweld gepaard gaat. Stakers mogen werkwilligen verbaal aanzetten tot meestaken, maar het fysiek verhinderen van de toegang kan niet. 270

262 Voorz. Rb. Brugge 24 oktober 2005, JTT 2006, 90 en RW 2005-06, 1348. 263 Voorz. Rb. Brugge 27 oktober 2005, JTT 2006, 88 en RW 2005-06, 1351. 264 Voorz. Rb. Mechelen 26 oktober 2005, JTT 2006, 89. 265 Voorz. Rb. Luik 27 oktober 2005, JTT 2006, 87. 266 Luik 27 oktober 2005, JTT 2006, 84. 267 Voorz. Rb. Verviers 27 oktober 2005, JTT 2006, 85. 268 Voorz. Rb. Verviers 27 oktober 2005, JTT 2006, 86. 269 Voorz. Rb. Namen 28 oktober 2005, JT 2005, 761. 270 B. ADRIAENS en D. DEJONGHE, “De rechterlijke tussenkomst bij stakingen. Een analyse van de rechtspraak inzake de oktoberstakingen tegen het generatiepact”, JTT 2006, 69-80.

41 4.3.5 Een omzichtiger rechterlijk optreden?

Dat de rechter in kort geding bevoegd is om feitelijkheden, zelfs uit een collectief conflict voortvloeiend, te beëindigen, is een constante in de rechtspraak. 271 Oordelen over het collectief arbeidsgeschil an sich kan echter niet. 272 Een staking beoogt een impact te hebben op de ondernemingsactiviteit en stakingsrecht is een grondrecht in het kader van collectieve arbeidsgeschillen. Enkel met meer dan de nodige omzichtigheid kan een rechterlijke interventie. Als er niet kan worden geoordeeld of er bij eventuele stakingsacties feitelijkheden zullen plaatsvinden die de grenzen van de maatschappelijk aanvaarde uitoefening van het stakingsrecht overschrijden, kan de voorzitter het verzoekschrift niet inwilligen. 273 Hiermee sluit deze beschikking aan bij het arrest van het Hof van Cassatie van 31 januari 1997. Het eenzijdig verzoekschrift van Carrefour werd dus afgewezen, temeer omdat de voorzitter oordeelde dat een tegensprekelijk debat via rechtsingang zeker mogelijk was. Hoewel er geen verdere motivering was, kan men aannemen dat dit gebeurde omdat de werkgever de verantwoordelijken van de staking kende. 274 Ook in deze periode trekken werkgevers veelvuldig en vaak met succes naar de rechter. Uit gegevens van de representatieve werknemersorganisaties blijkt dat van 3 oktober 2008 tot 7 november 2008 de voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg 18 beschikkingen velden na een procedure op eenzijdig verzoekschrift. Deze gegevens dienen wel enigszins genuanceerd te worden. Het gaat hier immers niet om 18 verschillende werkgevers. Als het gaat om conflicten bij ondernemingen waarvan de vestigingen verspreid zijn over diverse gerechtelijke arrondissementen worden de eenzijdige verzoekschriften immers per arrondissement ingediend. In casu ging het om tien individuele werkgevers. 275 Het is niet abnormaal of onvoorzienbaar dat de economische activiteiten van een onderneming getroffen worden door een stakingsbeweging (bijvoorbeeld daling van het zakencijfer). Integendeel, dit vloeit logischerwijs voort uit de uitoefening van dat recht. Bovendien komt het niet aan de werkgever toe om zich op te werpen als de verdediger van de rechten van zijn leveranciers, kleinhandelaars of andere onderaannemers die over een persoonlijk vorderingsrecht beschikken indien er zich handelingen voordoen die strijdig zijn met de wettige uitoefening van het stakingsrecht. 276 Een speciale ondernemingsraad van ABInBev kondigde op 7 januari 2010 een herstructurering aan, wat een verlies van enkele honderden jobs in België zou betekenen. Tegen dit herstructureringsplan ontstond vakbondsprotest, en in de vestigingen van Leuven en Jupille (bij Luik) werd de toegang tot het bedrijf aan derden en de in- en uitvoer van

271 Voorz. Rb. Bergen 21 november 2005, JTT 2006, 82. 272 Voorz. Rb. Veurne 3 december 2008, RABG 2009, 205. 273 Voorz. Rb. Mechelen 7 november 2008, NjW 2008, 940 en RABG 2009, 204. 274 J. BUELENS, “Stakingsrecht op een kruispunt”, De Juristenkrant 2008, afl. 179, 11. 275 COUNCIL OF EUROPE, “Case document no. 1, Complaint no. 59/2009 registered at the Secretariat on 22 June 2009”, http://www.coe.int/t/dghl/monitoring/socialcharter/Complaints/CC59CaseDoc1_en.pdf . 276 Voorz. Rb. Bergen 25 maart 2009, JTT 2009, 219.

42 goederen verhinderd. Om feitelijkheden te verbieden, stapte de werkgever naar de rechter. Dit werd door beide rechtbanken afgewezen. 277 De Leuvense voorzitter oordeelde dat een rechterlijke interventie niet a priori uit te sluiten is, maar enkel kan met de nodige omzichtigheid, daar het stakingsrecht, dat niet absoluut is, een grondrecht is in het kader van collectieve geschillen. Handelingen die de grenzen van het uitoefenen van het stakingsrecht kennelijk overschrijden kan men als feitelijkheden kwalificeren en die kan de rechter beëindigen zonder het stakingsrecht op zich aan te tasten. Als er sprake is van geweld tegen personen en/of goederen, is dit ondermeer het geval. De syndicale actie beperkt zich in casu tot het inzetten van een stakerspost, het blokkeren van de aanlevering van grondstoffen en de uitlevering van de afgewerkte producten. Dit alles behoort volgens de voorzitter tot de normale uitoefening van het stakingsrecht. Daarnaast is er geen bewijs van geweldplegingen tegen personen en/of goederen. Bovendien gaat de staking uit van het merendeel van de werknemers, gelet op de vakbondssteun. Het recht op arbeid van eventueel werkwillige werknemers moet door hen zelf worden uitgeoefend. Dat een onderneming schade ondervindt, is een logisch gevolg van een staking. 278 Ook de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Luik verklaart de vordering ongegrond. Een rechterlijke tussenkomst kan enkel bij een overschrijding van de sociaal aanvaardbare grenzen van het stakingsrecht. Bij geweld ten opzichte van personen of goederen en rechtsmisbruik is dit het geval. In zijn motivering verwijst de voorzitter uitdrukkelijk naar het arrest van het Hof van Cassatie van 31 januari 1997. Doordat werkwilligen toegang hebben en er geen geweldplegingen zijn, is er geen feitelijkheid. 279 Tegen de afwijzing van het verzoek ging de werkgever in beroep, doch zonder succes. Wat de ontvankelijkheid betreft, stipuleert het Luikse hof van beroep dat de werkgever de identiteit van de tegenpartij kent, aangezien het een door vakbondsafgevaardigden en representatieve werknemersorganisaties georganiseerde, voorzienbare collectieve actie betreft, waardoor een tegensprekelijke procedure kan. 280 Daarnaast stelt het hof dat werknemers die met collectief ontslag en de economische macht van de werkgever te maken krijgen, de staking als enige economische drukkingsmiddel hebben. Een effectieve collectieve actie om de tewerkstelling te verzekeren is dan ook cruciaal. Slechts uitzonderlijk is een beperking op het stakingsrecht of het recht op collectieve actie dan ook mogelijk. Dit is met name het geval als er sprake is van de aantasting van het leven of de fysieke integriteit van personen of van een vitaal belang van de staat. Daar deze situatie zich niet voordoet, kan een rechterlijke interventie de feitelijkheden niet beëindigen of zelfs limiteren. 281 Tegen de beslissing van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven werd eveneens beroep

277 J. BUELENS en L. MICHIELSEN, “Biergigant bijt in het stof bij sociaal conflict”, De Juristenkrant 2010, afl. 203, 16. 278 Voorz. Rb. Leuven 10 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311110913UZUV.pdf . 279 Voorz. Rb. Luik 12 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311110953YTXC.pdf . 280 Luik 14 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311113845FZBR.PDF . 281 J. BUELENS en L. MICHIELSEN, “Biergigant bijt in het stof bij sociaal conflict”, De Juristenkrant 2010, afl. 203, 16.

43 aangetekend. Dit werd door het hof van beroep te Brussel gegrond verklaard. De stad Leuven en de burgemeester van de stad Leuven tekenden tegen dit arrest derdenverzet aan. 282 Het derdenverzet richtte zich tegen drie bepalingen van het arrest, namelijk dat de gerechtsdeurwaarder een beroep kon doen op de openbare macht om de beschikking desnoods met fysieke dwang te doen naleven, dat de werkgever via de gerechtsdeurwaarder en desnoods de openbare macht de identiteit van de niet aan de bevelen gevolg gevende actievoerders op te nemen, en dat de werkgever, indien nodig elk voertuig dat de ingang en/of uitgang verhindert, kon laten verwijderen door de openbare macht. Hoewel de modaliteiten slechts licht werden gewijzigd, is de dagvaarding in derdenverzet volgens Buelens en Pétré toch van enorm belang. Als gevolg van deze interpretatie zou het optreden van de openbare macht beperkt zijn tot artikel 44 van de wet op het politieambt, wat betekent dat men enkel de deurwaarder bijstaat en helpt bij de uitvoering. Het komt niet aan de rechter toe om de politiediensten te bevelen tot het stellen van materiële handelingen ter uitvoering van de gerechtelijke beslissing. Deze uitvoering komt aan de gerechtsdeurwaarder toe. 283

4.4 Besluit

Op enkele uitzonderingen na laten rechterlijke tussenkomsten het recht om te staken ongemoeid. Werknemers kunnen dus steeds hun contractueel bedongen arbeid neerleggen. In het recht om een collectieve actie te voeren is er daarentegen wel een interventie mogelijk. Wat niet binnen dit erkende recht valt, krijgt de kwalificatie ‘feitelijkheid’. 284 Steeds meer werkgevers stappen, vaak met succes, naar een burgerlijke rechter om deze feitelijkheden te beëindigen. Soms zijn er zelfs nog geen feitelijkheden gepleegd vooraleer men de rechter inschakelt. Er is inderdaad de tendens om meer en meer preventief op te treden door de vordering in te stellen na de aankondiging van de actie, maar vóór de daadwerkelijke uitoefening. Een toenemend aantal rechterlijke interventies in sociale conflicten was dan ook het onvermijdelijke gevolg. Toch verkiezen sommigen uitdrukkelijk het collectief overleg boven een rechterlijke interventie of beperken ze deze. Volgens het arrest van het Brusselse hof van beroep van 1994 is er slechts sprake van een feitelijkheid als dit de maatschappelijk aanvaarde uitoefening van het stakingsrecht kennelijk overschrijdt. Het – zonder geweld tegen personen en goederen – posten behoort hierbij tot de normale uitoefening van het stakingsrecht. Ondanks dergelijke zienswijze blijft de techniek vrij veel succes boeken, wat ondermeer blijkt uit de rechtspraak naar aanleiding van de oktoberstakingen tegen het Generatiepact. In de ‘InBev-rechtspraak’ daarentegen werden drie van de vier eenzijdige verzoekschriften afgewezen. Of het hiermee tot een mogelijke

282 Brussel 20 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311113803GKKM.pdf . 283 J. BUELENS en M. PETRE, “Analyse ‘Inbev-rechtspraak’”, http://www.progresslaw.net/?pg=535&id=673 . 284 E. BREWAEYS, F. DORSSEMONT en K. SALOMEZ, “Rechterlijke tussenkomst bij collectieve conflicten”, NjW 2003, 546.

44 kentering in het gebruik van eenzijdige verzoekschriften in collectieve conflicten is gekomen, zoals Buelens en Pétré stellen 285 , zal de toekomst uitwijzen.

285 J. BUELENS en M. PETRE, “Analyse ‘Inbev-rechtspraak’” , http://www.progresslaw.net/?pg=535&id=673 .

45 5 Regulering

5.1 Afwezigheid van een legislatief kader

Door het ontbreken van een coherent stakingsrecht is er steeds onzekerheid 286 en vervult de rechtspraak een belangrijke rol binnen dit juridisch vacuüm. Het stilzitten van de wetgever leidt tot een quasi-politieke scheidsrechtersfunctie voor de rechterlijke macht, zoals Humblet het treffend omschrijft. 287 Toch zijn er al een aantal parlementaire initiatieven geweest die een wettelijk kader voor de problematiek in het vooruitzicht stelden, maar die nooit zijn goedgekeurd. Een wetsvoorstel van socialistische signatuur van midden jaren ’90 heeft als uitgangspunt dat de oplossing voor sociale conflicten in het sociaal overleg ligt. Enkel met toestemming van alle betrokken partijen is een interventie door de arbeidsrechtbank mogelijk. De voorzitter beslist evenwel niet langer alleen, maar er is unanimiteit nodig van de beroepsrechter en de lekenrechters. Om een oneigenlijk gebruik van de dwangsom te vermijden, kan men zich niet langer op dit dwangmiddel beroepen. Ook worden eenzijdige en anonieme procedures vermeden doordat men de procedure enkel bij dagvaarding kan inleiden. 288 Toenmalig minister van Arbeid Smet was dit voorstel niet echt genegen en beperkte zich tot de oproep aan de werkgevers om niet te snel naar het eenzijdig verzoekschrift te grijpen. 289 Een ander socialistisch wetsvoorstel, ingediend in de Senaat, wijzigt de bevoegdheden niet en opteert dus niet voor het uitsluitend voorbehouden van geschillen over arbeidsverhoudingen aan de arbeidsrechtbanken. Wel beperkt het de volstrekte noodzakelijkheid en het gebruik van de dwangsom. 290 In zijn formateursnota in de aanloop naar Dehaene II stelde Dehaene letterlijk dat er een wetgevend initiatief moest komen om de problemen op het gebied van de uitoefening van het stakingsrecht op te lossen. Socialisten en christendemocraten zouden zelfs een akkoord hebben bereikt over het principe dat rechterlijke uitspraken het stakingsrecht niet kunnen beknotten, wat het einde zou inluiden van het gebruik van de procedure op eenzijdig verzoekschrift. 291 Het wetgevend initiatief zou samen met de sociale partners tot stand komen en de mogelijkheid van het eenzijdig verzoekschrift reduceren, naast het aan banden leggen van het gebruik van dwangsommen 292 . Een concreet resultaat was echter niet vlug te verwachten.293

286 P. HUMBLET, “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 125. 287 P. HUMBLET, “Het boemerangeffect van de tolerantie: van repressie naar preventie in het collectief arbeidsconflictenrecht”, Or. 1989, 106. 288 Wetsvoorstel (R. LANDUYT et al.) tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het sociaal rechtelijk kort geding, Parl.St. Kamer 1993-94, nr. 48K1307. 289 DDW., “Minister Smet vraagt omzichtiger gerechtelijk op te treden bij stakingen”, De Tijd , 19 mei 1994. 290 X, “SP-wetsvoorstel tegen dwangsom bij stakingen”, Het Belang van Limburg , 27 december 1994. 291 GH., “Naar evenwicht tussen recht op arbeid en stakingsrecht – Onderhandelaars sleutelen ook aan sociale conflicten”, Het Belang van Limburg , 13 juni 1995, 3. 292 DDW., “Juridisch optreden bij stakingen wordt ingeperkt met gedragsregels”, De Tijd , 8 augustus 1995. 293 X, “Dovemansgesprekken”, De Tijd , 30 december 1995.

46 Enkele jaren later is er een wetsvoorstel afkomstig uit groene hoek dat opnieuw enkele aspecten tracht te reguleren. Een rechterlijke interventie in kort geding kan, maar deze mogelijkheid komt enkel toe aan de voorzitter van de arbeidsrechtbank. Hiertegen staat dan beroep bij het arbeidshof open, waarbij de voorzitter samen met de raadsheren in sociale zaken oordeelt. Om de ruime interpretatie van de spoedeisendheid te beteugelen, definiëren ze het begrip in het kader van collectieve arbeidsconflicten. Alleen als er een hoog risico op een moeilijk te herstellen ernstig nadeel bestaat, is aan deze voorwaarde voldaan. Opnieuw sluit men de procedure op eenzijdig verzoekschrift uit voor geschillen ontstaan uit collectieve arbeidsconflicten. 294 Er werd al op het socialistische wetsvoorstel gewezen dat in de Senaat werd ingediend als reactie op het inschakelen van rechters in sociale conflicten. Tijdens een volgende zittingsperiode werd dit voorstel door Maximus en Santkin letterlijk hernomen 295 . Men opteert dus, behoudens andersluidende wetsbepaling, voor het uitschakelen van de dwangsom bij vorderingen ten gevolge van collectieve arbeidsbetrekkingen, voor een beperking van het begrip ‘volstrekte noodzakelijkheid’ en voor de regel dat de rechterlijke uitspraak slechts bindend is voor de met name genoemde partijen die in het geding betrokken zijn. Deze laatste bepaling beoogt te vermijden dat de rechterlijke beschikking ageert tegen ‘éénieder die deelneemt aan de feitelijkheden’. In de volgende zittingsperiode werd dit wetsvoorstel opnieuw ter behandeling voorgelegd. 296 Ook in 2003 297 , 2007 298 en 2010 299 kwam er een identiek wetsvoorstel uit socialistische hoek. Andere wetsvoorstellen die in Kamer 300 en Senaat 301 werden geformuleerd, hadden enkel betrekking op het gebruik van de dwangsom. Als een collectief conflict tot een beschikking op eenzijdig verzoekschrift aanleiding geeft, kan dit niet langer gepaard gaan met dwangsommen. Zo tracht men de vrijheid van meningsuiting en het formuleren van eisen op de werkvloer te vrijwaren. Het

294 Wetsvoorstel (O. DELEUZE et al.) tot reorganisatie van de procedure in kort geding voor geschillen die het gevolg zijn van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 49K0747. 295 Wetsvoorstel (L. MAXIMUS et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 1996-97, nr. 1-627/1. 296 Wetsvoorstel (J. SANTKIN et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 1999-00, nr. 2-115/1. 297 Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2003BG, nr. 3-129/1. 298 Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2007BG, nr. 4-137/1. 299 Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2010BG, nr. 5-231/1. 300 Wetsvoorstel (Z. GENOT et al.) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 50K1426/001.; Wetsvoorstel (Z. GENOT) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Kamer 2003BG, nr. 51K0038/001. 301 Wetsvoorstel (M. NAGY et al.) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Senaat 2000-01, nr. 2-921/1.

47 herhaaldelijk indienen van al deze wetsvoorstellen toont aan dat er nog steeds geen voldoende wettelijk kader is. Toch zijn er verschillende pogingen van regeringszijde geweest. In zijn regeringsverklaring van 2001 kiest toenmalig eerste minister Verhofstadt voor het inzetten van een sociaal bemiddelaar bij sociale conflicten in het geval dat een van de partijen zich tot de rechterlijke macht wendt. 302 Concreet betekent dit dat als een werkgever naar de rechter wil bij een sociaal conflict, een sociaal bemiddelaar wordt ingeschakeld die eerst een bemiddelingspoging onderneemt alvorens de werkgever effectief naar de rechtbank kan. Bovendien is dit dan niet langer de burgerlijke rechtbank, maar wel de arbeidsrechtbank. 303 Het voorstel kreeg uit diverse ideologische hoeken heel wat tegenkanting. 304 Ook bij het VBO was er veel protest. 305 UNIZO koppelde het invoeren van een tegensprekelijke procedure aan het aannemen van rechtspersoonlijkheid door de vakbonden. 306 Uiteindelijk stemde het kernkabinet in met een voorstel van minister van Arbeid Onkelinx waarbij debatten over de arbeidsverhoudingen, waaronder de staking, tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank behoren. 307 Werkgevers kantten zich onmiddellijk tegen dit voorstel. Langs werknemerszijde vreesde men voor te strakke procedures. Dit leidde tot een gezamenlijk standpunt met de vraag om het stakingsrecht niet te wijzigen. Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn ter compensatie bereid om elkaar morele garanties te geven. 308 De voorgenomen wetswijziging vormde echter niet de enige directe aanleiding voor het herenakkoord. Er was ook duidelijke kritiek van het expertencomité dat toezicht houdt op de naleving van het ESH. 309 Het herenakkoord, gesloten binnen de ‘groep van tien’, bevat een reeks gedragsregels bij stakingen. Vakbonden beloven, naast het voorkomen van geweld en andere feitelijkheden, onaangekondigde en wilde stakingen te vermijden. Indien de vakbonden hier in slagen, zullen de werkgeversorganisaties voldoende inspanningen leveren om er voor te zorgen dat hun leden bij sociale conflicten niet naar de rechtbank stappen 310 en dus opteren voor de sociale dialoog. Een bijlage met ‘goede intenties’ verduidelijkt dat dit alles vanuit de geest van de regels van de Internationale

302 Hand. Kamer 2001-02, 9 oktober 2001, 46. 303 X, “Baas mag niet direct naar rechter bij staking”, De Standaard , 11 oktober 2001, 3. 304 B. DOBBELAERE en C. VANSCHOUBROEK, “VLD buigt zich over stakingsrecht openbare diensten”, De Standaard , 17 oktober 2001, 17. 305 X, “Werkgevers woedend over eenzijdige aanpassing van het stakingsrecht”, De Tijd , 11 oktober 2001. 306 UNIZO, “UNIZO-standpunt over de afschaffing van het eenzijdig verzoekschrift bij staking”, http://www.unizo.be/hrmcoach/images/res22810_1.pdf . 307 X, “Arbeidsrecht sociale conflicten”, , 14 december 2001, 4. 308 R. SCHROOTEN, “Werkgevers beloven bij staking niet naar rechtbank te stappen”, De Tijd , 16 februari 2002, 1. 309 B. LIETAERT, “Tegenspraak: voor werkgever bij inspecties, en voor werknemer bij stakingen” (noot onder Voorz. Rb. Veurne 3 december 2008), RABG 2009, 215. 310 G. TEGENBOS, “Herenakkoord wil stakingswet vermijden”, De Standaard , 18 februari 2002, 21.

48 Arbeidsorganisatie moet worden geïnterpreteerd. 311 Met het herenakkoord (her)bevestigen de sociale partners de primauteit van het sociaal overleg. 312 Door een advies van het ECSR stelden het ABVV en het ACV dat het Belgische stakingsrecht niet in overeenstemming met het ESH was omwille van het te restrictieve karakter. Voor de eerste keer deed het Comité ondubbelzinnig uitspraak over de toepassing van de leer van het rechtsmisbruik op de stakingen en bovendien gaf de uitspraak ruimte voor blokkades die niet met fysiek geweld gepaard gaan. 313 Het VBO reageerde onmiddellijk met de tegeneis voor een wettelijk kader van het stakingsrecht indien men aan het herenakkoord zou raken. Deze discussie leidde uiteindelijk niet tot enige verandering. 314 Dat veel werkgevers naar de rechter stapten bij de stakingsgolf van oktober 2005 plaatst alvast een aantal vraagtekens bij de naleving. 315 Tot medio 2005 werd het herenakkoord volgens socialistisch volksvertegenwoordiger Dirk Van der Maelen behoorlijk gerespecteerd aangezien er ‘slechts’ een zestigtal verzoekschriften waren en een veertigtal bevelschriften met dwangsommen. 316 Werkgeversfederaties bleven dus geplaagd door leden die de rechter boven de onderhandelingstafel verkozen. 317 Het herenakkoord is er dus helemaal niet in geslaagd om alle problemen op te lossen. 318 In 2007 werd het bevestigd, met de bijhorende afspraak tot evaluatie en actualisering. 319

5.2 Wat brengt de toekomst?

Uit het bovenstaande overzicht komt de afwezigheid van een wettelijk kader voor de problematiek duidelijk tot uiting. Om na te gaan of er binnen afzienbare tijd opnieuw legislatieve initiatieven zullen worden ingediend, hebben we alle in Kamer 320 en Senaat 321

311 T. BOUCKE, De Belgische vakbonden uitgedaagd?: een politicologische analyse van de evolutie van hun machtpositie , onuitg. doctoraatsthesis Politieke Wetenschappen Universiteit Gent, 2006, 303. 312 A. DEMELENNE, “Un constat: la diminution du nombre de journées de grève” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 125. 313 E. HENS, “Rechtsmisbruik is geen gegronde reden voor stakingsverbod”, De Tijd , 17 juli 2002, 3. 314 T. BOUCKE en K. VANDAELE, Het sociale overleg in België: de loonnorm als fetisj? , Gent, Academia Press, 2003, 11. 315 P. HUMBLET, R. JANVIER, W. RAUWS en M. RIGAUX, Synopsis van het Belgisch arbeidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 419. 316 M. KOOYMAN, “Synthese van het debat over Vakbondsvrijheid (Georganiseerd op 16 mei 2006 door ABVV- Scheldeland, ABVV-Antwerpen en ABVV Zuid-Oost-Vlaanderen)”, onuitg. 317 P. HUMBLET, “De rol van de vakbond in de onderneming: kritische bedenkingen bij de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie” in P. HUMBLET en L. LENAERTS (eds.), Arbeid en kapitaal (on)verzoenbaar? , Gent, Mys en Breesch, 1999, 66. 318 B. NOEL, “Préserver la tradition de la solution négociée” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 138. 319 R. VAN DEN HEULE, “Het bijleggen van collectieve arbeidsgeschillen”, Or. 2011, 18. 320 Voor de zetelverdeling in de Kamer na de federale verkiezingen van 13 juni 2010, zie: http://www.lachambre.be/kvvcr/pdf_sections/pri/elections/zitplaats_20-07-2010.pdf .

49 vertegenwoordigde partijen gecontacteerd. Concreet handelden onze vragen over het huidige partijstandpunt over het gebruik van het eenzijdig verzoekschrift, de dwangsom en de bevoegde rechtbank bij sociale conflicten. Daarnaast peilden we of de partijen zinnens zijn om initiatieven te nemen om een wettelijk kader te creëren. Van Franstalige kant hebben we, ondanks herhaaldelijk aandringen, enkel een antwoord gekregen van Ecolo. Hoewel dit uiteraard nefast is voor de volledigheid, menen we dat dit de representativiteit niet substantieel aantast. Het overzicht van de ingediende wetsvoorstellen toont immers een sociaaleconomische en niet zozeer communautaire breuklijn aan. Vaak zijn de indieners van een bepaald wetsvoorstel afkomstig uit beide zijden van de taalgrens en merken we een samenwerking tussen hetzij parlementsleden van Groen! en Ecolo, hetzij parlementsleden van sp.a en PS. De antwoorden op onze vragen geven alle eenzelfde tendens weer. Er is maar weinig animo om een wettelijk kader te voorzien. Men laat de nodige ruimte aan de sociale partners om via een herenakkoord de materie te regelen. Volgens Open VLD kunnen duidelijke afspraken, gemaakt in het kader van het sociaal overleg, heel wat eenzijdige verzoekschriften met daaraan gekoppelde dwangsommen vermijden. 322 Ook N-VA beklemtoont het belang van het sociaal overleg. In uiterste nood moet het echter voor werkgevers mogelijk zijn om het eenzijdig verzoekschrift aan te wenden. Dit is het geval wanneer de bij de staking aangewende middelen in disproportie zijn met het doel van de actie. Concrete wetgevende initiatieven zijn evenwel niet aan de orde. 323 Gelet op het feit dat het Vlaams Belang geen echt uitgewerkt standpunt over deze problematiek heeft, is dit ook bij deze partij het geval. 324 Lijst Dedecker gaat een stap verder en beschouwt het als volstrekt legitiem dat werkgevers van de procedure gebruik maken om er zo voor te zorgen dat werkwilligen toegang tot de onderneming hebben. Staken is volgens hen een recht, maar werken is dat evenzeer. 325 Opvallend in het rechtshistorisch overzicht van ingediende wetsvoorstellen ( cf. supra ) is de complete afwezigheid van CD&V, terwijl deze partij toch steunt op een sterke vakbondsvleugel. Omdat CD&V het sociaal overleg zo veel als mogelijk aan de sociale partners wil overlaten, zullen er in de toekomst geen initiatieven worden genomen. Een eventueel verbod om stakingen door rechters te laten breken, leidt volgens CD&V uitsluitend tot het verder polariseren van de sociale verhoudingen. 326 Sp.a benadrukt haar gehechtheid aan het harmonieus sociaal overleg en steunt in deze de standpunten van de drie representatieve vakbonden, maar momenteel is men niet geneigd om legislatieve initiatieven te nemen. 327 Gelet op de traditie van het sociaal overlegmodel is Groen! in de

321 Voor de zetelverdeling in de Senaat na de federale verkiezingen van 13 juni 2010, zie: http://www.senate.be/www/?MIval=/index_senate&MENUID=14120&LANG=nl . 322 Y. OTTOY, Adviseur Alexander De Croo, persoonlijke communicatie, 17 februari 2011. 323 K. VAN HERCK, Ombudsvrouw N-VA, persoonlijke communicatie, 24 februari 2011. 324 T. VERACHTERT, Informatiecel Kenniscentrum Vlaams Belang, persoonlijke communicatie, 14 maart 2011. 325 L. VEREECK, Fractieleider Lijst Dedecker, persoonlijke communicatie, 23 februari 2011. 326 L. SOMMEN, Medewerker sociale zaken CD&V Kamerfractie, persoonlijke communicatie, 8 maart 2011. 327 F. DE BRUYNE, Communicatie sp.a, persoonlijke communicatie, 21 maart 2011.

