HET SCHILD VAN BEDROG

Lessen van de operationele risico’s van de Britse contra-inlichtingen tijdens de Tweede Wereldoorlog

W.J.P. van Lierop Juli 2015

Masterscriptie Geschiedenis Traject Nieuwste Geschiedenis

Scriptiebegeleider: dr. B. von Benda-Beckman Tweede Lezer: dr. S. Kruizinga

1

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ...... 2

English abstract...... 3

Inleiding...... 4

Huidige definities van het contra-inlichtingen veld ...... 11

SNOW: het begin van het double-cross systeem ...... 17

TATE: de groei van het dubbelspel...... 27

TRICYCLE: de bedreigingen van je bondgenoten...... 42

GARBO: de ‘offensieve capaciteiten’ van een dubbelspion...... 59

Conclusie...... 75

Literatuurlijst ...... 81

2

English abstract

Scholars are still working on a useable theory of counterintelligence. This is because counterintelligence is made up out of several roles and practices viewed diffently by intelligence agencies. The current theory of counter-intelligence describes a couple of different aspects of the counterintelligence work: gathering information, a defensieve role and an offensive role. To add a usefull insight into the offensive aspect, by example of the running of double agents, this study focusses on running double agents on the operational level. In a history of the operational level of one of the most succesfull double agent operations, the British double-cross system in World War Two, this study analyses the risks and dilemma’s faced by the double agents’ controllers. As chairman of the double-cross comittee, J.C. Masterman wrote a report of the double-cross system in the Second World War and this report is viewed by the counterintelligence community as a handbook for the use of double agents in counterintelligence. The report reads as a straightforward development of the double-cross system, which resulted in British intelligence controlling the whole of the German spy apparatus in Great-Britain. But this straightforwardness is decieving. The history of the operational level teaches us that the development of the double-cross system was far more ad-hoc in nature. The study concludes that describing the double-cross System as a prime example of the offensive aspect of counter-intelligence is incorrect. The double-cross system was, at every point in its development, a defensive operation focussed on protecting allied military operations

3

Inleiding

Elke grote gebeurtenis in de geschiedenis van de twintigste eeuw had zijn schaduwzijde. Deze schaduwzijde speelde in elk conflict in de twintigste eeuw een rol. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de grote natiestaten zorgden met behulp van infiltratie, spionage, en misleiding ervoor dat de intenties en plannen van hun eigen staten geheim blijven en die van de oppositie werden ontrafeld. In de Tweede Wereldoorlog speelden de inlichtingen en veiligheidsdiensten van de Britse staat een sleutelrol in het omverwerpen van Nazi-Duitsland. Een van de meest succesvolle operaties van de Britse veiligheidsdienst MI5 was het double- cross systeem. Het double-cross systeem is een tijdens de Tweede Wereldoorlog opgezette operatie die Duitse spionnen die naar de Britse eilanden werden gezonden, moest onderscheppen en neutraliseren. Veel van deze spionnen werden uiteindelijk ‘gekeerd’ waardoor ze voor de Britse dienst gingen werken. Onder het toeziende oog van een aantal case-officers werden deze dubbelagenten in staat gesteld om de Duitsers fictieve en foute informatie te verschaffen om zo de meeste militaire operaties van de geallieerden te laten beschermen door een “”.1 De Duitse militaire inlichtingendienst, de , werd in 1920 opgericht als onderdeel van het Duitse ministerie van defensie. De dienst was primair gericht op contra-inlichtingen, het tegengaan van militaire spionage in Duitsland. Tot Hitler in 1935 aan de macht kwam in Duitsland was de Abwehr een relatief kleine organisatie en had, zeker op het gebied van Humint (Human intelligence; inlichtingen uit menselijke bron) nog geen voet aan de grond in Groot-Brittannië. De Britse Military Intelligence Service, MI5, en in het bijzonder de contra-inlichtingen afdeling B1, stond er aan het begin van de oorlog eveneens

1 Naar een uitspraak van Winston Churchill: “In war-time truth is so precious that she should always be attended by a bodyguard of lies.” 4

weinig florisant voor. De dienst was klein en bijna niet uitgerust om de inmense taak van het opsporen en neutraliseren van Duitse spionnen naar behoren uit te voeren.2 Het double-cross systeem, dat zich gedurende de oorlog ontwikkelde bleek achteraf gezien een enorm succes. Nadat een aantal spionnen succesvol waren gerekruteerd tot dubbelspion, werd een overkoepelend comité opgericht om dagelijkse bezigheden van alle dubbelagenten te monitoren en berichtenverkeer dat naar de Duitse Abwehr werd verstuurd te controleren. Dit comité werd het Twenty Comittee genoemd, naar het Romeinse cijfer voor twintig; XX, twee kruizen, double-cross. Het comité bestond uit een afgevaardigde van iedere tak van de Britse inlichtingendienst en werd voorgezeten door Sir John. C. Masterman, een historicus uit Oxford. Dit comité functioneerde als ‘clearing house’ om de informatie te controleren die via dubbelagenten aan de Duitsers werd gevoed. Masterman stelde direct na de oorlog een rapport op over de werkzaamheen van het double-cross comité en het document kan worden gezien als ‘handleiding’ voor het runnen van dubbelagenten. Masterman benoemde in zijn rapport over het double-cross systeem de sleutelvoorwaarden waar een spion aan moest voldoen om succesvol als dubbelspion gerund te kunnen worden; Dubbelagenten werden alleen gerekruteerd uit spionnen die werden gezonden vanuit Duitsland. Dit had te maken met de carrièrekansen binnen de Abwehr waar de spionnenmeesters zelf hun spionnen rekruteerden en hun eigen carrière dus afhankelijk was van het succes van hun ‘eigen’ agent. Alle dubbelagenten zouden zo goed als het kon het leven moeten leiden dat ze als spion zouden moeten leiden. Zo was het wenselijk dat ze wel de reizen door het land maakten en de vliegvelden zelf bezochten waarover ze moesten rapporteren. Dit om de betrouwbaarheid van de berichten te versterken. Al het radioverkeer stond onder toezicht van controllers en mocht alleen na schriftelijke bevestiging van het comité worden verzonden naar de Abwehr. Een case officier werd toegewezen aan elke specifieke dubbelagent. Deze moest de dubbelagent dagelijks in de gaten houden en vormde

2 Christopher Andrew, The Defence of the Realm, The Authorized History of MI5 (Londen 2010) 217- 241. 5

vaak een vertrouwenspersoon van de dubbelagent. Een grondige psychologisch analyse van elke agent was belangrijk. Dit om een vinger aan de pols te houden met betrekking tot de loyaliteit van de dubbelagent. Een snel contact moest gemaakt worden met de Duitsers zodra er zekerheid bestond over de achtergrond van de spion, mogelijke waarschuwingscodes in zijn berichten en de stijl in het zenden van de morse code. Alle zaken omtrent de dubbelagent moest worden gedocumenteerd om later te kunnen analyseren. Het was belangrijk te voorkomen dat men in een later stadium een tegenstrijdig bericht zou zenden. De agent zou zo min mogelijk contact met andere dubbelagenten moeten hebben, om hem zo onafhankelijk mogelijk te houden en het risico op lekken te verkleinen. Een financiële vergoeding voor de dubbelagent was belangrijk. Dit was vaak een percentage van de beloning die dat vanuit Duitsland naar de dubbelagent werd gestuurd om zijn taken uit te voeren. Wanneer het aantal dubbelagenten groeide was kwaliteit altijd belangrijker dan kwantiteit. De belangrijkste dubbelagenten waren vaak personen die laag op de sociale ladder stonden. Zij leverden kleine stukjes informatie welke indirect gebruikt konden worden om een groter beeld te scheppen van de situatie in Groot-Brittannië. Het was belangrijk om bij desinformatie zo dicht mogelijk bij de waarheid te blijven. De desinformatie moest zo betrouwbaar mogelijk zijn om zo het vertrouwen van de Duitsers in ‘hun’ spion geleidelijk op te bouwen en pas op het essentiële moment de grote misleiding los te laten welke de Duitsers dan voor waarheid zouden aannemen.3 In het hieronder volgende verslag zal ik aan de hand van de huidige stand van zaken met betrekking tot het theoretische gedeelte van het overkoepelende veld (de contra- inlichtingen) een kader scheppen om het double-cross systeem nader te bestuderen. Het rapport van Masterman lijkt een vooropgesteld en logisch volgende handleiding voor het controleren van dubbelagenten te suggereren. Liep de ontwikkeling van het double-cross systeem wel volgens zo’n voorbedachte lijn? In een viertal casestudies van dubbelspionnen zal de nadruk worden gelegd op het operationele niveau van het double-cross systeem. Aan de

3 Masterman, The double cross system 7-30. 6

hand van een aantal deelvragen tracht ik de ontwikkeling van het double-cross systeem in een ander daglicht te plaatsen. Welke risico’s namen de controll officers van MI5 bij het runnen van hun dubbelagenten? Hoe reageerden ze op verschillende bedreigingen voor de dekmantel van hun dubbelagent? Op welke manier wist MI5 het vertrouwen van de Abwehr in de dubbelspionnen te waarborgen? Door antwoorden te vinden op deze vragen is er een beeld te schetsen van de dilemma’s waar de controll officers van MI5 voor stonden en wordt een beeld te geschetst van het operationele niveau van het double-cross systeem. De verkregen inzichten worden verder in de conclusie toegepast op de definiëring en theorievorming van het contra- inlichtingenveld.

