Wetenschappelijk bijblad .

STERREKUNDE.

Variatien in — de middellijn der zon. Op grond van een aanmerkelijk getal van bepalingen van de middellijn der zon door P. ROSA aan het obser- vatorium te Rome, komt P. SECCHI tot het besluit, dat de middellijn niet

dezelfde is. 32’ 1” 5” 4” 5”, standvastig Zij wisselt tusschen en 32’ Dit verschil 3’ dat het fouten der van is grooter, dan aan waarneming kan wor- den toegeschreven. Ook vond CACCIATORE te Palermo op denzelfden tijd een

de te Rome minimum van zonsmiddellijn, waarop het werd waargenomen.

Uit met de vlamuitsteeksels eene vergelijking waargenomen en vlekken, bleek

dat in het laatste het de algemeen op de dagen, wanneer deze grootst zijn,

het is. 9 zonsmiddellijn kleinst ( Compt. rendus Sept. 1872, p. 606).

HG.

NATUURKUNDE.

Warmtegeleidend vermogen der lucht. — Stefan heeft in de Sitzmgs- berichte der Kais. Alcad. der Wiss. 2te Abth. Bd. 45—G9, de , LXV, p. uitkomsten reeks van medegedeeld eener onderzoekingen over het warmtege-

der lucht. loidend vermogen Hij heeft daartoe een toestel gebruikt waaraan hij don naam van “diathermometer” heeft gegeven. Voor de nadere beschrij-

ving van dit werktuig, alsmede de wijze van zijn gebruik tot het beoogde

het de doel naar oorspronkelijke verwijzende, bepalen wij ons tot vermelding

met der algemoene uitkomst, van de veel zorg genomen proeven. Stefan

seconden als eenheden vond dat, centimeters , en grammen aangenomen zijnde, het warmtegeleidend vermogen dor lucht wordt uitgedrukt door het getal

Het 20.000 het 0.0000558. is ongeveer maal kleiner dan warmtegeleidend

kleiner dan dat vermogen van koper en 3400 maal van ijzer.

1 2 WETENSCHAPPELIJK RIJBI.AD.

Boze uitkomst is vooral merkwaardig omdat maxwell, op grond van de

theorie der berekend dat de lucht de dynamische gassen van claudids, had, warmte 3500 maal slechter dan ijzer moest geleiden. Legt men zijne formule ten grondslag, dan vindt men voor het geleidingsvermogen der lucht 0.000054,

hetwelk door een cijfer, hetwelk zoo weinig verschilt van datgene de proef

als gevonden is, dat men deze eenc inderdaad schitterende bevestiging van de dynamische gastheorie kan beschouwen. hg.

Warmteverdeeling in het spectrum. — Sedert de proeven van herschel

warmte in het toeneemt heeft men algemeen aangenomen, dat de spectrum

der breekbare zelfs naar de zijde minst stralen en het grootst is iets buiten de stralen die het dat het zichtbare van zijde. Draper kwam op denkbeeld,

wel verschil der waargenomen temperatuur ook nog eene andere oorzaak kon hebben, namelijk deze: dat ten gevolge der breking het spectrum der meest breekbare stralen in gelijke ruimte uit een geringer getal lichtstralen bestaat dan dat der minst breekbare stralen. De stralen in het violet zijn sterker uiteengeweken dan die in hot rood, en dit zoude de oorzaak kunnen zijn, waarom do laatste sterker verwarmen dan de eerste.

Ter reeks in hot toetsing van dit denkbeeld heeft hij eene van proeven werk gesteld, in welker uiteenzetting wij hier niet kunnen treden, maar die in de hoofdzaak hierop nederkwamen, dat hij het spectrum als het ware in

de de twee helften verdoolde, waarvan eene meer breekbare, do andere de minder breekbare stralen bevatte, on nu beide helften in twee brandpunten

warmte vereenigde, waarvan de langs den thormo-elektrischen weg gemeten werd.

Do uitkomst nu was: dat inderdaad de warmte in beide helften gelijk is.

Hiermede vervalt derhalve de oude voorstelling, als zoude het lichtspectrum en het warmtespectrura van elkander verschillen. Licht wordt warmte, wan- neer do cthergolven eeno hot licht uitdovende stof ontmoeten. Elke thermo- meter is tevens een wanneer de hol met een volkomen photometer , donkere, het licht niet terugkaatsende stof is overdekt. (Americ. Journ. of Science

a. Arts 1872 hg. , p. 161). \

Bliksera-aüeiders. — Naar aanleiding van eenigo proeven omtrent de inrichting

van bliksera-afloiders door zenger heeft ruiimkorff een soort van helm ver-

die hot hoofd van een werklieden werd enkon toen vaardigd , op zijner geplaatst, straffeloos do machine dc krachtige vonken van van holtz of van gewone

elektriseermachine daarop ontladen. Doch toon hij dezelfde proef wilde hemen

l met een zeer sterken inductie-toestel, was de uitkomst niet dezelfde, — ‘car ,” VVETENSCIIAI'I’EUJK lUJBLAD. 3

la Het zegt hij, “faurais pu foudroyer en un instant.'' is dus personne ,

vervolgt hij, dikwijls geschied dat do hliksom-afieidors onmachtig bleken te zijn

de om gebouwen te beschutten, on men daarom veronderstelde dat dit aan

hunne slechte constructie lag, terwijl het zijn kan, dat de bliksem twee ver-

elektriciteiten schillende bevatte, in welk geval de afleider, zoo als hij thans

24 Oct. is, onmachtig zou zijn. {Les Mondes, 1872, pag. 304).

D. L.

Geluid- en lichtproeven. Onder den titel: Optisch-akustische Versuche,

neventitcl; die und en den spectrale stroboskopische Untersuchuny tönender

te Körper, heeft prof. e. mach, Praag (aldaar, cai.vesche Buchhandlung)

dezer dagen een werkje uitgegeven, dat eene reeks van grootere en kleinere

opstellen bevat, waarvan de meesten het onderzoek van geluidstrillingen be-

treffen ; terwijl andere ook bijzondere gevallen behandelen van do leer des

niet alle wat reeds hier of lichts. Zij zijn nieuw; maar men daarvan vroeger

daar had gevonden, vindt men hier om den samenhang met het overige

Naast theoretische gaarne terug. zeer degelijke beschouwingen geeft mach

daarin telkens eene duidelijke beschrijving van zijne proefnemingsmethoden en

hoe de uitkomsten daarbij overal eene aanwijzing daarvan objectief, dat is

voor demonstratie, kunnen verkregen worden. Dit laatste vooral maakt zijn boek voor een docent hoogst lezenswaard, waarom ik de vrijheid neem de aandacht Als mijner collega’s hier daarop te vestigen. een proefje geef ik hier

in kort een paar uittreksels overzicht.

meter Een opene orgelpijp van omstreeks 1,2 lang wordt horizontaal op

midden harer een tafel gelogd. In het vrije lengte is zij door een dun dwars vlies gesloten. Dit vlies hindert, daar het daarvoor in een knoopdoorsnede

bekend het den ligt, gelijk is, voortbrengen van grondtoon volstrekt niet en belet de luohtstroomingen, die anders bij het aanblazen in de pijp ont-

staan. Twee der zijwanden daarvan zijn van glas; deze worden bij de proef

Vooraf heeft vertikaal geplaatst. men wat nu de bovenwand der pijp is be-

strooid met kiczelstof (dat men door vermenging van eeno verdunde oplos- sing van waterglas met een zeer verdund zuur verkrijgt, daarna droogt en

wand der zoo noodig nog fijn wrijft). Keert men dien eerst bij het begin proefneming naar boven, dan dalen do kiczeldceltjes in, bij sterke verlichting

duidelijk zichtbare, draden naar beneden. Blaast men, terwijl dit geschiedt, de dan ziet men elk dier zich tot mot de pijp aan, deeltjes verlengen een lengteas dor pijp evenwijdig streepje. Deze streepjes zijn aan de uiteinden der

vandaar het midden in pijp het langst en nomen tot naar lengte af. Beschouwt 4 WETENSCH APPELI.TK DIJDLAD.

ze in om met die draaienden men een een lengte evenwijdige as spiegel, dan vormen die streepjes fijne, maar duidelijk zichtbare sinusoïden.

Ook rookvlokjes van chlooratnmonium, die in de buis ontstaan door de samenbrenging van ammoniak- en chloorwaterstofgas, vertoonen hetzelfde verschijnsel, hoewel het laatst beschrevene iets minder duidelijk.

andere methode zichtbaar Een tot het maken dor luchttrillingen in een

in orgelpijp, vindt men het gebruik van een kleine holle pyramide van om-

2 4 is streeks c.M . grondvlak. Dit grondvlak met een dun vlies bespannen, en in het afgestompte einde is een glazen buis vastgemaakt, die door een caout- choucbuis kan worden. het uiteinde verlengd Brengt men vrije van deze laat- ste in het binnenste van een aangeblazen orgelpijp, dan begint het vlies

te trillen dit des dadelijk en te sterker, naarmate de buis dichter bij een knoop in de trillende luchtkolora uitmondt. Om dit en daardoor den trillings- toestand der te geheele kolom duidelijk zichtbaar maken, verbindt men een

licht — klein vierkant — en spiegeltje een verzilverd mikroskoopdekglaasje met van dun behulp een papierreepje aan den rand, met een der zijden van het vierkante het vlies is raampje, waarover gespannen, en het midden van

dit vlies de met overeenkomstige plaats van het spiegeltje, door een tusschon beide geplaatst hontsnippertje. Met een weinig lijm worden deze verschillende

doelen, waar dit elkander Het vlies noodig is, aan vastgekleefd. voert nu het spiegeltje in zijne bewegingen mede, met de beperking evenwel, welke het dat het als door een met papierreepje aanbrengt, scharnier den rand van het verbindt. raampje Een dunne lichtbundel nu, van zonlicht of kalklicht afkomstig, die, op het stilstaande spiegeltje teruggekaatst, een lichtende plek

scherm in donker vertrek op een een overigens doet ontstaan, zal die op de bekende wijze tot een lichtstreep doen uitrekken, zoodra het spiegeltje trilt.

Door eenc geschikte zijdelingsche beweging van het vlies met het spiegeltje, wordt die streep eene sinusoïde.

Men begrijpt dat wie over zonlicht lichtelijk geen en ook over geen kunst- licht van genoegzame sterkte kan beschikken, het vlies ook kan doen werken

de op eene capsule manornetrique van könig, en clan vlam daarvan vertoo- nen in cW draaienden Maar als spiegel. zoo iemand ook geen lichtgas ter

heeft? Ook dezen zijner beschikking voor heeft mach een surrogaat, dat in vele gevallen meer is dan dit. Een nauw uitgetrokken glazen buisje is ver- tikaal en het boveneind voorzien geplaatst aan van een bakje, waarin men

olie Een giet. soort van dit lampenkousjo omringt buisje, reikt van onderen

eind een in de olie en boven tot de weegs van op geringen afstand van mon-

Wanneer men dit dan vertoont ding. aansteekt, zich, mach die vlam zegt , WETENSCIIAPPEUJK EIJI3LAD, 5

even gevoelig voor elke trilling in eene luchtraassa, waarmede het ondereind

het in van glazen buisje verbinding is gebracht, als de vlam van königs capsules.

Door twee als de boven “spiegelvliesjes” beschrevene, die men zoo plaatst

dat kan de hunne trillingsvlakken loodrecht op elkander staan, men figuren

van lissajous voortbrengen, zonder tot de kostbare stemvorken zijne toe-

vlucht te behoeven te nemen.

Een door uit plat vlammetje, een nauwe spleet stroomend lichtgas voort-

vertoont alle in vlak gebracht, trillingen eene op zijn loodrechte richting

welke zeer duidelijk door zijne bewegingen, men ook door een draaienden

spiegel kan ontleden.

Een het boveneind van een der stemvork, aan armen van een micaplaatje

dat is voorzien, ondoorschijnend gemaakt op een smalle streep na, die in het

dien verlengde van arm is gelegen, is ook zeer dienstig tot het zichtbaar

maken der van of in ’t het trillingen vaste, algemeen van licht genoeg terug- kaatsende lichamen. Als die spleet juist vóór een dergelijke, vaststaande wordt

sterkte zich geplaatst, waarachter eene lichtbron van genoegzame bevindt, en

de vork in dan men trilling brengt, verkrijgt men een geregeld opvolgende reeks van lichtflikkeringen, waarvan er zooveel in eene seconde verschijnen,

als het aantal halve trillingen dier vork in denzelfden tijd bedraagt. Een daar-

door verlicht isochroon trillend lichaam schijnt stil te staan, en wanneer het

trillingsgetal van dit laatste met dat van de vork één verschilt, dan schijnt

het slechts een gang in de seconde te maken, zoodat men alle bijzonderhe-

den van zijne beweging gemakkelijk kan bestuderen.

Tot zoover mach. Alfred m. XLIV maveh geeft {Phü. magazine p. 321)

den de de wijze aan, waarop hij trillingstoestand van lucht, die een trillend

lichaam of andere geluidsbron omringt, voor een groot auditorium zichtbaar

dus de maakt on golflengte meet van den daardoor voortgebrachten toon. Hij

daartoe één van könig in plaatst capsule de nabijheid van dit lichaam onbe-

wegelijk en stelt eene andere dergelijke op verschillende afstanden daarvan.

Met behulp van caoutchoucbuizen, waarvan do lengte onveranderd blijft, plaatst

dier beid< hij de vlammetjes capsules boven elkaar voor denzelfden draaienden

Vertoonon zich de dan beide spiegel. vlammenspitsen daarin op dezelfde ver-

tikaal, dan bevinden zich in do die capsules op plaatsen geluidsgolf, een ge-

heel aantal elkander golflengten van verwijderd zijn. ln.

SCHEIKUNDE.

door f. crace-calvert Antiseptische proefnemingen zijn genomen, waar-

uit dat de door hem stoffen blijkt, onderzochte kunnen verdeeld worden in 6 WETENSCHAPPEUJK BIJBLAD.

vier klassen, te weten 1°. die, welke volkomen de ontwikkeling van prolo-

leven schimmels deze hot plasmisch en van beletten: zyn phenyl- en cressyl-

2 die wel het ontstaan niet van schimmel zuur; van vibrioncn, maar ver- hinderen: zinkchloruur, bichloruretum hydrargyri en sulphophenas zinci; 3° die het ontstaan van schimmel, maar niet van vihrionen verhinderen: kalk,

4' die de noch sulphas chinini, peper, acidum prussicum; ontwikkeling van vibrioncn, noch van schimmel beletten: zwavel- en zwaveligzuur, salpeterzuur, arsenikzuur, azijnzuur, soda, potassa en ammonia caustica, chloor-oplossing, ohloruretura sodii, potassii, alurainii, hypochloris calcis, chloras potassae,

calcis sulphas calcis, sulphas protoxydi ferri, bisnlphas , hyposulphis sodae, phos- phas sodae, phosphas calcis, permanganas potassae, sulphophenas potassae on

sodae, acidum picricum, essentia terebinthinae, houtskool. — Zuren, vooral zwavel- en azijnzuur, bevorderen de ontwikkeling van schimmel, alkaliën die

vihrionen. — Cai.vert de dat van wijst op omstandigheid, sulphas chinini en

schimmels volkomen dit in peper de ontwikkeling van beletten, en brengt ver- band met de werkzaamheid der chinine tegen tusschenpoozendekoortsen. Houts-

de kool voorkomt alleen ontwikkeling van rottende gassen krachtens hare poro- siteit, door gelijktijdig de producten der verrotting en de zuurstof der lucht, die de eerste door in zich te verdichten. Monties oxydatie vernietigt, (Les ,

— Hot in 7 Nov. 1872, pag. 419). phenylzuur en hot het zoogen. ruwe carbolzuur met phenylzuur aanwezige oressylzuur, blijken hier alweder onder de den allereersten te beklceden. Ton aanzien de oorzaak antiseptica rang van der tusschenpoozende koortsen verwijzen wij naar het Bijblad voor 1870, bladz. 2 en 22, -terwijl wij hier in 't voorbijgaan vermelden, dat reeds na de cholera- epidemie van 1849 het denkbeeld bij ons is opgekomen, of de sulphas chinini niet als prophylactioum tegen cholera van dienst zou kunnen zijn. Krachtens de o. i. tusschen cholera en febres intermittontes bestaande analogie zou de

smetstof der — eerste verondersteld dat hier aan overbrenging door protorga- nismen moet worden gedacht, — van plantaardigen en niet van dierlijken aard zijn. n. l.

DIERKUNDE.

Zwermen van Vlinders. — In de Italiaanscho bladen werd bericht, dat voor eenige weken zich in de straten van Florence zwermen van vlinders in

vertoonden. den afstand de schier ongelooflijk aantal Langs geheelen van

Long’arno tusschen de Piazza Manin en de Barriera en in alle naburige straten

deze was de doorgang bijna gestremd door insokten, die in zoo dichte wolken rondom de gaslantarens zwermden, dat zij het licht verduisterden. Op bevel YVETENSCHAPPELUK BIJBI.AD. 7

der stadsregeering, werden hier on daar vuren aangestoken, waarin de vlinders hunne vleugels verzengden, zoodat men een half uur later over een laag liep die der vlinders duim Daal- uit de lichamen samengesteld en een dik was. de vlinders wit kleur vertoonden straten als van waren, zich sommige waren

n°. zij bedekt met sneeuw. {Nature 1872, 153, p. 402.) hg.

Gedaantewisseling van visschen. — Sedert agassiz in December 1864 zijn

de opmerkingen aangaande metamorpliosen van sommige visschen mededeelde

bladz. heeft dit do (Bijblad 1805, 25), onderwerp opmerkzaamheid van eenige natuurkenners getrokken. Lereboullet heeft uit dit oogpunt de ontwikkeling van de baars na het verlaten van het ei beschreven, en thans heeft u. jolv de slotsommen kleinen van zijne waarnemingen op een chineeschen visch van het geslacht Macropodus medegedeeld. Uit liet ei gekomen, bezit het 1 '/ 2 millim. grooto jonge vischje den vorm van een dikbuikig vorschen-masker, welks een navelblaas de kop en romp op zeer groote geplaatst zijn, terwijl vrije, reeds zeer bewegelijke staart over zijn geheelen omtrek voorzien is van een doorschijnend zwemvlies. De veranderingen, die het ondergaat, bestaan in

;l nieuwe 1 vorming van deelen: mond, spijskanaal, kieuwtoestel, genito-urinair

’’ vinnen schubben 2 van stelsel, blijvende , wervelbogeu , ; verdwijning vroeger bestaande deelen: dojerblaas, staart-zwemvlies; 3° wijzigingen in den vorm des licbaams, van den vorm en den bouw van het eerst geheel celvormig

de bezitten hart, van oogen, die eerst geen pigment on onbewegelijk zijn enz.

Joi.Y besluit ton slotte, dat het geheel onlogisch zijn zou bij visschen, als

de baars en den Macropodus eene te wanneer men , metamorphose ontkennen, die aanneemt b. v. bij den sprinkhaan {Gompt. rend. Tom. LXXV, pag. 706).

D. 1,.

MINERALOGIE

Draadvorraig zilver. — Gelijk men weet, komt draadvormig metallisch

zilver hier en daar als erts voor. In de vergadering der Chemische sectie

British Association toonde van de onlangs te Brighton gehouden , Gladstone

dergelijk draadvonnig zilver, dat zich door scheikundige reactie van koper -

zilver oxydul op eene oplossing van salpeterzuur had gevormd. Alleenlijk zijn

de aldus gevormde draden mikroskopisoh fijn. Sommigen hadden slechts eene

dikte van van een zoodat een draad van die dikte van duim, , Brighton

niet dan Daar naar Londen, meer een gram zoude wegen. nu koperoxydul

niet zelden ook als erts voorkomt, zoo is het geenszins onwaarschijnlijk dat 8 WETENSCIIAPPELIJK BIJBLAD.

ont- het natuurlijke draadvormigc zilvererts ook langs eenen dergolijken weg staan is. (Nature , Sept. 1872, p. 382).

VERSCHEIDENHEDEN.

Internationale commissie voor den meter. — Uit een bericht van thesca

dat de over de besluiten dezer commissie nemen wij over: men voor ver-

internationalen vaardiging van don meter tot uitgangspunt aanneemt den

meter van het Archief in den toestand, waarin deze zich bevindt, —

den bezitten dat hij de lengte van meter zal op het nulpunt van den honderd- deeligen thermometer en vervaardigd zal zijn uit een alliage van platina (90’/q)

en iridium (10 ), — dat het internationale mode zal worden afge- °/0 kilogram

bestaan leid van hot kilogram in het Archief, uit hetzelfde alliage zal als do meter, en nader bepaald zal worden door weging in het luchtledige, — dat

worden door de de volumens van al de kilogrammen zullen bepaald hydrosta- tische methode, maar dat het kilogram van het Archief niet in het water noch in het luchtledige zal worden geplaatst vóór het eind der bewerkingen, — dat die bewerkingen en de vervaardiging der prototypen zal worden opgedra-

de franscho met be- gen aan sectie, medewerking van een permanent comité, staande uit twaalf leden, allen behoorende tot verschillende landen, hetwelk zoo dikwijls vergaderen zal als het noodig acht, doch minstens eenmaal ’s jaars,

de dor Commissie. en in functie zal blijven tot eerstvolgende bijeenkomst

(Les Mondes, 24 Oct. 1872, pag. 327).

Wij mocnen deze uitkomsten van de werkzaamheden der commissie hier te moeten omdat bladz. de eerste mededeelen, wij vroeger (Bijblad 1870, 85) barer zittingen kortelijk hebben besproken. Wat betreft de aan het slot van

dat Vaderland die niet ver- dat artikel aangeheven klacht, ons in zitting

— klacht die toenmaals — tegenwoordigd was, eene gegrond scheen, zoo is het bekend, en wij maken het ons tot plicht het hier te vermelden, dat van

Heeren wege Nederland do stam kart en bosscha in die commissie zitting

lid comité. hebben en dat de laatste is van het boven genoemde permanente

\ D. L. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

STERREKUNDE.

stcn Snelheid der meteoorsteenen bij den val op de aarde. — Den l Ja- nuari had bij Hesle in Zweden een meteoorsteenon-val plaats, die aanleiding heeft tot onderzoek door Prof. de gegeven een noiidenskjöld. Onder bij die gelegenheid opgemerkte feiten wekte er een zeer de verwondering, name-

dat die het de Larsta- lijk steenen van een kilogram gewicht, op ijs van

Yiken acht tot tien gevallen waren, daarin slechts gaten van centimeters

uit diepte geslagen hadden en er dan weder opgesprongen waren. Bij de

snelheid de planetarische die men aan meteoorsteenen toekent, scheen dit mooielijk te begrijpen. Prof. le conté doet echter opmerken, dat dit het

gevolg is van de vertraging die de meteoorsteenen ondervinden, wanneer zij

De invloed den weerstand der lucht kan be- in den dampkring dringen. van rekend vindt indien zulk steen kubus mot worden, en hij dat, een een was,

een soortelijk gewicht van 3 maal dat van water, de grootste snelheid van

dan den steen hij zijn val op de aarde niet meer 159 E. voet (ongeveer 52

in ééne seconde zoude indien meters) bedragen, terwijl, hij bolvormig was,

tot 197 die snelheid per seconde (bijna 65 meters) zoude klimmen; zoodat

derhalve de snelheid, waarmede een steen van die zwaarte de aarde bereikt,

dan Vio of '/s die het weinig meer bedraagt van van een geweerkogel op

oogenblik dat deze den loop verlaat. Zwaardere steenen zouden echter eene

valsnelheid hebben. 14 grootere (Nature Sept. 1871, p. 398). hg.

AARDKUNDE.

Temperatuur in het binnenste van den tunnel door den Mont-Cenis. —

De is het hoogste temperatuur gevonden juist op punt, waar de berg (de

9 10 WETENSCHAPPEIUK BUBLaO.

Mont Fréjus) het hoogst (5307 E. voet) boven den tunnel is. Hier bedroeg de de temperatuur 85°,1 Pahr., terwijl gemiddelde temperatuur op den top des uit te Theodule te bergs, afgeleid waarnemingen San en Turin, op

273 P. 1° elke voet geschat wordt, hetgeen eene toeneming van op 93 zoude welk echter aanduiden, cijfer eene verbetering moet ondergaan voor de

der dan tot 1° elke voet kromming oppervlakte en op 81 herleid wordt.

14 {Nature, Sept. 1871, p. 396). hg.

NATUURKUNDE.

Uitzettingscoëficient der gassen. — Men weet reeds door de onderzoekin-

dat der verschillende gen van kegnault de uitzettingscoëfficienten gassen tusschen 0> en 100„ niet gelijk zijn en dat die coëfficiënten met de druk- king veranderen. Prof. e. h. amagat te Preiburg heeft nader onderzocht welken invloed de het heeft. temperatuur van gas daarop Zonder zijne me-

hier nader te hier de thode beschrijven, bepalen wij ons tot door hem voor

zwaveligzuur-gas en koolzuur-gas verkregen uitkomsten. Inzonderheid hot eer- ste biedt groote afwijkingen aan. Hij vond dat, de uitzettingscoëfficient der lucht als 0,00307 aangenomen zijnde, die van zwaveligzuur-gas bedraagt:

0° van tot ■10’ 0,004220 van 100° tot 125° 0,003780

10° 20° 125° 150’ 77 77 0,004005 77 77 0,003771

o CM O 150° 77 77 30’ 0,003930 175° 0,003700 77 77

30’ 40’ 77 77 0,003890 175° 200“ 77 77 0,003754

40° 50° 0,003803 200° 225° 77 77 77 77 0,003750

50’ 75° 77 77 225° 250° 0,003830 y> 77 0,003748

75° ■100° 77 77 0,003800

Koolzuur-gas vertoont veel geringere afwijkingen. Van 0° tot 100" be-

de draagt uitzettingscoëffioient 0,00371, van 0° tot 200" 0,003704; bij

200° vond het hij daarvoor 0,003695, en gas tot 250" verwarmende bleek de verandering in den uitzettingscoëfficient zoo gering te zijn dat zij binnen de grenzen der waarnemingsfouten ligt. (Bibl. univ. Archives d. sc. phys. et nat., N°. 160, p. 320). hg.

Over den t(jd, welken de damp van sommige vaste lichamen behoeft, om zijn maximum te bereiken heeft de heer van spanning a. nauhann proe-

ven gedaan. dit voor de Hij onderzocht dampen van anderhalf chloorkoolstof WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 11

(C Cl.), dat bij 182° kookt en voor die van naphtaline (C H ), dat bij 2 10 g

218° kookt. 79,2 smelt en bij De temperaturen waarbij hij de dampvorming verder onderzocht waren 100°, 78° en 15° en werden verkregen door stoom,

kokenden alkohol tot damp van en op 15° verwarmd water.

Voor beide stoffen nu en op alle drie de genoemde temperaturen, werd het

spankrachtsmaximum dat daarmede overeenstemde steeds in van 2 tot 3 mi- nuten bereikt. Dit de geschiedde onafhankelijk van wijze waarop die tempe-

die ratuur verkregen werd, namelijk of vroeger hooger was en dus het vat tot dien of hot door op warmtegraad verkoeld werd dat verwarming daarop

Men kan dus dat de werd gebracht. aannemen damp niet meer tijd tot zijne vorming of gedeeltelijke verdichting behoeft, dan er noodig is tot de over- eenkomstige temperatuurverandering van de stof, waarvan die damp afkom-

is. met dat de derzelfde stig Bovendienbewijzen de proeven naphtaline dampen

stof bij dezelfde temperatuur ook dezelfde spankracht bezitten, onverschillig

of zij uit die stof in vasten of in vloeibaren toestand afkomstig zijn. (Berichte

d. D. chem. Gesellshaft '1871, N°. 12). ln.

— De Broos zilver. generaal de cesnola vond in oude grafsteden op het eiland

metaal Cyprus onder andere voorwerpen van glas en een sikkelvormig gebo-

die in het midden der 6 gen ronde zilverstaaf, lengte ruim millimeters mid-

Deze dellijn had en van daar naar den cilinder spits toeliep. werd aan den

tot zich overal met heer church onderzoek gegeven. Zij vertoonde bijna een

waaronder zwarte, metaalachtige korst bedekt, een grijze, poedervormige zelf-

omstreeks kon standigheid. Beide lagen, te zamen 0,9 m. M. dik, men ge-

makkelijk met den vingernagel afschrappen. Daaronder vertoonde zich eene

mede 1 waarin laag van bijna m. M. dikte, het zilver zich door kleur en

metaal in toestand glans volstrekt niet van dit gewonen onderscheidde, maar

wel het bros dat het enkel te in doordat zoo was door er op drukken een

brak. Daaronder zat — zooals aantal stukken eindelijk nog men ligt begrijpt

enkel in dikste deel der staaf — kern waarin het zilver ook het een zijn ge-

wone smeed- en rekbaarheid had behouden.

De chemische analyse leerde dat de broze massa en het rekbare metaal

volmaakt dezelfde stoifen, in geheel gelijke verhouding bevatten. Deze waren

in 100 deelen: zilver 94,69, goud 0,41, koper 3,43, lood 0,28 en anti-

monium, arsenik en bismuth 1,21. l.N.

Hoogte van het noorderlicht. — Hieromtrent bestaan zeer verschillende

de het opgaven. Loomis vond voor hoogte van fraaie den 2 September 1859 12 WETEN SCHAPPELIJK BIJBLAD.

noorderlicht minstens in Noord-Amerika waargenomen eene hoogte van 45—50

E. mijlen en hoogstens van 450—500 E. mijlen. Patter berekende dat een

63 dat in 1833 in Engeland gezien noorderlicht en dalton een ander in

1820 100 mijlen hoog was. Tegenover deze waarnemingen staan andere,

welke het voel dichter de zoude volgens noorderlicht bij aardoppervlakte ge-

de zien zijn. Farquiiarson berekende hoogte op 2481 E. voeten, parry zag een noorderlicht tussohen de plaats waar hij zich bevond en een berg van

3000 3000 v. hoogte. Malin zag, toen hij zich op een berg van voet in

Noorwegen bevond, desgelijks een noorderlicht tusschen zijn standplaats en de omringende bergen, on verzekert een duidelijk geknetter gehoord te hebben.

Eene nieuwe waarneming van selim lemström , professor te Helsingfors,

1870 die in eene reis naar Spitsbergen deed, bevestigt dat inderdaad, in

het noorderlicht zich sommige gevallen althans, op betrekkelijk geringe hoog-

ten vormt. zich tusschen het Het schip waarop hij bevond lag eilandje Dans-

kou 79° 39' 7’ B. en Spitsbergen op N. Daartegenover was een berg van

meters ongeveer 300 hoogte. Op drie achtereenvolgende avonden zag hij van

uit een lichten nevel, welke den top van dien berg oragaf, een noorderlicht

dat de de uitgaan, bij spoctroskopische analyse duidelijk geele streep ver-

toonde die voor eenigen tijd door angström in het noorderlicht is ontdekt.

Meerdere bijzonderheden daaromtrent vindt men in het verslag over zijne

waarnemingen door lemström in de Archives générales dor Bihl. univ. 15

Juni 1871, p. 147, gevolgd door eenige opmerkingen van de la kive.

ho.

