jerzy gawronski, ranjith jayasena en sander ijzerman De gelaagde stad onder het

De bouwgeschiedenis van het Waterlooplein gaat terug tot 1450-1595, toen in de drassige veenweiden langs de kleinschalige landwinning plaatsvond. Tussen 1595 2 De Sint-Anthoniesdijk en en 1597 werd in de bocht van de Amstel het eiland Vlooienburg aangelegd. de rafelige oeverlijn van de Vanaf 1602 groeide het eiland uit tot een multi-etnische woonwijk. De afbraak Amstel op de houtsnedekaart van de huizen die na de Tweede Wereldoorlog in verval waren geraakt, luidde het van van Cornelis einde in. Ten slotte kwam er in de jaren tachtig het gecombineerde stadhuis en opera- Anthonisz, 1544. Langs de ­gebouw tot stand. In dit artikel wordt gepoogd tot een geïntegreerde reconstructie dijk staan huizen en schuren van de stedenbouwkundige ontwikkeling en bewoningsgeschiedenis te komen afgebeeld met uiterst links het (afb. 1), gebruikmakend van de overgeleverde schriftelijke bronnen en de Leprozenhuis. Het kaartnoor- archeologische resten, onder toepassing van een Geografisch den ligt rechtsonder. Stadsar- Informatie Systeem (gis). 1 chief Amsterdam.

rcheologie, historische kaarten en gis Tussen 1960 en 1982 1 Combinatie gis-kaart van alle historische en archeologische data A vonden verschillende archeologische onderzoeken rondom het Waterloop- geprojecteerd op de tegenwoordige topografie. Kaart Sander IJzer- lein plaats. In 1964 werden in een bouwput op de hoek van de Jodenbreestraat man, Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie. en de Houtkopersdwarsstraat sporen van bebouwing langs de Sint-Antho- niesdijk gedocumenteerd. In 1968 gaf de aanleg van de verkeersweg tussen de vóór de stadsuitbreiding van 1592. Informatie over de topografische situatie aan Weesperstraat en de IJ-tunnel de mogelijkheid om ter hoogte van het Mr. Visser- het einde van de zestiende eeuw bieden de eerste en tweede druk van de stads- plein een volledige doorsnede van de dijk te maken.2 In 1972 werd het afzinken kaarten van Pieter Bast (afb. 5). Voor een vroeg zeventiende-eeuws beeld van dit van caissons bij de aanleg van de Metro-Oostlijn archeologisch begeleid, waarbij deel van de stad is er de gedetailleerde vogelvluchtkaart van Balthasar Florisz van vondsten zijn geborgen en structuren in kaart gebracht. De metro doorsneed de Berckenrode uit 1625, die in 1647 een tweede druk kende en in 1657 een derde noordzijde van het Waterlooplein met zes caissons.3 Kort nadat de Oostlijn in (afb. 6). De verschillende historische stadskaarten zijn aan de huidige topografie 1980 in gebruik was genomen en de bouw van de Stopera was aangenomen, vond gekoppeld door middel van de negentiende-eeuwse kaartenatlas van J.C. Loman in 1981 en 1982 een veel grootschaliger, archeologisch onderzoek plaats. Daarbij jr. die in 1876 is gepubliceerd.6 Alle vijftig buurten van Amsterdam zijn hierin op werden twee complete huizenblokken, met beerputten en materiële cultuur als een schaal van 1:1250 opgenomen met de in 1875 ingevoerde huisnummering.7 informatiebronnen over sociale geledingen in een zeventiende- en achttiende- Om deze historische kaarten systematisch met elkaar te kunnen vergelijken eeuwse woonwijk volledig opgegraven.4 en met archeologische gegevens te kunnen verbinden is een Geografisch Infor- Verschillende kaarten hielpen bij de analyse van de archeologische vondsten matie Systeem (gis) gebruikt. Dit dient kortweg om alle soorten gegevens die en sporen en de reconstructie van de ruimtelijke context. Het oudste kaartbeeld een geografische component of een ruimtelijk, aanwijsbare plek hebben geza- is de stadsplattegrond van Amsterdam van het vogelvluchtschilderij van 1538 menlijk als geo-informatielagen onder te brengen in een digitaal raadpleegbare en de houtsnede uit 1544 van Cornelis Anthonisz (afb. 2). Een tweede daarop omgeving. Zo krijgen onzichtbare of verdwenen structuren een digitale plek in aansluitende kaart met een beeld van de zestiende-eeuwse topografie is die van de huidige wereld. Een gis maakt het mogelijk om deze gegevens te ordenen, Jacob van Deventer, vervaardigd rond 1560 in opdracht van de Spaanse koning te beheren en te relateren aan de hedendaagse situatie. Vanuit een gis kunnen Philips ii (afb. 3). Een derde kaart is een ontwerpkaart van het stadsbestuur uit gegevens eenvoudig worden gedeeld met het publiek in tal van verschillende 1591 waarop het tracé van de nieuw te bouwen stadswal is geprojecteerd op de producten, zoals web-applicaties en services. Een deel van de gegevens wordt bestaande percelen aan weerszijden van de Sint-Anthoniesdijk buiten de Sint- aangeboden als open-data en is zo bruikbaar voor systemen, applicaties (apps) of Anthoniespoort (afb. 4).5 Dit is de laatste topografische momentopname van websites van derden.

