Randzone Ewijk beheersverordening Randzone Ewijk

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6 1.1 Aanleiding 6 1.2 Ligging plangebied 6 1.3 Geldende plannen 7 1.4 Leeswijzer 7 Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 8 2.1 Historie 8 2.2 Ruimtelijke structuur 8 2.3 Functionele structuur 10 Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 11 3.1 Inleiding 11 3.2 Opbouw van de regels 12 3.3 Bestemmingen 13 Hoofdstuk 4 Beleidskader 16 4.1 Nationaal beleid 16 4.2 Provinciaal & regionaal beleid 16 4.3 Gemeentelijk beleid 19 4.4 Conclusie 29 Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 30 5.1 Bodem 30 5.2 Wegverkeerslawaai 30 5.3 Luchtkwaliteit 31 5.4 Externe veiligheid 31 5.5 Milieuzonering 35 5.6 MER-beoordeling 36 5.7 Waterhuishouding 36 5.8 Ecologie 39 5.9 Cultuurhistorie & archeologie 39 5.10 Leidingen 42 Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 43 6.1 Economische uitvoerbaarheid 43 6.2 Overleg 43 6.3 Inspraak 43 6.4 Handhaving 43

2 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Regels 46

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 47 Artikel 1 Begrippen 47 Artikel 2 Wijze van meten 53 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 54 Artikel 3 Agrarisch 54 Artikel 4 Bedrijf 63 Artikel 5 Groen - Landelijk groen 65 Artikel 6 Maatschappelijk 66 Artikel 7 Verkeer 67 Artikel 8 Water 68 Artikel 9 Wonen 69 Artikel 10 Woongebied 73 Artikel 11 Leiding - Gas 76 Artikel 12 Leiding - Riool 77 Artikel 13 Waarde - Archeologie 1 78 Artikel 14 Waarde - Archeologie 2 80 Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen 82 Hoofdstuk 3 Algemene regels 83 Artikel 16 Anti-dubbeltelregel 83 Artikel 17 Algemene bouwregels 83 Artikel 18 Overige regels 83 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 84 Artikel 19 Overgangsrecht 84 Artikel 20 Slotregel 84 Bijlagen bij de regels 85 Bijlage 1 Lijst van bedrijven 86 Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten (Wonen) 87 Bijlage 3 Bedrijventabel met buitenopslag 88

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 3 beheersverordening Randzone Ewijk

4 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Toelichting

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 5 beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierbij is het per 1 januari 2010 verplicht om plannen digitaal vast te stellen en beschikbaar te stellen. Verder stelt de nieuwe Wro dat bestemmingsplannen verplicht zijn voor het hele gemeentelijke grondgebied. Dus niet meer, zoals voorheen, alleen voor het buitengebied. Daarnaast moeten deze plannen elke 10 jaar opnieuw worden vastgesteld (actualiseringsplicht). Het gemeentelijke bestemmingsplannen-bestand is de laatste jaren voor het grootste deel geactualiseerd, maar bevat nog plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Daarnaast bereikt een aantal geactualiseerde plannen opnieuw de leeftijd van 10 jaar. Alle bestemmingsplannen die op 1 juli 2003 onherroepelijk waren moeten, volgens artikel 9.1.4 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, uiterlijk op 1 juli 2013 zijn herzien, of in procedure zijn genomen. Daarom is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld om het gehele bestand te actualiseren, en actueel te houden, zoals de wet voorschrijft. Dit PvA is op 5 oktober 2010 vastgesteld in de gemeenteraad. Inmiddels zijn voor een groot deel van het grondgebied van de gemeente actualisatie bestemmingsplannen opgesteld of in ontwikkeling. Naast het bestemmingsplan beschouwt de Wro ook de beheersverordening ex artikel 3.38 Wro als een volwaardig actualisatieinstrument voor gebieden waar geen nieuwe ontwikkelingen zijn te verwachten. De proceduretijd van een beheersverordening is dan ook korter dan die van een bestemmingsplan. Afhankelijk van de gemeentelijke inspraakverordening is sprake van inspraak. Na de inspraak wordt de beheersverordning (al dan niet gewijzigd) vastgesteld. Het indienen van een zienswijze of het instellen van beroep is derhalve niet mogelijk. De gemeente Beuningen is enige jaren geleden gestart met de ontwikkeling van een aanzienlijk aantal woningen in de randzone rond de kern Ewijk. Daarmee wordt beoogd het voorzieningenniveau van Ewijk te ondersteunen en een onderscheidend nieuw woonmilieu te realiseren. Inmiddels is het deelgebied Keizershoeve 1 grotendeels gerealiseerd. Daarnaast zijn op dit moment de deelgebieden Keizershoeve 2 en Keizershoeve 3 in ontwikkeling. De overige deelgebieden worden vanwege de afgenomen vraag naar woningen de komende 10 jaar niet in ontwikkeling genomen. Het gaat hierbij om de deelgebieden De Woerden (Hoge Woerd & Lage Woerd), Toornse Hof en Koningsgaarde. Ook in het aangrenzende deel van de kernrandzone zijn geen planologische ontwikkelingen voorzien. Dit maakt het gebied geschikt voor het instrument beheersverordening. Aangezien ook een beheerssituatie vraagt om een actueel planologisch-juridisch kader, om aanvragen voor een omgevingsvergunning goed op te kunnen toetsen, is er voor gekozen om voor onderhavig gebied een beheersverordening op te stellen. De beheersverordening wordt hierbij uitdrukkelijk gezien als een 'vervanging' van een geactualiseerd bestemmingsplan. Voorliggende beheersverordening heeft primair een beheersfunctie, dat wil zeggen het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie. Dit betekent uiteraard niet dat er geen bouwactiviteiten zijn toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen zijn echter van ondergeschikte aard en beperken zich tot reeds bestaande realisatiemogelijkheden (conform vastgestelde bestemmingsplannen) en het bieden van uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bebouwing. Mocht zich binnen de planperiode van de beheersverordening toch een ontwikkeling voordoen, die niet past binnen deze kaders, dan zal hiervoor een separaat bestemmingsplan in procedure gebacht worden. 1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat de kernrandzone van Ewijk, exclusief de nieuwbouwgebieden Keizershoeve 1, Keizershoeve 2 en Keizershoeve 3. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan:

6 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

1.3 Geldende plannen

De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door een aantal grotere en kleinere bestemmings- en herzieningsplannen en/ of delen van bestemmingsplannen. De plangrenzen van de geldende plannen komen namelijk niet volledig overeen met de plangrens in voorliggende beheersverordening. Gronden die ten tijde van het vorige bestemmingsplan tot het buitengebied werden gerekend worden nu tot de bebouwde kom gerekend en vice versa. Voor het plangebied gelden de volgende (delen van) bestemmingsplannen die door de voorliggende beheersverordening (deels) worden vervangen: Naam plan Vaststellingsdatum Goedkeuringsdatum Buitengebied Ewijk 19 februari 1974 22 januari 1975 Kern Ewijk 1 februari 1977 PM Vording III 5 februari 1980 29 april 1981 Buitengebied westelijk deel PM PM Tevens worden alle onherroepelijke vrijstellings- en projectbesluiten en buitenplanse omgevingsvergunningen in dit bestemmingsplan opgenomen. 1.4 Leeswijzer

De toelichting van deze beheersverordening is als volgt opgebouwd:  In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Achtereenvolgens komen de historie van de kern, de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied aan de orde.  In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving;  In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;  In hoofdstuk 5 worden milieu- en omgevingsaspecten als geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, bedrijven (milieuzonering), waterhuishouding, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en leidingen besproken;  In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit overleg en inspraak aan de orde.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 7 beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 2.1 Historie

Het gebied waar Ewijk nu ligt werd vroeger mogelijk al door de Romeinen bewoond. In ieder geval worden er met regelmaat Romeinse opgravingen gedaan. Tot ongeveer 1900 was Ewijk, net zoals Beuningen en , een arm boerendorp dat vaak door overstromingen getroffen werd. De kern Ewijk is gegroeid vanuit een kruising van oude wegen: de Vordingstraat, de Klaphekstraat en de Julianastraat - Hoogstraat. Dit bestaande wegenpatroon is de basis geworden voor een verdere groei van het dorp, en fungeert dan ook als structuurdrager. Begin 20e eeuw werd begonnen met de aanleg van de stoomtram van naar Druten (1902 - 1934). De stoomtram kwam over het tracé van de Van Heemstraweg door Ewijk. De komst van de Van Heemstraweg (1927 - 1959) verbond Ewijk met Nijmegen aan de oostkant en aan de westkant de dorpen aan de Waal tot aan Zaltbommel. De dorpskern van Ewijk heeft ondanks de uitgroei van het dorp en de ligging direct aan de Van Heemstraweg een redelijk gaaf karakter behouden. Ewijk is na Beuningen de grootste kern binnen de gemeente Beuningen, ontstaan in 1980 na samenvoeging van de gemeenten Beuningen en Ewijk, met een inwoneraantal van circa 3.550 per januari 2012. De kern Ewijk ligt centraal in de gemeente. 2.2 Ruimtelijke structuur

2.2.1 Landschappelijke structuur

De gemeente Beuningen is gelegen in een groot groen buitengebied nabij het water van de Waal. Het Beuningse grondgebied vormt min of meer een geleidelijke overgang van de stad naar het meer landelijke ‘Land van Maas en Waal’. Dijkdoorbraken en overstromingen hebben hun sporen nagelaten in het Beuningse landelijk gebied. De landschappelijke opbouw van de gemeente Beuningen kent hierdoor 3 landschapszones parallel aan de Waal: 1. Het rivierenlandschap. Een ruig, contrastrijk gebied, gekenmerkt door de dynamiek van rivier, natuurlijke beelden en extensief gebruik. 2. Het oeverwallenlandschap. Een kleinschalig patchwork-landschap met onregelmatige patronen. Hier liggen de bebouwingslinten, dorpen en veel fruitboomgaarden. De oude dorpen liggen op de oeverwal, de stedelijke uitbreidingen liggen daaromheen. De kern Ewijk ligt in dit gebied. 3. Het kommenlandschap, of ‘Beuningse Veld’. Een grootschalig open rationeel landschap en tevens een agrarisch productielandschap met weides en veehouderijen. Door de ontwikkeling van een aantal ontzandingen ontstaat in delen een meer parkachtig landschap. Het gebied kenmerkt zich naast de openheid door de lange rechte weteringen en rechte wegen met strakke wegbeplantingen. Het plangebied bevindt zich in het oeverwallenlandschap globaal omgeven door de Van Heemstraweg aan de noordzijde, de Schoenaker en het sportpark aan de oostzijde, bedrijventerrein De Schoenaker en de grondbank Midden- (ten zuiden van de Plas van Melssen) aan de zuidzijde en de A50 aan de westzijde.

8 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Impressie ligging Ewijk in het landschap (Bron: Structuurvisie Gemeente Beuningen) 2.2.2 Stedenbouwkundige structuur

2.2.2.1 Van Heemstraweg Langs de Van Heemstraweg (aan de noordzijde van het plangebied) bevindt zich lintbebouwing in de vorm van historische villa's en voormalige agrarische bebouwing. De bebouwing staat hier op enige afstand van de weg en varieert per perceel, bestaande uit 1 of 2 bouwlagen met kap. Kenmerkend is de aanwezigheid van onbebouwde terreinen tussen de bebouwing in. 2.2.2.2 Historische linten De Vordingstraat, de Klaphekstraat, de Hoogstraat en de Koningstraat zijn nog duidelijk herkenbaar als oude verbindingswegen. Langs deze wegen staat voornamelijk vrijstaande oorspronkelijke agrarische bebouwing (hoeves, oudere boerderijen en schuren) afgewisseld met onbebouwde ruimtes, in gebruik als weide of boomgaard. De rooilijn ligt in de meeste gevallen evenwijdig aan de weg, waarbij de afstand tot de weg variabel is. De wegen zijn vaak bochtig en hebben in veel gevallen aan beide zijden laanbeplanting. In de loop van de tijd zijn de linten, met name dichterbij de kern Ewijk, verdicht met burgerwoningen.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 9 beheersverordening Randzone Ewijk

2.2.2.3 Buurtschap Hoeve Ter hoogte van de Dam en het gedeelte van de Koningstraat dat hier onderlangs loopt, inclusief de kruising met de Hoogstraat en de Klaphekstraat bevindt zich het buurtschap Hoeve, een bebouwingscluster met voornamelijk burgerwoningen in het buitengebied. 2.2.3 Verkeersstructuur

Ewijk heeft als belangrijke doorgaande weg de Van Heemstraweg aan de noordzijde van de kern en de Schoenaker (N847) op enige afstand aan de oostzijde. De Van Heemstraweg vormt de verbinding naar Druten in westelijke richting en naar Beuningen en Nijmegen in oostelijke richting. De Schoenaker vormt de verbinding tussen de Van Heemstraweg en de Randweg Noord in Wijchen met aansluitingen op de A73 en de A326. In het gebied vormt de Koningstraat een oost-west verbinding vanuit Beuningen (voor autoverkeer via de parallelweg van de Schoenaker) naar de omgeving Winssen/Deest. Via de Hoogstraat, Klaphekstraat en Vordingstraat is de Koningstraat verbonden met de kern Ewijk. De Steeg vormt vanuit de Koningstraat een verbinding in zuidelijke richting over de A73 naar de Elsenpas. 2.2.4 Groen- & waterstructuur

Verspreid over het plangebied komen meerdere watergangen voor. Daarnaast bevindt zich aan de zuidwestzijde van het plangebied de Plas van Melssen, een grote waterplas. Het gebied maakt oconform het landschapsontwikkelingsplan onderdeel uit van de waaloeverwal en waalkommen. 2.3 Functionele structuur

Verspreid in de randzone liggen voornamelijk woningen. In het verleden werd het merendeel daarvan bewoond door agrariërs. Door de ontwikkelingen in de landbouw hebben veel boerderijen hun agrarische functie echter verloren en zijn nu in gebruik als burgerwoning. Ook bevinden zich diverse van oorsprong burgerwoningen in deze zone. Het beleid is erop gericht terughoudend om te gaan met toevoeging van nieuwe woninglocaties, tenzij er sprake is van bedrijfsbeëindiging. Daarnaast komen met name langs het westelijke deel van het plangebied, ter hoogte van de plas Marialust, enkele agrarische bedrijven voor. Verder is er sprake van functiemenging in het gebied Den Elt ter plaatse van het Sociaal Cultureel Trefpunt, en enkele (solitair) gelegen bedrijven langs de oude verbindingswegen.