— De oorsprong van het aardmagnetisme. Wanneer een metalen bol — of in

’t algemeen een bol van eenige geleidende stof — aan de induceerende

werking van een positief geëlektriseerd lichaam wordt blootgesteld, dat is

de verlenging van een der horizontale middellijnen van den bol is geplaatst,

dit lichaam dan wordt het naar gekeerde halfrond van den bol negatief en

het andere positief geëlektriseerd. Laat men dien bol nu om eene vierkante

as wenteleii, dan bewegen zich de door inductie opgewekte elektriciteiten in

die der eene richting, tegenovergesteld aan omwenteling; met andere woorden

den bol er ontstaat in een aequatoriaal gerichte elektrische stroom.

Prof. marco toont het bestaan van dezen stroom door eene eenvoudige

de beteekenis proefneming aan en wijst tegelijk op daarvan ter verklaring

het de zooals vele astronomen van aardmagnetisme. Als zon, en physici mee-

nen steeds dan moet de der aarde in , positief geëlektriseerd is, aswenteling WETENSGHAPPELIJK BIJBLAD. 13

wier elke de schors daarvan eleotrische stroomen opwekken, richting aan op de aarde geplaatste magneetnaald, volgens den regel van ampere eene be-

moeten Cimento III f 379 en daaruit na- paalde richting geven. (11 nuovo turforscher IV S. 367). ln.

— het Dalen der luchttemperatuur bij zonsopgang. Om de zoneclips van

in Italië te het vorig jaar kunnen gaan waarnemen, heeft Janssen bele- gerde Parijs met den luchtbol “Volta” verlaten en een reis van vele uren

die daarmede gemaakt. Van zijne waarnemingen op luchtreis, waarover hij aan de académie des sciences in hare van 28 het een , vergadering Aug. 11.,

is het feit toen en ander mededeelde vooral dat na , opmerkelijk hij, zijne

2 opstijging op den vroegen morgen van Deo. 1870, eene hoogte bereikte,

do voor hem zichtbaar werd de waarop zonneschijf geheel , temperatuur plotse-

daalde het veroorzaakte dalen ling van —1° op-—-7’ on toen men daardoor

van den het van had — 8 ballon door ballast . uitwerpen eenigen verholpen , op

den Janssen verklaart dit door de grootere doorschijnendheid van damp-

welke door de eerste zonnestralen wordt en de hierdoor kring , teweeggebracht

veroorzaakte veel sterkere afstraling van de aardoppervlakte. ln.

MENSCHKUNDE.

Over den tot eene gezichtswaarneming noodigen tjjd heeft nu ook ogden

n. rood proefnemingen openhaar gemaakt (Süliman's American Journal

XLII vullen Sept. 1871 en Philosophical magazine p. 320). Gedeeltelijk

deze de aan van exner welke waarnemingen , aangaande wij vroeger (zie

vorigen jaargang, bl. 50) berichtten. Rood gebruikte als lichtbron een elek-

trische vonk, door do ontleding van een zeer kleine oppervlakte bekleed glas

zich dat de duur die verkregen. Hij overtuigde van vonk niet meer dan 40

duizendmillioenste deelen van eene seconde bedroeg. Bij dit licht konden nu

de letters blad zoowel als het kruis op een gedrukt duidelijk gezien worden,

in Die en de ringen een kalkspaat-kristal met behulp van een polariskoop.

verbazend korte tijd is dus toereikend tot het vormen van een sterken en

retina. duidelijken indruk op de

Wij vinden hierbij niet vermeld of de verlichting telkens slechts door één

vonk of door een reeks van vonken geschiedde. Wegens de in bovengenoemde

der proeven van exner gebleken belangrijkheid nabeelden bij deze verschijn-

selen is deze omstandigheid van belang. ln. 14 VVETENSCHAPPELIJK BIJDLAD.

DIERKUNDE.

Een — merkwaardige visch. Op het laatst van het vorige jaar bereikte de tijding Europa, dat in Nieuw-Holland een zeer merkwaardig dier ontdekt

was, even als do soorten van zoowel door als door dat, Lepidosiren , longen kieuwen ademhaalt en tanden heeft, die geheel overeenstemmen met die van het fossile Ceratodus waarvan de in de visschengeslacht , overblijfsels gronden van het trias-tijdperk in Europa en Azië gevonden zijn. De heer

het dan dit Kreeft, die eerst deze overeenkomsten aanwees, gaf ook aan dier den naam van Ceratodus Forsteri. Onlangs zijn eenige exemplaren daar-

in hot Britsch GÜNTHER daardoor van ontvangen museum, en Dr. had ge-

heeft legenheid tot een nauwkeurig onderzoek, waarvan hij verslag gegeven in het tijdschrift Nature 21 en 28 September en 5 October 1871, p. 406,

428 en 467. Wij ontkenen daaraan het volgende.

De bedoelde visch leeft in eenige rivieren van Queensland en draagt bij

de inlanders den naam van Barramunda. Wegens zijn rood en welsmakend vleesch noemen de kolonisten hem zalm. Hij bereikt eene aanmerkelijke grootte, tot 6 heeft dikke van voet, en ongeveer de gedaante van een zeer aal, maar zijn lichaam is merkelijk korter en bedekt met groote schubben. Hij heeft

met ter een platten kop, weerszijde geplaatste oogen en nauwe kieuwspleten.

Do zich, even als in den mond. De staart neusgaten openen bij Lepidosiren ,

breeden die door loopt spits toe, maar is omringd door een zoom, ontelbare

De twee vinnen fijne vinstralen gesteund wordt. paren verschillen zeer van die van gewone visschen; haar middengedeelte is overdekt met een geschubde

de vin van een door stralen huidzoom. huid, en geheele is omringd gesteunden

Het is met breede gehemelte gewapend een paar en lange tandplaten, die een hebben platte, gegolfde en gestippelde oppervlakte en vijf of zes scherpe

ter volkomen de tanden punten weerzijde, gelijk aan fossile van Ceratodus.

de Bovendien Twee dergelijke tandplaten aan onderkaak beantwoorden daaraan. draagt het ploegbeen twee schuin geplaatste, op snijtanden gelijkende tandpla-

den ten. Daar de'Barramunda zich, gelijk uit inhoud van hot darmkanaal blijkt,

men dat met rottende bladeren voedt, zoo mag aannemen de voorste snij-

en de achterste tanden dienen om deze te grijpen tandplaten om deze te vermalen.

Het skelet is kraakbeenig en stemt na overeen met dat van de steur en

is niet in van Lepidosiren. De ruggestreng wervellichamen gescheiden.

Er zijn vier goed ontwikkelde kieuwen, maar bovendien een ware long, WETENSCHAt'I'ELIJK JiUtiLAD, 15

die een tak de van aorta ontvangt en waaruit het bloed naar het hart door

een ader Deze eigen terugkeert. long is enkelvoudig, zeer lang en inwendig

in talrijke vakjes verdeeld.

Ten het maaksel aanzien van van het hart, stemt de Barramunda geheel

met de Ganoide visschen overeen. De bulbus arteriosus heeft namelijk twee

of drie dwarse rijen klepvliezen.

In het darmkanaal bevindt zich een spiraalklepvlies, wederom als hij ande- re Ganoiden. Ook in de van het ovarium aanwezigheid een vrijen, van ge-

scheiden eileider bestaat overeenkomst met de meeste visschen dezer orde,

maar desgelijks met Lepidosiren, terwijl günther er bijvoegt, dat die vrije

eileider of falloppische buis, ten aanzien van haar inwendig maaksel, geheel

die van dat de overeenstemt met Menopoma en eieren dus ook, even als

die der hunnen Reptilien, gedurende weg daardoor, met eiwit overkleed worden.

Barramunda derhalve De is een visch, die de Dipnoi en de Ganoidei

der aaneen en een laatste overblijfsels van eene van dieren schakelt, afdeeling ,

waardoor de Berennibranchiaten onder de Reptilien aan de visschen verbonden

het in worden, en die, naar schijnt, vroegere perioden rijkelijker vertegen-

woordigd was dan in de tegenwoordige schepping. hg.

VERSCHEIDENHEDEN.

Koolzuurgehalte der lucht. — Prof. schulze te Rostock heeft naar zeer

nauwkeurige methoden dit gehalte dagelijks bepaald van 18 Oct. 1868 tot

31 Juli 1871 en de dit onderzoek bekend in uitkomsten van gemaakt zijn

Zeitschrift für die 44e Versammlung deutscher Naturfbrscher und Aerzte”.

u Naar een uittreksel daarvan voorkomende in der Naturforscher IV s. 359”, ,

deelen wij hier het voornaamste aangaande dit onderzoek mede.

Het totaal gemiddelde van het koolzuur gehalte te Kostock is veel gerin-

anders het vaste land. 2,919 liters ger dan ergens op Het bedraagt slechts

10 000 liters lucht. Slechts wat de lucht den op dat, thorpe voor op

Atlantischen oceaan gevonden heeft, komt hieraan eenigszins nabij.

verschil voor verschil- De invloed van de jaarget den of een standvastig

lende uren van den dag konden te Eostock niet worden waargenomen. De

en wel in dien invloed van regen en sneeuw daarentegen was onmiskenbaar

eene en de tweede zin, dat mééstal, maar niet altijd, de eerste vermindering

eene vermeerdering van het koolzuurgehalte dor lucht bleek te veroorzaken

of althans te daarvan vergezeld gaan.

De windrichting alleen had een bepaalden, standvastigen en onveranderlij- 16 WETENSCHAPPELIJK BUBLAD.

ken die lucht boven het land invloed. Noordoostewind, de van vaste aan-

had voert, altijd eene vermeerdering, en daarentegen zuidwestenwind, die over de zee strijkt, eene vermindering van het koolzuurgehalte ten gevolge.

Lang voor dat thorpe zijne bepalingen aangaande de geringheid van dit gehalte in de lucht boven de zee had bekend gemaakt, had dus reeds Prof.

SCHULZE het gevoelen uitgesproken dat het koolzuur uit de lucht door het zeewater voortdurend opgenomen wordt.

Om deze opslorping rechtstreeks te onderzoeken, deed S. vergelijkende proefnemingen over de opslorping van koolzuur door versch Oostzeewater en gedestilleerd water en vond dat het eerste, onder dezelfde omstandigheden,

tot twaalfmaal dit kon dan hot van zeven meer van gas opnemen laatste.

Welk bestanddeel in het zeewater hiervan de oorzaak is heeft niet hij nog kunnen uitmaken. Slechts ontdekte hij het in dit opzicht zeer merkwaardig feit, dat uitgekookt zeewater eene vier- tot vijfmaal geringere hoeveelheid koolzuur dan datzelfde water lucht daarin vooraf door opnam , wanneer de waterstof was verdrongen. ln. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

STERKEKUNDE.

Vallende Sterren. — Naar de berichten van leverrier moeten de val- lende sterren den 12, 13 en 14 November zeer ongelijk verdeeld zijn geweest;

cl1 garli noteerde in den nacht van don 12 te Brost 107, zurcher te Toulon

en en geene enkele; in den nacht tusschen den 13 en 14 werden te Barcolon- nette in de Boven-Alpen 283 geregistreerd, elders niets of bijna niets. Daar-

cn entegen heeft men in den nacht tusschen den 14'™ en 15 overal waar men

kon doen aantal waarnemingen een aanmerkelijk vallende sterren waargenomen , en deze kwamen van het Leo van waar dan ook de November- gesternte ,

Leoniden” stroorn den naam van “groep der draagt. Maar de vorige nachten

Gemelli schenen zij van Auriga en te komen. Er zouden dus meer uitstra- lingspunten zijn ( Les Mondes ,23 Novembre 1871, pay. 434). CllAPELAS

cn nam in den nacht van den 19 October [te Parijs?] ruim dO vallende ster-

Twee des kwartier 2 ren per uur waar. daarvan, morgens over ure waarge-

Beiden kwamen uit nomen , waren zeer opmerkelijk. nagenoeg gelijktijdig s

GemelU: van de eenc bewoog zich 35 graden zuidwaarts en verdween bij

x van Orion. De andere liep eerst evenwijdig met de eerste, dat is recht van

het N. naar het Z., maar bij x van Orion gekomen veranderde zij plotse-

Orion d. i. ling van richting en wendde zich naar 3 van den Bandelier van

schitterender van het Z. Z. O. naar het N. N. O. terwijl zij duidelijk werd;

na oen korten stilstand hernam zij haren loop, maar nu van het W. naar het

3 den O., door het sterrenbeeld des Eenhoorns heen, om bij van Kleinen

Hond te verdwijnen. Gedurende deze laatste richting werd het meteoor, dat

als het zesde eerst, even eerste, nevelachtig en beneden de grootte was,

grooter en eindigde als een zeer schitterende ster van de eerste grootte; het

toen uiteen bleven kleine barstte on er vier phosphoresoerende punten over,

17 18 WETENSGHAPPELIJK RIJRLAD.

dio oostwaarts zichtbaar nog drie minuten, altijd loopende, bleven. (Compt ,

Tom. LXXII1, rund. pag. 1014).

D. L.

de Nieuwe planeet. — Gelijk wij reeds bij de vermelding van ontdekking der

'100 'kleine planeet tussohen Mars en Jupiter (Bijblad 1868, bladz. 72) zeiden, ach- ten wij het onnoodig telkenmale het vinden van eene nieuwe planeet te berichten.

Van tot echter te hoeveel hot aantal der bekende tijd tijd mogen vernomen kleine planeten weder is toegenomen, zal den niet-sterrekundigen lezer wel-

licht niet Zoo dat sterrekun- onaangenaam zijn. deelen wij dan nu mede, de

den den 15 de 117 E dige Luther te Bilk in nacht van 14 en September

e kleine planeet (van de ll grootte) heeft ontdekt, waaraan do naam

is rend. Tom. 766 Een nachten gegeven (Compt. LXXI1Ipag. et 849.). paar

ontdekte te Marseille de 116° Lomia vroeger borelly ( ). (ald. pag. 716).

D. I..

Verondersteld verband tusschen de zonnevlekken en de windrichting. —

De waarnemingen gedaan aan het observatorium te Oxford, over de richting

den den heer directeur dat tot van wind, hebben main, van observatorium,

dat elders een zonderling resultaat geleid, voorzeker nog bevestiging door

verrichte waarnemingen vordert. Dit resultaat is namelijk: dat de gemiddelde

jaarlijksche windrichting, afgeleid uit dagelijksche twee-uurswaarnemingen,

die in verband staat tot in een periodieken gang volgt den periodieken gang

liet verschijnen der zonnevlekken. In I860, het jaar waarin de zonnevlekken

haar maximum bereikten, was de gemiddelde windrichting west. In 18G6,

het van haar minimum was de hot meest zui- jaar , gemiddelde windrichting

en die zes is die 58 van west delijk , gedurende jaren richting allengs graden

zuid Van dien af is weder naar gegaan. tijd zij naar hot westen teruggekeerd,

wet zich dan zullen en indien de bevestigt, do waarnemingen van 1871,

in welk de zonnevlekken weder hun dezelfde jaar maximum bereikten, ge-

moeten als 1800. middelde windrichting geven die van het jaar Men zal

zoo is Institut 20 Dec. 1871 weten of dit (*’■ , eerlang , p. 196).

HG,

AARDKUNDE.

Zoogenaamde onrijpe barnsteen. — Bij de barnsteenvisschers aan de kus-

der Oostzee is sedert het verhaal ten lang in omloop, aangaande het voor-

komen van barnsteen in eenen weeken, zoogenaamden onrijpen toestand. Dit

verhaal werd tot dusver voor een fabel gehouden, doch onlangs werd door WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 19

(luikers in dienst der barnsteenpaohters becker en stautien een zoodanig

dat de van de stuk, grootte een halven vuist had, opgehaald, en heer

H. spingattis te Konigsberg had gelegenheid dit te onderzoeken. Hij bevond

dat het het zich met werkelijk inwendig zoo week was, dat gemakkelijk een

schaar liet De korst snijden, was echter hard en broos. In massa gezien is

het groenachtig, in dunne lagen honig-geel.

Het scheikundig onderzoek leerde, dat het wel is waar eene harsachtige

verschillend zelfstandigheid is, maar van barnsteen. Noch door uittrekking

door met , noch sublimatie kon er barnsteenzuur uit verkregen worden.

de Nog meeste overeenkomst heeft het met een andere fossile hars, die in

den bruinkool van Latterdorf bij Bernburg gevonden en door eergemann

Tcrantzit genoemd is. Echter verschilt het er van door het hoogere smeltpunt.

( Ber. d. hayer. Aicad. d. Wiss. Mai 1871).

HG.

NATUURKUNDE.

Gieten van staal onder hydraulischen druk. — Bij het gieten van groote

worden door het worden vooraf staalmassa’s deze lichtelijk poreus vrij van

opgeslorpte zuurstof. Ook neemt het staal bij de bekoeling eene kristallinische

structuur aan. Een en ander maakt het broos, zoodat zulk staal ter nauwer-

of nood de halve draagkracht heeft van hetzelfde staal, nadat het gewalst

is. Het kwam middel te het staal reeds gehamerd er op aan een vinden, om

in den gloeiend vloeibaren toestand aan eene drukking te onderwerpen, groot

liet tevens kristallen genoeg om de vrijwording van gas en de vorming der

dit doel een te verhinderen. Reeds in 1856 had eessemer beproefd tot hy-

doch druk aan te met Aan whitworth draulischen wenden, weinig gevolg. ,

kanonnen van blazen staal is dit echter die voor zijne geheel vrij behoefde,

door gelukt. De drukking wordt uitgeoefend een zuiger door middel van een

in den vorm te tijdens zich daarin het vloei- hydraulische perspomp drijven,

Het hem vertoont bare metaal bevindt. naar genoemde Whitworth-raetaal op

de breuk van blazen 1871, daaruit in het geen spoor ( Engineering , April

Journ. Polyt. CC p. 417). hg.

Zuivering van water door sponsvormig ijzer. — Een nieuw middel om

water dat vele organische stoffen bevat te zuiveren, wordt door G. ütsscmof

Dit is tot filtrum aanbevolen. middel ijzerspons, op gepaste wijze een ge-

daardoor snel heen is vormd. Zelfs zeer onzuiver water filtreert en daarnazoo

drinken kan. volkomen zuiver, dat men het zonder gevaar Hot verliest daarbij 20 WETENSCMAPPELIJK BUBLAB.

smaak en maanden helder. niets van zijn blijft lang Stinkende en donker- bruine vochten filtratie waterhelder reukloos waren na de en (Pólyt. Journ.

CC. p. 419). hg.

Eene nieuwe inrichting der zoogenaamde gevoelige vlam. — De heer philip barry beveelt daarvoor de volgende aan.

In het den brander te steken 2 E. plaats van gas aan aan , plaatst hij op duim afstand boven de vlam een stuk metaalgaas en steekt nu het daarboven uitstroomend De vlam is dan dunne die onderen gas aan. een kegel van blauw, en bijna niet lichtend, van boven helder geel is. Bij het geringste gernisch verkort zij zich, zoodat zij de oppervlakte van het metaalgaas raakt en bijna

onzichtbaar wordt. Onder de klinkletters is uiterst voor de A zij gevoelig ,

iets de de weinig voor de E, meer voor I, geheel ongevoelig voor O, maar

de de volkomenste «enigszins gevoelig voor U. De vlam danst op wijze op het

in 9 Nov. geluid van een speelwerk een snuifdoos (.Nature 1871, p. 30).

HG.

SCHEIKUNDE.

Werking van phenylzuur op gist. Volgens gaube zoude bier-gist door bij-

acidum volkomen onwerkzaam doch voeging van phenicum worden, hare werkzaamheid terug kunnen krijgen wanneer dat zuur weder uitgedreven is.

Ditzelfde zou het geval zijn met de active beginselen der vaccine-stof {Compt.

Tom. rend. LXXIII, pag. 923). d. l.

Hygraffiniteit. In een onlangs in de Chemical News geplaatst opstel over de de nieuw bepaling van antimonium, vestigt iiugo tamm aandacht op een

dat den heeft verschijnsel, hij met naam van hygraffiniteit bestempeld. Hij ontdekte het bij bigallas antimomii. Dit zout is geheel onoplosbaar in water,

heeft niet een en toch het alleen sterk aantrekkingsvermogen voor het in de lucht bevatte water, nadat het vooraf hij 100" C. gedroogd is, maar het

watW vaste twee slorpt in eene verhouding op, namelijk aequivalenten, De opneming van water is dus niet enkel het gevolg van porositeit en physische

is hier het Tot aantrekking, maar er chemische verwantschap in spel. opne- ming der genoemde hoeveelheid water uit vochtige lucht zijn twee tot drie uren voldoende. Dij blootstelling aan eene temperatuur van 100'wordt al dit water In lucht neemt het weder uitgedreven. vochtige dit dan weder op.

HG. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 21

van stoffen — Opsporing organische in water. Hiertoe heeft Dr. fleck

niet onlangs eene onbelangrijke bijdrage geleverd, door aanwending eener al-

kalische '17 zilver-oplossing, verkregen door gram salpeterzuur zilveroxyd,

50 soda 48 in gram onderzwaveligzure en gram soda een liter water, bij

te lossen en het door vocht kookhitte, op bezinking helder geworden in een

zwart flesch te bewaren. gemaakte Bij aanwezigheid van organische stoffen

in water heeft door dit reactief er, toevoeging van en verwarming tot aan

het reductie van zilver kookpunt, plaats , waarvan de hoeveelheid kan bepaald

worden. Een voordeel dezer methode boven het gebruik eener alkalische

chamaeleon-oplossing is, dat deze laatste door alle organische stoffen de be- kende veranderingen ondergaat, terwijl de alkalische zilveroplossing alleen door

zulke organische stoffen wordt aangedaan, die zelve zich gemakkelijk omzet-

ten. Zoo bevond fleck dat wel reducerend werkt , zij op galkleurstoffen,

dierlijke en plantaardige kleurstoffen in het algemeen, taurine, blaasslijm,

piszuur, galnotenzuur, maar looizuur, opgeloste proteinestoffen , druivensuiker,

dat vetzuren hunne daarentegen en zouten, de zuren van de melkzuur- en

barnsteenzuurgroep, alsmede de in water en alkaliën onoplosbare alkaloïden,

dien invloed missen Chemie geheel {Journal f. prakt. li'Vl, Bd. IV,

P- 374). hg.

MINERALOGIE.

De Porceleinsteen in China. — In het najaar van 1869 bezocht fehd.

von Richthofen King-te-tsjin, waar de Chineezen sedert 3000 jaren al hun porcelein vervaardigd hebben. Hij vond daar tot zijne verwondering dat de

waaruit stof, het porcelein vervaardigd wordt, niet is eene in de natuur als

voorkomende berzeuds zoodanig aarde, gelijk meende, maar een steen van

hardheid de van veldspaath en van eene kleur, groene op het oog overeen-

met komende jaspis en laagsgewijs tusschen kloischiefer liggende. Deze steen

wordt en dan zeer fijn gestampt tot kleine baksteenen gevormd. Er zijn twee

soorten de eene wordt de van; naar plaats, waar men in oude tijden den porceleinsteen uitgroef, Kaoling (hooge bergrug) genaamd, de andere heet

Pe-tun-tse (witte leem) (petermann’s Geogr. Mittheüunyen 1871, VII. S. 276.)

D. L.

PLANTKUNDE.

Kieming van oliehoudende zaden. — Dat de vetten in de oliehoudende

zaden gedurende de kieming verminderen en vermoedelijk eene dergelijke rol

als in weet De heer spelen het anvylum andere, men. a. müntz heeft de 22 WETENSCHAPPELT JK KIJBLAD.

veranderingen, die de vetten daarbij ondergaan, nader onderzocht. De gebe-

zaden waren die koolzaad De uitkomsten zigde van radijs, en papavers. van zijn onderzoek zijn kort samengevat de volgende.

1 °. Gedurende de kieming der oliehoudende zaden ontbinden zich do vetten in glycerine en vetzuren;

2". De glycerine verdwijnt naar mate zij vrij wordt;

3 °. zeker bevat de alleen Op een tijdperk jeugdige plant nog vrije vetzuren;

deze 4°. Gedurende den groei der kiem, nemen vetzuren langzaam maar in toenemende mate zuurstof de Chim, et de Avril op (Ann. Phys ., 1871, p. 472). hg.

— De Opslorping van water door de bladeren. vraag of de bladeren der

planten het bezitten om water te is verschillende vermogen op slorpen op wijzen beantwoord. De in de laatste jaren door enger en door duchartre

daaromtrent toe hun dit te ont- genomen proeven leidden er om vermogen

De heer een vernieuwd on- zeggen. cah.letet heeft onlangs dit punt aan derzoek onderworpen en eene andere methode van proefneming dan zijn voor-

met twee halsen in bovensten gangers aangewend. Hij bezigt een proefglas ; den

bodem brengt hij een tak van de plant, waarvan het overige gedeelte in den

of in met aarde tak af door caout- een gevulden pot staat, en sluit dien een

chouo-buisje en een gemakkelijk smeltbaar lutum ; in den ondersten hals wordt

manometer dient. een nauw glazen buisje aangebracht, dat als een soort van

Wanneer de toestel met water gevuld is, geeft dit laatste de geringste ver-

in het het andering volume daarvan aan. Het bleek hem nu, bij aanwen-

den van takken van den wijnstok , Bignonia grandiflora , Eupatorium agera-

toides en Fuchsia dat in oen die , zoolang deze planten groeiden bodem,

de minste bla- rijkelijk vochtig gehouden werd, er geen opslorping door de

deren plaats had. Maar wanneer de plant begint te verwelken, dan wordt

het anders. bla- Een zwak verwelkte tak van Eupatorium, waaraan zich zes

den bevonden, mot eene gezamenlijke oppervlakte van 90 vierkante centime-

ters, absorbeerde meer dan 4 kubiek-centimeters water in éénen nacht,

aarde in de temperatuur 22° zijnde. Zoodra echter de den pot begoten wordt,

houdt de rend. 11 opslorping op ( Compt. Sept. 1871, p. 68.). hg.

DIERKUNDE.

snellen vastatrix. — den Heer Phylloxera Na het opstel van van

33 van dit Album behoeven over de vollenhoven op bladz. en volg. wij

ziekte van den wijnstok en over de Phylloxera vastatrix hier niets te zeggen. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 23

Alleen vermelden wij hier dat, niettegenstaande de hooge waarschijnlijkheid

dat hot insekt het gevolg en niet de oorzaak der ziekte is, in Frankrijk, met do door don Heer S. v. V. vermelde en wellicht eenige andere uitzon-

het insekt als oorzaak der ziekte beschouwd Zelfs deringen, blijft worden.

bladz. denkt billebadt (Album, 44) er zoo over, zonder te vermoeden, dat

handelen wel het zijné wijze van eens geneesmiddel der ziekte zelve zou kun-

nen rend.Tom. Pi.anciion raadt zijn (Compt. LXXIIIpag. 899). aanphenylzuur

in oplossing (pag. 900), üeleuze in faucon het onder- poeder (pag, 900) ,

water zetten der in den herfst wijngaarden en den winter; peyiïat biedt een

insectivore BarthÉlemy poudre (!) aan. raadt aan in de wijngaarden planten

aan te kweekon die het insekt vernielen, omdat de verwoesting door de ziekte

veel minder zou worden in verwaarloosde waargenomen (?) en dientengevolge

andere zittende vol met planten wijngaarden (pag. 990). d. l.

Ontwikkeling en verwantschap der Crinoiden. — Metschnikoff heeft

do Comatula onderzoekingen over ontwikkeling van in het werk gesteld, die

tot leiden of de soorten dat twijfel van geslacht en bij gevolg do geheele

klasse der Crinoiden wel hare naaste verwanten onder de Eohinoderrnen heb-

ben , waaronder zij steeds gerangschikt worden.

larven Comatula is Bij van geen spoor van het watervaatstelsel te vinden,

de volkomen en wat men hij dieren aldus vormt zich noemt, op eene geheel

andere dan andere Echinodermen. do Comatula- wijze bij Zoolang larve nog

een vrij zwemmend wezen is, is de zakvormige spijsverteringsholte hot eenige

Dit wordt tot do aanwezige orgaan. latere spijsverteringsholte van het volko-

nadat de larve zich men dier, vastgehoeht heeft. De armen ontstaan als uit-

die holte. breidingen van Daarop vormt zich eene lichaamsholte, welke zich

deelcn de in twee scheidt, waarvan bovenste, in verbinding met de holle

het armen blijvende, zoogenaamde ringkanaal vormt, terwijl de onderste af-

deeling tot ingewandenholte wordt.

vindt in deze Metschnikoff wijze van ontwikkeling, die inderdaad geheel

verschilt van die van andere Echinodermen, punten van overeenkomst met de

Alconella ontwikkelingswijzo van en andere Bryozoa {Buil. de l’Acad. de

St. XV Petersbourg, February 1871, p. 508). no.

— De die deze Lophobranchii. zonderlinge visschen, orde uitmaken, heb-

tot niet ben aanleiding gegeven eenige onbelangrijke opmerkingen van cane-

T. strini, in de Att. del Instituto V-*neto, 1871, XII. Wij stippen daaruit

het volgende aan. 24 WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

Vooreerst het heeft uit anatomisch onderzoek dat men, om hij afgeleid , den eieren in den eierzak der te overgang der mannetjes verklaren, eene

tusschen deze visschen soort van paring moet aannemen.

de tweede heeft de in volwassen toestand staartvin In plaats hij bij den geen hebbende soorten van Nerophis en deze in den jeugdigen toe- Hippocampe , stand besluit dat af- waargenomen. Hij daaruit, Nerophis van Syngnathus stamt en van Calamostoma welke is in den Monte Hippocampe , gevonden

Boloa on geheel met Hippocampe overeenstemt, uitgezonderd de aanwezige staartvin. Onder de Nerophis-soorten zijn er cenigen die een rudimentaire staartvin behouden en dan ook beurtelings in dit geslacht of in het geslacht

Syngnathus geplaatst zijn. Men zoude Nerophis een geslacht kunnen noemen dat den is zich te nog op weg om vormen. hg.

VERSCHEIDENHEDEN.

Oorsprong van het leven op aarde. — Aan het slot zijner redevoering, door hem uitgesproken als president dor vergadering van de British Asso-

denkbeeld ciation te Edimburg, opperde Sir william Thomson een nieuw ter verklaring, hoe de eerste levende wezens op aarde kunnen ontstaan zijn.

dat hunne kiemen door meteorieten kunnen Hij neemt namelijk aan, daarop

den eersten blik ook zijn aangeland! Hoe avontuurlijk dit denkbeeld op schijnen

verdient het toch elke met moge, overweging, zoolang zorg genomen proef loert dat thans is. Intusschen wordt er op aarde geene autogenesis mogclijk daardoor de raoeielijkheid slechts verplaatst. Hoe toch is dan het leven ont-r staan zulke of de wereldbollen op meteorieten op waarvan zij fragmenten zijn ? hg.

ERRATA.

staat Op bladz. 12 van het Bijblad vierkante; lees vertikale.