28 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 29 3 De Sint-Anthoniesdijk en de bebouwde percelen van Deventer, 1558-1561. Pen en penseel in kleur. 4 Kaart uit 1591 van de nieuw ontworpen stadswal, werk de bebouwing van het leprozenhuis zichtbaar aan de Amstel op de stadsplattegrond van Jacob Haarlem, Noord-Hollands Archief. geprojecteerd op de bestaande weren tussen de met daaronder een vierkant en twee rechthoekige Amstel en het IJ (het kaartnoorden ligt linksonder). blokken. Hier werd in 1595 Vlooienburg aange- Aan de waterzijde (rechts) is onder het laatste bol- plempt. Stadsarchief Amsterdam. De gegevens in een gis worden in twee soorten lagen geordend: vectorlagen en rasterlagen. Vectorlagen bevatten afzonderlijke punten, lijnen of vlakken met achter ieder object gegevens uit achterliggende databases, afkomstig uit onder- manieren van landmeten, de artist impression van de cartograaf of afwijkende zoeksrapporten of nauwkeurige veldtekeningen. Zo kunnen archeologische brondata maken het soms erg lastig om een historische kaart zo te ‘stretchen’ vondsten op virtuele wijze weer terug op hun plek worden gelegd en in die con- of ‘rubber sheeten’ dat het eindresultaat precies passend is. Bijvoorbeeld, op de text worden bekeken en onderzocht. Met het andere type, de rasterlagen, zijn de kaart van Cornelis Anthonisz liggen de meeste nog aanwijsbare georeferentie- historische kaarten uit de verschillende perioden digitaal toegankelijk gemaakt. punten alleen binnen de stadsmuren, waardoor de exacte ligging van gekarteerde Om deze kaarten functioneel onder te brengen in het gis zijn ze eerst gescand objecten buiten de stadsmuur moeilijk te herleiden is. Daarbij komt nog dat deze en vervolgens gegeorefereerd. Op historische kaarten zijn vaak plekken aan te kaart geen eenduidig perspectief kent. De gekozen referentiepunten vertonen wijzen die ook nu nog terug te vinden zijn in het hedendaags straatbeeld. Deze onderling zodanige afwijkingen, dat de uiteindelijke georeferentie niet één kunnen vervolgens van coördinaten worden voorzien, waarbij de onderlinge samenhangend geheel vormt. Toch heeft deze kaart wel degelijk werkelijkheids- afstanden tussen de punten ook zorgen voor een schaalverhouding. De digitale waarde, vooral vanwege de gedetailleerde wijze waarop de bebouwing in opstand historische kaart krijgt zo een plek op de wereld (geo) aangewezen (referentie). is ingetekend.8 Historische beelden kunnen als het ware onder of over de hedendaagse kaart en Aangenomen wordt dat Cornelis Anthonisz de huizen op basis van eigen andere datalagen heen worden gelegd. waarnemingen of naar het leven getekende afbeeldingen heeft weergegeven, Georefereren heeft een aantal beperkingen die in acht moeten worden geno- met aandacht voor details als vensterindelingen en rookkanalen.9 Hoewel ook de men bij een gecombineerd gebruik met archeologische gegevens. Vaak geldt stadsplattegrond van Jacob van Deventer als waarheidsgetrouw geldt, zijn toch dat hoe ouder de kaart des te onbetrouwbaarder de georeferentie. Primitievere bepaalde zaken zoals individuele huizen niet of weinig gedetailleerd afgebeeld

30 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 31 6 Het eiland Vlooienburg op de stadsplattegrond van houtwallen door landwinning in de Amstel in 1626 en Balthasar Florisz van Berckenrode uit 1625 (links) en het in 1656 gebouwde Diaconieweeshuis op de zuid- 1657 (rechts). Goed zichtbaar is de uitbreiding van de westhoek. Stadsarchief Amsterdam.

De verschillende zestiende-eeuwse historische kaarten geven gedetailleerde topografische momentopnamen, die echter inhoudelijk van elkaar afwijken. Combinatie ervan binnen het gis-systeem levert een completer beeld op van het landgebruik in de Amstelbocht (afb. 7). De stadsplattegrond van Cornelis 5 De oudste afbeelding van Vlooienburg als een de Amstel. Detail van de stadsplattegrond van Pieter Anthonisz uit 1538 toont een aaneengesloten bebouwing langs de Sint-Antho- braakliggend eiland tussen de Sint-Anthoniesdijk en Bast uit 1597. Stadsarchief Amsterdam. nisdijk tussen het blokhuis (een verdedigingstoren ter hoogte van de Oude Schans) en het Leprozenhuis ter hoogte van het tegenwoordige Mr. Visserplein. vanwege het militaire belang dat aan de kaart ten grondslag lag. Dat Jacob van Achter dit bebouwingslint liggen een aantal kavels van ongelijke breedte met Deventer en zijn medewerkers daadwerkelijk de straten en paden hebben betre- daartussen sloten. De situatie van 1538 was zes jaar later weinig veranderd. Er is den blijkt uit de meetaanduidingen op de kaart. Dit zijn kleine zwarte puntjes dan een aaneengesloten bebouwing van twee tot drie bouwlagen met twee tus- die de door hen met kettingen gemeten afstanden voorstellen.10 De kaart van senliggende stegen. Wel is er op het achterterrein bebouwing te zien in de vorm Pieter Bast vertoont weliswaar vertekeningen in het horizontale vlak – zo is van een cluster van dwars op de huizen gezette gebouwen. Volgens de kaart van Vlooienburg niet rechthoekig afgebeeld – maar toch is de bebouwing nauwkeu- Jacob van Deventer zou de landinrichting zich tussen 1544 en 1558 enigszins rig in opstand weergegeven en waarschijnlijk naar het leven getekend.11 De in gewijzigd hebben. De oever heeft bij hem een recht verloop en ligt minder ver 1625 uitgebrachte plattegrond van Balthasar Florisz van Berckenrode toont de naar binnen ten opzichte van het land aan de overzijde van de . huizen nog steeds in opstand, maar er is een plattegrond in een verticale pro- Het aantal paden tussen de Zwanenburgwal en het Leprozenhuis is gelijk geble- jectie toegepast, waarmee een hoog detailniveau wordt bereikt en een historisch ven: vier. Wel is er een schuin lopend pad bijgekomen dat dwars over een weer juiste weergave van individuele percelen met huizen en tuinen. loopt en is de bebouwing inmiddels opgerukt tot aan de waterlijn. Op de stede- lijke ontwerpkaart met de percelen in de Amstelbocht van 1591 is het land aan de weren tussen sint-anthonisdijk en amstel (fase 1) Rond 1380 is Amstel weergegeven als rechthoekige blokken van verschillende afmetingen. De de Sint-Anthoniesdijk, de oostelijke zeewering van de stad langs de zuidelijke kaart is geannoteerd met afmetingen en eigenaren. Dit zou kunnen betekenen IJ-oever, tot stand gekomen nadat bij een doorbraak tussen 1377 en 1383 de oude dat op dat moment de smalle weren waren samengevoegd of dat deze samenvoe- dijk deels was weggevaagd en de Oude Waal was ontstaan.12 De nieuwe zee- ging alleen betrekking had op de eigenaren. wering liep vanaf de Sint-Olofspoort met een scherpe bocht zuidwaarts via de Het archeologische onderzoek ter plekke wees uit dat dit land tussen de dijk tegenwoordige Zeedijk naar de Sint-Antoniesbreestraat en de Jodenbreestraat en de Amstel regelmatig blank moet hebben gestaan vanwege overstromingen, naar het oosten, om diagonaal door de latere Plantage aan te sluiten op de thans aangezien de veenbodem met een laag rivierklei was bedekt. De dynamiek van nog bestaande Zeeburgerdijk. de rivier op deze locatie blijkt ook uit het feit dat, met uitzondering van de zone

