Motieven Van Jongvolwassenen Om Naar Kinderprogramma's Te Kijken
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Trend of gewoonte: motieven van jongvolwassenen om naar kinderprogramma's te kijken Masterscriptie aan de Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Door: Sophie Moet Studentnummer: 10004950 Opleiding: Master Youth & Media Begeleidster: Sanne Opree Datum: 27 juni 2014 Samenvatting Deze scriptie omvat een explorerend onderzoek naar de motieven die jongvolwassenen (18-25 jaar) hebben om naar programma's te kijken die in principe bedoeld zijn voor kinderen. De vragen die hierbij centraal staan, luiden: Naar welke kinderprogramma's kijken jongvolwassenen zoal? Is dit de gehele programmering of zijn het specifieke programma's? Waarom kijken zij naar de kinderprogramma's die ze kijken? Ook komt aan bod welke factoren deze voor jongvolwassenen juist niet meer aantrekkelijk maken. De uses and gratifications benadering vormt de theoretische basis van dit onderzoek, dat tot stand is gekomen door middel van het houden van focusgroepen met in totaal achttien deelnemers. Aan de hand van deze groepsgesprekken wordt licht geschenen op het kijkgedrag van jongvolwassenen, met betrekking tot kinderzenders. Verwacht werd dat de standaard motieven die bestaan om naar televisie te kijken, in meerdere of mindere mate ook gelden voor het kijken naar kinderprogramma's; jongvolwassenen kunnen kijken ter ontspanning, voor gezelschap, als gewoonte, als tijdverdrijf, voor sociale interactie, voor entertainment, voor opwinding of het ontsnappen van de realiteit. In overeenstemming met de verwachtingen werden humor, escapisme, de nostalgische waarde en herkenning ervan met name genoemd als reden om nog naar kinderprogramma's te kijken. Opvallend was dat het in sommige gevallen zelfs ook educatieve waarde kan hebben. De uitkomsten van het onderzoek bieden nieuwe inzichten in het kijkgedrag van jongvolwassenen. Ook bieden deze mogelijkheden tot aanvulling van theorievorming hierover. De resultaten van dit onderzoek kunnen bovendien interessant zijn voor reclamemakers. Zij kunnen hun doelgroepen in sommige gevallen aanpassen of verbreden en inspelen op de behoeften van jongvolwassenen wat betreft het kijken naar kinderprogramma's. 2 Trend of Gewoonte: Motieven van Jongvolwassenen om naar Kinderprogramma's te Kijken Een aantal jaar geleden dook er een bijzondere rage op onder volwassen mannen: sommigen van hen kijken graag naar My Little Pony op tv (Farrier, 2011). De fans van dit kinderprogramma worden 'Bronies' genoemd, wat een samentrekking is van het populaire woord 'bro' (afkorting van brother) en 'ponies'. Eerder bleek het onder jongere leeftijdsgroepen ook al 'in' te zijn om naar kinderprogramma's te kijken. Zo was het volgens Brunton (1997, in: Valkenburg & Cantor, 2000, p.4) een rage onder adolescenten om naar peuterprogramma's als de Teletubbies te kijken. Zelfs sommige volwassenen deden dat. Deze fenomenen druisen volledig in tegen de inhoud van de gematigde discrepantietheorie, die de voorkeur voor bepaalde mediaproducten onder kinderen verklaart. Deze stelt namelijk dat kinderen een voorkeur hebben voor televisieprogramma's die qua moeilijkheidsniveau enigszins afwijken van wat zij binnen hun conceptuele ontwikkelingskader kunnen inpassen (Valkenburg, 2008). Dit maakt dat kinderen graag naar programma's kijken die voor hen iets moeilijker te begrijpen of te volgen zijn, bijvoorbeeld wanneer deze gericht zijn op een iets oudere doelgroep. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de motieven die jongvolwassenen hebben om naar programma's te kijken die aanvankelijk gericht zijn op jongere mensen dan zijzelf. Als een dergelijke trend om als jongvolwassene met interesse naar kinderprogramma's te kijken bestaat, lijkt in hun geval het tegenovergestelde van wat de discrepantietheorie stelt, waar te zijn: jongvolwassenen kiezen dan juist voor het kijken naar programma's die ver onder hun ontwikkelingsniveau liggen. Als voor jongvolwassenen de gematigde discrepantietheorie niet opgaat, wat geldt dan wel als grondslag voor hun kijkgedrag wat betreft kinderprogramma's? Welke factoren voor jongvolwassenen een rol spelen bij hun keuze voor het kijken hiernaar, is in deze scriptie het 3 onderwerp van onderzoek. De onderzoeksvraag luidt dan ook als volgt: Welke motieven hebben jongvolwassenen (van 18 tot en met 25 jaar) om naar kinderprogramma's te kijken? Dit explorerende onderzoek biedt zodoende een uitbreiding en mogelijk een aanpassing van theorievorming met betrekking tot (trends onder) televisiekijkgedrag van jongvolwassenen. De uses and gratifications benadering (Katz, Blumler, Gurevitch, 1973) sluit aan op dit onderzoek en vormt de theoretische basis ervan. Volgens deze theorie gaat een individu zelf actief en doelgericht op zoek naar bevrediging en kiest daarvoor het