Naast een aantal grote overzichtswerken over de Britse inlichtingendiensten en een scala aan memoires en persoonlijke verhalen van betrokken dubbelagenten is het opvallend dat een duidelijke theoretische link met het veld van de contra-inlichtingen in de meeste gevallen ontbreekt. Hiermee samenhangend is dat er in het veld van de contra-inlichtingen nog gesleuteld word aan een toepasbare theorie. Door middel van bestudering van de verschillende persoonsarchieven uit de National Archives in Kew wil ik proberen om door de beschrijving van het operationele niveau van het double-cross system de theorievorming rond de contra-inlichtingen te verrijken. Dat gebeurd de hand van een vietal casestudies van dubbelagenten in het double-cross systeem. In 1972, publiceerde Yale University press het rapport van Masterman, ‘The Double Cross system in the war of 1939-1945’. Dit vertrouwelijke rapport beschrijft hoe de Britse veiligheidsdienst MI5 ‘actively ran and controlled the German espionage system in this country’. Het werk wordt door velen in de inlichtingenwereld als en klassieker gezien. Een wetswijziging in Groot-Brittannië aan het eind van de jaren zestig zorgde ervoor dat de geheimhoudingsplicht voor deelnemers aan geheime operaties was verkort van 50 naar 30 jaar, mede daardoor is er een hausse waar te nemen in het aantal publicaties in de loop van de jaren zeventig. Hiervan is Masterman’s rapport er één. Een tweede hausse aan publicaties omtrent de geheime operaties van MI5 tijdens de Tweede Wereldoorlog is te vinden vanaf halverwege de jaren negentig, vijftig jaar na het einde van de operaties, toen de wettelijke 7

geheimhouding was verjaard en de eerste archiefstukken van MI5 tijdens de oorlog openbaar werden gemaakt. Het double-cross systeem heeft vooral bekendheid gekregen vanwege het verband dat deze operatie had met de grootschalige misleidingcampagne rond de D-day landingen in juni 1944. Rond de vieringen van de vijftig- en zestigjarige verjaardagen van de landingen in Normandië kreeg het ook extra aandacht. Het werk van Masterman kreeg twee jaar na zijn publicatie navolging van een werk van Frederick Winterbotham, genaamd ‘The Ultra Secret’, welke gebaseerd was op de eerst vrijgekomen stukken over de ‘Ultra’ ontcijferingoperatie. Het werk van Winterbotham past in en reeks publicaties van (oud) medewerkers van de inlichtingendiesten tijdens de Tweede Wereldoorlog. In grofweg dezelfde periode kwam het eerste deel uit van F.H. Hinsley’s officiële (door de Britse staat geautoriseerde) geschiedenis van de Britse inlichtingen operaties tijdens de Tweede Wereldoorlog. Volgens John P. Campbell4 was het werk van Masterman geen ‘steentje dat een lawine veroorzaakte’. Met deze lawine bedoelde hij de stroom aan publicaties die in de loop van de jaren zeventig verschenen over misleidingcampagnes tijdens de Tweede Wereldoorlog, verhalen van dubbelagenten en andere spionnenverhalen waarvan velen ‘op de waarheid berustten’, maar toch als fictie waren gepubliceerd. Tevens werd er werk verricht om een eerste geautoriseerde historie van de Britse veiligheidsdienst tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarna, te maken. Campbell concludeert dat het werk van Masterman redelijk uniek in zijn soort is omdat dit soort rapporten eigenlijk nooit gepubliceerd worden, maar tevens in een stroom van publicaties past van (persoonlijke) spionnenverhalen. Vanaf de jaren tachtig ontwikkelde Intelligence Studies zich als een academische discipline met het ontstaan van een aantal periodieken over het vakgebied en de publicatie van vele, door veteranen in het vak opgeschreven verhalen over hun ervaringen met het inlichtingenwerk en de misleidingcampagnes. De beginnende academische discipline Intelligence Studies was in de beginjaren ook voornamelijk het terrein van (oud)medewerkers

4 John P. Campbell, ‘A Retrospective on J.C. Masterman’s The Double Cross System’, International Journal of Intelligence and Counterintelligence 18:2 (2005) 320-353. 8

van inlichtingen en veiligheidsdiensten. Vanaf de jaren tachtig ontwikkelde Intelligence Studies zich als een apart academisch veld mede met het uitkomen van een aantal wetenschappelijke tijdschriften. Hierin werd onder andere getracht de eerste theoretische kaders te scheppen voor het veld van inlichtingen en contra-inlichtingen studies. Het echte academische debat over het double-cross systeem is eigenlijk ‘pas’ vijftien á twintig jaar oud. Dat komt omdat de geheime documenten vijftig jaar na dato vrijgegeven konden worden. Met het publiekelijk openbaar maken van de stukken lag de weg dus open voor de academische wereld om MI5’s geheime operaties tijdens de Tweede Wereldoorlog te bestuderen. Een van de voornaamste argumenten voor het onderzoek naar de echte gebeurtenissen rond de dubbelspionnen was, om de verhalen uit de sfeer van de spionnenfictie te halen en de sensatie die ermee verbonden was. Er was blijkbaar vraag naar een serieuzer beeld van de wereld van spionage. In sommige gevallen bleek de werkelijkheid nog verrassender dan de fictie. Naast de verschenen overzichtswerken en geauthoriseerde geschiedenissen van de Britse veiligheidsdienst MI5, zijn er na het verjaren van de geheimhoudingsplicht ook een aantal persoonlijke verhalen van een aantal van MI5’s dubbelspionnen verschenen. Verschillende historici hebben biografieën geschreven over de carrière van een aantal van de dubbelspionnen die onder controle stonden van de Britse dienst. Het zwaartepunt ligt bij deze biografieën begrijpelijkerwijs bij het persoonlijke verhaal van de dubbelagent in kwestie. De openstelling van de archieven zorgde ook voor de eerste smetten op het double- cross systeem; in 2003 werd door onderzoek van een aantal journalisten van The Sunday Times bekend gemaakt dat het double-cross systeem verantwoordelijk was voor een operationele ramp in de ‘Battle for the Atlantic’. Daarin kwam naar voren dat informatie, welke via de dubbelagenten aan de Abwehr was verstrekt, ervoor had gezorgd dat een goederenkonvooi als lokeend werd gebruikt om het Duitse slagschip Tirpitz uit haar haven te

9

lokken. De operatie mislukte en het gehele konvooi werd getorpedeerd door Duitse onderzeeboten en duikbommenwerpers.5 Een directe aanval op het werk van Masterman kwam van David Mure. Mure, medewerker van MI5 op de afdeling in Cairo tijdens de Tweede Wereldoorlog, opperde het idee dat de Duitse Abwehr zelf een hand had in het opzetten en opereren van het double-cross systeem. Zijn visie beschreef hij in twee boeken over zijn eigen werk tijdens de Tweede Wereldoorlog: Practice to Decieve en Master of Deception.6 Volgens Mure waren de haast ‘schone’ staat van dienst en de verbazingwekkende successen van het double-cross systeem verdacht. De loyaliteit van de Abwehr zou, volgens deze theorie, zeker niet bij Hitler of het voorbestaan van het Derde Rijk hebben gelegen. Deze theorie vond onder historici weinig ondersteuning. Een van de argumenten die daarvoor worden aangedragen is dat zowel voor als na het uitkomen van het boek van Masterman geen enkele oud-medewerker van de Abwehr van zich heeft laten horen om mee te delen in het succes.7 Van nog groter belang was het feit dat de geallieerden vanaf december 1941 de codeberichten van de Duitsers konden meelezen dankzij het kraken van de decodeermachine Enigma dankzij het belangrijke werk van de codebrekers in Bletchley Park. Volgens het werk van Winterbotham8 over het werk van de ‘Ultra’ codebrekers, was er geen vermoeden bij de Britse ‘meelezers’ dat de Abwehr verwikkeld was in het double-cross systeem.