32 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 33 7 gis-kaart fase 1. 8 Detailkaart fase 1, Het buitengebied aan rosmolen, omliggende de Amstel met de op structuren en land- basis van archeologisch winning 1475-1595. onderzoek gerecon- Kaart Ranjith Jayasena, strueerde verkaveling. Gemeente Amster- Het kader geeft de dam, Monumenten en uitsnede aan van afb. 8. Archeologie. Kaart Sander IJzerman, Gemeente Amster- dam, Monumenten en Archeologie.

direct achter de dijk, de natuurlijke veenbodem sterk was geërodeerd, op som- mige plaatsen tot vijf meter beneden nap. Om dit drassige land geschikt te maken voor bebouwing moest het worden opgehoogd. Deze activiteiten begonnen in de tweede helft van de vijftiende eeuw. Daarbij werd het maaiveld eerst afgedekt met rietmatten. Soms voldeed één enkele, maar soms waren meerdere rietmat- maar drie percelen. In relatie tot dit archeologisch beeld biedt de kaart van Jacob ten nodig in kruislings gelegde lagen om een goed begaanbaar terrein te krijgen. van Deventer een extra waarde, aangezien deze kan worden gelezen als een – Hierop werden klei- en veenzoden gestort tot het gewenste niveau was bereikt. globale – reliëfkaart. Hij paste op al zijn kaarten een consequent kleurgebruik Bouwen op net aangeplempte of opgehoogde grond zonder de benodigde toe; het lage, natte land in groen en de hogere terreinen, of dit nu dekzandrug- tijd om voldoende in te klinken, bracht risico’s met zich mee. De archeologi- gen of opgehoogde erven waren, in geel. Zo is er op de Amsterdamse kaart in sche bouwresten duidden erop dat men bijna standaard roosterfunderingen de groen gekleurde weilanden aan het IJ één opgehoogd perceel – in geel – te toepaste bij bouwprojecten op deze nieuwe bouwgrond. Deze bestonden uit zien en onderscheidt het rechthoekige terrein van het Regulierenklooster aan rechthoekige houten vakken die waren volgeheid met korte palen. Deze slieten de oostzijde van de Amstel zich op vergelijkbare wijze. De lage ligging van de konden in lengte variëren van anderhalf tot vijf meter. Een dergelijke fundering Lastage heeft Jacob van Deventer in grijs weergegeven. Deze hoogteverschillen op kleef gaf de bodem draagkracht doordat de palen zich erin vastzogen.13 Uit zijn ook zichtbaar gemaakt op de weren aan de Amstel. Hier is de bebouwing de archeologische teruggevonden sloten bleek dat de weren fijnmaziger waren – met vluchtige penseelstreken geschetste rood ingekleurde vlakken – omgeven verkaveld dan de drie historische kaarten uit deze periode ons doen vermoeden. door gele zones: de individueel opgehoogde erven. Tussen de Verversgracht (nu de Zwanenburgwal) en het Leprozenhuis lagen De gebruiksgeschiedenis van de Amsteloever voorafgaand aan de aanleg van niet vier, zoals op de kaarten van 1544 en 1558-61, maar zeven percelen van 20 Vlooienburg is archeologisch in detail te volgen. Een voorbeeld hiervan biedt tot 23 meter breed. De kaart van 1591 toont zelfs nog een grovere indeling van het vijfde perceel vanaf de Zwanenburgwal (afb. 8). De eerste landwinningsac-

34 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 35 mortellaag. Vanwege verzakkingen was de vloer minimaal eenmaal opgehoogd, waarna opnieuw een mortelvloer was gelegd. De werkplaats is in het laatste kwart van de vijftiende eeuw vernieuwd nadat het erf met veen- en kleizoden was opgehoogd. Er kwam een nieuwe rosmolen die tot het eerste kwart van de zestiende eeuw in gebruik bleef (afb. 9).14 Het centrale deel rond de as bestond uit een rond bakstenen plateau van 2,35 meter doorsnede. Dit lag op de oude roosterfundering, die met een pakket mortel was opgehoogd. De tredgang – het pad waar de paarden liepen – was bewaard gebleven als een licht in de mortel- vloer uitgesleten cirkel rondom het baksteenplateau. Het plateau was vanwege verzakkingen driemaal opgehoogd door telkens een nieuwe baksteenvloer op de oude te leggen. De werkplaats bestond uit een l-vormig gebouw van 8,5 x 12,5 meter, lood- recht op de dijk. Het zuidelijke deel met hierin de rosmolen was drieschepig en het noordelijke deel tweeschepig. De staanders van het houtskelet rustten op bakstenen poeren. Dit waren korte, in kloostermoppen gemetselde muurtjes van 0,75 x 0,4 meter die ieder op twee palen waren gefundeerd en via vijf ver- snijdingen aan de kopse zijden verjongden tot vierkante poeren van 0,29 x 0,29 meter.15 De palen van de buitenwanden rustten op natuurstenen blokken. Aan de oostzijde, waar het brede in het smallere deel van het gebouw overging, is bij de bouw van de rosmolen waarschijnlijk hinder ondervonden van een plaatselijk weinig draagkrachtige ondergrond. Men heeft dit opgelost door voor dit deel 9 Doorsnede door de werkplaats van de rosmolen, ring, rechts één van de poeren van het gebouw. Foto een roosterfundering te gebruiken. Een tweede gebouw op dit perceel, ten wes- gezien naar het zuidoosten, 1982. In het midden het Wiard Krook, Gemeente Amsterdam, Monumen- ten van de rosmolen, had eveneens een roosterfundering. centrale deel dat was gebouwd op een roosterfunde- ten en Archeologie. Bij de ophoging van het erf om de tweede rosmolen te kunnen bouwen was het terrein aan de zuidzijde verlengd door een aanplemping in de Amstel. Hiervoor was over een afstand van drie meter de drassige rivierbodem afgedekt tiviteiten gaan terug tot de vijftiende eeuw, toen honderd meter uit de dijk met met rietmat en hierop werden klei- en veenzoden gestort. Aan de waterkant klei- en veenzoden een terp werd opgeworpen. Aan de waterzijde werd de terp werd vervolgens een nieuwe kade geplaatst. De terp werd ook naar het oosten begrensd door een vlechtwerkwand. Tussen deze wand en de oever lag een talud verbreed, hetgeen een verplaatsing van de scheisloot met zich meebracht. De dat afliep naar de waterkant. Hierop was een rietmat aangebracht als basis van nieuwe sloot werd niet vanaf de dijk tot aan het water gegraven, maar begon een stort van huishoudelijk afval. Dit afval dateert de eerste bewoning in 1425- 103 meter uit de dijk en liep vandaar over een afstand van 31 meter naar het 1475. Van bebouwing uit deze fase was niets bewaard gebleven. water.16 Vergelijkbare doodlopende sloten zijn ook terug te vinden op de kaart In de tweede helft van de vijftiende eeuw is de terp opgehoogd en werd het van Jacob van Deventer. Naast een afwateringsfunctie dienden deze mogelijk terrein acht meter naar het zuiden in de Amstel uitgebreid. Er kwam een nieuwe voor de aanvoer van goederen vanaf de Amstel. Zo verliep de aan- en afvoer van oever met een houten kade die bestond uit palen die op regelmatige afstand in de grondstoffen en eindproducten van de rosmolen mogelijk deels over land via bodem waren geslagen met daartussen aan de binnenzijde liggende planken. Aan de Sint-Anthoniesdijk en deels via de Amstel. Een laad- en losfunctie zou de de oostzijde werd de nieuwe terp begrensd door een houten wand. Hier werd een verklaring kunnen zijn voor de zware houten beschoeiing aan drie zijden van werkplaats met een rosmolen ingericht. Dit was een maalinstallatie die werd aan- de sloot en het houten plateau aan de kopse kant (afb. 10). In de noordwesthoek gedreven door paarden of ezels. Het centrale deel bestond uit één of meerdere van de sloot bevond zich een sanitaire voorziening – een vierkant houten pri- over elkaar heen draaiende molenstenen of een rad rondom een centrale as. Deze vaat – die tevens dienst deed als afvalput.17 Het privaat en de sloot waren in de paal reikte vaak tot aan het dak. De archeologische resten wezen uit dat de cen- eerste helft van de zestiende eeuw in gebruik, zo blijkt uit de hierin verzonken trale as op een zware roosterfundering rustte, die bestond uit een eikenhouten vondsten, waaronder een sterk versleten zilveren munt van de Bourgondische raamwerk van 2,2 x 1,4 meter met twee vakken met daarin elzen- en berken- hertog Philips de Schone uit 1482-1506.18 Langs de westelijke slootkant liep houten palen. Het raamwerk zelf was samengesteld uit sloophout, zoals blijkt een 1,15 meter breed keien pad. Goed zichtbaar was hoe deze in het gebruik uit pengaten van een eerder gebruik. Als werkvloer diende een twintig cm dikke moet zijn verzakt en plaatselijk met grote blokken natuursteen was opgehoogd