13 „ „ „ „ „ „ ontleding; ontlading ,, WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

METEOROLOGIE.

tusschen znider- — Overeenstemming en noorder-poollichten. Reeds meer

dan eens hoeft men er op gewezen, dat, wanneer noorderlichten in het noor-

het later delijk halfrond waren waargenomen, bleek dat op dezelfde dagen ook in het zuider halfrond hetzelfde verschijnsel was gezien. Ten einde uit te maken in hoeverre men hier aan een werkelijk bestaand verband of alleen

te aan toevallig samentreffen denken heeft, verzocht Heis den directeur van het observatorium te Melbourne, C. Moerlin, hem eene lijst te zenden van

al 1 De heer Moerlin de sedert Januari 1870 waargenomen poollichten.

dit de door voldeed aan verlangen; hem opgemaakte lijst strekt zich uit tot

Februari veertien maanden. heeft haar aan 1871, derhalve over Heis gepu-

in T. XXV bliceerd Les Mondes N°. 1C, en er tevens de dagteekeningen

in noorderlichten van gelijktijdig Europa waargenomen bijgevoegd. Het blijkt

daaruit dat der te Melbourne dat een twintigtal gedurende tijdperk waarge-

zuiderlichten aan even zoo vele in nomen Europa waargenomen noorderlich-

hebben zoo dat er meer ten beantwoord, bezwaarlijk twijfel aan een werke-

verband kan bestaan. In bovendien waar in bet eene lijk eenige gevallen ,

halfrond het poollioht zich vertoonde, zonder dat dit in het andere werd

waargenomen, verkondigde een sterke magnetische storing dat ook daar de

werking zich gevoelen liet. no.

NATUURKUNDE.

Spectrum van het noorderlicht. — Het groote aantal in onze streken zicht-

bare noorderlichten in den vorigen winter en in het daarop gevolgde voorjaar

heeft Dn. Vooei, in staat gesteld met hulp van Dn. Loiise dit spectrum

25 26 WETENSCHAPPELIJK BIJBI.AD.

met veel te onderzoeken dan dit mo- grooter zorg en nauwkeurigheid vroeger

doel het te met gelijk was. Hij stelde zich daarbij vooral ten om vergelijken

dat wat de elektrische vonk geeft in dampkringlucht of in een der bestand-

het die alleen niet de elec- deolen van deze, voor zoover aan gassen en aan

Tot toe tusschen beide orden troden kan worden toegeschreven. nog had men

overeenkomst en dit voor de theorie van van spectra weinig gevonden, was

theorie daarvan het noorderlicht van groot belang. Volgens de eenigo toch,

dien worden te werd het noor- welke naam wezenlijk mag geacht verdienen,

derlicht teweeg gebragt door elektrische ontladingen in den dampkring en

onder moest dus zijn spectrum overeenkomen mot dat, hetwelk overeenkomstige

omstandigheden door ontladingen in Geislersche buizen wordt opgeleverd.

Het “onder overeenkomstige omstandigheden” mag hier van groot belang

dezelfde stof onder- worden geacht, daar het bekend is dat de spectra van

onder verschillende om- ling zeer kunnen verschillen, als die stof licht geeft

dat toen b. v. verschillende Vandaar Vogel , standigheden , bij temperatuur.

het door herhaalde waarne- hij de bijzonderheden van noorderlicht-spectrum

stikstof mingen had vastgesteld, nogmaals'die van zuurstof, en gewone damp-

kringlucht in Geislersche buizen onderzocht, terwijl het lichten daarin werd

die slechts daartoe toereikend voortgebracht bij eene temperatuur, even was.

welke van Wij kunnen hem hier niet volgen in de vergelijking, hij geeft

het In de heldere strepen in deze spectra met die in dat van Noorderlicht.

’t algemeen blijkt het daaruit, dat tusschen die' beide, in plaats en sterkte,

Een overeenkomst dan men tot toe meende. een veel grootere bestaat, nog

met die in de eerste als groot doel dor strepen in hot laatste zijn diensvolgens

identiteit overeenkomstig te beschouwen. Dat deze overeenkomst geene mag

worden kan als men in neemt genoemd, geen verwondering baren, aanmerking

hoe moeielijk, ja onmogelijk het is, om in Geislersche buizen alle bijzonder-

welke het noorder- heden van drukking en temperatuur weer te geven, bij

licht noodzakelijk voorhanden zijn. Slechts een der helderste strepen in hot

in die noorderlichtspectrum vindt geene overeenkomstige van dampkringlucht,

alleen in dat van worden en deze kan , voor zoover wij weten, ijzer gevonden.

te besluiten dat het noorderlicht mede- Alvorens hieruit mogen ijzerdampen bij

werken , zal eerst de mogelijkheid moeten worden aangetoond, om door ver-

de in het anderde drukking on temperatuur van talrijke strepen ijzerspcctrum

alleen deze, of althans deze te te brengen. (Berichte voornamelijk , voorschijn

Ge.sdUch. daaruit V. S. der Ki'miejl. Sachs. 1871 en Naturforschcr 2).

LN. WETENSC.UAPPELIJK I3IJRLAI). 27

— heeft Invloed der drukking op moleculair-werkingen. Cailletet vroeger

door proefnemingen aangetoond dat vele chemische werkingen ophouden onder

Zink groote drukking. en verdund zwavelzuur, bij voorbeeld, werken in ’t ge-

heel niet het vocht met de metaalstukken daarin meer op elkaar, wanneer

gedompeld aan eene drukking onderworpen wordt van 00 tot 120 damp-

kringen , al naar de temperatuur en andere omstandigheden. De heer 1’ ka Fi-

de le Erlangen heeft, na proeven van Caim.etet te hebben herhaald met

volkomen antwoord bevestigende uitkomsten, langs denzelfden weg een ge-

tracht te bekomen de of ook andere op vraag, nog werkingen , physische zoo-

wel als chemische, door mechanische drukking konden worden opgeheven of

althans verzwakt. Daarbij bleek het hem:

1°. als dat, gebrande gips onder eene drukking van 40 atmospheren met

water in aanraking word gebracht, het binden van het laatste door de eerste

niet of althans slechts zeer onvolkomen plaats groep;

2°. dat ook capillair-werkingen door drukking niet bevorderd, maar veel-

eer verhinderd worden. Een kolom van afwisselende lagen metaalplaten en

filtreerpapier, ten getale van IOC stuks van de eerste en 105 van het tweede ,

werd in de richting harer as samengedrukt door een belasten hefboom, die

centimeter daarop eene drukking van ruim 50 kilogrammen op den vierk.

uitoefende. Nadat dit vier uren geduurd had, werd de stand van den hefboom

nauwkeurig opgeteekend en het geheel met water omringd. Een dag daarna

minste in dien stand te ten was er nog geen de verandering bespeuren, blijke

al water het toch dat, zoo het papier opgenomen had, daardoor geene ver-

andering in afmetingen, althans in dikte had ondergaan. Pfaff doet uitkomen

dat dit vooral van is met het de van enkele belang oog op beweringen geo-

zoo als Voi.GF.il en Monu de van logen, die, , opheffing geheele bergreeksen

do willen verklaren door capillairwerkingen en vormverandering welke deze

in kunnen teweegbrengen. Deze zouden, meent do poreuze massa’s Pfaff , in aardschors moeten hebben plaats gevonden onder drukkingon i welke de in

zeer verre overtreffen, en de daarvan kan zijne proeven gebezigde mogelijkheid

dus niet aangenomen worden.

der vochten Dat er onder bovengenoemde omstandigheden geene indringing

met in het papier geschiedt, gelijk uit proeven gekleurde vochten en zout-

oplossingen bleek, schijnt Pfaff als eene bevestiging te beschouwen van het-

de der bovengenoemde geen hij aangaande ongeldigheid verklaringswijze aan-

8 voert. (Neues Jahrhuch f. Mineralogie. 1871 H. en daaruit Naturforscher

V. S. 4). ln. 28 WETENSCIIAPPELUK BIJBLAD.

Fluorescerende barnsteen. — In 1869 — zoo berigt ïscueiuiak in zijn

voor korten tijd begonnen tijdschrift: Mineralogische Mittheilungen — zond de te oostenrijksche consnl-generaal Palermo aan het museum te Weenen een stuk dat aan de der Limeto Catania uit barnsteen, monding bij zee was op- gevischt en dat eiken kenner door zijne blauwachtige kleur verraste.

Aan de heeft het de donkere eene zijde nog oorspronkelijke korst, ook ver- toont het breukvlakten eenige en eene grootere platte en gepolijste snee- vlakte. In doorvallend licht dus honiggeel en helder, nauwelijks van gewoon barnsteen tc het onderscheiden, is bij opvallend licht donkerblauw van kleur

vooral het is en cenigszins troebel, als op een donkeren grond geplaatst. De

korst vertoont niets van deze Laat in verkleuring. men, plaats van wit, ge-

kleurd licht hot barnsteen dan op vallen, neemt men het volgende waar. Bij

licht geel vertoont zich de stof helder geel en doorschijnend; slechts is de kleur minder helder, In blauw of violet evenwel vertoont zich licht zij op eene

is daarin merkwaardige wijze veranderd. Zij geheel troebel — altijd de korst uitgezonderd en prachtig groen gekleurd. Alles toont aan dat men hier

te doen heeft met een verschijnsel van fluorescentie, door eene in de barn-

steen lijn verdeelde stof te voorschijn geroepen. ln.

SCHEIKUNDE.

Gevoelige reagentia voor kwik. — Meiiget, hoogleeraar tc Lyon, heeft bevonden dat oplossingen in koningswater van iridium, palladium, platina,

zilver uiterst goud en gevoelige reagentiën voor kwikzilver zijn: een met zoodanige oplossing van iridium of zilver doortrokken papier wordt zwart

door de gekleurd kleinst mogelijke hoeveelheid kwikdamp bij elke temperatuur.

Meiiget heeft met dit de reagens aangetoond, dat athmospheer van elke

waarin kwik huid werkplaats, gebruikt wordt, en de kleederen, en haren van eiken werkman, die daarin maar één uur vertoeft, met kwik bedeeld

zijn. — Daargelaten andere van dit feit mogelijke toepassingen (b. v. tot oplossing van het vraagstuk der begrensde of onbegrensde atmospheren) ,

komt hier in zoo aanmerking de mogelijkheid eener reproductie van allerlei

Du uit de voorwerpen, die, volgens MAS, oogpunten van snelheid en goed- koopheid de achter zich Iaat. Eeeds photographie verre zijn er eenige goed

van die gelukte proeven hydrargyrotypie of mercurotypie aan de Académie des Sciences ld aangeboden. ( Les Mondes, Déc. 1871, pag. 599). Moigno verkiest mercurotypie boven hydrargyrotypie; “de fransche eer en de euphonie gebieden ons”, zegt hij, “het eerste te adopteren”. Over de euphonie WETENSCHAPPELIJK 13IJHLAD. 29

twisten maar wij niet; waarom de “fransclie eer” gebieden zou een grammati- kaal bastaardwoord verwerpelijk (even dwaas als b. v. “Kwiktypie”) te

bovendien kiezen, waarvan geen der beide bestanddeelen fransch is (want

niet vif on mercure, is de fransche naam voor argent , eigenlijke kwik) ,

verklaren wij niet te begrijpen.

Van kritiek woorden Les van gesproken; in ’t zelfde nummer van Mondes,

618, trekt de Heer pag. Pu, Breton, van Grenoble, zeer terecht te velde

tegen in de taal der wetenschap gebruikelijke woorden, die iets anders be-

teekenen dan mede men er wil aanduiden. De aanleiding daartoe was de

uitdrukking non combustion in zeker boek het chemische , gebezigd voor

waardoor een metaal proces, en de zuurstof, waarmede dit verbonden is,

zich van elkander scheiden. Dit moet décombustion zijn. Hij waarschuwt

de daarbij tegen verwarring tusschen ablative en negative prefixen, en maakt

de fout der die twee opmerkzaam op algebristen, gewoon zijn positieve

doch die in of zin of zaken, tegengestelden omgekeerden aanwezig zijn ge-

en dacht het het andere te — worden, eene positief negatief noemen, en op

die van sommige taalkundigen, die leeren dat eene dubbele negatie gelijk is

aan eene bevestiging, ’tgeen onzin is en luiden moest: dat de ontkenning

eener ontkenning met eene bevestiging gelijk staat.

D. L.

en Salpeterzuur salpeterigzuur in den dampkring. — CnAimiEn toont

dat de aan rol, die de jaargetijden spelen bij de meer of mindere voort-

’t brenging zij van salpeterzuur, ’tzij van salpeterigzuur (verg. Bijblad 1871,

bladz. zich 93), bepaalt tot bet meer of mindere van warmte, vochtigheid

elektriciteit van den de den en dampkring op plaats waar, en tijd wanneer

Stil men waarneemt. weêr, vochtige lucht en gemiddelde temperatuur bevor-

deren het ontstaan van acidum nitrosum, droog en stormachtig weer en

warmte dat acidum nitricum. van {Compt. rend. Tom. LXXIIT, pag. 1273.)

D. L.

ftuantitatieve bepaling van glucose. — Volgens den Heer F. Jean kan

de men glucose quantitatief bepalen, door het praecipitaat van koperoxydul,

hetwelk men verkrijgt door eene glucose-oplossing, te voegen bij eene oplossing

van dubbelwijnsteenzure potasch en koper, en het mengsel te koken, opte-

lossen in zoutzuur, er overmaat van ammoniak bijtevoegen en vervolgens te

gieten in eene oplossing van salpeterzuur zilver in ammoniak. De hoeveelheid

van het gepraecipiteerde metallisch zilver wijst dan die der gebruikte glucose 30 WETENSCIIAPPELIJK BIJBLAD.

"100 doelen 100 doelen of 100 doelen aan; glucose beantwoorden aan zilver,

deelen zilver 11 Deo. rietsuiker aan 316 ( Compt. rendus, 1871).

HG.

PLANTKUNDE.

Beweging der voedingssappen door de schors. E. Paivre heeft

waardoor is tot het hieromtrent een aantal proeven genomen, hij gekomen

dat bewerkte zich van beneden naar besluit, voedingssappen, dus sappen ,

boven bewegen door de schors, bepaaldelijk door de libor-lagen, dos win-

de ters in de entloten, gedurende het groeisaizoon door kruidachtige en

houtaehtigo takken; — dat derhalve in do schors, meer in t bijzonder in

de liberlagen, én opklimmende én neerdalende sappenbewegingenplaats vinden ,

daar het bestaan zulke elkander en dat, gelijktijdige van twee aan tegen-

overgestelde stroomen in hetzelfde weefsel moeielijk begrepen kan worden,

men genoodzaakt is aan te nemen, dat zij achtereenvolgens geschieden,

onder niet Het voorwaarden van periodiciteit, die wij nog kennen. gevaar

schors-wonden insneden worden van zware en het noodlottige van ringsgewijze

door het voorafgaande voldoende verklaard. {Compt. rend. 'Tom LXX1IJ pag. 1263). d. l.

DIERKUNDE.

Nog eens Phylloxera vastatrix. — Het aantal middelen om dit insekt

vernielen te (vergl. Bijblad, bladz. 22), dat aan de Académie des Sciences wordt bekend is thans gemaakt, zoo groot, dat men de opgaven er van naar eene commissie ad hoe de verzendt, zonder er verder in Comptes

te — hot rendus verslag van geven, beste middel om er nooit wederom

iets te hooren. Tot niemand de van dusver schijnt nog op gedachte gekomen

dat het insekt wel slechts te zijn eens het gevolg der ziekte, en niet hare

oorzaak wezen kon. d. l.

Manganium in het bloed. — Dr. Pollacci had in een Italiaansch tijd-

schrift verzekerd dat manganium een integrerend bestanddeel van het bloed

is. G. Campani heeft runderbloed en daarop onderzoekingen op ingesteld

bevonden dat de bloedlichaampjes en het bloedvocht altijd, met ijzer, man-

in hoeveelheden bevatten. Journal Science ganium weegbare (TheQuarterly of ,

Januari] 1872, pag. 114). d. l. WETENSGIIAPPELIJK BI.IBLAD, 31

DELFSTOF- EN AARDKUNDE.

Goud in Fransch Guyana. — De goudwinning in Fransch Guyana, die in

1856 slechts kil. 8,058 gaf, levert van jaar tot jaar betere resultaten,

zoodat de 10 eerste maanden 1871 gedurende van gewonnen zijn 501,881

1 millioen kil. geschat op 085 duizend 643 franken. Van 1856 tot 1869

de 3400 was opbrengst meer dan kil., vertegenwoordigende eene waarde

dan 10 millioen franken. Deze beneden van meer opgaven zijn de werkelijk-

heid omdat de die schaal , geheime exportation , op vrij groote geschieden,

controleren niet te zijn. Les 18 — ( Mondes, Janvier 1872, pag. 94).

Het is zeer te vermoeden dat ook liet aan Fransch Guyana grenzende Neder-

landsch Guyana goud opleveren kan; reeds lang geleden heeft men dit gemeend ,

ook daarnaar in werk en onderzoekingen het gesteld, waarbij evenwel, go-

de zaakkennis ontbraken. looven wij, noodigc en volharding D. L.

Siciliaansche barnsteen. — Dat barnsteen langs de kusten der Oostzee

der en soms ook langs die Noordzee gevonden wordt, is algemeen bekend.

is dat deze stof Minder bekend het ook in Sicilië voorkomt. Vreemd voor-

dat de die den barnsteen zeker is het Romeinen, zoo hoog schatten en hem

de kusten niet van pruissisohc ontvingen, geweten hebben, dat deze zoo

dicht in hunne het in nabijheid voorkwam. In begin dezer eeuw, 1808,

het eerst door in werd er voor gewag van gemaakt Buaid, zijn Traité

des pierres précieuses. Thans weet men door Hoffmann , en door Gem-

mellaro en Marovigna, professoren te Catanea, dat hij in een tertiaire zandsteenlaag voorkomt, en daaruit door de Giaretta of St. Paul’s rivier wordt en Catanea in de die hom dan weder losgespocld bij zee gevoerd, op de kust werpt. Göppert had onlangs gelegenheid dien barnsteen nader te

zich dat den onderzoeken en overtuigde daarbij hij mot pruissischen barnsteen

alleen mot geheel overeenkomt, uitzondering van sommige kleuren, zoo als sapphirblauw, die nooit, of als do chrysolith- en hyacinthachtige, die slechts zelden bij deze voorkomen. Talrijke insekten-soorten zijn daarin ook aangetroffen. Göppert vond in een aan het museum van Palermo toebehoorend

3duim soort stnk een niet minder dan lang blad, blijkbaar van een van

Laurus waaraan G. den haam van Laurus Gemmellariana heeft gegeven. ,

Jahrh. Geologie u. Palaeontologie 1871 H. 9, [Neues ƒ. Miner., , p. 981).

HG.

— de in 1871 te Eozoön Canadense. In het verslag van Indianopolls ge- houden vergadering van de American Association for the advancement of 32 BIJBI.AD.

leest “De Science men: Eozoön Canadense komt meer en meer in discre- diet.... Alle feiten stemmen overeen om te dat dit bewijzen , zoogenaamd georganiseerd wezen slechts een organischen schijn bezit, dien het verschuldigd is aan eene eigenaardige, half-kristallijne gesteldheid, analoog aan die, welke dendriten Mondes "18 Janv. voortbrengt. {Les , 1872, pag. 93).

D. L,

PHYSIOLOGIE.

Oorsprong der zenuwkracht. — De heer James St. Clair Gray deelde, in de het feit Chemical News van 11 Augustus 1871, mede, dat door de

zwavel stroom werking van bijtende potasch op en phosphorus een electrischo

Daniel’s werd ontwikkeld, die grootor was dan die van een element in rede van vier tot drie.

Deze bevinding gaf hem aanleiding tot de hypothese dat de bron der zenuwkracht in de hersenen kon gezocht worden in een elektrischen stroom tusschen de hersenen, die veel phosphorus en de lever die veel zwavel bevatten.

Ten einde deze hypothese te toetsen, bracht hij een geisolecrden koperdraad in de lever van een vooraf gechloroformiseerd konijn, en een dergelijken draad,

het in hersenen De door oog heen, de van hetzelfde dier. uiteinden der beide

ischiadicus draden nu in aanraking gebracht zijnde met den nervus van een als gepraepareerden kikvorsch ontstonden er dadelijk zeer sterke galvanoskoop , samentrekkingen in de spieren van den poot. {Philos. Magazine. December

1871 p. 413). hg.

GENEESKUNGE.

Een nieuwe ophthalmoskoop , uitgevonden door Sichel, werd in de

der Académie médecine 9 Januari door Gav/vu- zitting Parijsche de van jl.,

ret aangeboden. Deze ophthalmoskoop is zoo ingericht , dat twee waarne-

het het door kunnen mers gelijktijdig er inwendige van oog waarnemen.

het zelfs drie Door klein bijvoegsel kan werktuig voor waarnemers ge-

schikt worden gemaakt. Bij consulten en voor het onderwijs kan het goede

diensten bewijzen. hg. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

STERKEKUNDE.

Chemische intensiteit van het zonlicht gedurende een zoneclips. — Eoscoe on TnonrE hebben aan de Royal Society mededeeling gedaan ton opzichte der door hen verrichte bepalingen van de chemische intensiteit van hot zon- licht gedurende do zoneclips van 22 December 1870. Deze bepalingen zijn gedaan te Catania, naar de in 1805 door Roscoe beschreven methode. Zon- der in de bijzonderheden van het onderzoek te treden, zij het voldoende hier het eindresultaat mede te doelen. Dit is: dat de vermindering dor chemische intensiteit hot van licht der zon, gedurende cene eclips, rechtstreeks even- redig is aan de grootte van het verduisterde gedeelte der zon, (L'Institut,

1872 pag. 371.) HG.

Spektroskopische waarneming van de omwenteling der zon. — Zöllner had vermoed dat men met een door hem voor twee jaren uitgedacht werk-

dat tuig, hij Eeversionssjjectroskop heeft genoemd, de omwenteling der zon

zoude kunnen en wellicht de waarnemen meten aan verschuiving der strepen

in het spectrum, wanneer de zon in de richting van haar aequator van haar

den anderen cenen rand naar langs de spleet voorbij ging. De beproeving van

dit werktuig met den grooten kijker van het privaatobservatorium van den

heer van Büi.ow te Bothkamp bij Kiel heeft werkelijk aan hem en Dn. H.

den directeur en diens assistent Dn. C. Vogel, van het observatorium, Louse,

getoond dat dit vermoeden gegrond was. Er heeft eene duidelijke verschui-

ving plaats, die wel is waar gering is , maar zich toch moten laat. Zij be-

tot millioensten droeg bij verschillende waarnemingen van 0,008 0,015 van

tot een millimeter, hetgeen aan eene omwentelingssnelheid van 0,35 0,7 mijl

33 34 WETENSCIIAI’PELIJK BUREAU.

per seconde zoude beantwoorden, terwijl de werkelijke snelheid 0,15 mijl

bedraagt. der Phys. u. Chemie CXLIV 449). no. (Ann , pacj.

METEOROLOGIE.

Condensatie van waterdamp aan de oppervlakte van het ijs der gletschers.

socic'té Vaudoise Sciences Dufour en Forel (.Bulletin de la des naturel-

hebben zes in een tot een klein hol les X) , dagen achtereen, verwijde spleet

van don Rhónegletscher con groote reeks van proefnemingen verricht aan-

daarmede gaande het hovengenoemde onderworp en oenigo verwante. Wij kunnen alleen hunne uitkomsten hier weergeven aangaande de hoeveelheid

water, welke door de aanraking van vochtige lucht met het gletscherijs vloei-

te kunnen schatten. Er baar wordt. Zij meenen deze op de volgende wijze zijn namelijk hierbij te veel nevenorastandighodon van invloed om volkomen

te kunnen juiste getallen opgeven.

hot 1° dan condenseert zich liet Als daauwpunt dor lucht C. bedraagt, op

dik het dit 2’ dan ijs cene watorlaag van 0,05 millim. in uur ; bedraagt C., een van 0,1 millim., en bedraagt het 3’ C., dan eone van O,'13 millim. Deze laatste water de vierk. of geeft toch in ’t uur 150 grammen voor meter,

150 kubiek meter water voor den vierk. kilometer. De oppervlakte van het

der 1000 vierk. kilometers worden ijs RhOnegletschors mag nu veilig op ge- schat. Er wordt wanneer een warme mot een daauw- dus, , vochtige wind,

3 000 punt van 3’ C, een etmaal lang daarover heen waait, in dien tijd 000 kubiokmoter water daarop vloeibaar. Dit is omstreeks jt.Vt van de jaarlijks in de Rhone bij Genève afvloeijende watermassa. ln.

NATUURKUNDE.

Demonstratie van de verschillende toestandsveranderingen van eene stof onder den invloed der warmte. H. Sr. Claire Deviixe beveelt daartoe

het {Journal ïle physique théorique et appliquée, 1872 pag. 2G.) volgende aan.

die door In een glazen ballon met langen hals, te voren eene verhitting tot hoeveelheid donkerrood gloeien gezuiverd is, brengt men eene kleine ge- destilleerd rood iodkwikzilver. Door nu aan den ballon, dien aan den hals in de hand voortdurend draaiende te hoven houdende, eene beweging geven

verhit hem een grootc Bunsenvlam, men langzaam en gelijkmatig. Daardoor wordt hot iodkwik eerst van rood, geel, en smelt dan tot eene bruine vloei-

stof. van Do damp deze laatste is kleurloos, maar als men voortgaat met WETENSGIIAPPELIJK BIJBBAU. 35

liet van den dan verwarmen ballon, bewijst spoedig eene violette kleuring

ten het van dien damp duidelijkste ontstaan der dissociatie. Laat men den ballon verkoelen, dan verdwijnt de violette kleuring langzamerhand, ten blijke

het metaal dat het iodium en zich weder met elkaar verbinden, en de nu kleurloos geworden damp condenseert zich tegen den wand des ballons tot een

bruine vloeistof, die bij verdere verkoeling in fraai gele kristallen vast wordt.

Enkele kleine kristallen rood van iodkwik, in den ballon en door schudden

met de gele kristallen in innige aanraking gebracht, doen deze laatste bijna

weder rood worden. plotseling ln.

Proefnemingen met ijs. Dat het vriespunt van water door samenpersing

wordt dat daarvan verlaagd, on dus ijs bij ecne temperatuur beneden 0° vloei- baar kan worden door gemaakt drukking, om zoodra deze ophoudt weder vast

is sedert te worden, lang bekend, even als bet gebruik, dat men van dit

feit beeft gemaakt bij de verklaring der “bervriezingvan de gletscherbe-

De weging enz. proeven van tyndall, welke daardoor aan ijsblokken aller-

lei merkwaardige vervormingen deed ondergaan, zijn in den laatsten tijd

gevolgd door die van Bottomley (Nature Jan. 4. 1872), die minstens even

Hot is daarvan opmerkelijk zijn. volgende eene korte beschrijving.

Een stuk ijs, tor grootte van een word stuk appel, op een metaalgaas

den gelogd, dat aan omtrek door een metaalring ondersteund werd. liet ijs-

stuk word met een plankje bedekt en daarop een gewicht van omstreeks G

Dit alles kilogr. geplaatst. geschiedde bij eene temperatuur dor omgeving van

het het 15° C. Spoedig zag men ijs door de mazen van gaas dringen, en

toen tot men, het ijs op het gaas van tijd tijd vernieuwende, de proef gedurende 8 uren had voortgezet, had zich een aanzienlijke ijsmassa onder

met het het gaas opgehoopt, die daar nog boven aanwezige één vast li-

chaam uitmaakte.

Een metaaldraad van 0,18 millim. middellijn werd aan de uiteinden zamen-

tot lis en deze een dat geknoopt eene over ijsblok gehangen, op geringen

afstand draad tor rustte. De draad van den weerszijde op een houtblok werd

1 van onderen bezwaard mot een gewicht van omstreeks kilogr. Hij sneed nu

boven af door het en viel met het be- van ijs hoen, spoedig 'gewicht naar

bleef daardoor onverdeeld neden. Maar het ijs geheel niet alleen; maar toen

men met een mes of ook met een beitel dit trachtte te klieven, de vertoonde het op

do draad door heen volstrekt minderen plaatsen waar gegaan was, geen za-

dan andere. Deze werd met hetzelfde menhang, op eenige proef geheel ge-

volg met dikkere draden herhaald. Een draad van 0,G2 millim. middellijn 36 WETENSCII APPEI.IJK I3IJBLAL).

werd daarbij met een gewicht van 4 kilogr. en een van 2,0 millim. met

28 belast. dikkere draden moet vooral een gewicht van kilogr. Bij men zorg dragen dat het onder den draad gevormde water niet daarlangs afvloeije,

de die steeds vullen. Geschiedt maar in spleet aanwezig blijve om aan te dit niet, dan wordt de draad spoedig te koud on blijft steken, om wanneer

water laat weder voort te Do tem- men een druppel ijskoud toevloeijen gaan.

der de met het draad 1 peratuur omgeving bij proeven bedroeg omstreeks O' .

LN.

— De in Oxyhydrogeen-licht. proeven, den laatsten tijd in het Crystal

den toestel Palace te Sydenham genomen met van Tessier du Motay vol- , doen hij voortduring goed, en zelfs heeft men hoop dat men het zoo ver zal brengen, dat zij ook in fmantieël opzicht niets te wenschen zullen overlatcn.

5 Het acquivalent van kubieke voeten gewoon steenkoolgas, op de gewone wijze

het 1 voet brandende, is, bij oxyhydrogcen gas, kub. van hetzelfde gewone

koolgas met omstreeks % kub. voet zuurstofgas. Op 100 Eng. ellen afstands van den kandelaber ‘20 lichten in het centrale van transept van het paleis

kan men klein schrift met alle gemak lozen (The Quarterly Journal of

Te heeft Science , January 1872, pag. 11*9). Parijs men reeds sedert cenigen

dit licht s,cn tijd op de Boulevard de Gand aangewend; sedert don 30 De-

brandt de cember jl. het op vier andere punten: voor de place l’ Opera , op

den Boulevard des Italiens en in de rue Mondes 4 Janvier Lafitte (Les ,

— Het laat zich dat dit zuurstof versterkt 1872, pag. 4.) aanzien, door

steenkoolgas weldra het enkele lichtgas zal vervangen, bepaaldelijk voor straat-

verlichting. 1). L.

SCHEIKUNDE.

— Dr. Pincofs vormt Ozonvorming. Volgens zich ozon, wanneer men

waterstofgas, door eene fijne metaalspits in atmosplierische lucht uitstroornende,

aansteekt en de vlam zoo klein mogelijk is. De reuk van ozon is dan niet

alleen daarboven waarneembaar, maar, wanneer men een droog bekerglas ge-

durende eenige seconden houdt, dan riekt de daarin bevatte lucht zoo sterk

als d. naar ozon, die eener pas ontladen Leidsche flesch (Ann. Phys. u.

Chem. XLIV, pag. 480). ii g.