5 Campbell, A retrospective 343-344. 6 David Mure, Practice to Decieve (1997) en Master of Deception (1980). 7 Campbell, A retropective 332-334. 8 Fred W. Wintherbotham, The Ultra Secret (Londen 1974)

10

Huidige definities van het contra-inlichtingen veld

B. de Jong en P. Keller benadrukken in hun bijdrage aan de bundel over Inlichtingen en veiligheidsdiensten van B.A. de Graaf dat er geen eenstemmigheid bestaat over wat de begrippen contra-inlichtingen en contraspionage precies inhouden.9 Deze onduidelijkheid komt voort uit de verschillende taken die deze tak van inlichtingenwerk met zich meebrengt. Deze taken van contra-inlichtingen vallen uiteen in twee aspecten: een defensief en een offensief aspect. De defensieve taken van de contra-inlichtingen omvatten onder andere het fysiek beveiligen van gebouwen, het verrichten van veiligheidsonderzoeken bij personen in gevoelige posities en het rubriceren en compartimenteren van informatie. Hierbij is ook te denken aan het versleutelen van berichtverkeer en het tegengaan van afluisteren en hacken.10 Het offensieve aspect van contra-inlichtingen wordt vaak aangeduid met de term contraspionage. Dit gaat bijvoorbeeld over het werken met dubbelagenten of het penetreren van een vijandelijke dienst. De Jong en Keller merken op dat een belangrijk aspect van contra-inlichtingenwerk is dat het ‘all-source’ activiteiten zijn. Dit houdt in dat informatie uit een verscheidenheid aan bronnen wordt bijeengebracht en dient als uitgangspunt voor het operationele werk. Tevens merken de Jong en Keller op dat het onderscheid tussen het defensieve en offensieve aspect van contra-inlichtingen niet altijd duidelijk te maken is en dat bij contra-inlichtingenoperaties die scheidslijn eerder vloeiend is dan scherp afgebakend. 11 Verder beschrijven ze dat het offensieve aspect van de contraspionage er niet primair in geïnteresseerd is om inlichtingenoperaties van de tegenpartij volledig uit te schakelen. Dit zou namelijk slechts het defensieve aspect van contra-inlichtingen behelzen. De werkzaamheden

9 B. De Jong en P. Keller, ‘Contra-inlichtingen en contraspionage’ in B.A. de Graaf (ed.) Inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Alphen aan de Rijn 2010) 275. 10 Ibidem. 11 Ibidem 276-277. 11

binnen contraspionage zijn er idealiter op uit om de operaties van de tegenstander te controleren, voor eigen doeleinden te gebruiken en te neutraliseren.12 De beschrijving van De Jong en Keller laat contra-inlichtingen zien als een tweeledig veld waar de offensieve en defensieve aspecten vloeiend in elkaar overlopen. Het offensieve aspect wordt vaak aangeduid met contraspionage. P. J. Redmond haalt het duale karakter van de contra-inlichtingen ook aan in The Oxford Handbook of National Security Intelligence. Hij stelt dat op strategisch niveau er wel een definitie te vormen is voor contra-inlichtingen, echter het omhelst binnen die definitie een groot scala aan zowel offensieve als defensieve aspecten, handelingen en tradecraft: “Counterintelligence means different things to different organisations and intelligence officers, and encompasses a wide continuum of activities from analysis of observed events through the aggressive operational activity of mounting deception operations, from conduct of espionage investigations to the intensely personal, clandestine activity of recruiting and securely managing human sources among the enemy - without simultaneously being deceived.”13 Naast het defensieve aspect van het ‘spionnen vangen’ en het inzetten van contra- inlichtingen als misleidende operatie, voegt Redmond nog een belangrijk aspect toe aan zijn definiëring: contra-inlichtingen als controlemechanisme op je eigen bronnen.14 Dit controlemechanisme kan zowel binnen de offensieve, (dubbelagenten en penetratie) als de defensieve rol (encryptie en codekraken), plaatsvinden en zorgt voor een zichzelf steeds herhalende ‘feedback loop’. Deze feedbackloop is ook volgens De Jong en Keller van belang M.M. Lowenthal stelt dat er naast het defensieve en offensieve aspect van contra- inlichtingen nog een derde aspect geïdentificeerd kan worden; de vergaring van informatie.

12 De Jong en Keller, Contra-inlichtingen 279. 13 Paul J. Redmond “The Challenges of Counterintelligence” in Loch K. Johnson (ed.) The Oxford Handbook of National Security Intelligence (Oxford 2010) 538. 14 Ibidem 544-547. 12

Deze fase gaat volgens Lowenthal nog voordat het defensieve en offensieve karakter van de contra-inlichtingen aan bod komen. Hij noemt deze fase collection. Deze is niet direct defensief of offensief van aard, maar is meer verkennend om de mogelijkheden van de tegenstander om jou te bespioneren te kunnen identificeren.15 M. Herman beschrijft in zijn werk ‘Intelligence, Power in Peace and War’ hoe de offensieve taken van de contra-inlichtingen zijn verbonden met het defensieve beschermen van informatie. Het beschermen van informatie (information security) heeft volgens Herman drie componenten: protective security welke gericht is op het voorkomen van, of afstompen van informatievergaring; het opsporen en neutraliseren van dreigingen; en misleiding. De eerste component zorgt voor een passief beschermende barrière. De tweede is een actieve verdediging door de offensieve inlichtingenvergaring van de opponent uit te schakelen. De derde verslaat vijandige inlichtingendiensten door ze te misleiden of verwarren.16 Herman wijst erop dat het belangrijk is in gedachten te houden dat elke vorm van inlichtingenvergaring een gespiegelde vorm heeft in defensieve dienst van de opponent. In het geval van misleiding haalt Herman de definitie van de NAVO uit 1984 aan die misleiding omschrijft als: “Those measures designed to mislead the enemy by manipulation, distortion of falsification of evidence to induce him to react in a manner prejudical to his interests.”17 Herman geeft aan dat een succesvolle misleiding meestal is ontworpen rondom de verwachtingen van de tegenstander. Het is ideaal om het doelwit zichzelf te laten misleiden zodat er zo weinig mogelijk ware informatie opgegeven hoeft te worden om source credibility op te bouwen. John Ehrman stelt dat het bestuderen van contra-inlichtingen lijdt aan een gebrek aan theoretisch kader en maakt een stap in de richting van een alomvattende definitie voor de contra-inlichtingen. Zijn definitie luidt: “Counterintelligence is the study of the organization

15 Mark M. Lowenthal, Intelligence, form secrets to policy (Washington 2003). 16 Micheal Herman, Intelligence, Power in Peace and War (Cambridge 2007) 165-183. 17 Ibidem 170. 13

and behavior of the intelligence services of foreign states and entities, and the application of the resulting knowledge.”18 Hoewel deze definitie erg breed is gemaakt, is hij werkzaam omdat het alle aspecten van het contra-inlichtingen werk bevat. Het is breed genoeg om zowel statelijke als non-statelijke actoren, zowel binnen- als buitenlands, te identificeren en omvat zowel offensieve als defensieve aspecten van het contra-inlichtingenwerk. Voor deze studie is vooral het laatste gedeelte van de definitie van Ehrman van belang; de toepassing van de vergaarde kennis op het operationele niveau. Ehrman zet zelf de toepassing uiteen in drie typen operaties: de penetratie, de waarnemingsoperatie om vijandelijke inlichtingenmedewerkers te identificeren en te volgen, en het inzetten van dubbelagenten. Wanneer we de bijdragen van deze verschillende historici samenvoegen, wordt er een beeld geschetst van de contra-inlichtingen als en veld met drie sferen; de informatievergaring, het defensieve aspect en het offensieve aspect. Hierbij kan het offensieve aspect worden aangeduid als contra-spionage. De drie sferen zijn met elkaar verbonden door middel van een feedbackloop en zorgen daarvoor voor een steeds terugkerende ontwikkeling en bijstelling van de taken en bezigheden van een contra-inlichtingendienst. Is deze theorie ook toe te passen op het double-cross systeem? Volgens Masterman waren de argumenten voor het ‘runnen’ van dubbelagenten tijdens de Tweede Wereldoorlog samen te vatten in zeven punten: De controle van het Duitse spionagesysteem in Groot Brittannië; dit gebeurde onder andere door middel van dubbelagenten. Omdat het plaatsen en ‘runnen’ van spionnen an sich al een moeilijke en arbeidsintensieve taak is kan er vanuit worden gegaan dat, wanneer de Duitsers adequate informatie ontvangen van deze dubbelagenten, ze er niet de tijd en moeite voor zouden nemen om nog een systeem van spionnen op te zetten. Het ‘keren’ van agenten geeft een groter voordeel dan het slechts neutraliseren van de vijandelijke spionnen. De dubbelagenten worden ingezet om nieuwe agenten en spionnen te pakken. Dit druist in tegen de theorie dat spionnen