36 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 37 om weer aan te sluiten op de slootkant. In het derde kwart van de zestiende eeuw heeft een brand ertoe geleid dat de bovenkant van de beschoeiing langs de sloot zwaar werd aangetast. Bij een opruimactie werd de bij elkaar geveegde verbrande huisraad in de sloot en het privaat gestort. Nadat de rosmolen omstreeks 1525 in onbruik was geraakt, is het perceel opnieuw opgehoogd. Midden zestiende eeuw werd het terrein verder uitgebreid door veertien meter land te winnen in de Amstel. Het perceel strekte zich nu uit tot 134 meter uit de dijk. Bij deze aanplemping werden niet alleen klei- en veenzoden toegepast, zoals bij de voorgaande landwinningsactiviteiten het geval was, maar ook een 4,7 meter lang stuk van een scheepsromp. Deze bestond uit overnaads aan elkaar bevestigde planken en was, verzwaard met keien, in de rivierbodem afgezonken. Met deze aanplemping kwam de oever op dezelfde lijn te liggen als het westelijke buurperceel. De oeverzone is waarschijnlijk tot stand gekomen door rechthoekige bekistingen te plaatsen in het water en deze vol te storten met grond: een caissonconstructie. Van de houtconstructies resteerden twee palenrijen parallel aan de oever en de kadeconstructie van gekantrechte palen met aan de landzijde planken. Dit was de Amsteloever in 1595, toen het gebied ingrijpend werd gewijzigd door de aanleg van het eiland Vlooienburg. eiland vlooienburg (fase 2) Bij de uitleg van 1592-1593 werd de stad aan de oostzijde uitgebreid met drie eilanden: Uilenburg, Marken en Rapenburg.19 De nieuwe eilanden waren toonbeelden van de mathematische stedenbouwkun- dige ontwerpen die aan het eind van de zestiende eeuw waren ontwikkeld en in de zeventiende eeuw veelvuldig in de Republiek werden toegepast. Ze ver- toonden een kenmerkende rechthoekige vorm en waren perfect symmetrisch op spiegelbeeldige wijze – althans in het ontwerp – ingericht.20 Ze waren primair bedoeld voor de bouw en het onderhoud van schepen. Door de grote toestroom van immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden – na de val van Antwerpen in 1585 – en andere delen van Europa ontstond er een toenemend tekort aan woonruimte. Om de nieuwkomers te kunnen huisvesten besloot de vroedschap in november 1595 tot de bouw van een vierde eiland, Vlooienburg, in de bocht van de Amstel buiten de Sint-Anthonispoort (afb. 11).21 Dit eiland is volgens een vergelijkbaar stedenbouwkundig concept opgezet, namelijk met een rechthoekig grondplan en vier symmetrische huizenblokken met houtwallen langs de oevers. Voor de realisatie ervan werden de bestaande weren opgehoogd en werd extra land gewonnen in de Amstel. In de resoluties van de Vroedschap werd het aan te plempen eiland aangeduid als ‘de erven gelegen buijten St Anthonispoorte’ en de ‘aenlandinge van den Aemstel’22, de naam ‘Vloonburg’ en later Vlooienburg raakte pas na 1609 ingeburgerd.23 Voor de aanplemping was volgens de vroedschapsresoluties een, niet bewaard geble- ven, bestek gemaakt. Er was haast bij dit project; in de vergaderingen van 13 en 20 november 1595 werd vastgesteld dat zo snel mogelijk moest worden gestart met het werk. Een voordeel was dat de ‘aenlandinghe van den Aemstel’ weinig kosten met zich mee zou brengen. De stad beschikte namelijk op dat moment 10 De sloot naast de rosmolen van circa 1500, gezien houten beschoeiing. Foto Wiard Krook, Gemeente al over een ‘goede partije rijs ende maskens van zeven palmen’ die speciaal voor naar het noorden, 1982. Goed zichtbaar is de zware Amsterdam, Monumenten en Archeologie.