10 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 3.1 Inleiding

Het voorliggend document betreft een beheersverordening in de zin van de Wro. Sinds 1 juli 2008 hebben gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening vast te stellen voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en de regeling kan volstaan met het vastleggen van de bestaande situatie (3.38 Wro). Zoals hiervoor aangegeven kan een beheersverordening uitsluitend worden vastgesteld als voldaan wordt aan twee voorwaarden:  er wordt geen ruimtelijke ontwikkeling voorzien en;  het beheer van het gebied wordt conform het bestaande gebruik geregeld. Vanwege de afgenomen vraag naar woningen wordt het plangebied de komende 10 jaar niet in ontwikkeling genomen om woningbouw te realiseren. De woningbouwplannen rond Ewijk stagneren na de realisatie van Keizershoeve 1, 2 en 3. Het gaat hierbij om de deelgebieden De Woerden (Hoge Woerd & Lage Woerd), Toornse Hof en Koningsgaarde. Ook in het aangrenzende deel van de kernrandzone zijn geen planologische ontwikkelingen voorzien. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan de eerste voorwaarde. Een tweede voorwaarde voor de beheersverordening is dat het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordt geregeld. Hierbij de opmerking dat 'bestaand gebruik' in ruime zin dient te worden geinterpreteerd, hieronder valt zowel het bouwen als gebruiken. Hieronder wordt eerst ingegaan op het 'gebruiken'. Gebruik Bestaand gebruik kan op twee manieren worden uitgelegd, namelijk het regelen van het bestaande gebruik (Wonen, Horeca, Detailhandel etc) of het planologisch bestaande gebruik. Het verschil tussen deze twee wijzen van bestemmen is dat het vastleggen conform het bestaand gebruik kan leiden tot het wegbestemmen van planologische mogelijkheden met de bijbehorende planschade. Voor de randzone van Ewijk is voor wat betreft de woningen de bestaande situatie als uitgangspunt genomen. Veel woningen hebben namelijk nog een agrarisch bestemming of zijn met een artikel 19 WRO-vrijstelling gerealiseerd. Indien een omschakeling naar wonen heeft plaatsgevonden wordt het opnieuw in gebruik nemen voor agrarische functies ongewenst geacht. Het plangebied is daar, met de vele woningen en de toekomstige woningbouwplannen, ook niet meer voor geschikt. Voor de percelen die nog een agrarische functie hebben is zowel aansluiting gezocht bij het bestaande gebruik als bij de bestaande planologische situatie. De weilanden zijn bestemd als Agrarisch, en voor de agrarische bedrijven zijn de vigerende bouwvlakken uit het buitengebiedplan overgenomen. Zodoende blijven de bestaande planologische rechten voor de agrariërs gehandhaafd. Bouwen Voor het bouwen van gebouwen geldt dat voor de bestemming 'Wonen' de systematiek wordt aangehouden zoals deze ook in het bestemmingsplan 'Buitengebied' wordt gehanteerd. Voor de bijzondere bestemmingen (Agrarisch, Maatschappelijk, etc) wordt voor de bouwmogelijkheden aansluiting gezocht bij het geldende bouwvlak. Als er geen vigerend bouwvlak geldt (er is bijv. een vrijstelling verleend) wordt uitgegaan van de bestaande situatie. Voor de Klaphekstraat 27 is een ontwikkelingsgerichte bestemmingsregeling opgenomen ten behoeve van de realisatie van drie vrijstaande woningen, welke planologisch mogelijk zijn op grond van een verleend artikel 19 WRO-vrijstelling maar nog niet gerealiseerd. Voor de goot- en bouwhoogte van gebouwen wordt aansluiting gezocht bij de goot- en bouwhoogte welke ook wordt gehanteerd in het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Daar waar geen bestemmingsplan geldt op dit moment, wordt uitgegaan van de bestaande situatie.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 11 beheersverordening Randzone Ewijk

3.2 Opbouw van de regels

Het juridisch bindend deel van de beheersverordening bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen. De digitale verbeelding van het plangebied is juridisch bindend. Hierbij past de opmerking dat de verbeelding van de beheersverordening in feite uit 2 delen bestaat. Namelijk de verbeelding zoals deze zichtbaar is op de website www.ruimtelijkeplannen.nl (een grijs vlak waarmee het plangebied wordt begrensd) en een pdf-bestand (illustratie) waarin de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. De basis voor de verbeelding, is een recente kadastrale ondergrond, aangevuld met topografische gegevens. De regels zijn als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels. Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:  Bestemmingsomschrijving Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);  Bouwregels In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen. In algemene zin geldt dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.  Afwijken van de bouwregels In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;  Specifieke gebruiksregels In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;  Afwijken van de gebruiksregels Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;  Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden In deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vereist is. Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:  Algemene bouwregels In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden, en een regeling voor ondergronds bouwen. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het plan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.  Overige regels In dit artikel is een verwijziging opgenomen naar de bij de beheersverordening opgenomen illustratie. Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de regels, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:  Overgangsrecht:

12 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige beheersverordening. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het overgangsrecht. Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd. Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor onderhavige beheersverordening ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.  Slotregel: In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd. 3.3 Bestemmingen

Agrarisch De agrarische bedrijven in het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch'. Binnen het bouwvlak is uitsluitend de bestaande agrarische bedrijfsvorm toegestaan, alsmede agrarische bedrijfsvormen gericht op de teelt van gewassen. Voor het overige is aansluiting gezocht bij de regeling van het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Bedrijf Verspreid over de kern is bedrijvigheid aanwezig, deze bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf'. Het uitgangspunt van de bestemming “bedrijf” is dat bedrijven zijn toegestaan tot maximaal categorie 2 uit de als bijlage bij de beheersverordening opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'. Dit zijn bedrijven die weinig overlast veroorzaken en daardoor te combineren zijn met de woonfuncties in de omgeving. Binnen het plangebied zijn echter ook bedrijven aanwezig uit hogere milieucategorieën (3.1 en 3.2) van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Om deze bedrijven niet weg te bestemmen zijn deze op de verbeelding voorzien van een specifieke aanduiding, namelijk de volgende:  'specifieke vorm van bedrijf - slachterij'; voor de slachterij aan de Van Heemstraweg 11;  'specifieke vorm van bedrijf - timmer- en aannemersbedrijf'; voor het timmer- en aannemersbedrijf aan de Koningstraat;  'specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting'; een autospuitinrichting; Ter plaatse van deze aanduidingen zijn zowel de bestaande, aangeduide, bedrijven toegestaan, alsmede bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de genoemde milieucategorieën teneinde bedrijven toe te staan die ontbreken op de bedrijvenlijst, danwel zich in een hogere milieucategorie bevinden, en die geen onevenredige inbreuk maken op het woon- en leefmilieu van de omgeving. Uitgangspunt binnen de bestemming 'bedrijf' is dat detailhandel niet is toegestaan, hierop bestaat echter de volgende uitzondering:  detailhandel is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 13 beheersverordening Randzone Ewijk

Groen - Landelijk Groen Aan de achterzijde van de woningen aan de Van Heemstraweg is de bestemming 'Groen - Landelijk Groen' opgenomen. Deze gronden kunnen worden gebruikt als weiland, maar ook als tuin. Maatschappelijk Maatschappelijke voorzieningen, zoals kerken, scholen, verenigingen, voorzieningen voor openbaar bestuur et cetera, zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. Verkeer De gronden met een verkeersfunctie, zoals wegen en parkeerplaatsen, zijn bestemd als “Verkeer”. Daarnaast valt ook het zogenaamde “snippergroen” langs de wegen en parkeerplaatsen onder deze bestemming. Binnen de bestemming zijn zowel gebouwen als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Water De in het plangebied gelegen A-watergangen en vijvers zijn bestemd als “Water”. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming toegestaan, zoals bruggen. Wonen De gronden binnen “Wonen” zijn bestemd voor de woningen binnen het plangebied. Naast wonen zijn op bepaalde locaties ook andere functies toegestaan, voorzover deze zijn aangeduid op de verbeelding. Het betreft onder meer:  dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'.  paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'. Voor de regels is aansluiting gezocht bij de woonbestemming uit het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Dit houdt in dat binnen het bestemmingsvlak maximaal één woning is toegestaan met een goot- en bouwhoogte van 6 m en 10 m en een inhoud van maximaal 1000 m³ (inclusief aangebouwde bijgebouwen). Bij een woning is maximaal 120 m² aan bijgebouwen toegestaan. Woongebied Voor het perceel Klaphekstraat 27 is een artikel 19-vrijstelling verleend voor de bouw van 3 vrijstaande woningen van maximaal 1000 m³. Deze vrijstelling is opgenomen in de bestemming Woongebied. Leiding – Gas (dubbelbestemming) Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich een ondergrondse gasleiding, die is voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de onderliggende bestemmingen niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen echter een omgevingsvergunning verlenen teneinde van het voorgaande af te wijken, indien hiertegen uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat. Voor alle gasleidingen in het plangebied is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden opgenomen die de gasleidingen kunnen beschadigen. Dit houdt onder meer in dat voor het planten van (diepwortelende) bomen en het aanleggen van verhardingen een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag moet worden verleend. Leiding – Riool (dubbelbestemming) Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een rioolpersleiding van het waterschap, die is bestemd als 'Leiding - Riool'. Binnen deze dubbelbestemming is het bouwen van gebouwen uitsluitend toegestaan indien hiervoor een binnenplanse omgevingsvergunning is verleend.

14 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemmingen) De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010. Het archeologisch beleid is vertaald in 4 dubbelbestemmingen, 'Waarde - Archeologie 1, 2 en 3' en 'Waarde - Archeologisch rijksmonument'. In tegenstelling tot de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1 t/m 3' is er in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' geen inhoudelijke bestemmingsregeling opgenomen. Voor archeologische rijksmonumenten geldt namelijk op grond van de Monumentenwet dat de Minister het bevoegd gezag is, en dat voor werkzaamheden binnen het rijksmonument bij de Minister een vergunning aangevraagd dient te worden. Een regeling in de beheersverordening zou derhalve dubbelop zijn. De gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' liggen tegen de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch Rijksmonument' aan. De gebieden met hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties evenals een zonering van 50 m rondom de monumenten zijn op de verbeelding opgenomen middels de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'. De gebieden met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde zijn op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 3'. De samenvoeging van de middelhoge en lage archeologische verwachting in één dubbelbestemming is het gevolg van de meanderende rivieren in het verleden en het daarbij behorende patroon van leefgebieden rond deze rivieren. Voor gebieden die reeds zijn onderzocht of verstoord is geen dubbelbestemming archeologie op de verbeelding opgenomen. Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 30 cm beneden maaiveld in gebieden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' (hoge archeologische verwachtingswaarde) wordt bij een omvang van meer dan 100 m2 nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld. De keuze voor 30 cm is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 30 cm de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'. In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:  voortzetting van normaal agrarisch gebruik zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van bestaande drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;  omgevingsvergunningen voor het bouwen waarbij het nieuw te bouwen bouwwerk zich bevindt op de bestaande fundering of ten hoogste 2,5 m hierbuiten;  vervangen of beheren van riolering, kabels, leidingen of bestratingen. Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' geldt in geval van bovenstaande situaties een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 15 beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 4 Beleidskader In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod. 4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. 4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in ruimtelijke plannen. In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding. 4.2 Provinciaal & regionaal beleid

4.2.1 Structuurvisie: Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland op 29 juni 2005 vastgesteld. Op grond van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening wordt een streekplan, dat onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand is gekomen, gelijkgesteld aan een structuurvisie onder de nieuwe Wro. In de Wro-agenda 2008 - 2009 geeft de provincie aan hoe zij toepassing geeft aan de verschillende Wro-instrumenten om haar beleid te realiseren. De provincie beschrijft in het Streekplan Gelderland 2005 ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van Gelderland in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. De structuurvisie geeft – in provinciaal perspectief – op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn. De ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten spelen daarbij een bepalende rol. Daarbij zijn kwetsbare kwaliteiten aan de orde, die bescherming behoeven of een specifieke ontwikkeling, maar het gaat ook om het geleiden van hoogdynamische ontwikkelingen om de kansen op maatschappelijke meerwaarde te vergroten en nieuwe kwaliteiten toe te voegen.

16 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

De provincie hanteert voor het ruimtelijke beleid in het Streekplan Gelderland 2005 de volgende uitgangspunten:  regionale inzet: ontwikkelingsgerichtheid en afstemming op regionale schaal staan hierbij centraal. Het Regionaal Structuurplan vormt als het ware grotendeels de uitwerking van het provinciale beleid op regionaal niveau;  versterking ruimtelijke kwaliteit: ruimtelijke kwaliteit werkt op alle schaalniveaus door en heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Die betekenis kan worden uitgedrukt in de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Ruimtelijke plannen moeten dan ook een minimale basiskwaliteit hebben, zoals vastligt in diverse wetten, regelgeving en beleid. Multifunctioneel gebied De randzone van Ewijk valt op grond van de Beleidskaart ruimtelijke structuur in het multifunctionele gebied. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing verricht. De vitaliteit van multifunctionele platteland wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid te geven aan gemeenten onder andere om de regionale behoefte aan 'dorps' wonen te accommoderen. 4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van ruimtelijke plannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2010 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie. Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie ruimtelijke plannen toetst. Voor het plangebied zijn de volgende thema's van toepassing: Verstedelijking In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een ruimtelijk plan slechts is toegestaan:  binnen bestaand bebouwd gebied;  binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen;  binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector;  binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Daarnaast is nieuwe bebouwing toegestaan in het buitengebied mits deze bebouwing functioneel gebonden is aan het buitengebied, het functieverandering naar niet-agrarische functies betreft (vervangende nieuwbouw), het de oprichting van nieuwe landgoederen betreft of het om de uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf gaat. Niet-agrarische bedrijvigheid mag uitbreiden met maximaal 20 % tot een maximum bebouwd oppervlak van 375 m2. Een grotere uitbreiding is mogelijk indien deze uitbreiding in overeenstemming is met het specifiek voor de niet-agrarische bedrijven opgenomen beleidskader in de regionale 'Notitie functieverandering buitengebied'. Voor uitbreiding die meer ruimte nodig heeft kan een verzoek om ontheffing worden ingediend door de gemeenteraad.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 17 beheersverordening Randzone Ewijk

Overzicht randzone Ewijk (grootste deel niet-gearceerd gebied) en woningbouwcontour Stadsregio (roze contour) Nieuwe woningen zijn conform artikel 3 RVG enkel toegestaan voor zover deze passen binnen het Kwalitatief Woonprogramma (Thans KWP3: 2010 - 2019) en de regio-opgaven. Recreatiewoningen zijn alleen toegestaan op de locaties waar ook reguliere woningen gebouwd mogen worden. 4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel. De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. In de woonconcessies is bepaald dat de steden tenminste 35 % van het totale bouwprogramma in de betaalbare huur- en koopsector bouwen en de overige gemeenten, zoals Beuningen, 50 %. 4.2.4 Notitie functieverandering buitengebied

Deze notitie bevat de regionale beleidsinvulling voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen. De mogelijkheden voor functieverandering zijn in de notitie gekoppeld aan de aanwezige gebiedstypen. Aan de hand van de gebiedstypering kan immers (goed) worden beoordeeld of een concreet initiatief voldoet aan de eis van kwaliteitsverbetering. De onderscheiden gebiedstypen sluiten aan bij het streekplan en het Regionaal Plan voor de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Het regionale beleid maakt het - in aanvulling op de regeling uit het streekplan - binnen alle gebiedstypen mogelijk om bij sloop van alle vrijgekomen bedrijfsgebouwen twee in plaats van één woongebouw te realiseren. Ook wordt het onder voorwaarden mogelijk gemaakt één of twee vrijstaande woningen te realiseren in plaats van woongebouwen. Dit vanwege de nabijheid van stedelijk gebied waar de vraag naar vrijstaande woningen in het buitengebied groot is. De stadsregio kiest er daarom voor om bij vrijkomende bebouwing in het buitengebied niet alleen woningen in de vorm van woongebouwen mogelijk te maken, maar daarnaast ook ruimte te bieden aan het realiseren van vrijstaande woningen. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt moet nadrukkelijk aandacht besteedt worden aan een proportionele invulling van de verevening. Verevening is een bijdrage die gevraagd wordt aan de initiatiefnemer tot hergebruik of functieverandering ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de directe omgeving. De bijdrage moet in verhouding staan met de gevolgen van de functieverandering voor de omgeving en de vanuit de nieuwe functie(s) gewenste verbeteringen in omgevingskwaliteit. Hoe hoog de vereveningsbijdrage moet zijn, is niet in een algemene regel te vatten.

