Glauconiethoudende Afzettingen in De Peelregio
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
NATUUIJHISTORISCH MAANDBLAD MAART 2000 lAARGANG 89 43 GLAUCONIETHOUDENDE AFZETTINGEN IN DE PEELREGIO EEN IJZERSTERKE BASIS VOOR BEHOUD EN ONTWIKKELING VAN VOEDSELARME, NATTE MILIEUS! P.j.j. van den Munckhof, jan van Scorelstraat 27. 4907 Pj Oosterhout Normaliter is grondwater, dat een lange weg in de ondergrond heeft horsten weergegeven; van west naar oost het Kempisch Hoog, de Peelhorst en de Horst afgelegd, rijk aan mineralen. Dergelijl< grondwater wordt vaal< geken• van Krefeld. Daartussen liggen de Roerdal• merkt door hoge calcium- èn ijzergehalten (EvERTS & DE Vries, 1991; en de Venloslenk. Meeuwissen, 1985). In de Peelstreek is ook grondwater, dat slechts IJZERRIJK GRONDWATER OP DE een relatief korte ondergrondse weg heeft afgelegd, van nature vaak PEELHORST al rijk aan ijzer, terwijl het calciumgehalte er doorgaans laag is. Hier De voor zover bekend oudste metingen van gaan calcium- en ijzerrijkdom van het grondwater dus in de regel niet ijzergehalten van grondwater in de Peelregio stammen uit het Noordelijk Peelgebied. In de gelijk op (VAN der Aa et al., 1988). In dit artikel worden mogelijke jaren twintig werden daar gehalten van I O, I verklaringen gegeven voor dit fenomeen. Tevens zal aan de hand van respectievelijk 15,4 mg/I gemeten voor Oef• feit en Nuland (VAN BAREN, 1927). met name historische gegevens duidelijk worden gemaakt, dat we In een krantenartikel uit 1939 wordt al ge• hier met een eeuwenoud en in de Peelstreek wijd verbreid verschijn• schreven over het 'zure, ijzerhoudende wa• ter' op de gemiddeld 20 meter boven nor• sel te maken hebben. maal Maaspeil gelegen Peel-hoogvlakte (ANON., 1939). In 1965 werd onderzoek ge• daan naar het ijzergehalte van het grondwa• IJZERRIJK GRONDWATER OP breuken aanwezig in de ondergrond. Figuur ter in de Peelstreek. Op de Peelhorst bleek HORSTEN I geeft een beeld van de belangrijkste breu• dit over het algemeen hoog te zijn, in de ken. Roerdal- en Venloslenk daarentegen middel• hoog of zelfs laag (VAN REES VELLINGA, 1965). HORSTEN EN SLENKEN Van de stroken grond tussen de breuken in zijn er een aantal t.o.v. hun omgeving geste• De hoogste ijzerconcentratie (43,6 mg/I) In Zuidoost-Nederland en aangrenzende gen (de 'horsten') en andere zijn juist relatief werd gemeten ten oosten van de Maas, ten zuidoosten van Arcen. Belgische en Duitse gebieden zijn tal van gedaald (de 'slenken'). In figuur I zijn drie Figuur 2, die is gebaseerd op de 'Grondwa- terkaartvan Nederland' (schaal 1:50.000), toont duidelijk, dat het grondwater op de Peelhorst doorgaans veel ijzerrijker is dan in de aangrenzende slenken; op veel plaatsen bevat het tussen IO en 15 mg/I ijzer en regel• matig zelfs nog méér dan 15 mg/I. VERKLARINGEN Hoge ijzergehalten bleken vooral daar voor te komen, waar afzettingen behorende tot het mariene Mioceen relatief hoog gelegen zijn. Deze afzettingen zijn tussen ongeveer 23 en 5 miljoen jaar geleden ontstaan (VAN FIGUUR I De belangrijkste horsten en slenken in Zuid-Nederland, naar. CELUK et al. (1994). 