18 John Ehrman, ‘Toward a Theory of CI: “What are We Talking About When We Talk about Counterintelligence?”’ in Studies in Intelligence Vol.52 No. 2 (juni 2009) 6. 14

nooit van elkaars bestaan zouden moeten weten, echter nieuwe Duitse spionnen kregen een soort ‘lifeline contact’ welke in geval van nood bereikt kon worden. Dit was, achteraf gezien, bijna altijd al een van MI5’s dubbelagenten. Door middel van dubbelagenten was het mogelijk om informatie te vergaren over de persoonlijkheden en werkmethoden van de Duitse dienst. Dit is van groot belang voor contra-inlichtingen; weten hoe vijandelijke agenten getraind worden en weten wat de dekmantels zijn van de agenten maakt het eenvoudiger andere en nieuwe spionnen op te sporen. De dubbelagenten geven inzicht in codeberichten van de vijand en ze geven inzicht in de intenties van de vijand; de opdrachten die aan de dubbelagenten worden gegeven, geven inzicht in de toekomstige doelen en/of plannen van de vijand. Daarnaast is het mogelijk om operationele intenties van de Duitsers te wijzigen of aan te sturen. Bijvoorbeeld door (misleidende) informatie te verschaffen dat de verdediging van de Britse vliegvelden slecht is, zou de Duitsers kunnen laten overwegen om die aan te vallen in plaats van fabrieken of steden. Als laatste en ultieme doel van het controleren van de dubbelagenten geeft Masterman het argument van het misleiden van de vijand, om eigen intenties verborgen te houden. Een groot deel van de informatie die verzonden wordt via de dubbelagent is valse informatie. Hier is echter wel terughoudendheid geboden, omdat de reputatie van de agent op het spel staat. Als de agent te vaak verkeerde informatie levert, wordt hij door de vijand niet meer geloofd, met als gevolg uitschakeling van die agent.19 Wat beschreven is bij het laatste punt is misschien wel de grootste meerwaarde van een dubbelagent, maar het is tevens ook het meest riskante aspect. Het opbouwen van de reputatie van een dubbelagent neemt maanden, soms zelfs jaren in beslag. Jaren en maanden waarin ook betrouwbare informatie verschaft moet worden aan de Duitsers om de geloofwaardigheid van de dubbelagent te behouden of te vergroten. Er moet een prijs worden betaald voor die geloofwaardigheid, niet alleen in tijd en geld, maar ook in informatie. Volgens Masterman was de prijs vaak niet al te groot. Veel agenten werden opgebouwd zonder veel of gevoelige informatie te hoeven verstrekken.

19 J.C. Masterman, The double cross system in the war of 1939-1945 (Yale 1972) 8-9. 15

Masterman schreef deze lessen net na de Tweede Wereldoorlog op en elk van deze lessen zijn ontwikkeld door de ervaringen die zijn opgedaan door middel van het double-cross systeem. Door het grote succes van het double-cross systeem is het aantrekkelijk om het rapport van Masterman als handleiding te zien voor het controleren van dubbelagenten. Hoe groeide het double-cross systeem door deze lessen en wat leert ons dat voor de theorievorming over contra-inlichtingen? De theorievorming van de contra-inlichtingen, en met name wat het offensieve aspect van de contra-inlichtingen betreft, heeft veel gebruik gemaakt van Masterman’s inzichten. Zijn inzichten zijn ook toegepast op de theorie; elke fase die de theorievorming beschrijft is te ontdekken in de lessen van Masterman over het double- cross systeem. Door inzicht te geven in hoe deze lessen in de loop van de oorlog vorm kregen, probeer ik de theorie over contra-inlichtigen door middel van een historische blik aan te passen. Hieronder wordt in vier casussen beschreven het double-cross systeem zich ontwikkelde gedurende verschillende fasen van de Tweede Wereldoorlog. Dit gebeurd aan de hand van een beschrijving van de ontwikkeling van vier van haar dubbelagenten.

16

SNOW: het begin van het double-cross systeem

Aan de wieg van het double-cross systeem stond een man uit Wales die door MI5 beschreven werd als “...a typical Welsh “underfed” type, very short, bony face, ill-shaped ears, disproportionately small for size of man, shifty look...”20. Deze kleine ‘shifty’ man was Arthur Graham Owens. was, voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak een ondernemer, uitvinder en eigenaar van een bedrijf dat batterijen fabriceerde. Hij onderhield een breed klantenschare, waaronder de Duitse Reichsmarine. In deze handelsrol was hij voor de Britse inlichtingendiensten van waarde. Door de contacten die hij in Duitsland had en door de handelsreizen die hij regelmatig ondernam, kon hij informatie met betrekking tot de Duitse marine verstrekken aan de inlichtingendiensten. Door het verdrag van Versailles mocht de Duitse staat, naast de grote inkrimping van het staande leger, luchtmacht en vloot, helemaal geen onderzeeboten meer laten maken. Het regime van Hitler had hier, na de machtsovername in 1933, geen boodschap aan en begon een programma om minstens twaalf onderzeeërs van 250 ton te bouwen welke in 1935 van de lopende band moesten rollen. Het was niet de enige breuk met het verdrag van Versailles dat Nazi-Duitsland in deze jaren zou maken. Een poging werd gedaan door de Britten om de bouw van de Duitse marine binnen gewenste perken te houden en op 17 juni 1935 werd een verdrag getekend dat ervoor zou moeten zorgen dat de Duitse vloot niet groter mocht worden dan 35% van de vloot van het Britse Rijk. Met betrekking tot onderzeeboten werd dit percentage verhoogd tot 45%. Owens bedrijf was in dit opzicht voor de Britse Naval Intelligence Division (N.I.D.) zeer interessant geworden; de handelsrelatie van Owens met de Duitse marine was een bron van informatie om de productie van de Duitse onderzeeërs te kunnen inschatten. Owens was hiervoor ook door de Admiraliteit benaderd en was bereid om zijn verkoopcijfers te delen met

20 Andrew, The Defence of the Realm 212. 17

de inlichtingendiensten. Dit soort cijfers konden, tezamen met ooggetuigenverslagen inzicht geven in de intenties van de Duitsers.21 Dit soort ‘eenvoudig’ spionnenwerk was op zich niet heel noemenswaardig of risicovol, ware het niet dat Owens er zelf een opvallende draai aan gaf. Hij besloot in de nazomer van 1936 om een dubbelspel te gaan spelen en zijn rol van spion voor de Britse admiraliteit aan de Duitse inlichtingendienst bloot te leggen. Owens’ bedrijf had weinig succes en financiële problemen zouden het hoofdmotief vormen om zich te melden bij de Duitsers. Hij deed dit door zich, tijdens een zakenreis naar België in 1936, te melden bij de Duitse ambassade.22 De Duitse inlichtingendienst nam hem aan als dubbelspion en ze zouden in contact blijven via een postadres waar Owens gecodeerde brieven naartoe zou moeten sturen. Zijn dubbelrol kwam echter al snel aan het licht omdat het postadres bij MI5 bekend stond als een doorgeefluik van de Duitse inlichtingendienst. De eerste brief van Owens werd al onderschept, en doordat hij zijn contact met de Duitsers had verzwegen voor de N.I.D., kwam hij in het vizier van de contraspionageafdeling van de Britse binnenlandse veiligheidsdienst MI5, die hem registreerde onder de codenaam SNOW.23 Dat de ontdekking van Owens als dubbelagent niet meteen heeft geleid tot zijn veroordeling en opsluiting, heeft te maken met de manier waarop hij zich gedroeg tijdens zijn verhoren en de informatie die hij daarin prijsgaf aan de Britse inlichtingendienst. Owens gaf ronduit toe dat hij informatie verzamelde voor de Duitse inlichtingendienst, maar tegelijkertijd was hij bereid om zeer bruikbare zaken omtrent de Duitse diensten te delen met MI5. Hij gaf aan dat hij informatie betreffende bepaalde vliegvelden had verzameld en dat hij binnenkort een draadloze zender-ontvanger zou krijgen om contact te houden met Duitsland. Deze informatie was, voor de toen nog kleine contraspionageafdeling van MI5, van groot belang. De intenties kunnen peilen van de Duitse inlichtingendienst, toegang hebben tot een