18 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Met de verevening dient een bijdrage te worden geleverd aan één of meerdere van de te onderscheiden kwaliteitsdimensies:  De beeldkwaliteit van de bebouwing;  Het in stand houden van karakteristieke of monumentale bebouwing en daarmee bijdragen aan de belevingswaarde van het buitengebied;  De landschappelijke en/of ecologische kwaliteit bv. landschappelijke inpassing;  De kwaliteit van publieke voorzieningen;  Leefbaarheid van het platteland bv. door beëindiging van een solitair gelegen milieuhinderlijk bedrijf. 4.2.5 (Inter)gemeentelijke beleidsnotitie wonen en werken

In samenwerking met de gemeenten West Maas en Waal, Druten en Beuningen heeft gemeente Wijchen de beleidsnota ‘wonen en werken in het buitengebied’ opgesteld. In deze nota wordt onder andere het beleid ten aanzien van nieuwbouw van woningen na sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen vastgelegd. Hierin wordt de bouw van een extra woning toe gestaan, wanneer alle voormalige bedrijfsgebouwen, met een minimum van 750 m2, worden gesloopt. Nieuwbouw heeft de voorkeur boven transformatie van bestaande bedrijfsgebouwen naar woning, aangezien bedrijfsgebouwen veelal vanwege bouwstijl en -wijze ongeschikt en onaantrekkelijk zijn om te bewonen. De regeling voorziet in de bouw van 1 extra woning wanneer alle bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt en het oppervlak van de gesloopte gebouwen tussen de 750 en 1.500 m2 ligt. Wanneer het oppervlak groter is dan 1.500 m2 is dan mogen ter compensatie 2 woningen gebouwd worden. Daarnaast gelden de volgende voorwaarden:  alle op het perceel aanwezige voormalige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt, met uitzondering van monumentale/ karakteristieke/ cultuurhistorische waardevolle panden;  de nieuwbouw mag plaatsvinden op grond in eigendom van de initiatiefnemer. In principe dient de nieuwbouw plaats te vinden in de directe nabijheid van het reeds aanwezige hoofdgebouw. Indien dit vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit ongewenst is, kan een andere locatie op gronden in eigendom van de initiatiefnemer binnen, dan wel buiten het bouwvlak, worden benut;  toegestaan zijn woningen van maximaal 800 m3 met een bijgebouw van 75 m2;  een zorgvuldige landschappelijke inpassing. 4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad zes strategische hoofdlijnen bepaald: 1. De vier verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt; 2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn; 3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven; 4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied; 5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter; 6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte. Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen. De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 19 beheersverordening Randzone Ewijk mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.

De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO2 drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt. De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en toekomstgerichtheid genoemd. 4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012. Voor de kern Ewijk bestaat een structuurplan voor de uitbreiding van de dorpskern en een structuurvisie voor het centrum. Beide plannen zijn door de gemeenteraad vastgesteld en blijven van kracht. De hoofdlijn van deze plannen is in de gemeentelijke structuurvisie geïntegreerd. Hoofdopgaven De voor het plangebied relevante hoofdopgaven van Ewijk: 1. Relatie met het landschap en historie. Bij de ontwikkeling van het dorp Ewijk zijn de landschappelijke waarden en de cultuurhistorie steeds een drager van de ontwikkelingen. Ewijk ligt ingeklemd tussen de Van Heemstraweg, Schoenaker en de omliggende Rijkswegen. Ewijk heeft rondom de kern voldoende uitloopmogelijkheden. In de nabije toekomst zal de kern Ewijk echter verder groeien. Daarbij is het ontwikkelen van goede relaties met het landschap van groot belang. 2. Ontwikkeling woningbouw. De gemeente Beuningen is enige jaren geleden gestart met de ontwikkeling van een aanzienlijk aantal woningen rond de kern Ewijk. Daarmee werd beoogd het voorzieningenniveau van Ewijk te ondersteunen en een onderscheidend nieuw woonmilieu te realiseren. Vanwege de temporisering (faseren en doseren) die heeft plaats gevonden, staat de woningbouw in Ewijk onder druk. De gemeente Beuningen wil zich sterk maken de voorgenomen plannen te realiseren.

20 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Keuzes hoofdopgaven Relatie met het landschap aandacht voor cultuurhistorie Voor de gehele ontwikkeling van Ewijk gelden respect voor het onderliggende landschap, verbinding met het omringende landschap en aandacht voor cultuurhistorie als belangrijke keuzes. Deze keuzes werken in allerlei voorstellen door. Zo worden bij de versterking van het centrum cultuurhistorische waarden als sturend gezien. Dit uit zich onder andere in de aandacht voor de Julianastraat, behoud van de voormalige school, maar ook de aandacht voor het achterpad. Ook voor de uitbreiding van de kern Ewijk is het onderliggende landschap een bron van inspiratie. Hieronder worden enkele elementen eruit gelicht:  De uitbreiding wordt gedragen door de oude linten van Ewijk waar vooral het behoud van het karakter voorop staat. Voor de linten is slechts een beperkte verdichting mogelijk (zie verder);  In de uitbreiding vormt (zichtbare en onzichtbare) archeologie een belangrijk thema. Dit komt onder ander tot uitdrukking in Keizershoeve 1 waarin een groot park wordt gerealiseerd waarin archeologie “zichtbaar” wordt gemaakt.  Rondom de nieuwe uitleggebieden van Ewijk wordt aan de zuidzijde het geluidwallenlandschap “de Krukse Wal” gerealiseerd. Dit landschap schermt Ewijk af van de snelweg en biedt tevens ruimte voor ontspanning. Aan de zijde van de A50 wordt eveneens ruimte gecreëerd voor het realiseren van afschermende voorzieningen. Nieuwe relaties naar de overzijde van de snelwegen worden niet voorzien.  De gemeente Beuningen zet verder in op een betere oversteekbaarheid van de Van Heemstraweg.  In de nieuwe uitleggebieden zal het onderliggende landschapspatroon gebruikt worden als inspiratie voor de vormgeving van de woongebieden.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 21 beheersverordening Randzone Ewijk

Ontwikkeling woningbouw Deze gemeentelijke structuurvisie neemt de hoofdkeuzes uit het bestaande structuurplan voor Ewijk over: 1. Het landschap wordt gebruikt als onderlegger. Landschapskenmerken, zowel in het veld herkenbare elementen als historische verwijzingen, archeologie en bodemtechnische bijzonderheden, vormen het vertrekpunt voor het ontwerp van het gebied. De ondergrond biedt aanleidingen voor variatie in identiteit en karakter. 2. Linten vormen de dragers van Ewijk. Historische linten dragen zowel de bestaande kern als de nieuwe ontwikkelingen. Om de nieuwe wijken te dragen worden nieuwe linten ontwikkeld. Om het karakter en de kwaliteit van de historische linten te behouden en te versterken worden deze linten zoveel mogelijk ontzien van (auto) verkeersdruk. Voor de linten die liggen in het hart van het dorp (in het groene hart) wordt gekozen voor een beheerstrategie. Hier wordt niet nieuw gebouwd. Alleen vervangende nieuwbouw is hier mogelijk. Voor de historische linten buiten het Groene Hart is enige verdichting mogelijk. Tussen de bebouwingsclusters moet voldoende open ruimte en doorzicht aanwezig zijn. 3. Het Groene Hart en historie vormen het hart van de kern. Het Groene Hart is een belangrijke drager van de identiteit. Dit Groene Hart strekt zich uit tot over enkele linten heen. Het Groene Hart zal functioneren als een tweede centrum van activiteiten, vooral maatschappelijk gericht, naast het bestaande winkelcentrum. Door nieuwe uitbreidingen rondom het Groene Hart, op enige afstand van het Groene Hart, krijgt het hart een centrale positie in Ewijk. Het Groene Hart met de linten die hier samenkomen is een belangrijke identiteitsdrager van de dorpse sfeer en geeft uitstraling aan Ewijk. Het Groene Hart wordt op plekken toegankelijk en verbindt verschillende delen van het dorp. Nu en op termijn kan het Groene Hart plaats geven aan allerlei dorpsfuncties die zich goed laten inpassen in dit landschap. 4. Ewijk wordt door groen omarmd. Om de positie van Ewijk ten opzichte van Beuningen en de omgeving te benadrukken én de kern af te schermen van snelwegen en bedrijventerreinen wordt Ewijk omarmd door groen. Deze groene mantel heeft tevens een functie voor de waterberging en als uitloop-/ recreatiegebied. De mantel kent in hoofdlijn 3 beelden: 1. Aan de westzijde zorgt de Krukse Wal voor beschutting van de A50 en aan de zuidzijde voor beschutting van de A73. De Krukse Wal is een glooiend heuvellandschap. Geluid wordt hier geweerd van de woonomgeving. De Krukse Wal krijgt een landschappelijk uiterlijk, zowel in vorm als beplanting. Paden lopen vanuit de woonomgeving naar de Krukse Wal. Bewoners kunnen de woonomgeving vanaf de wal beleven. 2. Een breed plas-drasgebied vormt de buffer tussen het woongebied Hoge en Lage Woerd en het bedrijventerrein Schoenaker. Dit plas-drasgebied zorgt voor wateropvang. Tevens vormt het een uitloopgebied vanuit de woonomgeving. 3. Langs de Schoenaker ligt een groenzone waarbinnen ook diverse functies liggen. Aan de Ewijkse zijde zal een route langs de mantel lopen. Langs deze mantel liggen tevens onder andere de sportvoorzieningen en een crematorium. 5. Woningbouw rondom de bestaande kern. Er wordt gekozen voor een onderscheid tussen de afronding van de dorpskern van Ewijk en de nieuwe dorpse woongebieden. De nieuwe dorpse woongebieden liggen in een schil rondom het dorp, iets los van de kern. De locaties Keizershoeve 3 (Klaphekstraat), Toornse Hof en een deel van Keizershoeve 1 maken onderdeel uit van de dorpskern. Voor deze 3 locaties samen (afronding dorpskern) wordt uitgegaan van de realisatie van samen circa 320 à 370 woningen: a. Keizerhoeve 1 (westelijk deel: inmiddels grotendeels gerealiseerd); b. Keizershoeve 3 (Klaphekstraat); c. Toornse Hof. Te midden van een waardevol dorpslandschap worden 3 nieuwe dorpse woongebieden gerealiseerd. Ieder gebied heeft een eigen karakter en sfeer:  Keizershoeve 1 (oostelijk deel: inmiddels gerealiseerd);  Keizerhoeve 2;  De Woerden. Na realisatie van Keizershoeve 1, 2 en 3 zal de eerstkomende 10 jaren geen nieuwe woningbouw worden ontwikkeld. Dit betekent dat de planvorming hiervoor voorlopig is stilgezet. Voor nadere uitleg over de verschillende woonvlekken wordt verwezen naar het structuurplan Ewijk.

22 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Verkeersstructuur Aanhaking hoofdontsluiting Het nieuwe woongebied wordt ontsloten vanuit het noorden via de bestaande kern van Ewijk en vanuit het oosten middels 2 aansluitingen op de Schoenaker. De huidige aansluiting van de Koningstraat op de Schoenaker wordt een aansluiting voor langzaam verkeer. Met 3 externe aansluitingen zal het verkeer zich evenwichtig verdelen over de woongebieden van Ewijk. Ook om het dorpse karakter te benadrukken wordt niet gekozen voor een interne verkeerslus. Het verkeer vindt op natuurlijke wijze zijn weg. In de nieuwe woongebieden worden nieuwe dorpslinten ontwikkeld die de woongebieden dragen en de interne hoofdverkeersstructuur vormen.

Indicatieve verkeersrelatie Om de nieuwe woongebieden onderling en met de bestaande woongebieden te verbinden worden enkele dwarsrelaties gelegd. De nieuwe dorpslinten worden aangelegd als drager van de verschillende deelgebieden en op enkele plekken op elkaar aangesloten. De locaties waar de nieuwe linten op elkaar aansluiten zijn indicatief op de structuurplankaart weergegeven.

Fietsstructuur De Koningstraat zal niet meer voor autoverkeer aansluiten op de Schoenaker. Deze route krijgt primair een functie voor het langzaam verkeer en verbindt Ewijk met Beuningen. Verder wordt voor langzaam verkeer een fijnmazig netwerk aangelegd.