Houzeau beveelt als de beste wijze om de zuurstof sterk te ozoniseeren,

het volgende middel aan. Binnen in een nauwe glazen buis, waardoor men WETENSCHAPPELUK RUBLAD. 37

dampkringslucht of zuurstof langzaam laat uitstroomen, plaatst men een

koperen, looden of beter platina-draad van 0.4— 0.0 meter lengte, en waar-

van het einde door eene een zijdelingsche opening in liet bovenste gedeelte

der buis uitsteckt; deze opening wordt vervolgens gesloten met was of toe-

Buiten gesmolten. om de buis wordt een andere metalen draad gewonden,

van ongeveer gelijke lengte als de eerste. Indien men nu beide draden met

de polen van een Rumkorlf-toestel verbindt, dan begint dadelijk do ozoni-

do doorstroomende zuurstof. Het is die seering van Houzeau gelukt op wijze

lucht tot te verkrijgen die per liter 00 120 milligr. ozon bevatte; eenmaal

zelfs steeg de hoeveelheid tot 188 milligr.

dien laat zich Langs weg, derhalve vijftien tot twintigmaal meer ozon ver-

door het krijgen dan vroegere methoden. Zelfs houdt Houzeau voor mogelijk

de zuurstof in geheel ozon om te zetten. ( Gompt. rendus, 1872, XXXIV, pag. 250.) hg.

Opsporing van organische stoffen in water. — Hiertoe heeft Dr. Fleck

onlangs eene niet onbelangrijke bijdrage geleverd, door aanwending eener

17 alkalische zilver-oplossing, verkregen door gram salpeterzuur zilveroxyd,

50 soda 48 in water gram onderzwaveligzure en gram soda een liter bij kookhitte

te lossen en het door helder vocht in zwart op bezinking geworden een ge-

bewaren. maakte flcsch te Bij aanwezigheid van organische stoffen in water

heeft door van dit reactief het kook- er, toevoeging en verwarming tot aan

punt, reductie van zilver plaats, waarvan de hoeveelheid kan bepaald worden.

Een voordeel dezer methode boven het gebruik eener alkalische chamacleon-

dat deze oplossing is, laatste door allo organische stoffen de bekende veran-

deringen ondergaat, terwijl de alkalische zilveroplossing alleen door zulke

organische stoffen wordt aangedaan, die zelve zich gemakkelijk omzetten. Zoo

wel bevond Fleck dat reduceerend werkt en , zij op galkleurstoffen, dierlijke

kleurstoffen in het taurine looi- plantaardige algemeen , , blaasslijm, piszuur,

zuur, galnotonzuur, opgeloste proteine-stoffen, druivensuiker, terwijl daar-

entegen vetzuren en hunne zouten, de zuren van de melkzuur- en barn-

steenzuurgroep, alsmede de in water en alkaliën onoplosbare alkaloïden dien

invloed geheel missen. (-,Journal f. prakt. Chemie, 1871, Bd. IV, S. 374.)

HG.

Omzetting van rietsuiker in druivensuiker door het licht. — E. M.

Eaoult heeft bevonden, dat eene oplossing van rietsuiker, zonder eenige de

minste onder gisting, maar den invloed van het licht, zich op den duur meer 38 WETENSCH APPELIJK BIJBLAD.

minder volkomen in kan den of glucose omzetten. Den i 2 Mei jl. loste hij

10 suiker in 59 gram witte op gram zuiver water, deed gelijke volu- mina hiervan in twee huizen van wit glas kookte daarin de , oplossing en

de smolt huizen dicht vóór dat de lucht er weer kon intreden. Nu werd de eene buis volkomen de andere op eene donkere, op eene goed verlichte plaats ge-

doch naast elkander, om dezelfde te zet, afwisselingen van temperatuur on-

stcn dergaan. Den 20 October opende hij de huizen, die volkomen doorschij- nende zonder het vocht vochten, eenige mikroskopische vegetation , bevatten; dat in het donker gestaan had, werd niet troebel door het koper-potasch-

bevatte reagens van Bakheswil, en alzoo geen glucose, maar het andere

met rood leverde hetzelfde reagens een overvloedig precipitant ; ongeveer de helft der suiker was glucose geworden. rend. Tom. LXXIII, ( Compt. pag.

1040). Van deze ontdekking beweert MaumenÉ de prioriteit te hebben,

(ibid pag. 1176). n. l.

Nieuwe — bereidingswijze van zwavelwaterstof. J. Galletley nam waar, dat een mengsel van paraffine, met een gelijk of grooter gewicht aan zwavel,

tot iets hij do verwarming boven het smeltpunt van zwavel, zwavelwaterstof-

ontwikkelt. De dor gas gasontwikkeling duurt bij matige verhitting massa een gernimentijd lang gestadig voort. G. beveelt deze methode aan tot voortbren- ging van zwavelwaterstof voor het gebruik in laboratoricn. Wendt men cene flesch die omstreeks een het dan aan, pond van mengsel bevat, verkrijgt

Chemical men een gasstroom, die voor verscheidene dagen toereikend is. (Uit

News in Journal CCII, 501.) iig. Polyt. , pag.

Middel om schoon gevormde kristallen te verkrijgen. — Volgens eeno

Prof. Schulze alle racdodeeling van verkrijgt men geheel aan zijden ge-

kristallen in vormde van verschillende zouten, enz., wanneer men hen, plaats

kristallisee- van uit water, uit oplossingen van pectine of van gelatine laat

de sectie scheikunde der natuur- ren. Hij vertoonde in voor Vergadering van

onderzoekers te Rostock , kristallen van suiker, borax en andere zouten, die zich in oplossingen vrij zwevend gevormd hadden. (Ber. d. deutsch.

Ghem. Ges. zu Berlin, 1871, No. 14). hg.

MENSCHKUNDE.

Paalwoningen in het zuiden van Frankrijk. — Garrigou heeft in een

de veen bij Saint-Dos (Basses-Pyrónées), dat plaats van een vroeger meer WETENSCHAPPELUK BUREAU. 39

inneemt, een op iugelieide palen gelegen planken vloer ontdekt. De palen en andere stukken houtwaren blijkbaar met metalen, allerwaarschijnlijkst ijzeren,

waarmede werktuigen bewerkt, overeenstemt bet getuigenis van anderen, dat

vaak in de men planken en die in palen, andere barthes (zoo noemt men

daar dergelijko veenen) gevonden heeft die zijn, ijzeren pennen aangetroffon , echter het uittrekken tot stof bij uiteenvielen. De bodem van deze meren be-

hoort tot de Garrigou besluit pliocene. zijne beschouwing over hetgeen men

do voorhistorische aangaande bevolking van het zuiden van Frankrijk heeft

dat de geleerd, dalen der Pyreneën, even als het goheele suh-pyreneïsche hek- ken hunne hebben die vooral in , paalbewoners gehad, tegelijkertijd, hot

motaal-tijdpcrk, eene zeer groote uitgestrektheid lands tusschen de Middel-

landsche zee en den Oceaan bewoond hebben, en die voorafgegaan zijn

door andere metalen [?] stammen, die nog geeno kenden. (Gompt rendus , Torn.

— Waarom het velen LXXIII, pag. 1223). cthnologen onmogelijk schijnt,

dat een en volk eerst wel hetzelfde niet, later gebruik van metalen zou heb- ben is te gemaakt, moeielijk begrijpen. n. i„

DIERKUNDE.

Lichten dieren. — der Professor Panceki te Napels heeft zich cenigen

tijd hczig gehouden met het onderzoek van lichtende zeedieren; Noctiluca,

Pennatula. Beroë, Pyrosoma, Pholas, Volgens hem zou de lichtgevende

stof altijd het product cencr secretie zijn, welke (behalve bij Noctüuca) in klieren plaats grijpt. De afgescheiden stof bevat epithelium-cellen in den toe-

stand van vet-degenoratie. Opmerkelijk is hetgeen hij omtrent Pennatula

mededeelt. Wanneer hot eene einde der kolonie geprikkeld wordt, dan gaat

stroom van licht een langs de geheele lengte, uitgaande van de geprikkelde

Hot de snelheid plaats. zoude mogelijk zijn der voortplanting daarvan te meten ,

eene als op dergolijke wijze Heljiiioi.tz en Donders zulks voor de be-

in de zenuwen gedaan hebben weging {Nature, 14 Dec. 1871, pag. 132).

IIG.

iets den Ceratodus. — in dit Nog over Wij gaven Bijblad, bl. 14, reeds

een bericht van de ontdekking van dezen merkwaardigen visch in Australië,

tevens en verslag van do hoofduitkomsten van het anatomisch onderzoek

door Güntiier. Ter hier dat aanvulling voegen wij nog bij, van het oor-

opstel van G. Kreeft waarin hot eerst van dit dier als van een spronkelijk ,

reusachtige eene met amphibie beschrijving bijgevoegde afbeelding gegeven 40 WETENSCIIAPPELIJK IiUDI.AD.

stc is, eene vertaling gevonden wordt in het Archiv j. Naturgesc/i., 36 Jahrg. p. 321). HG.

Nog levende Rugosa. — In de gronden van hot palaeozoische tijdperk worden talrijke koralen aangetroffen, die zich van de later geleefd hebbende

levende in één die en thans nog meer dan opzicht onderscheiden, en men daarom in eene die der heeft Tot afzonderlijke afdeeling, Rugosa , vereenigd.

dat deze voor korten tijd meende men groep geheel uitgestorven was. Do in den laatsten verrichte tijd op verschillende punten diepzeeloodingen heb-

dat deze thans door ben geleerd, integendeel groep op groote diepten nog levende vormen vertegenwoordigd wordt. Men kent er twee; de eene is aan- getroffen bij de diepzeeloodingen met het schip Porcupine in de Middellandsche

door in 1870 heeft den zee, Carpenter gedaan; zij naam van Guynia annulata ontvangen. De andere is gevonden door graaf Pourtai.es nabij de kust van Florida in den loop van den golfstroom, en is door hem beschreven

in de onlangs verschenen lllustrated Catalogus of the Museum öf Compa-

rative Zoology at Harvard College, No. IV, onder den naam van Haplo- phyllia paradoxa. hg.

Nog levende krjjtkoralen. Caryophyllia cylindracea Eeuss, tot dusverre alleen het thans den Atlantischen oce- bekend uit witte krijt, bewoont nog

G.vupenteu Gwun Jeffueys hadden uit aan op aanmerkelijke diepte. en diepten van 090 tot 1090 vademen een groep van Caryophyllien opgehaald,

stelsels hot van van straalschotten in zes over- die, door bezit vier kringen ,

met die in het worden maar die men eenstemden vormen, krijt aangetroffen,

uitgestorven waande. Een daarvan biedt geenerlei verschil met de genoemde

Caryophyllia eene van Martin Uuncan cylindracea , blijkens mededecling

aan de Geological Society in hare vergadering van 7 Junij 1871. (Philos.

Magaz. 1872, p. 75). hg. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

STERREKUNDE.

Nieuw middel ter nauwkeurige plaatsbepaling van Venus by baren over- gang over de zon. — De astronomen maken reeds toebereidselen tot het

den die doen van nauwkeurige waarnemingen tijdens overgang van Venus,

1874 in December moet plaats grijpen, en waardoor men hoopt dat een einde zal worden de thans bestaande onzekerheid gemaakt aan groote nog aangaande de parallaxis dor zon. Een nieuw en vernuftig middel, om den afstand der middelpunten van beide hemellichamen daarbij nauwkeurig te bepalen is onlangs voorgosteld door den heer iiouzeau. Hij slaat voor een

heliometer kijker te gebruiken, die volgens het beginsel van den is ingericht, maar met die belangrijke wijziging, dat de eene helft van hot objectief eenen

wel anderen brandpuntsafstand heeft dan het andere, en zoo dat men daar-

kan kleiner mede een zonnebeeldje doen ontstaan, dat zoo groot of nog iets

het van de is. Daar beide beelden dan beeldje planeet men op elkander kan laten vallen, juist in het kruisingspunt der mikrometerdradcn, zoude het

met der de zoo mogelijk zijn zeer groote juistheid de plaats planeet op zon-

deze neschijf te bepalen. Voor meerdere bijzonderheden aangaande methode

naar V Institut 1872 79. hg. verwijzen wij , p.

— Februari Noorderlicht. Het prachtige noorderlicht van 4 j. 1. heeft

alle een zeer aantal van zijden ingokomen berichten niet zich, blijkens groot ,

alsmede in het alleen over geheel Europa vertoond, Noord-Amorika, waar

twee do zes uren later gezien werd, maar bij Parijsche Akademie ontvangen

de berichten ook dat aldaar denzelfden brieven van het He la Réunion op

zuiderlicht is. tijd een gezien hg.

41 42 WETENSCHAPPELIJK BUG LAID.

AARDKUNDE.

Buitengemeene bewaring van fossile bloemen insekten en schaaldieren. — ,

In de vergadering van 5 Februari j. 1. der Sociétégéologique de France vertoonde de heer de fauna munier chalmas overblijfsels eener merkwaardige en flora, die bewaard zijn gebleven in de oude tot het eocene tijdperk beboerende travestino

van Sezanne (dep. de la Marne). Deze overblijfsels zijn zoo volkomen, dat de

der minste bijzonderheden van het maaksel der bloemen, der insekten en schaaldieren herkenbaar alleen herkent de bloemen den zijn. Niet men aan kelk voorzien en de bloemkroon, maar sommige helmstijltjes zijn nog van hunne in helmknopjes. Sommige zijn nog den knoptoestand, andere pas even ontloken, nog andere zijn reeds verwelkt en vertoonen nog slechts het be- vruchte ovarium. Men ziet het weeke voorkomen der onder- nog larven, men scheidt zelfs in der de fijne aderen de nog onontwikkelde vleugels nymphae.

Onder de insekten herkende de heer eene keversoort uit het munier ge- slacht dat thans uitsluitend in Brazilië Trigonodera , vertegenwoordigd is, voorts een wants uit hot Pentatomes waaraan zelfs de die geslacht , klieren, het deze insekten riekende vocht kunnen aan cigendommelijk afscheiden, nog worden waargenomen. Onder de schaaldieren is een nieuw geslacht, Hetero-

hetwelk men den kauwtoestel tot in de kleinste sphaeroma , bij bijzonderhe- den kan onderzoeken, en een soort van Astacus welke slechts in zeer , geringe kenmerken van de hedendaagsche rivierkreeft verschilt. {Revue scien- tijique 1872, p. 858.) hg.

NATUURKUNDE.

Golflengte der tonen van bewogen lichamen. — Trof. mayer te Ho- boken in New heeft de een Jersey wijze beschreven, waarop hij aan talrijk auditorium het feit heeft gedemonstreerd, dat de toon van een trillend lichaam

snelheid hooger wordt gehoord dan hij is, wanneer dit met eenige naar

’t den hoorder toe wordt bewogen, en omgekeerd lager, als bewogen wordt

hem af. Daartoe 4 elk als van gebruikte hij stemvorken, gewoonlijk op eene

:l :l klankkas Twee daarvan . 1 en N waren geplaatst. (N . 2) juist gelijk, op

11 N'. 250 geheele trillingen in de seconde afgestemd, N . 3 gaf 254 en 4

doet N'. 250 trillingen in de seconde. Mayer opmerken, dat om de 1 en 2

volkomen unisono te wat voor de hier te vermelden van verkrijgen , proefnemingen

niet al niet overwegend belang is, men zich op het of waarneembaar zijn van WETENSCHAPPELIJK EIJBEAI). 43

zwevingen bij het te zamen klinken kan verlaten. Twee waarlijk en duidelijk

stemvorken kunnen ongelijke tonen gevende te gelijk klinkend, zulk een in- , vloed elkander uitoefenen dat unisoon worden en dus op , zij geen stooten

hooren. Beter is het elk vorken te laten der 1 en 2 op hare beurt laten klinken met 3 of 4, en dan den tijd waar te nemen voor het hooren van

een gelijk aantal, b. v. 30 of 40 stooten benoodigd. Is deze nauwkeurig

samenklinken dezelfde bij het van 1 en 3 als bij dat van 2 en 3, dan

1 en 2 volkomen zijn gelijk van toon, althans wanneer niet de eene juist

1 veel N' 3 de even trillingen meer dan . geeft, als andere minder. Men begrijpt

lichtelijk hoe iemand , wiens oor zoo ongevoelig of ongeoefend is, dat hij dit

niet van het geval dadelijk eerste kan onderscheiden, zich door het waar-

de 1 nemen van zwevingen van en 2 zou kunnen helpen. Bij al deze waar-

nemingen is het raadzaam om de trillende vorken acoustiek te isoleeren, dat

of caoutchouc te hare is ze op aan bevestigen, zoodat zij trillingen aan geen ander vast lichaam kunnen mededeelen.

Met de zoo toebereide stemvorken kan men de volgende proefnemingen

verrichten.

11 1 Als N “. 1 en 2 een afstand van meters of . op twintig nog verder van

elkaar hare klankkassen op geplaatst zijn en een van beide aangeslagen of aangestreken wordt, dan klinkt dadelijk de andere mede. Men kan dit hoor-

klinkens af of baar maken door de eerste na een oogenblik te dempen, ook

met wat meer omslag en toestel zichtbaar, door tegen een der uiteinden van

de tweede vork aan een draad een licht balletje te hangen, dat weggestooten

deed deze in wordt zoodra deze begint te trillen. M. proefnemingen een ver-

duisterd vertrek en wierp door eene lens een vergroot beeld van het sterk

verlicht uiteinde met het der tweede vork balletje op een scherm.

2 ’. Als, terwijl NV1 rustig blijft, zooals bij de eerste proef, N". 2 eerst

in dan haar trilling wordt gebracht cn op klankkas geplaatst, terwijl de proef-

kas vork in zich snel N°. 1 toe of nemer, welke en handen houdt, beweegtnaar

de kas wordt de be- daarvan af on de vork weer van afgenomen gedurende

dan 1 in al 1 2 ook min- weging, geraakt niet trilling, zijn daarbij en op

der dan een meter afstands van elkaar gebracht. Houdt de beweging van 2

de klankkas dan 1 te trillen. op, terwijl zij nog op staat, begint dadelijk

3°. Worden de vorken N". 3 en 4 elk in de nabijheid van 1 aan ’t trillen

gebracht, dan laten ze deze, als de afstand tusschen haar en de laatste onver-

N”. anderd blijft, geheel in rust. Maar als 3, die twee trillingen in de se-

conde minder geeft dan N°. 1, naar deze toe bewogen wordt, of als N". 4,

die twee trillingen in den zelfden tijd meer geeft, daarvan af bewogen wordt 44 WETENSCIIAPPEIJJK BIJBI.AD.

met eene snelheid, die in elk der beide gevallen juist — of althans bijna

juist — gelijk is aan tweemaal de golflengte van den toon der vork, dan wordt N 1 daardoor telkens zeer duidelijk in beweging gebracht. Na cenigo

het voort te de boven 2 oefening gelukt deze bewegingen brengen op bij aangeduidc wijze.

M. doet opmerken, dat deze proefnemingen, waarvan het beginsel reeds in

1841 door noppi.F.n is ontwikkeld, een dubbele belangrijkheid hebben ver- kregen door de toepassing van dit beginsel bij de spectraal analyse der hemel- lichamen. i.n. (Phil. magazine , April 1872, p. 278.)

Rotatie van het polarisatie-vlak der donkere warmtestralen. — In een brief de het aan redactie van Journal de physique (Mars 1872, p. 101),

dat het hem korten bericht tyndall, voor tijd gelukt is, om deze rotatie

aan een groot auditorium te vertoonen, zooals zij wordt voortgebracht onder magnetischen invloed, en wol in veel sterkere mate dan dit mogelijk geweest was aan de i.a pnovosTAYE en desains die naar T. meent met lichtende ,

zonnewarmte experimenteerden. Hij gebruikte elektrisch licht, dat eerst “ge-

zift” werd door eene oplossing van jodium in zwavelkoolstof, zoodat alleen

tie donkere warmtestralen overbleven. Deze, eerst door een vrij groot NicolFs

prisma gepolariseerd, gingen door een stuk “zwaar glas” van Faraday en dan door een tweede Nicoll, waarvan de hoofdsnede met die van het eerste

45" maakte. Daarna vielen het een hoek van graden ze op cone eindvlak van

welks andere een thermoskoop van meli.oni, eindvlak door eene standvas-

Werd tige warmtebron werd bestraald om den rheoskoop op 0" te houden.

nu een elektromagneet, tusschen wier polen het stuk “zwaar glas” geplaatst

in week den was, werking gebracht, dan do naald van rheoscoop ISOsohaal-

deelcn af. ln.

Spectrum der warmtestralen van de zon en van kalklicht. — Lamanskv

(Monatsberichte der hönigliche Akademie der Wissenschaften zu Berlin,

Dec. en daaruit 7, 1871, Philosoph. Magazine , April, '1872, p. 282)

herinnert aan de uitkomsten van herscheel betrekkelijk het gemis aan con- vin tinuïteit warmtewerking in het spectrum. Deze wierp het zonnespectrum

met met alkohol op een lampzwart bedekt papier, dat was bevochtigd, en

dit in elkaar zag langzamerhand vier, duidelijk van afgescheiden plekken droog

worden. Later toonden fizeau en foucaolt met behulp van den thermomul-

tiplicator liet bestaan van deze drie onderbrekingen bepaaldelijk in het ultra-

roode spectrum, dus in dat der donkere warmtestralen, aan. Desniettegen- VVETENSOHAPPELIJK RUBLAD. 45

staande vindt latere als men van waarnemers dit spectrum nog dikwijls on-

afgebroken beschreven.

L.\.NSKY nu in het laboratorium heeft, van heemholtz, die proefnemin-

gen met grootc voorzorgen herhaald, welke voornaraenlijk ten doel hadden

het zuiver te om spectrum verkrijgen en zoo vrij mogelijk van gediffundeerde

stralen. Hij vond voor zonlicht de drie onderbrekingen in het ultra-roode

vooral wanneer lens spectrum, hij eene en een prisma van klipzout gebruikte,

van het terug. De eerste, lichtspectrum af gerekend, is verder van de tweede

gelegen dan deze van de derde. Zij kunnen ook in de spectra, door flintglas-

of worden alle drie kroonglas-prisma’s verkregen, waargenomen en nemen in

spectra overeenkomstige plaatsen in. Op verschillende tijden van den dag blijft

hunne ook plaats onveranderd; maar zij worden smaller, naarmate de zon

staat. Op verschillende vertoonen zich ook hooger dagen waargenomen, zij

sterker duidelijker en bij groote, dan bij geringe betrekkelijke vochtigheid

van de lucht. Het van kalklicht spectrum vertoont, zoo als reeds na ïyn-

dat dall’s uitkomsten met van elektrisch licht waarschijnlijk was, zich vol-

komen onafgebroken.

Uit dit alles dat deze blijkt onderbrekingen hoogst waarschijnlijk door op-

slorping in den dampkring worden teweeggebracht. Om hieromtrent tot zeker-

te zouden heid geraken, nog, gelijk L. opmerkt, proefnemingen noodig zijn

het met spectrum der zon kort voor haren ondergang, en dergelijke op ver-

schillende van den tijden dag op een genoegzaam hoogen bergrug, waar de

zeer geheele atmospheer weinig waterdamp bevat. i.n.

Onderlinge aantrekking van gelijk gerichte El, stroomen. — Niaudkt-

in het Journal de Mars de ureguet vestigt physique, 1872, p. 102 aan-

de bekende ten dacht van zijne landgenoten op proef van noGET bewijze van

deze aantrekking. Zoo als men weet, gebruikte deze een vertikaal geplaatste

met katoen of spiraal, uit zijde omwonden koperdraad, waarvan het boven- eind aan eenen vasten geleider was bevestigd, terwijl het ondereind juist de

raakte in Leidt oppervlakte van eenig kwikzilver een bakje. men hierdoor een

el. stroom, dan trekken de wendingen elkander aan, de spiraal verkort zich

daardoor en het ondereind verlaat het kwik om, daar nu de stroom daar-

aanstonds door verbroken wordt, weder daarin te dalen , waarna de aantrek-

voort. king op nieuw plaats vindt, en zoo

Bueguet doet dat de dien men ’t nu opmerken wanneer stroom, op oogen- blik tot zijn dienst heeft, te zwak mocht zijn om liet verschijnsel duidelijk te

zich kan doen uitkomen, men dadelijk helpen door een magneet.staafjo, al is dit 46 WETENSCHAPPEI-.IJK BUBLAD.

ook niet dikker dan een potlood, voor eene spiraal van 25 millimeters wijd, daarin te steken.

Zou een week ijzeren staafje niet minstens even goed werken? ln.

PLANTKUNDE.

Veranderlijkheid van den bloeitijd der planten. — Fiutsciie heeft uit het groote aantal waarnemingen, die sedert een tiental jaren volgens zijne voor-

in schriften op verschillende plaatsen Oostenrijk gedaan zijn, eenige alge-

hesluiten omtrent de de meens afgeleid grenzen voor veranderlijkheid van het in tijdstip waarop verschillende planten Oostenrijk beginnen te bloeien,

stc en deze medegedeeld in de SitzungsbericMe d. Kais. Akad. l Abth.

45. Daaruit dat die des te LXIV, p. blijkt veranderlijkheid grooter is, naar-

de in het bloeien. Zoo b. v. het mate planten vroeger jaar bedraagt ver- schil voor;

Galanthus nivalis . . 52 dagen

Avellana . . 49 Corylus „

Hepatica trilobata . . 39 Hepatica „

Viola odorata 31 Viola odorata . . 31 „

Prunus Cerasus 26U Cerasus * *. “* ,J . »

Rubus idaeus 25 idaeus . . 25 n„

coronarius . 19 ...... Philadelphus . n„

Dit uit de blijkt nog duidelijker samenstelling der gemiddelde verschillen bij een zeker aantal, in verschillende maanden bloeiende planten:

Maart 37,6 dagen voor 8 planten.

April 16 29,0 51 .1

Mei 20 25,1 11 „ „

Juni HG. 11 8 24,1 )> i)

SCHEIKUNDE. \

— Er is als het Optum-alkaloiden. geen plantenprodukt zoo samengesteld

Dit nieuw is op gebleken bij een onderzoek van iiesse medegedeeld opium. ,

in de Ann. d. Chem. u. Pharm., Supplementband VIII, p. 261. Volgens hem bevat het opium niet minder dan vijftien verschillende alkaloiden, die

hunne in hij overeenkomstig scheikundige samenstelling en eigenschappen nog vier groepen vereenigt, namelijk: WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 47

1. Morphinegroep: morphine, codeine, pseudomorphine, laudanine, ooda- mine, laudanosine;

2. Thebainegroep: thebaine, cryptopine , protopine;

3. Papaverinegroep: papaverine, narceine, lanthopine;

4. Narcotinegroep: narcotine, hydrocotarnine.

zich de in Hierbij voegt nog meconidine, die geen dezer groepen past.

HO.

DIERKUNDE.

Cellulose uit den mantel der Ascidien. — Deze heeft een vernieuwd on- derwerp van onderzoek door Dr. schAfer uitgemaakt, dat in zoo verre gerecht-

als de vaardigd was er namelijk nog enkele twijfelingen aangaande volkomen identiteit met Behthei.ot plantencellulose bestonden. had deze stof op grond

door verschillen van hem gevonden tunicine genoemd. Het is echter aan S. gebleken dat de uit Phallusia en Pyrosoma bereide cellulose in alle opzich- ten met plantencellulose overeenstemt. Zij heeft niet alleen gelijke samenstel-

zwavelzuur — reeds dooi- ling en kleurt zich met jodium en blauw, hetgeen

den door eersten ontdekker schmidt, en vervolgens löwio, kölliker,

— ook laat zich in suiker schacht en payen gevonden was; zij omzetten

— door iets dat reeds berthelot gedaan was maar zij is bovendien

zelfs ook oplosbaar in koperoxyd-ammoniak, en het gelukte er pyroxyline van

schietkatoen Ann. d. Chem. te maken, die even ontplofbaar als was. ( u.

Pharm. IX, p. 312.) hg.

Soortenrijkdom in de afdeeling der dagvlinders. — In het vorige jaar

verscheen te London : A Synonymie Catalogue DiurncU of Lepidoptera ,

dit door w. f. KIRBY, Wij vermelden werk hier, omdat het eenig denk-

kan den verbazenden die in de beeld geven van vormenrijkdom, ons insek-

tenwereld te gemoet treedt. Daarin zijn namelijk omstreeks 9000 beschreven

soorten van Dagvlinders opgeteld! HG.

VERSCHEIDENHEDEN.

Bewaring van graan in het luchtledige. — In de vergadering der fran-

sche akademie van 12 Februari j. 1. werd door een commissie verslag uit-

den een middel, uitgedacht door heer i.ouvei. om granen en gebracht over ,

bederf inzonderheid andere drooge voedingsmiddelen voor en ook tegen de

insekten te bewaren. vernieling door 48 WETENSCMAPPELIJK IlIJBI.At).

middel bestaat daarin dat liet in bussen Dit graan groote ijzeren van 50 tot 100 hectoliters inhoud wordt gestort, en dat daaruit vervolgens de lucht wordt uitgepompt. Het is voldoende do lucht zoo ver te verdunnen dat een

de bus verband met hot inwendige van in staande manometer eene drukking van 10 tot 12 centimeters kwik aanwijst. In die verdunde lucht sterven alle

hunne voorhanden mochten het insckten en larven, wanneer zij zijn, en graan

bederf bewaard. is voor eenen waarschijnlijk onbepaalden tijd tegen

In tegenwoordigheid der commissie, waartoe onder anderen maarschalk

werden in zulke bussen vaili.ant en üodssingaui.t behoorden, drie ge- bracht in de eerste koren 20 , : , waarbij opzettelijk ongeveer liters levende klan-

tweede half ders gevoegd waren , in de : door meeltorren bedorven scheepsbeschuit,

half in de derde: tien zakken meel. Na een jaar werden de bussen geopenden

dat de insekten dood het koren bleek, al waren; was onveranderd, alleen zeer droog, maar kiemde als versch koren; de beschuit was in denzelfden

als in de hot meel volkomen toestand, waarin zij bus gebracht was; was als versch meel.

berekent 100 Louvel den prijs van elke bus van hectoliters op 750

de kan enkele francs en dien van luchtpomp oji 800 francs. Natuurlijk een

aantal bussen pomp voor een dienen.

Indion het waar is wat hij beweert, dat namelijk gemiddeld jaarlijks 13

dan het door vooral proc., d. i. meer , van graan gebrekkige bewaring en door insekten verloren dan kan deze manier bet te bewa- gaat, van graan ren belangrijke dienslen bewijzen. hg. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

AARDKUNDE.

Werkingen van klei, overeenstemmende met die van gletschers. — In de

vergadering der Société géologique van 18 Maart j. I. vestigde de heer

MOKTUXET de aandacht op do beweging van sommige kleibanken in de

die ten het water Apennijnen, zich, gevolge van dat zij opnemen en waar-

door in een toestand zij deegachtigen geraken, langzaam voortglijdende ver-

de plaatsen, geheel op wijze der gletschers, en soorlgelijke werkingen als

deze de O]) onderliggende en begrenzende gesteenten uitoefenen. Men neemt

dit in de verschijnsel bijna al zijdelingsche dalen waar. De onderliggende kalkgesteenten worden verbroken, medegesleept en vormen moraines. Door de

komen kalksteen ook zijdelingsche drukking de stukken boven op de opper-

vlakte der als de steenen de Do waarmede klei, oven op gletschers. kracht,

zich die is dat verscheidene kleimassa’s voortbewegen, zoo groot zij op plaat-

de vernield hebben sen stevigste spoorwegdammen (Revue scientifique •1872, p. 954). hg.

