Boor En Spade S
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
BOOR EN SPADE VII VERSPREIDE BIJDRAGEN TOT DE KENNIS VAN DE BODEM VAN NEDERLAND AUGER AND SPADE Vil S STICHTING VOOR BODEMKARTERING, WAGENINGEN DIRECTEUR: PROF. DR C. H. EDELMAN Soil Survey Institute, Wageningeii, Holland Director: Prof. Dr C. H. Edelman 1954 H. VEENMAN & ZONEN - WAGENINGEN INHOUD Inleiding Blz. 1. BENNEMA, J., Bodem- en Zeespiegelbewegingen in het Nederlandse kustgebied 1 2. PONS, L. J., Het Fluviatiele Laagterras van Rijn en Maas .... 97 3. VEENENBOS, J. S., Het landschap van zuidoostelijk Friesland en zijn ontstaan 111 4. SONNEVELD, F., Enkele aantekeningen betreffende de opbouw van de bodem in het Land van Heusden en Altena 137 5. BURGK, P. DU en P. J. ENTE, De bodemgesteldheid in het tuinbouw gebied van oostelijk West-Friesland 150 6. EDELMAN, C. H., De betekenis van de pedologie voor de landbouw productie 159 7. SMET, L. A. H. DE, Enkele opmerkingen over kalkarme zeeklei afzettingen 169 8. BURINGH, P. en L. J. PONS, Beschrijving van een tweetal karakteris tieke bodemprofielen 174 9. TANIS, K., Nieuwe handleiding voor het conserveren van bodem profielen 178 10. SONNEVELD, F., Het slootkanteffect in het klei-op-veengebied in Zuid-Holland 181 11. BUTIJN, J., De betekenis voor fruit van sliblagen in de ondergrond van plaatgronden 189 12. EDELMAN, C. H., Over de plaatsnamen met het bestanddeel „woud" en hun betrekking tot de bodemgesteldheid 197 13. WIERINGA, J., Enige aantekeningen over de bodemgesteldheid van prae-historische landbouwgronden in Drente 217 14. PONS, L. J., De verkaveling van Balgoy 224 15. VEENENBOS, J. S., Aanvulling en erratum op Boor en Spade VI, 1953 231 16. PAPE, J. C., De karteringsgebieden van de Stichting voor Bodem- kar tering 233 Lijst van in de periode Januari 1953 t/m Juni 1954 in tijdschriften gepubliceerde artikelen, welke hier niet herdrukt zijn 247 AANHANGSEL. De Stichting voor Bodemkartering 249 Lijst van publicaties van de Stichting voor Bodemkartering . 254 v CONTENTS The numbers of the pages refer to the English summaries Preface Page 1. BENNEMA, J., Holocene movements of land and sealevel in the coastal area of the Netherlands 78 2. PONS, L. J., The Fluviatile Lower Terrace of Rhine and Meuse . 109 3. VEENENBOS, J. S., The landscape in the South-East of Friesland and its formation 134 4. SONNEVELD, F., Some notes on the soil conditions in the „Land van Heusden en Altena" 148 5. BURCK, P. DU en P. J. ENTE, Soil conditions in the horticultural area of eastern West-Friesland 157 6. EDELMAN, C. H., The significance of pedology to agricultural pro duction 167 7. SMET, L. A. H. DE, Some notes on the low lime content of some marine sediments 172 8. BURINGH, P. en L. J. PONS, Description of two characteristic soil profiles — 9. TANIS, K., A new guide to the conservation of soil profiles .... 180 10. SONNEVELD, F., The ditch bank effect in the district of South Hol land where the soil consists of clay underlain by peat 187 11. BUTIJN, J., The significance for fruit growing of siltlayers in the sub soil of ,,plaat"soils 195 12. EDELMAN, C. H., Place names with the component „woud" (wood) and their relation with the conditions of the soil 214 13. WIERINGA, J., Some notes on the soil conditions of pre-historic agri cultural land in Drenthe 222 14. PONS, L. J., Division of the land at Balgoy 229 