Water Water is een interessant ruimtelijk middel om een bijzondere woonomgeving te maken. Het structuurplan ambieert water zichtbaar te maken en identiteit te laten geven aan de woonomgeving. In het nieuwe woongebied zal een waterpartij komen die de Woerden scheidt. De bestaande Plas van Melssen ligt op een geringe afstand van de woonomgeving. Uitdaging voor de beide waterpartijen is de oevers op plekken toegankelijk te maken waarmee recreatief interessante plekken ontstaan. Bij de plas in De Woerden kunnen woningen ook af en toe aan het water liggen waarmee een bijzondere woonomgeving ontstaat. In de huidige situatie liggen enkele A-watergangen in het plangebied die cruciaal zijn voor de waterhuishouding. Naast het belang voor de waterhuishouding zijn de A-watergangen waardevol om langzaamverkeersroutes langs te leggen en het landschap en de wijk beleefbaar te maken.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 23 beheersverordening Randzone Ewijk

Overige keuzes Van Heemstraweg Ook de beleving van Ewijk vanaf de Van Heemstraweg wordt verbeterd. Als referentie geldt de situatie die op veel plaatsen aan de Van Heemstraweg voorkomt; grotere voorname panden, voormalige boerderijen en bijgebouwen op een ruim perceel dat steeds uitziet over het landschap. Daarnaast bestaat de ambitie de oversteekbaarheid van de weg te verbeteren om het achterliggende landschap beter bereikbaar te maken. Dat kan in ieder geval op de aansluiting bij de rotonde en de te verbeteren aansluiting op de Blatenplak. Daarnaast moet onderzocht worden of daartussen nog enkele voetgangersoversteken gemaakt kunnen worden, in het verlengde van enkele routes in de dorpskom. 4.3.3 Algemene uitgangspunten kernplannen

De gemeenteraad heeft op 14 juni 2011 enkele beleidsuitgangspunten voor de 4 kernplannen vastgesteld. Deze uitgangspunten zijn ook gehanteerd bij het opstellen van deze beheersverordening. Bij het opstellen van de bestemmingsplannen voor de 4 kernen zijn de volgende kaderstellende beleidsuitgangspunten gehanteerd:  Meer vrijheid bieden aan de bewoners waar het gaat om de vestiging van aan huis gebonden beroepen en bedrijven, zonder het karakter van de woonbuurt aan te tasten;  Meer vrijheid bieden aan de bewoners voor het verlenen van mantelzorg op het perceel van de mantelzorgverlener;  Bij het opstellen van de bebouwingsregeling in de plannen zorgdragen voor een zorgvuldige aansluiting bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);  Behouden c.q. versterken van de bestaande ruimtelijke functionele karakteristiek, waarbij nieuwe ontwikkelingen ondergeschikt van aard zijn;  Niet méér regelen dan noodzakelijk voor het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit beleid komt tot uitdrukking in de volgende specifiekere beleidsuitgangspunten voor de thema's: Aan huis gebonden beroepen 1. Beroepen en bedrijven die niet gericht zijn op het aantrekken van publiek, rechtstreeks toestaan onder voorwaarden, waarbij gebruik van een vrijstaand bijgebouw mogelijk wordt voor dit doel; 2. De beroepen en bedrijven die wel gericht zijn op aantrekking van publiek, niet rechtstreeks toestaan maar na afwijking/ omgevingsvergunning. Mantelzorg 1. Mantelzorg in of aan de woning toelaten indien er sprake blijft van 1 woning; 2. Mantelzorg toestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken na een afwijking van het ruimtelijk plan, onder voorwaarden, naar het voorbeeld van de mantelzorgregeling in het buitengebied. Bebouwingsmogelijkheden 1. Behoud van de ruimtelijke beeldkwaliteit, waarbij, vooral in situaties waar bebouwing grenst aan het openbaar gebied, de aandacht is gericht op het voorkomen van verstening; 2. De nieuwe regeling zoveel mogelijk laten aansluiten bij de Wabo, en de hieruit voortvloeiende regelingen; 3. De regeling zo inrichten dat deze in combinatie met de vergunningvrije bouwwerken niet zal leiden tot een te verregaande verstening van de huispercelen; 4. De regeling zo inrichtingen dat deze begrijpelijk is voor de burger, waarbij de mogelijkheden die het ruimtelijke plan biedt zoveel mogelijk uit de verbeelding blijken.

Tevens is voor onderhavig plangebied aansluiting gevonden bij de uitgangspunten die de basis vormen van het bestemmingsplan Buitengebied.

24 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

4.3.4 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:  kwaliteit voor kwantiteit;  betaalbaarheid van de woningen;  duurzaamheid van de woningen;  sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;  aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;  wensen van de woonconsument centraal. Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern. Voor Ewijk worden de volgende accenten gelegd: Het grootste deel van de nieuwbouwopgave in de gemeente komt terecht in de uitbreiding Ewijk. Voor Ewijk geldt dat een belangrijk deel van de uitbreiding Ewijk niet specifiek gericht is op de inwoners van Ewijk. De gemeente vindt het belangrijk dat bij het ontwikkelen van die uitbreidingen er aandacht is voor een goede aansluiting bij de kern Ewijk, ook in sociaal opzicht. Anderzijds gaven ook klantenpanels aan dat wonen in de uitbreiding Ewijk niet hetzelfde is als wonen in het dorp Ewijk. De komende jaren komen verschillende locaties gefaseerd tot ontwikkeling in Ewijk. Om onderlinge concurrentie te voorkomen en om keuzemogelijkheden te bieden aan woonconsumenten, vindt de gemeente het belangrijk dat deze locaties zich van elkaar onderscheiden voor wat betreft doelgroepen, woonprogramma en woonmilieu. Het woningbouwprogramma voor de uitbreiding van Ewijk biedt kansen voor (koop)starters. Dat betekent dat op de andere locaties het aanbod voor koopstarters beperkt kan zijn. Wel wil de gemeente met woningcorporatie Standvast Wonen overleggen of in de bestaande wijken kansen liggen voor de verkoop van woningen aan koopstarters. In het kader van Wonen Welzijn en Zorg is aangegeven dat er 2 centra ontstaan voor wonen, welzijn en zorg: Waelwick en Den Elt die een ruim aanbod aan diensten hebben. Alle gebieden waar de komende 10 jaar ontwikkelingen zijn voorzien, vallen buiten het plangebied van deze beheersverordening. 4.3.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2008)

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan of de beheersverordening en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader. Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan of de beheersverordening als aan de welstandsnota te worden getoetst. Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'. Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend. Het plangebied maakt onderdeel uit van de volgende deelgebieden: 1: Buitengebied; 4: Thematische woonbuurten (Den Elt); 9: Bijzondere bebouwing. beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 25 beheersverordening Randzone Ewijk

Voor de historische bebouwingslinten in het buitengebied is welstandsniveau 1 van toepassing. De linten en oude dorpskernen stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel monumenten voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. De linten en oude dorpskernen bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken. Voor de rest van het buitengebied is welstandsniveau 2 van toepassing. Dit gebied is waardevol en zal behouden moeten worden zonder dat ingrepen die voor een moderne bedrijfsvoering nodig zijn, gefrustreerd worden. Vanwege het zorgvuldig ontworpen en samenhangend karakter van de bebouwing wordt welstandsniveau 2 toegepast voor de thematische woongebieden, een regulier welstandstoezicht. Woningen die met de achterzijde grenzen aan het openbare gebied (inclusief water) krijgt welstandsniveau 1. De bijzondere bebouwing (Sociaal Cultureel Trefpunt, Den Elt) krijgt welstandsniveau 2. 4.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan

Eind 2011 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. In dit plan staat hoe de gemeente omgaat met verkeersveiligheid, openbaar vervoer, bereikbaarheid en duurzaamheid. Het doel van dit plan is een verkeersveilig, leefbaar en bereikbaar Beuningen tot 2020. Het plan beschrijft eerst de knelpunten en visies voor de verschillende thema's. Daarna komen de gewenste verkeersmaatregelen aan bod in combinatie met een uitvoeringsplan. Het is zaak aandacht te besteden aan de ontsluiting van de grootschalige nieuwbouwlocatie Keizershoeve tussen Ewijk en Beuningen. Voor het plangebied is met name de aansluiting op de Van Heemstraweg hierbij van belang evenals inrichting van het oude lint Koningstraat die vanuit de toekomstige wijk aansluit op de snelfietsroute Beuningen - Nijmegen. Daarnaast is in plandeel Keizershoeve 2 een hoofdfietsroute opgenomen die een comfortabele verbinding vormt tussen 't Hart (MFA), Sportpark D'n Alst en Beuningen. 4.3.7 Milieubeleidsplan 2010 - 2014

In het Milieubeleidsplan zijn diverse kaders opgenomen met betrekking tot ontwikkelingen binnen verschillende milieubeleidsvelden. In het hoofdstuk 'Milieu & Ruimtelijke Ordening' is het volgende ten aanzien van nieuwbouwprojecten (woningen) opgenomen: Duurzaamheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente en haar partners (projectontwikkelaars, aannemers, architecten, makelaars etcetera). Samenwerking en partnerschap is daarom cruciaal. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling wordt: leren in de praktijk, het uitwisselen van ervaringen, een multidisciplinaire aanpak, partnerschappen en netwerken, inspraak en participatie, innovatieve voorlichtingsmethoden en bewustmaking. De gemeente Beuningen streeft naar:  het toepassen van duurzaamheid als sturend principe bij ruimtelijke inrichting;  het verankeren van duurzame ontwikkeling bij ruimtelijke processen. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen / nieuwbouwprojecten worden onder andere de volgende randvoorwaarden gehanteerd:  energieprestaties (EPC-norm) nieuwbouwwoningen minimaal 10 % lager dan de geldende eis in het Bouwbesluit (uit de Kadernota Duurzaam Beuningen);  optimale woning-oriëntatie op de zon (maakt verlichtingsbehoefte geringer);  optimale dakvlak-oriëntatie op de zon (maakt latere plaatsing van zonnepanelen mogelijk);  een laag temperatuur-afgiftesysteem in de vloeren en wanden (voor latere aansluiting op warmtepomp of collectief systeem). Realisering van deze randvoorwaarden biedt toekomstwaarde, want energietarieven stijgen en duurzame energietechnieken worden goedkoper.

26 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Om bovenstaande visie te realiseren gaat de gemeente Beuningen onder andere:  duurzaamheidsambities van de gemeente (zie: Kadernota Duurzaam Beuningen) verankeren in de structuurvisie (wettelijke verankering), bestemmingsplannen of beheersverordeningen, de woonvisie, bouwplannen, de nota Ruimtelijke kwaliteit en bij ruimtelijke ontwikkelingen/ - projecten;  energievisies vereisen bij aanbestedingen van woningbouw en utiliteitsbouw;  duurzaam bouwen verder stimuleren;  toetsen van bouwplannen op energieprestaties. 4.3.8 Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente Beuningen heeft in 2006 samen met de gemeente Wijchen en Druten een Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. De visie zet in op de versterking en ontwikkeling van de verschillende landschapstypen die het landschap in deze gemeenten karakteriseren. De kernrandzone van Ewijk is grotendeels gelegen binnen het gebied 'Waalkommen'. Alleen het noordelijke gedeelte valt binnen het gebied 'Waaloeverwallen'. 4.3.8.1 Waaloeverwallen De doelstelling in de Waaloeverwallen is het behouden van het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, boomgaarden, kleine landschapselementen en weiden in onregelmatige patronen. De belangrijkste kwaliteiten van dit gebied zijn:  Kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen;  Zeer groene uitstraling door erven, boomgaarden, wegbeplantingen, windsingels en opslag rond plassen;  Afwisselend beeld;  Groene zones tussen dorpen. Ruimtelijk streefbeeld Het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen is uitgangspunt bij ontwikkelingen, evenals de zeer groene uitstraling door erfbeplanting, hagen en wegbeplantingen. Belangrijk daarbij is het behouden van een vitaal en divers agrarisch gebruik. De overgang naar de Waalkommen is geleidelijk en verloopt in een grove slinger langs de Van Heemstraweg. Alleen de oplettende waarnemer ziet duidelijke verschillen tussen oeverwal en kom. Het goed vormgeven van deze overgang is bij nieuwe ontwikkelingen een opgave. De ontwikkeling van nieuwe landgoederen, buitenplaatsen en landelijk wonen passen bij het beeld van een veelzijdig en toegankelijk landschap met een functie voor landelijk wonen. Er geldt een 'ja, mits' beleid indien deze ontwikkelingen gericht zijn op de versterking van de kleinschaligheid en de functies van de oeverwallen. De verhouding tussen groen en bebouwing in de linten moet zodanig blijven dat er sprake is van een groen en open lint. Er wordt ingezet op het kleinschalig houden van het patchwork door de aanwezigheid van hagen, bosjes, wegbeplanting en solitaire bomen. 4.3.8.2 Waalkommen De doelstelling in de Waalkommen is het behouden van een grootschalig samenhangend open gebied met rationele verkaveling en groene erven in een strak ritme en het ontwikkelen van lange wegbeplantingen. De belangrijkste kwaliteiten van dit gebied zijn:  Grootschalig, open, rationele verkaveling, recht en ritmisch;  Lange weteringen en lange rechte wegen met strakke wegbeplantingen;  Vooral veehouderij, grote erven als groene eilanden in het open gebied;  Rendabel landbouwgebied;  Bovenregionale infrastructuur met beplante noord-zuidoversteken. Ruimtelijk streefbeeld De openheid van de kom is de belangrijkste kwaliteit die overeind moet worden gehouden. Het duidelijke ritme van sloten, wegen en erven en incidentele bossen benadrukt het rationele karakter en biedt mogelijkheden voor versterking. Er wordt ingezet op het behoud van een vitale veeteeltsector in de kommen. Nieuwe landgoederen en buitenplaatsen worden hier niet toegestaan.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 27 beheersverordening Randzone Ewijk

De verhouding tussen groen en bebouwing in de linten moet zodanig blijven dat er sprake is van een groen en ook open lint. Er wordt ingezet op het kleinschalig houden van het patchwork door de aanwezigheid van hagen, bosjes, wegbeplantingen en solitaire bomen. 4.3.9 Groenbeleidsplan

De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 het Groenbeleidsplan 2012 vastgesteld. In het groenbeleidsplan zijn de ambities voor het groen vastgelegd. Om deze ambities te verwezenlijken, zijn de volgende (ruimtelijke) speerpunten geformuleerd:  de aanwezigheid van voldoende, aantrekkelijk en toegankelijk groen;  de ontwikkeling van een stevig groen netwerk voor de gemeente (groenstructuurkaart);  het koesteren van bijzondere groene (monumentale) elementen;  het zorgvuldig omgaan met bestaand groen;  het verhogen van de technische kwaliteit van het groen;  het benutten van kansen voor de versterking van de ecologische waarde van groen;  het samenwerken met burgers en ondernemers aan de groene ambities. Met de ontwikkeling van de groenstructuurkaart is het groene netwerk van de gemeente vastgelegd. De elementen en structuren op de groenstructuur:  hebben een hogere status dan overig groen;  hebben een streefbeeld en kwaliteit waar de gemeente actief aan werkt;  krijgen een hogere prioriteit bij beheer en onderhoud;  worden beschermd tegen kap of andere vormen van beschadiging of vernietiging. 4.3.10 Bomenverordening

De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 de Bomenverordening 2012 vastgesteld. Deze verordening is nog niet in werking getreden. Op het moment dat de nieuwe verordening in werking treedt, komen de oude regels te vervallen. Momenteel (maart 2013) gelden dus nog de oude regels. De Bomenverordening 2012 is gekoppeld aan een 'Groene Kaart' (inclusief administratieve lijst). Hierop staan monumentale en waardevolle particuliere en gemeentelijke houtopstanden. Houtopstanden op de Groene Kaart komen onder het kapverbod te vallen. Particuliere houtopstanden die niet op de Groene Kaart staan vermeld, worden in de toekomst kapvergunningsvrij. Monumentale en waardevolle houtopstanden , particulier en gemeentelijk, worden ontheffingsplichtig. Gemeentelijke bomen zonder monumentale of waardevolle status blijven vergunningsplichtig. 4.3.11 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012

Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:  Klimaat & Energie;  Duurzaam inkopen;  Millenniumdoelstellingen. De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen. De gemeenteraad heeft op 14 april 2009 de volgende Duurzaamheidsdoelstelling vastgelegd:

 Beuningen in 2020: 20 % CO2-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20 % duurzame energie (Rijksdoelen CO2 beleid);

De ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.