50 eerste plaats voorstander van een akkoord tussen de sociale partners, met daarin afspraken over het omgaan met werkonderbrekingen en stakingen. Indien dit niet lukt en wanneer blijkt dat werkgevers in toenemende mate een beroep doen op eenzijdige verzoekschriften, dringt een wettelijke verfijning zich op om het stakingsrecht te garanderen en de impact van de eenzijdige verzoekschriften te beperken. In ieder geval aanziet Groen! de dwangsom in het kader van collectieve conflicten als een reële bedreiging voor het stakingsrecht. 328 Ook Ecolo is deze mening toegedaan en daarom heeft de partij in de vorige legislatuur een voorstel ingediend om dit een halt toe te roepen. 329 Uit dit overzicht blijkt dat er voorlopig slechts weinig aanstalten worden gemaakt om bepaalde wetswijzigingen door te voeren. Dit sluit aan bij de waargenomen trend waarbij het – beperkt – aantal ingediende wetsvoorstellen afkomstig van de socialistische of groene partijen maar niet goedgekeurd geraakt. Men geeft de voorkeur aan een herenakkoord om de problematiek te regelen. Het initiatief zal dus van de sociale partners moeten komen.

328 D. GELDOF, Studiedienst Groen!, persoonlijke communicatie, 21 februari 2011. 329 Z. GENOT, Federaal Volksvertegenwoordiger Ecolo, persoonlijke communicatie, 9 maart 2011.

51 6 Een efficiënt instrument voor de werkgever bij collectieve conflicten?

6.1 Inleiding

Een werkgever die met een staking wordt geconfronteerd, kan op verschillende manieren reageren. Het aanwenden van het eenzijdig verzoekschrift om de staking te breken, is een van de mogelijke pistes die de werkgever kan bewandelen. Eerder is deze techniek al toegelicht. Toch zijn er nog een aantal andere middelen die men kan overwegen bij een open conflict. In het eerste deel van dit hoofdstuk komen ze aan bod. Daarna gaan we in op de motieven die de werkgever doen beslissen om toch voor de gerechtelijke weg te kiezen. De representatieve werkgeversorganisaties laten zich hierbij niet onbetuigd en hebben dan ook nota’s 330 en draaiboeken 331 opgesteld om op gepaste wijze te reageren met acties naar de rechterlijke macht, politie en burgemeester toe wanneer zich een afsluiting van een bedrijventerrein of industriezone voordoet. 332 Ten tijde van de acties tegen het Generatiepact waren sommige advocatenkantoren zelfs ’s nachts bereikbaar om hun diensten aan de werkgever aan te bieden 333 en stonden gerechtsdeurwaarders klaar om stakingen te breken. 334 Dat er toen een gespannen sfeer heerste, illustreert een – kort daarna uit de ether gehaald – radiospotje waarin Voka de stakingsactie hekelde en werknemers ontraadde om aan werkwilligen de bedrijfstoegang te ontzeggen. 335 Door het gebruik van dit middel rijst in ieder geval de vraag of het sociaal overlegmodel zijn grenzen heeft bereikt en door bepaalde actoren verlaten wordt. 336 Om de problematiek te verduidelijken wordt dit geen louter theoretisch hoofdstuk, maar maken we veelvuldig gebruik van krantenartikels in verband met collectieve conflicten om het geheel te illustreren en nader toe te lichten.

6.2 Overzicht mogelijke actiemiddelen waarover werkgevers beschikken

6.2.1 Lock-out

Lock-out houdt het verbod voor de werknemers in om het bedrijf te betreden. Deze uitsluiting wordt in de internationale literatuur als de tegenhanger van de staking beschouwd. Ondanks de verschillende middelen, hebben ze hetzelfde doel. 337 De uitsluiting

330 UNIZO, “Wat te doen bij vakbondsacties?”, www.unizo.be/hrmcoach/download.jsp?resname=res372949_1.doc 331 VOKA, Vokawijzer 2. Staking in uw bedrijf: uw draaiboek bij een ongeoorloofde staking , Antwerpen, Voka, 2010, 32 p. 332 R. BLANPAIN, “Stakingsrecht en vrijheid van arbeid” (noot onder Voorz. Rb. Brugge 27 oktober 2005), RW 2005-06, 1351. 333 T. COCHEZ, “Advocatenkantoor biedt bedrijven 48-uurspermanentie aan”, De Morgen , 26 oktober 2005, 6. 334 MJ., “Gerechtsdeurwaarders ‘stand-by’ om mogelijke stakingen te breken”, De Morgen , 27 oktober 2008, 5. 335 X, “Vakbonden verwerpen Generatiepact”, Trends , 27 oktober 2005, 10. 336 J. PETIT, “Gaat de rechter werkstakingen verbieden?”, Or. 1993, 239. 337 P. ZONDERLAND, Recht en plicht bij staking en tegenstaking , Deventer, Kluwer, 1974, 239-240.

52 is de tijdelijke gedeeltelijke of gehele sluiting van de onderneming zodat het voor een of meer werknemers niet meer mogelijk is om de contractueel bedongen arbeid te verrichten. Het is een beslissing van een werkgever om zo de werknemers te intimideren en/of sanctioneren. 338 Om zijn patronale eisen of standpunten kracht bij te zetten, gaat de werkgever dan ook over tot dit actiemiddel. 339 In een arrest van 7 mei 1984 heeft het Hof van Cassatie gesteld dat de lock-out niet noodzakelijk ongeoorloofd is. 340 Indien een werkgever als reactie tegen een staking zou overgaan tot een uitsluiting, dan gaat het om een defensieve lock-out . Hierbij verweert de werkgever zich immers tegen een staking(sdreiging). Bij de offensieve variant is het de betrachting om een wijziging van de arbeidsvoorwaarden te verwezenlijken. 341 Er is in de literatuur en de rechtspraak niet veel aandacht voor de uitsluiting. Het is immers een fenomeen dat in de Belgische arbeidsrechtelijke verhoudingen zelden voorkomt. 342 Dit geldt zelfs voor de defensieve vorm ervan. 343 Een recente toepassing vinden we terug bij chocolatier Godiva in Koekelberg. Door een dreigend banenverlies ontstond een sociaal conflict dat aanleiding gaf tot stakingsacties. Uiteindelijk besliste de directie om werkwilligen buiten te sluiten, als reactie tegen een blokkade door een stakerspost. 344 Ondanks dergelijke voorvallen komen effectieve lock-outs de laatste decennia slechts zelden voor. Veeleer gebruiken werkgevers het als dreigement. Grootschalige uitsluitingen dateren al van in de jaren ’70, met voorbeelden als de Boelwerf en ACEC. 345 Het aanwenden van een lock-out door de werkgever ressorteert natuurlijk een negatief effect op de verhoudingen tussen de conflicterende partijen. 346

6.2.2 Uitzendarbeid

Een van de belangrijkste klanten van het cateringbedrijf Gate Gourmet zegde het contract met de onderneming op. Hierdoor volgden een aantal ontslagen. Wegens onvrede met de wijze waarop (omzeiling wet-Renault) ontstond een staking. Tijdens deze staking maakte Gate Gourmet gebruik van uitzendkrachten. Op vraag van de vakbonden deed de sociale inspectie vaststellingen. 347 Uit de samenlezing van artikel 8 van CAO nr. 58 348 en artikel 1, § 5

338 P. HUMBLET, “Lock-out: een ‘actueel’ probleem van het arbeidsrecht” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGHEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 244. 339 R. BLANPAIN, “Probleemstelling en begripsomschrijving” in C. ENGELS (ed.), Werkstaking, lock-out en arbeidsrecht en sociale-zekerheidsrecht , Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, 9-10. 340 Cass. 7 mei 1984, JTT 1984, 292 en RW 1984-85, 2194, noot H. VAN HOOGENBEMT. 341 P. HUMBLET, “Lock-out: een ‘actueel’ probleem van het arbeidsrecht” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGHEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 244. 342 R. BLANPAIN, Arbeidsrecht in hoofdlijnen , Antwerpen, Maklu, 2004, 403. 343 J. PIRON en P. DENIS, Le droit des relations collectives du travail en Belgique , Brussel, Larcier, 1970, 150. 344 X, “Godiva produceert opnieuw chocolade”, De Standaard , 14 april 2010. 345 I. BROECKMEYER, “Elkaar creatief pijn doen”, De Tijd , 21 januari 2010, 4. 346 FVC., “AB InBev betaalt geen lonen meer”, De Morgen , 21 januari 2010, 19. 347 X, “Vakbonden vragen sociale inspectie bij Gate Gourmet”, http://www.gva.be/nieuws/geldzaken/aid954712/werknemers-gate-gourmet-leggen-werk-neer.aspx . 348 Algemeen bindend verklaard bij KB 23 september 1994, BS 18 oktober 1994.

53 Uitzendarbeidwet 349 volgt dat een uitzendbureau in geval van een staking bij een gebruiker geen uitzendkrachten mag tewerkstellen of aan het werk houden. 350 De wetgever wil immers vermijden dat de werkgever een staking kan breken door uitzendkrachten in te zetten. 351 Zo zou een onderneming immers haar productie op peil kunnen houden. 352 Uitzendkrachten zijn zodoende onderhevig aan een tweeledig verbod. Noch hun eigen post, noch die van een staker mogen ze bemannen. 353 Het voorval van Gate Gourmet is zeker geen unicum. Ook andere werkgevers wagen zich soms aan deze techniek. 354 Toch is de situatie niet zo eenvoudig als ze op het eerste gezicht lijkt. Naast de omschrijving van het begrip ‘staking’, is het collectieve karakter van de actie problematisch. Volstaat het dat slechts enkele werknemers het werk neerleggen om de uitzendkrachten terug te trekken? Humblet en Vanthournout stellen alvast van wel, gelet op het ontbreken van enige kwantitatieve bepaling. Sommige auteurs poneren dat als bijvoorbeeld uitsluitend de arbeiders staken, er geen verplichting is om de uitzendkrachten die tot de categorie van de bedienden behoren, terug te trekken. Hoewel dit logisch klinkt, betwisten Humblet en Vanthournout deze stelling aangezien dit nergens zo wordt gesteld. Er is in deze optiek dus geen onderscheid naargelang van de beroepscategorie. Een laatste twistpunt betreft de plaats van tewerkstelling. Opnieuw is er een strekking in de rechtsleer die de vestiging en exploitatiezetel als referentiepunt neemt. Bij gebrek aan een bepaling ter zake gaan Humblet en Vanthournout er dan ook van uit dat de terugtrekking geldt ongeacht de plaats van tewerkstelling. In de CAO stelt men immers dat er geen uitzendkrachten bij ‘een gebruiker’ mogen tewerkgesteld worden, wat volgens de auteurs overeenstemt met de rechtspersoon. 355 Sommige werkgevers proberen de regels in verband met de uitzendarbeid te omzeilen door juridische creativiteit. Een treffende illustratie vinden we terug bij het distributiebedrijf Daphne. Na het mislukken van de CAO-onderhandelingen staakten de arbeiders. Via een uitzendbedrijf geraakte de werkgever aan werknemers met een contract van bepaalde duur. Dit wekte heel wat vakbondswoede op, maar ook de werkgeversfederatie Federgon veroordeelde de handelswijze. Deze stelde duidelijk dat werkgevers de regelgeving niet mogen omzeilen door werknemers met tijdelijke contracten in te schakelen. 356

349 Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987. 350 Voorz. Arbrb. Brussel 7 oktober 2005, RW 2006-07, 374. 351 F. TILLEMAN, “Recht op loon bij staking”, Gazet van Antwerpen , 24 mei 2008, 80. 352 D. DE MEULEMEESTER, “Staking en uitzendarbeid: een slecht huwelijk”, De Tijd , 2 november 2006, 13. 353 D. HENDRIKX, “75.000 uitzendkrachten hebben geen keuze”, Gazet van Antwerpen , 28 oktober 2005, 3. 354 X, “Staking bij bronspoederfabrikant Van Lerberghe”, Het Nieuwsblad , 17 juni 1999, 11. 355 P. HUMBLET en J. VANTHOURNOUT, “Uitzendarbeid en staking: behoefte aan een duidelijke(r) regeling” (noot onder Voorz. Arbrb. Brussel 7 oktober 2005), RW 2006-07, 375-376. 356 X, “Een staking breken mag niet”, De Nieuwe Werker , 15 januari 2010, 11.

54 6.2.3 Bemiddeling en verzoening

6.2.3.1 Enkele inleidende bemerkingen

Het is eigen aan Belgische collectieve arbeidsverhoudingen dat de wetgever geen uniforme wettelijke regeling opdringt, maar de nodige ruimte aan de sociale partners geeft om dit zelf te regelen. 357 Dit neemt niet weg dat er verscheidene pogingen zijn geweest om een eenvormige verzoenings- en bemiddelingsprocedure in te voeren. Zo diende bijvoorbeeld minister Servais bij de NAR ter advies een voorontwerp van wet in tot regeling van de sociale en collectieve betrekkingen tussen werkgevers en -nemers. 358 Doordat de bovengenoemde pogingen alle mislukten, beperkte de overheid haar tussenkomst tot het voorzien van een infrastructuur voor de conciliatie. Het oplossen van hun collectieve geschillen, regelen de betrokken partijen zelf. Essentieel is dat er flexibele, efficiënte en snelle verzoeningsprocedures zijn. In de praktijk is hieruit een mengeling van officiële en officieuze organen gegroeid die elkaar aanvullen. 359 Typerend voor de Belgische arbeidsverhoudingen is ondermeer de verspreiding van sociale bemiddeling, waardoor dus heel wat verschillende instanties dit tot hun opdracht hebben. 360 In ieder geval hebben de diverse instellingen voor het sociaal overleg het potentieel om op til zijnde stakingen af te wenden. 361 Als men de technieken voor het voorkomen van en de bemiddeling bij arbeidsconflicten in verschillende rechtsstelsels bekijkt, valt de enorme variatie op, gaande van een volledige vrijheid voor de partijen tot een verplichte tussenkomst van de overheid. Hoe meer een maatschappij geïndustrialiseerd is, hoe meer technieken er zullen zijn om tot een oplossing van de arbeidsconflicten te komen. Indien de staatstussenkomst groter zou zijn, biedt dit het voordeel van stabiliteit. De keerzijde is echter een zekere strakheid en het ontbreken van enig aanpassingsvermogen. Met het Belgische, empirisch uitgebouwde stelsel gaat dan weer het voordeel van de soepelheid gepaard. Een aanpassing aan de socio-economische context van een bepaalde problematiek verloopt vlot. 362 Problematisch is het gebrek aan een juridisch instrumentarium om sancties op te leggen aan elementen die zorgen voor een ontregeling van de sociale vrede. Periodes met een langdurige sociale vrede zijn dan ook te wijten aan de invloed en het gezag van de syndicale organisaties bij hun leden. 363 In de Belgische collectieve arbeidsverhoudingen maakt men geen stelselmatig of strikt onderscheid met betrekking tot de begrippen ‘verzoening’ en ‘bemiddeling’. 364 We kunnen

357 F. SAELENS en S. MARQUANT, “Stakingen en stakingspiketten, een stand van zaken”, Or. 2008, 130. 358 R. BLANPAIN, Arbeidsrecht in hoofdlijnen , Antwerpen, Maklu, 2004, 317. 359 G. BECARREN, De werkstaking: een frequent verschijnsel , Leuven, Acco, 1987, 51. 360 J. ROMBOUTS, “De moderne sociale bemiddeling. Evolutie en voornaamste kenmerken”, Arbbl. 1990, 27. 361 K. VANDAELE, “Het stakingswapen vandaag” in C. DEVOS, K. VANDAELE, J. FANIEL en C. GOBIN (eds.), Solidariteit in beweging: perspectieven voor de vakbond van morgen , Brussel, ASP, 2009, 268. 362 M. RIGAUX, Staking en bezetting naar Belgisch recht: juridische analyse van de werkstaking en de bedrijfsbezetting als vormen van sociale actie , Antwerpen, Kluwer, 1979, 327-328. 363 M. RIGAUX, “Omtrent de juridische toelaatbaarheid van spontane stakingsacties”, RW 1978-79, 1640. 364 J. ROMBOUTS, “De rol van de sociaal bemiddelaar bij arbeidsconflict”, Or. 1993, 242.

55 stellen dat de bemiddeling bestaat in het geheel van handelingen die een derde stelt om de conflicterende partijen tot een vergelijk te brengen. De verzoening wordt dus bereikt door de bemiddeling. 365 De verzoening verloopt niet via een vast stramien. Vaak is er via CAO een verzoeningsprocedure uitgewerkt. Zelfs als dit het geval is, houdt men er zich niet altijd aan. Dit valt te verklaren door de omstandigheden die bij elk conflict verschillend zijn. Bovendien zijn partijen nooit verplicht om de voorgestelde oplossingen te aanvaarden. 366 Ondanks het feit dat de geschillenregeling per bedrijfstak is uitgewerkt, valt er niettemin eenzelfde (tijd)schema te herkennen binnen deze procedure die opsplitsbaar is in een preventief en een curatief luik. Rigaux onderscheidt een achttal opeenvolgende fasen:

- de vaststelling van het conflict - een gesprek tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging - vrijgestelden van werknemers- of werkgeversorganisaties worden betrokken. Bij onderhandelingen beschikken enkel zij over de bevoegdheid om CAO’s af te sluiten. Bovendien hebben ze als derden een louterende invloed. - het verzoeningsbureau komt tussen - het geschil bereikt het niveau van het gehele paritair comité - een tweede verzoeningsvergadering - de stakingsaanzegging - het open conflict

In de curatieve fase wordt meestal aan de voorzitter van het paritair comité de nodige vrijheid gegeven om eigen initiatieven naar voor te schuiven. 367

6.2.3.2 Onderhandelen zonder tussenkomst van een derde

Principieel vormt de oplossing van collectieve geschillen een aangelegenheid die aan de betrokken partijen wordt overgelaten. 368 Niets belet partijen om door onderling overleg hun geschillen te regelen. Er is dan bijvoorbeeld ook geen sprake van enige verplichting om een

365 M. RIGAUX, “Het recht van verzoening bij collectieve arbeidsconflicten: een verkennende theoretische schets” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 300. 366 A. PERNOT, “Formele en informele overlegstructuren”, Arbbl. 1992, 43. 367 M. RIGAUX, “Het recht van verzoening bij collectieve arbeidsconflicten: een verkennende theoretische schets” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 316-318. 368 M. STROOBANT, “De overheid en het collectief overleg in België tijdens de sociaal-economische crisis 1978- 1988” in BELGISCHE VERENIGING VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN (ed.), 50 jaar arbeidsverhoudingen , Brugge, Die Keure, 1989, 92.

56 beroep te doen op de bemiddeling van een paritair comité. 369 Dergelijk overleg kan zowel in de fase van het gesloten als van het open conflict plaatsvinden. Via rechtstreekse onderhandelingen tracht men tot een overeenkomst te komen. Ook kan een conflict worden beslecht door het toegeven van een van de partijen. Concreet betekent dit ofwel de inwilliging van de eisen van de werknemers, ofwel dat ze hun eisen opbergen en inbinden. Een van de conflicterende partijen geeft dus toe. 370 Dat heel wat conflicten zo een oplossing krijgen, staat buiten kijf. In de periode van het gesloten conflict kan een akkoord tussen werkgever en vakbonden voor het afwenden van een staking zorgen. 371 Ook in de fase van een open conflict leidt overleg vaak tot een oplossing tussen de beide partijen waardoor de acties worden stopgezet en het werk wordt hervat. 372 Omwille van haar verzoenende bevoegdheid speelt de vakbondsafvaardiging een belangrijke rol bij collectieve conflicten. Dit kan enigszins vreemd overkomen. Het is immers zo dat de vakbondsafvaardiging vanuit het strijdsyndicalisme is geconcipieerd. 373 De beginselen van dit orgaan vinden we terug in CAO nr. 5 van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeel der ondernemingen. 374 Artikel 12 voorziet in het recht om naar aanleiding van elk geschil of betwisting van collectieve aard in een onderneming door het ondernemingshoofd of zijn vertegenwoordiger te worden gehoord. De vakbondsafvaardiging kan zich tevens op dat recht beroepen wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan. Het is aan de leden van een vakbondsafvaardiging niet toegestaan om een CAO te sluiten om het conflict op te lossen. De vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties, zoals de gewestelijke secretarissen, kunnen dit wel, omdat ze de hoedanigheid van lasthebber bezitten. Ook zijn ze niet rechtstreeks bij het conflict betrokken, waardoor hun houding tegenover het conflict vaak objectiever is. Conventionele verzoeningsprocedures voorzien soms, bij gebrek aan een akkoord tussen de vakbondsafvaardiging en werkgever, in een beroep op dergelijke vertegenwoordigers. Als er sprake is van zware collectieve conflicten is het geen uitzondering om ze al van in de aanvangsfase te betrekken. 375 Dit alles neemt niet weg dat de vakbondsafvaardiging een efficiënt instrument is om collectieve conflicten op het niveau van de onderneming te regelen. 376

369 H. LENAERTS, Sociaal procesrecht , Gent, Story-Scientia, 1968, 43. 370 M. RIGAUX, “Het recht van verzoening bij collectieve arbeidsconflicten: een verkennende theoretische schets” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 292. 371 Ter illustratie: BKH., “Akkoord bij instelling Klim”, De Standaard (regionale editie Vlaams-Brabant/Brussel), 2 oktober 2010, 71. 372 Ter illustratie: PHU., “Staking voorbij na ontslag van chauffeur die alles mocht”, Het Nieuwsblad , 15 december 2010, 12. 373 D. HEIRBAUT, Een beknopte geschiedenis van het sociaal, het economisch en het fiscaal recht in België , Gent, Academia Press, 2009, 32. 374 BS 1 juli 1971. 375 C. VANDERSNICKT, Collectieve conflicten oplossen: van bemiddeling en verzoening tot rechterlijke interventie , onuitg. masterproef Rechten, Universiteit Gent, 2008-09, 12, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/608/RUG01-001391608_2010_0001_AC.pdf . 376 Ibid., 13.

57 Indien partijen er niet in slagen om op ondernemingsniveau een bevredigende oplossing te bereiken, kan men bij het verzoeningsbureau van het paritair comité terecht. 377 Het voorkomen of bijleggen van geschillen tussen werkgevers en werknemers is een van de voornaamste taken van de paritaire comités. 378 Quasi elk paritair comité heeft hiertoe in haar schoot een verzoeningsbureau ingesteld. Dit is echter geen verplichting. 379 Via een KB 380 worden een aantal aspecten geregeld. Zo bestaat het verzoeningsbureau, naast een voorzitter en secretaris, uit een aantal leden die paritair samengesteld zijn uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Bij een (dreigend) conflict maakt de meest gerede partij het geschil bij de voorzitter aanhangig. Meestal is dit een vakbond, maar bij (het dreigen met) acties gebeurt dit door de werkgever. 381 Ongetwijfeld is het verzoeningsbureau een van de belangrijkste actoren om collectieve conflicten op te lossen. 382 Conflicten van diverse origine geven op jaarbasis dan ook aanleiding tot een 500- tal verzoeningsvergaderingen. 383 Uit gegevens die ons door de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg ter beschikking zijn gesteld (zie bijlage 1), blijkt dat deze trend voor de laatste tien jaar wordt bevestigd, al ligt het gemiddelde wel iets lager. Bij een bedrijfsconflict verschijnen beide partijen samen om hun standpunten toe te lichten. Hierna volgt een vergadering achter gesloten deuren met eventuele schorsingen. Dit laatste laat de leden toe om met de partij die ze vertegenwoordigen te overleggen. Uiteindelijk volgt een proces-verbaal van niet-verzoening of een – unanieme – aanbeveling. Gelet op de wijze van totstandkoming van deze aanbeveling, zal hieraan gevolg worden gegeven. Elke betrokken partij heeft bij de besprekingen de steun van ‘haar’ leden in het verzoeningsbureau. Ook kunnen de werkgevers- en werknemersorganisaties druk uitoefenen op de conflicterende partijen om de eisen te milderen of met de voorgestelde oplossingen akkoord te gaan. Beide factoren maken dit geheel uiterst effectief. 384 Al in 1964 wees Devisé op het toenemende vertrouwen dat de betrokken partijen er in hadden. 385 Het paritair comité werd dan al als het natuurlijke verzoeningsorgaan aangezien. 386 Vaak verwacht men van een verzoeningsbureau een doorbraak in een bepaald conflict 387 of is het

377 D. DE MEULEMEESTER, “Verzoenen en bemiddelen”, De Tijd , 7 april 2000. 378 Wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, BS 15 januari 1969. 379 R. VAN DEN HEULE, Sluiting Renault (Renault Industrie Belge). Getuigenis van een sociaal bemiddelaar , Brussel, FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, 2009, 57, http://www.werk.belgie.be . 380 KB 6 november 1969 tot vaststelling van de algemene regels voor de werking van de paritaire comités en paritaire subcomités, BS 18 november 1969. 381 S. DUBLED, “La conciliation des conflits collectifs du travail”, Ors. 2003, 16. 382 A.J. DE ROO en R.W. JAGTENBERG, Settling labour disputes in Europe , Deventer, Kluwer, 1994, 185. 383 M. DEFORT, “La concertation sociale est-elle malade?” in J. GILLARDIN en P. VAN DER VORST (eds.), Les conflits collectifs en droit du travail: solutions négociées ou interventions judiciaires? , Brussel, FUSL, 1989, 141. 384 A. PERNOT, “Formele en informele overlegstructuren”, Arbbl. 1992, 42. 385 H. DEVISE, “Paritaire comités en verzoening”, Arbbl. 1964, 552. 386 L. STUBBE, “Regeling van collectieve arbeidsgeschillen” in R. BLANPAIN (ed.), De werkstaking in de welvaartstaat , Leuven, Universitaire Boekhandel, 1966, 187. 387 Ter illustratie: S. DE SMEDT, “Impasse compleet bij AB InBev”, De Tijd , 21 januari 2010, 1.

58 een volgende stap na het afspringen van onderhandelingen op ondernemingsniveau. 388 Een derde mogelijke uitkomst van de verzoeningsprocedure doet zich voor wanneer het verzoeningsbureau niet tot een unaniem standpunt komt. Dan kan de voorzitter (die tevens sociaal bemiddelaar is, cf. infra) een eigen aanbeveling formuleren. Het gaat hier om werkelijke uitzonderingsgevallen waarbij het om principiële redenen voor de partij uitgesloten is om een aanbeveling te formuleren. Omwille van economische redenen scharen de partijen er zich toch achter. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als het essentieel is voor het overleven van de onderneming. 389 Eens er een aanbeveling is, gaat men terug naar de ‘basis’. Op plaatselijk vlak volgt er een raadpleging en bespreking van de aanbeveling. Om het voorstel te verwerpen, moet dit gebeuren door het verzet van twee derde 390 van de werknemers. In ieder geval dient de voorzitter zo vlug mogelijk kennis van het resultaat te hebben. 391 Gelet op het belang van de stemming, proberen werkgevers de stakers vaak te overtuigen. 392 Opnieuw dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de fase van het gesloten conflict en die van het open conflict. Eerder werd al op het bestaan van de stakingsaanzegging gewezen. Vaak bepalen CAO’s nog een aantal andere voorwaarden. Zo moet er bijvoorbeeld een verzoeningspoging in het verzoeningsbureau plaatsvinden vooraleer de staking uit te roepen. 393 De doelstelling van dit alles is om een op til zijnde staking op de valreep nog te vermijden. 394 In de praktijk boekt een verzoeningsvergadering vaak succes. Zo was er door een aantal tegenstrijdigheden in de cijfers over het verlies van arbeidsplaatsen bij Dexia heel wat wrevel bij de syndicale organisaties. Om op reglementaire wijze actie te kunnen voeren, vroegen de vakbonden een verzoeningsprocedure aan. Uiteindelijk kwam het niet tot acties omdat het verzoeningsbureau de plooien tussen beide partijen kon gladstrijken. 395 Toch zijn er ook wat gevallen bekend waar een beroep op een verzoeningsbureau geen zoden aan de dijk bracht. 396 Soms kan het inschakelen van het verzoeningsbureau ook als drukkingsmiddel worden gebruikt om vlug een oplossing op bedrijfsniveau te verkrijgen. 397 Om besluitvormingsprocessen met een onzekere uitkomst te bestuderen, zijn er vanuit meerdere sociale wetenschappen diverse modellen ontwikkeld. Naast enkele theorieën

388 Ter illustratie: L. DUJOURIE, “Verzoeningsbureau moet knoop bij Philips doorhakken”, , 8 december 2001, 15. 389 P. BRAEKMANS, “Inmenging van de rechter in de sociale bemiddeling schendt het algemeen rechtsbeginsel van de scheiding der machten”, Or. 2005, 221. 390 Ter illustratie: LVP., “Bedienden Aleris aanvaarden sociaal plan”, Het Laatste Nieuws, 19 juni 2009, 19. 391 D. DE MEULEMEESTER, “Verzoenen en bemiddelen”, De Tijd , 7 april 2000. 392 Ter illustratie: X, “Directie Lanxess Rubber roept werknemers op tot redelijkheid”, De Standaard (regionale editie Antwerpen), 18 juni 2007, 22. 393 O. VANACHTER, “Vakbonden en spontane stakingen”, De Morgen , 20 april 2007, 23. 394 Ter illustratie: GDB., “Arbeiders Dupont stemmen dit weekend over verzoeningsakkoord”, Het Nieuwsblad , 3 juni 2005, 15. 395 B. BROENS, “Directie en bonden Dexia vinden elkaar”, De Tijd , 12 december 2010, 8. 396 Ter illustratie: G. CLOOSTERMANS, “ACV voert actie bij New Summit”, Het Belang van Limburg , 24 november 2010, 14. 397 Ter illustratie: X, “Loonconflict bij Inter Ferry Boats”, Het Nieuwsblad (regionale editie Brugge), 27 december 2000, 15.