38 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 39 11 gis-kaart fase 2: de wel wordt vergeleken met de twintigste-eeuwse Dienst der Publieke Werken. aanleg van het eiland De Stadsfabriek was onderverdeeld in afdelingen die zich bezig hielden met alle Vlooienburg in de jaren facetten van stadsuitbreidingen, van het werk op de tekentafel tot de uitvoering 1595-1597 en de uit- van het graaf- en modderwerk. Het bestek voor de aanleg van Vlooienburg was breiding ervan in 1626. van de hand van de stadsfabrieksmeester Frans Heyndricxz Oetgens. Kaart Sander IJzerman, Gemeente Amster- De aanleg van Vlooienburg bracht een grondverzet met zich mee dat vele dam, Monumenten en malen groter was dan de particuliere landaanwinningen tot dan toe. Wat dit Archeologie. feitelijk inhield werd voor het eerst zichtbaar aan de hand van de archeologische bodemresten die informatie boden over de omvang van deze operatie en het systematisch en planmatig verloop ervan. Niet alleen werden de sloten tussen de bestaande weren gedempt en het bestaande oeverland opgehoogd, maar ook wer- den de en gegraven en werd de Amstelbodem over een oppervlak van twaalfduizend vierkante meter aangeplempt. De Houtgracht werd dwars door de oude verkaveling gegraven, maar voor de Leprozengracht werd een oude scheisloot verbreed en uitgediept, zoals we kunnen reconstrueren uit de breedte van de opgegraven weren. Met de aanleg van het eiland werd de oeverlijn zestig meter naar het zuiden verplaatst, tot 220 meter uit de Sint- Anthoniesdijk. Het grondwerk werd in drie fasen uitgevoerd. Allereerst werd over het gehele terrein en op de drassige rivierbodem een pakket zand, vermengd met een grote hoeveelheid stadsafval, gestort (afb. 12). Uit archeologische waarnemingen bleek dat deze laag wel één meter dik was. Daaruit kan worden afgeleid dat het werkelijke volume van de afvalstort, die voor de ophoging is gebruikt en in de resolutie van de vroedschap van 20 november 1595 was aangeduid als ‘vuijlnis gebracht werdende op de wallen’, minimaal vierentwintigduizend kubieke meter bedroeg, maar gelet op inklinking waarschijnlijk meer. Als volgende stap dit project waren gekocht. Daarnaast zou gebruikt gemaakt kunnen worden van in het project werd de afvalstort afgedekt met een rietmat, die zich op drie meter ‘het stroo ende vuijlnis gebracht werdende op de wallen’. Dit laatste suggereert beneden nap bevond en als bodem diende voor weer een nieuwe ophoging. Als dat huisvuil was ingezameld. Mogelijk hield dat verband met de op dat moment eerste werd er een pakket van veen- en kleizoden van een halve meter opgebracht nog lopende verhogingen van de stadswallen. Aangezien deze werkzaamheden en dit werd afgedekt met een kleilaag van nog eens een halve meter. Dit opho- vrijwel waren afgerond, kon deze afvalstroom nu ook worden ingezet voor de gingsmateriaal zal deels zijn vrijgekomen bij het graven van de Houtgracht en de aanplempingen in de Amstel. uitdieping van de Leprozengracht, en voor de rest met modderschouwen over Vlooienburg moet in 1596 grotendeels zijn voltooid, want het werd, als de Amstel zijn aangevoerd. Dankzij de ligging aan de Amstel had Vlooienburg geheel braakliggend eiland, voor het eerst afgebeeld op de stadsplattegrond het voordeel dat het goed bereikbaar was. Tien jaar tevoren had de stad grote van Pieter Bast uit 1597. Op de tweede druk uit 1599 ligt in de noordwesthoek problemen ondervonden met de aanleg van de aarden stadswal aan de westzijde van het eiland slechts een rechthoekige tuin met vier bomen, maar was er geen van de stad, toen voor de modderschouwen een speciale gracht moest worden bebouwing zichtbaar. Het inklinken van het nieuwe land verliep blijkbaar langer gegraven.26 dan gepland, want op 27 november 1600 besloot de vroedschap om de uitgifte De archeologische resten van het ophogingsafval van Vlooienburg geven een van erven op het ‘plompwerck’ met een jaar uit te stellen, zodat de stad nog de reëel beeld van de materiële cultuur van de laat zestiende-eeuwse stad, variërend gelegenheid had het terrein ‘te doen verhogen ende prepareren naer behoiren’.24 van huishoudelijk tot productieafval. De vondsten laten zien dat in de tweede Deze nieuwe ophoging moet inderdaad binnen die termijn zijn uitgevoerd, want helft van de zestiende eeuw het beschikbare aardewerk gevarieerder werd en op 19 oktober 1601 besloot de vroedschap tot de verkoop van de erven, hetgeen de importen vanwege de handelslijnen zowel binnen als buiten Europa enorm in 1602 gebeurde.25 toenamen. Naast het traditionele roodbakkend aardewerk van lokale makelij Amsterdam beschikte eind zestiende eeuw voor dit soort grootschalige land- zien we majolica op de markt verschijnen, dat vanuit de Zuidelijke Nederlanden winningsprojecten over een aparte stedelijke dienst, het stadsfabrieksambt, die was geïntroduceerd en nu ook in de Noordelijke Nederlanden werd geprodu-