28 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

De gemeente Beuningen is in de periode 2009 – 2012 pragmatisch aan de slag gegaan met een groot aantal Duurzaamheids-, Energie- en Klimaatprojecten, zoals:  Energiezuinige woningbouw;  Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;  Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;  Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;  Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;  Subsidie voor isolatie in de bestaande bouw;  Collectieve inkoop zonnepanelen;  Energiebesparing bij kantoren, scholen, zorginstellingen en supermarkten;  Stimulering elektrisch vervoer door realisatie E-netwerk met oplaadpunten; De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningbouw en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen. 4.3.12 Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte

De gemeenteraad van Beuningen heeft eind 2012 het Handboek Kwaliteit Openbare Ruimte (HKOR) vastgesteld. Het HKOR beschrijft zestien ruimtelijke eenheden (naoorlogs wonen, historische dorpskern, dijklint enz.) Per ruimtelijke eenheid zijn de ambities voor het beeld, belang en beheer van de openbare ruimte vastgelegd. Hierbij is onderscheid gemaakt in een kwaliteitsambitie voor de korte termijn 2013 - 2017 en een kwaliteitsambitie voor de lange termijn 2018 - 2030. Het handboek maakt gebruik van 4 kwaliteitsambities: 'basis', 'basis -/-', 'bijzonder' en 'bijzonder -/-'. De ambities voor de openbare ruimte zijn samengevat in vier thema's: 5. Een levensloopbestendige ruimte (toekomstkwaliteit); 6. Een ruimte die uitnodigt tot ontmoeten (belevingskwaliteit); 7. Een flexibele ruimte (gebruikskwaliteit); 8. Een gedeelde en veilige ruimte (gebruikskwaliteit). 4.3.13 Speelruimteplan

In het Speelruimteplan (vastgesteld 25 februari 2003) is het kind het uitgangspunt. De behoefte aan spelend ontdekken, - bewegen en - ontmoeten vormt de basis voor de toekomstige verdeling van de speelplaatsen. Speelruimte wordt gevonden in de hele openbare ruimte, informele, en op specifieke speelplaatsen, formeel. Het speelruimteplan richt zich op 4 facetten:  verbeteren van informele speelruimte;  een goed verdeling van de formele speellocaties;  het onderhoud en beheer;  de richtlijnen voor speelruimte in nieuwe wijken. Met betrekking tot het groen en recreatieve voorzieningen gelden de volgende uitgangspunten:  het scheppen van voorwaarden voor het behouden en/ of versterken van die groenelementen die van belang zijn als functie en/ of vormgevend element; uitgeven is ongewenst;  bij herinrichting van straatprofielen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een sterke groenstructuur en groen karakter;  speelvoorzieningen worden ingericht volgens het bestaande speelruimteplan. 4.4 Conclusie

Het beleid van de verschillende overheidslagen heeft geen specifieke consequenties voor het plangebied. Onderhavig plan betreft een beheersverordening waarin slechts de bestaande situatie wordt vastgelegd.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 29 beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 5.1 Bodem

5.1.1 Beleid

De gemeenteraad heeft op 19 juni 2012 een nieuwe Nota Bodembeheer met bodemkwaliteitskaart vastgesteld. De nota en kaart treden naar verwachting eind dit jaar in werking. De gemeente beschikt hiermee over een actuele bodemkwaliteitskaart. Het doel van de kaart is het vastleggen van de diffuse bodemkwaliteit voor het grondgebied van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Ubbergen, Wijchen en West Maas en Waal zodat op een verantwoorde wijze grondverzet op basis van het Besluit bodemkwaliteit kan plaatsvinden. Op de bodemkwaliteitskaart zijn op basis van historie, gebruik en bodemkwaliteit 4 bodemkwaliteitszones onderscheiden voor zowel bovengrond (0 - 0,5 m -mv) en ondergrond (0,5 - 2,0 m -mv): 1. Buitengebied; 2. Wonen; 3. Wonen Wijchen; 4. Industrie. Het plangebied valt zowel voor de boven- als de ondergrond in de kwaliteitszone 'Wonen'. De beheersverordening staat geen nieuwe milieuhindergevoelige functies toe, maar legt de bestaande situatie vast. In het kader van deze beheersverordening is dan ook geen verkennend bodem- en grondwateronderzoek uitgevoerd. Bij eventuele bebouwingsuitbreidingen, die binnen de beheerskaders van deze beheersverordening mogelijk zijn, wordt via de bouwverordening in het kader van de omgevingsvergunning tot bouwen zorg gedragen voor een goede bodemkwaliteit. 5.1.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavige beheersverordening. 5.2 Wegverkeerslawaai

5.2.1 Plangebied

In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn ter beperking van verkeerslawaai, zones langs wegen aangegeven die beschouwd worden als aandachtsgebieden voor geluidhinder. De breedte van de zone is afhankelijk van de capaciteit van de weg en de aard van de omgeving. De breedte van de zone dient daarom voor iedere situatie bepaald te worden. Het streven is erop gericht dat er buiten de zone in het algemeen geen geluidniveaus voorkomen van meer dan de voorkeurwaarde 48 dB. Een uitzondering betreft wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/ uur. Voor deze wegen hoeft in principe geen zone te worden bepaald en wordt er van uitgegaan dat de wettelijke voorkeurwaarde wordt behaald. Een nadere akoestische toetsing ten behoeve van ruimtelijke plannen en/of vergunningen is dan vanuit juridisch oogpunt niet nodig. In het plangebied geldt een snelheidsregiem van 60 km/ uur. Uitzondering hierop vormen de Vordingstraat, Den Elt, de Klaphekstraat en een deel van de Koningstraat die binnen de bebouwde kom van Ewijk gelegen zijn, en waar een snelheidsregiem van 30 km/ uur geldt. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. 5.2.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavige beheersverordening.

30 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Beleid

Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:  negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;  mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:  er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;  een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten opzichte van de grenswaarde);  een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 ontheffing heeft verleend. NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:  < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling;  < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. In het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, zodat geen toetsing hoeft plaats te vinden. 5.3.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavige beheersverordening. 5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Wetgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009). In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas. Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 31 beheersverordening Randzone Ewijk

Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 31 juli 2012 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van ruimtelijke plannen met externe veiligheid rekening te houden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi. 5.4.2 Provinciale risicokaart

De provinciale risicokaart informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. Op navolgend kaartfragment van de risicokaart is te zien dat in en rondom Beuningen enkele risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.

Uitsnede risicokaart ter hoogte van Ewijk (Bron: http://nederland.risicokaart.nl) 5.4.3 Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen

De gemeente heeft een inventarisatie gemaakt van de aanwezige risicobronnen in de gemeente Beuningen met bijbehorende veiligheidsafstanden (Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen, 25 maart 2008). Ook op navolgend kaartfragment van de inventarisatiekaart is te zien dat in en rondom Ewijk enkele risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen aanwezig zijn.

32 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Uitsnede Inventarisatiekaart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen 5.4.4 Plangebied

Inrichtingen c.q. bedrijven Op bedrijventerrein Schoenaker (buiten het plangebied) is het bedrijf InterCheM aanwezig met een veiligheidsrisico als bedoeld in het Bevi, waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt. Oranjewoud heeft voor InterCheM een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd (nr. 166205, d.d. 13 november 2006). De onderzoeksresultaten, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zijn getoetst aan het Bevi. Het blijkt dat de situatie bij InterCheM, zoals in de QRA beoordeeld, voldoet aan het besluit. Uit de rapportage die op de provinciale risicokaart staat blijkt dat het invloedsgebied 300 m bedraagt. Bij de vaststelling van de milieuvergunning is het groepsrisico verantwoord. De activiteiten bij InterCheM staan woonbebouwing niet in de weg. Wel kunnen de effecten van een groot incident zodanig zijn dat in een gebied met een straal van 1.600 m rond het bedrijf effecten kunnen optreden. Overigens is het niet zo dat dit hele gebied bij een incident getroffen zou worden, maar slechts een deel daarvan. Dit ligt onder andere aan de windrichting en de vorm (sigaarvorm) en grootte van de gevaarlijke stofwolk. Royal Haskoning heeft in het kader van het masterplan uitbreiding Ewijk onderzocht (nr. 9T5053.01, d.d. 24 november 2008) wat de doorwerking was van deze inrichting op de nieuwe ontwikkelingen. Aangezien in het kader van deze beheersverordening vrijwel alleen de bestaande situatie (slechts geringe uitbreidingsmogelijkheden) wordt vastgelegd en in de situatie bij InterCheM niets wijzigt, kan aangesloten worden bij de resultaten uit dit onderzoek. Bij de berekeningen worden de bewonersaantallen, de stofgegevens, weertypen, maar ook de kans op een incident betrokken. Uit de berekeningen blijkt dat de risico's niet significant toenemen.Het bedrijf heeft conform de risicokaart een 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Deze risicocontour is echter buiten het plangebied gelegen. Het invloedsgebied kent een overlap met het plangebied. In dit deel zijn geen nieuwe ontwikkkelingen voorzien. Verder zijn er geen bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig waarvan het invloedsgebied tot in het plangebied reikt.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 33 beheersverordening Randzone Ewijk

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg Ten westen van het plangebied ligt de A50 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Deze weg is opgenomen in Bijlage 2 van de genoemde Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt nabij het wegvak tussen knooppunt Valburg en knooppunt Ewijk. Conform de Circulaire heeft de weg een veiligheidszone, plasbrandaandachtsgebied (PAG) en een onderzoekszone. De veiligheidszone wordt vanuit de as van de weg gemeten en bedraagt 18 m ten gevolge van de autosnelweg A50 en 11 meter ten gevolge van de A73. Het plasbrandaandachtsgebied bedraagt 30 m uit de zijkant van beide wegen. In de volgende afbeelding zijn deze afstanden van het betreffende wegvak weergegen.

Uit de afbeelding blijkt dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour (veiligheidszone) niet buiten de autosnelweg komt te liggen. Het plasbrandaandachtsgebied kent een minimale overlap met het plangebied. De beide wegen kennen verder ook nog een onderzoekszone. De onderzoekszone bedraagt 200 meter uit het van de weg, de onderzoekszone kent een overlap met een deel van het plangebied. Binnen dit gebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen gepland; Bovendien is een beheersverordening conserverend van aard. Geconstateerd kan worden dat er voor dit onderdeel geen belemmeringen zijn. Aan de noordzijde van het plangebied loopt de Van Heemstraweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is. Harde cijfers over dit vervoer zijn niet beschikbaar. Transport kan bijvoorbeeld incidenteel plaatsvinden voor de bevoorrading van het LPG tankstation van Deest of Druten. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen schrijft echter voor dat bevolkingskernen gemeden dienen te worden. Transport van deze aard zal slechts sporadisch voorkomen. Van een PR of GR is dus geen sprake. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water Het plangebied is op ruim 1.050 m of meer van de Waal gelegen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavig plangebied.

34 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding In het oostelijk plangebied liggen 2 (hogedruk) aardgastransportleidingen. In onderstaand overzicht zijn de karakteristieken van beide leidingen weergegeven: Leidingtype druk diameter Inventarisatieafstand Pr 10-6/jr (A) A-507 66,2 bar 42” 490 m Nihil (B) A-505 66,2 bar 36” 430 m Nihil Relevante leidinggegevens ondergrondse aardgastransportleidingen in het plangebied De leidingen kennen met de inventarisatieafstanden een overlap met het plangebied. De 10-6 plaatsgebonden risicocontour bedraagt 0 m en ligt daarmee op het hart van beide leidingen. Aangezien in het kader van deze beheersverordening alleen de bestaande situatie (met slechts geringe uitbreidingsmogelijkheden op perceelsniveau) wordt vastgelegd en in de situatie bij de leidingen niets wijzigt, kan ook gesteld worden dat het groepsrisico niet toeneemt. Hiermee zijn deze leidingen niet van invloed op onderhavige beheersverordening. 5.4.5 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavige beheersverordening. 5.5 Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG (editie 2009). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, stank). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering door die gevoelige functie. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen een rustige woonomgeving, zoals een rustig buitengebied, en een gemengd gebied. Alle bedrijven in milieucategorie 1 en 2 zijn naar aard en omvang per definitie passend binnen een rustig buitengebied. Bedrijven uit milieucategorie 3.1 en hoger worden specifiek bestemd. In onderstaande lijst worden alle bedrijven/ voorzieningen uit milieucategorie 3.1 of hoger specifiek benoemd: Functie Adres SBI-code Milieucategorie Autobedrijf / -spuitinrichting Klaphekstraat 25a 45204.C 3.1 Fokken en houden van overige Klaphekstraat 27 3.1 graasdieren Fokken en houden van rundvee Koningstraat 2 0141, 0142 3.2 Aannemingsbedrijf Koningstraat 24 162.1 3.2 Fokken en houden van rundvee Koningstraat 26 0141, 0142 3.2 Fokken en houden van varkens Koningstraat 28 146 4.1 Fokken en houden van rundvee Koningstraat 37 0141, 0142 3.2 Fokken en houden van rundvee Koningstraat 39 0141, 0142 3.2

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 35 beheersverordening Randzone Ewijk

Binnen een rustig buitengebied kan gesteld worden dat over het algemeen de aanwezige bestaande woningen maatgevend zijn voor de mogelijkheden van bedrijven vanuit milieuoogpunt. De aanwezige bedrijven vormen geen belemmering voor onderhavige beheersverordening. Er zijn ook in de directe omgeving (buiten het plangebied) geen (bedrijfs-) activiteiten aanwezig die in conflict komen met de woonfunctie. De aanwezige gevoelige functies in het plangebied zijn dus niet gelegen binnen een milieucirkel van een bedrijf. Evenmin zijn er in de omgeving functies gelegen die beperkingen ondervinden van voorliggende beheersverordening. 5.5.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect milieuzonering geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavige beheersverordening. 5.6 MER-beoordeling

Ingevolge het gestelde in het Besluit mer moet een beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is (toepassing van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer), plaatsvinden indien de activiteit betrekking heeft op de bouw van 2000 woningen (drempelwaarde). In aanvulling op deze drempelwaarde is de beoordeling of een milieueffectrapport noodzakelijk is eveneens noodzakelijk indien niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De vraag of een activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, wordt beoordeeld aan de hand van de selectiecriteria zoals die zijn opgenomen in bijlage 3 van de EEG Richtlijn milieu-effectbeoordeling. Onderhavige beheersverordening betreft het vastleggen van de (planologisch) bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen worden derhalve niet mogelijk gemaakt. Geconcludeerd wordt dat er geen noodzaak is om toepassing te geven aan de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer. 5.7 Waterhuishouding

In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen. Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. 5.7.1 Ligging

Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Waal, op enige afstand van de Waaldijk. 5.7.2 Randvoorwaarden

5.7.2.1 Waterschap Rivierenland De algemene randvoorwaarden van het waterschap zijn van toepassing. Er is beleid ontwikkeld om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. Daarvoor is het van belang dat er voldoende waterberging wordt gecreëerd bij ruimtelijke plannen. De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging. Voor plannen met een toename van verhard oppervlak tot 5 ha kan de vuistregel van 436 m³ waterberging per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn. In het onderhavige plan vindt geen toename van het verhard oppervlak plaats.