59 binnen de economie, zoals de speltheorie waarbij partijen ondermeer rationeel handelen, is de behaviourale benadering in de psychologische wetenschap ontwikkeld waarbij de besluitvorming gebeurt op basis van een beperkte rationaliteit en onvolledige informatie. Ook zijn er in de politieke en sociale wetenschappen verschillende methoden tot stand gekomen die het proces koppelen aan de begrippen ‘macht’ en ‘invloed’. Naast het conflictmodel worden samen met twee andere moderne besluitvormingsmodellen, namelijk het tweefasenmodel en het ruilmodel, het vaakst toegepast. De behandelde modellen worden hier slechts summier en vereenvoudigd weergegeven gelet op de doelstellingen van deze masterproef en de beperkte ruimte. De uiteindelijke analyse gebeurt immers met behulp van wiskundige modellen. Bij het conflictmodel vertrekt men van de vaststelling dat tegengestelde belangen van actoren leiden tot conflicten. Gedurende de besluitvorming gebruiken de partijen hun macht om zo bepaalde standpunten door andere actoren te laten overnemen. In het uiteindelijke resultaat van de non-coöperatieve besluitvorming zijn er dan ook winnaars en verliezers, al zijn compromissen mogelijk. Als er sprake is van een machtsstrijd, is dit model heel geschikt. Het tweefasenmodel, voortbouwend op de netwerkbenadering, deelt de besluitvorming in twee fasen op. In het eerste stadium trachten partijen andere partijen te beïnvloeden. Daarna nemen de actoren op basis van hun stemmacht beslissingen. Als partijen streven naar consensus, samenwerken en bereid zijn om standpunten te ruilen over verschillende onderwerpen dringt het ruilmodel zich op. Hierbij wordt het onderhandelingsproces als een vorm van economische ruil aanschouwd. Om menselijk gedrag in dynamische besluitvormingsprocessen te analyseren, vormen deze modellen het geschikte instrumentarium. Hierdoor verwerft men inzicht in een besluitvormingsproces eens het afgelopen is, maar het kan ook een voorspellende waarde bieden. 398 Aan de hand van deze modellen kan men dus retrospectief het verloop en de uitkomst van onderhandelingen analyseren of prospectief voorspellen. In essentie gaat het hier om een micromacro transitie waarbij individuele doelen tot een collectieve uitkomst leiden. Een onderzoek van Rojer toont aan dat de uitkomst van onderhandelingen over CAO’s in Nederland meestal door het ruilmodel kan worden verklaard. Soms biedt het conflictmodel een aanvullende verklaring. 399

6.2.3.3 Institutionele verzoening door een derde

Als de conflicterende partijen er niet in slagen om zelf een oplossing te bereiken, bestaat de mogelijkheid om een beroep te doen op een derde. Deze persoon is volledig vreemd aan het

398 H.C.J. VAN DER VEEN, Het effect van milieubeleid op locatiebeslissingen van bedrijven: verplaatsen, sluiten, of innoveren? , onuitg. doctoraatsthesis Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen, 2004, 23-53. 399 M. ROJER, “De reparatie van het WAO-gat” in J. VISSER (ed.), De vakbeweging op de eeuwgrens: vijf sociologische studies over de vakbeweging , Amsterdam, Amsterdam University Press, 1996, 92-117.

60 conflict en heeft dan ook geen banden met de actoren. 400 Bij bemiddeling gaat het in essentie om een methode waarbij een onpartijdige en neutrale derde de discussiërende partijen helpt en op eigen initiatief een voorstel tot oplossing naar voor schuift. Het is duidelijk dat de derde hier een actieve rol speelt, wat verklaart dat die rol meestal door slechts een persoon wordt ingevuld. 401 In België is deze taak weggelegd voor de sociaal bemiddelaars. Dit zijn ambtenaren van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. 402 Vóór de functie bestond, behoorde deze opdracht tot het takenpakket van de sociale inspecteurs en controleurs, waarbij er een onderscheid was naargelang de grootte van de onderneming. Bij conflicten in kleine ondernemingen met weinig personeel trad de sociale controleur op. Ging het daarentegen om conflicten van een zekere omvang, dan gebeurde de bemiddelding door de sociaal inspecteur. 403 De sociaal bemiddelaars vervullen diverse opdrachten: - het voorkomen van sociale geschillen en het opvolgen van het uitbreken, het verloop en de beëindiging ervan; - het vervullen van alle sociale bemiddelingsopdrachten; - het bestendig contact houden met de beroepsorganisaties van de werkgevers en de werknemers en met de sociaal inspecteurs en controleurs van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; - het opstellen van alle verslagen betreffende de sociale betrekkingen in een nijverheidssector of in een bepaalde onderneming; - desgevallend, het waarnemen van het voorzitterschap of ondervoorzitterschap van de paritaire comités en subcomités. 404

Het is evenwel voor de sociaal bemiddelaar niet mogelijk om een bepaalde oplossing aan de partijen op te leggen. Wat wel kan, is suggesties opperen, luisteren naar de partijen, het vertrouwen herstellen en de dialoog opnieuw op gang krijgen. 405 De bemiddelaar fungeert als katalysator. 406 In de Angelsaksische wereld hakt een bemiddelaar eerder knopen door en leunt de rol veeleer aan bij die van arbiter of rechter. 407 Gelet op de delicate opdracht, spreekt het voor zich dat deze personen over heel wat kwaliteiten en kennis moeten

400 P. BRAEKMANS en L. DERIJCKE, Het sociaal beleid , Mechelen, Kluwer, 2007, 182. 401 A.J. DE ROO en R.W. JAGTENBERG, Settling labour disputes in Europe , Deventer, Kluwer, 1994, 27. 402 R. VAN DEN HEULE, Sluiting Renault (Renault Industrie Belge). Getuigenis van een sociaal bemiddelaar , Brussel, FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, 2009, 57, http://www.werk.belgie.be . 403 P. DE MUYNCK, “Het statuut en de zending van de sociaal bemiddelaars”, Arbbl. 1979, 531. 404 KB 27 oktober 2009 betreffende de selectie van de titularissen voor de functie van adviseur sociaal bemiddelaar, BS 19 november 2009. 405 R. VAN DEN HEULE, “Het bijleggen van collectieve arbeidsgeschillen”, Or. 2011, 21. 406 DDW., “Arbeidsrechter: “Rechterlijke macht mag het stakingsrecht niet afbakenen””, De Tijd , 3 december 1993. 407 I. BROECKMEYER, “Ik heb de sociale relaties alleen maar zien verkillen”, De Tijd , 23 januari 2010, 7.

61 beschikken. 408 Er zijn geen bindende regels voor de procedure van de bemiddeling. Het boeken van resultaten is de doelstelling. In functie hiervan wordt de te bewandelen weg op een flexibele manier uitgestippeld. De desiderata van de partijen en hun ritme zullen richtinggevend zijn. Uiteraard moeten de zaken wel vooruit gaan en zal er van de actoren enige soepelheid worden verwacht. 409 Deze actoren zijn de representatieve organisaties en de individuele werkgever. Er is geen rechtstreeks contact met de werknemers en zij zijn dus geen gesprekspartner. 410 Vrijheid van handelen is kenmerkend voor het optreden van de sociale bemiddelaar. Van enige gedragscode is geen sprake, maar veel wordt bepaald door de gebruiken en de traditie. 411 Wanneer er een conflict is en alle andere procedures binnen het paritair comité zijn ontoereikend gebleken 412 , dan kan de aanzet om de sociaal bemiddelaar in te schakelen van hemzelf komen, maar eveneens van de minister of – relevant voor deze eindverhandeling – van de werkgevers- of werknemersorganisaties. 413 Normaal zal het ministerie pas het initiatief hiertoe nemen als het om een zwaar conflict of bijzondere belangen gaat. 414 Dit was bijvoorbeeld het geval na mislukte onderhandelingen bij Sabena415 of naar aanleiding van een staking bij Electrabel.416 Het komt niet aan de voorzitter van de arbeidsrechtbank toe om een verzoeningsopdracht aan een sociaal bemiddelaar toe te vertrouwen. Het principe van de scheiding der machten verhindert dit. 417 Sociaal bemiddelaars spelen zowel een rol in de fase van het gesloten conflict als in dat van het open conflict. 418 Via hun tussenkomst slagen ze er vaak in om stakingen af te wenden. 419 Door hun optreden leveren ze een bijdrage tot de economische welvaart en de sociale vrede. 420 Een mislukte tussenkomst in de fase van het gesloten conflict kan uiteraard de definitieve aanleiding vormen voor bepaalde (stakings)acties. 421 Op jaarbasis gaat het om een 500-tal bedrijfsconflicten waarin bemiddelaars interveniëren. 422 Vaak zijn de verwachtingen van de partijen enorm groot en hopen ze via de sociaal bemiddelaar een

408 Aanhef KB 23 juli 1969 tot oprichting van een dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen en tot vaststelling van het statuut van het personeel van deze dienst, BS 30 juli 1969 (dit besluit werd opgeheven door KB 27 oktober 2009 betreffende de selectie van de titularissen voor de functie van adviseur sociaal bemiddelaar, BS 19 november 2009). 409 P. VAN LEYNSEELE, “La médiation, qu'est-ce?”, Ors. 2003, 5. 410 D. DE MEULEMEESTER, “Verzoening en bemiddeling als regel bij sociaal conflict”, De Tijd , 15 februari 2002, 7. 411 S. DUBLED, “La conciliation des conflits collectifs du travail”, Ors. 2003, 18. 412 FOD WASO, “Sociale bemiddeling”, http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=516 . 413 S. DUBLED, “La conciliation des conflits collectifs du travail”, Ors. 2003, 18. 414 D. DE MEULEMEESTER, “De uitingsvormen van een staking”, De Tijd , 12 oktober 2001, 6. 415 X, “Sabena staakt, Smet grijpt in”, Het Laatste Nieuws , 7 december 1995, 1. 416 X, “Sociaal bemiddelaar voor Electrabel”, De Standaard , 9 mei 2001, 18. 417 Cass. 29 november 2004, AR S040079F. 418 Ter illustratie: X, “Sociaal bemiddelaar neemt overleg bij Carrefour over”, De Tijd , 4 mei 2010, 4; B. LAUWERS, “Staking bij Union Minière afgelopen”, De Tijd , 14 juni 2001, 13. 419 O. VANACHTER, “Arbeidsrecht doodt geen jobs”, De Tijd , 19 juni 2009, 11. 420 J. WALGRAVE, “De rol van de sociaal bemiddelaar”, Or. 1988, 266. 421 X, “Vakbonden supermarkten dienen stakingsaanzegging in”, De Tijd , 7 november 2001, 14. 422 T. MICHIELSEN, “Sociaal conflict is nu meer uiting van machteloosheid”, De Tijd , 10 december 2004, 16.

62 oplossing voor de heersende vertrouwenscrisis te bewerkstelligen 423 of opnieuw met de gesprekken aan te knopen. 424 Hoewel de onpartijdigheid van de bemiddelaars essentieel is voor het welslagen, neemt dit niet weg dat velen van hen uit sociale organisaties komen of een politieke kleur hebben. Doordat dit echter door alle actoren geweten is, stelt dit geen problemen. 425 Opmerkelijk is dat veel bemiddelaars een beslissende rol spelen, terwijl ze eigenlijk over geen enkel drukkingsmiddel beschikken. Zo kunnen ze de conflicterende partijen immers geen zaken beloven en is er ook geen sanctieapparaat voorhanden. 426 Het spreekt voor zich dat zelfs na bemiddeling een harmonieuze sociale relatie geen absolute garantie is. 427 Het komt dan ook voor dat er door – een deel van – de stakers nog actie wordt gevoerd na een succesvol optreden van de bemiddelaar. 428 Daarnaast is het zo dat, zelfs als de bemiddeling faalt, er vaak toch nog bepaalde gunstige effecten optreden. Zo bevordert het de interactie tussen de partijen waardoor er minder spanning is en een betere communicatie. 429 Als een partij beslist om niet mee te spelen met het sociaal overleg, kan het overlegmodel uiteraard niet functioneren. Vaak gebeurt dit niet, gelet op de ermee verbonden voordelen, maar de gevolgen zijn in een dergelijk geval dan wel immens. 430 Wel is er een algemene tendens van zowel werkgevers- als werknemerszijde om zich harder op te stellen tijdens de onderhandelingen wat op termijn nefaste gevolgen met zich kan meebrengen. 431 Om toekomstige conflicten te vermijden, is het essentieel dat de betrokken partijen het resultaat na afloop van de sociale bemiddeling als gunstig ervaren. 432 Het geschetste kader heeft betrekking op de private sector. Om stakingen in de publieke sector te vermijden, zijn er sinds enige tijd stemmen om ook hier een arbeidsbemiddelaar in te schakelen. 433 In 2010 kwam er dan een protocolakkoord dat voorzag in de oprichting van een cel sociale bemiddelaars ‘met specifieke kennis voor de openbare sector’. Op 3 maart 2011 keurde de federale ministerraad een koninklijk besluit goed waardoor dit verzoeningsinstrument ook voor conflicten in de publieke sector kan worden ingezet. 434

423 BAK., “Bemiddelaar voor Aviapartner”, De Tijd , 13 augustus 2008, 5. 424 G. MEEUSEN, “Sociaal overleg Sabena vast na nieuwe staking”, De Tijd , 8 september 2001, 1. 425 DDW., “Sociaal bemiddelaars nemen aanklacht Febeltex niet”, De Tijd , 30 maart 1995. 426 L. FRANCOIS, Théorie des relations collectives du travail en droit belge , Brussel, Bruylant, 1980, 288. 427 ER., “Zo'n conflict tast sowieso de arbeidsrelaties aan”, De Tijd , 6 januari 2007, 3. 428 X, “Wilde staking bij Opel Belgium na goedkeuring verzoeningsvoorstel”, De Tijd , 15 maart 1996. 429 J.A. WALL en R.R. CALLISTER, “Conflict and its management”, Journal of Management 1995, 543. 430 S. VANLOMMEL, “Brink’s weigert alle sociaal overleg”, De Morgen , 12 november 2010, 4. 431 F. DEREYMAEKER, “Sociale bemiddelaars: handen en uren te kort”, Het Laatste Nieuws , 21 mei 2010, 2. 432 R. VAN DEN HEULE, Sluiting Renault (Renault Industrie Belge). Getuigenis van een sociaal bemiddelaar , Brussel, FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, 2009, 62, http://www.werk.belgie.be . 433 Ter illustratie: X, “Liberale spoorbond stelt stakingswapen aan de orde”, De Standaard , 5 november 2009, 2. 434 JIR., “Nu ook bemiddelaars voor overheidsdiensten”, De Standaard , 4 maart 2011, 44.

63 6.2.3.4 Vrije conflictbemiddeling

Tegenover de institutionele bemiddeling, waarbij zowel de identiteit van de bemiddelaar(s) als de te volgen procedure vastligt, is er de vrije conflictbemiddeling. Het initiatief om het conflict via bemiddeling op te lossen, gaat uit van de partijen zelf. Veelal bereiken ze een overeenkomst omtrent de aan te stellen persoon. Ook kan een derde zelf het initiatief nemen om tot bemiddelaar te worden aangesteld. Een andere mogelijkheid bestaat erin om de keuze van een derde over te laten aan een bepaalde instantie, bijvoorbeeld de bevoegde administratieve overheid. Typerend voor al deze situaties is dat er geen voorafgaandelijk uitgewerkte procedure voorhanden is. In het verleden is deze techniek op regelmatige basis aangewend. 435 Zo trad toenmalig afscheidnemend minister van Ambtenarenzaken Van den Bossche als bemiddelaar op in het sociaal conflict bij de afvalintercommunale Ivago. 436 Vanachter schuift de interventie van een minister of burgemeester als een van de laatste redmiddelen naar voor om een sociaal conflict op een duurzame manier op te lossen. 437 Bij het eventuele falen van de sociaal bemiddelaar belet niets een interventie van bijvoorbeeld de burgemeester of een lokaal politicus. 438 Uiteraard is dit niet altijd succesvol. 439 In uitermate belangrijke dossiers gaat het soms zelfs zo ver dat de minister de sociaal bemiddelaar opzij schuift om zelf een oplossing te bereiken. 440

6.2.3.5 Nationale Arbeidsraad

Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat de Nationale Arbeidsraad ook de opdracht heeft om te bemiddelen. In de praktijk maakt men hier geen gebruik van. 441

6.2.3.6 Arbitrage

Hierbij doet een onafhankelijke derde een bindende uitspraak over het gelijk van de conflicterende partijen. 442 Op grond van de informatie die hij ter beschikking heeft, zal een

435 M. RIGAUX, “Het recht van verzoening bij collectieve arbeidsconflicten: een verkennende theoretische schets” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 303. 436 DIH. en KVK., “Van den Bossche aan de slag als bemiddelaar bij Ivago”, Het Volk (regionale editie Gent), 8 april 2003, 15. 437 O. VANACHTER, “Rechtbank lost conflict niet op”, De Standaard , 19 januari 2010, 25. 438 O. VANACHTER, “Een voorbeeld van hoe het niet moet”, De Standaard , 22 januari 2010, 64. 439 Ter illustratie: W. VAN EECKHOUTTE, “Niet altijd de schuld van de vakbond”, De Tijd , 9 februari 2011, 8. 440 F. DEREYMAEKER, “Directie en vakbonden Sabena bereiken akkoord na marathonzitting”, Het Laatste Nieuws , 27 september 2001, 2. 441 G. DE BROECK, “Collectieve arbeidsgeschillen en algemeen belang” in C. ENGELS (ed.), Werkstaking, lock-out en arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, 46-47. 442 X. LENAERS, “Van lock out tot en met kortgeding om staking ALZ te breken”, Het Laatste Nieuws (regionale editie Limburg), 6 juni 2001, 19.

64 derde zich uitspreken. In de praktijk maken de sociale gesprekspartners zelden of nooit gebruik van deze techniek om hun conflicten te regelen. Ze kiezen daarentegen ondubbelzinnig voor de weg van de verzoening. 443 Dit valt te verklaren vanuit het sociale overlegmodel. De betrokken partijen willen immers hun greep houden op de oplossing van het conflict. In het geval van arbitrage neemt een derde zonder inmenging de beslissing, waardoor het mogelijk is dat er een winnaar en een verliezer is. Een dergelijk resultaat is vanzelfsprekend nefast voor de sociale verhoudingen. 444 Vanuit syndicale hoek is er steeds enorm verzet geweest tegen arbitrage voor arbeidsconflicten. 445

6.2.3.7 Het succes van de bemiddeling

Interventies door bemiddelaars in sociale conflicten boeken heel wat succes. Uit de meeste onderzoeken blijkt inderdaad dat bemiddeling vrij efficiënt is. Er wordt meestal een akkoord bereikt, de conflicterende partijen zijn doorgaans tevreden en men leeft gewoonlijk het resultaat na. 446 De vraag rijst hoe een bemiddelaar de partijen tot een oplossing kan bewegen, terwijl dit in onderlinge gesprekken tussen de partijen onmogelijk bleek? Inzichten uit de sociale psychologie bieden een verklaring. Vaak denken mensen dat ze in een conflict verwikkeld zijn waarbij er maar één mogelijke winnaar is. In de praktijk is dit doorgaans niet het geval. Meestal is een integratieve oplossing mogelijk. Het is immers zo dat de ene eis in het conflict voor een bepaalde partij belangrijker is dan voor de andere. Bij een integratieve oplossing sluiten partijen dan ook compromissen waarbij er rekening wordt gehouden met de verschillende belangen op bepaalde punten. Zo geeft elke partij toe op de punten die relatief onbelangrijk voor haar zijn, maar dat des te meer zijn voor de andere. Hoewel dit alles vrij eenvoudig lijkt, blijkt uit experimenten dat het voor vele personen moeilijk is om een integratieve oplossing te identificeren en dus de belangen van de opponenten te ontdekken. Bovendien is er, bij onderhandelingen waarvan de uitkomst heel belangrijk is, heel wat wantrouwen jegens de andere partij. Dit zorgt ervoor dat het heel moeilijk is om zich te realiseren dat er aspecten zijn die voor beide partijen voordelig zijn. Hier ligt een van de verklaringen voor het succes van de neutrale bemiddelaars. Vaak bevinden ze zich in een betere positie om de oplossing voor een conflict waar beide partijen akkoord mee kunnen gaan te achterhalen. 447 Er is heel wat onderzoek gebeurd naar de doorslaggevende factoren voor een succesvolle bemiddeling. Die overlappen grotendeels met de elementen die tot

443 P. HUMBLET, R. JANVIER, W. RAUWS en M. RIGAUX, Synopsis van het Belgisch arbeidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2006, 410. 444 C. VANDERSNICKT, Collectieve conflicten oplossen: van bemiddeling en verzoening tot rechterlijke interventie , onuitg. masterproef Rechten, Universiteit Gent, 2008-09, 8, http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/608/RUG01-001391608_2010_0001_AC.pdf . 445 P. DE MUYNCK, “Het statuut en de zending van de sociaal bemiddelaars”, Arbbl. 1979, 524. 446 P.J. CARNEVALE en D.G. PRUITT, “Negotiation and mediation”, Annual Review of Psychology 1992, 562. 447 E. ARONSON, T.D. WILSON en R.M. AKERT, Sociale Psychologie , Amsterdam, Pearson Education Benelux B.V., 2007, 335-337.

65 een reductie van het conflict zullen leiden. Van groot belang is de mate van het conflict. Een eventuele verergering ervan bemoeilijkt de slaagkansen van de bemiddeling. De mate waarin partijen daadwerkelijk een akkoord willen bereiken en positief staan ten opzichte van de bemiddeling zijn tevens cruciaal. Ook de schaarsheid van middelen is relevant. Bij arbeidsconflicten zal bijvoorbeeld de financiële onmogelijkheid van de werkgever om de lonen te verhogen een negatief effect hebben op het eventuele welslagen. Als het conflict betrekking heeft op onderwerpen waarover moeilijk kan worden onderhandeld, zoals principiële zaken, is dit eveneens nefast. Andere factoren die een invloed hebben, zijn ondermeer een ongelijke machtsverdeling tussen de partijen en de fase waarin de bemiddelaar tussenkomt. 448

6.2.4 Andere manieren om stakingen te breken

In dit onderdeel komen enkele – soms inventieve – technieken die werkgevers aanwenden om het elan van een staking te breken of de impact ervan te neutraliseren aan bod. Zo kan een directie het werk naar een andere plaats overbrengen 449 , morele druk op de werknemers uitoefenen om toch aan het werk te gaan 450 , bedienden het werk van de stakende arbeiders laten overnemen 451 of personeel van elders inzetten. 452 Dreigen om de procedure op eenzijdig verzoekschrift aan te wenden kan ook een efficiënt drukkingsmiddel zijn. 453 Dat sommige directies creatief te werk gaan om werkwilligen binnen te laten, toont de casus bij het metaalbedrijf Carnoy in Wondelgem aan. Hier zette men een helikopter in om enkele werknemers naar binnen te ‘smokkelen’. 454 In een ander geval probeerden werkwillige werknemers met een bedrijfsbezetting een stakingsactie te breken. 455 De werknemers weten natuurlijk dat de werkgever kan anticiperen op bepaalde acties. Dit probleem stelt zich bij de looptijd van een stakingsaanzegging. Het gebeurt dan ook soms dat de werknemers al vroeger beginnen te staken om bijvoorbeeld te verhinderen dat de onderneming door versnelde leveringen de staking kan breken. 456 Het zijn niet uitsluitend werkgevers die stakingen trachten te breken. Ook vakbonden kunnen dit. Indien er sprake is van een wilde staking die de vakbonden niet erkennen, is het

448 J.A. WALL en A. LYNN, “Mediation: a current review”, Journal of Conflict Resolution 1993, 174-180. 449 Ter illustratie: KH., “Acties bij de post duren voort”, De Morgen , 14 februari 2011, 2. 450 Ter illustratie: D. CLAES, “Dwangsom voor werknemers die ingang Clark blokkeren”, Het Belang van Limburg , 5 april 2001, 8. 451 Ter illustratie: J. SCHEPERS, “Poging tot breken staking Cogebi”, Het Laatste Nieuws (regionale editie Pajottenland), 13 april 2010, 16. 452 Ter illustratie: X, “Sabena-bonden plannen een verrassingsactie”, De Standaard , 29 november 1995. 453 Ter illustratie: X, “Sociale onrust bij UCB”, Trends , 13 november 2008, 26. 454 KN., “Helikopter verschalkt stakerspiketten”, De Standaard , 1 september 1999, 22. 455 J. CORTHOUTS, “Nieuw: bedrijfsbezetting om staking te breken”, De Morgen , 14 maart 2005, 5. 456 Ter illustratie: FW., “Arbeiders leggen opnieuw werk neer bij Gevaert”, Het Nieuwsblad (regionale editie Antwerpen Stad), 24 april 2001, 12

66 voor de werknemers moeilijk om dit financieel vol te houden. Ze ontvangen dan geen enkele vergoeding en er zijn ook onder andere gevolgen voor het vakantiegeld. 457

6.3 Oorzaken aanwending eenzijdig verzoekschrift

Humblet ziet een viertal diverse redenen die de werkgevers ertoe aanzetten om voor een rechterlijke tussenkomst in collectieve conflicten te opteren. Het gaat om een combinatie van algemeen maatschappelijke, economische, bedrijfsorganisatorische en juridische factoren. Door de rechtspraak van het Hof van Cassatie is de disciplinaire macht van de werkgever beknot. Het wordt moeilijker om de stakende en dus deloyale werknemer te bestraffen. Voor 1981 kon de deelname aan een staking soms als een dringende reden worden gekwalificeerd. Met het arrest-De Bruyne is dit nog slechts uitzonderlijk het geval, zoals bij een stakingsdeelname die strijdig is met de strafwet. 458 Doordat de actievoerders de stakingsaanzegging niet langer moeten naleven, verliest de vakbond zijn initiatiefrecht. Dissidente werknemers kunnen op elk ogenblik staken zonder dat de werkgever repressief kan optreden. Het volstaat niet langer voor de werkgever om uitsluitend met de vakbonden rekening te houden, waardoor hij de controle over het conflict verliest. Om, ondanks deze veranderde omstandigheden, het personeel toch in bedwang te houden, moet men het van werkgeverszijde over een andere boeg gooien. Tot het arrest-De Bruyne verliepen stakingen volgens een vast patroon. Naar aanleiding van het einde van een CAO formuleerde men een aantal eisen. Nadat de stakingsaanzegging afliep, begon de actie. De werkgever anticipeerde hier echter op door in de periode die de staking voorafging meer te produceren en de voorraden te verplaatsen. Als de stocks bijna waren uitgeput en de actievoerders stakingsmoe waren, bereikte men een akkoord nadat er opnieuw onderhandelingen waren. Om de gevolgen van de staking op te vangen, voerde men het productieniveau even op. Via overuren slaagden de werknemers erin om de gederfde inkomsten op te halen. Een tweede oorzaak vormen de nieuwe concepten die de bedrijfsproductie trachten op te drijven zonder veel extra investeringen, waardoor er een complexer productieproces is. Naast outsourcing kan ook worden gedacht aan het just in timemanagement .459 Om financiële redenen beschikt de onderneming slechts over een beperkte voorraad. Bij een staking bestaat het gevaar dat klanten naar andere producenten gaan zoeken, omdat er geen stock is waarop het bedrijf kan terugvallen. Een met deze problematiek

457 J. CORTHOUTS, “ABVV erkent staking bij toeleverancier Ford Genk niet”, De Morgen , 18 april 2007, 29. 458 P. HUMBLET, “Kort geding en collectief conflict. Diabolische procedure of laatste redmiddel tegen syndicaal hooliganisme?” in M. STORME, R. DE CORTE, W. VAN GERVEN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De norm achter de regel: wet, doel en algemene rechtsbeginselen , Gent, Story-Scientia, 1995, 139-142. 459 P. HUMBLET en A. LEURS, “De juridisering van het sociaal overleg. Kan de klok nog worden teruggedraaid?” in C. DEVOS, M. MUS en P. HUMBLET, De toekomst van het sociaal overleg , Gent, Academia Press, 2011, 63-64.