44 MAART 2000 JAARGANG NATUURHISTORISCH MAANDBLAD FIGUUR 2 ROOIJEN, 1989). Waarschijnlijk Is het ijzer in Gearceerd: ijzergehalte het grondwater op de Peelhorst grotendeels van het grondwater, afkomstig uit glauconiet, dat zeer rijkelijk gebaseerd op (delen van) voorkomt in marien Mioceen. Dit bevat veel de kaartbladen 45 Oost, 46 West en Oost. 51 ijzer (variërend van ongeveer 6 tot 19% Oost, 52 West en Oost, Fe203 en 4 tot 5% FeO). Op de Peelhorst 57 Oost en 58 West en Oost van de 'Grondwater- ligt het Mioceen plaatselijk minder dan 10 kaart van Nederland' meter beneden het maaiveld. In de Roer• schaal I : 50.000 dalslenk ligt het op 300 tot 400 meter diepte (HOMAN, / 974; LEKAHENA, en in de Venloslenk 40 a 70 meter diep (VAN 1972. 1978: LEKAHENA & NELISSE, /974; NEUSSE, REESVELLINGA, 1965). 1974). Zwart: Ook volgens LEKAHENA (1972) is het marien ijzeroervoorkomens, gebaseerd op dezelfde Mioceen, dat veel glauconiet met hoge per• bladen van de centages ijzer bevat, de belangrijkste oorzaak 'Geologische Kaart van van ijzerrijk grondwater op de Peelhorst, Nederland' schaal I : 50.000. uitgegeven in de maar daarnaast Is er volgens deze auteur nog dertiger jaren. een andere oorzaak, namelijk de aanwezig• heid van (de restanten van) de Peelvenen. De hoogste ijzergehalten worden namelijk aan• getroffen waar water door veen of sterk hu- meuze bodems is geïnfiltreerd; 'Door de (ge• deeltelijke) mineralisatie van veen is veel CO^ (levering van H*-ionen benodigd voor het verloop van de ijzerreductie) en oplosbaar organisch materiaal (vorming van ijzercom• plexen) aanwezig, hetgeen de oplosbaarheid van ijzer aanzienlijk doet toenemen.' DECKERS (1927) legt een linktussen hetvoor- komen van ijzeroer en de aanwezigheid van Beesel 5 en Belfeld 5 (vAN RIEL, 1949). Van 1918). Ook bijvoorbeeld de Swalm heeft zich zuur veenwater; 'Zeer waarschijnlijk zijn laatstgenoemde reeks plaatsen is ook be• ingesneden tot in de Miocene afzettingen door de eenigszins zure gesteldheid van het kend, hoe diep de bovenkant van het Mio• (ANON., z.j.). Aawater meer ijzerverbindingen opgelost, ceen zich onder het maaiveld bevindt: in De Peelhorst is eigenlijk opgebouwd uit twee dan bijv. door het Dommelwater, dat geen Griendtsveen 17 meter, Liessel 16, America afzonderlijke horsten, met daartussen de veenwater bevat. Bij de overstroomingen is 23, Sevenum 27, Helenaveen 20, Maris 20, 'Slenk van Griendtsveen' (VAN DEN TOORN, dit ijzer op de oevers afgezet en zoo zijn lang• Beringe 19, Helden 19, Maasbree 20, Kessel 1967), die alle driegeleidelijk in noordnoord- zamerhand op verschillende plaatsen langs de 15, Afwateringskanaal 18, Beesel 21 en Bel• westelijke richting dalen. De beide afzonder• Aa lagen moerasijzererts ontstaan.' feld 18. lijke horsten zullen we hier verder respectie• Nog verder naar het zuidzuidoosten bevindt velijk de 'Westelijke Peelhorst' en de 'Oos• telijke Peelhorst' noemen. Zoals uit figuur 3 VARIATIE BINNEN DE PEELHORST de bovenkant van Miocene afzettingen zich aanmerkelijk hoger, ter hoogte van het in het blijkt, zit het mariene Mioceen in de Slenk van Bij Oploo bevindt de bovenkant van het Mio• hoogterras ingesneden deel van het Swalm- Griendtsveen veel dieper dan op de beide ceen zich op een hoogte van 6 meter + dal tot zo'n 50 meter boven N.A.P. (ANON., Peelhorsten. Met name op de Oostelijke N.A.P., bij MUI op 17 meter. Bij Oploo zijn de z.j.) en op de 'Meinweg' bijvoorbeeld zelfs tot Peelhorst ligt de bovenkant over grote uit• glauconietzanden slechts door 6 meter jon• op méér dan 60 meter (BANNINK & PAPE, gestrektheden boven N.A.P. Reeds VAN BA• gere afzettingen bedekt en bij Mill door 3 1968; HERMANS, 1992). Zoals uit figuur 2 REN (1920) legde een link tussen het voorko• meter. Ten noorden van Mill dagzomen ze blijkt, snijdt het