36 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

5.7.2.2 Gemeente Beuningen Waterplan In het Waterplan Beuningen wordt het gemeentelijk waterbeleid verwoord. In het waterplan worden de ambities op het gebied van water in Beuningen onderverdeeld in 5 categorieën. 1. Afkoppelen: het afkoppelen van 25 % van het verhard oppervlak van het gemengd stelsel in 2010; 100 % afkoppelen bij uitbreidingsplannen. 2. Waterkwaliteit: verbeteren van de oppervlaktekwaliteit in Beuningen conform de functie toekenning van het oppervlaktewater. 3. Het toekennen van functies aan het oppervlaktewater: Hierdoor zijn functietypen gedefinieerd die bestaan uit een onderling samenhangend geheel van doelstellingen met betrekking tot waterkwaliteit, waterkwantiteit, natuurwaarden, inrichting en onderhoud. Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende functietypen:  natuurlijk water  belevingswater  kijkwater Het beheer en onderhoud wordt hierop aangepast. 4. Veiligheid: Bij de aanleg en inrichting van waterlopen wordt bewust rekening gehouden met de kindveiligheid van het water. Dit betekent dat flauwe en/of plasdras zones aangelegd moeten worden om verdrinking te voorkomen. 5. Waterbeleving: Water meer zichtbaar maken en elementen toevoegen, zodat het water meer beleefd wordt. Gemeentelijk rioleringsplan 2013 - 2017 De gemeenteraad stelt het Gemeentelijk RioleringsPlan 2013 - 2017 (GRP) in november 2012 vast. Hierin is het beleid voor de zorgplicht voor het afvalwater, het afvloeiend hemelwater en het grondwater vastgelegd. Samengevat hieruit het volgende: Wateroverlast De gemeente streeft ernaar wateroverlast te voorkomen, maar kan dit niet uitsluiten. Dit houdt in dat de gemeente er voor kiest op basis van theoretische benadering, middels rioolberekeningen, water op straat te accepteren voor een minimale periode (de norm is gesteld op 1 keer per 2 jaar). Indien in de praktijk schade ontstaat aan eigendommen, wordt door de gemeente onderzocht of adequate maatregelen te treffen zijn. Klimaatverandering De gemeente maakt per typegebied verschillende acceptatieniveaus. Het betekent een verbreding ten opzichte van de traditionele aanpak: niet alleen het ondergrondse afvoersysteem beschouwen, maar ook het bovengrondse. De gemeente laat dit een rol spelen bij inrichting van de openbare ruimte. Van een perceelseigenaar wordt heden ten dage meer verwacht. Het nieuwe uitgangspunt is dat de perceelseigenaar zelf het regenwater moet verwerken. Hierdoor komt er minder regenwater in het riool terecht, hetgeen ten goede komt aan de werking van de zuiveringsinstallatie. Als verwerking op eigen terrein in redelijkheid niet mogelijk is, dan kan het overtollige regenwater afgevoerd worden naar het openbare terrein, al waar het afvoeren de verantwoordelijkheid van de gemeente is.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 37 beheersverordening Randzone Ewijk

5.7.3 Huidige situatie

Oppervlaktewater In het plangebied komen verschillende A-watergangen voor. Hieronder een overzicht van de A- watergangen (donkerblauwe arcering):

Daarnaast ligt er aan de zuidwestzijde van het plangebied een grote plas, de Plas van Melssen. Hemelwater Het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt (daken en verharding) wordt afgevoerd via het gemengde stelsel, tenzij de verharding is afgekoppeld. Het overige hemelwater infiltreert vrij in de bodem. Nieuwe ontwikkelingen Onderhavige beheersverordening heeft een beheerskarakter, (grootschalige) ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. De ruimtelijke mogelijkheden beperken zich overwegend tot de realisatie en/ of uitbreiding van bestaande hoofdmassa's en bijgebouwen. Het bestaande verharde oppervlak is in de gemeente significant toegenomen. Daardoor zijn er maatregelen nodig om het regenwater af te voeren. Hiervoor wordt de blauwe ader geïntroduceerd in het GRP 2013 - 2017. Bij voorkeur wordt op eigen terrein wel voorzien in een gescheiden rioolstelsel, zodat voorgesorteerd kan worden op toekomstige aanpassingen naar een duurzaam systeem. Watertoets Onderhavig beheersverordening heeft een conserverend karakter. Afgezien van enkele kleinschalige ontwikkelingen (bestaande planologische situatie) en (woning)uitbreidingen, zijn geen nieuwbouwmogelijkheden opgenomen. De beheersverordening heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. Deze waterparagraaf zal in het kader van het vooroverleg worden voorgelegd aan het waterschap. De reactie van het waterschap zal vervolgens worden verwerkt.

38 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

5.7.4 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavige beheersverordening. 5.8 Ecologie

5.8.1 Algemeen

De uiterwaard gelegen tussen de Dijk en de Waal is aangewezen als Natura-2000 gebied 'Uiterwaarden Waal' in ontwerp op basis van de Vogelrichtlijn. Deze strook grond maakt deel uit van een omvangrijkere speciale beschermingszone die grote delen omvat van het winterbed van de Waal binnen de provincie Gelderland, meer in het bijzonder gaat het om (delen van) de uiterwaardgebieden van de gemeenten Maasdriel, Neerijnen, Tiel, Echteld, Dodewaard, Valburg, Elst, West Maas en Waal, Druten, Beuningen en Nijmegen. In totaal betreft het 4.600 ha. Het gebied is gekwalificeerd vanwege de Kleine Zwaan, Grauwe gans, Kolgans, Smient en Kwartelkoning. Deze vogelsoorten stellen een variëteit aan gebiedseisen, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan kleinschalige landschappen met (open) water, rietvegetaties, (drassige) weidegronden en akkers. Het plangebied is op ruime afstand gelegen van dit natuurgebied. Onderhavige beheersverordening is een conserverend plan en voorziet niet in activiteiten waarvan redelijkerwijs de verwachting is dat die leiden tot significante effecten buiten en binnen het plangebied. 5.8.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavige beheersverordening. 5.9 Cultuurhistorie & archeologie

5.9.1 Cultuurhistorie

De gemeente heeft een zogenaamde cultuurhistorische kenmerkenkaart opgesteld (RAAP-rapport 1603, kaartbijlage 3). De noordzijde van de randzone behoort tot de gebiedscategorie "oud cultuurland (Vroege Middeleeuwen)". De zuidzijde van de kernrandzone behoort tot de gebiedscategorie "jong cultuurland, de velden (Volle Middeleeuwen)". Aan de zuidzijde lopen ook meerdere zones met de aanduiding "restgeul". Voorts zijn (voormalige) wegen of paden, boerengroen, veedriften e.d. weergegeven. Opvallend is dat deze elementen nog herkenbaar zijn in de huidige opbouw van de dorpskern en het omliggende landschap.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 39 beheersverordening Randzone Ewijk

In het plangebied komen geen rijksmonumenten voor. De volgende gemeentelijke monumenten komen in het plangebied voor: Straat Huisnr. Soort gebouw Dam 8 Boerderij Hoogstraat 13 Boerderij Koningstraat 29 Bakhuis Koningstraat 39 Boerderij De gemeentelijke monumenten worden al beschermd via de gemeentelijke Erfgoedverordening. Om dubbele regelgeving te voorkomen is daarom geen regeling voor monumentale bebouwing opgenomen in deze beheersverordening. 5.9.2 Archeologie

In 1992 is op Malta een Europees Verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta (kortweg: Malta). Doel van Malta is om bij ruimtelijke plannen meer en beter rekening te houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden en deze, waar mogelijk, beter te beschermen. Het Verdrag van Valletta is in 1998 geratificeerd en inmiddels als wijziging van de Monumentenwet (1988) geïmplementeerd via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die per 1 september 2007 van kracht is geworden. Dit betekent dat er niet meer in de “geest” van de wet moet worden gewerkt maar dat bij elke schop die de grond in gaat, gekeken moet worden of er sprake is van archeologische waarden en/of verwachtingen. Bij van rijkswege beschermde archeologische terreinen is een vergunning nodig van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De gemeente Beuningen heeft een archeologische beleidsadvieskaart laten vervaardigen (RAAP Archeologisch Adviesbureau, RAAP-rapport 2170, kaartbijlage 3). Deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010. Het grondgebied van de gemeente Beuningen is op de beleidsadvieskaart ingedeeld in beleidszones. Volgens deze kaart heeft het grootste gedeelte van het plangebied de aanduiding 'Terreinen met een hoge archeologische verwachtingswaarde, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten (zones 1 en 2)' en valt binnen beleidszone 3.

40 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Daarnaast komt er 1 gebied voor met de aanduiding 'Terrein van zeer hoge archeologische waarde (rijksmonumenten)', vallend binnen beleidszone 1, ten oosten van de Plas van Melssen. Rondom dit rijksmonument, het rijksmonument ter hoogte van Keizershoeve 1 (rijksmonument zelf ligt buiten plangebied) en in het oostelijke deel van de Koningstraat liggen archeologische monumenten. Deze terreinen vallen binnen beleidszone 2. De grijze gebieden (beleidszone 5) zijn reeds verstoorde gronden of eerder onderzocht en vrijgegeven. Tenslotte loopt er nog een groene baan van oost naar west door het plangebied. Dit zijn 'Terreinen met een middelhoge of lage archeologische verwachtingswaarde' (beleidszone 4).

Onderhavige beheersverordening heeft een beheerfunctie. Binnen het plangebied is alleen sprake van verbouwplannen en eventueel kleine uitbreidingen, danwel de realisatie van woningen op basis van de geldende bestemmingsplannen (zoals reeds is opgemerkt is het plangebied aangemerkt als bestaand). In onderstaande tabel zijn de te nemen acties per beleidszone weergegeven:

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 41 beheersverordening Randzone Ewijk

Uiteraard bestaat de mogelijkheid dat bij de uitvoering van de (ver)bouwplannen toch nog archeologische vondsten worden gedaan. In dat geval geldt de verplichting conform de Monumentenwet om dit te melden bij het bevoegd gezag (de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed namens de minister). Vervolgens zal dan worden onderzocht of er archeologische waarden in het geding zijn en, indien nodig, op welke wijze de waarden zo veel mogelijk gespaard kunnen worden. 5.9.3 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavige beheersverordening. Om de archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan te borgen worden hiervoor dubbelbestemmingen opgenomen in de voorschriften en op de verbeelding. 5.10 Leidingen

Langs de van Heemstraweg is een rioolpersleiding gelegen van het waterschap die is bestemd als 'Leiding - Riool'. In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen andere hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, brandstof gelegen, die in het kader van de beheersverordening op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen. Aan de oostzijde van het plangebied is sprake van een tweetal hogedruk gasleidingen, zie 5.4.4. Gezien het beheersmatige karakter van dit plan, zijn deze echter niet van invloed op de vaststelling.

42 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak. 6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier een beheersverordening, waarin geen rechtstreekse ontwikkelingen zijn voorzien. De uitvoering van het plan blijft, behoudens personele kosten, budgetneutraal. Voor zover civieltechnische activiteiten noodzakelijk zijn, zullen deze worden opgenomen in de algemene prioriteitenstelling in het kader van het onderhoudsbudget. 6.2 Overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In het kader van het vooroverleg is het plan onder andere besproken worden met de volgende partijen:  Provincie Gelderland;  Waterschap Rivierenland. Uit het vooroverleg zijn geen aanpassingen van de beheersverordening noodzakelijk gebleken. 6.3 Inspraak

De beheersverordening wordt op grond van de gemeentelijke inspraakverordening gedurende twee weken voor een ieder ter inzage gelegd. De ingediende inspraakreactie(s) is/zijn van een gemeentelijke reactie voorzien. Deze heeft/hebben niet geleid tot aanpassing van het plan. Na de inspraakperiode wordt de beheersverordening al dan niet gewijzigd vastgesteld. Aangezien er geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, kent een beheersverordening geen mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen of het instellen van beroep. 6.4 Handhaving

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling daarvan in een ruimtelijk plan heeft weinig waarde, als na de vaststelling van het ruimtelijke plan geen toezicht en, indien nodig, handhaving plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om reeds ten tijde van het opstellen van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Voor een goed handhavingsbeleid zijn 4 factoren van wezenlijk belang: a. Voldoende kenbaarheid van het plan. Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het ruimtelijk plan bij degenen die het moeten naleven. De wet bevat enkele waarborgen ten aanzien van de te volgen procedure: deze heeft in de planprocedure een aantal inspraakmomenten ingebouwd. b. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plangebied. Uiteraard kan niet iedereen zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het ruimtelijke plan is echter wel wenselijk.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 43 beheersverordening Randzone Ewijk c. Realistische en inzichtelijke regeling. Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn; dat wil zeggen niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De voorschriften moeten derhalve niet meer regelen dan noodzakelijk is. d. Actief handhavingsbeleid. Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het plangebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de voorschriften worden overtreden. Indien dit wordt nagelaten, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. De gemeente voert een actief handhavingsbeleid. De toezichthouders van het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving (afdeling ruimtelijke ordening) voeren het toezicht uit op de naleving van de Wabo en de Woningwet. Daartoe is de gemeente verdeeld in 21 rayons die periodiek worden bezocht, met als hoofddoel de controle van de naleving van de planregels, de verleende vergunningen en het opsporen van illegale bouw. Ook wordt door de gemeentelijke afdeling Openbare ruimte mogelijk illegale bouw en gebruik in kaart gebracht en gemeld aan het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Tevens is een nota integraal handhavingsbeleid opgesteld. De gemeenteraad heeft op 13 juli 2010 de nota vastgesteld. In de nota staat beschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de toezicht- en handhavingstaken.