21 Nigel West en Maddoc Roberts, SNOW: the Double Life of a World War II Spy (Londen 2011) 5-8. 22 Ibidem 10. 23Christopher Andrew, The Defence of the Realm 212. West en Roberts, SNOW 7. 18

radiozender en de geheime codes die daarvoor gebruikt werden, waren zeer waardevol.24 Toch bleef er onduidelijkheid bestaan over de motieven van Owens. Daarom werd ook besloten om op papier te zetten dat Owens, sinds hij contact had gemaakt met de Abwehr, niet (meer) in dienst stond van de Britse inlichtingendiensten. Dit bracht MI5 in de positie om hem op elk gewenst moment te arresteren als spion. Dit weerhield Owens er echter niet van om contact te houden met de Duitse inlichtingendienst, de Abwehr en ook regelmatig zijn bevindingen, gewenst of ongewenst, met MI5 te delen. 25 Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in september 1939 werd SNOW gearresteerd en gevangen genomen door MI5. Het radiokanaal van SNOW was in de begindagen van de oorlog de enige manier van direct contact met de Duitse Abwehr. Ondanks de onbetrouwbaarheid van Owens was dit voor MI5 de enige manier om in die dagen meer inzicht te krijgen in het Duitse spionnenapparaat in Groot-Brittannië. Onder toezicht van MI5 moest SNOW contact maken met de Duitsers. Zijn eerste instructies waren om dagelijks weerberichten over te zenden. Zonder dat Owens het wist waren deze berichten in de eerste maanden van de oorlog van veel groter belang dan alleen het contact met de Duitsers en het cultiveren van een relatie met de Abwehr. Zijn radiocommunicatie met Duitsland in de eerste maanden van de oorlog was van vitaal belang voor de Britse codebrekers in Bletchley Park. De codebrekers wisten door deze weerrapporten de inhoud van het originele bericht dat richting Duitsland werd gezonden. Wanneer deze werd ontvangen door een Duits radiostation in Noorwegen werd het bericht weer gecodeerd met de enigmamachine en doorgestuurd naar Hamburg. Deze communicatie was inzichtelijk voor de Britse afluisteraars en door de weerberichten van SNOW wisten ze uiteindelijk elke dag opnieuw de codeersleutel van die ene dag te achterhalen en daarmee de gecodeerde informatie van de Duitsers te begrijpen.26

24 Rapport over SNOW van T.A. Robertson aan V.Vivian C.B.E. van S.I.S. 19-09-1939, National Archives Kew Londen (NA Londen), Personal Files (KV2) inv. nr. 466 document 16a. 25 West en Roberts, SNOW 20-26. Andrew, The Defence of the Realm 213. 26 West en Roberts, SNOW 38-39. 19

In de winter van 1939 - 1940 was MI5 bezig met het opbouwen van de vertrouwensband tussen SNOW en de Abwehr, hiervoor werd een aantal fictieve sabotage acties bedacht. Een paar vliegvelden in Wales zouden moeten worden gesaboteerd door SNOW. Om dit te realiseren werd een aantal stukken explosief, met instemming van de luchtmacht, gecontroleerd tot ontploffing gebracht zodat het erop leek dat de vliegvelden gesaboteerd waren. Ter ondersteuning werd een melding ervan in lokale kranten verspreid. Dit alles om de geloofwaardigheid van SNOW te vergroten.27 Ondanks de samenwerking bleef de loyaliteit van SNOW in de eerste maanden van 1940 een vraagteken. Zijn contactpersoon bij MI5, Majoor T.A. Robertson, bleef vermoeden dat SNOW er een dubbele agenda op nahield. Er was een incident in maart 1940 toen Robertson en zijn vrouw, tijdens een ontmoeting met SNOW een persoon zagen die SNOW in de gaten leek te houden. Niemand behalve SNOW en Robertson wisten van de ontmoeting en toen SNOW compleet koel en ongeïnteresseerd op de situatie reageerde sloeg de twijfel toe bij Robertson.28 Toen in het voorjaar van 1940 de Duitse oorlogsmachine opnieuw de aanval opende en Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk binnenviel, werd het voor SNOW steeds lastiger om zijn contactpersoon bij de Duitse inlichtingendienst, Nikolaus Ritter, ook wel dr. Rantzau genoemd, te ontmoeten. Volgend op het klaarblijkelijke succes van de sabotage van de vliegvelden was dr. Rantzau zeer geïnteresseerd om het netwerk van SNOW uit te bereiden met een extra saboteur. Deze zou eerst getraind moeten worden in Duitsland. Omdat door de krijgshandelingen een ontmoeting tussen Owens en dr. Rantzau in België of Nederland was uitgesloten, werd een treffen op de Noordzee voorgesteld. Hierbij zou Owens gebruik moeten gaan maken van een vissersboot. Dit treffen gaf MI5 een mogelijkheid om inzicht te krijgen in de loyaliteit van SNOW en een kans om dr. Rantzau gevangen te nemen.29 Dat een dubbelagent werd ingezet als lokaas om een Abwehr-agent te kunnen gevangennemen,

27 West en Roberts, SNOW 70-71, 80. 28 Ibidem 72. 29 Ibidem 86. 20

illustreert de defensieve gedachtengang van MI5 in de beginjaren van de oorlog. Want als de val zou werken dan zou de Abwehr, door het verliezen van dr. Rantzau, meteen weten dat Owens voor MI5 werkte. Om de loyaliteit van SNOW te testen en hem eventueel zelfs te vervangen werd door Robertson een andere agent ingezet; Sam McCarthy, codenaam: BISCUIT. SNOW werd door MI5 niet op de hoogte gesteld dat BISCUIT eigenlijk voor de Britse dienst werkte en hierdoor kon MI5 inzicht krijgen in het gedag van SNOW wanneer hij zichzelf vrij van zijn spionnenmeesters waande. De ontmoeting op de Noordzee verliep niet volgens plan. De bemanning van de vissersboot merkte al twee dagen voor het geplande treffen een watervliegtuig op met vreemde R.A.F. markeringen. Deze cirkelde even boven de boot en vloog toen weer weg. BISCUIT was door de gedragingen van SNOW tijdens de reis ervan overtuigd geraakt dat hij voor de Duitsers werkte. SNOW had tijdens de treinreis naar de haven van Grimsby opgeschreven waar de fabrieken en vliegvelden die ze passeerden zich bevonden. Ook liet hij BISCUIT een gastenlijst zien van een feestavond georganiseerd door MI5 voor een selecte groep gepensioneerde en actieve inlichtingenofficieren. Daarnaast was hij op de vissersboot nagenoeg enkel in de kajuit te vinden waar hij de kapitein en bemanning veelvuldig vragen stelde over konvooiroutes en bewapening op de schepen. BISCUIT vertrouwde deze situatie niet en hij vertrouwde SNOW evenmin. Hij liet de vissersboot rechtsomkeert maken en sloot SNOW op in de kapiteinscabine. Terug in de haven van Grimsby werd SNOW door MI5 in hechtenis genomen en ondervraagd. Tijdens de verhoren wist SNOW verklaringen te geven voor zijn gedrag, maar zeer overtuigend waren ze volgens MI5 niet. Ondanks zijn onduidelijke verklaringen waren ze er ook niet geheel van overtuigd dat SNOW de Britse dienst moedwillig aan het verraden was. 30 MI5 gunde SNOW nog een kans omdat de ontmoeting op zee nog steeds plaats zou moeten vinden. De mogelijkheid dat SNOW’s contactpersoon bij de Abwehr aanwezig zou zijn was groot en deze kans om een hoge Abwehr officier te kunnen pakken wilde MI5 niet laten