40 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 41 ceerd. Via de Straatvaart bereikten producten uit het Iberisch schiereiland en Italië Amsterdam. Steengoed werd aangevoerd uit het Duitse Rijnland, wit- en roodbakkend aardewerk kwam uit het Noord-Duitse Werra- en Wesergebied en Frankrijk. In de ophogingslaag kwamen maar enkele stukken Chinees porselein voor. Dit was in de jaren 1590 nog een kostbaar goed dat maar mondjesmaat via handelsnetwerken met Spanje en Portugal werd aangevoerd. Deze porselein- vondsten zijn dan ook de oudste die uit Amsterdam bekend zijn.27 Hetzelfde geldt voor het fragment van één aarden pijp: het roken van tabak was een nieuw fenomeen dat rond 1590 in de Nederlanden werd geïntroduceerd. De ambach- telijke activiteiten in de laat-zestiende-eeuwse stad zien we terug in het afval van een verscheidenheid aan ambachten die hier al eeuwenlang voorkwamen, zoals beenbewerkers, leerlooiers en knopenmakers. Bij de archeologische resten waren ook de nieuwe ambachten vertegenwoor- digd, die in deze jaren tot ontwikkeling kwamen mede als gevolg van de komst van nieuwe bewoners uit de Zuidelijke Nederlanden. Daartoe behoorde bijvoor- beeld de raffinage van ruwe suikerriet tot gebruiksklare suiker. De aanwezigheid in de ophoging van Vlooienburg van resten van de aardewerk potten en trechters die in suikerbakkerijen werden gebruikt, vormt de oudste archeologische aanwij- 12 Selectie van vondsten uit de ophogingslaag Tousain, Gemeente Amsterdam, Monumenten en zing voor deze industrie in Amsterdam. Eveneens uit de Zuidelijke Nederlanden van Vlooienburg, gestort in 1595-1597. Foto Ron Archeologie. kwamen glazen voorwerpen die in een Venetiaanse stijl waren geblazen en die als voorbeeld dienden voor een industrietak die in Amsterdam kort na 1600 tot bloei zou komen, de glasproductie. staan voor de hele stad (binnen de Singelgracht) per wijk en straat de huurders vermeld die een jaarinkomen hadden van zeshonderd gulden of meer, hetgeen woonwijk vlooienburg (fase 3) De bouwontwikkeling van vier hui- zeker als modaal of zelfs bovenmodaal beschouwd kan worden. Opgetekend zenblokken op Vlooienburg vanaf 1602 is goed te volgen op de opeenvolgende werden de namen van de gezinshoofden of daarmee gelijkgestelden, hun beroep, kaarten van Pieter Bast. De kaart van Balthasar Florisz van Berckenrode uit huur, jaarinkomen en het eventuele aantal dienstboden, buitenplaatsen, rij- en 1625 toont het eindresultaat met Vlooienburg als een rechthoekig eiland met vaartuigen en paarden. Bijzonder is dat deze bron een momentopname geeft van vier vrijwel volgebouwde huizenblokken en houtwallen langs de kades. Op de de werkelijke bewoners en gebruikers van de panden, iets wat niet altijd blijkt tweede druk uit 1647 is de trapeziumvormige uitbreiding aan de Amstel weer- uit de doorgaans voor huizenonderzoek beschikbare transportaktes waarin gegeven die in 1626 was gerealiseerd. Op de derde druk uit 1657 is Vlooienburg juist eigenaren staan vermeld. De pq is verder uniek omdat hiermee sociale te zien met het Diaconieweeshuis op de zuidwesthoek, dat een jaar tevoren was geledingen in straten en buurten zichtbaar kunnen worden gemaakt, evenals de opgeleverd. De topografie van Vlooienburg wijzigde daarna weinig totdat in verspreiding van ambachten en winkels in de stad. Een belangrijke beperking is 1883 de Houtgracht en de Leprozengracht werden gedempt en beide werden dat de identiteit van het deel van de stadsbevolking dat onder de inkomensgrens omgedoopt in Waterlooplein (afb. 13). Onder de eerste bewoners die vanaf het van zeshonderd gulden viel met de pq buiten beeld blijft.28 Aangezien de oor- begin van de zeventiende eeuw op Vlooienburg neerstreken waren joden die spronkelijke verkaveling van de huizenblokken en straten geheel is verdwenen Spanje en Portugal waren ontvlucht (de Sefardiem). In de periode 1630-1750 in de huidige topografie, is de gegeorefereerde kaart van J.C. Loman jr. uit 1876 kwamen hier nog eens tienduizend Asjkenaziem of Hoogduitse joden uit Mid- gebruikt om de historische verspreiding van de woonhuizen en de bewoners met den- en Oost-Europa bij. Vlooienburg werd het centrum van de Amsterdamse het gis exact in beeld te brengen. joodse gemeenschap, wat het is gebleven tot de Tweede Wereldoorlog. De vier woonblokken op Vlooienburg telden in totaal 250 panden, waarvan Een historisch kaartbeeld van de joodse bewoning van Vlooienburg kan van 111 de bewoners in de pq waren vermeld (afb. 14). Dit betekent dat circa worden geconcretiseerd door in het gis historische bronnen te verwerken die 44 procent van de huurders op Vlooienburg een (boven)modaal jaarinkomen informatie bieden over bewoners en hun mogelijke joodse afkomst. Een bron die van zeshonderd gulden of meer hadden, maar dat 56 procent onder de modale relevant is voor de eerste helft van de achttiende eeuw en daarmee aansluit bij inkomensgrens viel. De verspreiding van deze belastingplichtigen toont een de datering van archeologische vondsten uit de woonhuizen van Vlooienburg is concentratie langs de randen van het eiland, de Zwanenburgerstraat, de Zwa- het ‘Kohier van de Personeele Quotisatie’ uit 1742. In dit belastingregister (pq) nenburgwal en de Houtgracht. Hier waren vooral kooplieden en winkeliers

42 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 43 13 gis-kaart fase 3: de 14 De gegeorefereerde bebouwing op Vlooien- kaart uit de buurtatlas burg, de huizenblokken van J.C. Loman jr. uit op basis van de kaart van 1876 met daarop gepro- J.C. Loman jr. uit 1876 jecteerd de bewoners en de structuren binnen van de percelen die de twee archeologisch werden aangeslagen in onderzochte huizen- de Personeele Quotisa- blokken. Kaart Sander tie van 1742. In groen IJzerman, Gemeente de joodse bewoners, Amsterdam, Monu- in rood de niet joodse menten en Archeologie. bewoners. Kaart Sander IJzerman, Gemeente Amsterdam, Monu- menten en Archeologie.