44 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 45 beheersverordening Randzone Ewijk

Regels

46 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 beheersverordening de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BVrandzoneEwijk-vadf met de bijbehorende regels en bijlagen. 1.2 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.3 aanduidingsgrens grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.4 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en productiegerichte paardenhouderijen; 1.5 ambachtelijk bedrijf een bedrijfsuitoefening waarbij het werk geheel of grotendeels met de hand wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld timmerwerk, meubelmaken, schoenmaken, pottenbakken, zilversmeden e.d.) en veelal van beperkte omvang met eventueel als nevenactiviteit ondergeschikte detailhandel in ter plaatse be- en verwerkte goederen; 1.6 archeologische waarden waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde; 1.7 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.8 bed & breakfast een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, met een absoluut maximum van zeven overnachtingen, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid; 1.9 bedrijfswoning een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor (het gezin van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is; 1.10 bestaand  t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;  t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden; 1.11 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 1.12 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.13 bevoegd gezag bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 47 beheersverordening Randzone Ewijk

1.14 bijgebouw een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie of geringere afmetingen visueel onderscheid; 1.15 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 1.16 boerderij (gebouw) een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen; 1.17 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.18 bouwgrens de grens van een bouwvlak; 1.19 bouwlaag een begane grond of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend; 1.20 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.21 bouwperceelsgrens de grens van een bouwperceel; 1.22 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.23 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.24 bouwwijze de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij: a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen; b. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd; c. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen; d. onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; 1.25 coffeeshop een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;

48 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

1.26 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.27 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen; 1.28 extensief recreatief medegebruik die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie; 1.29 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.30 geluidzoneringsplichtige inrichtingen bedrijven die op grond van de Wet geluidhinder zijn aangewezen als categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken; 1.31 grondgebonden agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en productiegerichte paardenhouderijen worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf; 1.32 hoofdgebouw gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; 1.33 hooischelf: bijgebouw of schuilstal bestaande uit twee delen, te weten een overdekte en geheel door wanden omsloten onderbouw met daarop een losse, langs een aantal geleiders, in hoogte beweegbare kap. De ruimte tussen de onderbouw en de beweegbare kap mag niet worden dichtgebouwd en dient enkel ten behoeve van de opslag van stro, hooi en vergelijkbare producten;

1.34 horeca een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; 1.35 illustratie: de pdf die als bijlage bij de regels van de beheersverordening is opgenomen met het nummer NL.IMRO.0209.BehrsvRandzonEwijk-ilow;

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 49 beheersverordening Randzone Ewijk

1.36 inpandige statische opslag het in een gebouw bergen van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor detailhandel ter plaatse van de opslag; 1.37 intensieve veehouderij een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee ten behoeve van de voedselvoorziening de hoofdzaak is; 1.38 kampeermiddel tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.39 kampeerterrein terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf; 1.40 landschappelijke waarde de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur; 1.41 landschapstuin gronden, gelegen binnen een agrarische bestemming, en ingericht als tuin behorende bij een direct aangrenzende (bedrijfs)woning, met dien verstande dat op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen ten behoeve van de tuininrichting en erfafscheiding zijn toegestaan; 1.42 maatschappelijke voorziening voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, religie, onderwijs, (kinder)dagopvang, naschoolse opvang en opvoeding; 1.43 mantelzorg het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak; 1.44 minicamping een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf; 1.45 natuurwaarde de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang; 1.46 nevenactiviteit activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel; 1.47 niet-agrarische nevenactiviteit activiteiten, niet vallende onder de activiteiten als opgenomen onder het begrip agrarische bedrijf, die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel; 1.48 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet- grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen en overige intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenfokkerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

50 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

1.49 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse; 1.50 ondersteunende horeca een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren; 1.51 paardenhouderij een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette productiegerichte houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan; 1.52 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan; 1.53 risicovolle inrichting een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 1.54 schuilstal gebouw ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan hobbymatig gehouden dieren welke noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 51 beheersverordening Randzone Ewijk

1.55 seksinrichting een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaats heeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen; 1.56 teeltondersteunende kassen teeltondersteunende voorziening, in de vorm van (tunnel)kassen waarin (half)producten worden opgekweekt/geteeld en deel uitmakend van een vollegrondstuinbouwbedrijf en/of boomkwekerij; 1.57 teeltondersteunende voorzieningen voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven: a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade; b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water); d. het voorkomen van schade door vorst, regen en hagel; 1.58 tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering; 1.59 voorgevel de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel; 1.60 waterhuishoudkundige doeleinden doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.; 1.61 woning een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

52 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 bebouwingspercentage een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage; 2.2 de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.3 de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.4 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.6 de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein. 2.7 peil de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 53 beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf; b. nevenactiviteiten; c. na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 en/of 3.5.2: recreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast danwel kamperen; d. landschappelijke waarden; e. waterhuishoudkundige doeleinden; f. extensief recreatief medegebruik; g. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages; h. landschapstuinen; i. tuinen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", alsmede voortuinen tussen de aanduiding "bouwvlak" en de weg; j. de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonne-energie alsmede warmte-koude opslag; een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden. 3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1: a Agrarisch bouwvlak Voor agrarische bouwvlakken geldt het volgende: 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijven toegestaan; 2. Binnen het bouwvlak is uitsluitend de bestaande agrarische bedrijfsvorm toegestaan. Uitsluitend omschakeling naar een agrarisch bedrijf gericht op de teelt van gewassen is toegestaan. b Nevenactiviteiten Voor nevenactiviteiten gelden de volgende bepalingen: 1. maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte van het agrarische bedrijf tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen, mag worden gebruikt voor een niet-agrarische nevenactiviteit; 2. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten in ondergeschikte vorm. Hiervoor geldt de volgende voorwaarde: a. maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend; 3. buitenopslag en stalling zijn niet toegestaan. c Landschappelijke waarden De landschappelijke waarden worden gevormd door het open en grootschalige karakter van het gebied, de regelmatige verkavelingspatronen en met name het contrast met de hoger gelegen, besloten rivierduinen. d Extensief recreatief medebruik De gronden gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering, bruggetjes e.d. e Landschapstuin De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen, voor zover de gronden grenzen aan een bestemmingsvlak van de bestemming Wonen of een bouwvlak binnen de bestemming Agrarisch worden gebruikt ten behoeve van een landschapstuin.

54 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming. 3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht: a. agrarische bedrijfsgebouwen; b. teeltondersteunende voorzieningen; c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bedrijf; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf. 3.2.3 Bouwen van kassen Voor het bouwen van kassen geldt het volgende: a. de bebouwde oppervlakte van teeltondersteunende kassen - als nevenactiviteit op bouwvlakken zonder aanduiding "glastuinbouw" -, mag niet meer bedragen dan 200 m², indien de bestaande oppervlakte aan teeltondersteunende kassen reeds groter is dan 200 m2 mag de bestaande oppervlakte aan teeltondersteunende kassen worden gehandhaafd. 3.2.4 Maatvoering bebouwing binnen bouwvlak De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

BEDRIJFSGEBOUWEN PER BOUWVLAK MAX. GOOTHOOGTE 6m BOUWHOOGTE 12 m

BEDRIJFSWONING MAX. GOOTHOOGTE 6 m BOUWHOOGTE 10 m INHOUD maximaal 1000 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 55 beheersverordening Randzone Ewijk

VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING MAX. GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING 120 m2 GOOTHOOGTE 3m BOUWHOOGTE 6m HOOGTE ONDERBOUW VAN EEN HOOISCHELF 2,5 m GOOTHOOGTE VAN EEN HOOISCHELF 6 m

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE MAX. HOOGTE MESTBASSINS 8,5 m HOOGTE SILO'S OF WATERBASSINS 15 m HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN 2 m HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE 6 m 3.2.5 Herbouw Aanvullend gelden voor herbouw van een boerderij(gebouw) de volgende voorwaarden: a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van het boerderij(gebouw); b. de voorgevel van het te herbouwen boerderij(gebouw) wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning; c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van het te herbouwen boerderij(gebouw) wijkt niet af van de bouwwijze van het oorspronkelijke boerderij(gebouw). 3.2.6 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak Voor het oprichten van bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende: a. uitsluitend mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan; b. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels, bruggetjes e.d. met een maximale hoogte van 2 m; c. in afwijking van het gestelde onder a, mogen ten behoeve van een landschapstuin als bedoeld in 3.1.2 onder c, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen en bruggetjes, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m; d. paardenbakken buiten het bouwvlak, zijn niet toegestaan; e. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte die niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede permanente constructiepalen ten behoeve van de (tijdelijke teeltondersteunende) hagelnetten met een hoogte van maximaal 6 m; f. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan. 3.2.7 Ondergrondse gebouwen Ondergrondse gebouwen zijn toegestaan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

56 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Omgevingsvergunning teeltondersteunende kassen Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde het oprichten van teeltondersteunende kassen, met een oppervlakte van meer dan 200 m2, bij agrarische bedrijven niet zijnde glastuinbouwbedrijven, toe te kunnen staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. het toestaan van teeltondersteunende kassen mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de karakteristiek van onderhavige gronden, zoals omschreven in 3.1; b. de kassen kunnen uitsluitend worden toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak"; c. de kassen dienen teeltondersteunend te zijn; dat betekent dat de kassen worden opgericht ten dienste van een vollegrond tuinbouwbedrijf; d. de kassen mogen niet hoger zijn dan 8 m en de bebouwde oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 1500 m². 3.3.2 Omgevingsvergunning hogere goothoogte koelcellen Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde een hogere goothoogte voor koelcellen ten behoeve van fruitteeltbedrijven toe te kunnen staan, mits: a. de goothoogte niet hoger wordt dan 8 m; b. de hogere goothoogte noodzakelijk is ten behoeve van een doelmatige bedrijfsvoering; c. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt. 3.3.3 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 onder d teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen deze bestemming of de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten het bouwvlak, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen het bouwvlak of binnen het bestemmingsvlak Wonen; b. de paardenbak wordt aansluitend aan het bouwvlak of het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd; c. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd en/of ingepast dat deze geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden vormt; d. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan; e. in afwijking van het bepaalde onder d is een molen toegestaan; f. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2; g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 57 beheersverordening Randzone Ewijk

3.3.4 Omgevingsvergunning schuilstal Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.6 teneinde buiten het bouwvlak de oprichting van een schuilstal mogelijk te maken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²; b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; c. bij een schuilstal in de vorm van een hooischelf mag de hoogte van de onderbouw niet meer bedragen dan 2,5 m en de nokhoogte niet meer dan 6 m; d. de schuilstal wordt landschappelijk ingepast. 3.3.5 Omgevingsvergunning herbouw Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5, teneinde verplaatsing of herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande bebouwingscontour of fundamenten toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen: a. er dient op enig punt aansluiting plaats te vinden op de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen bedrijfswoning in ieder geval dient aan te sluiten op de voormalige situering; b. in afwijking van het bepaalde onder a. is het toegestaan de bedrijfswoning volledig buiten de bestaande fundamenten of bebouwingscontour te situeren, indien dit vanuit oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is; c. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedebouwkundig en milieukundig aanvaardbaar; d. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast; e. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad. 3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor: a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens: 1. voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; of 2. voor zover het bepaalde in 3.1.2 onder b van toepassing is en het plaatsvindt binnen het bouwvlak; b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij: 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf; of 2. voor zover het bepaalde in 3.1.2 onder b van toepassing is; c. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder b; d. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten; e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte; f. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen; g. het bewonen van bedrijfsruimte; h. de huisvesting van tijdelijke werknemers; i. het inpandig bedrijfsmatig houden van dieren, anders dan op de begane grondlaag van agrarische bedrijfsgebouwen; j. een seksinrichting; k. intensieve veehouderij.

58 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Omgevingsvergunning minicampings Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 3.1.1 onder c, ten behoeve van het toestaan van minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen op of direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, tot maximaal 100 m uit het (agarisch) bouwvlak gerekend vanaf de achtergrens van het bouwvlak; b. de minicamping dient gesitueerd te zijn op een afstand van minimaal 100 m van (het bestemmingsvlak van) de woning van derden; c. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans); d. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan; e. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2, en een maximale hoogte van 6 m; de voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing; f. het inrichten van een recreatieruimte/kantine is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2; g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. De initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren landschapsplan en realisatie overeenkomst te overleggen; h. de voorziening is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte; l. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; m. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden. 3.5.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning velenen als bedoeld in 3.1.1 onder c, teneinde een bed & breakfastvoorziening voor maximaal 8 personen in maximaal 4 kamers toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. deze nevenactiviteit is enkel in de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken toegestaan; b. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard; c. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²; d. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan; e. er wordt een nachtregister bijgehouden; f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven; g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte; i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast; j. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 59 beheersverordening Randzone Ewijk

3.5.3 Omgevingsvergunning mantelzorg Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder e en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie; b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken; met dien verstande dat de maximale oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 120 m² mag bedragen; d. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorende bouwwerken, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw/bedrijfsgebouw meer geschikt is; e. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben; f. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit; g. zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan; h. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben; i. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden. 3.5.4 Omgevingsvergunning tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder h ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de huisvesting vindt plaats in een bestaand bedrijfsgebouw of een gedeelte daarvan; b. de tijdelijke huisvesting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf; c. de huisvesting betreft uitsluitend medewerkers, die alleen binnen het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten; d. er mogen maximaal 20 medewerkers tegelijk worden gehuisvest op één bedrijf; e. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden binnen de periode van 1 maart tot en met 30 november; f. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; g. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden; h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

60 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

3.5.5 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 onder b teneinde een grotere vloeroppervlakte ten behoeve van inpandige statische opslag toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats; b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen; c. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan; d. de milieubelasting mag niet toenemen; e. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; f. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving; h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; j. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden. 3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6.1 Omgevingsvergunningplicht Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.6.4. opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren. 3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden: a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak"; b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend; c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer. 3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 61 beheersverordening Randzone Ewijk

3.6.4 Schema omgevingsvergunningen Omgevingsvergunningplichtige criteria voor verlening van de werken/werkzaamheden omgevingsvergunning het aanbrengen van oppervlakteverhardingen het aanbrengen van verhardingen dient groter dan 200 m2, anders dan ten behoeve van noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische recreatieve paden; bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de landschappelijke waarden; het beplanten van gronden met houtgewas over de landschappelijke waarden en met name de een lengte van meer dan 20 m; openheid, mogen niet onevenredig worden aangetast het verwijderen van houtopstanden; deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer; de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering aanleggen van boomgaarden, behoudens de de aanleg van boomgaarden doet binnen een vervanging van bestaande boomgaarden. afstand van 50 m rondom de boomgaard geen onevenredige afbreuk aan het woon- en leefklimaat.