67 geconfronteerde werkgever zal dan ook vlugger naar een rechter stappen om de situatie te beëindigen. Het sociaal overleg speelde zich na de Tweede Wereldoorlog vooral op het nationale niveau of op dat van de bedrijfstak af. Meer en meer doet er zich een verschuiving voor naar het ondernemingsniveau. Werkgeversorganisaties, die toch meer rekening houden met de algemene maatschappelijke context, worden enigszins overbodig. Bedrijven maken dan ook minder gebruik van hun dienstverlening. Zij gaan daarentegen ten rade bij advocatenkantoren, die zich laten leiden door het belang van hun opdrachtgever. 460 Hoewel het in het verleden vooral om individuele werkgevers ging die naar de rechtbank stapten, zijn het nu meer en meer werkgevers en bepaalde werkgeversorganisaties die een beroep doen op advocatenkantoren om unilateraal op te treden bij de aankondiging van stakingsacties. 461 Tot 1985 gebruikten werknemers het stakingswapen om hun looneisen te ondersteunen. Bedrijfsleiders wisten dit en hielden er rekening mee. In economische crisisperiodes staakt men omwille van andere redenen, bijvoorbeeld omwille van afvloeiingsregelingen of reorganisatie. In dergelijke situaties kan of mag de werkgever de eisen van de werknemers niet inwilligen. Werkgevers opteren er dan voor om de rechter een einde aan de staking te laten maken. 462 Over looneisen is een compromis mogelijk. Bij collectieve ontslagen is dit voor de werkgever uit den boze. 463 Tegen het einde van de jaren ’70 heeft het aantal stakingen omwille van redenen van tewerkstelling die met salariële motieven ingehaald en, afhankelijk van de bron, zelfs voorbijgestoken. 464 Ook de kapitaalstructuur van de Belgische bedrijven is een relevante factor. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de situatie in Nederland, waar er veel Nederlandse multinationals zijn, draait het hier vooral om buitenlandse vennootschappen. Deze houden er vaak een arrogante houding op na ten opzichte van de plaatselijke werknemers en lokale vakbonden. Bovendien zijn de personen die namens deze vennootschappen ‘onderhandelen’ dikwijls het Nederlands of Frans niet machtig. Uiteraard heeft dit consequenties voor de (sociale) dialoog die stroever verloopt of a fortiori onmogelijk wordt. 465 In een andere analyse wijst Humblet ook nog op de democratisering van het repressieapparaat als een factor die werkgevers heeft aangezet om op zoek te gaan naar

460 P. HUMBLET, “Kort geding en collectief conflict. Diabolische procedure of laatste redmiddel tegen syndicaal hooliganisme?” in M. STORME, R. DE CORTE, W. VAN GERVEN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De norm achter de regel: wet, doel en algemene rechtsbeginselen , Gent, Story-Scientia, 1995, 139-142. 461 K. VANDAELE, “From the seventies strike wave to the first cyber-strike in the twenty-first century. Strike activity and labour unrest in Belgium” in S. VAN DER VELDEN, H. DRIBBUSCH, D. LYDDON en K. VANDAELE (eds.), Strikes around the world, 1968 - 2005: case-studies of 15 countries , Amsterdam, Aksant, 2007, 199. 462 P. HUMBLET, “Kort geding en collectief conflict. Diabolische procedure of laatste redmiddel tegen syndicaal hooliganisme?” in M. STORME, R. DE CORTE, W. VAN GERVEN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De norm achter de regel: wet, doel en algemene rechtsbeginselen , Gent, Story-Scientia, 1995, 139-142. 463 X, “Professoren kanten zich tegen aantasting stakingsrecht”, De Tijd , 17 december 1994. 464 J. VILROCKX en J. VAN LEEMPUT, “De evolutie van stakingen en bezettingen sinds de jaren '60” in BELGISCHE VERENIGING VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN (ed.), 50 jaar arbeidsverhoudingen , Brugge, Die Keure, 1989, 294. 465 P. HUMBLET en A. LEURS, “De sociale dialoog belaagd”, De gids op maatschappelijk gebied 2010, 2, 49.

68 nieuwe strategieën bij stakingsacties. Zo is de rijkswacht gedemilitariseerd, is de politie niet langer een bondgenoot van de ondernemers 466 en spelen fundamentele rechten een belangrijke rol. Het politieapparaat kant zich niet meer automatisch tegen stakingspiketten, maar treedt pas op bij verstoring van de openbare orde. 467

Blanpain stelt dat als de vakbonden het herenakkoord niet naleven en ze grondrechten als de vrijheid van arbeid van de werkwilligen, het recht van klanten om de onderneming te bezoeken en de vrijheid van ondernemen van de werkgever niet respecteren, het eenzijdig verzoekschrift de enige mogelijkheid is om dergelijke acties te laten stoppen. 468 In zijn visie is het een ultimum remedium . Bij het sociaal conflict bij AB InBev beschouwde de directie het aanwenden van het eenzijdig verzoekschrift eveneens als laatste stok achter de deur. 469 Werkgevers zijn zich immers vaak bewust van het feit dat dit het conflict op de spits drijft. 470 Aan het gebruik ligt een houding ten gronde waarbij men niet langer bereid is om toegevingen in het kader van het overleg te doen. 471 In het geval van Sabena heeft het gebruik er voor gezorgd dat het platleggen van de luchthaven verscheidene malen verhinderd werd en de continuïteit werd gegarandeerd door de erin vervatte dwangsom. 472 Een interessante bron om de motieven van de werkgevers te achterhalen, vormen de publicaties en mededelingen van de werkgeversorganisaties. Volgens Voka valt de procedure van het eenzijdig verzoekschrift te overwegen als het een daadwerkelijke meerwaarde biedt. Dat is bijvoorbeeld niet het geval als het gaat om het verplaatsen van de vlaggen van een stakerspost met een meter. Als er evenwel sprake is van het verjagen van klanten of hinderen van de uitvoer van producten, is het misschien wel een goede stap. Er dient dus een afweging van de kosten en baten te worden gemaakt. Voka waarschuwt immers voor de hieruit voortvloeiende polarisatie van de sociale relaties in het bedrijf. 473 UNIZO ziet het gebruik ervan als het laatste en ultieme redmiddel 474 wanneer de met een sociaal conflict gepaard gaande stakingsacties disproportioneel veel schade toebrengen. 475 Als de economische nadelen bij flagrante inbreuken te groot zijn om niet te reageren, vindt UNIZO het opportuun dat een werkgever er zijn toevlucht toe neemt. Toch geeft UNIZO altijd het

466 P. HUMBLET, “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 123. 467 P. HUMBLET, “Modestes propositions à tous ceux qui croient encore au dialogue social” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 112-113. 468 R. BLANPAIN, “Blokkades zijn onwettelijk”, Het Nieuwsblad , 12 januari 2010, 22. 469 S. DE SMEDT, “Besparen met droge keel”, De Tijd , 14 januari 2010, 4. 470 K. SIMOENS, “Sociale onrust neemt toe”, Het Nieuwsblad , 24 oktober 2008, 24. 471 M. STROOBANT, “Stakingsvrijheid en stakingsverbod: naar een nieuwe jurisprudentie?”, JTT 1987, 433. 472 M. STORME, “De ontwrichting van de democratische rechtsstaat”, De Tijd , 19 oktober 2001, 2. 473 J. VANTHOURNOUT, “Eerste hulp bij stakingen”, http://www.voka.be/mechelen/nieuws/Pages/Eerstehulpbijstakingen.aspx . 474 K. VAN EETVELT, “Werken is een recht”, De Tijd , 27 oktober 2005, 10. 475 UNIZO, “UNIZO-standpunt over de afschaffing van het eenzijdig verzoekschrift bij staking”, http://www.unizo.be/hrmcoach/images/res22810_1.pdf .

69 advies om voor een onderhandelde oplossing te opteren en ligt de uiteindelijke beslissing bij de werkgever. 476 Ook Voka beschouwt het sociaal overleg als de beste oplossing. Wanneer evenwel bij ‘politieke’ stakingen bepaalde rechten en vrijheden worden geschonden (zoals het afsluiten van bedrijfsterreinen naar aanleiding van het Generatiepact waardoor werkwilligen niet kunnen werken), schuift Voka het als mogelijk middel naar voor. 477 Naar aanleiding van de stakingen tegen het Generatiepact namen heel wat werkgevers hun toevlucht tot juridische wapens om de stakingen te breken. Het is evident dat het vonnis van 7 oktober 2005 van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven (zie bijlage 2) voor een aantal werkgevers een stimulans was. 478 In haar draaiboek publiceert Voka dit juridisch precedent dan ook integraal. 479

Door deze actievorm slaagt men erin om het initiatief te ontnemen aan de werknemers. 480 Als de werkgever over een bevelschrift beschikt, verplicht niets hem om dit (onmiddellijk) te gebruiken. Het wordt dan als het ware een instrument in het machtsspel van de staking. De werkgever kan dit immers op een door hem gekozen moment gedurende het sociaal conflict inzetten. 481 Een treffend voorbeeld hiervan vinden we terug bij een sociaal conflict dat zich afspeelde bij ALDI. De werkgever was met succes naar de burgerlijke rechtbank getrokken. Toch had de directie het nog niet laten betekenen. Op de vraag of dit nog ging gebeuren, antwoordde men dat dit afhankelijk was van het verdere verloop van de actie. 482 Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij een op eenzijdig verzoekschrift verkregen beslissing als drukkingsmiddel werd aangewend tijdens de vergadering van een verzoeningsbureau. 483 De werkgevers gebruiken de rechter dus als een tactisch middel in hun strategie voor het conflict. Dat dit nefast is voor het geloof in de onpartijdigheid van de rechter, leidt volgens sommigen geen twijfel. 484 Uiteraard hangt veel af van de feitelijke situatie van het conflict. Vaak wordt de techniek aangewend om de toegang tot de onderneming voor werkwilligen te realiseren. Als de staking door de overgrote meerderheid of zelfs totaliteit van de werknemers wordt gedragen, is dit natuurlijk nutteloos. Een dergelijke vaststelling loopt parallel met die van een gewestelijk secretaris van het ABVV. Op basis van haar eigen ervaringen merkt ze op dat

476 K. BAETENS, Coördinator Sectoraal Overleg (UNIZO-studiedienst), persoonlijke communicatie, 11 maart 2011. 477 G. DUVILLIER, Senior Adviseur Kenniscentrum Voka, persoonlijke communicatie, 9 maart 2001. 478 E. HENS, “Werkgevers en vakbonden gaan in de clinch over stakingsrecht”, De Tijd , 25 oktober 2005, 1. 479 VOKA, Vokawijzer 2. Staking in uw bedrijf: uw draaiboek bij een ongeoorloofde staking , Antwerpen, Voka, 2010, 27-28. 480 P. HUMBLET, “Het boemerangeffect van de tolerantie: van repressie naar preventie in het collectief arbeidsconflictenrecht”, Or. 1989, 103. 481 O. VANACHTER, “De tussenkomst van de rechter bij collectieve arbeidsgeschillen”, TSR 1995, 22. 482 X, “LBC voert voor derde keer Aldi-staking-voor-één-dag”, De Tijd , 24 juni 1995. 483 Vr. en Antw. Kamer 2001-02, 11 december 2001, 102 (Vr. nr. 292 G. D’HAESELEER). 484 V. PERTRY, “Staking: een feitelijkheid die in kort geding verboden kan worden?”, Soc. Kron. 1988, 181.

70 de werkgever vlugger naar de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zal stappen wanneer de staking slechts van één vakbond uitgaat.485

485 N. HOUBRECHTS, Gewestelijk secretaris ABVV-HORVAL Kempen/Limburg, persoonlijke communicatie, 22 maart 2011.

71 7 De collectieve actie gefnuikt?

7.1 Inleidende beschouwingen

Het is de betrachting om binnen dit deel het louter juridische te overstijgen en multidisciplinair (door ondermeer inzichten uit de psychologie te gebruiken) tewerk te gaan om zo een volledig beeld van de gevolgen van een eenzijdig verzoekschrift op het verdere verloop van het belangenconflict te krijgen. In eerste instantie handelt dit dan over de juridische reactie van de werknemers(organisaties) en de efficiëntie ervan. Hoewel het juridische aspect – uiteraard – een wezenlijk onderdeel van deze masterproef vormt, gaat de aandacht evenzeer naar de andere mogelijke verweermiddelen waarover de werknemers beschikken. Meer algemeen onderzoeken we de impact op de arbeidsverhoudingen en het sociaal overlegmodel. Rasking stelt treffend dat “de tussenkomst van een rechter of deurwaarder alleen maar de confrontatie [verscherpt] en [zo] groeit een beheersbaar bedrijfsgevecht […] uit tot een onbeheersbare oorlog over het stakingsrecht.” 486 Het inschakelen van de burgerlijke rechtbanken heeft immers tot doel het gebruik van het stakingswapen te limiteren. 487 Werkgevers zijn zich hier van bewust. Naar aanleiding van een conflict bij Beaulieu International Group verklaarde een woordvoerder dat er voorlopig geen verzoekschrift bij de rechtbank zou worden ingediend. Men wou het immers niet ‘op de spits drijven’. 488

7.2 Gevolgen voor de staking

Hoe efficiënt het aanwenden van een eenzijdig verzoekschrift kan zijn, wordt treffend geïllustreerd bij het sociaal conflict dat zich afspeelde bij de textielfabriek Ideal Fibres & Fabrics in Komen. Een gerechtsdeurwaarder ging met een bevelschrift naar de stakerspost. Voor elke werkwillige die omwille van het stakingspiket niet zou kunnen werken, werd een dwangsom van 1.500 tot 3.000 euro opgelegd. Hierdoor besliste de vakbond om het piket op te doeken zodat de gerechtsdeurwaarder geen inbreuk kon vaststellen. Uiteindelijk ging iedereen terug aan het werk zonder dat er van werkgeverszijde een toegeving was geweest. 489 Er dient beklemtoond te worden dat het hier in essentie gaat om het beëindigen van het conflict en niet het oplossen ervan. 490 Dat de actiemogelijkheden soms aan een drastische inperking onderhevig zijn, staat buiten kijf. Nadat een bevelschrift door de gerechtsdeurwaarder bij het pluimveeverwerkend bedrijf Pingo Poultry te Maasmechelen betekend werd, was het niet langer toegelaten om werkwilligen aan te spreken. Enkel de

486 J. RASKING, “De rechtvaardige stakers”, De Standaard , 18 januari 2010, 19. 487 D. LUYTEN, Sociaal-economisch overleg in België sedert 1918 , Brussel, VUB Press, 1995, 205-206. 488 KRS., “Sociale onrust neemt toe”, Het Nieuwsblad , 24 oktober 2008, 24. 489 BVC., “Iedereen weer aan het werk bij Ideal Fabrics”, Het Volk (regionale editie Kortrijk – Waregem – Menen), 19 april 2006, 13. 490 X, “Uitspraak Volkswagen verheugt bonden maar stelt ze niet gerust”, De Tijd , 5 mei 1995.

72 louter fysieke aanwezigheid was nog geoorloofd. 491 Uiteraard dient dit voorbeeld enkel ter illustratie van welke gevolgen een bevelschrift kan hebben. Het is niet zo dat elke rechter dergelijke verregaande maatregelen oplegt. Uitzonderlijk gaan sommige beschikkingen nog verder door een stakingsverbod op te leggen ( cf. supra ). Bij dit alles mag men niet uit het oog verliezen dat enkel de voor de werkgever gunstige beschikkingen zullen worden betekend. Als de werkgever met zijn procedure op eenzijdig verzoekschrift in het ongelijk wordt gesteld, weten de vakbonden dit in principe niet. 492 In vakbondskringen beschouwt men de rechterlijke tussenkomst als een aantasting van het stakingsrecht en wordt ze aangezien als een manier om de staking te breken. 493 Vakbonden wijzen er ook op dat een stakingsactie zonder piket zinloos is. 494 Gelet op de gevolgen, reageren de vakbonden dan ook steeds heel hevig op de demarche van de werkgever naar de rechter of op werkgeversorganisaties die hun leden er toe aanzetten of er over adviseren. 495 Toch leidt het inzetten van deurwaarders om een staking te breken soms tot een strijdvaardige houding. Zo sprak een socialistische BBTK-secretaris van hardere acties indien de procedure op eenzijdig verzoekschrift zou worden aangewend. 496 Hoewel het frequent voorkomt dat de rechterlijke tussenkomst als breekijzer op de staking werkt, is het inderdaad zo dat in een aantal gevallen een dergelijke beschikking de vastberadenheid van de stakers bevordert. 497 Ook geeft de mogelijkheid dat een werkgever zich zou wenden tot de rechter soms aanleiding tot harde taal bij de actievoerders. Dit was ondermeer het geval in het sociaal conflict bij AB InBev. Actievoerders dreigden met een nationale staking indien een rechterlijke tussenkomst de blokkades zou verbreken. 498 Elke staker die gedurende het conflict bij de Waalse autoruitenproducent AGC Automotive uit Fleurus werkwilligen de toegang tot de fabriek zou ontzeggen, hing een dwangsom van 5.000 euro boven het hoofd. De vakbonden legden zich hier niet bij neer, maar dienden zelfs een stakingsaanzegging in bij een aantal andere fabrieken die tot dezelfde groep behoorden. 499

7.3 Het derdenverzet als juridisch verweermiddel

Op de juridische aspecten van deze problematiek wordt hier niet meer ingegaan. Ze werden al uitgebreid behandeld ( cf. supra ).

491 X, “Staking Pingo Poultry: de aanhouder wint”, De Nieuwe Werker , 9 mei 2008, 14. 492 W. DE BOCK, “Zakenadvocaten veroorzaken soms wrevel bij de vakbonden”, De Tijd , 21 oktober 2009, 6. 493 B. ADRIAENS, “Stakingen en collectieve arbeidsconflicten: de rechter op de barricaden”, TWVR 1997, 16. 494 ABVV, “Syndicaal meldpunt”, http://www.abvv.be/web/guest/syndicaal-meldpunt . 495 L. VAN DER KELEN, “Vakbonden woest op werkgevers die staking willen breken”, Het Laatste Nieuws , 29 januari 2010, 15. 496 EMS., “Vakbonden Carrefour kondigen nieuwe acties aan”, Het Nieuwsblad , 5 november 2008, 51. 497 B. ADRIAENS, “Stakingen en collectieve arbeidsconflicten: de rechter op de barricaden”, TWVR 1997, 17. 498 S. DE SMEDT, “Conflict mondt uit in stellingenoorlog”, De Tijd , 16 januari 2010, 3. 499 KDR., “Nieuwe verzoeningspoging bij AGC Fleurus”, De Standaard , 15 januari 2005, 72.

73 Of derdenverzet zal worden ingesteld, hangt in de praktijk van diverse factoren af. Elementen die ondermeer een rol spelen bij de beoordeling van het nut ervan zijn: het al dan niet verbeurd zijn van dwangsommen, het al dan niet bereiken van een akkoord op het terrein, de duur en de draagwijdte van de beschikking (bijvoorbeeld algemeen actieverbod voor onbepaalde duur) en de syndicale sterkte in de betrokken onderneming. 500 Het instellen van het derdenverzet is eigenlijk de enige reactiemogelijkheid waarover vakbonden beschikken. 501 Vanuit vakbondshoek weerklinkt echter fundamentele kritiek op dit verweermiddel. ACV-voorzitter Luc Cortebeeck vindt het weinig geloofwaardig dat een rechter zijn vergissing zal toegeven. En zelfs als het derdenverzet succes boekt, is de staking gebroken en heeft de werkgever dus zijn slag thuisgehaald. Een geslaagd derdenverzet verandert fundamenteel niets aan deze vaststelling.502 De schade aan de vakbondsactie is dus definitief. 503 Humblet merkt terecht op dat het elan van de actie reeds gebroken is. 504 Ook kan er op het moment van de uitspraak over het derdenverzet al een akkoord bereikt zijn. Indien het derdenverzet succesvol is, heeft dit eigenlijk geen relevantie meer voor het sociaal conflict 505 , al kan het natuurlijk wel impact hebben op het eventuele succes van andere eenzijdige verzoekschriften die in de toekomst worden ingediend. 506 Soms is dit net de doelstelling van het derdenverzet. Hoewel er al een akkoord is bereikt, besluiten de vakbonden toch om verder te gaan met hun derdenverzet tegen de rechterlijke beschikking die een aantal stakingspiketten verbiedt. Zo wil men aan andere werkgevers een duidelijk signaal geven. 507 De efficiëntie en snelheid van het eenzijdig verzoekschrift staat in schril contrast met de traagheid van het derdenverzet en het eventuele beroep. 508 Pogingen van vakbonden om de beschikkingen via het derdenverzet te bestrijden, leveren diverse resultaten op. Soms hervormt de voorzitter zijn beslissing, maar dit is zeker niet altijd zo. In een aantal gevallen verklaart de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg het derdenverzet onontvankelijk omdat het conflict reeds ten einde is gekomen. 509 Temmerman nuanceert de eventuele ontoelaatbaarheid van het derdenverzet. Enkel wanneer het collectief geschil dat tot de actie leidde, beëindigd is, staat vast dat het actiemiddel niet meer zal worden aangewend. Als men daarentegen nog geen oplossing voor het collectief conflict heeft bereikt, is er nog steeds een actueel belang betreffende de erkenning van de

500 P. TIERENS, Juridisch adviseur LBC-NVK, persoonlijke communicatie, 25 maart 2011. 501 GH., “Naar evenwicht tussen recht op arbeid en stakingsrecht”, Het Belang van Limburg , 13 juni 1995, 3. 502 L. CORTEBEECK, “Staken, soms moet het”, De Standaard , 13 november 2008, 62. 503 ABVV, Solidariteit tegen ongelijkheid , Brussel, ABVV, 2010, 55. 504 P. HUMBLET, “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 124. 505 IB., “Bonden boeken succesje in Carrefour-conflict”, De Tijd , 4 december 2008, 9. 506 X, “Rechter mocht staking bij VW-Vorst niet breken”, De Tijd , 2 mei 1995. 507 K. VDP., “Vakbonden betogen voor stakingsrecht”, De Morgen , 13 januari 2009, 6. 508 F. DORSSEMONT, De rechtspositie van de representatieve werknemersorganisatie: over de problematische relatie tussen rechtspositie en collectieve actievrijheid , onuitg. doctoraatsthesis Rechten Universiteit Antwerpen, 2001, 478. 509 F. DORSSEMONT, “Collective action in Belgium” in E. ALES en T. NOVITZ (eds.), Collective action and fundamental freedoms in Europe: striking the balance , Antwerpen, Intersentia, 2010, 22.

74 rechtmatigheid van het actiemiddel. Derdenverzet is dan volgens deze visie nog gerechtvaardigd. 510 Vaststaande cassatierechtspraak gaat er dus van uit dat het derdenverzet zonder voorwerp is geworden wanneer de spoedeisendheid is verdwenen op enig moment in de loop van het geding. Meestal is er na enkele weken of maanden een oplossing voor het geschil. Als de werkgever de zaak dus wat laat aanslepen, impliceert dit bijvoorbeeld dat de rechter in hoger beroep zal oordelen dat het derdenverzet retroactief zonder voorwerp is geworden omwille van het verdwijnen van de spoedeisendheid. Hierdoor wordt de efficiëntie van het derdenverzet aangetast. Met deze vaststelling in het achterhoofd is er door een vakbondssecretaris van de LBC-NVK van het ACV cassatie aangetekend om een verandering in de rechtspraak te verkrijgen. 511 Op 7 november 2008 velde de voorzitter van een rechtbank van eerste aanleg een voor Carrefour gunstige beschikking na een procedure op eenzijdig verzoekschrift. Het aangetekende derdenverzet boekte echter succes en de voorzitter vernietigde zijn oorspronkelijke beschikking. In beroep werd geoordeeld dat de procedure op derdenverzet zonder voorwerp was omdat de zaak niet langer een spoedeisend karakter had, wat het verval van de in eerste aanleg genomen maatregelen met zich meebracht. Dit betekende dat beide partijen in het ongewisse bleven of de beslissing genomen op derdenverzet met betrekking tot de afwezigheid van de volstrekte noodzakelijkheid conform de wet was genomen. In zoverre het betrokken arrest geen uitspraak deed over de wettelijkheid van de beslissing op derdenverzet werd het door het Hof van Cassatie vernietigd. 512 Door deze wending in de cassatierechtspraak wint het derdenverzet aan doeltreffendheid.

7.4 Andere verweermiddelen

In de literatuur vinden we naast het derdenverzet weinig informatie over eventuele andere pistes die stakende werknemers kunnen bewandelen wanneer ze te maken krijgen met een gerechtsdeurwaarder die de beschikking komt betekenen. Toch zijn er een aantal mogelijkheden. Zo stelt Flachet dat stakers verrassingspiketten kunnen organiseren. Ook kunnen ze de identificatie bemoeilijken en vakbondsmilitanten uit de sector inschakelen. 513 In de praktijk proberen vakbonden en stakers, soms met enig succes, enkele technieken aan te wenden. Ondanks de aanwezigheid van de politie slaagde de gerechtsdeurwaarder er niet in om een vonnis met een daarin vervatte dwangsom te betekenen toen zich een staking bij Akzo in Ghlin voordeed. Toen de gerechtsdeurwaarder naar de identiteit van de stakers

510 B. DE TEMMERMAN, “Kort geding in sociaalrechtelijke zaken” in G. VAN LIMBERGEN (ed.), Sociaal procesrecht , Antwerpen, Maklu, 1995, 174-175. 511 P. TIERENS, Juridisch adviseur LBC-NVK, persoonlijke communicatie, 25 maart 2011. 512 Cass. 4 april 2011, AR C090597N. 513 G. VAN DYCK, “PVDA-advocaat Ivo Flachet over dwangsommen bij Carrefour, Ikea... “Rechter, deurwaarder en politie gaan hun boekje te buiten””, http://www.pvda.be/nc/nieuws/artikel/pvda-advocaat-ivo-flachet- over-dwangsommen-bij-carrefour-ikea-rechter-deurwaarder-en-politie.html .

75 vroeg, was het antwoord steevast ‘mijnheer ABVV’ of ’mijnheer ACV’. Daarnaast weigerden ze om hun identiteitskaart voor te leggen en de politie durfde niet tussen te komen. Bij een conflict in Albemarle was het voor de gerechtsdeurwaarder en de rijkswacht een quasi onmogelijke opdracht om tot identificatie over te gaan. Ze stonden immers tegenover een eendrachtig en kwantitatief groot piket dat helm en veiligheidsbril (de werkkledij) op had. Ook toen de rijkswacht tussen kwam, gaf niemand zijn identiteitskaart af. Uiteindelijk identificeerde de personeelschef de werknemers via de personeelsfiches. Zo kon de rijkswacht tot identificatie overgaan en de informatie doorspelen aan de gerechtsdeurwaarder. Vervolgens betekende de gerechtsdeurwaarder het bevelschrift met de daarin vervatte dwangsom aan huis. Uiteindelijk gingen de stakers naar de plaats van de onderhandelingen, verbrandden de documenten en zetten zo druk op de vakbonden om de onvoorwaardelijke intrekking als eis naar voor te schuiven. In andere gevallen verdedigden de vakbondssecretarissen de individuele werknemers doordat ze de bevelschriften aan zich lieten betekenen. Hierdoor symboliseerden ze ook het feit dat in essentie de collectieve actie wordt geviseerd. 514 In de ‘gebruiksaanwijzing’ syndicale vrijheden geeft het ABVV nog steeds de richtlijn om, zolang de politie niet tussen komt, een verzonnen naam en adres (zoals “ik heet ‘koopkracht’ en woon op het adres van het VBO”) aan de gerechtsdeurwaarder te geven. 515 Toen een gerechtsdeurwaarder het bevelschrift aan een stakerspost bij het Wondelgemse metaalbedrijf Carnoy kwam betekenen, vertrokken de paar werknemers aan wie het betekend was. De andere stakers bleven echter staan. 516 In het handboek ‘actievoeren’ van het LBC-NVK geeft men nog een aantal suggesties om de betekening van het bevelschrift te vertragen. Zo wordt aan de actievoerders aangeraden om de gerechtsdeurwaarder te vragen om de beschikking integraal voor te lezen en zich te identificeren. Wordt aan de beschikking een dwangsom gekoppeld, dan is deze verschuldigd vanaf de betekening. Dat impliceert dat men het piket onmiddellijk zal verlaten, wil men de dwangsom vermijden. Wel moet men de nodige tijd krijgen om het stakingspiket op te breken, wat betekent dat de stakers dit in de praktijk op een niet al te ijverige manier zullen doen. Tot slot is het zo dat de voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg de beschikkingen meestal beperken tot hun gerechtelijk arrondissement. Actievoerders aan wie de beschikking werd betekend, kunnen zich dan ook zonder problemen bij een piket in een ander arrondissement voegen. 517

Daar stakende werknemers slechts weinig middelen hebben om tegen dergelijke beschikkingen te ageren, leidt dit eveneens tot een verandering in de gehanteerde

514 E. FLAMAND en R. JESPERS, Je rechten bij openbare actie , Berchem, EPO, 1997, 134-135. 515 ABVV, “Syndicale vrijheden - gebruiksaanwijzing”, http://www.acod- tbm.be/antwerpen/joomla/index.php?option=com_content&task=view&id=1082&Itemid=56 . 516 SDB., “Stakers Carnoy spelen kat en muis met deurwaarder”, Het Nieuwsblad , 26 augustus 1999, 11. 517 D. BOUWEN, M. BRAAM, J. DECEUNYNCK, G. DUPONT, F. GEERTS, O. REMY, P. TIERENS, I. TIMPERMAN, D. VAN DOOREN, M. WEYNS en F. WYCKMANS, Actievoeren: hoe doe je dat? , Antwerpen, Landelijke Bedienden Centrale – Nationaal Verbond voor Kaderpersoneel, 2010, 101-104.