SCHEIKUNDE.

Beweging der atomen. — In een opstel, getiteld: Ueber einige Conden-

satie ducte des in de Ann. d. vliem. Pann. nspro Aldehyde , geplaatst n.

de Bd. CLXXII, H. 1, oppert kekule (p. 8C) volgende hypothese, aan-

de oorzaak in de chemie thans is de gaande van hetgeen men gewoon waar-

digheid of atomigheid te noemen.

Dat do atomen in de stelsels, die men moleculen noemt, in voortdurende

is reeds beweging zijn, door verscheidene physici en chemici aangenomen.

Wat nu den aard dier beweging aanbelangt, zoo beschouwt K. het als het

dat eeno is in dier dat de atomen als waarschijnlijkst zij regtlijnige , voege

49 50 WETENSCIIAPPELTJK BIJBLAD.

elastische lichamen elkander aanbotsen om zicli dan weder van elkan- tegen ,

laat zich der te verwijderen. Hetgeen men waardigheid of atomigheid noemt, dan mechanische de is het op wijze uitdrukken; ivaardigheid betrekkelijk aantal der stooten, welke een atoom in de tijdeenheid door andere atomen ondergaat. In denzelfden tijd, waarin de eenwaardige atomen van een biato-

elkander mig molecule eens tegen stooten, geraken, bij gelijke temperatuur,

tweemaal met tweewaardige atomen van een desgelijks biatomige molecule elkander in botsing. Onder dezelfde voorwaarden is in de tijdeenheid bij een

bestaand molecule het uit twee eenwaardige en een twoewaardige atoom ge-

der tal der stooten voor het twoewaardige atoom = 2, voor elk eenwaar-

digen rr 1.

Twee atomen van de vierwaardige koolstof botsen, wanneer zij, gelijk

door verbonden in de men thans zegt, ééne verwantschap zijn, tijdeen-

heid — d. i. in den waarin do waterstof hare baan een- , tijd, eenwaardige

maal aflogt, —- eenmaal tegen elkander; zij stooten in diezelfde tijdeenheid

drie atomen. die dubbel verbon- nog tegen andere Koolstof-atomen, men nu

de elkander den noemt, botsen in tijdeenheid tweemaal tegen en ontvangen in dezelfde tijdeenheid slechts twee stooten door andere atomen, enz.

Daar de toekomst der wetenschappelijke scheikunde in hare verbinding

mot de mechanische theorie ligt, zoo verdient deze hypothese, welke keküle

dan de de benzol als eerste verder op samenstelling van toepast, eene poging

tot het vinden van oen zoodaning verband, voorzeker de ernstige aandacht, iig.

PLANTKUNDE.

Azijngisting van wijn tijdens het bloeien der wijnstokken. — Het schijn-

baar de vaten vaak geheimzinnige verschijnsel, dat wijn op gedurende den

bloeitijd van don wijnstok aan ’t “werken” gaat, en er azijnvorming in ont-

dat staat, is, volgens e. itOBEKï, eenvoudig daaraan toe te schrijven, de

kiemen van Mycoderma aceti juist in het voorjaar en in den zomer het

overvloedigst in de lucht voorkomen. ( Compt. rend. Tom. LXXIV, pag. C83).

1 u- '•

der Ilchens heeft Over de gonidien ed. bobnet een opstel aan de

Académie des Sciences gezonden, waarin hij zich gunstig uitlaat over de

lichens hypothese van schwendeneh, volgens welke do zamengestelde wezens

zouden zijn, gevormd door de vereeniging van zekere lagere Algen met on-

derscheiden Fungi van de groep der ïhecasporen. De thallus der Lichens he- WETENSCIIAPPELIJK BIJBLAD. 51

staat uit een meestal weefsel en dradig, ongekleurd (hypha) groene , gele, blauwe of bruine cellen Deze laatste nu hebben (gonidia ).). een zeer groote overeenkomst met die van eenige lagere Algen. De gonidien van Omphalaria vindt men bij Chroococcus van Synalissa Glaeoclapsa van Col- terug , bij , lema Nostoc en Gonionema beantwoorden aan Wj ; Ephebe , Spilonema Sti-

gonema, Sirosiphon en Scytonema. Bij de lichens, die chlorophyl bevatten, verschillen de korrels in niets van Protococcus enz. De groene , Cystococcus getakte gonidien van Opegrapha hebben dezelfde structuur als Trentepohlia

(Chroolepus Ag). Eindelijk schijnt het geslacht Goenogonium tot voedster- plant te hebben eene conferva van het geslacht Cladophora. — Wij kunnen den schrijver in zijne nadere ontwikkelingen over hot ontstaan der gonidien

hem niet volgen; volgens ontstaan zij niet meer uit de hypha, dan deze uit

ofschoon de de gonidien, tegenwoordigheid dezer laatste noodzakelijk zou zijn

de De lichens voor ontwikkeling der hypha. zouden, volgens eornet, parasi- ten de de de cellen op algen zijn; bij eenigen zou hypha verwoesten, bij anderen zouden de vereenigde organismen blijven voortleven en zich voortplan- ten de Nostoc Collema ; eindelijk bij zoo zeer op gelijkende en Leptogium bestaat er geen onmiddelijke verbinding tusschen de hypha en de gonidien, en zoude bij deze planten het parasitisme het minst gekarakteriseerd zijn.

Compt. rend. Tom. LXX1V 820.) d. l. , pag.

Condurango. — Volgens triana behoort de Condurango oorspronkelijk tot die van welke de van Amerika gelooven, dat door planten , inboorlingen zij sommige dieren worden gebruikt als tegengift tegen slangenbeten, zooals de

Humb. et Matos Guaco (Mikania guaco Bonpl.) en de (eene Aristolochia).

Condor De Condurango zou tot dit einde door den gebezigd worden, van daar de naam Cundur-angu, d. i. “liaan van den Condor.” Eenige Gono-

de lobeën, waartoe Condurango behoort, gaan door voor sterk vergiftig; juist deze eigenschap gaf, gelijk men weet, aanleiding tot de ontdekking van zijne, ware, of vermeende, kracht tegen kanker. Daarlatende, wat triana over deze eigenschap zegt, bepalen wij er ons toe to vermelden, dat hij de

de volledige zekerheid zegt erlangd te hebben, dat Condurango is geen Ma- croscepis (waarmede zij overigens, vooral met M. Trianae Decaisne, ver-

ook noch bezit), noch eene Fischeria, een Oxypetalum maar een wantschap ,

G. Gonolobus (door triana condurango benaamd), even als Macroscepis behoorende tot de groep der Gonolobeëu der Asclepiadeën. [Compt. rend.

Tom. LXXIV, pag. 879.) o. l. 52 wetenschappei.uk bijei.ad.

DIERKUNDE.

Analyse van de melk van aan veetyphus lijdende koeijen. — Husson heeft de molk onderzocht van 4 bepaald door typhus aangetaste koeijen, van

14 die min of meer verdacht waren, en van 4 die niet aangetast schenen, hehoorcnde allen aan één eigenaar, en geplaatst in 3 afzonderlijke stallen.

duidt de door a de verdachte door de Hij schijnbaar gezonde koeijen , h,

door de smaak van die van zieke c aan. De melk van a scheen normaal; c was en de kleur er even als van die van h was rood- onaangenaam, van, , achtig. Het volgend tafeltje geeft de resultaten der analyse.

Normale melk

a h c gemiddeld.

Boter...... 30. . . -16,90 . . 14,93 12,60 .

Melksuiker. . . . 50. 33,90 . 31,40 . 16,45 .

Caseïne. . . 34. . 50,25 . . • ff . * 'J

Albumine . * . 6. 5) . 20,60 • ff . .

Zouten. . * . ‘ . . 7. . ») . 18,50 ff

Het schijnt alzoo, dat wanneer de typhus in een stal is uitgebroken, al het ook de ziekte niet (zooals a) toch den vee, hetgeen krijgt , ecnigermate

De melk invloed der epidemie gevoelt. der aangetaste dieren is, volgens n.,

evenmin schadelijk voor den raensch en de niet-herkauwende dieren, als het

vleesch, doch kan natuurlijk niet dienen tot voedsel voor kinderen. ( Compt.

rend. Tom. LXXI11 1339.) d. l. , pag.

Hyaemoschus aquations. — Op de westkust van Afrika leeft een merk-

de den de waardig dier, dat bij negers naara van Boomorah, bij engelsche

kolonisten dien van Waterhort ( Water-Beer) en bij de fransche kolonisten

dien van Ree-hert (Biche-Cochon) draagt. Hot werd in '1840 het eerst door

als verwant met de o>;ii.hy beschreven, die het, Moschus-dieren van Aziö

Moschus en Moschus noemde. Later ont- (de geslachten Tragulus) , aquaticus

den omdat het zich ving het) van gray naam van Hyaemoschus aquaticus. ,

in verscheidene belangrijke punten van de eigenlijke Moschidae verwijdert.

dit dier tusschen de orde der Inderdaad maakt een overgang Ruminantia

der in en Pachydermata en vertegenwoordigt de hedendaagsche schepping

die in de tertiaire beide orden de groep der Anoplotherioiden, periode aan-

vier een schakelde. Aan de voorvoeten zijn gescheiden vingers, waarvan ook

de beide zijdelingsche, even als bij de zwijnen, ofschoon kleiner dan do beide WETENSCIIAPPELUK BIJIU.AD. 53

middelste, toch geheel volledig zijn. Ook zijn de metacarpaalbeenderen geheel

Aan de vrij en niet tot een zoogenaamd kanonbeen versmolten. achtervoeten

heeft die versmelting der metatarsaalbeenderen wel plaats, maar alleen de

kanonbeen beide middelste vingers nemen daaraan deel, en het vertoont nog

de Pecari’s, heeft dit eene diepe groeve, ongeveer als bij Daarentegen dier,

als volgens Fi.owEn, een zamengestelde maag, even Tragulus. Eindelijk heeft

dat lede- nu ook Dr. ciiatin aangetoond, dit dier in het spierstelsel zijner

maten vele van de vertoont l’Institut punten toenadering tot zwijnachtigen ( ,

Kort kunnen 1872 p. 68). zamengevat zoude men zeggen: dat de Hyaeraoschus

door het maaksel zijner ledematen, zoowel wat het skelet als wat de spieren betreft, tot de familie der zwijnachtige dieren, daarentegen door zijn tand-

der stelsel en het maaksel spijsverteringsorganen tot die der Hertachtige die-

zoodat de door de ren behoort, bovengenoemde naam van Biche-Cochon,

kolonisten fransche daaraan gegeven, inderdaad gerechtvaardigd is.

Nog stippen wij hier aan dat overblijfselen van hetzelfde geslacht, zoo

als de niet van dezelfde soort Afrikaansche, door lautet in de miocene gronden

van en door in ouderdom Steinheim in sansan traas lagen van gelijken bij

Wurtemberg gevonden zijn. iig.

der visschen. — De ademhaling De heer giitiiantheeft eenige onderzoekingen

de daaruit het gedaan over ademhaling der visschen. Wij stippen volgende aan.

Een visch (zeelt) absorbeert in eene beperkte hoeveelheid water ai de daarin

welke volume bevatte zuurstof, door een nagenoeg gelijk koolzuur vervangen

wordt. Ook eenige stikstof wordt uitgeademd. Wanneer do zwemblaas verwij-

derd heeft met dat stik- is, ongeveer hetzelfde plaats, uitzondering er geen

stof wordt uitgeademd. Dit is in tegenstelling met de uitkomsten der proef-

van v. HUMiiOLDT en nemingen provenqai,, volgens welke er stikstof zoude

koolzuur worden opgenomen en bijna geen uitgeademd.

liet opmerkelijkst resultaat zijner proefnemingen is echter het volgende;

twee der zelfde soort Hij plaatst visschen en zoo na mogelijk van gelijk ge-

wicht, den een in den ander in oen mengsel van van hetzelfde water, */I#

2 water en bloed van een hond of van een koe. Het bloed is vooraf gede- /|(,

de flbrinoerd. In laatstgenoemd mengsel leeft visch ruim dubbel zoo lang als

in het water. G. besluit daaruit dat de bloedlichaampjes, die rondstroomen

in de kieuwen van een visch, het vermogen bezitten om de zuurstof te ont-

trekken de daarmede in komende aan aanraking bloedlichaampjes of aan de

haemaglobine van een ander dier. Tevens doet hij opmerken dat dit licht 54 WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

de werpt op wijze van ademhaling der vrucht van de zoogdieren door- tus- schenkomst der placenta. rendus LXXIV hg. ( Compt. p. 624).

Een trilobiet. — In de der reusachtige vergadering Sociélé géologique van

18 Maart j.l. vertoonde de heer bayan een uit de leigroeven van Angers afkomstige trilobiet, die niet minder dan 70 tot 80 centimeters lang zoude zijn. De grootste tot dusver bekende soorten bereiken niet de helft dier lengte.

meent dat tot de Hij deze trilobiet het geslacht Lichas behoort en tot soort

Lichas Heberti. 1872 {Revue scientif. p. 954). hg.

MENSCHKUNDE.

Normale en oorspronkelijke stelling der hand. — Bij de visschen, de vogels, de levende en fossile zee-reptilen, de cetaccen, de robben is de

of band halve voorarm de in onveranderlijke supinatie. Bij de andere levende zoog- dieren wordt bij do kanguroes, de luijaards, de van sleutelbeenderen voor- ziene knaagdieren, de boeren, do katten eene rotatiobeweging van 90" van binnen naar buiten mogelijk bij de voorpooten, die bij het loopen in pronatie

De volkomeno de rotatie '180' den radius gesteld zijn. supinatie, van van op

den cubitus is het deel van de Primaten, t. w. de en den , apen mensch.

de den mensch is de hals Bij anthropomorphe apen en eindelijk as van den des opperarmbeons gericht van buiten naar binnen on van beneden naar ho- ven , en niet meer van voren naar achteren, zoo als bij de andere zoogdieren het geval is; en bij de eersten kunnen daarom de geheelc bovenste ledematen

idealen den schouder een kegel om een as beschrijven, waarvan de top aan ligt en de basis door do toppen der vingers omschreven wordt. Daardoor wordt do beweegbaarheid dor bovenste ledematen voltooid, en worden deze volkomen de in uitsluitend organen voor prehensie, plaats van ondersteunings-

te als riemen organen zijn, zoo bij do eigenlijke viervoetige dieren, of zoo als bij de cetaceon en de robben, of wol vliegwerktuigen, zoo als bij de vogels en de

als vleermuizen. Hierom gelooft martins, dat de halve supinatie de oor-

hand spronkelijke en normale positie der moet worden aangenomen in de ontleedkunde van alle zoogdieren, bij wie de voorarm niet geplaatst is in

vaste eene en blijvende stelling. {Compt. rend. Tom. LXXIV, pag. 307).

—■ Dat bij den mensch de halve supinatie de oorspronkelijke handstel- ling is, kan ook daaruit worden opgemaakt, dat, bij recht naar bene-

den staat den hangende armen (de oorspronkelijke armstelling) in van rust, de handen uit zich zelve den stand van halve supinatie, evenwij- dig aan het vcrtebro-sternaal doorsnijdingsvlak des lichaaras, aannomen, WETENSCIIAPPELI.TK liIJHLAD. 55

wordt ze in den toestand terwijl er opzettelijke spierbeweging gevorderd om

vooral van geheele pronatie en van supinatie te brengen. i). L.

Brachycephale negers op de westkust van Afrika. — e. t. iiamy deelt

de rivier dat de schedel van een aan Fernando-Vaz mede, Camma-neger, ,

door Dr. i.AivrtGUE een index van 80 bezat. 93 gemeten , cephalicus Op negerschedels, uit diezelfde streken medegebracht door nu chaii.lu en in

het bezit van het British Museum, zijn 60 dolichocephaal, 14 mesocephaal,

11 sub-brachycephaal, dus met een index hooger dan 80, en 2 brachyoe-

met index Ook de de kust Benin phaal een van 84,24. negers van van

schijnen niet allen dolichocephalen te zijn. Deze korthoofdigheid gaat overi-

met andere anatomische den schedel en het gens gepaard eigenschappen van aangezicht, die deze hrachycephalen doen verschillen van de dolichocephalen

die hen Er is meent te dat omringen. dus, iiamy, grond om gelooven er

tot onbekend hier spraak is van een dusver ras, dat tot de Afrikaanscho

staat de tot oceanische negers als Mincopie- en Aïta-negrito’s de negers.

( Gompt. rend. Tom. LXXIV , pag. 379), d. l.

Invloed van amputatiën op het ruggemerg. — Vulpian hoeft in 1868

thans resultaten hierover en wederom do van zijne onderzoekingen medege-

deeld. Deze komen hoofdzakelijk daarop neder, dat na do geheele of gedeel-

lichaamsdeel telijke amputatie van een hot achterste gedeelte van die streek

die zenuwen welke het des ruggcmergs, afgeeft voor geamputeerde deel be-

stemd zijn, aan die zijde, waar die zenuwen ontspringen, oene atropine

die de ondergaat, van gcene verandering in constituerende deelcn van het

maar bloot van eene vermindering van den diameter dor ruggemerg, zenuw-

buisjes afhangt. Dat deze atrophie afhankelijk is van de doorsnijding der

zenuwen , wordt daardoor bewezen, dat zij zich evenzeer vertoont, wanneer

lid maar niet het weggenomen, een groote zenuwstam er van (b. v. de

is. nervus ischiadicus of cruralis) doorgesneden Als oorzaak van dit ver-

schijnsel kan men tot dusver alleen beschouwen do physiologischc werkeloos-

heid der afgesneden zenuwen en van de met deze zamenhangende bestand-

deelen het rend. Tom. van ruggemerg. (Gompt. LXXIV, pag. 024). d. l.

Paladru. — Paalwoningen van De qoatrefages, aan de Académie des

Sciences werk aanbiedende den heer een van chantue, getiteld: Les pala-

ou constructions lacustres du lac de Paladru er deze fittes , voegt bij, dat

U palafittcs" daarom zeer belangrijk zijn, omdat zij bewijzen, dat er in 56 wetknsciiappei.uk bijbi.ad.

Frankrijk paalwoningen hebben bestaan tot aan het Karolingische tijdperk,

en omdat het blijkt dat deze woningen niet door geweld vernield zijn , maar

dat haar verval het gevolg ia geweest van de verhooging van den waterstand

van hot meer. 14 Fevr. (Les Monde», 1872, pag. 244.) i>. l.

VERSCHEIDENHEDEN.

Snelle verrotting by gealcoholiseerde lijken. — Ciiampouiu.on besluit

uit een groot aantal waarnemingen, door hem gedaan gedurende de inneming

do dat de dronkaards veel tot van Parijs op Commune, lijken van sneller

bederf dan die van nuchtere veronder- overgaan, betrekkelijk personen. Hij

stelt de soort te , dat drinkzucht een van ziekolijko adynamie weeg brengt,

overeenkomende met de adynamie bij rotkoortsen. — Later heeft gaui.tier

de claubry omtrent dit punt voorzichtigheid in het beslissen en een nader

onderzoek aanbevolen. Indien het echter blijken mocht, dat champouillon

gelijk had, zou dit dan, vraagt hij, niet kunnen dienen om eenig licht te

over de kwestie der combustio die niet gelooft verspreiden spontanea, hij

door de opgelost te zijn proeven van baup? ( Gompt. rend. Tom. LXXIV,

889 pag. en 973). D. L. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

NATUURKUNDE.

Glastranen. — De heer hoeft met de bekende de luynes eenige proeven

licht do deden glastrancn gedaan, die eenig verspreiden over wijze waarop de daarin gerangschikt zijn. Ten einde het uiteenspatten te verhinderen, sloot hij

in Het de haar gips op. Week toen dat, hij verbreking van eenig gedeelte der oppervlakte, er steeds kegel vormige lichaampjes ontstonden. Geschiedt

den de verbreking aan staart, dan zijn al de toppen der kegels naar het

einde dezen verbreede de van gericht; zaagt men tot in het einde, dan zijn

toppen van al de kegels daarheen gekoerd, Indion men do traan midden door

dan ontstaan ook die met hunne daarheen zaagt, kegels, toppen gericht zijn ,

heeft 1872 waar de verbreking van den samonhang plaats gehad. (VInstitut

p. 155). ho.

nieuwe vlam. — Govi heeft Een gevoelige voor cenigen tijd aangewezen

boe (zie dit bijblad, -187-1 bl. 81) men op een eenvoudige wijze een voor hoogc

vlam tonen zeer gevoelige verkrijgen kan, door op een omstreeks een dM.

die boven een gewoonlijk voor vlammen gebruikolijken wijden éénspruitbran-

te het eerst boven dit der een stuk gewoon metaalgaas plaatsen en gas gaas

te ontsteken. In silliman's American Journal, Mei 1872 en daaruit in hot Philo-

beschrijft thans gei.teu cone sophical magazine XXXXIII p. 478, toevoeging

tot deze inrichting, welke volgens hem aanmerkelijke voordeelen aanbiedt. Om

is in govi’s met deze te verkrijgen, ’t genoeg de vlam proef een glazen

Die kan buis te omringen, die tot aan het gaas reikt. buis omstreeks 3 dM.

of iets andere af- lang zjjn en evenveel cM. meer middellijn hebben; maar

uitkomsten. Het gaas kan vry grof met mazen metingen geven ook goede zijn,

1 mM. of ook merkelijk Do brander kan of van bijna zyde fijner. van koper

57 58 WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

glas zijn; in ’t laatste geval is het een uitgetrokkon glasbuis van 0,7 tot 1,5 mM. middellijn der monding.

het den bran- Als nu gaas op don gewonen, boven aangegeven afstand van der dan de buis lichtende vlam van 15 is geplaatst, verkrijgt men in een

reeds tot 20 cM. hoog, welke oen groote gevoeligheid voor hooge en scherpe

sisklanken enz. bezit. Door het van het met geluiden , hooger opschuiven gaas de huis wordt de vlam korter en minder lichtend, totdat zij ten laatste in heftige beweging geraakt, en een zingend geluid in de buis doet ontstaan.

In dien toestand is invloed Plaatst zij voor uitwendigen geheel ongevoelig.

dan men nu hot gaas een weinig lager, zoodat dit “zingen” juist ophoudt, heeft de vlam hare grootst mogclijke gevoeligheid, welke in niets onder- doet voor die welke men alléén hij een veel aanzienlijken gasdruhking van

vlam zonder of buis kan de cene gewone gaas verkrijgen onder gunstigste

zichtbaar omstandigheden. En die gevoeligheid is nu niet alleen maar ook hoorbaar. Want niet slechts verkort zich de vlam bij het minste sisgeluid, dat

afstand op een aanmerkelijken ontstaat; maar telkens “zingt” zij daarbij.

In plaats van een glazen kan men ook een koperen of ijzeren buis om de

de zichtbaarheid vlam plaatsen, zonder dat de uitkomsten, behalve wat aan-

kan brander gaat, daardoor veranderd worden. Dan vooral men, door don een

weinig zijdelings te verplaatsen, zoodat de vlam den wand dor buis juist

aanraakt, deze zoo stellen dat zij aanhoudend “zingt”, maar nu om bij elk

scherp geluid dat in de nabijheid klinkt te zwijgen, on weder te beginnen

zoodra die stoornis ophoudt.

Ree. heeft deze proefnemingen herhaald on, voor zoover dit van oen geheel

geïmproviseerde inrichting kon verwacht worden, de uitkomsten uitnemend

bevestigd gevonden. ln.

De oorsprong der zonnewarmte. — Maxwell \\k\.\.{Monthly notices of the

astronomical Society en daaruit in het XXXXIII royal , Pliilosophical magazine

door te berekenen 1« hoeveel warmte er moet ontwikkeld worden p. 470) vindt, ,

wanneer zon zich samentrekt, zoodat haar middellijn een Eng. voet kleiner

wordt, en 2<> hoeveel warmto-eenheden dit hemellichaam in een jaar uitstraalt

in allo richtingen, dat dit geheelc warmteverlies zou gedekt worden door cene

in de der 129 jaarlijksche vermindering middellijn zon van slechts Eng. voc.

ten ruim 42 of Meter, eenc vermindering, die na eeuwen nog nauwelijks

bemerkbaar voor ons zijn moet. i.n. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 59

warmte van de koolstof. — H. i weber Soortelijke . vestigt (Berichte der Deutsche chemische S. aandacht de Gesellschaft V, 303) de op ver- schillende die door waarden, onderscheiden waarnemers voor de soortelijke warmte dor koolstof in donzelfden allotropischen toestand zijn gevonden.

Zoo vonden voor die van diamant:

8" regnault 0,1409 bij eene temperatuurgrens van tot 98» C.

DE LA RIVE EN MARCET . 0,1140 CO t-i*. ** . O „ ,, 15

RETTENDORE WÜLLNER EN . 70» C. 0,1452 „ „ 55 „22» „

Deze afwijkingen zijn te groot om aan waarnemingsfouten te kunnen wor-

Hare den toegeschreven. oorzaak zou dus alleen in do verschillende tempera-

tuurgronzen kunnen zijn gelegen, waarbij do waarnemers hunne bepalingen

zouden verklaard dat de hebben verricht, en zij worden door aan te nomen,

warmte met de sterk toeneemt. soortelijke van diamant temperatuur Een op-

W. zettelijk onderzoek van dienaangaande, met behulp van den ijskalorimoter

heeft dit vermoeden geheel Het is daarbij van IUJNSEN, bevestigd. gebleken

dat die soortelijke warmte, in veel sterker mate dan dit van cenig ander lichaam bekend is, met de temperatuur toeneemt; die bij 200° C. is drie-

dan 1 toename maal grooter die bij O . Mag men aannoraen dat die ook nog

in dezelfde dan voor veel hoogere temperaturen verhouding blijft voortgaan, zou

diamant bij een temperatuur van 525“ C. de soortelijke warmte van 0,52

hebben, dezelfde, die haar toekomt volgens do wet van dulong cn petit.

als Ook in andere vormen, houtskool, gaskool en graphiet, is hetzelfde

te dit dezelfde verklaarbaar te verschil op merken, en schijnt op wijze zijn.

LN.

SCHEIKUNDE.

Kleur der waterstofvlam. — Gewoonlijk wordt de kleur dor watorstofvlam

als lichtblauw beschreven. Uit proeven door barrett genomen blijkt, dat

bruine kleur die in volkomen zuiver waterstofgas met een roodachtig brandt,

wordt deze het daglicht onzichtbaar is. Waar do blauwe kleur zich vertoont,

van in hot altijd teweeg gebracht door de tegenwoordigheid zwavel, hetzij

of in de lichamen waarmede de vlam in aanraking komt. Laat men gas zelf

zuiver komen eene zuivere van eene vlam van waterstofgas tegen oppervlakte

blauwe kleur indien dit eenig lichaam, dan vertoont zich de niet, maar

den Londenschcn was lichaam een week lang aan dampkring blootgesteld ge-

bevond dat de blauwe kleur verscheen. De vlam van weest, dan n. altijd 60 WETENSCHAPPELI.TK BIJBLAD.

is uiterst waterstofgas inderdaad oen gevoelig reagens voor zwavel. Zuiver

mot vlam 500 geprecipiteerd kiezelzuur geeft die geen kleuring; grein kiezel-

werden zuur vermengd met een grein zwavelmolk. Minder dan grein van */, 00 dit werd of mengsel gebracht op de oppervlakte van water, ijs platinablik, en dadelijk vertoonde zich, hij aanraking met de vlam, de blauwe kleur. Nog

eene andere kan de op wijs buitengewone gevoeligheid der waterstofvlam voor de van zwavel worden de tegenwoordigheid aangetoond. Wanneer men vingers eerst goed gewassohen heeft, geven zij geen de minste kleur, wanneer men hen een oogenblik aan de vlam blootstelt; maar zoodra men daarmede een buis van gevulcaniseerd caoutchouc slechts even heeft aangeraakt, komt de

kleur te deze zich zelfs blauwe voorschijn, ja vertoont aan vooraf goed ge-

stuk met reinigde voorwerpen, b. v. een platinablik, dat men die vingers heeft aangevat.

Zwavel in verschillende verbindingen, als sulphaten en sulphidcn, brengt de blauwe kleuring teweeg. Ook zwavelzuur doet het, en wel zeer sterk.

Niet enkel zwavel, maar ook phosphorus laat zich met do waterstofvlam

Do vlam is dan ontdokken. kleuring der eene groene.

Tin veroorzaakt eene roode verkleuring.

Ook verschillende gasvormigo stoffen met de waterstofvlam in aanraking gebracht, doen bepaalde kleuren ontstaan; een geringe hoeveelheid chloor-

kleur ammoniak waterstofgas geeft er eene sterkere rood-bruino aan, eene gele, koolzuur een'e paarsche.

ÜAntiETT meent zelfs dat men de waterstofvlam zoude kunnen gebruiken als te ontdokken of do lucht in do vertrekken middel om zuiver genoeg voor

is. de ademhaling (Nature 18 April 1872 p. 483). iig.

Nieuwe wijze van Chloorbereiding. — Deacon heeft gevonden dat zout-

do metaalzou- zuurgas en zuurstofgas zich onder tegenwoordigheid van eenige ten reeds bij eene betrekkelijk lage temperatuur in chloor en water omzetten.

Men Het best voldoet hiertoe fijn verdeeld zwavelzuur-koperoxyd. handelt op

baksteen met de volgende wijze. Stukjes van gewonen worden eene verzadigde oplossing |ran het koperzout doortrokken en gedroogd. Daarop worden zij in

zuurstof of een buis verhit en er een mengsel van zoutzunrgas en gewone

reeds 200u maar is het sterkst lucht over geleid. De reactie begint bij , bij

370» tot 400°. Bij 430° begint eene vervluchtiging van koporchlorid. Blijft

der men binnen de genoemde temperatuurgrenzen, dan vindt men , na afloop proef, het zwavelzuur-koperoxyd overandord terug. D. verkreeg bij eene proef meer dan het driehonderdvoudige aequivalent chloor van dat van het gebruikte WETENSCMAPPELMK BIJBLAD. 61

als De in- koper, en het koperzout was daarna nog even werkzaam vroeger.

Chem. vloed daarvan is derhalve eene uitsluitende contact-werking. [Ann. d.

u. Pharm. Bd. CLXH p. 343). HG.

PLANTKUNDE.

Drosera. — de bladen Drosera Waarnemingen op Do haartjes van van

scheiden, gelijk men weet, aan hun uiteinde een droppel kleverig vocht af,

dat de insekten aanlokt. Zoodra een insekt aan dit vocht blijft kleven, buigen

het zich die haartjes over dier heen, houden het gevangen en richten zich

dat eerst na oenigo dagen weder op. Ziegler nu heeft waargenomen, deze

ombuiging van de haren van Brosera plaats heeft na aanraking met elke

die dierlijke eiwit-zelfstandigheid, men vooraf eenige minuten tusschen de

vingers heeft gehouden. Diezelfde stoffen, niet vooraf met een levend dier in

oefenen aanraking gebracht, geen invloed op de plant uit. Ziegler deed

in dunne elke Drosera’s platina-kapsels en plaatste kapsel op een handvol

bloed-eiwit, dat men vooraf een half uur lang in do hand gehouden had.