30 T.A. Robertson voor B.2a 28-1-1941, NA Londen KV2/448 1029. 21

schieten.31 De ontmoeting mislukte echter omdat het Duitse vliegtuig niet op de afgesproken plek gevonden kon worden. Er hing die avond een dichte mist over het gebied waar het treffen plaats zou moeten vinden en het vliegtuig werd niet gevonden.32 Het Britse vertouwen in SNOW had door deze episode op de Noordzee een flinke deuk opgelopen. MI5 hield SNOW onder een huisarrest totdat ze meer zekerheid hadden omtrent zijn loyaliteit. Het vertrouwen werd in zeker mate hersteld toen het verhaal omtrent de gastenlijst werd nagelopen.33 De compagnon van SNOW werd aan een ondervraging onderworpen en bleek achter de gastenlijst te zitten. Hij zat in geldnood en hoopte er, via SNOW, een goede som geld voor te kunnen krijgen van de Duitsers. Het wantrouwen tussen BISCUIT en SNOW kon worden verklaard door een oprecht misverstand tussen de twee spionnen over hun motieven en hun modus operandi.34 Beide agenten wisten niet van elkaar of ze een regelrechte spion, of een dubbelspion waren. SNOW werd het voordeel van de twijfel gegeven. De ontmoeting op de Noordzee was mislukt. Hierdoor had de geloofwaardigheid van SNOW naar de Abwehr toe echter geen grote schade opgelopen en was het mogelijk om het netwerk rondom SNOW, en daarmee ook het prille en kwetsbare spel van dubbelagenten, intact te houden. Dr. Rantzau wilde Owens echter nog steeds in persoon ontmoeten. Deze ontmoeting zou Lissabon plaats moeten vinden. Om de vinger aan de pols te houden omtrent de loyaliteit van SNOW werd door MI5 een agent meegestuurd naar Lissabon. Een oud R.A.F. inlichtingenofficier genaamd Walter Dickett (codenaam: CELERY) werd gerekruteerd nadat hij SNOW zelf op het spoor was gekomen en dacht dat hij met een Duitse spion te maken had. CELERY zou met SNOW meereizen naar Lissabon en daar aan de Duitse Abwehr worden geïntroduceerd als een van de waardevolle spionnen die onder SNOW

31 Robertson voor B.3 27-5-1940, NA Londen KV2/448 860a. 32 Masterman, The double cross system 44. 33 Robertson voor B.3 23.-5-1940, NA Londen KV2/448 855x. 34 West en Roberts, SNOW 91-92. Masterman, The double cross system 44-45. Robertson voor B.3 23-5-1940, NA Londen KV2/448 855x. 22

werkzaam was.35 De ontmoeting in Lissabon zou een ultieme testcase worden voor MI5 om inzicht te krijgen in de loyaliteiten van SNOW. Voor MI5 hing het voortbestaan van het hele double-cross systeem samen met inzicht dat ze hoopten te verkrijgen in de ware intenties van SNOW. De verhoren die afgenomen zijn door MI5 met SNOW en CELERY na de gebeurtenissen in Lissabon geven een mooi inzicht in het ingewikkelde web van vertrouwen en ‘wie weet wat’ waarmee het MI5 te maken had bij het onder controle houden van de dubbelagenten. SNOW doseerde tijdens de verhoren de informatie die hij prijsgaf aan zijn ondervragers en contactpersonen van MI5; majoor T.A. Robertson en J. Marriot . Hij gaf aan het einde van het tweede verhoor prijs dat hij, na de ontmoeting met zijn Duitse contactpersoon dr. Rantzau, een som van £10.000,- had meegekregen en materialen om sabotage mee te plegen. Dit was voor MI5 een indicatie dat SNOW nog een grote mate van vertouwen genoot bij de Duitse Abwehr.36 SNOW speelde meer van dit soort “troefkaarten” uit tijdens zijn verhoren. Zo ook tijdens zijn derde interview, waar hij te kennen geeft dat hij aan CELERY had verteld dat zijn loyaliteiten eigenlijk bij de Duitse Abwehr lagen. Dit werd echter niet zo ontvangen als hij had gehoopt. Marriot, die het derde verhoor afnam, was behoedzaam en toen hij doorvroeg naar de details van het gesprek met CELERY, kreeg hij er geen duidelijkheid over het tijdstip wanneer deze informatie was gedeeld (voor of na een ontmoeting van de beide dubbelagenten met dr. Rantzau). Dit gebrek aan inzicht in de tijdlijn van gebeurtenissen zorgde voor een groot dilemma voor de MI5. Ze wisten niet welke motieven er speelden en waar de loyaliteit van de dubbelagent echt lag.37 Het vertrouwen in SNOW was van belang voor het hele double-cross systeem omdat SNOW met meer dubbelagenten van het systeem in contact was geweest en hij een spil

35 Masterman, The double cross system 91. West en Roberts, SNOW 107 – 110. 36 West en Roberts, SNOW 146. 37 Masterman aan B2a na verhoor van SNOW 3-4-1941, NA Londen KV2/450 1097a. West en Roberts, SNOW 153-155. 23

vormde in het opzetten van het gehele systeem in de beginjaren van de oorlog. Wanneer het vertouwen in hem werd opgezegd, was het onzeker of het hele systeem nog wel kon worden voorgezet. SNOW was voor bijna alle Duitse spionnen die in de beginjaren van de oorlog naar Engeland werden gestuurd een levenslijn en eerste contactpersoon in Groot-Brittannië. Omdat hij onder controle stond van MI5 was hij in defensief opzicht zeer waardevol voor de contraspionageafdeling B1a, welke al deze spionnen na aankomst vlug wist in te rekenen. Na de verhoren van SNOW en CELERY die volgden op het bezoek aan Lissabon38 kwam MI5 tot de conclusie dat ze niet door wilden gaan met SNOW als dubbelagent. J.C. Masterman, de voorzitter van het double-cross comité concludeerde op 4 april 1941: “ It is clear that, whichever hypothesis is the correct one, SNOW, with his extraordinary contradictions, vagueness, unreliability, complete failure to carry out many of the tasks laid upon himin Lisbon... cannot be employed further on the old footing...”39 Zijn onbetrouwbaarheid ten opzichte van het verstrekken van informatie en het niet duidelijk zijn over de tijdtippen waarop hij informatie had gedeeld met CELERY waren hier de belangrijkste redenen voor. Bij het afwikkelen van de SNOW-casus was het voor MI5 van belang om te peilen of het gehele double-cross systeem gevaar liep. SNOW moest melden aan de Duitsers dat hij de laatste tijd ziek was geworden en mentaal niet meer in staat was om als spion te functioneren. Daarna diende hij aan de Abwehr vragen wat hij moest doen met zijn zender en de explosieven die hij nog in zijn bezit had. Uit de laatste communicatie van SNOW met de Duitse dienst hoopte MI5 meer informatie te vinden over de geloofwaardigheid van de andere dubbelagenten van het systeem.40 De afwikkeling van de zaak rondom SNOW verliep soepel en de agenten die direct in contact stonden met hem

38 Verslag van het verhoor van SNOW door Robertson en Masterman 10-4-1941, NA Londen KV2/450 1111a. 39 Masterman aan B2a 4-4-1941, NA Londen KV2/450 1103. 40 West en Roberts, SNOW 168-171. Masterman aan B2a 4-4-1941, NA Londen KV2/450 1103. 24

werden niet aangetast door het wegvallen van SNOW. J.C.. Masterman, becommentarieerde aan het eind van de oorlog dat “...the rest of the gang continued to operate.”41 De zaak van SNOW geeft weer waar het voor MI5 in het begin van de oorlog om draaide met betrekking tot contraspionage en met welke risico’s ze te maken hadden in het behouden van SNOW als dubbelagent. De primaire taak van MI5 was het opsporen van Duitse spionnen en SNOW was een nuttig instrument in het uitvoeren van deze taak. De contraspionageafdeling van MI5 was in de beginmaanden van de oorlog slechts een kleine afdeling die een bijna onmogelijke taak voor zich zag om de spionageactiviteiten van de Duitsers in Groot-Brittannië in kaart te brengen en tegen te houden. SNOW was voor hen in deze jaren van belang omdat hij toegang had tot unieke inzichten in het functioneren van de Duitse Abwehr. Om enige vorm van controle te houden op SNOW werd er bij de meeste ontmoetingen tussen SNOW en de Abwehr een andere MI5 agent in zijn buurt gezet. Dit zorgde in het geval van SNOW echter niet tot duidelijke inzichten. “The riddle of the Sphinx and the doctrine of the Trinity are simple and straightforward affairs compared with this double enquiry”, verklaarde Masterman over de verhoren van SNOW en CELERY na hun bezoek aan Lissabon.42 Het vertrouwen in de motieven van SNOW was gedurende zijn hele loopbaan als spion niet groot, maar de informatie die hij verschafte bleek in het algemeen waardevol. De waarde van deze informatie is waarschijnlijk ook de hoofdreden geweest om hem tot de lente van 1941 aan te houden als dubbelspion. Zijn onbetrouwbare karakter en de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen waren telkens een bron van discussie voor MI5. Opportunisme lijkt bij SNOW steeds de boventoon te voeren. Dat blijkt al nadat hij zich, gedreven door financiële problemen, meldde bij de Duitsers en nadat hij bijna onmiddellijk door MI5 werd ontmaskerd, gedreven door lijfsbehoud, weer wilde gaan werken voor MI5. Zijn onbetrouwbaarheid heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat MI5 niet meer door wilde met SNOW als dubbelagent. In de lente van 1941 waren al een aanzienlijk aantal