76 actievormen. Men opteert voor guerrillatactieken waarbij men bijvoorbeeld werkwilligen gaat intimideren aan de opstapplaatsen voor bedrijfsbussen. Het bezetten van drukke verkeersaders en het gijzelen van de directieleden vloeit hier eveneens uit voort. 518 Ook gebeurt het dat agitatoren zich onder de werkwilligen mengen en zo het productieproces verstoren. 519 Een van de alternatieve actievormen zijn de zogenaamde filterblokkades. Als protest tegen de stroef lopende CAO-onderhandelingen in de bouwsector organiseerde de socialistische Algemene Centrale een dergelijke blokkade op de autoweg. Een automobilist liet hierbij het leven nadat hij de file wou omzeilen door over de pechstrook te rijden, maar daarbij een politiecombi aanreed. De correctionele rechtbank te Hasselt veroordeelde de vakbondsverantwoordelijke dan ook tot een geldboete wegens het kwaadwillig belemmeren van het verkeer en een werkstraf van 50 uur. Deze veroordeling gebeurde op basis van het uit 1867 daterende artikel 406 van het Strafwetboek. 520 De directe aanleiding voor de invoering van dit artikel waren acties van boeren die door het aanbrengen van hindernissen op de treinsporen de uitbreiding van het spoorwegennet en de doortocht van treinen poogden te verhinderen. Hun vrees bestond er immers in dat de voorbijrijdende treinen voor een verzuring van de melk van hun koeien zouden zorgen. 521 In beroep oordeelde de rechter evenwel anders. In zijn arrest van 28 oktober 2004 stelde het hof van beroep te Antwerpen dat er in casu geen sprake was van een kwaadwillige belemmering van het verkeer, zoals bedoeld in artikel 406 van het Strafwetboek, aangezien het hier om een normale en op voorhand aangekondigde vakbondsactie ging, waarbij het enkel de bedoeling was om aan de syndicale eisen ruchtbaarheid te geven. 522 Het hof bestempelde de filterblokkade in dit geval dus als een normale uitoefening van het stakingsrecht. 523 In de rechtsleer waren de reacties op dit arrest divers. Volgens een bepaalde strekking maakt de rechter een juiste afweging tussen de eerbiediging van de grondrechten en de toepassing van de strafwet. De invulling van het begrip ‘kwaadwilligheid’ gebeurt op een restrictieve wijze doordat het geen belemmering of beperking beoogt van bepaalde fundamentele vrijheden en rechten zoals het stakingsrecht. 524 Anderen verzetten zich tegen de overwegingen van het hof van beroep. Als betogers het verkeer opzettelijk belemmeren om zo hun syndicale eisen kracht bij te zetten of hun ongenoegen te uiten, handelen ze in ieder geval ‘kwaadwillig’ in de zin van de strafwet. Doorslaggevend is of het verkeer opzettelijk gehinderd werd en er zo gevaar ontstond. Of dit dan gebeurt in het kader van een al dan niet

518 P. HUMBLET, “Naar een stakingswet?”, Soc. Kron. 1998, 28. 519 P. HUMBLET en A. LEURS, “De juridisering van het sociaal overleg. Kan de klok nog worden teruggedraaid?” in C. DEVOS, M. MUS en P. HUMBLET, De toekomst van het sociaal overleg , Gent, Academia Press, 2011, 66. 520 JIR., “Vakbond mag wegblokkades opwerpen”, De Standaard , 3 december 2004. 521 R. POTE, “Filterblokkades en hinderen van het verkeer”, TAVW 2002, 4. 522 Antwerpen 28 oktober 2004, RW 2006-07, 924. 523 E. DE SIMONE, J. BUELENS, I. FLACHET en R. VANDEPUTTE, “Stakingsrecht mag niet terug naar 19 de eeuw”, De Tijd , 26 oktober 2005, 12. 524 J. PEETERS, “Wegblokkades, grondrechten en de strafwet: een merkwaardige (én delicate) triade - Commentaar onder Antwerpen, 28 oktober 2004”, Soc. Kron. 2006, 372.

77 geoorloofde vakbondsactie is niet bepalend. Dat er voorafgaand overleg was met de politie enerzijds en haar aanwezigheid tijdens de actie anderzijds, ontneemt het wederrechtelijk karakter niet. 525 Het arrest is uiteraard positief onthaald in vakbondsmiddens. Indien hun militanten voor een filterblokkade opteren, geeft men een aantal richtlijnen mee om een overheidsingrijpen te vermijden. Een totale blokkade raadt men dan ook ten stelligste af. Een filterblokkade kan wel om zo automobilisten of voorbijgangers door pamfletten te overtuigen van de gegrondheid van de actie. Wel is voorafgaand overleg met de politie noodzakelijk en mogen hulpdiensten geen hinder van de actie ondervinden. 526 Ook de rechtspraak van het Hof van Justitie is relevant voor deze problematiek. In de zaak Schmidberger 527 kwam het conflict tussen het vrije verkeer van goederen (een van de fundamentele vrijheden van de Europese Unie) en een grondrecht aan bod. Om de luchtvervuiling door het vrachtverkeer tussen Italië en Oostenrijk onder de aandacht te brengen, had een Oostenrijkse milieugroepering de toelating om gedurende een dertigtal uren de Brennerpas te blokkeren. Omdat de Oostenrijkse overheid het vrije verkeer van goederen niet (afdoende) had gewaarborgd, klaagde Schmidberger, een Duitse vervoersonderneming, hen aan om haar geleden schade te laten vergoeden. 528 Uiteindelijk oordeelde het Hof dat de blokkade toegelaten was. Het principe van de vrijheid van meningsuiting en vergadering werd hier belangrijker geacht dan dat van het vrije verkeer van goederen. Hoewel een dergelijke betoging uiteraard een aantal ongemakken met zich meebrengt, is ze toegelaten indien men door deze blokkade op een rechtmatige wijze zijn mening in het openbaar wil verkondigen. 529 Een beperking van gemeenschapsrechtelijke verplichtingen door grondrechten is dus mogelijk, maar enkel indien dit beantwoordt aan een legitieme doelstelling. In casu was dit het geval ter vrijwaring van de vrijheid van meningsuiting en vergadering. Essentieel is de vereiste van proportionaliteit tussen de doelstelling en de beperking. Hiervoor neemt het Hof een aantal parameters in overweging. Zo ging het ondermeer slechts om de korte blokkade van een pas, was er toestemming gevraagd en werd er voldoende voorafgaande informatie gegeven. 530 Volgens het Hof van Justitie had Oostenrijk met haar ruime beoordelingsbevoegdheid correct geoordeeld dat de legitiem nagestreefde doelstelling niet met minder intracommunautair handelsverkeer verstorende middelen realiseerbaar was. 531 In deze zaak gaat het echter niet om een door

525 S. VAN OVERBEKE, “Het stakingsrecht: geen rechtvaardigingsgrond voor het kwaadwillig belemmeren van het verkeer” (noot onder Antwerpen 28 oktober 2004), RW 2006-07, 928. 526 ABVV, “Syndicale vrijheden - gebruiksaanwijzing”, http://www.acod- tbm.be/antwerpen/joomla/index.php?option=com_content&task=view&id=1082&Itemid=56 . 527 HvJ C-112/00, 12 juni 2003, Eugen Schmidberger Internationale Transporte Planzüge v. Republik Österreich , Jur. 2003, I, 05659. 528 W.J.M. RAUWS, “Recht op collectieve actie” in M.J.A.C. DRIESSEN, F.B.J. GRAPPERHAUS, N. GUNDT, S. KLOSSE en W.J.M. RAUWS (eds.), Het arbeidsrecht in 50 uitspraken , Deventer, Kluwer, 2010, 116. 529 P. HUMBLET, “Het stakingsrecht: een blijk van beschaving”, http://www.vonk.org/200510271629/het- stakingsrecht-een-blijk-van-beschaving.htm . 530 F. DORSSEMONT, “Hof van Justitie 12 juni 2003”, RW 2004-05, 1156. 531 P. FOUBERT, “Schmidberger” (noot onder HvJ 12 juni 2003, zaak C-112/00), TBP 2004, 230.

78 werknemers gevoerde collectieve actie. 532 Toch is deze uitspraak relevant voor de syndicale actie. Het Hof stelt immers dat het vreedzaam karakter bij het uitoefenen van de vrijheid van vergadering niet aangetast wordt door het loutere feit dat er een fysieke belemmering voor de bewegingsvrijheid van andere mensen is. 533

Eenzijdige verzoekschriften worden niet enkel tegen stakingsacties aangewend. Soms gebruikt de vakbond de techniek zelf om bepaalde praktijken te verhinderen. In de aanloop naar de algemene staking van 7 oktober 2005 waren een aantal syndicalisten geïnformeerd over de mogelijkheid dat het Brusselse voedingsbedrijf Neuhaus die dag interim-arbeiders zou inzetten, wat verboden is ( cf. supra ). 534 Hierop stapte een gewestelijk secretaris van de Nationale Centrale Voeding en Diensten via een eenzijdig verzoekschrift naar de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Brussel om een verbod aan de onderneming te laten opleggen om op die dag een beroep te doen op uitzendkrachten. 535 Gelet op het feit dat de verzoeker voldoende aanwijzingen gaf, legde de voorzitter een verbod op aan het bedrijf om tijdens de stakingsdag interim-arbeiders in te zetten en dus de staking op te vangen via uitzendarbeid. 536 Bij een eventuele overtreding van dit verbod, hing Neuhaus een dwangsom van 2500 euro per werknemer boven het hoofd. 537

Hoger werd al op de ratificatie door België van het ESH gewezen. Door het aanvullend protocol van 9 november 1995 zijn er nu twee controlemechanismen. Enerzijds hebben lidstaten de verplichting om iedere twee jaar verslag uit te brengen. Daarnaast is er de collectieve klachtenprocedure. 538 België heeft dit protocol ondertekend en geratificeerd, zodat het sinds 1 augustus 2003 in werking is getreden. Met dit klachtrecht, dat ondermeer toekomt aan de nationale representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties, kan men opkomen tegen een niet-voldoende toepassing van het verdrag. Het gaat hier eigenlijk om een actio popularis , waarbij de klachten zowel naar inhoud als procedure collectief zijn. Uiteindelijk maakt het expertencomité zijn rapport, waarin aangegeven wordt of de betrokken lidstaat de toepassing van de verdragsbepaling op behoorlijke wijze heeft verzekerd, over aan het comité van ministers. Dit comité richt dan een aanbeveling aan de lidstaat. Een dergelijke aanbeveling is niets meer dan een uitnodiging om de statenpraktijk

532 F. DORSSEMONT en T. JASPERS, “Collectieve actie en vrij verkeer. Eindigen grondrechten waar ‘fundamentele’ vrijheden beginnen?”, NjW 2007, 10. 533 F. DORSSEMONT, “Vrijheid van meningsuiting dooft (even) vlam in de pijp”, De Juristenkrant 2003, afl. 73, 15. 534 T. BLOMMAERT, “advocaat Ivo Flachet over de aanvallen op het stakingsrecht”, http://www.archivesolidaire.org/international/article.phtml?section=A2AAAGAE&object_id=28794 . 535 D. DE MEULEMEESTER, “Staking en uitzendarbeid: een slecht huwelijk”, De Tijd , 2 november 2006, 13. 536 Voorz. Arbrb. Brussel 7 oktober 2005, RW 2006-07, 374. 537 P. HUMBLET en J. VANTHOURNOUT, “Uitzendarbeid en staking: behoefte aan een duidelijke(r) regeling” (noot onder Voorz. Arbrb. Brussel 7 oktober 2005), RW 2006-07, 374. 538 H. VANDERLINDEN, “Effectiviteit van de sociale grondrechten in het Belgische recht, mythe of realiteit?”, RW 2008-09, 1204.

79 of de interne wetgeving in overeenstemming te brengen met de interpretatie van het Handvest. Er is dus geen sprake van een formele vaststelling dat het ESH geschonden is of a fortiori van een veroordeling. Dit alles neemt niet weg dat er dan eventueel is vastgesteld dat de betrokken lidstaat niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet. In het volgende landenrapport moet de betrokken lidstaat informatie verstrekken over de genomen maatregelen die aan de aanbeveling gevolg geven. 539 Op basis van deze procedure dienden het ACV, ABVV, ACLVB en ETUC in 2009 een klacht in, omdat volgens hun zienswijze de Belgische situatie niet conform was met het recht om te staken van artikel 6 § 4 ESH. De rechterlijke interventie in sociale conflicten en dan vooral met betrekking tot de stakingspiketten vormde volgens de verzoekende partijen een schending van deze bepaling. 540 Bij het afsluiten van deze thesis was er echter nog geen uitspraak in deze zaak. Dit is voorzien voor de zittingsperiode 9-13 mei. 541 Oorspronkelijk zou de zaak al in maart worden behandeld. Dit uitstel valt volgens sommigen mogelijk toe te schrijven aan de ‘gevoeligheid’ van het dossier. 542 Uit ons overzicht ( cf. supra ) van de initiatieven om een legislatief kader voor deze problematiek te creëren blijkt dat deze vooral uitgaan van de linkerzijde. Het is inderdaad zo dat de vakbonden ondermeer steun vinden bij socialistische parlementsleden om zo de wetgeving in hun voordeel te wijzigen. 543 Dit is nog steeds het geval. Zo stelt sp.a dat ze in deze materie het standpunt van de drie representatieve vakbonden steunt. 544

7.5 Conflictescalatie

De reacties vanwege de vakbonden op een succesvolle demarche van de werkgever naar de rechter laten weinig aan de verbeelding over. Reacties als ‘een regelrechte provocatie’ 545 , ‘oorlogsverklaring’ 546 en ‘olie op het vuur’ 547 zijn dan ook geen uitzondering. Het leidt dus tot

539 G. MAES, “Collectief klachtenrecht bij het Europees Sociaal Handvest: overzicht van rechtspraak 1998- 2002”, TSR 2005, 11-20. 540 COUNCIL OF EUROPE, “List of complaints and state of procedure: No. 59/2009 European Trade Union Confederation (ETUC)/ Centrale Générale des Syndicats Libéraux de Belgique (CGSLB)/ Confédération des Syndicats chrétiens de Belgique (CSC)/ Fédération Générale du Travail de Belgique (FGTB) v. Belgium”, http://www.coe.int/t/dghl/monitoring/socialcharter/Complaints/Complaints_en.asp . 541 Eens de uitspraak er is, kan deze worden geconsulteerd op http://www.coe.int/t/dghl/monitoring/socialcharter/Complaints/Complaints_en.asp , “Complaint No. 59/2009 European Trade Union Confederation (ETUC)/ Centrale Générale des Syndicats Libéraux de Belgique (CGSLB)/ Confédération des Syndicats chrétiens de Belgique (CSC)/ Fédération Générale du Travail de Belgique (FGTB) v. Belgium”. 542 L. VANDER LINDEN, Adviseur syndicale vrijheden – stakingsrecht studiedienst ABVV, persoonlijke communicatie, 11 april 2011. 543 X, “Juridisch optreden bij stakingen wordt ingeperkt met gedragsregels”, De Tijd , 8 augustus 1995. 544 F. DE BRUYNE, Communicatie sp.a, persoonlijke communicatie, 17 maart 2011. 545 L. SAMYN, “Dit is pure provocatie”, Het Laatste Nieuws (regionale editie Mandelstreek), 25 oktober 2008, 37. 546 DC., “Voka-arresten maken opgang”, Het Belang van Limburg , 13 juni 2006, 11. 547 X. LENAERS, “Deurwaarder vindt geen werkwilligen”, Het Laatste Nieuws , 3 mei 2006, 15.

80 heel wat verontwaardiging. 548 Ook Vanachter wijst er op dat het vanuit sociaal oogpunt het conflict verergert. 549 De werkgever verkiest het conflictmodel boven bemiddeling en verzoening 550 en de vakbond beschouwt het als een aanslag op het stakingsrecht. 551 In de maatschappij komen conflictspiralen frequent voor. Dit impliceert dat de ene partij de andere lastig valt, wat aanleiding geeft tot een tegenzet van deze laatste. Hierdoor ontstaat dan weer een extremere reactie van de eerste partij en zo gaat dit door. Psychologische literatuur duidt verschillende factoren aan die leiden tot een escalatie van een conflict. Een eerste element is de verstrikking, waarbij een opgezette actie faalt, maar desondanks verhoogt men het engagement om de al gemaakte investeringen te rechtvaardigen. Ook stereotypen en vooroordelen spelen een niet te onderschatten rol. In extreme gevallen kan dit zelfs leiden tot dehumanisering. 552 Daarnaast spelen nog een aantal andere factoren een rol, zoals groepspolarisatie, het onvermogen om complex te denken en het voorbarig hanteren van bedreigingen, wat aanleiding geeft tot agressieve represailles. 553 Een duidelijke toepassing van dit laatste betreft de dreiging uitgaande van de werkgever om de staking door de rechterlijke tussenkomst te breken. Het is natuurlijk zo dat het staken an sich al een directe, fysische reactie in een conflict is die aanleiding geeft tot escalatie. 554 Als vervolgens de werkgever een beroep doet op de rechterlijke macht, gaat het om een extremere reactie binnen een conflictspiraal. Als de gerechtsdeurwaarder zich naar het stakingspiket begeeft en het bevelschrift betekent, gaat het eigenlijk om het unilateraal opleggen van dwangmiddelen, wat leidt tot escalatie van het conflict. Dat het voor personen verleidelijk is om dit te doen, toont onderzoek van Deutsch en Krauss treffend aan. De deelnemers aan deze studie kregen de leiding over een wegtransportbedrijf. Het opzet bestond erin dat er twee bedrijven en verschillende wegen waren. Er was echter ook een – kortere – weg die men allebei kon gebruiken, maar dan was samenwerking noodzakelijk omdat de weg te smal was. Verschillende onderzoekscondities werden opgezet. Soms had geen van beide de mogelijkheid om de weg te blokkeren. In de andere situatie was dit slechts voor een persoon mogelijk en in de andere conditie was dit voor beide deelnemers mogelijk. Uit het onderzoek blijkt dat de personen meestal de weg blokkeerden indien de onderzoeksconditie dit toeliet, ondanks dat er hierdoor minder opbrengst was. Zelfs als het nefast is voor de eigen situatie is er de drang om dwangmiddelen te gebruiken. Deze resultaten ondersteunen de veronderstelling dat men

548 N. TANGHE, “BBL dwingt toegang van werkwilligen af via rechtbank”, De Tijd , 17 maart 2001, 10. 549 E. HENS, “Stakingen moeten beide partijen pijn doen”, De Tijd , 19 oktober 2001, 3. 550 F. DORSSEMONT, “Stakingsrecht onder vuur”, De Standaard , 7 december 2001, 8. 551 E. RACQUET, “Vakbonden niet aansprakelijk voor schade bij acties”, De Tijd , 24 oktober 2003, 7. 552 S.S. BREHM, S.M. KASSIN, S. FEIN en I. MERVIELDE, Sociale Psychologie , Gent, Academia Press, 2000, 293- 295. 553 A. VAN HIEL, Politieke Psychologie , Gent, Academia Press, 2010, 245. 554 C.K.W. DE DREU, “Social conflict: the emerge and consequences of struggle and negotiation” in S.T. FISKE, D.T. GILBERT en G. LINDZEY (eds.), Handbook of Social Psychology: Volume Two , New York, Wiley, 2010, 998.

81 dwangmiddelen zal aanwenden bij een conflictsituatie om de tegenpartij te doen zwichten. Dit zal des te meer het geval zijn als men het conflict als onverzoenbaar percipieert. 555

7.6 Gevolgen voor de arbeidsverhoudingen

Het is duidelijk dat een rechterlijke interventie om een stakingspost te verwijderen geen deugd doet aan de sociale verhoudingen. 556 Inderdaad, eens een staking voorbij is, blijven de gevolgen ervan vaak nog lang nazinderen. In wat volgt bekijken we de consequenties van stakingen vanuit een multidisciplinaire invalshoek. 557 Economisch onderzoek heeft aangetoond dat het productieniveau te lijden heeft onder sociale onrust in de onderneming. De gevolgen blijven echter niet beperkt tot het productieniveau. Daarnaast zijn er nadelige effecten voor de kwaliteit van de productie. 558 Ander onderzoek ondersteunt deze vaststellingen. 559 De economische kosten die met sociale onrust gepaard gaan, zijn dus significant. Dat stakingen een enorme psychosociale impact hebben, staat buiten kijf. 560 Bovendien werken de gevolgen op psychologisch vlak lang door na het einde van de collectieve actie. Bij 117 voltijds werkende bedienden die gedurende 22 dagen gestaakt hadden, werden op twee tijdstippen, respectievelijk twee en zes maanden na de staking, gegevens verzameld. Hieruit blijkt dat er op beide momenten nog nadelige gevolgen op het psychologisch welzijn van de werknemers voelbaar waren. 561 Uiteraard heeft dit alles ook negatieve consequenties op het vlak van de voldoening dat men uit zijn werk haalt.562 Door de staking ontstaat een positief gevoel van solidariteit onder de actievoerders en van groepsidentiteit, maar dit staat in schril contrast met de gevoelens van verraad ten opzichte van ondermeer de niet-stakende werknemers. 563 Omwille van het gebrek aan solidariteit van deze laatsten blijven er, zelfs nadat er een oplossing voor het conflict is, openlijke vijandelijkheden bestaan tussen beide groepen en gevallen van fysiek of psychisch lastigvallen zijn dan ook geen uitzondering. Het

555 M. DEUTSCH en R.M. KRAUSS, “The effect of threat upon interpersonal bargaining”, Journal of Abnormal and Social Psychology 1960, 181-189. 556 D. DE MEULEMEESTER, “Niet zo snel naar de rechter”, De Tijd , 27 oktober 2005, 15. 557 Met dank aan dr. Agnes Akkerman (Radboud Universiteit) voor het ter beschikking stellen van een uitgebreide literatuurlijst. 558 A. MAS, “Labor Unrest and the Quality of Production: Evidence from the Construction Equipment Resale Market”, Review of Economic Studies 2008, 229-258. 559 A.B. KRUEGER en A. MAS, “Strikes, scabs, and tread separations: Labor strife and the production of defective Bridgestone/Firestone tires”, Journal of Political Economy 2004, 253-289. 560 A. MACBRIDE, W. LANCEE en S.J.J. FREEMAN, “The psychosocial impact of a labor dispute”, Journal of Occupational Psychology 1981, 125-133. 561 J. BARLING en J. MILLIGAN “Some Psychological Consequences of Striking: A Six Month, Longitudinal Study”, Journal of Occupational Behaviour 1987, 127-137. 562 E.K. KELLOWAY, J. BARLING en A. SHAH, “Industrial relations stress and job satisfaction: Concurrent effects and mediation”, Journal of Organizational Behavior 1993, 447-457. 563 V. BRUNSDEN en R. HILL “Firefighters’ Experience of Strike: An Interpretative Phenomenological Analysis Case Study”, The Irish Journal of Psychology 2009, 99-115.

82 succes van de staking hangt immers af van de mate waarin het productieproces ontregeld is. Dit is dan weer afhankelijk van het aantal werknemers dat het werk neerlegt. Wie dit doet, stelt zich bloot aan heel wat nadelen en gevaren. Zo heeft men geen inkomen en is het niet ondenkbaar dat er repercussies van de werkgever volgen. Vanuit deze optiek kan men werkwilligen beschouwen als free-riders . De solidariteitsnormen worden versterkt door het bestraffen en veroordelen van de free-riders . Deze personen hebben dan weer sterke out- group gevoelens ten opzichte van de stakers. 564 In ieder geval, vergelding is voor de stakers het drijvende motief achter het door billijkheid gedreven informeel sanctieapparaat. 565

7.7 Ervaringen van vakbondssecretarissen

7.7.1 Inleidende opmerking en gehanteerde methodologie

Om de gevolgen en een aantal andere aspecten van het eenzijdig verzoekschrift te onderzoeken, beperken we ons niet louter tot een literatuurstudie. Daarom is er ook, via vragenlijsten, gepeild naar de ervaringen van vakbondssecretarissen. Dit verschaft ons bijkomende inzichten over de consequenties van het eenzijdig verzoekschrift voor de collectieve actie en het sociaal overleg. Een probleem hierbij is het ontbreken van de nodige gegevens over de rechterlijke interventie in sociale conflicten. Uiteraard duikt in de media geregeld berichtgeving op over stakingen waarbij de werkgever naar de rechter stapt, maar dit geeft ons slechts een fragmentarisch beeld. Niet elk conflict krijgt immers aandacht. Om dan ook over representatieve gegevens te beschikken, zijn er twee wegen bewandeld. Op basis van – recente – krantenartikels uit de digitale persdatabank Mediargus is er naar collectieve conflicten gezocht waarbij de werkgever het eenzijdig verzoekschrift heeft aangewend. Vervolgens werden de voor deze ondernemingen verantwoordelijke vakbondssecretarissen gecontacteerd. Op deze manier zijn 19 secretarissen aangeschreven waarvan er 7 bereid waren om de vragenlijst in te vullen. Daarnaast zijn we op zoek gegaan naar e-mailadressen van vakbondssecretarissen van ABVV, ACV en ACLVB. Voor het ACV vormde het adresboekje ACV 2010-2011 hiertoe een handig instrument. Bij de andere twee vakbonden hebben we deze adressen via de respectieve websites gevonden. In totaal werden zo een 380-tal personen gecontacteerd. Slechts een deel van deze respondenten is in de praktijk al geconfronteerd met een rechterlijke tussenkomst. Aan de personen die er geen ervaring mee hadden, werd gevraagd hun standpunt te geven. Om de respons te vergroten, is er een tweetal weken later een herinneringsmail verstuurd. In totaal kwamen 112 antwoorden

564 A. AKKERMAN en R. TORENVLIED, “Effects of industrial conflict between and within organizations: Contagion in collective bargaining and the deterioration of work relations”, http://soc.kuleuven.be/web/files/11/72/W12- 167.pdf . 565 A. FALK, E. FEHR en U. FISHBACHER, “Driving forces behind informal sanctions”, Econometrica 2005, 2017- 2030.

83 binnen (inclusief reacties van vakbondssecretarissen die louter meedeelden dat ze er geen ervaring mee hadden), waaronder 27 ingevulde vragenlijsten. Samen leverde dit dus 34 ingevulde vragenlijsten op. 566

7.7.2 Enkele eerste vaststellingen

Hoewel het de bedoeling was om zo veel mogelijk ingevulde vragenlijsten te verwerven, verschaffen de andere antwoorden ons eveneens enkele interessante inzichten. Deze masterproef onderzoekt de aanwending van het eenzijdig verzoekschrift door de werkgever om zo een staking te breken. Hierdoor zou de indruk kunnen ontstaan dat dit een frequent verschijnsel is, waarbij elke werkgever naar de rechter stapt op het moment dat zich een collectief conflict voordoet. Hoewel het aantal rechterlijke interventies kwantitatief gezien inderdaad toeneemt, gaat het nog steeds om een minderheid. Uit de antwoorden van de vakbondssecretarissen blijkt immers dat de meerderheid er geen ervaring mee heeft. Veel hangt af van de sector. Zo komen dergelijke situaties in de non-profit quasi niet voor. 567 Integendeel, in deze sector ondersteunen werkgevers vaak de acties naar de overheid toe, omdat ze er ook baat bij hebben. 568 Daarnaast blijkt dat er bij de secretarissen heel wat aversie heerst ten opzichte van een rechterlijke interventie. In de meeste antwoorden valt te lezen dat men er ‘gelukkig’ nog niet mee te maken heeft gekregen. Veel van de geformuleerde kritieken zijn hoger al aan bod gekomen. Heel wat secretarissen verzetten zich tegen een rechterlijke tussenkomst omdat ze het als een beperking en inbreuk op het stakingsrecht beschouwen 569 , met nefaste gevolgen voor het sociaal overleg. 570 Men

566 Met dank aan Tyno Parmentier (gewestelijk secretaris ABVV Textiel-Kleding-Diamant Tielt), Nicole Houbrechts (gewestelijk secretaris ABVV-HORVAL Kempen/Limburg), Freddy Vandersteene (gewestelijk secretaris BBTK Oostende-Roeselare-Ieper), Michael Vandenbroucke (secretaris LBC-NVK Brussel), Roger Peeters (secretaris ACV Bouw-Industrie & Energie Hasselt), Marc Demuynck (secretaris ABVV-Metaal Kortrijk), Annemie Plessers (secretaris LBC-NVK Leuven), Stan Hens (gewestelijk secretaris BBTK Kempen), Luc Prenen (secretaris ACV-CSC Metea Limburg), Katrien Degryse (secretaris BBTK Gent), Marc Staelens (gewestelijk secretaris ABVV-Metaal Gent-Eeklo), Luc Logghe (secretaris ACV-CSC Metea Brugge-Ieper-Oostende), Jef De Prins (secretaris ACV Bouw-Industrie & Energie Mechelen-Rupel), Willy Timmermans (secretaris ACV Voeding en Diensten Hasselt), Koen De Punder (secretaris LBC-NVK Hasselt), Valère De Wint (secretaris ACV Voeding en Diensten Aalst), Jeroen Vandamme (secretaris LBC-NVK Kortrijk), Kristel Van Damme (secretaris LBC-NVK Brussel), Patrick Lodewijckx (secretaris Algemene Centrale Antwerpen-Waasland), Johan Opsomer (nationaal secretaris transport en logistiek ACV-Transcom), Koen Dries (secretaris LBC-NVK Vilvoorde), Paul Maxy (secretaris ACV-CSC Metea Kortrijk), William Van Erdeghem (secretaris ACV-CSC Metea Brussel-Halle- Vilvoorde), Dirk Baeckelandt (bestendig secretaris ACLVB Vlaamse Ardennen), Marc Wouters (secretaris LBC- NVK Turnhout), Bart Henckaerts (provinciaal voorzitter ABVV Limburg), Veerle Verleyen (secretaris LBC-NVK Vilvoorde), Chris Van Droogenbroeck (nationaal secretaris distributie LBC-NVK), Etienne Claes (secretaris LBC- NVK Brugge), Rohnny Champagne (provinciaal voorzitter ABVV-Metaal), Willy Van den Broeck (secretaris Algemene Centrale Mechelen-Kempen) en Eddy De Craemer (secretaris ACV-CSC Metea Tielt) om de vragenlijst in te vullen. 567 I. HERMANS, Vakbondssecretaris LBC-NVK Antwerpen, persoonlijke communicatie, 18 april 2011. 568 S. DIELS, Secretaris LBC-NVK Turnhout, persoonlijke communicatie, 18 april 2011. 569 P. CORBEEL, Secretaris ACV-CSC Metea, persoonlijke communicatie, 18 april 2011.