gevestigd. Ook de Korte Houtstraat scoort redelijk, hetgeen wellicht verklaard geven informatie over de wijd verspreide herkomst van huishoudelijke goederen wordt doordat deze straat een verbindingsroute vormde tussen de hoofdstraten in dit deel van Amsterdam uit alle delen van West- en Zuid-Europa en Azië. Deze rond de huizenblokken. De minder draagkrachtigen woonden juist aan de bin- vondsten tonen de ontwikkeling in het gebruik van verschillende aardewerk- nenstraat, de Lange Houtstraat, die blijkbaar geen doorgaande functie had. De soorten, evenals de verspreiding ervan over de woonhuizen van Vlooienburg. Dit bewoners met een joodse achtergrond (op basis van hun achternaam) maken met maakt het mogelijk om inzicht te krijgen in de mogelijke sociale geledingen op een score van 74 67 procent uit van de draagkrachtige bewoners van Vlooienburg. het eiland. Zo heeft een eerste analyse uitgewezen dat Chinees porselein begin Op basis van deze gegevens kunnen we aannemen dat het grootste deel van de zeventiende eeuw alleen nog voorkwam bij de rijkere huishoudens aan de bui- Vlooienburgbevolking in 1742 van joodse origine was en minder dan zeshonderd tenkant van het eiland en dat rond 1700 ook de bewoners van de binnenstraten gulden per jaar verdiende. Over de welstand van de bewoners van de bovenver- thee- en koffie serveerden uit porseleinen serviesgoed. Het gebruik van Portu- diepingen geeft de pq geen informatie, maar het is aannemelijk dat die lager is gese faience in de eerste helft van de zeventiende eeuw lijkt samen te hangen met dan die van de hoofdhuurder op de begane grond. zowel maritieme handelsnetwerken als, in specifieke gevallen waar borden zijn Het archeologisch onderzoek van 1981 en 1982 richtte zich op de twee voorzien van familienamen, de Portugees-joodse achtergrond van de bezitters zuidelijke huizenblokken, die integraal zijn opgegraven, met in totaal honderd ervan. huizen en de daarbij behorende structuren zoals waterkelders, waterputten en Dit brengt ons op de vraag in hoeverre joodse etniciteit en religieus leven beerputten. Het gaat om 95 beerputten die samen de gehele zeventiende en specifiek herkenbaar zijn in materieel, archeologisch opzicht. Hiervoor zijn in achttiende eeuw bestrijken. Beerputten zijn een unieke informatiebron over de eerste instantie twee materiële indicatoren beschikbaar. Ten eerste ceremoniële achtergronden en materiële cultuur van de zeventiende- en achttiende-eeuwse objecten die verbonden zijn met het joodse geloof en die een decoratieve functie multi-etnische bevolking in deze Amsterdamse buurt. Ze bevatten naast etens- hebben, zoals een sabbatlamp of een Chanoeka kandelaar die onder de vondsten resten, die inzicht geven in het voedingspatroon van de bewoners, een grote voorkwamen. Een andere soortgelijke vondst uit een beerput was een midden- diversiteit aan persoonlijke bezittingen en gebruiksvoorwerpen. Deze materiële achttiende-eeuws Delfts faience eetbord, dat een voor die periode gangbaar overblijfselen zijn verbonden met de werkelijkheid van het dagelijkse leven en model had, maar zich onderscheidde door een Hebreeuwse tekst waaruit kan

44 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 45 15 De twee archeo- logische vondstcomplexen over de aanwezigheid van joodse huishoudens is logisch onderzochte een gis-verspreiding opgesteld van de beerputten die in 1740-1750 in gebruik huizenblokken met waren. Het gaat hierbij om 53 beerputten, waarvan er 36 indicatoren voor een beerputten. Gemar- joodse achtergrond bevatten (afb. 15). Het archeologische beeld toont een keerd zijn de beerput- gelijkmatige verspreiding over de beide huizenblokken met een evenredige ten die ten tijde van de Personeele Quotisatie aanwezigheid in de binnenstraat, de Lange Houtstraat. De uitkomst van de in gebruik waren. In materiële archeologische analyse van de beerputten is een belangrijke aanvulling groen de beerputten op het historisch beeld. In de eerste plaats wordt de aanwezigheid van joodse die op basis van een inwoners zichtbaar die door de inkomensgrens van de pq in het historische eerste vondstanalyse verspreidingsbeeld ontbraken. Verder geven de beerputvondsten aan dat ook aan joodse huishou- de binnenstraat joodse bewoning had, hoewel deze volgens de pq hoofdzakelijk dens kunnen worden langs de buitenassen was geconcentreerd. Hierbij speelt wel het onderscheid in gekoppeld, in rood die van niet-joodse huis- modale en bovenmodale jaarinkomens een rol. Verder archeologisch onderzoek houdens. Kaart Sander naar onderscheid in welstandsniveau van de verschillende beerputcomplexen om IJzerman, Gemeente het joodse bewoningsbeeld van Vlooienburg nog meer te verfijnen is een speer- Amsterdam, Monu- punt van het vierjarige nwo-project ‘Diaspora and Identity’, een samenwerking menten en Archeologie. tussen Monumenten en Archeologie (mena), de Universiteit van Amsterdam en het Joods Historisch Museum, dat in 2016 van start gaat.

Jerzy Gawronski is hoofd van de afdeling Archeologie twee zuidelijke van de oorspronkelijke vier van mena en hoogleraar Maritieme en urbane archeo- huizenblokken op te graven, een totaaloppervlak logie van de late middeleeuwen en de vroegmoderne van 7988 m2. Voor algemene informatie over periode aan de uva. het archeologisch onderzoek op en rond het Ranjith Jayasena is senior archeoloog bij de afdeling Waterlooplein zie: J. Baart, W. Krook, A. worden afgeleid dat dit bord speciaal was bestemd voor gebruik met Pesach, het Archeologie van mena. Lagerweij e.a., Opgravingen in Amsterdam. 20 joodse paasfeest. Op het vrijwel complete exemplaar staat de aan Exodus ont- Sander IJzerman is gis-specialist bij de afdeling jaar stadskernonderzoek, Amsterdam 1977, p. Archeologie van mena. 61-66; J. Baart, ‘Verrassende vondsten tijdens leende tekst ‘zeven dagen zult gij matzes eten’, gevolgd door de toevoegingen archeologisch onderzoek op Waterlooplein’, ‘vlees’ en ‘pesach’. Een tweede reeks indicatoren hangt samen met de voedselbe- 1 Voor gis, zie ook Maandblad Amstelodamum 102 Werk in Uitvoering 33 (1983) nr. 6, p. 84-91; J. reiding en consumptie die volgens de joodse spijswetten of op speciale feestdagen (2015) nr. 4, p. 150-151. Baart, ‘Portugese faience 1600-1660. Een studie plaatsvonden. Een eerste analyse van botmateriaal heeft criteria opgeleverd 2 Archeologisch onderzoek in Amsterdam van bodemvondsten en museumcollecties’ voor het herkennen van een al dan niet joods voedingspatroon, door gegevens werd in de jaren 1954-1972 uitgevoerd door in: R. Kistemaker en T. Levie (red.), Éxodo, over diersoorten en selectieve consumptiepatronen, die van archeologische het Instituut voor Pre- en Protohistorie (ipp) Portugezen in Amsterdam 1600-1680, Amsterdam botresten kunnen worden afgeleid, te vergelijken met de joodse consumptie- en van de Universiteit van Amsterdam. In 1972 1987, p. 18-24; J. Baart, ‘Nieuwe inzichten in werd er een gemeentelijke dienst ingesteld, de oude huishoudens’, 93 bereidingsvoorschriften. Andere indicatoren, die gerelateerd zijn aan voeding, Jaarboek Amstelodamum tegenwoordige afdeling Archeologie van Monu- (2001), p. 195-209; H. Bonke, ‘Portugezen op zijn koosjerloodjes – merkloodjes die aan het vlees werden bevestigd als bewijs menten en Archeologie (mena). Het onderzoek Vlooyenburg’, Kistemaker, Éxodo, p. 32-41; J. van een koosjere slacht. Deze waren in gebruik vanaf 1675. In totaal zijn er 424 Jodenbreestraat 96/Houtkopersdwarsstraat 3 Gawronski (ed.), Amsterdam Ceramics. A city’s loodjes gevonden die gelijkmatig over 49 van de honderd beerputten waren ver- staat geregistreerd als mena vindplaats jo10, het history and an archaeological ceramics catalogue deeld met een uitschieter van 220 exemplaren in één beerput. Dit betekent dat in dijkprofiel in de Jodenbreestraat als jo. 1175-2011, Amsterdam 2012; J. Thijssen, ‘De de periode 1675-1800 vijftig procent van alle huishoudens op Vlooienburg met 3 Van west naar oost, de caissons 11/52/04, analyse van 17e- en 18e-eeuws aardewerk uit een beerput een joodse achtergrond had. Afgezien van de genoemde indicatoren 11/52/05, 11/52/06, 11/52/07, 11/52/08, vondstcomplexen van het Waterlooplein te wees de voorlopige algemene archeologische vondstanalyse uit dat de overige 11/03/01, archeologisch geregistreerd als Amsterdam’, Bulletin knob 84 (1985) nr. 2/3, respectievelijk de vindplaatsen mw4 t.m. mw8 p. 113-119; G. IJzereef, ‘De vleesconsumptie op huisraad in de vondstcomplexen van joodse huishoudens op Vlooienburg niet en mh1. Vlooyenburg in de zeventiende eeuw’, Kistema- noemenswaardig afweek van de archeologische vondsten die verbonden zijn met 4 De twee noordelijke huizenblokken waren al ker, Éxodo, p. 25-31. het alledaagse kook- en tafelgerei van niet-joodse huishoudens elders in de stad. deels verstoord door het metrotracé, vandaar 5 Stadsarchief Amsterdam (saa), Stadsgedeelten Voor een verdere vergelijking van de informatie uit de pq en uit de archeo- dat voor een volledig beeld is gekozen om de 2119; g 237-03; W. Hofman, Historische plat-