41 Masterman, The double-cross system 93. 42 Ibidem 92. 25

andere spionnen opgepakt en enkele van hen waren gekeerd tot dubbelspion. Het unieke inzicht dat SNOW in de eerste maanden van de oorlog verschafte werd vanaf 1941 grotendeels geleverd door de nieuwe dubbelspionnen. De voordelen van het behouden van SNOW wogen langzamerhand niet meer op tegen de nadelen. De SNOW-casus laat zien dat de vroege ontwikkeling van het double-cross systeem gepaard ging met veel onzekerheden. MI5 trachtte meermaals de loyaliteit van SNOW te peilen maar had hierin weinig succes. Het werd MI5 duidelijk dat het vaststellen van de loyaliteit van een spion van levensgroot belang was om met zekerheid een succesvol dubbelspel te kunnen spelen. SNOW was voor een aantal nieuwe spionnen die vanuit Duitsland naar Engeland werden gestuurd de primaire contactpersoon waar een beroep op gedaan kon worden in geval van nood. SNOW bezorgde in deze rol van lokeend MI5 de mogelijkheid om andere Duitse spionnen snel te kunnen opsporen en inrekenen. Dit was ook het geval bij Harry Williamson, codenaam TATE, die in het volgende hoofdstuk centraal zal staan voor de verdere ontwikkeling van het netwerk van dubbelagenten. In deze rol was SNOW de spin in het web waar het gehele Britse dubbelspel op gebaseerd was.

26

TATE: de groei van het dubbelspel

Het netwerk van de dubbelagenten kreeg mede door de inspanningen van MI5 in de SNOW-casus een steeds grotere omvang. De agent die als langst in dienst heeft gestaan van dit double-cross systeem, van september 1940 tot het einde van de oorlog in mei 1945, is de Deen Wulf Schmidt. Schmidt werd geboren in het zuiden van Denemarken op 7 december 1911, zoon van een Duitse vader en een Deense moeder. Het boerenleven, waar zijn vader hem voor wilde klaarstomen, was niet aan hem besteed. Na een korte periode op een boerderij te hebben gewerkt mocht hij van zijn vader naar een rijschool alwaar hij leerde om te rijden met paard en wagen. Op 31 oktober 1931 werd hij opgeroepen voor militaire dienst en werd ingedeeld als rekruut bij het Gardehusarregimentet in Kopenhagen.43 Teleurgesteld verliet hij het Deense leger in 1933. Zijn jongere broer had recentelijk dienst genomen bij de Duitse Luftwaffe en zijn vader wenste niet dat zijn zoons mogelijk tegenover elkaar kwamen te staan. Verbolgen over het missen van een militaire carrière vertrok Wulf Schmidt niet veel later naar Argentinië om als paardenverzorger en inspecteur te werken op een boerderij. Een paar jaar later werd Schmidt echter ziek en keerde in april 1936 terug naar Europa.44 Na een korte periode gestudeerd te hebben aan de Universiteit van Berlijn werd zijn interesse gewekt door de Compagnie Afikanischer Frucht in Hamburg, welke op zoek waren naar personeel om op bananenplantages te werken in de voormalige Duitse kolonie Kameroen. Schmidt vertrok naar Kameroen en ging op de plantages van de compagnie aan de slag als voorman. In 1938 keerde hij weer terug omdat hij hoorde dat zijn voormalig werkgever in Argentinië weer op zoek was naar personeel. Het was echter niet meer mogelijk om door te reizen naar Argentinië omdat alle Zuid-Amerikaanse landen de

43 Tommy Jonason en Simon Olsson, Agent TATE, the wartime story of Harry Wiliamson (Gloucestershire 2011) 8. 44 Jonason en Olsson, Agent TATE 9. 27

grenzen hadden gesloten. Deze grenssluiting was bedoeld om de immigratie van joden een halt toe te roepen. Wegens de steeds strengere anti-joden wetten van het Nazi regime zochten veel joden hun toevlucht buiten Duitsland. Schmidt was opnieuw aan het werk gegaan op de plantages in Kameroen toen de oorlog in september 1939 uitbrak. Hij keerde terug naar Hamburg omdat het leven in Kameroen sinds het uitbreken van de oorlog steeds lastiger werd. In april 1940 kwam hij aan in Hamburg en probeerde zijn laatste loon op te halen bij de bank. Hier kreeg hij nul op het rekest omdat alle buitenlandse rekeningen door de Duitse overheid in beslag waren genomen. Schmidt moest zich melden bij de lokale afdeling van de immigratiedienst en hier kwam hij voor het eerst in contact met de Duitse Abwehr.45 De Abwehr rekruteerde Schmidt op basis van zijn kennis in vreemde talen en reiservaring. Na een korte opdracht in Kopenhagen gaf Schmidt zich als vrijwilliger op om als spion te gaan werken in Groot-Brittannië. Hier zou hij verkenningswerk moeten gaan uitvoeren in voorbereiding op een Duitse invasie van de Engeland. Schmidt zou niet de enige spion zijn die in september 1940 naar Engeland werd gebracht. Een vriend van hem, Goesta Caroli, die hij had leren kennen tijdens zijn training in Hamburg was al eerder in Engeland gearriveerd en Schmidt zou contact met hem moeten zoeken wanneer hij veilig geland was. 46 In een speciale matzwarte Heinkel bommenwerper werd Schmidt boven het dorp Willingham gedropt per parachute, dichtbij een R.A.F. vliegveld. Ondanks een verstuikte enkel had hij veel vertrouwen in zijn missie, wetende dat zijn vriend Caroli al een tijd in Engeland actief was. Caroli was echter kort na zijn eigen landing al opgepakt en gevangengenomen door de Britten en tijdens de ondervraging liet hij, in ruil voor een behandeling als krijgsgevangene in plaats van spion, alle informatie los omtrent zijn opdracht en de aankomst van nog een andere spion; zijn Deense vriend Schmidt. Caroli werd door MI5 ‘gekeerd’ en ging als dubbelagent aan het werk onder de naam SUMMER.47

45 Jonason en Olsson, Agent TATE 10. 46 Ibidem. Nigel West, Seven spies who changed the world (Londen 1991) 34. 47 J. Reed aan Robertson 28-9-1940, NA Londen KV2/60 15a. West, Seven spies 35. 28

Schmidt viel in de korte tijd die hij vrij rondliep in het dorp Willingham op door zijn vreemde accent en de verzorging van zijn verstuikte enkel bij de dorpspomp. Hij werd aangehouden en op Schmidt werden zowel een Deens paspoort als een vervalst Brits identiteitsbewijs, een grote hoeveelheid geld en een brief met een adres in Londen gevonden. Het adres behoorde toe tot een bekende van MI5: Arthur Owens. Toen in de nazomer van 1940 de dreiging van een Duitse invasie van de Engeland op zijn hoogtepunt was, zag MI5 de grootste stijging in het aantal spionnen die door de Duitse inlichtingendiensten gezonden werden. Dit verschafte MI5 met steeds meer kansen om aangehouden spionnen te keren tot dubbelagenten. Om dit te faciliteren was er een speciaal detentiecentrum opgericht in een oud bejaardenhuis in Zuidwest Londen, Latchmere House. Het detentiecentrum kreeg de naam en het zorgde voor een gecontroleerde omgeving waar MI5 hun van spionage verdachte personen kon ondervragen in isolatie. Schmidt was een van de eerste gevangen in Camp 020. De ontmaskering van Schmidt als spion was in de ogen van MI5 compleet toen bekend werd dat de dubbelspion SNOW zijn contactpersoon was. Toch bleef hij tijdens de verhoren nog lang vasthouden aan zijn verzonnen alibi.48 Schmidt verloor echter een groot deel van zijn vertrouwen toen hij geconfronteerd werd met het feit dat Caroli al gearresteerd was. Mede door deze tegenslag bekende Schmidt dat hij als spion was gestuurd door de Abwehr. Wat mede toe zorgde dat Schmidt snel bekende dat hij in dienst stond van de Abwehr was, dat in tegenstelling tot wat de Duitsers hem deden geloven, het leven op de Britse eilanden ogenschijnlijk niet leed onder de Duitse bombardementen. Daarnaast bleef de verwachte Duitse invasie uit. De onverwacht milde behandeling van MI5 (geen marteling of ander fysiek geweld werd gebruikt bij het ondervragen van de spionnen) was ook van invloed bij de beslissing van Schmidt om toe te geven dat hij een spion was.49