84 pleit dan ook voor het onmogelijk maken van deze procedure in sociale conflicten omdat het eigenlijk toch geen oplossing brengt. 571 Bovendien moet men, eens het conflict voorbij is, opnieuw onderhandelen met dezelfde partijen. Als er sprake is van een winnaar en verliezer, is dit niet bevorderlijk voor het sociaal overleg. Een constructieve houding is dan vaak ver te zoeken. 572 In ieder geval kiest men ondubbelzinnig voor de primauteit van het sociaal overleg. 573 Het Belgisch model van sociaal overleg biedt immers voldoende mogelijkheden om een conflict op te lossen zonder een rechterlijke tussenkomst. 574 Wat vele vakbondssecretarissen tegen de borst stuit, is het gebrek aan tegenspraak, wat als oneerlijk wordt gepercipieerd. 575 Men vindt het onaanvaardbaar dat de rechter geen rekening met de werknemers houdt. 576 Doordat de rechter slechts over eenzijdige informatie beschikt, kiest hij eerder de kant van de werkgever en daarenboven weet hij niet wat er al allemaal aan de staking is voorafgegaan. 577 Sommigen gewagen zelfs van klassenjustitie. 578 Niet in alle omstandigheden zal een werkgever geneigd zijn om deze tactiek toe te passen. Hoe meer stakers er zijn, hoe kleiner de kans. 579 Als er geen werkwilligen zijn, zal de werkgever niet geneigd zijn om de procedure aan te wenden. 580 Vaak blijft het trouwens bij dreigingen van patronale zijde. 581 Anderen beklemtonen de noodzaak van een stakingspiket. Sommige werknemers gebruiken dit als verweermiddel ten opzichte van de werkgever wanneer hij vraagt waarom ze gestaakt hebben. Zo geven ze de indruk toch te willen werken. 582 In ieder geval is het zo dat een vertrouwensband tussen werkgever en vakbonden heel wat rechterlijke interventies kan vermijden. 583

7.7.3 De (onverwachte?) betekening van het bevelschrift

Met onze vragenlijst peilden we in eerste instantie naar de mate waarin er verwacht werd dat de werkgever naar de rechter zou stappen. In het merendeel van de gevallen hield men hier inderdaad rekening mee. De laatste jaren gaan meer en meer vakbondssecretarissen er van uit dat een beroep op de rechter bij sociale conflicten een reële mogelijkheid is. Dit zal

570 I. MAURISSEN, Secretaris LBC-NVK Hasselt, persoonlijke communicatie, 18 april 2011. 571 F. VAN DORSSELAER, Gewestelijk secretaris ABVV-Metaal, persoonlijke communicatie, 4 april 2011. 572 S. MICHIELS, Secretaris LBC-NVK Hasselt, persoonlijke communicatie, 4 april 2011. 573 W. SEBREGHTS, Zoneverantwoordelijke ACV-CSC Metea Oost-Vlaanderen, persoonlijke communicatie, 18 april 2011. 574 P. DE BACKER, Regionaal secretaris ABVV-TKD, persoonlijke communicatie, 4 april 2011. 575 A. SWINGS, Secretaris Algemene Centrale ABVV, persoonlijke communicatie, 3 april 2011. 576 M. POTTELANCIE, Afdelingssecretaris ABVV-Metaal Antwerpen, persoonlijke communicatie, 18 april 2011. 577 W. BUEDTS, Secretaris ACV Voeding en Diensten Waas en Dender, persoonlijke communicatie, 18 april 2011. 578 J. CATTEBEKE, Secretaris ACV Voeding en Diensten, persoonlijke communicatie, 15 april 2011. 579 D. DE MEULEMEESTER, Secretaris, ABVV-Metaal Vlaams Brabant, persoonlijke communicatie, 19 april 2011. 580 V. ROGIERS, Gewestelijk secretaris ABVV Metaal regio Ieper - Menen - Wevelgem, persoonlijke communicatie, 12 april 2011. 581 P. KUNNEN, Secretaris ACV-CSC Metea, persoonlijke communicatie, 18 april 2011. 582 B. VAN LAECKE, Secretaris ACV-CSC Metea, persoonlijke communicatie, 4 april 2011. 583 D. CLEVERS, Secretaris ACV-CSC Metea, persoonlijke communicatie, 19 april 2011.

85 des te meer het geval zijn indien de werkgever er een antisyndicale houding op nahoudt, elk overleg weigert of er reeds gebruik van heeft gemaakt. Toch kwam de betekening onverwacht bij een substantiële minderheid. Hoewel er vaak al een gespannen sfeer heerst en acties dan op weinig sympathie kunnen rekenen, gaat een rechterlijke tussenkomst toch nog een stap verder. Omdat dit de gemoederen en verhoudingen dan nog extra verhit, geloofde men dat het bedrijf deze ultieme stap niet zou zetten. Als de gerechtsdeurwaarder met het bevelschrift naar het stakingspiket gaat, zijn de reacties uiteenlopend. Problematisch is dat de piketten vaak onwetend zijn over de methodiek van het eenzijdig verzoekschrift en de gevolgen ervan. Men weet dan ook niet altijd hoe op gepaste wijze te reageren. Als dit wel het geval is, weerspiegelt zich dit in de reactie. Zo maakt men bijvoorbeeld gebruik van de techniek om de actie nog enige tijd te rekken. Hoewel er af en toe sereen, rustig of gelaten wordt gereageerd, gaat het er meestal helemaal anders aan toe. Er is heel wat verontwaardiging bij de actievoerders die hun actie moeten stopzetten. Termen als ‘woedend’, ‘woest’, ‘frustratie’, ‘gepakt’, ‘provocatie’, ‘kwaad’ en ‘verbolgen’ laten weinig onduidelijkheid over. Soms zorgt dit er voor dat de stakers net nog meer gedreven zijn om de acties verder te zetten en dat de houding strijdlustiger is dan voor de beschikking. Het conflict kan hierdoor zelfs langer aanslepen. Geregeld is er ook wrevel over het optreden van de politie dat men als niet neutraal ervaart. Hoger is er al gewezen op de rol die de politie speelt bij de identificatie van de stakers. Het gebeurt inderdaad dat de stakers niet antwoorden op de vragen van de gerechtsdeurwaarder. Vaak wordt de politie er dan bijgehaald. Toch is dit niet altijd efficiënt. Toen in het conflict bij Hörmann de gerechtsdeurwaarder terugkwam met de politiecommissaris maakten de stakers duidelijk dat ze de iets verder gelegen autostrade zouden blokkeren, indien men hen van het bedrijfsterrein zou verwijderen. Op verzoek van de burgemeester opteerde de politiecommissaris er dan voor om de lokale vrede te bewaren in plaats van de confrontatie aan te gaan. In de meeste gevallen werd er derdenverzet aangetekend. Hierbij moet worden opgemerkt dat men deze procedure frequenter gebruikt. Vroeger was deze juridische mogelijkheid tot verzet minder bekend. Wordt er geen gebruik van gemaakt, dan is dit meestal omdat men de gespannen verhoudingen niet nog meer op de spits wil drijven. Men kiest er liever voor om de gesprekken tussen de sociale partners zo vlug mogelijk te laten hervatten. Indien het toch werd aangetekend, waren de resultaten divers. Soms was het succesvol, maar zeker niet altijd. Bij de behandeling van het derdenverzet rijst het probleem dat het conflict vaak al is afgelopen, waardoor er geen uitspraak ten gronde meer volgt. Toch vormen principiële redenen vaak een van de voornaamste drijfveren om het toch in te stellen, al is men er zich terdege van bewust dat er gedurende de behandeling meestal al een oplossing voor het conflict is.

86 7.7.4 Het sociaal overleg en de arbeidsverhoudingen na de staking

In overeenstemming met het uiteengezette theoretisch kader rapporteren sommige vakbondssecretarissen over een grimmige sfeer ten opzichte van de werkwilligen. Na de acties blijft dit vaak nog enige tijd voortduren. Het gebrek aan solidariteit is een doorn in het oog van de stakers, al mag men niet vergeten dat er vaak druk wordt uitgeoefend door de werkgever. Indien slechts een heel beperkt aantal werknemers het werk hervat, zijn er meestal geen noemenswaardige problemen. De meeste vakbondssecretarissen scharen zich achter de stelling dat de actie van de werkgever voor een slechtere sfeer heeft gezorgd in de onderneming in de periode na de staking. Dit was anders geweest als de werkgever bijvoorbeeld uitsluitend voor het overleg zou hebben geopteerd. Een secretaris verwoordt het als volgt: “op zo’n moment worden er diepe wonden geslagen die niet onmiddellijk helen.” Anderen vinden daarentegen dat er geen sprake is van een slechtere sfeer. In hun optiek is deze sowieso altijd gespannen na een staking, los van het feit of er al dan niet een rechterlijke tussenkomst is. Bovendien leidt het aanwenden van de procedure van het eenzijdig verzoekschrift niet tot een slechtere sfeer, maar is het er eerder een uiting van. Dit reflecteert zich dan ook in het sociaal overleg dat heel gespannen verloopt en andere conflictdossiers bemoeilijkt. De oorzaak hiervan ligt in het wantrouwen dat er tussen de sociale partners is. Na enige tijd verbetert dit meestal enigszins. Zo kan bijvoorbeeld een volgende staking, waarbij de werkgever geen beroep doet op een rechterlijke tussenkomst een gunstig effect sorteren. Uiteraard dient opnieuw dezelfde nuance gemaakt te worden. Vaak was er al sprake van een grimmig sociaal overleg.

7.7.5 Consequenties voor toekomstige acties

Een meerderheid van de respondenten acht de kans bestaande dat de werkgever bij een volgend sociaal conflict opnieuw zijn toevlucht neemt tot het eenzijdig verzoekschrift. Het is immers een efficiënt instrument om een staking te breken als er een piket nodig is om mensen te overtuigen. Bij verdeeldheid tussen de werknemers is het dus een krachtig wapen. Enkel het herenakkoord zou soelaas kunnen brengen. Hoe meer men de werkgever als antisyndicaal percipieert, hoe meer men overtuigd is dat de werkgever de procedure zeker nog eens zal aanwenden. Toch vermoeden heel wat secretarissen dat de werkgever er zich geen tweede maal zal op beroepen. Hiervoor worden diverse factoren geduid. Zo had bijvoorbeeld de vorige tussenkomst geen enkel resultaat geboekt en verhitte het enkel de gemoederen. In een ander geval kon de werkgever met zijn actie op weinig sympathie van de publieke opinie rekenen, wat nefast was voor het imago van de onderneming. Ook leeft de vrees bij sommige werkgevers dat bij een eventuele volgende keer een grotere tegenreactie van vakbondszijde zal volgen. Dat de werkgever via het derdenverzet in het

87 ongelijk werd gesteld en de sociale relaties erdoor verzuurd werden, zou eveneens een ontradend effect moeten hebben. Hoewel een rechterlijke tussenkomst heel doeltreffend kan zijn, betekent dit niet dat de staking als actiemiddel aan belang zou inboeten. Velen beschouwen het als een enorm krachtige actie die veel effect heeft. Uiteraard is men niet blind voor de recente evolutie en wordt hier op verschillende manieren rekening mee gehouden. Zo is er vorming voor de militanten, zodat ze weten hoe te reageren als een gerechtsdeurwaarder een bevelschrift komt betekenen. Een andere manier is om de communicatie over de acties tot een minimum te herleiden. Daarnaast is men zich ook bewust van de kracht van alternatieve actievormen die soms zelfs efficiënter zijn. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan stiptheidsacties, het in het gedrang brengen van de toelevering van essentiële stukken en het enkel neerleggen van het werk in een cruciale afdeling. Tijdens een actie bij Carrefour bracht men dubbel verlies aan de werkgever toe. Enerzijds gingen alle werknemers aan het werk, maar anderzijds liet men geen klanten binnen in de winkel. Wat ook een rol speelt bij de zoektocht naar andere actievormen is het onbegrip bij de publieke opinie voor opeenvolgende stakingsacties.

88 ALGEMEEN BESLUIT

Hoewel het aantal stakingsdagen in België momenteel op een historisch laag niveau ligt, krijgen stakingen heel wat kritiek te verduren. Hiervan getuigen niet enkel de wetsvoorstellen voor een minimale dienstverlening, maar ondermeer ook het onbegrip van – een deel van – de publieke opinie bij bepaalde acties. Zowel door internationale normen als door cassatierechtspraak wordt het stakingsrecht echter gewaarborgd. Op enkele uitzonderingen na ageert een werkgever met de procedure op eenzijdig verzoekschrift dan ook niet tegen het stakingsrecht an sich. Een werknemer kan dus steeds het werk neerleggen. Wat de werkgever wel viseert, zijn de dikwijls met een staking gepaard gaande stakingspiketten. Voor de vakbonden zijn dergelijke stakingspiketten vaak essentieel om een op grote schaal nageleefde staking te verkrijgen. Dergelijke stakingspiketten bezondigen zich geregeld aan feitelijkheden doordat ze bijvoorbeeld de bedrijfsterreinen afsluiten. Hierdoor is er een schending van een aantal burgerlijke rechten van de werkgever, waaronder het eigendomsrecht en de vrijheid van handel. Een bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg aanhangig gemaakte vordering om dergelijke feitelijkheden te laten beëindigen, boekt met de regelmaat van de klok succes. Om de uitvoering van de beschikking te waarborgen, is er frequent een dwangsom aan gekoppeld. Dit betekent dat het stakingspiket zal opkrassen. Door deze techniek aan te wenden, wordt het elan van de actie (en de staking) gebroken. In de literatuur duidt men het verbieden van een 24-urenstaking bij Sabena aan als het definitieve startpunt. Toch werd het in de periode daarvoor (vooral met betrekking tot de bedrijfsbezettingen) al aangewend, waardoor er eerder sprake is van een herontdekking. In de daaropvolgende jaren nemen meer en meer werkgevers er, zelfs preventief, hun toevlucht toe. Diverse factoren verklaren dit fenomeen. Hierbij valt ondermeer te denken aan bedrijfsorganisatorische veranderingen waardoor stakingen meer gevolgen hebben, de rol van advocatenkantoren en de beknotting van de disciplinaire macht van de werkgever door het arrest-De Bruyne. Hoewel het uiteindelijk nog steeds om een minderheid van gevallen gaat waar het effectief wordt gebruikt, valt het niet meer weg te denken als machtsmiddel bij sociale conflicten. Ondanks verschillende dissonante geluiden, o.a. van internationale instanties, vellen de meeste voorzitters nog steeds voor de werkgevers gunstige rechtspraak. Vanuit vakbondshoek weerklinkt fundamentele kritiek op dit alles. Het gebrek aan tegenspraak leidt tot rechterlijke beslissingen op basis van onvolledige informatie. De rechterlijke beslissingen percipieert men soms zelfs als klassenjustitie. Daarnaast is het derdenverzet vaak inefficiënt door de traagheid van de gerechtelijke procedures. Bij de beoordeling van het derdenverzet is er vaak al een oplossing voor het sociaal conflict, waardoor er niet meer over wordt geoordeeld. Een recent arrest van het Hof van Cassatie

89 heeft hier echter verandering in gebracht maar zelfs indien er een gunstige uitspraak voor de stakers komt, neemt dit niet weg dat de actie al beëindigd is. Met dit in het achterhoofd trachten de actievoerders zich beter te wapenen tegen een gerechtsdeurwaarder die het bevelschrift komt betekenen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het op een trage manier afbreken van het stakingspiket. Daarnaast bezinnen actievoerders zich ook over andere actievormen, al weigeren vele vakbondssecretarissen om de staking als voornaamste drukkingsmiddel op te geven. Ondanks deze evolutie blijft de procedure op eenzijdig verzoekschrift in vele gevallen een uiterst efficiënt middel doordat de vakbonden niet echt een pasklaar antwoord hebben. Op korte termijn is het dus een interessante piste voor de werkgever om te bewandelen en een aanlokkelijk middel om het te hanteren. Het gebruik ervan wekt echter heel wat woede en frustratie op bij de stakers, wat zich vaak nog lange tijd weerspiegelt in een negatieve sfeer in de onderneming en een slecht functionerend sociaal overleg. Men mag immers niet vergeten dat de stakers van vandaag, de sociale partners van morgen zijn. Bovendien biedt het breken van de staking geen oplossing voor het conflict. Op lange termijn zijn de kosten dan ook vaak hoger dan de baten. Om een harmonieus sociaal overleg te hebben en conflicten op te lossen, is het goed uitgewerkte stelsel van bemiddeling en verzoening de te volgen weg. Overleg kan immers voor beide partijen gunstige resultaten bieden. Procedures op eenzijdig verzoekschrift creëren niet enkel winnaars, maar ook verliezers en vormen een bron van nog meer conflicten. Toch zijn er voorlopig geen significante aanwijzingen dat het in de toekomst minder zal worden gebruikt. Diverse wetsvoorstellen om (bepaalde aspecten van) deze problematiek te regelen, werden tot hiertoe niet goedgekeurd. Daarnaast is er momenteel weinig animo om een wettelijk kader te scheppen voor deze gevoelige materie. Het initiatief lag en ligt dan ook bij de sociale partners. Met het herenakkoord van 2002 werd een poging ondernomen om een halt toe te roepen aan de procedures op eenzijdig verzoekschrift. Desondanks verkiezen vele werkgevers nog steeds zich tot de rechter te wenden waardoor dit veelbelovende initiatief de verwachtingen niet heeft kunnen inlossen.

90 BIBLIOGRAFIE

Rechtspraak

HvJ C-112/00, 12 juni 2003, Eugen Schmidberger Internationale Transporte Planzüge v. Republik Österreich , Jur. 2003, I, 05659.

HvJ C ‑438/05, 11 december 2007, The International Transport Workers’ Federation en The Finnish Seamen’s Union v. Viking Line ABP en Oü Viking Line Eesti , www.curia.eu .

HvJ C ‑341/05, 18 december 2007, Laval un Partneri Ltd v. Svenska Byggnadsarbetareförbundet, Svenska Byggnadsarbetareförbundets avdelning 1, Byggettan en Svenska Elektrikerförbundet , www.curia.eu .

Cass. 21 december 1981, Arr. Cass 1981-82, 541-548, Pas. 1982, I, 531-538 en RW 1981-82, 2525-2550, noot M. RIGAUX.

Cass. 7 mei 1984, JTT 1984, 292 en RW 1984-85, 2194, noot H. VAN HOOGENBEMT.

Cass. 21 mei 1987, Arr. Cass 1986-87, 1287, Pas. 1987, I, 1160 en RW 1987-88, 1425-1426.

Cass. 11 mei 1990, Arr. Cass 1989-90, 1169 en Pas. 1990, I, 1045.

Cass. 11 mei 1990, Arr. Cass 1989-90, 1175 en Pas. 1990, I, 1050.

Cass. 4 juni 1993, RW 1993-94, 476.

Cass. 1 februari 1996, Arr. Cass 1996, 66 en Pas. 1996, I, 66.

Cass. 31 januari 1997, RW 1997-98, 605.

Cass. 25 februari 1999, P&B 1999, 94, noot H. BOULARBAH.

Cass. 29 november 2004, AR S040079F.

Cass. 27 oktober 2005, JTT 2006, 84.

Cass. 4 april 2011, AR C090597N.

Gent 12 maart 1981, RW 1981-82, 1683.

Arbh. Bergen 19 maart 1985, JTT 1985, 377.

Bergen 9 december 1986, JTT 1987, 134.

Antwerpen 9 maart 1987, Soc. Kron. 1988, 154.

91 Antwerpen 30 juni 1987, TSR 1987, 461.

Brussel 3 december 1987, JTT 1988, 213.

Bergen 2 maart 1988, JTT 1988, 209.

Arbh. Antwerpen 27 mei 1988, JTT 1988, 357.

Luik 12 november 1988, TSR 1989, 488.

Brussel 12 mei 1992, JTT 1992, 412.

Brussel 14 januari 1994, RW 1993-94, 1056, noot M. RIGAUX.

Brussel 4 februari 1994, JTT 1994, 331 en JLMB 1994, 657.

Luik 2 december 1999, JLMB 1999, 1820.

Brussel 14 september 2000, JTT 2001, 21.

Antwerpen 28 oktober 2004, RW 2006-07, 924.

Luik 27 oktober 2005, JTT 2006, 84.

Brussel 7 december 2005, JTT 2006, 81.

Arbh. Brussel 5 november 2009, JTT 2010, 139.

Luik 14 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311113845FZBR.PDF .

Brussel 20 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311113803GKKM.pdf .

Rb. Antwerpen 12 februari 1993, P&B 1993, 78.

Voorz. Rb. Tongeren 15 maart 1982, JTT 1982, 331.

Voorz. Rb. Turnhout 24 oktober 1985, Soc. Kron. 1988, 153.

Voorz. Rb. Brussel 5 augustus 1987, TSR 1987, 464.

Voorz. Rb. Charleroi 24 augustus 1987, TSR 1987, 475.

Voorz. Rb. Brussel 31 augustus 1987, TSR 1987, 469.

Voorz. Rb. Brussel 11 september 1987, TSR 1987, 484.

Voorz. Rb. Bergen 7 en 9 november 1987, Soc. Kron. 1988, 169.

92 Voorz. Rb. Brussel 23 november 1987, Soc. Kron. 1988, 170.

Voorz. Rb. Luik 14 december 1989, JT 1990, 405.

Voorz. Rb. Brussel 9 juni 1992, JT 1993, 315.

Voorz. Rb. Namen 20 januari 1993, Soc. Kron. 1993, 219.

Voorz. Rb. Luik 9 september 1993, JLMB 1994, 245.

Voorz. Rb. Luik 15 mei 1995, AJT 1994-95, 540.

Voorz. Rb. Luik 3 januari 1996, JTT 1996, 221.

Voorz. Rb. Brussel 10 december 1996, Soc. Kron. 1998, 29.

Voorz. Rb. Nijvel 23 april 1997, JLMB 1997, 1256.

Voorz. Rb. Brussel 27 april 1999, RW 2000-01, 59.

Voorz. Rb. Luik 30 juli 1999, JTT 1999, 377.

Voorz. Rb. Brussel 30 november 1999, JLMB 1999, 1843.

Voorz. Rb. Dendermonde 30 november 1999, Soc. Kron. 2000, 438.

Voorz. Rb. Antwerpen 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 443.

Voorz. Rb. Brugge 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 437.

Voorz. Rb. Hasselt 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 443.

Voorz. Rb. Ieper 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 440.

Voorz. Rb. Kortrijk 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 437.

Voorz. Rb. Marche-en-Famenne 1 december 1999, JLMB 1999, 1843.

Voorz. Rb. Mechelen 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 440.

Voorz. Rb. Tongeren 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 439.

Voorz. Rb. Turnhout 1 december 1999, Soc. Kron. 2000, 439.

Voorz. Rb. Bergen 2 december 1999, JLMB 1999, 1842.

Voorz. Rb. Brussel 2 december 1999, JLMB 1999, 1823.

93 Voorz. Rb. Charleroi 2 december 1999, JLMB 1999, 1837.

Voorz. Rb. Dinant 2 december 1999, JLMB 1999, 1840.

Voorz. Rb. Doornik 2 december 1999, JLMB 1999, 1842.

Voorz. Rb. Leuven 2 december 1999, Soc. Kron. 2000, 442.

Voorz. Rb. Luik 2 december 1999, JLMB 1999, 1824.

Voorz. Rb. Namen 2 december 1999, JLMB 1999, 1839.

Voorz. Rb. Neufchâteau 2 december 1999, JLMB 1999, 1833.

Voorz. Rb. Nijvel 2 december 1999, JLMB 1999, 1841.

Voorz. Rb. Verviers 2 december 1999, JLMB 1999, 1829.

Voorz. Rb. Veurne 2 december 1999, Soc. Kron. 2000, 435.

Voorz. Rb. Brussel 8 maart 2000, JTT 2000, 208.

Voorz. Rb. Brugge 7 februari 2001, ETL 2001, 207.

Voorz. Rb. Brussel 26 september 2001, Soc. Kron. 2002, 218.

Voorz. Rb. Charleroi 11 december 2001, JTT 2002, 68.

Voorz. Rb. Luik 10 maart 2003, JLMB 2003, 751.

Voorz. Rb. Leuven 7 oktober 2005, JTT 2006, 107.

Voorz. Rb. Brugge 24 oktober 2005, JTT 2006, 90 en RW 2005-06, 1348.

Voorz. Rb. Mechelen 26 oktober 2005, JTT 2006, 89.

Voorz. Rb. Brugge 27 oktober 2005, JTT 2006, 88 en RW 2005-06, 1351.

Voorz. Rb. Brugge 27 oktober 2005, RW 2005-06, 1056, noot R. BLANPAIN.

Voorz. Rb. Luik 27 oktober 2005, JTT 2006, 87.

Voorz. Rb. Nijvel 27 oktober 2005, JTT 2006, 86.

Voorz. Rb. Verviers 27 oktober 2005, JTT 2006, 85.

Voorz. Rb. Namen 28 oktober 2005, JT 2005, 761.

94 Voorz. Rb. Bergen 21 november 2005, JTT 2006, 82.

Voorz. Rb. Namen 28 december 2005, JT 2005, 761.

Voorz. Rb. Mechelen 7 november 2008, NjW 2008, 940 en RABG 2009, 204.

Voorz. Rb. Veurne 3 december 2008, RABG 2009, 205, noot B. LIETAERT.

Voorz. Rb. Bergen 25 maart 2009, JTT 2009, 219.

Voorz. Rb. Leuven 10 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311110913UZUV.pdf .

Voorz. Rb. Luik 12 januari 2010, http://www.progresslaw.net/docs/20100311110953YTXC.pdf .

Voorz. Arbrb. Charleroi 7 mei 1979, TSR 1979, 176.

Voorz. Arbrb. Luik 16 juni 1986, JL 1986, 604.

Voorz. Arbrb. Brussel 7 oktober 2005, RW 2006-07, 374.

Parlementaire documenten

Hand. Kamer 2001-02, 9 oktober 2001, 46.

Vr. en Antw. Kamer 2001-02, 11 december 2001, 102 (Vr. nr. 292 G. D’HAESELEER).

Wetsvoorstel (R. LANDUYT et al.) tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het sociaal rechtelijk kort geding, Parl.St. Kamer 1993-94, nr. 48K1307.

Wetsvoorstel (O. DELEUZE et al.) tot reorganisatie van de procedure in kort geding voor geschillen die het gevolg zijn van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Kamer 1996-97, nr. 49K0747.

Wetsvoorstel (L. MAXIMUS et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 1996-97, nr. 1-627/1.

Wetsvoorstel (J. SANTKIN et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 1999-00, nr. 2-115/1.

Wetsvoorstel (Z. GENOT et al.) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Kamer 2000-01, nr. 50K1426/001.

95 Wetsvoorstel (M. NAGY et al.) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Senaat 2000-01, nr. 2-921/1.

Wetsvoorstel (Z. GENOT) tot wijziging van artikel 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de toepassing van dwangsommen te verbieden bij geschillen die zijn gerezen naar aanleiding van collectieve arbeidsconflicten, Parl.St. Kamer 2003BG, nr. 51K0038/001.

Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2003BG, nr. 3-129/1.

Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2007BG, nr. 4-137/1.

Wetsvoorstel (P. MAHOUX et al.) tot interpretatie van de artikelen 6, 584 en 1385bis van het Gerechtelijk Wetboek, Parl.St. Senaat 2010BG, nr. 5-231/1.

Boeken en verzamelwerken

ABVV, Solidariteit tegen ongelijkheid , Brussel, ABVV, 2010, 146 p.

ARONSON, E., WILSON, T.D. en AKERT, R.M., Sociale Psychologie , Amsterdam, Pearson Education Benelux B.V., 2007, 525 p.

BALLON, G., Dwangsom , Gent, Story-Scientia, 1980, 110 p.

BECARREN, G., De werkstaking: een frequent verschijnsel , Leuven, Acco, 1987, 87 p.

BEVERNAGE, C., “Gerecht en advocaat in collectieve arbeidsgeschillen” in O. VANACHTER (ed.), Arbeidsrecht. Een confrontatie tussen theorie en praktijk , Antwerpen, Maklu, 1993, 371-388.

BLANPAIN, R., Arbeidsrecht in hoofdlijnen , Antwerpen, Maklu, 2004, 416 p.

BLANPAIN, R., “Probleemstelling en begripsomschrijving” in C. ENGELS (ed.), Werkstaking, lock-out en arbeidsrecht en sociale-zekerheidsrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, 3-10.

BLANPAIN R. en HANAMI, T., “Introductory Remarks and a Comparative Overview” in R. BLANPAIN en T. HANAMI (eds.), Industrial conflict resolution in market economies: a study of Australia, the Federal Republic of Germany, Italy, Japan and the USA , Deventer, Kluwer Law and Taxation Publ., 1984, 1-20.

BOUCKE, T., De Belgische vakbonden uitgedaagd?: een politicologische analyse van de evolutie van hun machtpositie , onuitg. doctoraatsthesis Politieke Wetenschappen Universiteit Gent, 2006, 2 v.

96 BOUCKE, T. en VANDAELE, K., Het sociale overleg in België: de loonnorm als fetisj? , Gent, Academia Press, 2003, 86 p.

BOULARBAH, H., Requête unilatérale et inversion du contentieux , Brussel, Larcier, 2010, 904 p.

BOUWEN, D., BRAAM, M., DECEUNYNCK, J., DUPONT, G., GEERTS, F., REMY, O., TIERENS, P., TIMPERMAN, I., VAN DOOREN, D., WEYNS, M. en WYCKMANS, F., Actievoeren: hoe doe je dat? , Antwerpen, Landelijke Bedienden Centrale – Nationaal Verbond voor Kaderpersoneel, 2010, 119 p.

BRAEKMANS, P. en DERIJCKE, L., Het sociaal beleid , Mechelen, Kluwer, 2007, 480 p.

BREHM, S.S., KASSIN, S.M., FEIN, S. en MERVIELDE, I., Sociale Psychologie , Gent, Academia Press, 2000, 668 p.

BREMS, E. en HAECK, Y., “Vrijheid van vreedzame vergadering en vrijheid van vereniging” in J. VANDE LANOTTE en Y. HAECK (eds.), Handboek EVRM, Deel 2: Artikelsgewijze Commentaar , Antwerpen, Intersentia, 2004, 1-40.