46 Amstelodamum 103-1 [2016] Amstelodamum 103-1 [2016] 47 tegronden van Nederlandse steden i, Amsterdam, Jayasena en E. Schmitz, ‘Van weiland in het veen Alphen aan den Rijn 1978, p. 14-15. tot stedelijke kade. Oudeschans 5, 7, 9 en 11 6 M.M.T.L. Hameleers, Gedetailleerde Kaarten interdisciplinair belicht’, Jaarboek Amsteloda- van Amsterdam. Productie en gebruik van groot- mum 104 (2012), p. 115-141. schalige topografische kaarten, Bussum 2015, p. 20 E. Taverne, In ’t land van belofte: in de nieue stad. 102. Ideaal en werkelijkheid in de stadsuitleg van de 7 Hameleers, Gedetailleerde Kaarten, p. 143. Republiek 1580-1680, Maarssen 1978, p. 137. 8 De kaart van Cornelis Anthonisz toont in de 21 saa, toeg.nr. 5025, inv.nr. 8, Vroedschapsresolu- randzones van de stad en het buitengebied de ties, 13 en 20-11-1595. grootste afwijkingen, zo blijkt uit georeferenties 22 Ibidem. ervan. Het detailniveau waarmee de bebouwing 23 Aangenomen wordt dat deze naam een verwij- is ingetekend is waarschijnlijk waarheidsge- zing was naar de voormalige Amsteloever die, trouw. Zie Hameleers, Gedetailleerde Kaarten, p. voordat het eiland werd aangelegd, regelmatig 32-35. onderstroomde. Vloonburg, of later Vlooienburg, 9 Hameleers, Gedetailleerde Kaarten, p. 32-34. moest dan ook worden gezien als een burcht 10 Hofman, Amsterdam, p. 26. De afstand tussen de tegen deze wateroverlast. Zie A.J. Bonke, ‘Tot gaatjes bedraagt 10,56 meter. ook zij vertrokken… Wel en wee op Vlooien- 11 Hameleers, Gedetailleerde Kaarten, p. 40. burg’, Ons Amsterdam 40 (1988) nr. 9, p. 214-219. 12 L. van Nierop, ‘Bijdrage tot de geschiedenis van 24 L. Jansen, ‘De plaats van het Nieuwe Stadhuis’, de Amsterdamse scheepsbouw. Beschouwingen Ons Amsterdam 20 (1968) nr. 5, p. 307 en saa, over scheepsbouw op de Lastage’, Maandblad toeg.nr. 5025, inv.nr. 8, Vroedschapsresoluties, 27 Amstelodamum 42 (1955), p. 36-40. november 1600. 13 J. Gawronski en J. Veerkamp, ’Over staal, kleef 25 Jansen, ‘Stadhuis’, p. 307. en stuit. Funderingen in Amsterdam’ in: J. 26 J.E. Abrahamse, De grote uitleg van Amsterdam. Gawronski, F. Schmidt en M.-Th. Van Thoor Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw, Bussum (red.), Amsterdam Monumenten & Archeologie 2, 2010, p. 58. Amsterdam 2003, p. 16. 27 Voor meer informatie over deze porseleinvond- 14 Vondsten wlo-249, geborgen tussen de onder- sten en andere voorbeelden van porselein van ste en derde vloer. voor 1602, zie S. Ostkamp, ‘The Dutch 17th- 15 De poeren waren gemetseld van bakstenen van century porcelain trade from an archaeological 29 x 14 x 7 cm. perspective’ in: J. van Campen en T. Eliëns 16 De sloot is opgegraven in werkput 4 in 1982 (red.), Chinese and Japanese porcelain for the en in metrocaisson mw8 in 1972. Het pad Dutch Golden Age, Zwolle 2014, p. 53-85. naast de sloot is aanvankelijk geïnterpreteerd 28 Het in de pq aangeslagen aantal van 12.655 als met keien gevuld scheepswrak, zie Baart, families is ongeveer een derde van de 41.561 Opgravingen, p. 62. In 1982 is het vervolg ervan gezinnen die in die periode 22.711 huizen in de opgegraven en bleek het overduidelijk om een stad bewoonden. Het aantal bewoonde huizen pad te gaan. en gezinnen is de situatie van 1747. W.F.H. 17 wlo beerput 101. Oldewelt, Kohier van de Personeele Quotisatie te 18 Vondstnummer wlo-322. Amsterdam over het jaar 1742, Amsterdam 1945, 19 Voor de ontwikkeling van Uilenburg zie R. p. 3-21.

48 Amstelodamum 103-1 [2016]