Concertante Opera ¦ Opéra En Concert
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
CONCERTANTE OPERA ¦ OPÉRA EN CONCERT 1 Ben ik schuldig, omdat ik bemind ben geweest, zelfs met mijn lichaam? Ben ik schuldig, omdat ik zelf heb bemind – buiten mijn stand, in een vreemde cultuur, een andere godsdienst? Is het niet aanmatigend over schuld te spreken, als enkel de liefde de wonden van de mensheid kan genezen? Suis-je coupable d’avoir été aimée, même avec mon corps ? Suis-je coupable d’avoir aimé hors de mon rang, de ma culture et sous un autre dieu ? N’est-il pas arrogant de parler de faute quand seul l’amour peut guérir les blessures de l’humanité ? – Ileana Tautu 2 Fierrabras Franz Schubert Heroisch-romantische Oper in drei Akten, D.796 (1823) Libretto von Josef Kupelwieser Musik von Franz Schubert Creatie ¦ Création Hoftheater, Karlsruhe, 9/2/1897 Muzikale leiding ¦ Direction musicale Ádám Fischer Koorleiding ¦ Direction des chœurs Martino Faggiani Tekstbewerking ¦ Adaptation du texte Ileana Tautu Dramaturgie ¦ Dramaturgie Krystian Lada König Karl Steven Humes Emma Juliane Banse Roland Dietrich Henschel Ogier Gijs Van der Linden Eginhard Charles Workman Boland Robert Bork Fierrabras Kurt Streit Florinda Elisabeth Meister Maragond Margriet van Reisen Brutamonte Károly Szemerédy Vertelster ¦ Narratrice Elisabeth Orth Symfonieorkest en koor van de Munt ¦ Orchestre symphonique et chœurs de la Monnaie Vlaams Radio Koor Konzertmeister Zygmunt Kowalski 21 & 24 januari ¦ janvier 2015 Paleis voor Schone Kunsten ¦ Palais des Beaux-Arts Productie ¦ Production De Munt ¦ La Monnaie Coproductie ¦ Coproduction Bozar 3 Programma ¦ Programme Franz Schubert (1797-1828) Fierrabras Heroisch-romantische Oper in drei Akten, D.796 Ouvertüre Erster Akt Nr. 1. Chor: “Der runde Silberfaden” (Fräulein und Jungfrauen, Emma) Nr. 2. Duett: “O, mög’ auf froher Hoffnung Schwingen – Zum fernen Sielen” (Eginhard, Emma) Nr. 3. Marsch und Chor: “Zu hohen Ruhmespforten – Den Sieger laßt uns schmücken” (Männer und Ritter, Weiber und Jungfrauen) Nr. 4. Ensemble: - Recitativ und Chor: “Die Beute laß, o Herr” (Ogier, Roland, Karl, Männer und Ritter, Weiber und Jungfrauen, Fierrabras) - Ensemble: “Der Landestöchter fromme Pflichten” (Emma, Jungfrauen, Karl, Fierrabras, Roland) - Quartett mit Chor: “Dem Erfolg vertrauen” (Ogier, Ritter, Emma, Eginhard, Fierrabras, Roland, Karl) Nr. 5. Duett: “Laß uns muthvoll hoffen” (Fierrabras, Roland) Nr. 6. Finale: - Romanze: “Der Abend sinkt auf stiller Flur” (Eginhard) - “Doch kehrt er heim in Siegesglanz (Emma, Eginhard) - Recitativ, Arie und Ensemble: “Was quälst du mich, o Mißgeschick – In tiefbewegter Brust” (Fierrabras, Ritter und Krieger) - “Angst und Schrecken – Ohn’ Verweilen” (Emma, Eginhard, Ritter und Krieger) - Terzett: “Ha, hier waltet ein Verrath – Ha, Fierrabras!” (Fierrabras, Eginhard, Emma) - Recitativ: “Nun fasset Mut – Nein, nimmermehr, o schone!” (Fierrabras, Emma) - Recitativ und Terzett: “Ha! – Wie, Emma hier?” (Emma, Fierrabras, Karl) - “Dich rief ich, Eginhard – Was ist geschehn?” (Karl, Eginhard, Emma, Fierrabras) - Quartett mit Chor: “Fort zum Siegesreigen – Dulden nur und Schweigen – Ernst und Strenge zeigen” (Ritter, Krieger, Emma, Eginhard, Fierrabras, Karl) Pauze ¦ Entracte 4 Zweiter Akt Nr. 7. Lied mit Chor: “Im jungen Morgenstrahle – Wie leichte Wolken ziehen – O ew’ge Mächte” (Eginhard, Ritter, Roland, Ogier, Gui von Burgund, Richard von der Normandie, Gerard von Monditur) Nr. 8. Recitativ unter’m Marsch und Ensemble mit Chor: - “Beschlossen ist’s, ich löse seine Ketten!” (Eginhard) - Marsch “Was mag der Ruf bedeuten?” (Eginhard, Brutamonte, Mauren) - Duett mit Chor: “Was ist ihm geschehen? – Er ist nicht zu sehn” (Roland, Ritter, Ogier) Nr. 9. Duett: “Weit über Glanz und Erdenschimmer” (Florinda, Maragond) Nr. 10. Quintett: “Verderben denn und Fluch” (Admiral, Florinda, Maragond, Eginhard, Brutamonte) Nr. 11. Chor: “Laßt Friede in die Hallen” (Chor, Roland, Admiral, Florinda, Maragond, Ritter) Nr. 12. Terzett mit Chor: “Im Tode sollt ihr’s büßen” (Admiral, Roland, Ritter, Florinda, Mauren) Nr. 13. Arie: “Die Brust gebeugt von Sorgen” (Florinda) Nr. 14. Chor der Ritter: “O teures Vaterland!” (Ritter, Roland, Ogier, Eginhard) Nr. 15. Melodram, Recitativ und Duett mit Chor (Ritter, Ogier, Roland, Olivier): “Ha, was ist das? – Ein Weib. – Wo ist er? – Gerechte Vorsicht! – Wie? Diese wäre Florinda? – Am Rand des Grabes” (Ritter, Florinda, Roland, Ogier) Nr. 16. Chor und Melodram: “Der Hoffnung Strahl” (Ritter, Ogier, Roland, Florinda, Olivier, Eginhard) Nr. 17. Zweites Finale: - Terzett und Chor: “Uns führt der Vorsicht – Das Schwert mit Macht zu schwingen” (Eginhard, Roland, Ritter, Florinda) - Melodram: “Schützt ihn, ihr ewigen Mächte – O Mißgeschick!” (Florinda, Ritter) Pauze ¦ Entracte Dritter Akt Nr. 18. Chor: “Bald tönet der Reigen – Aus diese Tönen” (Jungfrauen, Emma) Nr. 19. Quartett: “Bald wird es klar – Wo werd’ ich Trost” (Karl, Emma, Fierrabras, Eginhard) Nr. 20. Terzett: “Wenn hoch im Wolkensitze – Lebt wohl! – Dahin, wo all mein Hoffen” (Fierrabras, Eginhard, Emma) 5 Nr. 21. Arie mit Chor: “Des Jammers herbe Qualen – Laß dein Vertrau’n nicht schwinden” (Florinda, Ritter, Olivier, Ogier) Marcia funebre: “Ha! Barbaren, haltet ein!” (Florinda, Ritter) Nr. 22. Chor mit Ensemble: “Der Rache Opfer fallen – Verworfene, mit ihnen teile” (Florinda, Admiral, Ritter, Mauren, Roland) Nr. 23. Finale: - Recitative: “Er ist mein Vater – Verschone! – Hab Dank, du mutiger Erretter!” (Fierrabras, Florinda, Ritter) - Ensemble: “Der Sieg begleitet meine tapfern Heere – Durch Wahn und Täuschung – Die Tat ist gelungen – Nun naht der Frevler” (Karl, Admiral, Chor, Eginhard, Emma, Fierrabras, Roland, Florinda) 6 Korte inhoud — Marie Mergeay Roeland, zijn zus Emma, haar geliefde Eginhard, Fierrabras en zijn zus Florinda – vijf jonge mensen die tot twee verschillende culturen of strijdende kampen behoren. De oorlogstijd brengt hen nader tot elkaar maar slingert hen ook heen en weer tussen trouw aan hun land en trouw aan hun liefde. Plaats van handeling: aan het hof van Karel de Grote; in het Frankische kamp aan de Franse grens; in Agrimore, de zetel van de Moorse vorst Boland. Eerste bedrijf Koning Karel heeft zopas de overwinning behaald in de strijd tegen de vorst Boland en diens Moorse troepen. Emma, de dochter van Koning Karel, is verliefd op Eginhard, een ridder van eenvoudige komaf. Hun liefde is wederzijds, maar ze