Wetenschappelijke Verhandeling
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Structuren binnen de Studio 100-film: Een tekstuele analyse van verhaalpatronen, personages en betekenis in de Vlaamse kinder- en jeugdfilms Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 25.846 JAKOB DESMET MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting FILM- EN TELEVISIESTUDIES PROMOTOR: PROF. DR. GERTJAN WILLEMS COMMISSARIS: DR. LIESBETH VAN DE VIJVER ACADEMIEJAAR 2015-2016 Inzagerecht in de masterproef (*) Ondergetekende, ……………………………………………………. geeft hierbij toelating / geen toelating (**) aan derden, niet- behorend tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift in te zien. Datum en handtekening ………………………….. …………………………. Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de scriptie/ masterproef te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding. ----------------------------------------------------------------------------------- (*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend. Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de kaft. (**) schrappen wat niet past Abstract Het aantal kinder- en jeugdfilms in Vlaanderen nam grandioos toe sinds de oprichting van Studio 100 in 1996. Het productiehuis dat zich bezighoudt met televisie- en filmproducties, theatershows, pretparken en nieuwe mediakanalen heeft zich in twintig jaar tijd snel ontwikkeld. Er komt vaak kritiek op de manier waarop Studio 100 omgaat met het verkopen van producten, maar ook op inhoudelijk vlak komt er kritiek. Daarom zullen we onderzoek doen naar de inhoudelijke aspecten van de Studio 100-film. We bouwen een theoretisch kader op waarin we de focus leggen op vier onderdelen: een stand van zaken over onderzoek naar kinder- en jeugdfilms en een situering van het bedrijf Studio 100, verhaalstructuren en chronotopen (Keunen, 2007), personagetypologieën (Vogler, 2007; Campbell 2008) en tenslotte betekenissystemen (Bordwell & Thompson, 2013). Bij de laatste drie vernoemde onderdelen vertrekken we vanuit de structuralistische benadering en gaan we dieper in op literatuur van ondermeer Carl Jung (1981), Roland Barthes (1972) en Levi Strauss (1955). Mythes en archetypes krijgen een centrale plaats. Op basis van een theoretisch raamwerk zullen we een kwalitatieve tekstuele analyse uitvoeren op zeven films van Studio 100. Via een sequentieanalyse toetsen we de theorie aan de geselecteerde films en dit vanuit drie invalshoeken: betekenisniveaus en thematiek, verhaalstructuur en personagetypologieën. De films worden onderling met elkaar in verband gebracht en er wordt gekeken of de films al dan niet gemeenschappelijke patronen vertonen. Na analyse blijkt dat de films op het eerste zicht uit dezelfde structuur bestaan, maar diepere structuren tonen aan dat veel variatie aanwezig is. De thematiek in de zeven films bevat zowel gemeenschappelijke als filmspecifieke thema’s. Ook het verband tussen de complexiteit van personages en leeftijdsgroepen – jonge kinderen en oudere kinderen – is een bevinding uit het onderzoek. 1 Woord Vooraf Deze masterproef is het resultaat van een jaar lang zich verdiepen in tal van theorieën. Het resultaat kon daarentegen niet tot stand komen zonder de hulp en medewerking van bepaalde personen. Ik wil de hulp van deze mensen even in de belangstelling plaatsen door hen te vernoemen in volgende alinea. Om te beginnen wil ik mijn promotor Prof. Dr. Gertjan Willems bedanken voor de ondersteuning van de masterproef en alle inzichten die hij me bijbracht. Door de samenkomsten en gesprekken zag ik de literatuurstudie – later ook het onderzoek – vorm krijgen en kon ik me verdiepen in theorieën die ik zonder zijn advies niet zou ontdekt hebben. Daarnaast wil ik mijn familieleden bedanken – en in het bijzonder mijn broer – die de soms lastige, maar ook amusante momenten met mij moesten doorbrengen. De gesprekken en positieve steun van hen leidden er toe dat bepaalde ideeën werden uitgewerkt in de masterproef. Ook de Universiteit van Gent wil ik bedanken, niet enkel voor haar ‘Durf Denken’ slogan die vier jaar lang mijn persoonlijke moto is geweest, maar ook voor de voorzieningen die het mogelijk maakten om alle informatie te raadplegen die ik nodig had voor mijn masterproef. Tot slot wil ik een persoon aanhalen die ik (nog) niet persoonlijk ken. Christopher Vogler heeft me na het lezen van zijn boek The Writer’s Journey zoveel interessante inzichten in de wereld van filmverhalen meegegeven, vandaar dat mijn dank ook naar hem uitgaat. 2 Inhoudstabel Abstract ..............................................................................................................................................1 Woord Vooraf .....................................................................................................................................2 Inleiding .............................................................................................................................................5 Deel 1: Theoretisch kader ...................................................................................................................7 1. Status quaestionis kinder- en jeugdfilm ...........................................................................................7 1.1. Onderzoek ................................................................................................................................7 1.1.1. Disney Studio’s .................................................................................................................7 1.1.2. Tekstueel onderzoek ..........................................................................................................8 1.2. Vlaamse kinder- en jeugdfilm ...................................................................................................9 1.2.1. Studio 100 .........................................................................................................................9 2. Verhaalstructuur ........................................................................................................................... 11 2.1. Chronotopen........................................................................................................................... 12 2.1.1. Missiechronotopen .......................................................................................................... 12 2.1.2. Degradatiechronotopen .................................................................................................... 13 2.1.3. Regeneratiechronotopen .................................................................................................. 13 2.1.4. Chronotopen en kinderverhalen ....................................................................................... 14 2.2. Structurele kenmerken: the hero with a thousand faces ........................................................... 16 3. Personagefuncties ......................................................................................................................... 18 3.1. Archetypes ............................................................................................................................. 18 3.2. Mythes ................................................................................................................................... 19 3.3. Personagetypologieën ............................................................................................................. 20 4. Betekenissysteem .......................................................................................................................... 25 4.1. Multilayered Structure of Television....................................................................................... 25 4.2. The Responsibility of Forms ................................................................................................... 25 4.3. Vier betekenisniveaus ............................................................................................................. 26 4.3.1. Referential meaning ......................................................................................................... 27 4.3.2. Explicit meaning.............................................................................................................. 27 4.3.3. Implicit meaning.............................................................................................................. 28 4.3.4. Symptomatic meaning ..................................................................................................... 29 Deel II: Empirisch luik ...................................................................................................................... 31 1. Methodologie ................................................................................................................................ 31 1.1. Onderzoeksvraag en doelstelling van het onderzoek ............................................................... 31 1.2. Onderzoeksopzet .................................................................................................................... 32 2. Betekenisniveaus en thematiek ...................................................................................................... 34 3 2.1. Piet Piraat en het Vliegende Schip .......................................................................................... 34 2.2. Samson en Gert: Hotel op Stelten ..........................................................................................