15. VEENENBOS, J. S., Addition and erratum to Auger and Spade VI, 1953 — 16. PAPE, J. C., The survey areas of the Soil Survey Institute .... — VII TER INLEIDING De opzet van Boor en Spade is van den beginne af geweest, verspreide bij dragen te leveren tot de kennis van de bodem van Nederland. Ook in Boor en Spade VII is hieraan in wezen de hand gehouden. Naast beschrijvingen van de bodemgesteldheid in bepaalde gebieden van Nederland, zijn artikelen opgenomen met een algemeen bodemkundige strekking en bijdragen die betrekking hebben op de directe toepassing van de bodemkunde in de prac- tijk van de Landbouw. Ook ditmaal demonstreren enige korte studies de samenhang tussen de bodemkunde en enige aanverwante gebieden van wetenschap. De Redacties welke ons toestonden reeds eerder gepubliceerde artikelen op te nemen en ons hiertoe de bijbehorende cliché's ter beschikking stelden, zijn wij zeer erkentelijk. Het gunstige oordeel waarmede de voorafgaande delen van Boor en Spade werden ontvangen, is voor de Stichting voor Bodemkartering aanleiding, voort te gaan, door middel van deze korte mededelingen, bekendheid te geven aan de nieuwste resultaten van het veldbodemkundig onderzoek in Nederland. IX 1. BODEM- EN ZEESPIEGELBEWEGINGEN IN HET NEDERLANDSE KUSTGEBIED Holocene movements of land and sea-level in the coastal area of the Netherlands doorßy Dr Ir J. Bennema INHOUD Biz. I. INLEIDING 1 1. Algemeen 1 2. Literatuur over de seculaire relatieve bodemdaling 3 3. Literatuur over de absolute bodemdaling 7 4. Onderzoekingen van de recente bodemdaling met behulp van diverse metingen 9 5. Literatuur over de inklinking 11 II. DE ABSOLUTE BODEMDALING IN WEST-NEDERLAND 12 III. DE RELATIEVE ZEESPIEGELSTIJGING IN HET NEDERLANDSE KUSTGEBIED 14 1. De relatieve zeespiegelstijging gedurende de post-glaciale tijd tot aan de sedi mentatie van de oude zeeklei 14 2. De relatieve zeespiegelstijging en de transgressiephasen tijdens de sedimentatie van de oude zeeklei 18 3. De transgressiephasen en de relatieve zeespiegelstijging in de tijd na de sedimen tatie van de oude zeeklei tot kort voor Christus' geboorte 32 4. De relatieve zeespiegelstijging omstreeks en kort na het begin van onze jaar telling 41 5. De trans- en regressieverschijnselen na de Romeinse tijd 51 IV. BESPREKING VAN DE CURVEN VAN DE ZEESPIEGELSTIJGING 55 V. DE PERIODICITEIT IN HET OPTREDEN VAN DE TRANSGRESSIEPHASEN 63 1. De periodiciteit als verschijnsel 63 2. De samenhang tussen de transgressiephasen in het Nederlandse kustgebied en andere door het klimaat bepaalde verschijnselen in Europa 64 3. De klimaatverandering van de laatste eeuw 73 VI. CONCLUSIES 76 SUMMARY 78 LITERATUUR 88 NASCHRIFT 94 LITERATUUR . 96 I. INLEIDING 1. ALGEMEEN West- en Noord-Nederland bestaan voor een groot gedeelte uit een kustvlak te, die door jong-holocene sedimenten en sedentaten is opgevuld. De genese van dit deel van Nederland heeft reeds lang de aandacht van de geologen ge trokken, maar vooral de laatste tien jaar zijn er belangrijke vorderingen ge maakt bij het ontwarren van de zo ingewikkelde historie van dit kustgebied. Het feit, dat vele landbouwkundige problemen nauw verweven zijn met de geologische vormingswijze van West- en Noord-Nederland was bij dit onder zoek een belangrijke stimulans. Bij de bestudering van de genese, waaraan naast de palynologen en geografen vooral ook verschillende medewerkers