Na 24 uren waren de planten volkomen ongevoelig geworden voor insekten

door lovend contact Maar toon trokken en dierlijke, gewijzigde stoffen. de

haartjes zich samen onder den invloed van organische stoffen, die gedurende

eenige minuten in aanraking waren geweest met pakjes met dubbele of drie-

dubbele papieren omhulsels, die sulphas chinini bevatten (Les Mondes, 1C

—- Er wordt niet of er Mei, pag. 120). bij gezegd, tegenproeven genomen

zijn met Brosera's in platina-kapsels, en eiwit dat niet in de hand gehouden

of zonder eiwit. was, geheel d. i„

DIERKUNDE.

— P. heeft een nieuwen fossilen Nieuwe fossile aap. gervais aap uit den

in Italië beschreven. oordeelt dat deze tot een nieuw Monte-Bamboli Hij ge-

sterk slacht moet worden gebracht, ’t geen hij , wegens de uitstekende knobbels

do benoemd de van maaltanden, Oreopithecus heeft, en waarvan gevonden

do is. Dit dier is minder dan soort, O. Bambolii, type groot geweest de

Hylobatesniet kleiner dan de dan Gorilla, maar groote Gibbons, bepaaldelijk

en in dit te zonder de syndactylus , ging opzicht Pliopithecus boven, grootte

bereiken. Het van Dryopithecus te getal apengeslachten uit de tertiaire ter-

is dus tot t. twee reinen van Europa geklommen vijf, w. lagere apengeslachten!

en en drie Semnopithenus , anthropomorphen: Dryopithecus Mesopithecus , Pliopi-

thecus en Mondes 16 Mei Oreopithecus. (Les , 1872, pag. 119). n, i„ 62 WETENSCIIAPPELUK BIJBLAD.

De Lammergier een vroegere bewoner van Belgie. — Sciimerling had onder de beenderen, gevonden in de grotten in den omtrek van Luik, ook het Bovendien klauwpootje van een grooteu roofvogel afgebeeld. had hij de van afbeelding gegeven een opperarmheen van een vogel van groote afmetingen. In de zitting der Belgische akademie van 2 Januari j. 1. heeft prof. p. j. van beneden aangetoond dat deze overblijfsels van den Lammergier afkomstig zijn, die derhalve in de diluviale periode ook

herinnerde door zuidelijk Belgie bewoonde. Hij daarbij eene reeds vroeger

hot voorkomen in spring gegeven verklaring van van beenderen rotsspleten in de nabijheid van Namen, op hoogten waar zij bezwaarlijk op andere wij-

konden doordat de daarheen had- zen gekomen zijn dan groote gieren lijken den gebracht. hg.

— “Ueler Voedsel en voeding der honigbij. Onder den titel van Pollen

de Ann. Chem. und Wachsbildung heeft w. v. sgiineiuer in d. u.

het de Pharm. Bd. CIXII p. ‘235, eonige onderzoekingen over voedsel cn voeding dor honigbij medegedeeld. Wij ontleenen daaraan het volgende:

raten Zuivere honig, onmiddcllijk uit de verzameld, bevat geen spoor van stikstof.

Het door de bijen ingozamelde stuifmeel, het zoogenaamde bijenbroo d, be- vat stikstof in den vorm van oplosbaar en van onoplosbaar eiwit en in den

S. do vorm van peptenen. Do aanwezigheid der laatsten schrijft toe aan voor-

De hoeveelheid stikstof in het afgaande inwerking van het speeksel der bijen.

be- bijenbrood werd bij vijf analyses gevonden van 2,10 tot 2,73 proc. te

eiwit beantwoordt. dragen, hetgeen aan 13,40 tot 17,5

Uit do waarnemingen van iiuuEit, gündlach, dumas en hii.ne-edwards

der ont- was reeds voorlang afgeleid dat de was uit eene omzetting honig

den deze staat. In laatstcn tijd waren echter bedenkingen tegen gevolgtrek-

de waarnamen dat de bijen king gerezen, vooral op grond dat bijonkweekors

in hot loven Vou slechts een tijd lang hij enkele voeding met honig bleven..

theorie der tevens was zelfs, zoo ver gegaan van de geheele wasvorming en die der vetvonning in het algemeen uit koolhydraten als onhoudbaar voor te stellen. dat uit de door beulepscii reeds S. toont nu aan, opzettelijk voor

met doel verscheidene jaren (Bienenzeitung 1854, p. 241) dit genomen

kan proeven geen ander besluit worden getrokken, dan dat de was werkelijk

uit de Dat alleen mot opgenomen honig wordt gevormd. bijen honig gevoe-

derd na met was af te en eindelijk , oenigen tijd ophouden scheiden, sterven, WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 63

daar kan niet verwonderen, zij alleen gezond en in loven kunnen blijven, wanneer zij bovendien een stikstofhoudend voedsel gebruiken. iig.

Blauwe kleur bij de visschen. — In alle 'gevallen, zegt g. pouciiet,

de cens violette hangt nu meer (Trachinus, Callionymus ), dan eens meer

mat blauwe kleur (Cottus zuiver en Gobio) af van cene standvastige anato-

Men vindt mische oorzaak. altijd onder de huid een min of meer dikke laag

of van kleine eivormige onregelmatig bolvormigc lichaampjes, die geel zijn bij doorgelaten licht, en die do complementaire blauwe kleur bij gediffundeerd licht verwekken. Hij noemt ze “iriserende zekere lichaampjes”, wegens ana-

anatomische logiën met elementen , die men bij de Cephalopoden en de Acephalen

de ( Venus) aantreft. Bij vissollen wisselt de diameter der iriserendc licliaamp-

2 of af tusschcn en 4, zelfs 5 cluizcnste millim. Bij waar jes C allionymus,

dan andere zij grooter zijn bij vissollen, ziet men dat elk lichaampje bestaat

uit ccne opeenstapeling van buitengemeen dunne plaatjes, het cene tegen het

andere die toch in gedrukt, maar men het veld van het mikroskoop van

onderscheiden elkander kan. Die blauwe kleur, complementair van de gele

is bij doorgelaten licht, waarschijnlijk een gevolg van fluorescentie (Les Mon-

G Juni 228). des, pag. D L>

De Anneliden. — Beeds Brachiopoden zijn voor eenigen tijd had morse,

van Terebratulina op grond van onderzoekingen on Discina, do stelling

dat deze onder de Anneliden belmoren te worden verkondigd, gerangschikt.

in Thans deelt hij een brief in Nature 4 1872 dat , April p. 444, mode,

het onderzoek kleine soort van van een Lingula op de kust van Noord Ca-

rolina hem tot hetzelfde resultaat heeft Deze geleid. Lingula leeft niet, zoo-

als men meende, vastgehecht met haar steel, maar bouwt een zandkoker, als

vele kokorwormen daaruit doen, en, genomen, graaft zij zich, met behulp

der borstels weder in het zand. Bovendien heeft deze Lingula rood bloed.

Morse dat ook vermeldt, steenstrup, blijkens een aan hem gericht schrij-

onder de Anneliden ven, de Brachiopoden rangschikt. hg.

MEN SCHUNDE.

De wervelkolom natuurlijke krommingen van de aan den hals den en rug

volgens p. p>oueant bij den mensch reeds bij de zijn, , geboorte aanwezig; zij

met de niet te beschouwen hangen samen organisatie, en zijn als de gevolgen 64 WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

van den opgerichten stand en gang. Maar de lendenkromming wordt eerst

dan standvastig, wanneer het kind begint te loopen. (Les Mondes, 16 Mei,

pag. 126). D. i.

Pbysiologische invloed van samengedrukte lucht. — By het bouwen der

over de East-rivier de fondamenten brug te Brooklyn bij New-York, waren

met lucht in caissons samengodrukte gelegd geworden. Dn. a. h. smith on-

derzocht met den sphygmograaph den invloed daarvan hij 15 tot 17 pond

in overdrukking op gezonde mannen, en vond een geval, dat na een verblijf

van anderhalf uur daarin de polsslagen in een minuut van 82 tot 126, en

in tot 114 zwakker een ander na een uur van 84 toegenomen waren, doch

arbeiders waren geworden. De lucht was warm en vochtig, zoodat de sterk zweetten; ook werd waargenomen, dat de kaarsen slechts met een kleine, rookcrige vlam brandden, hetgeen hot tegendeel is van hetgeen men in eene

lucht CCIII. aan zuurstof rijkere verwachten zoude. (Polyt. Journal p. 502).

IIG.

VERSCHEIDENHEDEN.

Amerikaansche wet op de petroleum. — De door het congres den 2cu Maart

wet die 1867 aangenomen en nog vigerende hierop, houdt in, dat ieder, olie, tot met of of verlichting dienende, vermengt “essences” naphtha, zoo ge- mengde olie verkoopt, in magazijn houdt of aanbiedt te verkoopen, of die verkoopt of ter verkoop aanbiedt olie, die ontvlambaar is op cone temperatuur van 110° Pahr. (43° C.), gestraft wordt mot eene boete van niet minder

minder dan 100 en niet meer dan 500 dollars, en gevangenisstraf van niet

dan 6 maanden dan 3 — Uit deze door hot en niet meer jaren. wet, con- gres aangenomen op aanbeveling van beroemdste scheikundigen en op aan- drang van de voornaamste brand-assurantiën, ondersteund door al de petro- leum-fabriekanton der Vereenigde Staten, volgt, dat de oliën, die men meent

tc dat gevaarlijk te zijn om ze in Amerika te debiteren, naar Europa ge- zonden worden, waar zij vrijelijk in consumtie worden gebracht, on alzoo dienen tot verontschuldiging voor bcdricgelijke fabriekanten en tot nadeel voor

6 don onkundige. (Les Mondes, Juin 1872, pag. 208). WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

NATUURKUNDE.

Inductiestroomen door oogenblikkelijke ontladingen opgewekt. — Ciiau- j

I aandacht het tard {Journal de physique , pag. 102) vestigt de op nut, dat huis kan demonstratie men van een Geislersche hebben bij de dor secon- daire inducticstroomen, in een nevengeleider opgewekt door de ontlading eener leidsche flesch in den hoofdgeleider. Een klein vonkje, dat men daarvan verkrijgt, of de samentrekking van een kikkerpraeparaat zijn, zegt hij, uit- komsten om hot bestaan dier stroomen zichtbaar te maken , weinig geschikt

Maar uiteinden de voor een cenigzins talrijk gehoor. wanneer men de van

der secondaire door middel Geislersche buis onder- omwinding spiraal van con ling verbindt, dan ziet men bij elke ontlading, die door de primaire wordt

geleid, een voor velen te samen zeer goed zichtbaar lichtverschijnsel in die buis.

elke dub- Wil men op deze wijze aantoonon, dat primaire ontlading een belen inductiestroom in de secondaire spiraal te voorschijn roept, dan kan men dit doen met behulp van een Holtzscho trechterbuis. Zulk een buis laat,

zooals bekend is, de ontladingen bij voorkeur in één richting door. Plaatst

met de men dus twee daarvan nevens elkaar in een stroombaan, trechtertjes

do in beide tegenovergesteld gericht, dan zal stroom al naar zijne richting

de die door de eene of door andere gaan en verlichten. Verbindt men ze op

dan zal dezelfde wijze met de uiteinden der geïnduceerde spiraal, men met

dat do beiden zich verlicht vortoo- eenigo voorzorgen kunnen teweeg brengen

ten dat er twee stroomen in afwisselende worden nen, blijke richting opgewekt,

waarmede elkaar door die slechts door de snelheid, zij opvolgen en hot aan-

houden der gezichtsindrukken gelijktijdig schijnen.

zal hebben dat Tot zoover ciiAUTARD. De lezer opgemerkt hij bij de op-

65 66 WETENSCIIArPEI.UK BIJBLAD.

de telling van vóór hem gebruikelijke middelen om hot verschijnsel te do- monstreeren, het magnetiseren van een dun staal-staafje door den inductie- stroom vergeet, dat reeds door matteucci tot dit doel was gebezigd. Ook dit laat evenwel do het de vraag aangaande bestaan en intensiteits-vcrhouding der heide opvolgende stroomcn geheel onbeslist on moet dus achterstaan hij het door chautard aangewezen domonstratic-middel.

deze dat Blijkbaar kont evenwel ook een ander hulpmiddel niet, veroorlooft

Goislersche om bij alle proeven in huizen aangaande de richting en dus aan- gaande het al of niet bestaan van afwisselingen met volkomen zekerheid te beslissen. Daartoe is niets dienstiger dan een elektromagneet, zoo als die gebruikt wordt voor diamagnotischo proefnemingen. Plaatst men een gewone

in hot Geislersche buis acquatorialc richting op tafeltje van dezen, zóóda't ecu deel daarvan tusschen do poolstukkcn ligt, en leidt men de ontladingen

de dan de elek- van een n u11mkorEF-apparaat door buis, ziet men, zoodra

naar do den tromagneet in werking gebracht wordt, al richting van stroom mot betrekking tot do ligging der polen, het lichtverschijnsel, in dat deel der

do is buis dat dicht bij pooleinden geplaatst, naar hoven of naar beneden ge-

drukt worden en zich daar ophoopen. Zijn het afwisselende stroomcn, zooals

het hier die door de buis dan verdeelt zich bij besproken verschijnsel, gaan, de lichtzuil in twee duidelijk van elkaar afgescheiden helften. i.n.

Invloed van de spanning aan de oppervlakte eener vloeistof op den stand van een daarin gedompelden areometer. — Deze invloed, welke reeds vroe- ger door LANcr.Eno (Toycndorff's Annalen, CVI S. 299) theoretisch was

is thans door Journal I ook aangewezen, duclaux ( de physique, j>. 197) door De voornaamste do proefnemingen nagegaan. daarvan zijn volgende;

Wanneer in in met vat is men zuiver water, dat een zorg gereinigd ge- goten, een vochtwcgor dompelt, die mode vooraf afgespoeld is, zoodat hij

water volkomen het door hot wordt bevochtigd, en, na den stand van werk- tuig nauwkeurig te hebben afgelezen, een druppel zwavelaether in het water

Hetzelfde laat vallen, dan ziet men don vochtweger merkelijk rijzen. is hot

dezelfde de geval, wanneer men slechts een weinig damp van vloeistof over

zelfs onmerk- oppervlakte van het water uitgiet, en wanneer men ecu bijna

water vallen. baar klein stukje harde zeep in het laat

Andere vloeistoffen, zooals alkohol, vlugtige olieën en verschillende aether-

vertoonen met do hot sterk soorton, zeep verschijnsel oven en duidelijk. Dij

water vooral in ’t deze on bij is de uitwerking van olie zeer oog vallend.

Wanneer men een uiterst kleinen druppel van eene of andere vette olie tus- WETENSCIIAPPELIJK BIJELAD. 67

schen vinger en duim wrijft en dan den vinger, die met een nauwelijks

zichtbare bedekt is in hot vocht waarin de vetlaag , brengt, vochtweger ge-

dompeld is, dan ziet men deze dadelijk rijzen. Bij het instrument, dat

nuci.Aüx gebruikte, bedroeg deze rijzing meer dan een centimeter. Het on-

zich de zichtbare vctvlies, dat hierbij over de oppervlakte van vloeistof uit-

hecht zich aan don wand van het on aan den spreidt , peilglas vochtweger ,

eerste zoodat wanneer men de uitgiet en door nieuw vocht vervangt, de op-

heffing zich nog bijna onverminderd vertoont. Eerst na herhaald en zorgvuldig afwasschen en wrijven van het glas en den vochtweger met alkohol, kan men

het normale peil weêr terug verkrijgen.

feiten Op grond van deze en van theoretische beschouwingen, waarin wij

hem hier niet zullen volgen, komt ddci.aux tot het besluit: areometers kun-

met nen alleen dan eenigo nauwkeurigheid de dichtheid eoner vloeistof doen kennen, wanneer zij voor eeue bepaalde vloeistof bestemd en voor deze

schaal voorzien welke met alle empirisch van eene zijn, mogelijke voorzorgen

dor het instrument is aangaande do reinheid oppervlakte en van zelf aange-

ook in acht bracht; welke voorzorgen genomen worden bij elke bepaling, die

met het werktuig wordt verricht. ln.

Eene nieuwe hygrometer. — Wiutriiouse heeft aan do Royal Society,

22 in hare vergadering van Fob. 1.1. de beschrijving medegedeeld van een

nieuwen en XLIIIp. hygrometer {Proceedings , Philosophical magazine, 538),

is hot feit dat waarvan de werking gegrond op een thermometer, waarvan

do bol met oen dunne laag sterk zwavelzuur wordt bedekt gehouden, die

vernieuwd eeno zal en dus langzaam wordt, hoogero temperatuur aanwijzen

verschillen mot een daar met des te meer nevens geplaatsten droogon bol,

naarmate de lucht, waarmede beide in aanraking zijn, vochtiger is.

dat dit zelfde middel door De la. rive doet (Ibidem, p. 514) opmerken,

Het hem reeds in 1825 was voorgestcld. schijnt evenwel niet in gebruik te

zijn gekomen. ln.

totale — Gang van de magneetnaald gedurende een zon-eclips. Tijdens

22 Decemlior 1870 meende men in Italië eene de zon-eclips van afwijking

der de bemerkt te in den dagelijkschen gang declinatie van magneetnaald heb-

De lieer berosma nu do ben. (Zie Bijblad, 1871 p. 74.) heeft, gedurende

12 December 1871 te den der totale zon-eclips van Batavia, gang magneet-

naald gadegeslagen. Terzelfder tijd werden dergelijke waarnemingen op Bui-

Het resultaat is; dat noch de eene noch de andere tenzorg gedaan. op op 68 WETENSOIIAPPELIJK CUBI,AD.

eon de plaats merkbare invloed van der zon don verduistering op gang der

dagolijkscho variatie kon worden bespeurd. ( Compt. rendus LXXIV , p. 1465.)

110.

Atoorawarmte van de koolstof. — Uit eene reeks van onderzoekingen door

DE LA. REGNAULT, RIVE en MARCET, KOPP, WtlLLNER On BETTENDORF

was gebleken dat de in koolstof hare verschillende allotropischc toestanden

alleen niet eene verschillende atoomwarm te ook heeft, maar zich ten dien aan-

zien ver verwijdert van alle overige onderzochte elementen. De uitkomsten

zelve echter liepen zeer uiteen. Dit den nog bewoog heer n. p. weber in

het laboratorium van helmholtz nieuwe onderzoekingen in het werk te

stellen, mot het doel bepaalde om nategaan of de verschillende temperatuur-

graden van de koolstof ook invloed de uitkomst hebben. op Hij heeft voor-

namelijk met twee te 1081 diamanten, zamen milligr. wegende, geëxperi-

menteerd. Tot de werd de proeven ijscalorimeter van bunsen gebruikt. Bij

12 verschillende verdeeld temperaturen, tusschen CP en 200", werden 33

bepalingen on is gedaan, het daarbij de gebleken dat specifieke warmte van

de koolstof als diamant zeer sterk door de temperatuur toeneemt, zoo zelfs

dat 200' driemaal zij bij grootor is dan 0°. Ook twee bij bij proeven met

natuurlijken graphiet vond hij eene dergelijke toeneming {Ber. de deuts. chem. Ges. 1872 n°. 7 p. 303). IIC

Snelle ysvorming. Men brengt kubieke eenige centimeters water in een

klein porseleinen dat schaaltje, men op wol of watten geplaatst heeft; daarop

giet men een zwavelkoolstof het water laag op en blaast dan door een dun

buis uitgetrokken over de oppervlakte van het De vocht. opslorping van de

warmte van het water door do verdampende zwavelkoolstof is zoo snel, dat

het water binnen weinige bevroren oogenblikken is. De aldus verkregen ijs-

lens kan er worden vervolgens uitgenomen en rondgegeven. De heer maighe , die dit in Les Mondes T. XXVIII 90 p. mededeelt, voegt er bij dat hij

deze proef oen groot aantal malen herhaald heeft, en altijd met denzelf-

don uitslag. Ilfi

SCHEIKUNDE

Dissociatie van koolzuur door — electriciteit. De heer a. tiiénard

deelt het feit merkwaardige mede, dat, indien men koolzuur laat stroomen

door oen buis als dergelijke waarvan iiouzeau maakt gebruik om ozon te 69 WETENSCIIAPPEUJK BIJBI.AD.

ontleed doen ontstaan (zie Bijblad, bl. 30), 4 tot 8 proc. van het gas

zoodat absorbtie het koolzuur door worden, er, na van nog aanwezige pot-

zuurstof. asch, een mengsel overblijft van i volume kooloxyd en volume

{Compt. rendus, 13 Mai 1872). hg.

DELFSTOFKUNDE.

Vloeistof in chalcedon. — De heer n. f. wiskr deelt, in het Neues

etc. 2 tes dat een stuk Jahrbuch f. Miner. 1872 Hft. p. 192, mede, hij

do Sul in waarin eene chalcedon bezit, afkomstig van Eio grande Brazilië,

zelf buitengewoon groote hoeveelheid eencr vloeistof opgesloten is. Het stuk

centim. De is amandelvormig, 7 centim. lang, 4 centim. breed en 1 hoog.

zoude vul- daarin bevatte vloeistof, die naar zijne schatting een vingerhoed

len zich het van het stuk daarin naar alle , beweegt bij draaijen richtingen.

HG.

PLANTKUNDE.

Exotische voedergewassen in Frankrijk. — Ten gevolge van een langer

de of korter oponthoud van troepen in het midden van Frankrijk gedurende

ovcrzcosch is jaren 1870 en 1871 en het gebruiken door deze van hooi,

daar het met eene overvloedige exotische vegetatie ontstaan, die door vee gre-

wordt Die is host in hot tigheid opgezocht. vegetatie ’t waargenomen depar-

tement Loir-et-Cher. De yibuaye heeft daarover een vrij uitvoerig stuk aan

de waaruit alleen dat Academie des Sciences medegedeeld, wij overnemen,

de bedoelde planten, 157 in getal, voor ’t mcorcndocl voedergewassen en van

— dorren Algerijnschen oorsprong zijn, dat zij uitermate welig tieren in een

bodem zand van de af slechts (alluviaal Loire) waarop van onheugelijke tijden

en — dat die een uiterst schrale kwijnende plantengroei bespeurd was, welige

in is dat groei vooral dit jaar waargenomen, ja zelfs te Cour-Cheverny

in waar voorleden jaar geen vreemde planten waren bespeurd, 1872

twaalf soorten daarvan te voorschijn zijn gekomen. De zaden — en ook

ettelijke overblijvonde planten — hebben dus den buitengewoon strengen

1871—1872 winter van zonder schade doorstaan, en djs vieraye is van

oordeel dat, indien slechts cenigo hulp verleend wordt, deze naar ’t schijnt

reeds geacclimateerde planton voor de onvruchtbare gedeelten van Frankrijk,

waar zij zich zoo uitnemend ontwikkelen, een ware schat zullen worden. 70 WETENSCHAPPELIJK PURI,AD.

Het gelieve getal der reeds verzamelde nieuwe plantsoorten bedraagt 157, waaronder niet minder dan 52 Leguminosae, voorts 28 Compositae, 28

8 Malvaceae Gramineae, enz., in het geheel 21 familien. Wij verwijzen ver-

het do aandacht landhuis- der naar oorspronkelijke, waarop wij vestigen der houdkundigen in zoovele dorre cn onvruchtbare streken van ons land, waar

de is juist onmogelijkheid om genoegzaam vee te houden een hinderpaal voor de cultuur. (Gomt. rend. Tom. LXXIV, pag. 137G en pag. 1483.)

D. L.

— Een heeft Werking van sulphas ferrosns op planten. landbouwer waargenomen dat men van do besproeijing van peulvruchten en vruchtboo-

met men ceno oplossing van sulphas ferrosus verbazende uitkomsten ver-

CO in krijgt. namen bijna grootte en, wat nog meer Snijboonen °ja toe,

de smaak werd veel zegt, er aangenamer door. Onder do vruchtboomen trekt de peerenboom liet meeste voordeel van deze besproeiing.” [Les Mondes 27

Juin 1872, pag. 30). n. L.

DIERKUNDE.

Staartlooze batrachiers met kleine en groote maskers. — Men kan,

zegt s. JOunnAiN, de staartlooze batrachiers onderscheiden in do zoodanigen,

welke maskers het volkomen in het bij de aanzijn geven aan dieren, die

begin niet kleiner zijn dan do maskers zolvcn, cn in dezulken, wier maskers veel grooter zijn dan het volkomen sexueele dier, dat er uit geboren wordt.

Tot deze laatstcn belmoren onder de Europeesche soorten Rana viridis, Pe- lodytus punctatus en Pelobates. Hij vergelijkt de eersten met de insekten

met onvolkomen, do laatston met die mot volkomen metamorphose. Die laatsten

groeijen eerst snol en bereiken spoedig eene betrekkelijk aanzienlijke grootte,

als de In tweede eten even rups van een sclmbvleugelig insekt. eene periode

hebben zij weinig of niet; maar de voorraad dien zij in hun lichaam opge-

wordt verbruikt voor de van nieuwe doelen ; de maskers worden legd, vorming

dientengevolge kleiner en de staart verdwijnt. Met eenige beperkingen moet

die de in- deze periode vergeleken worden met van den pop-toestand bij

sekten. ( Compt. rend. ï. LXXIV, pag. 1417). d. l.

Geluid, voortgebracht door eenige visschen. — Bij sommige visschen,

neemt mot name Cottus en Cottus bubalus men a. dufossÉ, scorpius , , zegt

de sterke wanneer men ze aanvat of tusschen vingers houdt, cene trilling WETENSCIIAPPELIJK RIJBLAD, 71

oen of liever een schreeuwen en waar, vergezeld van geluid somtijds een meetbaren toon, en dit zoowel in de lucht als in het water. Volgens hom

dat hebben oorzaak trillin- zijn deze trillingen on geluid willekeurig, en tot

in gen van spieren de wanden der mondholte en adcmhalingsholto, waarvan

eenige beweegspicren zijn van het voorste gedeelte van het tongbeentoesel;

die do veranderlijkheid van vorm van holten maakt er verstorkingswerktui-

door de gen voor het spieren voortgebracht geluid van. ( Compt. rend. Tom.

LXXIV. pag. 1454). d. l.

mén Teeltwisseling bij steenkoralen. Tot dusver meende dat er bij de

Anthozoa met name do Zoantharia tecltvcrwissc- , bij madreporaria, gcene

deze in do der wordt ling bestaat, gelijk zoo algemeen afdeeling Hydrozoa

Sempek besluit echter uit reeks van waargenomen. eene van onderzoekingen

verschillende soorten van steenkoralen uit de familiën der Turbinolidea ,

door do Eupsammidea en Pungidea, hem tijdens zijn verblijf op Philippijn-

sche eilanden bewerkstelligd, dat bij dezen ook eene ware teeltwisscling

plaats grijpt, welke zich in verscheidene opzigton aan die dor Meduson aansluit.

Ook deelt hij in hetzelfde vele mede, waaruit opstel waarnemingen blijkt ,

dat do wet, die, volgens milne edwards en jules iiaime, de vorming

der nieuwe tusschenschotton beheerschen zoudo, geenszins zoo algemeen gel-

als XXII dig is door hen beweerd is. (.Zeits. ƒ. Wiss. Zool. p. 2. Heft.)

HG.

Lichtende zeedieren. — Professor I'anceui hoeft in den loop der laatste

twee jaren ceno reeks van onderzoekingen over lichtende zeedieren in het werk

heeft daarvan in drie gesteld. Hij verslag gegeven verhandelingen, waarvan

Associazione de eerste in het Bullelino del dci naturalisti e medici, Aug.

1870 N°. 8, do tweede in Rendic. dolle R. Accademia dellc Scicnze Jisische

e matematiche, Aug. 1871, fase. 8, do dorde in Atti dolla R. Accademia

dclle Scienze fisische e matematiche, October 1871, Vol. V, te vindon is.

dieren verschillende Do onderzochte waren soorten van Moduson, Ringwor-

men on Pennatuliden. Vooral dc aan laatstgenoemde dieren (Pennatula phos-

phorea, Pennatula rubra, Pteroides griseum en Funiculina quadrangularis)

in dan één waargenomen verschijnselen zijn meer opzicht merkwaardig.

In het algemeen besluit panceui uit zijn onderzoek dat hot lichtend ver-

verschillende door onderzochte dieren zetelt mogen bij do hem in een plios-

hot phorhoudend vet, dat op bepaalde plaatsen van lichaam binnen in de

cellen bevat is. Bij de Pennatuliden bevond zich de lichtende stof uitsluitend 72 WETENSCIIAPPELIJK BUBLAD.

in acht die de buitenvlakte strengen aan van den maagzak van elk der

on der zoolden zich bevinden. deze polypen Daar strengen echter zeer teoder

zoo breken zijn, zij bij het aanraken der polypen lichtelijk af, en dan kan

zich ook in de holten der in de lichtende zelfstandigheid vangarmen of de

algcmeone holte van den stok verbreiden en zelfs, door do zich aan het uit-

einde dezen bevindende van opening, naar buiten treden.

lichten vertoont zich liet op de aanwending van prikkels, niet alleen op

de zelve ook De polypen maar op daarvan verwijderde punten van den stok.

als gemaakte indruk plant zich altijd in eene bepaalde richting voort, ont-

daardoor stroom. den stond een Prikkelt men b. v. hot uiteinde van stam,

dan plant zich de indruk naar boven voort en doelt zich achtereenvolgens aan

mede. Geschiedt de elk der pinnulae en de daaraan geplaatste poljpen prik-

keling aan het vooreinde, dan neemt de stroom eene tegengestelde richting.

Worden voor- en achtereinde dan ontstaan twee tegelijkertijd geprikkeld ,

de snelheid der stroomen, een naar achteren en een naar voren. Men kan

Pennatula heeft de stroom voortplanting zelfs meten. Bij de soorten van ge-

middeld 2 seconden noodig om hot met pinnulae bezette gedeelte, dat ge- middeld 10 centim. lang is, te doorloopen. Dit geeft 20 seconden voor 1 meter. De snelheid der voortplanting is derhalve merkelijk geringer dan van don zenuwstroom, die omstreeks 30 meters in 1 seconde bedraagt.

HG. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

NATUURKUNDE.

Elektrische vonken in verdichte gassen. — Caiu.etet heeft de vonken van een krachtig doen ontstaan Ruhmkorff-apparaat in waterstof, stikstof en

de dampkringlucht, waarvan hij dichtheid naar willekeur tot 50 maal de normale kon vergrooten. Van de uitkomsten, die hij hij het onderzoek dier vonken welke aan de Académie verkreeg en hij des Sciences in hare vergade- ring van 13 Mei 1. 1. nemen het mededeelde, wij hier volgende over.