meest geschikte medium met bijbehorende content uit. Deze keuze van het geschikte medium wordt gemaakt nadat de verschillende media de concurrentie met elkaar zijn aangegaan. Het medium en de content dat het best aan de gratificatie(s) voldoet, wordt uitgekozen. De uses and gratifications benadering is al vaker gebruikt om mediaconsumptie te verklaren, bijvoorbeeld van (reality)televisie (Papacharissi & Mendelson, 2007), maar ook in het geval van Facebook en het sturen van chatberichten (Quan-Haase & Young, 2010). Aan de hand van groepsgesprekken wordt licht geschenen op het kijkgedrag van jongvolwassenen. Middels focusgroepen wordt onderzocht naar welke kinderprogramma's jongvolwassenen zoal kijken en bovenal welke motivaties zij daarvoor hebben. Kijken ze naar programma's die ze nog van vroeger kennen, of ook naar nieuwe programma's van de huidige programmering? Zodra namelijk duidelijk wordt waarnaar zij kijken op televisie, kan ook gevraagd worden waarom zij dit doen. Deze focusgroepen zijn hiervoor opgedeeld in verschillende delen. Eerst maken de deelnemers in een open brainstorm associaties met programma's waar de jongvolwassenen vroeger naar keken en waar zij nu naar kijken, met behulp van post-its. Vervolgens worden kinderprogramma's die momenteel worden uitgezonden besproken, aan de hand van een lijst met programma's waarop de deelnemers aankruisen naar welke kinderprogramma's zij nu nog kijken. In het derde deel worden 4 fragmenten van kinderprogramma's getoond, welke eveneens gedachten en meningen boven water kunnen brengen. Zo wordt op verschillende manieren gevraagd naar de motieven die jongvolwassenen hebben voor het kijken naar programma's die aanvankelijk gericht zijn op kinderen. Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar de motieven die jongvolwassenen hebben om naar kinderprogramma's te kijken. Vanwege de schaarste aan onderzoek op dit gebied is het wetenschappelijk relevant om na te gaan hoe dit verschijnsel verklaard kan worden. De resultaten van dit onderzoek kunnen bovendien interessant en praktisch relevant zijn voor reclamemakers. Zij kunnen hun doelgroepen in sommige gevallen aanpassen of verbreden. Als blijkt dat bepaalde kinderprogramma's in de smaak vallen bij jongvolwassenen, kunnen reclamemakers daarop inspelen en hun productpromotie afstemmen op deze doelgroep. De nostalgie die het kijken naar kinderprogramma's van vroeger met zich meebrengt, wordt door Pickering en Keightley (2006) namelijk als een prominente factor gezien in de media. Nostalgie laat zich daarbinnen bij uitstek lenen voor commerciële exploitatie. Het feit dat een programma vroeger een hit was, kan dan worden aangegrepen om daar nogmaals van te profiteren als mediamaker. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer televisieprogramma's van vroeger zich herhalen of een remake wordt uitgezonden die herkenbaar is van vroeger. Theoretisch Kader Voordat kan worden gekeken naar de motieven die jongvolwassenen hebben voor het kijken naar kinderprogramma's, is het belangrijk om te weten hoe deze doelgroep kan worden omschreven. In onderstaande alinea wordt dit gedaan, waarna aan bod komt welke mediabehoeften deze jongeren hebben. Ten derde wordt beschreven welke motieven er bestaan om naar televisie te kijken en welke naar verwachting van toepassing zijn op jongvolwassenen en hun kijkgedrag. 5 Jongvolwassenen Voor jongeren lijkt de ontwikkeling naar volwassen worden een lange weg. Vaak gaan zij uit huis rond hun achttiende levensjaar om elders te gaan studeren of aan het werk te gaan (Arnett, 2011; Van Huis & Wobma, 2010). Tegenwoordig is het zo dat de meesten van deze jongvolwassenen niet trouwen of kinderen of een vaste baan krijgen voor ze achterin de twintig zijn. In plaats hiervan ontdekken zij de mogelijkheden die ze hebben op het gebied van werk en liefde. Langzamerhand groeien zij om uiteindelijk keuzes te maken die van belang zijn voor op de langere termijn. Arnett noemt deze 'in-betweens' in de leeftijd van ongeveer 18 tot en met 29 jaar oud 'emerging adults'. Deze jongvolwassenen hebben de vrijheid om hun verschillende mogelijkheden te ontdekken en doorgaan een periode van hoge verwachtingen en grote dromen. Aan de andere kant voelen zij zich soms ook angstig, omdat hun leven en toekomst nog onzeker is en een jongere vaak nog geen idee heeft waar hun verkenningstocht toe zal leiden. Emerging adults worstelen met zowel een groot aantal mogelijkheden als met verwarring: nieuwe vrijheid, maar soms ook nieuwe angsten, twijfels en onzekerheden (Arnett, 2011). Deze ontwikkelingsperiode wordt dan ook geassocieerd met het geleidelijk groeien naar volwassenheid en de verantwoordelijkheden die hierbij komen kijken. In deze periode tussen de adolescentie en volwassenheid in, zijn jongeren gericht op zichzelf terwijl zij vorderen in het vinden van hun identiteit en wensen