van de Stichting voor Bodemkartering het hunne hebben bijgedragen, bleek, dat de stijging van het zeeniveau ten opzichte van het land een zeer belang rijke, zo niet de belangrijkste factor is geweest bij de opbouw van ons kust 1 gebied. Het verloop van de zeespiegelbeweging is het hoofdthema, waaraan dit geschrift is gewijd. Hoewel oorspronkelijk deze studie werd opgezet om het ontstaan van West-Nederland beter te begrijpen, rijpte na de stormramp van 1953 het in zicht, dat de verkregen resultaten ook voor een beter begrip van de huidige situatie van belang zijn. Speciaal in de nabeschouwing zal hierop nader worden ingegaan. Bij het bestuderen van de niveauverandering worden onderscheiden: de geologische bodembeweging, de zeespiegelbeweging en de inklinking. De resultante van beide eerstgenoemde verschijnselen is de relatieve bodem- of zeespiegelbeweging. Wanneer men deze relatieve niveauverandering wil vaststellen met behulp van de huidige hoogteligging van oudere sedimenten of sedentaten of door middel van nauwkeurigheidswaterpassingen en peilschaal waarnemingen, moet dus rekening worden gehouden met de inklinking. Behalve na te gaan of de zeespiegel ten opzichte van het land stijgt of daalt, kan men ook vaststellen, in welke tijden de zee meer invloed in het kustgebied krijgt en in welke minder. Bij een vermeerdering van de invloed van de zee in een kustgebied, spreekt men van transgressie, bij een verminde ring van de invloed van de zee, van regressie. Bij een transgressie wint de zee dus grote terreinen op het land, bij een regressie geeft de zee grote terreinen prijs. Door ons werden behalve deze geologische trans- en regressies ook ver schijnselen bestudeerd, die wijzen op trans- en regressies van veel kleinere omvang. In het algemeen zullen we hierbij over trans- en regressiephasen spreken. Trans- en regressiephasen zullen identiek kunnen zijn met zeespiegel stijgingen en zeespiegeldalingen; nodig is dit echter niet, daar ook andere fac toren, zoals b.v. de beschikbare hoeveelheid sediment, een rol kunnen spelen. Wil men aan de hand van de sedimenten of sedentaten in West- of Noord- Nederland iets zeggen over de stand van de zeespiegel, dan moet men hierbij van een aantal praemissen uitgaan. Deze praemissen worden in de hierop volgende tekst genoemd, maar één ervan willen wij nu reeds vermelden. Er is van uitgegaan, dat de eb- en vloedverschillen voor de kust, zoals die thans optreden, maatgevend zijn voor de eb- en vloedverschillen, zoals die vroeger voor de kust waren. Deze praemisse wordt hier speciaal genoemd, omdat hij het meest kwetsbare punt vormt in ons betoog. Wel kan worden gezegd, dat er verschillende aanwijzingen zijn, dat althans het algemene beeld van hoge vloeden in het zuidelijk deel van de Noordzee, die naar het noorden toe lang zamerhand minder hoog worden, reeds vrij lang bestaat. Daar wij ons in dit artikel tot doel hebben gesteld de zeespiegelbeweging te zien als functie van de tijd, zijn wij genoodzaakt de betrekkelijke dateringen, zoals de palynologie en de archaeologie die geven, om te zetten in jaartallen. De archaeologen kunnen meestal wel naast de archaeologische periode van een betrokken vindplaats ook een jaartal noemen. In de palynologie is dit niet altijd mogelijk; wel hebben verschillende auteurs pogingen gedaan het palynologisch indelmgssysteem zo goed mogelijk te dateren.