62 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven uit categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Lijst van bedrijven, met dien verstande dat: 1. ter plaatse van de onderstaande aanduidingen tevens de onderstaande bedrijven toe zijn gestaan;  'specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting', een autospuitinrichting;  'specifieke vorm van bedrijf - timmer- en aannemersbedrijf', een timmer- en aannemersbedrijf;  'specifieke vorm van bedrijf - slachterij', een slachterij; b. detailhandel, met inachtneming van het bepaalde in 4.3.1; c. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 4.2 Bouwregels

4.2.1 Situering van bouwwerken Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende: a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan. 4.2.2 Maatvoering van gebouwen Voor gebouwen gelden de volgende regels: a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)'; b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer bedragen dan aangegeven. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedragen en achter (het verlengde van) de voorgevel maximaal 2 m bedragen; b. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m; c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m. 4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor: a. detailhandel, behoudens: 1. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten; b. buitenopslag, indien dit per specifiek bedrijf is aangegeven op de als Bijlage 3 bij deze regels horende 'bedrijventabel met buitenopslag'. c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen; d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen; e. risicovolle inrichtingen.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 63 beheersverordening Randzone Ewijk

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1 Omgevingsvergunning Staat van Bedrijfsactiviteiten Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 onder a, voor het toestaan van bedrijven die niet zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde Lijst van bedrijven en bedrijven die zijn opgenomen in een categorie hoger dan de ingevolge 4.1 onder a, toegelaten categorieën, mits deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan; b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats; c. risicovolle inrichtingen en nieuwe activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de betreffende bijlage zijn niet toegestaan; d. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.

64 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 5 Groen - Landelijk groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landelijk groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. grasvelden; b. weilanden met voorzieningen zoals paardenbakken; c. groenvoorzieningen; d. tuinen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 5.2 Bouwregels

5.2.1 Situering van bouwwerken Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende: a. gebouwen zijn niet toegestaan. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan. 5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m. 5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor: a. buitenopslag.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 65 beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. ondersteunende horeca; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 6.2 Bouwregels

6.2.1 Situering van bouwwerken Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende: a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan. 6.2.2 Maatvoering van gebouwen Voor gebouwen gelden de volgende regels: a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)'. 6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m bedragen en achter (het verlengde van) de voorgevel maximaal 2 m bedragen; b. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m; c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m. 6.3 Specifieke gebruiksregels

6.3.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor: a. buitenopslag.

66 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. fiets- en voetpaden; b. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; c. kademuren; d. keerwanden; e. kunstwerken; f. oeververbindingen (bruggen); g. parkeervoorzieningen; h. verblijfsgebied; i. verkeersvoorzieningen; j. waterlopen; k. wegen, straten en paden; l. wegverkeer; m. hondenuitlaatplaatsen; n. geluidwerende voorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 7.2 Bouwregels

7.2.1 Situering van bouwwerken Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende: a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan. 7.2.2 Maatvoering van gebouwen Voor gebouwen gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3,5 m bedragen; 7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 9 m bedragen; b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m. 7.3 Specifieke gebruiksregels

7.3.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor: a. buitenopslag.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 67 beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. oeververbindingen (bruggen); b. in- en uitritten; c. oever; d. sluis; e. aanlegsteiger; f. stuw; g. vaarweg; h. vijver; i. water; j. waterberging; k. waterkering; l. waterstaat; m. waterhuishouding; n. waterlopen en waterpartijen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 8.2 Bouwregels

8.2.1 Situering van bouwwerken Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende: a. gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan, met dien verstande dat voor aanlegsteigers geldt dat aansluitend aan elk bouwperceel maximaal één aanlegsteiger mag worden gesitueerd. 8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van stuwen, sluizen en bruggen mag niet meer bedragen dan 4 m; b. de bouwhoogte van aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 1 m, de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m² en de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m gemeten vanuit de bestemmingsgrens; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m. 8.3 Specifieke gebruiksregels

8.3.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor: a. buitenopslag.

68 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.1.1 Algemeen De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen, al dan niet in combinatie met bedrijvigheid als bedoeld in 9.1.2 onder a; b. na een omgevingsvergunning ex 9.5.2: een bed & breakfast; c. de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonnenergie alsmede warmte-koude opslag; d. dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening'; e. een paardenhouderij met een bijbehorende paardenbak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij'; een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 9.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving. 9.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 9.1.1: a Toegestane bedrijvigheid In combinatie met wonen is uitsluitend bedrijvigheid toegestaan in de categorieen 1, 2 en 3.1 van Staat van bedrijfsactiviteiten (Wonen), mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. het (mede) ten behoeve van een bedrijfsactiviteit in gebruik te nemen vloeroppervlak van de woning en / of de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m²; 2. degene die de bedrijfsactiviteit in de woning en / of de bijgebouwen uitoefent dient tevens de bewoner van de woning te zijn; 3. buitenopslag en stalling is niet toegestaan; 4. detailhandel en / of groothandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de bedrijfsactiviteit en handelsactiviteiten via het internet; 5. horeca is niet toegestaan; 6. autogerelateerde bedrijven zijn niet toegestaan; b Aantal woningen Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan. 9.2 Bouwregels

9.2.1 Toegestane bebouwing Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met vrijstaande bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 69 beheersverordening Randzone Ewijk

9.2.2 Maatvoering Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

DE WONING MAX. GOOTHOOGTE 6 m BOUWHOOGTE 10 m INHOUD 1.000 m³ (inclusief aangebouwde bijgebouwen), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.

VRIJSTAANDE BIJGEBOUWEN BIJ WONING MAX. GEZAMENLIJKE OPPERVLAKTE PER WONING 120 m2, indien de bestaande oppervlakte groter is dan 120 m², geldt de bestaande oppervlakte als maximum. GOOTHOOGTE 3 m BOUWHOOGTE 6 m HOOGTE ONDERBOUW VAN EEN 2,5 m HOOISCHELF GOOTHOOGTE VAN EEN HOOISCHELF 6 m

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE MAX. HOOGTE ERFAFSCHEIDINGEN 2 m HOOGTE VAN CARPORTS C.Q. 3 m OVERKAPPINGEN OPPERVLAKTE VAN EEN CARPORTS C.Q. 20 m2 OVERKAPPING HOOGTE OVERIGE BOUWWERKEN, GEEN 6 m GEBOUWEN ZIJNDE DE OPPERVLAKTE VAN PAARDENBAKKEN 800 m2 tezamen met het deel dat eventueel binnen de agrarische bestemming is gesitueerd 9.2.3 Herbouw Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden: a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van de woning; b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning; c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).

70 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

9.2.4 Ondergrondse gebouwen Ondergrondse gebouwen zijn toegestaan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de gebouwen; b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds. 9.3 Afwijken van de bouwregels

9.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen te vergroten, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij geldt het volgende: a. indien niet meer dan 750 m² aan voormalige bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mag niet meer dan 60 % van de gesloopte oppervlakte worden teruggebouwd als bijgebouw; b. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan; c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; e. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving. 9.3.2 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 onder b teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar; b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning; c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast; d. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving; e. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt. 9.4 Specifieke gebruiksregels

9.4.1 Strijdig gebruik Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor: a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte; b. bedrijfsactiviteit anders dan bedoeld in 9.1.2 onder a. 9.5 Afwijken van de gebruiksregels

9.5.1 Omgevingsvergunning Staat van bedrijfsactiviteiten - lijst en categorie Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die niet zijn opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten (Wonen) zoals bedoeld in 9.1.2 onder a, danwel bedrijven in een hogere categorie dan maximaal is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: a. het bedrijf qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen is met de toegestane bedrijfsactiviteiten. Omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 71 beheersverordening Randzone Ewijk

9.5.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 9.1.1 onder b. teneinde een bed & breakfastvoorziening voor maximaal 8 personen in maximaal 4 kamers toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. deze nevenactiviteit is enkel in de (bedrijfs)woning en de daarbij behorende bijgebouwen toegestaan; b. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard; c. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²; d. permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan; e. er wordt een nachtregister bijgehouden; f. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven; g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie; h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte; i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast. 9.5.3 Omgevingsvergunning mantelzorg Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 onder a en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie; b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen; met dien verstande dat de maximale oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen niet meer dan 120 m² mag bedragen; d. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw/bedrijfsgebouw meer geschikt is; e. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben; f. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit; g. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben; h. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

72 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 10 Woongebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.4.2; c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen d. wegen en paden; e. parkeervoorzieningen; f. groenvoorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 10.2 Bouwregels

10.2.1 Situering van bouwwerken Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende: a. binnen het bestemmingsvlak zijn maximaal 3 vrijstaande woningen toegestaan; b. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in 13.4; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan; 10.2.2 Hoofdgebouwen Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven respectievelijk 6 m en 10 m; b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 1000 m³; c. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30 graden. 10.2.3 Maatvoering van bijbehorende bouwwerken Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels: a. het bebouwingspercentage van het achtererfgebied mag niet meer bedragen dan 50 %, tot een maximum van 50 m²; b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,2 m; c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m; d. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende: 1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 4 m²; 2. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m; 3. de maximale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 1 m, gerekend vanuit de gevel waaraan gebouwd wordt. 10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m; c. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m; d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer dan 9 m bedragen; e. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m; f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 73 beheersverordening Randzone Ewijk

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.3.1 Omgevingsvergunning dakhelling hoofdgebouw Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 teneinde een hoofdgebouw met een afwijkende dakhelling toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende: a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt; b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast. 10.4 Specifieke gebruiksregels

10.4.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor: a. buitenopslag; b. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis; c. detailhandel; d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken; e. aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken voor een dakterras; f. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren. 10.4.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 45 % van het bruto-vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie; d. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). 10.5 Afwijken van de gebruiksregels

10.5.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of bijbehorende bouwwerken voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. maximaal 45 % van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis; b. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn; c. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie; d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt; e. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

74 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

10.5.2 Omgevingsvergunning mantelzorg Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4.1 en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie; b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken; d. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is; e. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben; f. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit; g. zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan; h. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben; i. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 75 beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding; één en ander met de bijbehorende voorzieningen. 11.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming. 11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. 11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van (half-)verhardingen; b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem; c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; d. het verwijderen van beplanting; e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen; f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen; h. het permanent opslaan van goederen. 11.4.2 Uitzonderingen Het onder 11.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend; b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen; d. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen. 11.4.3 Verlening De in 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

76 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding, één en ander met de bijbehorende voorzieningen. 12.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan ten behoeve van deze dubbelbestemming. 12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. 12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van (half-)verhardingen; b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem; c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; d. het verwijderen van beplanting; e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen; f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen. 12.4.2 Uitzonderingen Het onder 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend; b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen. 12.4.3 Verlening De in 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 77 beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. 13.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels: a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is: 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 1 m onder het bestaande maaiveld; 3. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 3, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan. 13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.3.1 Omgevingsvergunningsplicht Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg van diepwortelende beplanting. b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; c. aanleggen van leidingen;

78 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

13.3.2 Uitzonderingen Het onder 13.3.1 opgenomen verbod geldt niet: a. In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een terzake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; b. voor werken en werkzaamheden in het kader van normale onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, kabels, riolering, leidingen en beplantingen; c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik, zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden; d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 1 m onder het bestaande maaiveld; e. voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning; f. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist. 13.3.3 Verlening a. De onder 13.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; b. Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden. 13.3.4 Voorwaarden Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. 13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde: a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 79 beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 14 Waarde - Archeologie 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting, bekende vindplaatsen, oude woongronden en historische boerderijlocaties en zonering van 50 m rondom monumenten. 14.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels: a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien één van de volgende situaties van toepassing is: 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder een bestaande ondergrondse kelder), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut; 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering; 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld; 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. c. Indien uit het onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in b onder 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor bouwen: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties; 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan. 14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.3.1 Omgevingsvergunningsplicht Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren: a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg van diepwortelende beplanting. b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; c. aanleggen van leidingen;

80 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

14.3.2 Uitzonderingen Het onder 14.3.1 opgenomen verbod geldt niet: a. In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een terzake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie; b. voor werken en werkzaamheden in het kader van normale onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, kabels, riolering, leidingen en beplantingen; c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik, zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden; d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,3 m onder het bestaande maaiveld; e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m². f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; g. voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning; h. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist. 14.3.3 Verlening a. De onder 14.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; b. Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden. 14.3.4 Voorwaarden Overeenkomstig het in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen zij voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden. 14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, teneinde: a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is; b. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 op te nemen, indien uit nader onderzoek blijkt, dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 81 beheersverordening Randzone Ewijk

Artikel 15 Waterstaat - Waterlopen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie. 15.2 Bouwregels

Op de als 'Waterstaat - Waterlopen' aangeduide gronden mogen uitsluitend worden opgericht andere bouwwerken ten behoeve van de doeleinden omschreven in 15.1, met dien verstande dat het bouwen van aanlegsteigers niet is toegestaan. 15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie en waterkering geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag, alvorens een vergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

82 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Ondergeschikte bouwdelen

17.1.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt. 17.1.2 Overschrijding bouwhoogte Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt. 17.2 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende: a. indien en voorzover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum. Artikel 18 Overige regels

18.1 Illustratie

Daar waar in de beheersverordening (hoofdstuk 2 en 3) wordt verwezen naar een bestemming (De voor [naam bestemming] aangewezen gronden zijn bestemd voor) of naar een aanduiding (ter plaatse van de aanduiding [naam aanduiding], worden de bestemmingen of aanduidingen bedoeld zoals die zijn opgenomen op de, als bijlage bij deze beheersverordening opgenomen, illustratie.

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 83 beheersverordening Randzone Ewijk

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 19.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 19.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 19.1 met maximaal 10 %. 19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 19.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 19.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 19.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 19.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening Randzone Ewijk

84 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Bijlagen bij de regels

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 85 beheersverordening Randzone Ewijk

Bijlage 1 Lijst van bedrijven

86 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) beheersverordening Randzone Ewijk

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten (Wonen)

beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld) 87 beheersverordening Randzone Ewijk

Bijlage 3 Bedrijventabel met buitenopslag

88 beheersverordening "Randzone Ewijk" (vastgesteld)