BRUGGEMAN, W., “Deurwaarder” in X, Postal Memorialis. Lexicon strafrecht, strafvordering en bijzondere wetten , Antwerpen, Kluwer, 2010, D 20/6-D 20/36.

CASTERMANS, M., Gerechtelijk privaatrecht: algemene beginselen, bevoegdheid en burgerlijke rechtspleging , Gent, Academia Press, 2004, 528 p.

CLAES, M., De schorsing van de uitvoering van de individuele arbeidsovereenkomst , Antwerpen, Maklu, 1999, 188 p.

CLESSE, J., “Quel juge pour les conflits collectifs du travail?” in G. DE LEVAL en J. HUBIN (eds.), Espace judiciaire et social européen , Brussel, De Boeck & Larcier, 2003, 279-287.

CLESSE, J., DU BLED, S., NEVEN, J.F., JANSSENS, J.P. en DEMEZ, G., La grève; recours aux tribunaux ou retour à la conciliation sociale? , Brussel, Ed. du Jeune Barreau de Bruxelles, 2002, 131 p.

D’HOOGH, K. en DE BOCK, W., “Collectieve arbeidsverhoudingen: overleg loont!” in L. VERLOOVE (ed.), HRM Basisboek: HRM in perspectief , Mechelen, Kluwer, 2006, 241-328.

DE BROECK, G., “Collectieve arbeidsgeschillen en algemeen belang” in C. ENGELS (ed.), Werkstaking, lock-out en arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, 43-57.

DE DREU, C.K.W., “Social conflict: the emerge and consequences of struggle and negotiation” in S.T. FISKE, D.T. GILBERT en G. LINDZEY (eds.), Handbook of Social Psychology: Volume Two , New York, Wiley, 2010, 983-1023.

97 DE ROO, A.J. en JAGTENBERG, R.W., Settling labour disputes in Europe , Deventer, Kluwer, 1994, 433 p.

DE TEMMERMAN, B., “Kort geding in sociaalrechtelijke zaken” in G. VAN LIMBERGEN (ed.), Sociaal procesrecht , Antwerpen, Maklu, 1995, 145-176.

DEBAENST, B., “Stakers gekraakt! Een uiterst beknopte rechtshistorische analyse van de strafrechtelijke repressie van stakers in de 19de eeuw in België” in D. HEIRBAUT, X. ROUSSEAUX en A. WIJFFELS, Histoire du droit et de la justice / Justitie- en rechtsgeschiedenis, Louvain-la-Neuve, PUL, 2009, 483-498.

DECOENE, A., DUFRESNE, A., FANIEL, J. en GOBIN, C., “Le droit de grève: un droit fondamental remis fondamentalement en cause” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard, Waterloo, Kluwer, 2009, 43-66.

DEFORT, M., “La concertation sociale est-elle malade?” in J. GILLARDIN en P. VAN DER VORST (eds.), Les conflits collectifs en droit du travail: solutions négociées ou interventions judiciaires? , Brussel, FUSL, 1989, 141-145.

DEMELENNE, A., “Un constat: la diminution du nombre de journées de grève” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 122-127.

DEMEZ, G., “La judiciarisation des conflits sociaux” in E. ARCQ, M. CAPRON, P. REMAN en E. LEONARD (eds.), Dynamiques de la concertation sociale , Brussel, CRISP, 2010, 487-511.

DEMEZ, G., “Les conflits collectifs du travail à l’épreuve du pouvoir judiciare” in J. GILLARDIN en P. VAN DER VORST (eds.), Les conflits collectifs en droit du travail , Brussel, FUSL, 1989, 39- 76.

DENEVE, C., “Het recht op staking en de IAO-normen en -rechtspraak” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 55-83.

DENEVE, C., Internationaal arbeidsrecht , Brugge, Die Keure, 2003, 385 p.

DERIDDER, F., Stakingsrecht is rechtersrecht: Stakingsrecht en grenzen aan de rechterlijke macht , Antwerpen, ABVV, 1995, 267 p.

DEVOS, C. en HUMBLET, P., Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 214 p.

98 DIRIX, E., “Executieproblemen met betrekking tot de dwangsom” in JURA FALCONIS (ed.), De dwangsom: referatenbundel van de studiedag Jura Falconis 8 maart 1998 , Leuven, Jura Falconis Libri, 1999, 37-60.

DORSSEMONT, F., “(25 jaar) Belgisch stakingsrecht, (enkele) Europese perspectieven” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 145-192.

DORSSEMONT, F., “Collective action in Belgium” in E. ALES en T. NOVITZ (eds.), Collective action and fundamental freedoms in Europe: striking the balance , Antwerpen, Intersentia, 2010, 7-30.

DORSSEMONT, F., De rechtspositie van de representatieve werknemersorganisatie: over de problematische relatie tussen rechtspositie en collectieve actievrijheid , onuitg. doctoraatsthesis Rechten Universiteit Antwerpen, 2001, 3 v.

DORSSEMONT, F., “De rechtspositie van de representatieve werknemersorganisaties” in M. RIGAUX en W. VAN EECKHOUTTE (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 5 , Gent, Mys en Breesch, 1997, 241-307.

DORSSEMONT, F., “La (non-)conformité du droit belge relatif à l'action collective par rapport à la Charte sociale européenne” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 166-202.

DORSSEMONT, F., “Rechterlijke tussenkomst in versus paritair beheer van collectieve conflicten in de publieke of semi-publieke sector” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften, essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 173-206.

DORSSEMONT, F., Rechtspositie en syndicale actievrijheid van representatieve werknemersorganisaties , Brugge, Die Keure, 2002, 771 p.

DUBOIS, B., “Juridische benadering van het collectief geschil” in X, Norm(alis)ering van de arbeidsbetrekkingen bij collectieve conflicten , Gent, RUG. Seminarie voor sociaal recht, 1987, 377-404.

DUJARDIN, R., “De executie in het kader van een sociaal conflict” in R. DUJARDIN, L. AMEELE, F. BERGE, P. DEKEYSER, J. GIELEN, M. LEROY, W. LIBBRECHT, P. VANDEMEULEBROECKE, J. VANDENBOSCH, C. VANHEUKELEN en P. YERNAUX (eds.), Liber Amicorum Marcel Briers , Gent, Mys en Breesch, 1993, 157-179.

ELDRIDGE, J.E.T., “Industrial conflict: some problems of theory and method” in J. CHILD (ed.), Man and organization , London, George Allen and Unwin, 1973, 158-184.

FETTWEIS, A., Manuel de procédure civile , Luik, P.U.L., 1987, 769 p.

99 FLAMAND, E. en JESPERS, R., Je rechten bij openbare actie , Berchem, EPO, 1997, 341 p.

FRANCOIS, L., Théorie des relations collectives du travail en droit belge , Brussel, Bruylant, 1980, 388 p.

GILLARDIN, J. en VAN DER VORST, P. (eds), Les conflits collectifs en droit du travail. Solutions négociées ou interventions judiciaires? , Brussel, FUSL, 1989, 174 p.

HEEREN, G., “Werkstaking: types – vormen – technieken” in R. BLANPAIN (ed.), De werkstaking in de welvaartstaat , Leuven, Universitaire Boekhandel, 1966, 75-92.

HEIRBAUT, D., Een beknopte geschiedenis van het sociaal, het economisch en het fiscaal recht in België , Gent, Academia Press, 2009, 160 p.

HENDRICKX, F., “Arbeidsrecht ge(de-)blokkeerd: over rechterlijke tussenkomst bij staking” in P.F. ANTHONISSEN, P. BEKAERT, K. BOURGEOIS, S. CALLENS, A. DE GRAEVE, A. DE KOSTER, B. DELVAUX, A. DE WILDE, J. DUMORTIER, K. GEENS, L. GYSELAERS, F. HENDRICKX, H. NYS, G. SOMERS, D. STEVENS, E. SWAENEPOEL, R. VERSTRAETEN, P. VALCKE, M. VIDAL, J. WOUTERS en T. WUYTS, Recht in beweging: 13 de VRG Alumnidag 2006 , Antwerpen, Maklu, 2006, 41-52.

HUMBLET, P., “Belgian labour law report” in A. VAN HOEK, F. DORSSEMONT en T. JASPERS (eds.), Cross-border collective actions in Europe: a legal challenge. A study of the legal aspects of transnational collective actions from a labour law and private international law perspective , Antwerpen, Intersentia, 2007, 95-103.

HUMBLET, P., “De rol van de vakbond in de onderneming: kritische bedenkingen bij de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie” in P. HUMBLET en L. LENAERTS (eds.), Arbeid en kapitaal (on)verzoenbaar? , Gent, Mys en Breesch, 1999, 66-86.

HUMBLET, P., “Kort geding en collectief conflict. Diabolische procedure of laatste redmiddel tegen syndicaal hooliganisme?” in M. STORME, R. DE CORTE, W. VAN GERVEN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De norm achter de regel: wet, doel en algemene rechtsbeginselen , Gent, Story-Scientia, 1995, 137-160.

HUMBLET, P., “Lock-out: een ‘actueel’ probleem van het arbeidsrecht” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGHEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 235-264.

HUMBLET, P., “Modestes propositions à tous ceux qui croient encore au dialogue social” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 105-120.

HUMBLET, P., “Regulering van de staking: noodzaak, provocatie of windowdressing?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 121-143.

100 HUMBLET, P. en JANVIER, R., “De beperking van het stakingsrecht in de publieke sector” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 137-158.

HUMBLET, P., JANVIER, R., RAUWS, W. en RIGAUX, M., Synopsis van het Belgisch arbeidsrecht , Antwerpen, Intersentia, 2006, 426 p.

HUMBLET, P. en LEURS, A., “De juridisering van het sociaal overleg. Kan de klok nog worden teruggedraaid?” in C. DEVOS, M. MUS en P. HUMBLET, De toekomst van het sociaal overleg , Gent, Academia Press, 2011, 61-73.

JASPERS, A.P.C.M., Nederlands stakingsrecht op een nieuw spoor? , Deventer, Kluwer, 2004, 167 p.

JASPERS, T., “Het vitale belang van het recht op collectieve acties – Een verkenning van de jurisprudentie van het Europese Comité van Sociale Rechten naar reikwijdte van het recht op collectieve acties” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet?, Antwerpen, Intersentia, 2003, 27-54.

KELLY, J., Rethinking industrial relations: mobilization, collectivism and long waves , London, Routledge, 1998, 177 p.

LAENENS, J., “De rechter in kort geding: laatste bolwerk inzake collectieve geschillen” in M. RIGAUX (ed.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 3 , Antwerpen, Kluwer, 1990, 292-310.

LENAERTS, H., Inleiding tot het sociaal recht , Gent, Story-Scientia, 1973, 557 p.

LENAERTS, H., Inleiding tot het sociaal recht , Diegem, Kluwer, 1995, 662 p.

LENAERTS, H., Sociaal procesrecht , Gent, Story-Scientia, 1968, 151 p.

LINDEMANS, D., Kort geding , Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1985, 358 p.

LUYTEN, D., Sociaal-economisch overleg in België sedert 1918 , Brussel, VUB Press, 1995, 207 p.

LUYPAERS, P., “De nieuwe regeling van het gebruik van geweld en (vuur)wapens” in C. FIJNAUT en F. HUTSEBAUT (eds.), De nieuwe politiewetgeving in België , Arnhem, Gouda Quint, 1993, 251-268.

MAES, G., De afdwingbaarheid van sociale grondrechten , Antwerpen, Intersentia, 2003, 523 p.

MONARD, E. en DEGREEF, D., Het eenzijdig verzoekschrift (art. 584, 3de lid Ger.W.): nood breekt tegenspraak , Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1998, 383 p.

101 MUYLLE, K. en SERLIPPENS, A., Openbare orde , Gent, Universiteit Gent, 1996, 2 v.

NOEL, B., “Préserver la tradition de la solution négociée” in X, Actualités du dialogue social et du droit de grève: journée d'études organisée à la Faculté de droit de l'UCL le 3 octobre 2008, en hommage au Professeur Marcel Bourlard , Waterloo, Kluwer, 2009, 135-139.

NOVITZ, T., “The impact of Viking and Laval” in E. ALES en T. NOVITZ (eds.), Collective action and fundamental freedoms in Europe: striking the balance , Antwerpen, Intersentia, 2010, 251-273.

PETIT, J., “Werkstaking, uitsluiting (lock-out) en de bevoegdheid van de rechter” in C. ENGELS (ed.), Werkstaking, lock-out en arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht , Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, 131-166.

PIRON, J. en DENIS, P., Le droit des relations collectives du travail en Belgique , Brussel, Larcier, 1970, 301 p.

RAUWS, W., “De dwangsom en openbare ordehandhaving bij collectieve arbeidsconflicten” in M. RIGAUX (ed.), Bedrijfssluitings- en arbeidsconflictenrecht , Brugge, Die Keure, 1988, 221- 264.

RAUWS, W., “Uitspraak en uitvoering van de rechterlijke beslissing bij arbeidsrechtelijke geschillen” in G. VAN LIMBERGEN (ed.), Sociaal procesrecht , Antwerpen, Maklu, 1995, 227- 264.

RAUWS, W.J.M., “Recht op collectieve actie” in M.J.A.C. DRIESSEN, F.B.J. GRAPPERHAUS, N. GUNDT, S. KLOSSE en W.J.M. RAUWS (eds.), Het arbeidsrecht in 50 uitspraken , Deventer, Kluwer, 2010, 106-123.

RIGAUX, M., “De kollektieve arbeidskonflikten” in X, VUB. Centrum voor arbeidsrecht. Bulletin – 1 (1978) , Brussel, VUB. Centrum voor arbeidsrecht, 1978, 69-100.

RIGAUX, M., “Het recht op collectieve actie aan een (jurisprudentiële) herdefiniëring toe?” in C. DEVOS en P. HUMBLET (eds.), Arbeid vs. Kapitaal: een kwarteeuw staking(srecht), Gent, Academia Press, 2007, 107-120.

RIGAUX, M., “Het recht van verzoening bij collectieve arbeidsconflicten: een verkennende theoretische schets” in M. RIGAUX, P. HUMBLET en G. VAN LIMBERGEN (eds.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 7 , Antwerpen, Intersentia, 2005, 265-319.

RIGAUX, M., “Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet?” in M. RIGAUX en F. DORSSEMONT (eds.), Vitale behoeften , essentiële diensten , minimumprestaties en stakingsrecht . Naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 1-26.

102 RIGAUX, M., “Recht te staken en arbeidsovereenkomstenrecht: status questionis na het Cassatiearrest van 21 december 1981” in M. RIGAUX (ed.), Bedrijfssluitings- en arbeidsconflictenrecht , Brugge, Die Keure, 1988, 181-219.

RIGAUX, M., Staking en bezetting naar Belgisch recht: juridische analyse van de werkstaking en de bedrijfsbezetting als vormen van sociale actie, Antwerpen, Kluwer, 1979, 527 p.

RIGAUX, M. en DORSSEMONT, F. (eds.), Vitale behoeften, essentiële diensten, minimumprestaties en stakingsrecht: naar een amendering en actualisering van de Prestatiewet? , Antwerpen, Intersentia, 2003, 213 p.

ROJER, M., “De reparatie van het WAO-gat” in J. VISSER (ed.), De vakbeweging op de eeuwgrens: vijf sociologische studies over de vakbeweging , Amsterdam, Amsterdam University Press, 1996, 92-117.

SALOMEZ, K., “Het grondrecht op collectieve actie” in G. COX en M. RIGAUX (eds.), De grondrechtelijke onderbouw van het collectief arbeidsrecht , Mechelen, Kluwer, 2005, 81-93.

SCHOUPS, M., “Kort geding en bouwrecht” in T. DEKEERSMAEKER (ed.), Kort geding , Gent, Larcier, 2009, 145-171.

SEELEN, A.J.D., De werkstaking van ambtenaren , ‘s-Gravenhage, VUGA, 1967, 339 p.

SLOMP H. en VAN MIERLO, T., Arbeidsverhoudingen in België , Utrecht, Spectrum, 1984, 2 v.

SMETS, A., Het recht op tegenspraak in civiele geschillen , Brugge, Die Keure, 2009, 690 p.

STORME, M., “De onderneming in het geding. Het rechterlijk optreden bij collectieve arbeidsconflicten in België” in H.J.M.N. HONÉE (ed.), Van vennootschappelijk belang: opstellen aangeboden aan Prof. Mr. J. M. M. Maeijer ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum als hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Nijmegen , Zwolle, Tjeenk Willink, 1988, 315-320.

STORME, M. en TAELMAN, P., “Het kort geding: ontwikkelingen en perspectieven” in M. STORME en A. BEIRLAEN (eds.), Procederen in nieuw België en komend Europa: XVIIe postuniversitaire lessencyclus Willy Delva 1990-1991 , Antwerpen, Kluwer, 1991, 1-76.

STROOBANT, M., “De overheid en het collectief overleg in België tijdens de sociaal- economische crisis 1978-1988” in BELGISCHE VERENIGING VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN (ed.), 50 jaar arbeidsverhoudingen , Brugge, Die Keure, 1989, 71-115.

STROOBANT, M., “De sociale grondrechten naar Belgisch recht: een analyse van de parlementaire werkzaamheden bij art. 23 GW” in M. STROOBANT (ed.), Sociale grondrechten , Antwerpen, Maklu, 1995, 57-94.

STUBBE, L., “Regeling van collectieve arbeidsgeschillen” in R. BLANPAIN (ed.), De werkstaking in de welvaartstaat , Leuven, Universitaire Boekhandel, 1966, 181-200.

103 VAN DER VEEN, H.C.J., Het effect van milieubeleid op locatiebeslissingen van bedrijven: verplaatsen, sluiten, of innoveren? , onuitg. doctoraatsthesis Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen Rijksuniversiteit Groningen, 2004, 226 p.

VAN EECKHOUTTE, W., Handboek Belgisch Arbeidsrecht , Mechelen, Kluwer, 2008, 591 p.

VAN EECKHOUTTE, W., Sociaal Compendium Arbeidsrecht met fiscale notities 2007-2008 , Mechelen, Kluwer, 2007, 2 v.

VAN EECKHOUTTE, W., Sociaal Compendium Arbeidsrecht met fiscale notities 2009-2010 , Mechelen, Kluwer, 2009, 2 v.

VAN EECKHOUTTE, W., “Staking en uitsluiting en de individuele rechtsverhoudingen” in X, Norm(alis)ering van de arbeidsbetrekkingen bij collectieve conflicten , Gent, RUG. Seminarie voor sociaal recht, 1987, 406-448.

VAN HIEL, A., Politieke Psychologie , Gent, Academia Press, 2010, 302 p.

VAN RUYSSEVELDT, J., Het belang van overleg: CAO-onderhandelingen in België , Leuven, Acco, 2000, 349 p.

VANACHTER, O., “Toelaatbaarheid van strijdmiddelen in de arbeidsverhoudingen” in C. ENGELS (ed.), Werkstaking, lock-out en arbeidsrecht en sociale zekerheidsrecht, Antwerpen, Kluwer Rechtswetenschappen, 1988, 11-42.

VANDAELE, K., “Het stakingswapen vandaag” in C. DEVOS, K. VANDAELE, J. FANIEL en C. GOBIN (eds.), Solidariteit in beweging: perspectieven voor de vakbond van morgen , Brussel, ASP, 2009, 268-277.

VANDAELE, K., “From the seventies strike wave to the first cyber-strike in the twenty-first century. Strike activity and labour unrest in Belgium” in S. VAN DER VELDEN, H. DRIBBUSCH, D. LYDDON en K. VANDAELE (eds.), Strikes around the world, 1968 - 2005: case-studies of 15 countries , Amsterdam, Aksant, 2007, 196-221.

VILROCKX, J. en VAN LEEMPUT, J., “De evolutie van stakingen en bezettingen sinds de jaren '60” in BELGISCHE VERENIGING VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN (ed.), 50 jaar arbeidsverhoudingen , Brugge, Die Keure, 1989, 279-313.

VOKA, Vokawijzer 2. Staking in uw bedrijf: uw draaiboek bij een ongeoorloofde staking , Antwerpen, Voka, 2010, 32 p.

WAGNER, K., Sancties in het burgerlijk procesrecht , Antwerpen, Maklu, 2007, 711 p.

ZONDERLAND, P., Recht en plicht bij staking en tegenstaking , Deventer, Kluwer, 1974, 380 p.

104 Bijdragen in tijdschriften

ADRIAENS, B., “Stakingen en collectieve arbeidsconflicten: de rechter op de barricaden”, TWVR 1997, 3-18.

ADRIAENS, B. en DEJONGHE, D., “De rechterlijke tussenkomst bij stakingen. Een analyse van de rechtspraak inzake de oktoberstakingen tegen het generatiepact”, JTT 2006, 69-80.

BARLING, J. en MILLIGAN, J., “Some Psychological Consequences of Striking: A Six Month, Longitudinal Study”, Journal of Occupational Behaviour 1987, 127-137.

BLANPAIN, R., “Stakingsrecht en vrijheid van arbeid” (noot onder Voorz. Rb. Brugge 27 oktober 2005), RW 2005-06, 1351-1354.

BLANPAIN, R., “Stakingsrecht heeft wel grenzen”, De Juristenkrant 2007, afl. 150, 3.

BRAEKMANS, P., “Inmenging van de rechter in de sociale bemiddeling schendt het algemeen rechtsbeginsel van de scheiding der machten”, Or. 2005, 217-232.

BREWAEYS, E., “Het eenzijdig kort geding bij sociale conflicten”, P&B 1993, 60-64.

BREWAEYS, E., “Kort geding op eenzijdig verzoekschrift: recht van verdediging op een laag pitje”, De Juristenkrant 2005, afl. 106, 1 en 6.

BREWAEYS, E., DORSSEMONT, F. en SALOMEZ, K., “Rechterlijke tussenkomst bij collectieve conflicten”, NjW 2003, 546-560.

BRUNSDEN, V. en HILL, R., “Firefighters’ Experience of Strike: An Interpretative Phenomenological Analysis Case Study”, The Irish Journal of Psychology 2009, 99-115.

BUELENS, J., “Stakingsrecht op een kruispunt”, De Juristenkrant 2008, afl. 179, 11.

BUELENS, J. en MICHIELSEN, L., “Biergigant bijt in het stof bij sociaal conflict”, De Juristenkrant 2010, afl. 203, 16.

CAPRON, M., “Tien jaar sociale conflicten in België”, Vlaams Marxistisch Tijdschrift 2006, 2, 40-46.

CARNEVALE, P.J. en PRUITT, D.G., “Negotiation and mediation”, Annual Review of Psychology 1992, 531-582.

CUVELLIEZ, M., “À propos ou à l’occasion d’un conflit collectif? Commentaires d’humeur”, Soc. Kron. 1982, 393-396.

DE MUYNCK, P., “Het statuut en de zending van de sociaal bemiddelaars”, Arbbl. 1979, 521- 563.

105 DECLERCQ, A., “De doodsstrijd van een koekjesfabriek. Een sociologische analyse van het sociaal conflict bij de sluiting van de koekjesfabriek Delacre”, Tijdschrift voor Sociologie 1995, 3, 251-276.

DEUTSCH, M. en KRAUSS, R.M., “The effect of threat upon interpersonal bargaining”, Journal of Abnormal and Social Psychology 1960, 181-189.

DEVISE, H., “Paritaire comités en verzoening”, Arbbl. 1964, 550-559.

DEWEERDT, M., “Overzicht van het Belgische politiek gebeuren in 2005”, Res Publica 2006, 2-3, 91-194.

DISPERSYN, M., “Observations sur l’intervention du pouvoir judicaire dans les conflits collectifs du travail prenant la forme d’une grève”, Jura Falc. 1987-88, 319-347.

DORSSEMONT, F., “Artikel 11 EVRM: de missing link van het Belgisch stakingsrecht”, De Juristenkrant 2009, afl. 190, 2.

DORSSEMONT, F., “De arbeidsovereenkomst in de schoot van een feitelijke vereniging”, Soc. Kron. 1999, 105-110.

DORSSEMONT, F., “De NMBS-stakingsverboden: een gemiste kans tot reflectie over de grenzen van het recht tot staken. Van kolder naar polder, ook wel: even proeven van een geslaagde ( sic ) Hollandse receptie (art. 6 juncto art. 31 E.S.H.)”, Soc. Kron. 2000, 413-421.

DORSSEMONT, F., “Europa tikt België op vingers inzake stakingsrecht”, De Juristenkrant 2002, afl. 53, 3.

DORSSEMONT, F., “‘Het recht op de vrije keuze van beroepsarbeid’ in artikel 23 van de Grondwet: een ultieme erkenning van de vrijheid van arbeid?”, RW 1994-95, 865-875.

DORSSEMONT, F., “Het volk mort. Gesundes Volksempfinden, een begrenzing van het stakingsrecht?”, De Juristenkrant 2007, afl. 148, 2.

DORSSEMONT, F., “Hof van Justitie 12 juni 2003”, RW 2004-05, 1155-1156.

DORSSEMONT, F., “Niet elke staking tegen de overheid is politieke staking”, De Juristenkrant 2005, afl. 115, 2.

DORSSEMONT, F., “Schendt rechterlijke tussenkomst op eenzijdig verzoekschrift bij collectieve conflicten Europees Sociaal Handvest?”, De Juristenkrant 2000, afl. 18, 3.

DORSSEMONT, F., “Staking mag niet afhangen van wil meerderheid”, De Juristenkrant 2001, afl. 34, 12.

DORSSEMONT, F., “Vrijheid van meningsuiting dooft (even) vlam in de pijp”, De Juristenkrant 2003, afl. 73, 15.

106 DORSSEMONT, F. en JASPERS, T., “Collectieve actie en vrij verkeer. Eindigen grondrechten waar ‘fundamentele’ vrijheden beginnen?”, NjW 2007, 2-14.

DUBLED, S., “La conciliation des conflits collectifs du travail”, Ors. 2003, 14-19.

DUBOIS, B., “Juridische benadering van het collectief geschil”, TSR 1987, 377-404.

DUJARDIN, R., “Nogmaals: het eenzijdig kort geding bij sociale conflicten”, P&B 1993, 95-98.

ELIAERTS, L., “De collectieve arbeidsovereenkomsten van de N.A.R. - De vakbondsafvaardiging”, Soc. Kron . 2002, 33-49.

FALK, A., FEHR, E. en FISHBACHER, U., “Driving forces behind informal sanctions”, Econometrica 2005, 2017-2030.

FOUBERT, P., “Schmidberger” (noot onder HvJ 12 juni 2003, zaak C-112/00), TBP 2004, 228- 230.

GODARD, J., “Strikes as collective voice: a behavioral analysis of strike activity”, Industrial and Labor Relations Review 1992, 1, 161-175.

HENRY, P., “Y-a-t-il un magistrat pour sauver la princesse”, JMLB 1999, 1845-1846.

HUMBLET, P., “De aansprakelijkheid van vakbondssecretarissen voor de organisatie van stakingen” (noot onder Rb. Gent 15 mei 2006), RW 2006-07, 1775-1776.

HUMBLET, P., “De onbevoegdheid van de rechter om tussen te komen in collectieve conflicten: taboe of mythe”, Or. 1987, 229-235.

HUMBLET, P., “Het boemerangeffect van de tolerantie: van repressie naar preventie in het collectief arbeidsconflictenrecht”, Or. 1989, 102-108.

HUMBLET, P., “Naar een stakingswet?”, Soc. Kron. 1998, 26-29.

HUMBLET, P., “Toen was arbeidsgeluk heel gewoon. Rechter kan bij stakingen de belangen afwegen, niet de proportionaliteit”, De Juristenkrant 2007, afl. 152, 2.

HUMBLET, P., “Politieke staking, politiek misdrijf en feitelijkheden” (noot onder Corr. Luik 11 juli 1993), Soc. Kron. 1992, 344-345.

HUMBLET, P., “Vakbonden rechtspersoonlijkheid geven is niet zo eenvoudig”, De Juristenkrant 2000, afl. 3, 16.

HUMBLET, P. en LEURS, A., “De sociale dialoog belaagd”, De gids op maatschappelijk gebied 2010, 2, 48-52.

107 HUMBLET, P. en VANTHOURNOUT, J., “Uitzendarbeid en staking: behoefte aan een duidelijke(r) regeling” (noot onder Voorz. Arbrb. Brussel 7 oktober 2005), RW 2006-07, 374- 377.

KEFER, F., “Conflits collectifs et recours judiciaries”, JT 1994, 425-431.

KELLOWAY, E.K., BARLING, J. en SHAH, A., “Industrial relations stress and job satisfaction: Concurrent effects and mediation”, Journal of Organizational Behavior 1993, 447-457.

KRUEGER, A.B. en MAS, A., “Strikes, scabs, and tread separations: Labor strife and the production of defective Bridgestone/Firestone tires”, Journal of Political Economy 2004, 253- 289.

LAENENS, J., “Kroniek van het gerechtelijk recht”, RW 1988-89, 761-771.

LAENENS, J., “Overzicht van rechtspraak. De bevoegdheid (1979-1992)”, TPR 1993, 1479- 1615.

LIETAERT, B., “Tegenspraak: voor werkgever bij inspecties, en voor werknemer bij stakingen” (noot onder Voorz. Rb. Veurne 3 december 2008), RABG 2009, 210-216.

MACBRIDE, A., LANCEE, W. en FREEMAN, S.J.J., “The psychosocial impact of a labor dispute”, Journal of Occupational Psychology 1981, 125-133.

MAES, G., “Collectief klachtenrecht bij het Europees Sociaal Handvest: overzicht van rechtspraak 1998-2002”, TSR 2005, 3-40.