Maasdal dwars door de Peel• men van glauconiethoudende, Miocene zelfs bijna 'aan den grintweg naar het dorp horst heen. Daarbij komen de Miocene afzet• groenzanden en de aanwezigheid van kleine• Zeeland','alwaar onder een dun dek van dilu• tingen ter hoogte van de horst in de rivier• re horsten op de Peelhorst; 'Zoowel van Mill viaal grint, donkergeel glaukonietzand wordt bedding aan de oppervlakte (VAN WINDEN & tot Oploo, als van America tot Kessel ligt het aangetroffen. Aan het grensvlak van dit Mio• OVERMARS, 1998). In de linker wand van het marine Mioceen [..] in smalle strooken zeer ceen {= Boven-Mioceen) is het grint door ij- Maasdal dagzomen dergelijke afzettingen dicht aan het oppervlak, zuidelijk van Gemert zeroxyd aaneengekit' (VAN BAREN, 1920). plaatselijk in de Peelhorst. Zo werd in 1918 - Mill - Boxmeer door Kwartair, noordelijk Ter hoogte van Venray liggen de Miocene al een bronnenlaag beschreven, die bij Neer daarvan door Midden-Plioceen bedekt. Tus- glauconietzanden op ongeveer 8 meter + 'in de onderhelft van den steilkant (Mus- schen beide strooken in en westelijk en oos• N.A.P. (ANON., z.j.), bij Griendtsveen op 15, schenberg)' aanwezig was op 'een dikke, telijk daarvan ligt het dieper, een gevolg van Liessel 14, America 6, Sevenum 6, He- taaie, glibberige, donkergroene laag van ter• den bouw van den ondergrond; horsten met lenaveen 13, Maris 15, Beringe 16, Helden 12, tiair groenzand (marien-boven-mioceen) hooger liggend, slenken met dieper liggend Maasbree 10, Kessel 9, Afwateringskanaal 13, welke blijkbaar waterkeerend is' (HEIMANS, Mioceen.' NATUURHISTORISCH MAANDBLAD MAART 2000 lAARCANG 89 45 IJZERRIJKE AFZETTINGEN OP DE HORST (STUURMAN & PAKES, 1991). Bekend zijn o.a. Stuwing van grondwater tegen een breukzo• VAN KREFELD de 'Getuigenheuvels'; langgerekte, zuidwest• ne kan ook optreden, wanneer grondwater op noordoost gerichte heuvelruggen. Het glau• de horst doorgoed doorlatend grind stroomt Niet alleen op de Peelhorst komt ijzerrijk coniet in deze heuvels is veelal verweerd tot en vervolgens in de slenk door (veel) slechter water voor dankzij de aanwezigheid van ijzerroest (limoniet), dat het zand tot een doorlatend fijn zand moet stromen. Dankzij 'groenzanden'. Dat is ook bij andere horsten harde bruine ijzerzandsteen verkit heeft wijstverschijnselen is er bij breuken vaak spra• het geval, bijvoorbeeld in het Duits-Neder• (BERTEN, 1990). Afzettingen, die tot de For• ke van een 'grondwaterval', waarbij het grond• landse Maas-Swalm-Nette-gebied, waarover matie van Diest en tot de eveneens mariene waterniveau na het passeren van de breuken in 1994 werd opgemerkt; 'Er is een tendens Formatie van Rupel behoren, bevatten rela• fors daalt. Kenmerkend voor wijstgebieden is dat het water op de horsten meer ijzer bevat tief hoge gehalten aan ijzerdisulfide (pyriet). dan ook vaak het feit, dat aan de horstzijde van dan dat van de slenken. Dit zou veroorzaakt Het grondwater onder het Kempisch Plateau een breuk natte (wijst-)gronden voorkomen kunnen worden door de Groenzanden, die is vaak zeer ijzerrijk, waarschijnlijk als gevolg en lager in het terrein, aan de slenkzijde van de breuk, een strook met drogere gronden. op de horsten direct onder de dunne aquifer van het hoge glauconietgehalte van de geolo• Aangezien het grondwater op de horsten vaak liggen en rijk zijn aan glauconiet' (VAN DE gische formaties in de ondergrond (STUUR• ijzerrijk is, zijn wijstgronden vaak erg roestig.