1 °. het toenemen der dichtheid neemt liet maximum Bij van een gas der

welke vonkonlengte, men van elektromotor in een gegeven dat gas verkrij-

af. In gen kan, gewone dampkringlucht gaat de vonk van een Ruhmkorff-

30 apparaat, van centimeters kloslengte en door 8 Bnnsen-elernenten in

niet meer werking gebracht, over bij eene spankracht van tusschon 40 en

50 al de — dampkringen, worden elektroden — ook slechts platinadraden op

afstand 0,5 m.m. van elkander geplaatst. Wanneer sterkere men door nog stroomon te bezigen den overgang trachtte te verkrijgen, barstte telkens de buis. Hierbij moet echter worden opgemerkt, dat niettegenstaande het gas,

buis voor het in de glazen werd door zwavelzuur geperst, gedroogd was, er toch deze sterke bij verdichting een duidelijk zichtbare vochtlaag zich vormde

de wanden dier buis. Het niet de tegen overgaan van vonk toont dus alleen

dat de weerstand in liet dan die in aan, gas grootor de vochtlaag was

geworden.

den 2". Tegelijk met weerstand neemt ook de lichtsterkte der vonken toe.

Even voor dat de zoo ver verdichting gevorderd was , dat de ophield overgang ,

die lichtsterkte ten minste 200 maal dan was grooter die van een vonk onder

gewone drukking.

73 74 WETENSCIIAPPELIJK EIJBLAD.

3°. Bij het toenemen dier helderheid wordt het spectrum der vonken al

meer en meer onafgebroken. In het eerst worden de kenmerkende stropen van

het toenemende al omringende gas hij verdichting duidelijker en sterker, maai-

de lichtsterkte neemt in sterkere verhou- van het onafgebroken spectrum nog

zoodat de ding toe, eerste tegen het laatste, bij een drukking van omstreeks

40 dampkringen, geheel en al onmerkbaar worden. Hetzelfde is ’t geval met

der in ’t de strepen door liet metaal elektroden spectrum teweeggebracht ;

deze als die hot zijn evenwel nog zichtbaar, van gas reeds verdwenen zijn, en

de niet hij sterkste drukking zijn ze nog geheel uitgewischt.

LN.

Verandering der toonhoogte bij zwevingen of stoeten. — Deze worden,

leerboeken beschreven zoo als bekend is, in allo als periodische veranderingen

in de intensiteit van den toon, die door samenklinking van twee, weinig in

hoogte van elkaar verschillende tonen ontstaat. Ook helmhoi.tz , in zijn

classiek werk: die Lehre von 1 en 2 druk den e Tonempfindungen , 0 . , geeft

andere dan eerst in dat geene definitie deze, on den derden druk zegt hij

hij de zwevingen ook eene kleine schommeling in de toonhoogte wordt waar-

door den en dat dit feit hem was Heer genomen , voegt daarbij medegedeeld

doet GUÉROULT. SeDLEY TAYLOR (Philosophical magazine XLIV p. 56) op-

in merken dat hetzelfde reeds in 1857 door Prof. de Morgan, eeneverhan-

was bekend deling, medegedeeld aan de Cambridge philosophical society, gemaakt. Vervolgens toont hij door constructie en daarop gegronde algebraï- sche ontwikkeling, het volgende aan.

1°. Wanneer de samenklinkende tonen van volmaakt dezelfde intensiteit

kan variatie in den voort- zijn, dan er geeno andere dan die van intensiteit, gehrachten toon ontstaan. Voor dit geval is dus do gewone definitie van de stooton of zwevingen geheel juist.

2°. Wanneer beide tonen in sterkte verschillen on wel zóó dat de laagste der beide de zwakste is, dan zal er tegelijk met de afwisseling in intensi- teit ook eone afwisseling in toonhoogte van don voortgebrachten toon plaats moeten hebben. Als deze zijne grootste intensiteit heeft, dan ligt zijne hoogte tusschen die der voortbrengende tonen in, en bij hot intensitcits-minimum wordt hij hooger dan de hoogste dier beide.

3°. Eeno dergolijke dubbele afwisseling vindt plaats, als de laagste der beide tonen de sterkste is. Dan is even als, in het vorige geval de voortge- brachte toon bij zijn maximum tusschen de heide voortbrengende in gelegen;

minimum is dan de van beide. maar hij zijn hij nu lager laagste WETENSCIIAPPELUK DIJBLAD. 75

Bij een proefondervindelijk onderzoek, met behulp van een zeer geoefend

pianostemmer, vond T. de bovenstaande uitkomsten volkomen bevestigd.

LN.

van het door water. — Gedurende Voortplanting geluid het beleg van

er door den heer Parijs zijn lugas proefnemingen gedaan om te bepalen of

het het mogelijk zou zijn om door deze voortplanting in water der Seine eene

gemeenschap te openen tusschen de stad en verder gelegene plaatsen. Eerst

i5 Juli I. 1. heeft do heer op l. zijne daarbij verkregen uitkomsten aan de

Académie des Sciences het medegedeeld. Wij nemen daarvan volgende over.

De daarbij gebruikte toestel; een klok die in ’t water kon geluid worden

en een grooto gehoorboren aan het andere station, was volkomen gelijksoor-

met dien Er tig van coli.adon en sturm op hot meer van Genève. werden achtereenvolgens drie verschillende klokken beproefd. Van do eerste, die 40

het tot omstreeks kilogrammen woog, was geluid hoorbaar op 1800 meters.

Van do tweede, die 354 kon het veel slechts klg. woog, sterkere geluid op

1400 of meters worden. Een hoogstens 1500 gehoord schol eindelijk van 12

centimeters grootste middellijn, droeg niet veel verder dan 1000 meters.

Deze uitkomsten bleven de ver beneden verwachting, daar collaoon en

sturm het geluid van in hunne klok, het meer, tot 13500 meters hadden kunnen waarnemen. ln.

Oorzaak der ontploffing van fulminaten. — In dezelfde zitting der Acadé-

mie do HH. berigtten p. champion cn 11. pellet aangaande Imnno proef-

nemingen over dit onderwerp. Adel te Woolwich had, gelijk bekend is,

uit de het besluit dat die vroeger zijne opgemaakt, ontploffing voornamelijk

wordt voortgebracht door trillingen, welke in het fulminant worden opgewekt

of daaraan medegedeeld. A. had voornamelijk mot saaragodrukt schietkatoen

en mot nitroglycerine gearbeid; c. cn p. gebruikten lod-azotum.

buis '13 en In een glazen van m. in. middellijn waaraan men, door ver-

elkaar te in schillende stukken aan verbinden, opvolgende proeven tot 7 meters

elk einden 3 lengte gaf, werd aan der open centigram lod-azotum geplaatst.

één dier beide Het doen ontploffen van hoeveelheden had steeds ook dio van

de andere ten gevolge.

elk der van werd Op snaren een contrabas, een weinig lodazotura nog

met van ïoen dit vochtig behulp een stukje goudvlies bevestigd. droog was

geworden en men op eenigen afstand daarvan do snaren aanstreek, ontplofte

met eersten streek reeds wat de den op hoogste snaar geplaatst was; terwijl 76 WETENSCIIAPPELIJK BIJBLAD.

wat de beide zich ook door herhaald dat, op laagste snaren bevond, aanstrijken niet tot ontploffing kon gebracht worden.

Een druppel nitroglycerine, in het brandpunt van een koperen brandspiegel tot ontploffing gebracht, doet eenige centigramrnen lod-azotum mode ontplof- fen welke meters afstand daarvan in hot van , op ‘2,5 geplaatst zijn brandpunt een tweeden dergolijken spiegel, wiens as met die des eersten zamenvalt. Het is niet do door do eerste ontploffing ontwikkelde warmte, welke dit teweeg-

want do het brengt; verbranding van een gram buskruit in brandpunt des eenen spiegels laat het fulminant in dat des tweeden ongedeerd. Om door de warmte dit te cene ontploffing van laatste verkrijgen moet men 10 grammen buskruit bij don eersten spiegel ontstoken. En als de spiegels beide met lampzwart zijn bedekt, dan geeft deze laatste proef, zooals begrijpelijk is,

do een negatief resultaat, maar nitroglycerine brengt, oven goed als wanneer

de spiegels blank zijn, de ontploffing in het tweede brandpunt te weeg.

LN.

Invloed van groote veranderingen in de luchtdrukking op het leven. —

Paul heeft te bert door proeven getracht aan toouen, 1°. dat bij vermin-

dering der luchtdrukking tot 25, 20, 18 centim. dc oorzaak van het kwalijk

bevinden en van den dood van deze hot aan proef onderworpen dier toe te

schrijven is aan de omstandigheid, dat de drukking van hot oxygenium der

lucht onvoldoende is orn in het bloed des diers dc tot het leven noodige hoe-

te veelheid zuurstof behouden; laat men, na de drukking tot 18 gereduceerd te hebben, eenige zuurstof in de klok strooraen, dan kan men het tot 12

centim. brengen, ja bij vernieuwden toevoer van oxygenium, tot ö, zonder dat

het dier 2". sterft. Hij beweert ten dat verhooging van luchtdrukking schade

en den dood veroorzaakt, — bij eeno drukking beneden 6 athmospheren langzaam

en zonder ton de stuiptrekkingen gevolge van inademing van het uitgeadomde

koolzuur, maar bij nog boogore drukking bovendien door vergiftiging met

oxygenium, en dan snel en onder hevige stuiptrekkingen. Hij trekt daaruit

do praktische gevolgen, dat luebtreizigers zich moeten voorzien van een réser-

voir met zuurstof, wanneer zij booger willen stijgen dan tot dusver gedaan

is, on dat In inrichtingen, waarin werklieden in gecomprimeerde lucht arbei-

den in van zuivere een lucht , plaats dampkringslucht, bepaald mengsel van

en stikstof moet worden De musschen ingedreven. proeven zijn overigens op

11 genomen (.Les Mondes, Juillet, pag. 454).

D. L.

der elektriciteit door de — Geleiding spieren. Prof. l. iiermann heeft WETENSCIIAPPELIJK BIJBLAD. 77

in pflügeii’s Archiv levende eenige proeven over de geleidbaarheid van spieren medegedeeld. Levende spieren bieden meer weerstand aan den stroom welke de vezels kruist, dan aan die daarlangs gaat, in do verhouding van 7:1.

Spieren in den toestand van rigor mortis tooneu dit verschil niet. De speci- fieke weerstand van lovende spieren in do longitudinale richting, die van kwik als '1 is 2 330 in 134 Een genomen, 000, en dwarse richting 15 000.

komt de de is hier 5:1. dergelijk verschil bij zenuwen voor; verhouding

De specifieke weerstand van zenuwen in de lengterichting is 2 554 000, in de dwarse 12 586 000. De longitudinale weerstand van eene zenuw wordt

haar tot 50° te vermeerderd door C. verwarmen, waarbij de dwarse weer-

stand gelijktijdig vermindert. H. gelooft dat deze verschillen afhangen van

de verschillende polarisatie van de schede en van den kern der vezelen (Quar-

Science terly Journal of , July 1872, pag. 405). i). L.

SCHEIKUNDE.

— Uit te Detroit omtrent Zelfontbranding. eenige genomen proefnemingen

zelfontbranding bleek, dat 1". een lap afgedragen katoen met gekookte lijn-

1 olie mot in kist 2 ingesmeerd, en papier en vodden een gesloten, een paar

met verf en olie overtogen oude scliilderskielen, opgerold met een liandvol

0 3 katoenen luci- dennenspaanders er in, een handvol vodden, met een paar

fers in een tinnen doos gesloten, 4" papiersnippers, met een met benzine

besmeerd in doos — alle papier er boven op een gesloten, na eenige dagen van

zelf Do eerste in kamer ontbrandden. proef werd genomen eene vrij donkere

koud wcör (Quarterly Journal Science Juli 1871, 410.) bij of , pag.

D. L.

AARDKUNDE.

Numrauliten en Orbltuliten uit de Jura-periode. — Onder de herhaaldelijk

tegen de ontwikkelingshypothese aangevoerde bezwaren, behoort het als het

ware plotseling optreden van zeer talrijke organismen in een zekere periode,

die in niet Zoo b. is eene vroegere vertegenwoordigd waren. v. het begin

der eocéne-periode vooral gekenmerkt door het in geweldige massa’s optreden

van Nummuliten. Dr. c. w. gümbel, na in eene zeer lezcnswaardige inleiding

duidelijk aangetoond te hebben hoe zwak do bovengenoemde tegenwerping is,

nu soorten van Nummulites en Orbitulites die door in beschrijft eenige , hem

gesteenten der Jura-poriode gevonden zijn, namelijk: Nummulitesjurassica

in den jurakalk van Franken, tegelijk met verschillende soorten van Animo- 78 WETENSCHAPPELUK BIJBLAD.

niten, Orbitulites praecursor eu Orb. circumvalvata in liaskalk in het Arso- dal Jahrb. Miner etc. 3 Hft. hg. (L/eues /. , 1872, p, 241).

Uitgestrektheid der Zwitsersche gletschers. — Uit de opmetingen der

Zwitserscho commissie voor waterstaat is gebleken dat de verschillende glet- schers in Zwitserland de volgende oppervlakten heslaan:

Gletschers van den Rijn 265,75 vlerk. kilometers.

de Aar JJ jj 294,42 ■JJ JJ

do Reuss JJ jj 145,07 JJ JJ

de Lirnnat J) jj 45,26 JJ JJ

de Rhone tot aan Genève IJ jj 1037,27 JJ JJ

Tessino JJ jj 125,81 JJ JJ

Inn JJ j j JJ 182,51 JJ

In het geheel 2096,00 vlerk. kilometers.

univ. des et natur N°. (Bibl. Arch. sc. phys. 1872. 173, p. 49).

HG.

PLANTKUNDE.

Pianten-inkt. — Men zegt dat er pogingen worden aangewend om eene plant van Nieuw-Granada, Coriaria thymifolia , in Europa te acclimateren.

Het is doch sap van deze plant, chanchi genaamd, roodachtig, wordt na verloop van cenige uren zwart. Deze inkt, die men zonder voorafgaande be-

tast reiding gebruiken kan, de stalen pennen minder aan dan gewone inkt, en biedt beter weerstand aan scheikundige invloeden en aan de inwerking van den tijd. Men zegt dat tijdens de Spaansohe heerschappij allo publieke documen- ten met dezen inkt moesten geschreven worden (Les Mondes, 4 Juillet

1872, pag. 373.) d. l.

DIERKUNDE.

— Een der leden Een visch met vier handen. van de Australische expe- ditie tot waarneming der totale zoneclips, de heer voord, deelde aan de

Melbourne Jioyal Society to in hare zitting van 22 Januari j. I. een zon-

met vier die uit de derling geval mede aangaande een visch handen, zee op de noordkust van Nieuw-Holland tegelijk met een stuk koraal was opgohaald, WETENSCIIAPPEUJK BIJBLAD. 79

waarop het dier roudkroop. “Het lichaam was dat van een visch, — zegt

de — het dier had heer foord maar in plaats van vinnen vier pooten ein-

digende in een soort van handen, door middel van welke hot met snelheid

zich over het koraalrif. het dek de bewoog Geplaatst op van stoomboot,

stond het zijne vier een Het was klein op pooten, allerwonderlijkst gezicht! ,

wel iets mot en geleek op een hagedis het lichaam van een visch.” (Nature ,

20 Juni '1872, p. 150).

Het is te hopen, dat dit vreemde schepsel door de heeren astronomen

medegebracht is, opdat een zooloog er ons eeno nauwkeuriger beschrijving

van geeft. Wclligt zal hot dan blijken eene soort uit do familie der Pedi-

culati of Batrachoidei te zijn. hg.

Nest van Chironectes pictus.—In oenen brief, gedagteokcnd 15 Decem-

ber St. bericht dat 1871, van Thomas, agassiz, een paar dagen te voren

uit de zee een ronde bal van Sargasso-wier was opgevisoht, welke bij nader

onderzoek het nest van een visch bleek te zijn. Do takjes van het wier waren

onderling stevig door veerkrachtige draden verbonden. De eieren van den

visch lagen verspreid in de massa, maar niet in eene bijzondere holte. Dat

der het eieren van een visch waren, bleek dadelijk bij de waarneming daarin

bevatte cmbryones. In zeewater kwamen eenige dezer eieren uit, en nu bleek

het den midden het levenden Chi- dat het jongen van te van Sargasso-wier

ronectus waren. Americ. Journal Februari pictus ( , 1872, p. 154).

HG.

— Het Hesperornis regalis. getal van gevonden overblijfsels van vogels

uiterst Des te uit de krijt-periode is nog gering. merkwaardiger is de vondst

do Noord-Amerikaansche van zulke overblijfsels van een vogel in krijtbeddin-

die bereikte. gen, van westelijk Kansas, eene zeer aanmerkelijke grootte Zij

door die zijn onlangs beschreven Marsh, er den naam van Hesperornis re-

Met den galis aan gegeven heeft. uitzondering van schedel, zijn nagenoeg

alle deelen van het skelet gevonden, toebehoord hebbende aan vijf verschil- lende individu’s. Eene vergelijking met de hedendaagsche vogels heeft geleerd

dat de Hesperornis het naast kwam aan de tegenwoordige Colymhidae of

Duikers, ofschoon hij er zich in hot maaksel van het bekken en van de ach- terste ledematen wezenlijk van onderscheidde. Bovendien overtrof hij alle hedendaagsche Colymhidae aanmerkelijk in grootte. Den grooton noordschen

duiker, Colymhus torquatus hhün als standaard voor vergelijking bezigende, 80 WETENSCIIA.PPELT.IK BURLAP.

zoude het skelet van regal is, gemeten van de van den Hesperornis , spits snavel af tot de aan uiteinden der teenen, vijf E. voeten on negen duimen hoog zijn.

In hetzelfde Marsh de opstel beschrijft nog overblijfsels van vier andere zwemvogels, gevonden in de tot de krijt-periode behoorende groenzandbeddin-

van New en de namen Graculavus gen Jersey, waaraan hij van velox, Gr.

Gr. pumilus , anceps en Palaestringa vagant gegeven heeft. (Amer. Journ.

N°. of sc. a. arts, 1872, 17, p. 360.) iig.

zetmeel. — Dareste hier bladz Dieriyk (vorgel. Bijblad 1867, 17, en

1871, bladz. 95) heeft een aantal jonge zoetwater-schildpadjes onderzocht,

het schild slechts M. die allen hun waarvan nog 0,25 lang was, en nog

de in den navelblaasjes, van grootte eener erwt, bezaten, en inhoud van die

een aantal zetmeelkorrels blaasjes groot geconstateerd, even als ook in de cellen van de wanden dier in de in blaasjes, lever, de capsulae suprarena- les enz. Al zijne waarnemingen zijn geschied door do vereenigdo aanwending van twee methoden: de waarneming met behulp van gepolariseerd licht en de kleuring door iodinra. {Les M'ondes 25 Juillet, 540.) n. i„ , pag.

MENSCHKUNDE.

Groei der nagels. — Om dien te meten maakte dufour kleine vlekjes met zilver mat den welken deze salpeterzuur en nu weg vlekjes allengs afleg-

dat do der gen. Daarbij bevond hij nagels pinken iets langzamer groeien dan die der overige vingers. Het gemiddelde cijfer van den groei voor dezen is

0,991 millim., d. i. ten naastenbij 1 millim. in tien dagen. Do gchecle ver- nieuwing der nagels vordert:

Voor do pinken 121 dagen

duimen 138 . . „ . .

124 „ „ overige vingers

snelheid den De van groei is niet dezelfde voor de geheele lengte der

de deden do nagels; zij is iets grooter voor in nabijheid der inplanting; maar vooral in liet tweede vierde gedeelte der nagels. (Bibl. univ. Archi-

N". ves, 1872, 173, p. 90.) hg. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

NATUURKUNDE.

Verdeeling der warmte in het zonnespectrum. — Zoo als bekend is, heeft

men deze in don laatsten steeds onderzocht tijd met behulp van een smalle

het Melloni-zuil, die men aan eene uiteinde achtereenvolgens door de ver-

deelen het liet vond haar schillende van spectrum bestralen. Men op deze wijze zeer ongelijk: bijna al de warmte vertoonde zich in de min breekbare stralen: in ’t rood in het blauw geel, oranje en en nog daarbuiten, terwijl die groen, en violet hoogst gering bleek te zijn.

Prof. DUAPEn te New-York nu doet opmerken (Philosophical magazine ,

dat dit XLIV, p. 104), men, bij de beoordeoling van feit, gewoonlijk eene

het hoofd die omstandigheid geheel over ziet, daarop zeer mogelijk een be-

slissenden invloed de heeft: ongelijke uitspreiding van het spectrum in zijne verschillende deelen. Naar do golflengten gerekend, ligt het optisch middel-

het zichtbare in D punt van spectrum ongeveer de natriumstreep (de van

Men de rn au enhofeu). zou, een weinig van juistheid der uitdrukking aan

de duidelijkheid opofferende, kunnen zeggen, dat ter weerszijden van D om-

streeks evenveel lichtstralen liggen. Toch is de ruimte, welke deze beslaan,

aan het violette einde hijna viermalen grooter dan die aan het roode. Zoo is

het in het gewone, met behulp van een prisma verkregen spectrum; niet in

de diffractie-spectra. In deze laatste beslaan de beide zooeven aangeduide helften

ruimte. zou eene ongeveer gelijke Men dus, wanneer men de verdeeling der

warmte in zulk een spectrum onderzocht, zeker deze geheel anders dan die

in hot hrekingsspectrum vinden.

in Zulk oen onderzoek was reeds 185G door drapeu beproefd, maar zonder

tot bevredigende uitkomsten te geraken, hetgeen door de geringe intensiteit

81 82 WETENSCHAPPELUK BIJBLAD.

welke te der warmte-effekton, men op deze wijze verkrijgt, gemakkelijk ver- klaren is. Thans heeft hij zich weder tot hot brekingsspectrum gewend, maar

zulk een geheel andere methode dan de gewone voor onderzoek hij het zijne

zulk hollen die aan de gevolgd. Hij ving een spectrum op een glasspiegel,

de Poucaultsche methode verzilverd Een Mellonizuil oppervlakte naar was, op.

dat al de kon nu gemakkelijk zoo vóór dien spiegel geplaatst worden, stralen

het uiteinde van de van het spectrum, door dezen convergent gemaakt, eene

den der stralen het zuil troffen. Door een scherm, op weg tussohen prisma

deel het en den spiegel geplaatst, kon men nu een willekeurig van spectrum

deel als ’t ware afsnijden. Een tweede scherm werd, als het eerste een

het einde des dat het de van violette spectrums wegnam, zoo geplaatst, ultra-roode, de donkere warmtestralen opving, en evenzeer diende het, bij afsnijding van het roode spectrumeinde, tot onderscheppingvan de ultra-violette

het onderzoek stralen. DnAPEn namelijk wenschte voor het oogenblik zich tot van de warmte uitsluitend in het zichtbare deel des spectrums te beperken.

breek- Beurtelings werden nu door het eerste scherm de meest en minst

bare helften van het zonnespectrum afgesneden en de werking van het over-

deel de Melloni-zuil Door “helften” blijvende op onderzocht. wordt hier ver-

de beide deelen die zich uitstrekken waar de stralen staan van eene plaats,

tot den naar angstrom eene golflengte van 5768 hebben, aan uitersten grens

der zichtbare roode on der zichtbare violette stralen.

Do uitkomst van de vergelijking der werking van die beide helften was

“dat de verwarmingen”, — hot zijn draper’s eigen bewoordingen die wij hier

— “door beide zoo de dat men aanhalen, teweeggebracht , nabij gelijkheid zijn , do verschillen gerust aan waarnemingsfouten kan toeschrijven. Dit zoo zijnde volgt daaruit noodzakelijk dat twee reeksen van trillingen, uit verschillende deelen van het spectrum, dezelfde verwarmingskracht moeten bezitten, onver- schillig welke hare golflengte zij”.

Deze uitkomst is door draper afgeleid uit een zeer groot aantal bepalingen, verricht met behulp van prisma’s uit klipzout, flintglas, kwarts en zwavel- koolstof. LN.

Menschenhaar-elektroskoop. — In een ook overigens zeer lezenswaard, maar niet voor een uittreksel geschikt opstel: Verschiedene Versuche üher llei- lungselektricitat (carls Repertorium Experimentalphysik etc. VIII, für ,

de S. 74.) vestigt hagenbach aandacht op do elektrische eigenschappen van het menschonhaar. Een lang, droog menschenhaar wordt, als het met een kattenvel wordt als het met gewreven positief, on schietkatoen gewreven wordt WETENSCIIAPPELIJK DIJBLAD. 83

1 in beide sterk om door oen negatief geëlektriseerd , gevallen genoeg gelijk- namig geëlektriseerd lichaam ten duidelijkste te worden afgestoten. Juist de hoogst geringe massa van het haar kan van waarde zijn bij hot onderzoek naar do elektrische eigenschappen van kleine lichamen, b. v. mineralen.

LN.

— tbève Magneetstroomen. De heer heeft aan do Académie des Sciences, in hare zitting van 19 Augustus 1.1., medegedeeld wat wij hier in uittreksel

overnemen.

Als men de pooleinden van een groeten elektromagneet met een rheoskoop

de dezen sterk af het dat verbindt, dan wijken naalden van op oogenblik

de te hot men, door een stroombaan voor omwindingen sluiten, ijzer mag-

netisch maakt. Deze afwijking is slechts oogenblikkelijk, even als die in tegen-

het overgestelde richting, welke men verkrijgt bij openen der zooeven genoemde

stroombaan, waaruit blijkt, dat men hier niet aan eene uitwerking van afge-

leide strooraen bij gebrekkige isolatie van de omwinding behoeft te donken.

Neemt in den men, plaats van elektromagneet, een staalmagneet en verbindt

des der men de omwinding rheoskoops met een polen en met het midden der

lengte, dan verkrijgt men volkomen dezelfde afwijkingen, die boven zijn be-

schreven het dat men dien door een week sluit , op oogenblik ijzeren poolstuk

of ook door het afrukken van dit laatste opent.

LN.

Hydrogenium en de wet van Boyle. — In dezelfde zitting der Académie

deelde de hoer amagat mede, dat hij door een nieuwe methode de volume-

veranderde hoeft onderzocht verandering van hydrogenium bij drukking bij

temperaturen, die van 0° tot 250° C. reikten. Geheel tegenovergesteld aan

wat hij verwacht had, is het hem daarbij gebleken, dat bij hoogere tempe-

de de raturen negatieve afwijking van wet van boyle welke men bij , gewone

dit in kleiner temperatuur voor gas vindt, plaats van grooter, wordt en bij

0° al hooger on hooger warmtegraad al meer en meer tot nadert.

LN.

Eenvoudig middel om de snelheid der draaiing van een schijf te meten. —

Tot het meten der draaiingssnelheid van een gyroskoop of een tol, gebruikt

* aard der in is ’t dat hier De wrijvers aanmerking genomen zeer waarschijnlijk, een

is het in heide schrijf- of drukfout ingeslopen, en dat juist tegenovergestelde gevallen

te waar zal zijn. Dit is evenwel gemakkelijk ccns voor al na gaan. 84 WETENSCHAPPELIJK lIIJBI.AD.

slechts ceno nieuwe Prof. DOLliEAii het volgende middel, dat trouwens toe- passing is van hetzelfde in andere gevallen aangewend. Aan don eenen arm van een stemvork, welker getal van trillingen door de toonshoogte bepaald is, wordt met lak een kegeltje van caoutchouc, van omstreeks een vierde van

duim De met rook zwart een hoogte, bevestigd. schijf wordt gemaakt of, nog

berookt Eaakt nu de draaiende beter, een stuk papier daarop gelegd. men schijf even met het caoutchouckegeltje van den trillenden vork aan, dan tee-

dezer kenen zich daarop de trillingen als een golvende lijn. Uit het getal golven in een bepaald gedeelte van den omtrek, kan dan gemakkelijk de snelheid van draaiing worden afgeleid. De grootste door dolbemi met zijn

snelheid de gyroskoop verkregen bedroeg ongeveer 90 omdraaiingen in seconde.

Journal 248.) {Amer. , April 1872, p.

IIG.

— de Terngkeerende gezichtsbeelden. Bij het doen van proeven met elek- trische machine van iioltz merkte Prof. young wanneer de zeven , op dat,

vonken Loidscho in duistere kamer of negen duimen lange van een flesch, een

sterk elk zich niet de voorwerpen verlichtten, voorwerp eens maar tweemaal, soms zelfs drie- ja enkele malen viermaal vertoonden, mot tusschenpozen van

ongeveer één vierde van een seconde.

Yüung gist, dat dit zonderling verschijnsel veroorzaakt wordt door eene reflectie van den zenuw-indruk, die, na eerst van het netvlies zich tot aan de hersenen te hot hebben voortgeplant, langs denzelfden weg weder naar netvlies en dan weder zoude van daar naar de hersenen terugkeeren. {Amer.

Journal April 1872, hg. , p. 262.)

Ozon eboniet. — Prof. Werking van op w. wiught. {Sillimans ame- rican Journal on daaruit XLIV bericht dat Philosophical magazine, i>. 235) de ebonietstandaarden in zijne lloltz-elektriseennaohine, als deze na gebruikt te weken achtereen aan zich zelve hun isolatie- zijn eenige was overgolaten , verraogen bjeken te hebben verloren. Zij waren sterk hygroskopisch geworden ,

hoeveelheid vocht was hunne eene groote op oppervlakte nedergeslagen, op enkele plaatsen had dit zich zelfs in droppels gevormd, en hot was dus niet te dat tot verwonderen, men op grooten afstand van de metalen geleiders die zij droegen uit die isolatoren vonken kon trekken.

Dit vocht bleek spoedig niets anders te zijn dan verdund zwavelzuur , het- welk andere op geene wijze kon gevormd zijn dan door oxydatie van do in eboniet voorhanden zwavel. Het was duidelijk dat het bij do werking der WETENSCIIAPPELIJK BIJBI.AD. 85

machine voortgebrachte Ozon deze oxydatie moest hebben te wecggebracht.

Eechtstreeksche blootstelling van ebonietoppervlakten aan sterk geozoniseerde

dampkringlucht verhieven dit welgegronde vermoeden tot zekerheid.

Referent heeft aan de Holtz-machine der hoogere burgerschool alhier, die

ruim drie in wel sedert jaren gebruik is, eene afscheiding van zwavel aan

de oppervlakte dos eboniets waargenomen, maar nooit eene oxydatie van deze

zwavelzuur. Dit zal wel te tot wijten zijn aan het verschil in de wijze,

do Amerikaansche de hier is waarop en gebruikte (Duitsche) eboniet gevulca-

niseerd geworden.

LN.

MENSCHKUNDE.