MARTENS, A., “Het arbeidsprotest gebreideld? Kwantitatieve analyse van de stakingsvergoedingen uitbetaald door de ACV-centrale weerstandskas tijdens de periode 1948-1997”, Tijdschrift voor Sociologie 1999, 2, 99-150.

MARTENS, J., “Collective Action and Fundamental Freedoms in Europe - Striking the balance (Edoardo Ales - Tonia Novitz)”, JTT 2010, 415.

MAS, A., “Labor Unrest and the Quality of Production: Evidence from the Construction Equipment Resale Market”, Review of Economic Studies 2008, 229-258.

MORTIER, K., “Toegang tot rechter voor feitelijke verenigingen”, NjW 2008, 806-818.

PEETERS, J., “Wegblokkades, grondrechten en de strafwet: een merkwaardige (én delicate) triade - Commentaar onder Antwerpen, 28 oktober 2004”, Soc. Kron. 2006, 370-373.

PEETERS, N., “Volstrekte noodzakelijkheid wanneer geen tegenpartij gekend is”, NjW 2007, 753.

PERNOT, A., “Formele en informele overlegstructuren”, Arbbl. 1992, 29-49.

108 PERTRY, V., “Staking: een feitelijkheid die in kort geding verboden kan worden?”, Soc. Kron. 1988, 167-181.

PETIT, J., “De C.A.O.-Wet: overzicht van rechtspraak en rechtsleer (1968-2002)”, TSR 2002, 139-241.

PETIT, J., “Gaat de rechter werkstakingen verbieden?”, Or. 1993, 233-240.

PHILIPSEN, G., “Commentaar bij art. 7 Decr. 2-17 maart 1791” in X, Handels- en economisch recht. Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer , Mechelen, Kluwer, losbl., 41 p.

POTE, R., “Filterblokkades en hinderen van het verkeer”, TAVW 2002, 3-4.

RAES, S., “Volstrekte noodzakelijkheid, verzet, hoger beroep en kort geding”, TRV 1988, 131- 133.

RAUWS, W., “De materiële bevoegdheid tot uitdrijving in geval van bedrijfsbezetting”, RW 1987-88, 137-145.

RIGAUX, M., “De interventie van de burgerlijke rechter in collectieve arbeidsconflicten: naar een kentering in de rechtspraak bij urgentie op eenzijdig verzoekschrift” (noot onder Brussel 14 januari 1994), RW 1993-94, 1058-1059.

RIGAUX, M., “Het Belgisch stelsel van collectieve arbeidsverhoudingen en de tewerkstellingsproblematiek”, JTT 1983, 189-199.

RIGAUX, M., “Omtrent de juridische toelaatbaarheid van spontane stakingsacties”, RW 1978- 79, 1618-1642.

RIGAUX, M. en LAENENS, J., “Het posten als onderdeel van een normale uitoefening van recht van staken: kanttekeningen bij Cass. 31 januari 1997” (noot boven Cass. 31 januari 1997), RW 1997-98, 598-601.

ROMBOUTS, J., “De moderne sociale bemiddeling. Evolutie en voornaamste kenmerken”, Arbbl. 1990, 22-33.

ROMBOUTS, J., “De rol van de sociaal bemiddelaar bij arbeidsconflict”, Or. 1993, 241-246.

ROMMEL, G., “De feitelijkheid in het kort geding tegen de overheid”, TPR 1983, 1111-1137.

SAELENS, F. en MARQUANT, S., “Stakingen en stakingspiketten, een stand van zaken”, Or. 2008, 130-143.

STORME, M., “Arbeidsrecht en gerechtelijk recht. Verstaan zij zich met elkaar?”, TPR 1999, 61-74.

STORME, M., “Art. 6 EVRM en het eenzijdig verzoekschrift”, RW 2005-06, 305.

109 STROOBANT, M., “De waarde van het sociaal overlegmodel”, Samenleving en politiek 1994, 23-26.

STROOBANT, M., “Ontstaan en draagwijdte van art. 23 Grondwet houdende toekenning van sociale rechten”, TSR 1994, 207-227.

STROOBANT, M., “Stakingsvrijheid en stakingsverbod: naar een nieuwe jurisprudentie?”, JTT 1987, 433-440.

STROOBANT, M., MOLLEKENS, K. en ROELANDS, M., “Beperkingen aan het eigendomsrecht van de ondernemer”, RW 1983-84, 2490-2522.

TAELMAN, P., “Het kort geding. Ontwikkeling van de urgentievoorwaarde en het vereiste bij voorraad uitspraak te doen in de jaren ’90 alsook enkele procedureaspecten”, P&B 1997, 203-229.

THONON, R., “La grève, le droit et le pouvoir judiciaire”, TSR 1982, 321-328.

VAN DEN HEULE, R., “Het bijleggen van collectieve arbeidsgeschillen”, Or. 2011, 12-23.

VAN HIEL, I., “De werkgever, de werkgeversorganisatie en de vrijheid van vakvereniging”, Or. 2011, 30-40.

VAN HOECKE, M., “Vorderingen op eenzijdig verzoekschrift en het recht van verdediging”, RW 1990-91, 596-599.

VAN LEYNSEELE, P., “La médiation, qu'est-ce?”, Ors. 2003, 3-6.

VAN OVERBEKE, S., “Het stakingsrecht: geen rechtvaardigingsgrond voor het kwaadwillig belemmeren van het verkeer” (noot onder Antwerpen 28 oktober 2004), RW 2006-07, 924- 928.

VANACHTER, O., “De tussenkomst van de rechter bij collectieve arbeidsgeschillen”, TSR 1995, 3-39.

VANDERHAEGHEN, A., “Eenzijdig verzoekschrift”, NjW 2008, 941.

VANDERLINDEN, H., “Effectiviteit van de sociale grondrechten in het Belgische recht, mythe of realiteit?”, RW 2008-09, 1202-1216.

VANNES, V., “Le juge et l'exercice anormal de la grève”, JTT 1994, 37-48.

VANNES, V., “Les limites portées à l'exercice de la grève par les tribunaux”, Cah. dr. jud. 1992, 6-13.

WAGNER, K., “Collectieve acties in het Belgisch recht”, P&B 2001, 150-182.

WALGRAVE, J., “De rol van de sociaal bemiddelaar”, Or. 1988, 265-268.

110 WALL, J.A. en CALLISTER, R.R., “Conflict and its management”, Journal of Management 1995, 515-558.

WALL, J.A. en LYNN, A., “Mediation: a current review”, Journal of Conflict Resolution 1993, 160-194.

Krantenartikels

ABRAHAMS, J., “Vakbonden zullen met ‘NMBS-uitspraak’ moeten leren leven”, De Morgen , 10 januari 2000, 2.

BAK., “Bemiddelaar voor Aviapartner”, De Tijd , 13 augustus 2008, 5.

BLANPAIN, R., “Blokkades zijn onwettelijk”, Het Nieuwsblad , 12 januari 2010, 22.

BKH., “Akkoord bij instelling Klim”, De Standaard (regionale editie Vlaams-Brabant/Brussel), 2 oktober 2010, 71.

BOVAL, C., “Etienne Schouppe pakt stakingsdrift bij NMBS aan”, Het Nieuwsblad , 10 januari 2000, 9.

BROECKMEYER, I., “Elkaar creatief pijn doen”, De Tijd , 21 januari 2010, 4.

BROECKMEYER, I., “Ik heb de sociale relaties alleen maar zien verkillen”, De Tijd , 23 januari 2010, 7.

BROENS, B., “Directie en bonden Dexia vinden elkaar”, De Tijd , 12 december 2010, 8.

BVC., “Iedereen weer aan het werk bij Ideal Fabrics”, Het Volk (regionale editie Kortrijk – Waregem – Menen), 19 april 2006, 13.

CLAES, D., “Dwangsom voor werknemers die ingang Clark blokkeren”, Het Belang van Limburg , 5 april 2001, 8.

CLAES, D., “Minimum inzet, maximum effect”, Het Belang van Limburg , 8 oktober 2005, 5.

CLOOSTERMANS, G., “ACV voert actie bij New Summit”, Het Belang van Limburg , 24 november 2010, 14.

COCHEZ, T., “Advocatenkantoor biedt bedrijven 48-uurspermanentie aan”, De Morgen , 26 oktober 2005, 6.

CORTEBEECK, L., “Staken, soms moet het”, De Standaard , 13 november 2008, 62.

CORTHOUTS, J., “ABVV erkent staking bij toeleverancier Ford Genk niet”, De Morgen , 18 april 2007, 29.

111 CORTHOUTS, J., “Nieuw: bedrijfsbezetting om staking te breken”, De Morgen , 14 maart 2005, 5.

DC., “Voka-arresten maken opgang”, Het Belang van Limburg , 13 juni 2006, 11.

DDW., “Arbeidsrechter: “Rechterlijke macht mag het stakingsrecht niet afbakenen””, De Tijd , 3 december 1993.

DDW., “Juridisch optreden bij stakingen wordt ingeperkt met gedragsregels”, De Tijd , 8 augustus 1995.

DDW., “Minister Smet vraagt omzichtiger gerechtelijk op te treden bij stakingen”, De Tijd , 19 mei 1994.

DDW., “Sociaal bemiddelaars nemen aanklacht Febeltex niet”, De Tijd , 30 maart 1995.

DE BOCK, W., “Zakenadvocaten veroorzaken soms wrevel bij de vakbonden”, De Tijd , 21 oktober 2009, 6.

DE MEULEMEESTER, D., “De uitingsvormen van een staking”, De Tijd , 12 oktober 2001, 6.

DE MEULEMEESTER, D., “Niet zo snel naar de rechter”, De Tijd , 27 oktober 2005, 15.

DE MEULEMEESTER, D., “Staking en uitzendarbeid: een slecht huwelijk”, De Tijd , 2 november 2006, 13.

DE MEULEMEESTER, D., “Verzoenen en bemiddelen”, De Tijd , 7 april 2000.

DE MEULEMEESTER, D., “Verzoening en bemiddeling als regel bij sociaal conflict”, De Tijd , 15 februari 2002, 7.

DE SIMONE, E., BUELENS, J., FLACHET, I. en VANDEPUTTE, R., “Stakingsrecht mag niet terug naar 19 de eeuw”, De Tijd , 26 oktober 2005, 12.

DE SMEDT, S., “Besparen met droge keel”, De Tijd , 14 januari 2010, 4.

DE SMEDT, S., “Conflict mondt uit in stellingenoorlog”, De Tijd , 16 januari 2010, 3.

DE SMEDT, S., “Impasse compleet bij AB InBev”, De Tijd , 21 januari 2010, 1.

DE WILDE, D., “NMBS-personeel mocht van rechter niet staken”, De Morgen , 8 januari 2000, 1.

DEREYMAEKER, F., “Directie en vakbonden Sabena bereiken akkoord na marathonzitting”, Het Laatste Nieuws , 27 september 2001, 2.

112 DEREYMAEKER, F., “Sociale bemiddelaars: handen en uren te kort”, Het Laatste Nieuws , 21 mei 2010, 2.

DIH. en KVK., “Van den Bossche aan de slag als bemiddelaar bij Ivago”, Het Volk (regionale editie Gent), 8 april 2003, 15.

DOBBELAERE, B. en VANSCHOUBROEK, C., “VLD buigt zich over stakingsrecht openbare diensten”, De Standaard , 17 oktober 2001, 17.

DORSSEMONT, F., “Stakingsrecht onder vuur”, De Standaard , 7 december 2001, 8.

DUJOURIE, L., “Verzoeningsbureau moet knoop bij Philips doorhakken”, Het Laatste Nieuws , 8 december 2001, 15.

EMS., “Vakbonden Carrefour kondigen nieuwe acties aan”, Het Nieuwsblad , 5 november 2008, 51.

ER., “Zo'n conflict tast sowieso de arbeidsrelaties aan”, De Tijd , 6 januari 2007, 3.

FVC., “AB InBev betaalt geen lonen meer”, De Morgen , 21 januari 2010, 19.

FW., “Arbeiders leggen opnieuw werk neer bij Gevaert”, Het Nieuwsblad (regionale editie Antwerpen Stad), 24 april 2001, 12

GDB., “Arbeiders Dupont stemmen dit weekend over verzoeningsakkoord”, Het Nieuwsblad , 3 juni 2005, 15.

GDC., “Hoe wild is wilde stakingsactie?”, De Tijd , 21 april 2007, 20.

GH., “Naar evenwicht tussen recht op arbeid en stakingsrecht – Onderhandelaars sleutelen ook aan sociale conflicten”, Het Belang van Limburg , 13 juni 1995, 3.

HENDRIKX, D., “75.000 uitzendkrachten hebben geen keuze”, Gazet van Antwerpen , 28 oktober 2005, 3.

HENS, E., “ABVV noemt 24-uursstaking ‘overdonderend succes’”, De Tijd , 8 oktober 2005, 3.

HENS, E., “ABVV sluit harde confrontaties niet uit”, De Tijd , 7 oktober 2005, 1.

HENS, E., “Rechtsmisbruik is geen gegronde reden voor stakingsverbod”, De Tijd , 17 juli 2002, 3.

HENS, E., “Stakingen moeten beide partijen pijn doen”, De Tijd , 19 oktober 2001, 3.

HENS, E., “Werkgevers en vakbonden gaan in de clinch over stakingsrecht”, De Tijd , 25 oktober 2005, 1.

113 IB., “Bonden boeken succesje in Carrefour-conflict”, De Tijd , 4 december 2008, 9.

JIR., “Nu ook bemiddelaars voor overheidsdiensten”, De Standaard , 4 maart 2011, 44.

JIR., “Vakbond mag wegblokkades opwerpen”, De Standaard , 3 december 2004.

KDR., “Nieuwe verzoeningspoging bij AGC Fleurus”, De Standaard , 15 januari 2005, 72.

KH., “Acties bij de post duren voort”, De Morgen , 14 februari 2011, 2.

KN., “Helikopter verschalkt stakerspiketten”, De Standaard , 1 september 1999, 22.

KRS., “Sociale onrust neemt toe”, Het Nieuwsblad , 24 oktober 2008, 24.

LAUWERS, B., “Staking bij Union Minière afgelopen”, De Tijd , 14 juni 2001, 13.

LENAERS, X., “Deurwaarder vindt geen werkwilligen”, Het Laatste Nieuws , 3 mei 2006, 15.

LENAERS, X., “Van lock out tot en met kortgeding om staking ALZ te breken”, Het Laatste Nieuws (regionale editie Limburg), 6 juni 2001, 19.

LVP., “Bedienden Aleris aanvaarden sociaal plan”, Het Laatste Nieuws, 19 juni 2009, 19.

MEEUSEN, G., “Sociaal overleg Sabena vast na nieuwe staking”, De Tijd , 8 september 2001, 1.

MICHIELSEN, T., “Sociaal conflict is nu meer uiting van machteloosheid”, De Tijd , 10 december 2004, 16.

MJ., “Gerechtsdeurwaarders ‘stand-by’ om mogelijke stakingen te breken”, De Morgen , 27 oktober 2008, 5.

PHU., “Staking voorbij na ontslag van chauffeur die alles mocht”, Het Nieuwsblad , 15 december 2010, 12.

RACQUET, E., “Vakbonden niet aansprakelijk voor schade bij acties”, De Tijd , 24 oktober 2003, 7.

RASKING, J., “De rechtvaardige stakers”, De Standaard , 18 januari 2010, 19.

SAMYN, L., “Dit is pure provocatie”, Het Laatste Nieuws (regionale editie Mandelstreek), 25 oktober 2008, 37.

SCHEPERS, J., “Poging tot breken staking Cogebi”, Het Laatste Nieuws (regionale editie Pajottenland), 13 april 2010, 16.

114 SCHROOTEN, R., “Werkgevers beloven bij staking niet naar rechtbank te stappen”, De Tijd , 16 februari 2002, 1.

SDB., “Stakers Carnoy spelen kat en muis met deurwaarder”, Het Nieuwsblad , 26 augustus 1999, 11.

SIMOENS, K., “Sociale onrust neemt toe”, Het Nieuwsblad , 24 oktober 2008, 24.

STORME, M., “De ontwrichting van de democratische rechtsstaat”, De Tijd , 19 oktober 2001, 2.

TANGHE, N., “BBL dwingt toegang van werkwilligen af via rechtbank”, De Tijd , 17 maart 2001, 10.

TEGENBOS, G., “Herenakkoord wil stakingswet vermijden”, De Standaard , 18 februari 2002, 21.

TILLEMAN, F., “Recht op loon bij staking”, Gazet van Antwerpen , 24 mei 2008, 80.

VAN DER KELEN, L., “Vakbonden woest op werkgevers die staking willen breken”, Het Laatste Nieuws , 29 januari 2010, 15.

VAN EECKHOUTTE, W., “Niet altijd de schuld van de vakbond”, De Tijd , 9 februari 2011, 8.

VAN EECKHOUTTE, W., “Rechterlijke tussenkomst bij kollektieve konflikten: een juridische visie”, De Tijd , 24 januari 1995.

VAN EETVELT, K., “Werken is een recht”, De Tijd , 27 oktober 2005, 10.

VANACHTER, O., “Arbeidsrecht doodt geen jobs”, De Tijd , 19 juni 2009, 11.

VANACHTER, O., “Een voorbeeld van hoe het niet moet”, De Standaard , 22 januari 2010, 64.

VANACHTER, O., “Rechtbank lost conflict niet op”, De Standaard , 19 januari 2010, 25.

VANACHTER, O., “Vakbonden en spontane stakingen”, De Morgen , 20 april 2007, 23.

VANLOMMEL, S., “Brink’s weigert alle sociaal overleg”, De Morgen , 12 november 2010, 4.

VDP., K., “Vakbonden betogen voor stakingsrecht”, De Morgen , 13 januari 2009, 6.

X, “Aantal stakingen gedaald tot niveau jaren 60”, De Tijd , 23 augustus 1988.

X, “Arbeidsrecht sociale conflicten”, Gazet van Antwerpen , 14 december 2001, 4.

X, “Baas mag niet direct naar rechter bij staking”, De Standaard , 11 oktober 2001, 3.

115 X, “Burgerlijke rechtbank doekt opnieuw een stakingpost op”, De Tijd , 17 april 1993.

X, “Directie Lanxess Rubber roept werknemers op tot redelijkheid”, De Standaard (regionale editie Antwerpen), 18 juni 2007, 22.

X, “Dovemansgesprekken”, De Tijd , 30 december 1995.

X, “Een staking breken mag niet”, De Nieuwe Werker , 15 januari 2010, 11.

X, “Godiva produceert opnieuw chocolade”, De Standaard , 14 april 2010.

X, “Juridisch optreden bij stakingen wordt ingeperkt met gedragsregels”, De Tijd , 8 augustus 1995.

X, “LBC voert voor derde keer Aldi-staking-voor-één-dag”, De Tijd , 24 juni 1995.

X, “Liberale spoorbond stelt stakingswapen aan de orde”, De Standaard , 5 november 2009, 2.

X, “Loonconflict bij Inter Ferry Boats”, Het Nieuwsblad (regionale editie Brugge), 27 december 2000, 15.

X, “Professoren kanten zich tegen aantasting stakingsrecht”, De Tijd , 17 december 1994.

X, “Rechter mocht staking bij VW-Vorst niet breken”, De Tijd , 2 mei 1995.

X, “Sabena staakt, Smet grijpt in”, Het Laatste Nieuws , 7 december 1995, 1.

X, “Sabena-bonden plannen een verrassingsactie”, De Standaard , 29 november 1995.

X, “Sociaal bemiddelaar neemt overleg bij Carrefour over”, De Tijd , 4 mei 2010, 4

X, “Sociaal bemiddelaar voor Electrabel”, De Standaard , 9 mei 2001, 18.

X, “Sociale onrust bij UCB”, Trends , 13 november 2008, 26.

X, “SP-wetsvoorstel tegen dwangsom bij stakingen”, Het Belang van Limburg , 27 december 1994.

X, “Staking bij bronspoederfabrikant Van Lerberghe”, Het Nieuwsblad , 17 juni 1999, 11.

X, “Staking Pingo Poultry: de aanhouder wint”, De Nieuwe Werker , 9 mei 2008, 14.

X, “Uitspraak Volkswagen verheugt bonden maar stelt ze niet gerust”, De Tijd , 5 mei 1995.

X, “Vakbonden supermarkten dienen stakingsaanzegging in”, De Tijd , 7 november 2001, 14.

116 X, “Vakbonden verwerpen Generatiepact”, Trends , 27 oktober 2005, 10.

X, “Werkgevers woedend over eenzijdige aanpassing van het stakingsrecht”, De Tijd , 11 oktober 2001.

X, “Werkgeversfederatie stelt ‘geloofsboek’ voor”, De Standaard , 28 september 2001, 25.

X, “Wilde staking bij Opel Belgium na goedkeuring verzoeningsvoorstel”, De Tijd , 15 maart 1996.

Websites

ABVV, “Syndicaal meldpunt”, http://www.abvv.be/web/guest/syndicaal-meldpunt .

ABVV, “Syndicale vrijheden – gebruiksaanwijzing”, http://www.acod- tbm.be/antwerpen/joomla/index.php?option=com_content&task=view&id=1082&Itemid=5 6.

AKKERMAN A. en TORENVLIED, R., “Effects of industrial conflict between and within organizations: Contagion in collective bargaining and the deterioration of work relations”, http://soc.kuleuven.be/web/files/11/72/W12-167.pdf .

BLOMMAERT, T., “advocaat Ivo Flachet over de aanvallen op het stakingsrecht”, http://www.archivesolidaire.org/international/article.phtml?section=A2AAAGAE&object_id =28794 .

BUELENS J. en PETRE, M., “Analyse ‘Inbev-rechtspraak’” , http://www.progresslaw.net/?pg=535&id=673 .

COUNCIL OF EUROPE, “Case document no. 1, Complaint no. 59/2009 registered at the Secretariat on 22 June 2009”, http://www.coe.int/t/dghl/monitoring/socialcharter/Complaints/CC59CaseDoc1_en.pdf .

COUNCIL OF EUROPE, “List of complaints and state of procedure: No. 59/2009 European Trade Union Confederation (ETUC)/ Centrale Générale des Syndicats Libéraux de Belgique (CGSLB)/ Confédération des Syndicats chrétiens de Belgique (CSC)/ Fédération Générale du Travail de Belgique (FGTB) v. Belgium”, http://www.coe.int/t/dghl/monitoring/socialcharter/Complaints/Complaints_en.asp .

FOD WASO, “Sociale bemiddeling”, http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=516 .

FOD WASO, “Staking en lock-out”, http://www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=518 .

HUMBLET, P., “Het stakingsrecht: een blijk van beschaving”, http://www.vonk.org/200510271629/het-stakingsrecht-een-blijk-van-beschaving.htm .

117

HUMBLET, P., “Staking in de publieke sector binnenkort alleen nog maar mogelijk na een sperperiode?”, http://www.vonk.org/200912062520/staking-in-de-publieke-sector- binnenkort-alleen-nog-maar-mogelijk-na-een-sperperiode.htm .

INTERNATIONAL LABOUR ORGANIZATION, “Freedom of association and collective bargaining: the right to strike”, http://www.ilo.org/ilolex/cgi- lex/pdconv.pl?host=status01&textbase=iloeng&document=6&chapter=25&query=%28%23d ocno%3D251994G*%29+%40ref&hightlight=&querytype=bool&context=0 .

UNIZO , “UNIZO-standpunt over de afschaffing van het eenzijdig verzoekschrift bij staking”, http://www.unizo.be/hrmcoach/images/res22810_1.pdf .

UNIZO, “Wat te doen bij vakbondsacties?” www.unizo.be/hrmcoach/download.jsp?resname=res372949_1.doc .

VAN DEN HEULE, R., Sluiting Renault (Renault Industrie Belge). Getuigenis van een sociaal bemiddelaar , Brussel, FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, 2009, 96 p., http://www.werk.belgie.be .

VAN DYCK, G., “PVDA-advocaat Ivo Flachet over dwangsommen bij Carrefour, Ikea... “Rechter, deurwaarder en politie gaan hun boekje te buiten””, http://www.pvda.be/nc/nieuws/artikel/pvda-advocaat-ivo-flachet-over-dwangsommen-bij- carrefour-ikea-rechter-deurwaarder-en-politie.html .

VANDERSNICKT, C., Collectieve conflicten oplossen: van bemiddeling en verzoening tot rechterlijke interventie , onuitg. masterproef Rechten, Universiteit Gent, 2008-09, 93 p., http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/391/608/RUG01-001391608_2010_0001_AC.pdf .

VANTHOURNOUT, J., “Eerste hulp bij stakingen”, http://www.voka.be/mechelen/nieuws/Pages/Eerstehulpbijstakingen.aspx .

X, “Stakingsrecht”, http://www.progresslaw.net/index.php?pg=535 .

X, “Vakbonden vragen sociale inspectie bij Gate Gourmet”, http://www.gva.be/nieuws/geldzaken/aid954712/werknemers-gate-gourmet-leggen-werk- neer.aspx .

118 BIJLAGEN

BIJLAGE 1

Bron: FOD WASO

119

BIJLAGE 2

Voorzitter rechtbank van eerste aanleg Leuven van 7 oktober 2005 Beschikking rolnummer 05/2059/B

1. Het verzoek strekt ertoe bepaalde maatregelen te horen bevelen naar aanleiding van een stakingsactie van een vakbond op het industrieterrein te Haasrode die sinds deze morgen georganiseerd worden. In die omstandigheden is voldaan aan de voorwaarden van spoedeisendheid en volstrekte noodzakelijkheid. 2. Een rechterlijk interventie in collectieve arbeidsgeschillen is niet a priori uit te sluiten. Deze interventiemogelijkheid dient echter met de nodige omzichtigheid toegepast ervan uitgaande dat het stakingsrecht een grondrecht is in het kader van collectieve arbeidsgeschillen (zie o.m. art 6 ESH, 4. het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten arbeidsovereenkomsten). Dat stakingsrecht is weliswaar niet absoluut (zie ook de beperkingen opgelegd in art.31 ESH). Rechterlijk optreden is onder meer mogelijk wanneer handelingen worden gesteld die de grenzen van de uitoefening van het stakingsrecht kennelijk overschrijden zodat zij als feitelijkheden, kunnen beschouwd worden waaraan de rechter een einde kan stellen, zonder het stakingsrecht op zich aan te tasten. De rechtbanken zijn o.m. bevoegd om de schending van de subjectieve rechten van derden door feitelijkheden, begaan in de rand van collectieve conflicten, te verhinderen. 3. Uit het verzoekschrift en de gegeven toelichting blijkt dat de stakingsactie waarvan sprake dermate georganiseerd wordt dat het industrieterrein niet toegankelijk zou zijn. Het fysiek blokkeren van de toegangswegen die leiden naar een bedrijfsterrein kadert niet binnen de normale uitoefening van het stakingsrecht (vgl. Brussel 14 september 2000, J.T.T. 2001 (verkort), 21. In die mate kan op de vordering worden ingegaan. Dit houdt evenwel niet in dat elke syndicale manifestatie op het industrieterrein in strijd zou zijn met het stakingsrecht. Enkel wanneer fysiek of door het plegen van feitelijkheden de algemene toegang zou onmogelijk gemaakt worden is dit het geval. Het - zonder fysiek geweld - trachten te overtuigen van mogelijke werkwilligen, transporteur of andere om geen toegang te nemen valt hier niet in onder. 4. Het behoort evenmin in te gaan op de vraag om zelf gemachtigd te worden eventuele hindernissen te verwijderen nu dit zou kunnen leiden tot een escalatie van feitelijkheden. Verzoekers kunnen vanzelfsprekend wel de nodige maatregelen nemen op hun eigen terreinen. 5. Vermits nog tijdig een uitgifte kan worden afgeleverd dient geen uitvoerbaarheid op de minuut te worden toegestaan.

120 OP DEZE GRONDEN, Gelet op: - art. 2-9-37 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken. - art. 584, 1025 tot 1029 van het Gerechtelijk Wetboek.

Wordt het verzoek ontvankelijk verklaard en als volgt gegrond:

1. Wordt gezegd voor recht dat eenieder verboden wordt om op welke wijze dan ook de vrije toegang tot de gebouwen en terreinen van verzoeksters nl. fysiek te belemmeren, te verhinderen of onmogelijk te maken, hetzij rechtstreeks of onrechtsreeks, op straffe van een dwangsom van 1000,00 EUR per uur per peroon die de vrije toegang fysiek belemmert, verhindert of onmogelijk maakt na de betekening van de tussen te komen beschikking en dit vanaf de betekening van deze beschikking.

2. De door verzoeksters te kiezen gerechtsdeurwaarder voor de uitvoering van deze beschikking wordt gemachtigd: - om de identiteit te eisen van elke persoon aan wie hij de beschikking zou wensen te betekenen en van elke persoon die zich zou gedragen in strijd met de tussen te komen beschikking; - om beroep te doen op bijstand van de openbare macht om de identiteitsbewijzen te vorderen van elke persoon aan wie hij de beschikking zou wensen te betekenen en van elke persoon die zich zou gedragen in strijd met de tussen te komen beschikking, op straffe van een dwangsom van 1000,00 EUR per persoon die zou weigeren zijn identiteit bekend te maken na de betekening van de tussen te komen beschikking;

Uitgesproken in het kabinet van de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven op 7 oktober 2005, door H. HAEX, Voorzitter, bijgestaan door M. L\'ENFANT, Griffier. (get.)

Bron: VOKA, Vokawijzer 2. Staking in uw bedrijf: uw draaiboek bij een ongeoorloofde staking , Antwerpen, Voka, 2010, 27-28. Tevens consulteerbaar via: http://www.voka.be/limburg/infotheek/Documents/Uitspraak%20Rechtbank%20van%20eer ste%20aanleg%20over%20stakingsrecht.pdf .

121