vrezen dat Koning Karel deze verbintenis met een ‘arme’ ridder niet zal goedkeuren. De paladijn Roeland heeft tijdens de belegering van de Moren Fierrabras, de zoon van de Moorse vorst, gevangen genomen. Koning Karel geeft Roeland, Eginhard en Ogier opdracht om samen met vijf andere ridders als gezanten naar de Moorse vorst te reizen en hem de vrede aan te bieden, op voorwaarde dat deze de geroofde schatten teruggeeft en het christelijke geloof aanneemt. Ondertussen krijgen de Moorse gevangen, waaronder Fierrabras, alvast bewegingsvrijheid in het land. Wanneer Fierrabras Emma ziet, herkent hij in haar de vrouw op wie hij in Rome verliefd was geworden. Roeland vertelt hem dat hijzelf verliefd is op Florinda, de zus van Fierrabras. Eginhard en Emma ontmoeten elkaar ’s nachts in het geheim en beslissen te vluchten. Maar tijdens hun vluchtpoging stuiten ze op Fierrabras, die snel begrijpt wat er gaande is en hen tegenhoudt. Na een hevige innerlijke strijd besluit Fierrabras hen te helpen, maar op dat moment komt Karel met zijn gevolg toe. De koning denkt dat Fierrabras zich aan zijn dochter wil vergrijpen en laat hem in de kerker werpen. Fierrabras beslist Eginhard niet te verraden en laat zich gevangennemen. Tweede bedrijf Eginhard heeft de ware toedracht van de vorige avond niet verteld en vertrekt met het gezantschap dat met de Moren vredesgesprekken zal voeren. Bij hun aankomst 7 is Boland echter verbolgen over de gevangenneming van zijn zoon Fierrabras en over het nieuws dat deze tot het christelijke geloof is overgegaan. Hij beveelt dat de ridders van Karel worden gevangengezet in afwachting van hun terdood- veroordeling. Florinda heeft onder hen Roeland herkend en wil kost wat kost de Frankische ridders helpen, maar enkel Eginhard kan ontsnappen. Hij heeft kort ervoor verteld dat hijzelf schuldig is aan de arrestatie van Fierrabras. Derde bedrijf Emma vertelt haar vader dat Fierrabras onschuldig is en dat ze van Eginhard houdt. Koning Karel beveelt daarop de vrijlating van Fierrabras en de bestraffing van Emma. Eginhard komt toe met het bericht dat de gezanten zijn gevangengenomen. Hij vraagt de koning om versterking en haast zich met Fierrabras terug naar het kamp van de Moren om de paladijnen te bevrijden. In Agrimore worden de Frankische ridders reeds voorgeleid om ter dood gebracht te worden, ondanks de smeekbeden van Florinda aan het adres van haar vader. Fierrabras en Eginhard komen net op tijd toe en er volgt een hevige confrontatie tussen de twee partijen. In dit gevecht ziet Roeland de kans om de Moorse vorst te doden, maar Fierrabras komt tussenbeide om zijn vader te redden en vraagt hem om vrede te sluiten met de Franken. Koning Karel en Emma komen nu ook toe in Agrimore. Karel vergeeft Eginhard, omdat hij zich zo moedig heeft getoond. De twee vorsten verzoenen zich met elkaar; Florinda wordt met Roland verenigd, Emma met Eginhard. En Fierrabras wordt, bij wijze van dank, opgenomen in de kring der paladijnen. Voor deze productie van de Munt werden de gesproken dialogen, die zo kenmerkend zijn voor dit type opera, vervangen door een nieuwe tekst van de Duitse actrice en schrijfster Ileana Tautu. In haar poëtische innerlijke monoloog geeft Tautu stem aan Florinda