Invloed van klimaat en voedsel op de Bosjesmannen on andere volks-

stammen. — In een werk van den zendeling j. Mackenzie, getiteld; '■'■Ten

North the River" dat in het vorige jaar te years of Orange , Edinburgh

verscheen, komen eenige mededeelingen voor aangaande de verschillen die door

den schrijver zijn opgemerkt aangaande de lichaamsgrootte, de huidskleur en

het haar der Bosjesmannen, die in onderscheidene streken van Zuid-Afrika

leven. I)ie verschillen zijn tamelijk aanmerkelijk en schijnen in een bepaald

verhand te staan tot het klimaat en dèn daarvan afhangenden plantengroei

en andere omstandigheden. Zoo zijn de Bosjesmannen der Kaapkolonie alge-

meen veel kleiner dan die welke in het Betschuanen-land leven. De huids- kleur is bij de zuidelijke lichter dan bij de noordelijke Bosjesmannen. In het algemeen vermindert in Zuidelijk Afrika zoowel de donkerte der huidskleur

als de hoeveelheid van het haar, naar gelang de hitte en do vochtigheid af-

Zelfs de der zoude het klimaat nemen. op grootte oogen van invloed zijn.

De bewoners streken hebben staande van boschrijke groote, goed open oogen;

niet de oogleden en wenkbrauwen zijn gewoonlijk gerimpeld noch samenge-

Hoe dorrer echter het land des te kleiner de des trokken. is, zijn oogen en

de deelen die Waar te meer zijn de oogen omgeven samengetrokken. hitte

en vochtigheid een ruimen plantengroei bevorderen, en derhalve do bewoners

gemakkelijk in hun onderhoud kunnen voorzien, heeft zich het ras veel krach-

tiger ontwikkeld dan daar waar de moeielijkheden des levens grooter zijn.

beschaafde De voor de Europeesche volken geldende regel, dat hot minder

klimaat midden- en door de daaraan gunstige van noord-Europa, juist ver- bonden bezwaren die overwonnen moeten worden, eenen krachtigeren lichaams-

doen ontstaan dan in het niet bouw heeft zuiden, geldt meer voor onbe- 86 WETENSCIIAPPELIJK BIJBLAD.

schaafde volken. Ook de Laplanders in Europa loeren dit, oven als de Es- quimo’s in Noord-Amorika.

Ten aanzien der hollandsche kolonisten zegt do schrijver, dat zij zich gedurende hun verblijf in de Kaapkolonie weinig veranderd hebben. De meest

het vallende der Hollanders in in oog bijzonderheid Zuid-Afrika is, volgons den schrijver, hunne huitengewono corpulentie, zoowel bij mannen als bij

Mittheil. vrouwen. (Geogr. 1872, p. 191.)

HG.

Vruchtbaarheid der zwakke rassen. — In de Anthropological Society is

door het dat kleine in Augustus iiowout gewezen op feit, en zwakke soor-

kleine en zwakke en zelfs zekere ten en rassen, en tot hoogte ziekolijko in-

een soort of ras in den vruchtbaarder dividuen van regel zijn dan groote en

of sterke sterke soorten en rassen groote, en goed gevoede individuen van

haalde daarvan aantal ’t zelfde ras. Hij een voorwerpen aan, en eindigde met de algemeene conclusie, dat onvruchtbaarheid begunstigd wordt door

gezondheid en overvloed van de tot het leven noodzakelijke krachtige dingen ,

vruchtbaarheid vermeerderd terwijl de wordt door nood en zwakte. Blijkens de ervaring in Engeland worden de leemten in do bevolking aangevuld door de zwakken en ten koste van de sterken en rijken. mondes armen, (Les ,

Aout 15 1875, pag. 671.) d. l.

DIERKUNDE.

— behoort deze tot de duistere Voortteling van de alen. ■ Nog altijd vraag- stukken. Tot dusverre kende men zelfs de mannelijke alen niet. Do reden hiervan blijkt thaps uit de gelijktijdige onderzoekingen van drie Italiaansche

Die de heeren geleerden. van o. palsamo cmvelli en l. maggi zijn gepu- bliceerd in de Memorie del 11. Instituto Lombardo Milano die , XII, 1872,

de van den G. B. ercola.ni in Memorie dell' Acad. delle Sc. dell Insti- tuto di Bologna, sér. 3. Ill, Bologna 1872. In beide verhandelingen stem- men do schrijvers in zooverre overeen, dat zij aangetoond hebben dat de alen

hetzelfde ware hermaphrodieton zijn. Do bevruchting zoude zelfs binnen indi- vidu plaats grijpen. Jammer echter is het dat de beschrijving die zij van de mannelijke organen geven zoo zeer verschilt, dat daardoor de zaak nog steeds

eenigszins onzeker blijft.

ter Balsamo-cpivelli en maggi houden voor de mannelijke organen twee WETENSCIIAPPELIJK HIJBI.AD. 87

den darm en aan de don eierstok weerszijde van binnenzijde van gelegen doelen,

waarvan alleen het rechter tot ontwikkeling komt, terwijl het linker atrophieort.

de Deze zaadklier begint in nabijheid van de galblaas en eindigt bij de cloaca,

terwijl zij zich tegen den endeldarm aanlegt. Haar voorste derde gedeelte is

dun on bandvorraig; haar achterste gedeelte dikker en met franjes bezet. De kleur is melkachtig wit. In de franjes, die door naar binnen springende plooien van liet peritonaeum in vakjes verdeeld zijn, treft men do spermato- zoiden aan. Deze zijn zeer klein en hebben eene langwerpigeelliptische gedaante.

Uit de verhandeling van eucola.ni blijkt dat hij ditzelfde deel bij in het zoete water levende echter niet alen ook heeft waargenomen. Hij houdt het voor de zaadklier, omdat het bij de alen die in de zee leven kleiner, dunner

vond en doorschijnender wordt. Bij dezen hij daarentegen een ander deel,

dat hij als de zaadklier beschouwt, namelijk eene peervormigo blaas, gelegen

in do ruimte welke gevormd wordt door eene lis van hot darmkanaal onder de lever tot aan den endeldarm. In de wanden van die blaas vond e. bij groote zee-alen myriaden van zeer kleine, paddestoel vormige, oranjekleurige

die snel welke lichaampjes, zich zeer bewogen, en hij voor spermatozoïden houdt.

Men ziet dat, al heeft de quaestie ook een stap voorwaarts gedaan, zij nog verre van opgelost is. hg.

Levende en fossiele soorten van Phascolomys. — Vroeger kende men slechts

ééne soort dit de Diemensland van geslacht van Marsupialiën, op van levende

Womhat, Phascolomys vombatus. In 1859 gaf gould de afbeelding eener in

zuidelijk Nieuw-Holland lovende soort, die hij Phascolomys latifrons noemde.

in Later bleek dat er nog eene derde soort Nieuw-Holland leeft, die den naam

van Ph. platyrhinus ontving. Beide laatstgenoemde Nieuw-Hollandsche soorten

werden in 1805 en 1800 in den zoologischen tuin te Londen levend ontvangen.

Ook fossiele overblijfselen van dieren van hetzelfde geslacht zijn op ver-

in Nieuw-Holland scheidene plaatsen gevonden. Zij zijn beschreven door owen.

die tot Daaronder zijn er de nu nog levende Ph. latifrons on Ph. platyrhinus kunnen terug gebracht worden; de meesten echter vormen eigene soorten:

Ph. De Ph. Mitchelii, parvus, Ph. medius, Ph. magnus en Ph. gigas.

soorten zich de namen der heide laatste gronden op aanmerkelijke lichaams-

grootte welke deze bereikten, namelijk die van een grooten tapir of klein rund. {Nature, 25 April 1872.) iig.

licht lichtende dieren. — Spectroskopisch onderzoek van het van In eene

handelt raededeeling, welke eigenlijk over eene merkwaardige uitbarsting aan 88 WETENSCIIAI'PEI'IJK 1I1JBLAI).

7 Juli is de de zon op j. 1., en gericht aan Fransche akademie in hare zit-

5 maakt ook ting van Augustus j. 1., secchi gewag van een vernieuwd spectroskopisch onderzoek van het door dieren uitgestraald licht. Aanvankelijk had hij, even als anderen, gemeend dat dit licht monoohromatisch is, maar later, toen hij uit den toestel eenige stukken verwijderd had waardoor het licht verzwakt werd, bleek het hem dat het licht van oen glimworm (vers luisants , vermoedelijk Lampyris ) een samengesteld spectrum geeft, waarin men duidelijk het rood en het violet onderscheidt, en dat dit spectrum inder-

is. Toen deze uitkomst bericht had daad onafgebroken hij van gegeven aan

deze Professor panceri zond hem de lichtende van gedroogde Py- , organen rosoma’s, welke, in water geplaatst, op nieuw lichtend worden. Ook het hierdoor uitgestraald licht gaf een samenhangend spectrum, gevormd door de

dat rood dan dat der gewone kleuren, maar minder rijk aan was glimwor- men. rendus ( Compt. , LXXV, p. 321.)

HG.

AARDKUNDE.

Rijzing der kuststreek van Zuid-Amerika. — In ecnen brief van agassiz,

in geplaatst de New-Yorh Tribune en overgedrukt in Nature 18 Juli 1872,

vindt men voor de reeds voor vele p. 229, een merkwaardig bewijs jaren

door darwin beweerde rijzing der kuststreek van westelijk Zuid-Amerika, in

kort In land een nog betrekkelijk verleden tijdperk. Possession-Bay aan ge-

ontdekte 150 boven het gaan zijnde, aGassiz, op ongeveer meters hoogte

zeevlak, een zoutwatermeertje, waarin oen aantal derzelfde soorten van week-

ook De meest dieren leefden, die langs do kust worden aangetroffen. gewone behoorden tot de geslachten Mytilus , Buccinum, Fissurella, Patella, Voluta

enz. Hot was toen in het saisoon en het Ook droogc , meertje bijna droog.

der daarin bevond de chemicus expeditie, Dr. white , dat hot water onge-

veer 2 maal meer zout bevatte dan in het zeewater voorkomt. De oevers */2

het van meertje toonden echter duidelijk, dat het gedurende regenachtige jaargetijde vier tot vijf voet diep is, en men mag veilig aannomen dat dan

het water ook in tot zeewater nadert. samenstelling meer gewoon

HG. WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

STERREKUNDE.

llen de — den 7 Uitbarsting op zon en een magnetische storm. Op Juli,

te Eome door sterke de nam secchi zijn spektroskoop eeno uitbarsting op zon waar. Denzelfden dag werd aan het observatorium te Greenwich oen ware

storm Uit do der het magnetische waargenomen. vergelijking uren van begin

het eerste met der beide verschijnsels, en aangenomen zijnde dat het tweede

in verband besluit dat om oorzakelijk staat, mry er twee uren noodig zijn

don het do invloed der zonsuitbarsting op aardmagnetisme van zon naar de

aarde over te (Les Mondes 29 Aout 1872 780). hg. brengen. , p,

AARDKUNDE.

IJsperiode in het zuidelijk halfrond. — In eenen brief van agassiz aan

uit in 1872 Prof, n. Peirce, de New-York Tribune overgenomen Nature

231 wordt de door pag. en 270, een uitvoerig verslag gegeven van agassiz

en pourtalÈs en steindaciineu eener zijne reisgezellen, , gevonden sporen

de de zeer uitgebreide ijswerking aan zuidspits van Zuid-Amerika, langs

met straat van Magelhaen. Volgens agassiz stemmen deze geheel overeen

in rots- hetgeen hij vroeger Zwitserland gezien heeft; gepolijste on gegroefde

moraines de door den naam van vnoutonnés oppervlakten , , aangeduide ge-

der de tot afstand vervoerde erratische blokken daante heuvels, op grooten ,

alles wijst aan dat niet drijvende ijsvelden maar groote gletschers, die, wat

zuiden naar het de algemeene richting betreft, van het noorden afdaalden,

is dat deze uitwerkselen hebben teweeg gebragt. Hij van oordeel eenmaal,

ook het even als het noordelijk halfrond, zoo zuidelijk halfrond door een

te oordeelen de ijskap is overdekt geweest, en, naar gelijkheid der sporen

89 90 WETENSCHAPPEPIJK BIJBI.AD.

die beiden hebben nagelaten, zoude die bedekking gelijktijdig hebben plaats gehad. iig.

Oude zoetwatervormingen. — Professor ramsay meent in de roode kleur van vele rotsgesteenten een kenmerk gevonden te hebben, dat hunnen oor-

aanduidt. sprong in binnenmeeren Deze roode kleur wordt namelijk veroor- zaakt door de doordringing daarin van eene oplossing van koolzuur ijzer- oxydul, gelijk alleen hot water van binnenmeeren of althans zoet water leveren kan. Al zulke rotsgesteenten zouden derhalve eene zoetwater-for-

beurt matie zijn, hetgeen op zijne wederom eene groote uitgestrektheid van

het boven de zoo verheven vasteland zoude aanduiden.

Is dit kenmerk inderdaad voldoende, dan zoude het er toe leiden om een

groot gedeelte van de gedurende de permisohe, triassischc en devonische

perioden gevormde gronden als in binnenmeeren ontstaan te beschouwen. De

talrijke ganoidc visschen, waarvan de overblijfselen in den ouden rooden zand-

steen (old red ) gevonden worden , zouden dan zootwaterdieren geweest zijn.

Ramsay meent zelfs deze oude zoetwatervormingen tot in de Cambrisohe

periode te kunnen aanwijzen (Quart. Journ. of the Geol. Soc. 1871 Vol. 27).

Het is duidelijk, dat indien zich dit bevestigt, verscheidene tot dusver

tamelijk algemeen gekoesterde denkbeelden omtrent don toestand der aarde

het loven het eerste der on organische gedurende gedeelte palaeozoische pe-

riode eene wijziging zouden moeten ondergaan. hg.

SCHEIKUNDE.

Scheikundige zamenstelling der Groenlandsche meteorieten. — Daobrée

heeft voor eenigen tijd do door eene Zweedsche expeditie onder Nordenskiöld

uit Groenland medegebrachte groote ijzermeteorieten scheikundig onderzocht

en een verslag daarover medegedeeld aan de Pransche akadomie, in hare

21 Juni 29 Juli meest in het zittingen van on j.1. Do oog loopende bijzon-

derheid uitkomst onderzoek meteorieten in van het is, dat deze niet

alleen eene betrekkolijk aanmerkelijke hoeveelheid (2,0 tot 3,0 proc.) kool-

stof, maar bovendien oplosbare zouten bevatten, namelijk: zwavelzuren kalk,

chlorcalcium on chlorijzer. Het vermoeden dat zulks hot gevolg zoude zijn

het van van indringen van zeewater woderlegt n. daardoor dat er geen spoor

chlorsodium in voorkomt. hg.

Atmosphaerisch ozon. — Hierover heeft iiouzeau een uitvoerig opstel,

de Annales de Chimie vrucht van veeljarige waarnemingen, geplaatst in de WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD, 91

et de Physique van September 1872, Benige zijner hoofduitkomsten zijn de volgende ;

1°. Het zekerste middel om de tegenwoordigheid van ozon in de damp- kringslucht aan te toonen is niet het bekende papier van schönbein, maar een flauw wijnrood gekleurd lakmoespapier, waarvan slechts een gedeelte doortrokken wordt met eene oplossing van een doel onzijdig jodpotassium in honderd deelen water.

2". De lucht van het vrije veld riekt soms naar ozon en geeft in het al-

réactie dan de lucht in de gemeen eene duidelijker steden.

3°. Het maximum van ozon in de lucht van hot vrije veld bedraagt

van z n gewicht of van zijn volume. V'i 5 000 0 Ö ’/70000n

4°. Het maximum van het ozongehalte in de lucht valt in de maanden

Januari. Mei en Juni, het minimum in December en

5°. In het algemeen wordt de ozonréactie meer waargenomen gedurende

dan het weder is. dagen waarop regen valt wanneer droog

6°. Den grootsten invloed heeft daarop de wind. Terwijl van 100 kalme

slechts 24 de kon worden dagen op tegenwoordigheid van ozon aangewezen, boden van 100 dagen, waarop een sterke wind woei, 60 de ozonréactie aan.

7°. De dampkringselektriciteit schijnt do voornaamste oorzaak van het ozon in de lucht te zijn. hg.

Noctilucine. — Reeds in 1860 heeft t. l. phipson over de noctilucine

heeft die stof een van den Rog geschreven ; thans hij over uitvoeriger stuk aan de Académie des Sciences ingezonden. De noctilucine is cene stik- stofhoudende, bijna vloeibare, witte, met water mengbare, maar daarin even- min als in alcohol en aether oplosbare, versch een weinig water bevattende

die reuk bezit welke stof, een eonigzins zweemt naar dien van acidum capry- licum. Vj ontleed door minerale alkalische ij wordt opgelost en zuren en op-

doet ammoniak uit ontwikkelen. In met lossingen ; potasch er aanraking wa-

ontwikkelt reuk verrotte kaas. ter gistende, zij op den duur den van

Vochtig, absorbeert zij zuurstof en ontwikkelt koolzuur; aan de lucht bloot-

verdroogt tot dunne doorschijnende struotuurloozo veel gesteld , zij lagen , ge-

de muoino der De in lucht is de lijkende op slakken. oxydatie vochtige oor-

de sterke dor versche zaak van phosphorescentie noctilucine; zij kan zelfs in water even lang phosphoreseoeren als in de lucht. In zuurstof is het licht iets heeft ook dat noctilucine licht sterker; phipson waargenomen de meer wanneer de wind zuid-west is, d. i. wanneer er veel ozon in de lucht is.

Het lichten houdt do is voltooid. op wanneer oxydatie geheel 92 WETENSCHAPPELIJK BIJELAD.

De noctilucine wordt door eigene organen afgescheiden bij een aantal lichtende insekten (Lampyris Elater electrica wellicht , , Scolopendra enz.), bij

die alle, en afscheiding staat bij de genoemde hoogere lichtende dieren tot zekere

onder den invloed hoogte van het zenuwstelsel, zoodat zij hun licht naar willekeur kunnen doen ophouden. Maar diezelfde noctilucine wordt, onder zekere voorwaarden van temperatuur en vocht, ook voortgebraoht in rottende dierlijke stoffen: vleesch, visch, bloed, soms ook in urine, alsmede somtijds in plantaardige stoffen, b. v. aardappelen. Ook wordt zij afgescheiden door sommige levende planten (Agaricus Welke echter de , Euphorbia enz.). bron der noctilucine is, zij geeft altijd hetzelfde, te weten een bijna mono- chromatisch licht, hetgeen een spectrum geeft dat vooral zichtbaar is tusschen de stropen E, on F. en, voor zoover phipson het heeft kunnen onderzoe- ken dezelfde chemische bezit. Tom, , eigenschappen (Compt. rend. LXXV, pag. 547). D. L .

Roesten van het ijzer. — Door proefnemingen, welke hij in eene voor

maanden te eenige Hanover verschenen dissertatie heeft beschreven en door discussie van door anderen is de Heer vroeger verkregene, von hutten ge- komen tot de volgende uitkomsten:

1 “De uit °. zuurstof do lucht, activo zoowel als passive, kan slechts dan het ijzer oxyderen, als zij opgelost is in eene waterlaag, dio de oppervlakte van dit metaal bedekt.”

Indien men namelijk do vorming van zulk een laag verhindert, —■ hetzij door hot metaal te op eene temperatuur houden, welke die der vochtige lucht,

het waarin is, een door te dat gedompeld weinig overtreft, hetzij zorgen, de in lucht spankracht van den die aanwezigen waterdamp nooit geheel haar

maximum kan — dan bereiken, kunnen blanke ijzerstukken dagen achtereen mot lucht in en waterdamp aanraking blijven, zonder eenig spoor van roesten te vertoonen.

2", “Dfaog kan mede koolzuurgas geene oxydatie van het ijzer teweeg-

Het kan dit brengen. alleen, wanneer het door oplossing in water tot een zuur is geworden.”

Het hiervoor is denzelfden die boven bewijs langs weg verkregen, voor zuurstof is is steeds door aangeduid. Belangrijk hierbij, dat de aanraking van

mot koolzuurhoudend behalve ook ijzer water, koolzuur-ijzeroxydule , vrije wa- terstof wordt zoodat zich als gevormd, men het geheele proces eene substitu- tie van waterstof door ijzer in hot koolzuurhydraat kan voorstellen.

3 °. Het roesten kan ook in water, dat vrij is van zuurstof en koolzuur, WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 93

doch alleen dan de plaats grijpen; wanneer op sommige plaatsen van op- pervlakte des motaals reeds vooraf gevormd ijzeroxyd aanwezig is of wanneer

het stoffen die met dit metaal ijzer hevat, en water eenvoltaïsch element vormen.

4°. Het roesten van in niet zich ijzer lucht is op zelf eene oorzaak van

welke evenwel ammoniakvorming, zeer goed gelijktijdig kan plaats vinden,

5". van alkaliën Oplossingen verhinderen het roesten van daarin gedom- peld ijzer slechts voor zooveel tijd, als de zuurstof uit de lucht, waarmede die oplossing in aanraking is, behoeft om tot liet ijzer door te dringen. Dit

duurt zulk eene veel dan voor oplossing langer voor zuiver water. Is de

met oplossing koolzuur in aanraking, dan moest eerst al het alkali in bicar- bonaat zijn overgegaan, voor dat het roesten beginnen kan.

LN.

PLANTKUNDE.

Phylloxera vastatrix. — f. e. guertk-mÉneville die reeds , vroeger be-

weerd had dat de vermenigvuldiging van Phylloxera vastatrix niets anders

was dan een de ziekte den gevolg van van wijnstok, komt, na een aantal nieuwe in onderscheiden waarnemingen gedeelten van Frankrijk gedaan en na

de meeste dor brochures en vijfhonderd artikels over dit onderwerp gelezen te hebben, weer deze zaak De op terug. meeste parasitische dieren en plan-

ten tieren ’t best zieke op voorwerpen; de in Frankrijk heerschendo wijnstok-

ziekte is te de klierziekte en vergelijken bij luis-ziekte bij den mensch, en bij de van vermenigvuldiging parasiten, die bij min of meer zieke dieren wordt Do opgeraerkt. middelen, tegen het insekt aangewend kunnen nut doen, zoover dat insekt den ziektetoestand verergert en den loop er van bespoe- digt, — maar de voorname moet de behandeling tegen ziekte zelve en hare niet de van Phylloxera afhankelijke oorzaak gerigt zijn. {Gom.pt. rend.

ïom. LXXV, — pag. 684). Overigens verwijzen wij hier én naar het aan- gehaaldo stuk én het Heer zelf, naar uitvoerig opstel van den snei.len van

volleniioven over dit in onderwerp dezen jaargang van het Album.

D. L.

MENSCHKUNDE.

de Over en —- Dn Mincopies Negrito’s. quatuefages heeft naar aanlei-

schedels ding van eonige van Mincopies of Andaman-eilandersiets medegedeeld over de deze de verwantschap van met Negers, Papoea’s en andere stammen.

Zij zijn zeer zwart en hebben wollig, in kleine bosjes groeiend haar, maar het prognathisme is bij hen zeer vooral dat der gering, tanden, en zij bezit- 94 wetenschappelijk bijblad.

ten ook niet de sterk uitgodrukte gelaatstrekken der Papoea’s. Bovendien, hun schedel is kort van brachycephaal. Zij zijn gestalte (hoogstens 1,436 m.

en staan te dezen aanzion tusschen de de gemiddeld) Lappen en Boschjes-

hunne mannen in; spieren zijn niet krachtig ontwikkeld. De meeste overeen- komst bespeurt men tusschen hen en de Aëta’s of Negrito’s der Philippijnen; zij behooren volkomen tot denzelfden type; waarschijnlijk is dit ook met de

Semangs van Malacca het geval. Zekerder is dit het geval met vele Indische Paria’s en met de Hos of van de Djangali’s meest ontoegankelijke gedeelten van het

Vindhya-geberte in Indië. — Behalve dezen zijn er in do Indische archipels

andere kleine en dikke achter- nog rankgebouwde negers, met zeer lippen en

uitwijkenden kin en een roetachtige kleur. Zij wonen van Plores en do Mo- lukken tot in Nieuw-Guinea, waar hunne stammen vermengd wonen onder de athletische Papoea’s. Hunne schedels, die in het Museum vrij menigvuldig zijn, gelijken zeer op die der Mincopies en Aëtas.

Dit negrito-ras schijnt het oudste ras te zijn, dat de vermelde stroken be-

do zwarte blanke die woonde , on is overal overwonnen door , géele of rassen, later gekomen zijn. In vele streken heeft het zich met de overwinnaars ver-

liet zich zuiver Wellicht het mengd; op andere heeft bewaard. bewoonde vroeger

Indië. Wat in het de noch geheel nog bijzonder Mincopies aanbelangt, phy-

sisch, noch intellectueel kunnen zij gezegd worden laag te staan. ( Compt. rend. Tom. LXXV, pag. 309). d. l.

Een hunebed met een schedel? — In de Prov. Overijssolscho en Zwolsche

Courant van Dinsdag den 10eu September, las men;

“Ootmarsum, 8. Sept. Vrijdag is door steengravers een hunnebed ontdekt,

waarin zij een menschenschodel vonden.”

Dit bericht word in andere dagbladen overgenomen.

Zelf daar vooreerst niet heen kunnende gaan, heb ik dadelijk schriftelijk verzocht

den schedel in te doen Voor ik weet nooit in beslag nemen. zoo ver was nog

zich het een hunebed een schedel gevonden. Bevestigde bericht, en werd de

schedel bewaard, dan kon deze wellicht dienen tot opheldering van de vraag;

door welk volk zijn de Nederlandsche hunebedden gesticht?

dat wel Van geheel vertrouwbare zijde verneem ik thans, er geen schedel,

eenige andere beenderen gevonden zijn. Weder eeno teleurstelling! d. i„

DIERKUNDE.

de van Gordius. — Het tot dus ver bekende van Gordii Embryo embryo ,

a. vii.lot is een cylindrisch wormpje, nauwelijks zegt , mikroskopisch, WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD. 95

millim. millim. breedte en waaraan men een yan eene drie- 0,205 lang op 0,045 ,

dubbele kroon van voorzienen lichaam stekeltjes en een stijven slurp kop, een en

staart kan Uit een onderscheiden. het ei gekomen, sleept het zich door den

modder door middel de den van haakjes aan kop. hecht zicli aan steenen of

vast en wacht daar de larven waterplanten (van muggen, tipulae enz.) op,

waarin het voortleven moet. In deze boort het zich in, wordt omgeven door

die het een kyate, van voren open is, en waarvan weldra alleen het voorste

beslaat. Het gedeelte diertje blijft nu voortgaan door do larven, waarbij de kyste

zich steeds het zelf van voren verlengt, totdat tot don toestand van larve over-

De dus gaat. gordü ondergaan niet alleen verhuizingen, maar ook volkomen

In den gedaanteverwisselingen. erabryonnairen toestand hebben zij eene zekere overeenkomst met de ten Acanthocephalen, maar er bestaat, aanzien van dien

de minste toestand, geen analogie tusschen Gordius en Mermis. (Compt. rend.

Tom. LXXV. Dat Gordius in de pag. 303). larven van insekten eene ge-

trouwens reeds daantewisseling ondergaat, was bekend. Zie harïing Leer- ,

boek der dierkunde, III, 1, bladz. 014. d. l.

Bewaarmiddelen voor kleine zeedieren. — De bewaring van kleine en

teedere de zeedieren. gelijk Noctiluken, Otenophoren, kleine Medusen, biedt

eigenaardige bezwaren aan. De beer e. van beneden beveelt daarvoor twee

nieuwe middelen aan, namelijk cene geconcentreerde oplossing van picrinzuur

en zeer verdunde tot d eene (1 op G00 000) oplossing van osmiumzuur. In

het laatste vocht laat men de 15 tot 25 voorwerpen minuten, om deze ver-

in sterken volgens alkohol over te brengen. Dit laatste middel beveelt zich

vooral aan uithoofde der bruiuachtige kleuring, die eenige deelen verkrijgen, waardoor het geheele maaksel duidelijk te voorschijn treedt. (Journ. de Zool.

I, Hef. is in de pag. 200). gelegenheid geweest zich van de doeltreffendheid

van dit middel, dat reeds het voorbeeld eenigen tijd, op van max scultze,

als kleurend réactief in bij mikroskopische onderzoekingen gebruik was, te

overtuigen. hg.

en — Autogenesis Heterogenesis. Onlangs is te Londen eenboek, twee deelen,

verschenen, getiteld: The Beginnings of Life , heing some account of the Na-

ture, Modes of and Origin , Transformations of Lower Organism , bij

H. ciiarlton CASTiAN. Het boek zelf hebben wij nog niet gezien, maar

alleen eene uitvoerige aankondiging daarvan door den met roem bekenden

Wallace in het a. r. tijdschrift Nature N°. 145 cn 146. Volgens wallage

zouJe dit boek bestemd zijn eenen even invloed uit te gewielitigen oefenen op 96 WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

als de den gang der wetenschap Origin of species van Darwin. En inder-

indien alles daad waar is wat in dit dan do thans , boek staat, zouden

heerschonde het leven algemeen voorstellingen aangaande den oorsprong van en levende daardoor van wezens zeer gewijzigd worden. Bastian moet name-

niet alleen het lijk bewijs eener nog voortdurend plaats grijpende autogenesis

(door hem archebiosis genoemd) geleverd hebben, maar tevens deelt hij een aantal waarnemingen mede, die moeten strekken ten bewijze dat uit de laagste, door autogenesis ontstane -wezens zich allengs, door eone reeks van transformation vormen ontwikkelen niet alleen verschil- , hoogere kunnen, lende vormen van Infusorien, maar ook Rotiferen, Nematoden en zelfs Aca- rinen. Dien ontwikkelingsgang duidt hij met don naam van heterogenesis aan.

Indien dit alles waar blijkt te zijn, dan zouden wij moeten torugkeeren

dat reeds tot een standpunt men voor lang als overwonnen beschouwde.

het waar? als moeten Maar is Voor nog meenen wij er zeer aan te twij-

het ontstaan felen. Niet omdat van dierlijke wezens langs dien weg op zich

hierin zelf onwaarschijnlijk is, want er is niets verwonderlijker dan in het

elk feit dat organisch wezen, hoe samengesteld later zijn maaksel ook zij,

althans structuurloos uit een voor ons oog protoplasma-klompjo zijn oorsprong neemt. Maar de geschiedenis der wetenschap leert hoe voorzichtig men op dit besluiten uit gebied moet zijn, met het trekken van waarnemingen, waarbij hot uiterst moeilijk, soms bijna onmogelijk is alle oorzaken van dwa- ling buiten te sluiten.

zelf Nadat dit referaat reeds gesteld was, hebben wij het boek van bastian ontvangen. Ofschoon het ons bij inzage gebleken is in elk geval een hoogst belang-

feiten rijk geschrift te zijn, waarin eene lange reeks van opmerkelijke zijn medegedeeld, die eene nadere overweging allczins verdienen, zoo zijn wij

in de die feiten daardoor echter onze meening bevestigd, dat wijze, waarop

is. bastian geduid worden, nog aan grooto bedenkingen onderhevig

I1G.

VERSCHEIDENHEDEN.

— dat Eigenaardige toediening van iodium. Op grond dierlijke stoffen,

die kleine hoeveelheden iodium bevatten, beter geabsorbeerd worden dan de

stelt te maken van gewone preparaten daarvan, t. guyot voor om gebruik

die ioduretum is tuinkers, met eene oplossing van potassii begoten gewor-

ook kunnen toedienen. den. Men zou, zegt hij, op eene dergelijke wijze ijzer

l. (Compt. rend. Tom. LXXV, pag. 427). d.