48 Jonason en Olsson, Agent TATE 30-35. 49 J. Reed aan Robertson 28-9-1940, NA Londen KV2/60 15a. Jonason en Olsson, Agent TATE 34. 29

Schmidt voldeed aan drie eisen waaraan een gevangengenomen spion moest voldoen om volgens MI5 als dubbelspion in aanmerking te komen: 1. Het arrest moest snel na de aankomst in Engeland hebben plaatsgevonden. 2. De agent had sinds de aankomst nog niet gecommuniceerd met de Duitsers. 3. Het arrest had plaatsgevonden zonder dat het bekend was bij het publiek.50 Daarnaast gaf Schmidt, na zijn ontmaskering, eerlijk antwoord op de vragen die tijdens zijn verhoren werden gesteld. Schmidt gaf een naam op van een Duitse spion die een sleutelrol zou hebben in het Duitse spionnenapparaat in Groot-Brittannië, een pianist genaamd Pierce. Deze spion was echter al sinds februari onder controle van MI5 onder de schuilnaam RAINBOW. Voor MI5 bevestigde dit twee zaken: dat Schmidt de waarheid vertelde en dat RAINBOW goed functioneerde als dubbelagent. Schmidt werd vervolgens als dubbelagent gerekruteerd onder de schuilnaam TATE, wegens zijn gelijkenis met een toenmalig bekende komediant Harry Tate.51 De eerste instructies voor Schmidt vanuit Duitsland betroffen informatieverzameling over de effecten van bombardementen, het moreel en algehele staat van het leger, de evacuatie van de bevolking, obstakels nabij vliegvelden en de locatie van luchtafweergeschut en het kaliber hiervan.52 De antwoorden op deze verzoeken van de Abwehr moesten zorgvuldig worden geformuleerd. The wireless board van MI5 (W-board, de voorloper van het double-cross comité) besloot dat de effecten van de Duitse bombardementen en een impressie van het moreel van de natie wel aan de Abwehr doorgegeven kon worden. In de eerste maanden zouden de antwoorden van TATE vooral gaan over de aangerichte schade door bombardementen en informatie over vliegvelden in de omgeving waar hij verbleef. TATE’s eerste probleem met betrekking tot het beheersen van zijn status als spion draaide om geld. Het startkapitaal dat hij vanaf het begin van zijn aankomst in Groot- Brittannië met zich mee had raakte langzamerhand op en MI5 begreep dat, als er voor TATE

50 J.C. Masterman, The double cross system 7-30. Jonason en Olsson, Agent TATE 40. 51 Jonason en Olsson, Agent TATE 40. West, Seven spies 37-38. 52 Ibidem 76. 30

geen aanvoer van nieuwe fondsen geregeld zouden worden ze zijn casus snel tot een einde moesten brengen. Om hun agent uit de acute geldnood te redden werd door de Abwehr aan Arthur Owens (SNOW) de opdracht gegeven om TATE van geld te voorzien. Een relatief klein bedrag (£100,-) werd via post verzonden, echter dit was slechts een tijdelijke oplossing. Voor voortzetting van zijn werk zou TATE van meer middelen voorzien dienen te worden.53 Het feit dat SNOW de aangewezen man was om TATE te voorzien van het noodfonds betekende voor MI5 twee dingen: het positieve was dat SNOW in de eerste maanden van 1941 nog het vertrouwen van de Abwehr genoot. Het negatieve was dat TATE door de Abwehr in contact was gebracht met SNOW. Deze link zorgde ervoor dat er naast RAINBOW (de pianist Pierce) nog een persoon wist van de rol van TATE. Het zou geen verregaande gevolgen hebben voor de carrière van TATE als dubbelspion omdat niet vele later de zaak van SNOW werd gesloten en hij niet meer als dubbelagent fungeerde voor MI5. TATE werd in het ongewisse gelaten over de connectie met SNOW en hij bleef de Abwehr vragen om meer geld.54 Om de geldsituatie van Schmidt te verbeteren, werd door de Abwehr besloten om iemand naar Schmidt toe te sturen met een grote hoeveelheid geld en onderdelen voor zijn radioapparatuur. Deze koerier (Karel Richter) werd echter snel na zijn arriveren in Engeland opgepakt omdat hij zich verdacht gedroeg. Deze arrestatie, en die van nog een aantal andere spionnen in de laatste maanden van 1940 en de eerste maanden van 1941, had nog een politiek staartje. MI5 wilde de meeste van deze spionnen proberen te keren om ze als dubbelagent in te kunnen zetten. Het was echter zo dat de meeste van deze arrestaties, tegen de wensen van MI5 in, publiekelijk bekend werden gemaakt. Onder druk van onder andere Winston Churchill, moesten deze spionnen zo snel mogelijk worden geëxecuteerd om een voorbeeld te stellen en te laten zien aan het Britse volk dat spionage voor de Duitsers een

53 West, Seven Spies 40-41. 54 Notulen van vergadering van T.A.Robertson J. Marriot J.C. Masterman 10-4-941, NA Londen KV2/61 72b. West seven spies 42. Jonason en Olsson, Agent TATE 93. 31

dodelijke afloop had. Voor Richter en de andere spionnen betekende dit een wisse dood in de Tower. Dit zorgde voor problemen voor TATE; nieuws van executies van spionnen in de Tower kwam in de krant te staan en de Abwehr zou kunnen gaan vermoeden dat Richter zijn connectie met Schmidt onder verhoor prijs had gegeven. 55 Vanuit de perceptie van de Abwehr waren er nu twee pogingen om Schmidt van geld te voorzien mislukt. Om zijn gebrek aan liquide middelen kracht bij te zetten bleef Schmidt in steeds sterkere bewoordingen om geld vragen: “ What is delaying the man with the money you promised? I’m beginning to think that you are full of shit” 56 Dat de Abwehr nog steeds vertrouwen had in TATE bleek toen er weer een nieuwe manier werd bedacht om hem van geld te voorzien. Ditmaal zou een man contact met hem zoeken tijdens een busrit in Londen. Met de juiste kleding en een afgesproken krant onder de arm zou er, na een overstap op dezelfde buslijn, een kort geënsceneerd gesprek volgen alvorens er een hoeveelheid geld aan Schmidt overhandigd zou worden. De ontmoeting werd overzien door agenten van MI5 en de koerier werd zelfs gefotografeerd.57 Na onderzoek bleek de koerier een marineofficier te zijn die op de Japanse ambassade werkte. De ontmoeting verliep niet geheel vlekkeloos, de Japanse koerier miste de afgesproken bus en TATE moest improviseren om bij de man in de buurt te komen. Uiteindelijk lukte het TATE alsnog om contact te leggen met de Japanner en het geld in ontvangst te nemen. Deze ontmoeting zorgde er niet alleen voor dat TATE weer voorzien was van een som geld, ook bevestigde dit voor MI5 de samenwerking tussen de Japanners en de Abwehr.58 In juni 1941 veranderde de financiële situatie van TATE drastisch. Via een andere dubbelagent, TRICYCLE, wist MI5 ca. £20.000,- voor TATE vrij te krijgen en dit zorgde voor een permanente oplossing van zijn geldprobleem. Echter rond de grote som geld, die

55 Jonason en Olsson, Agent TATE 118. 56 D. Kahn, Hitler’s spies – The Extraordinary Story of German Military intelligence 351. West, seven spies 50. 57 Foto’s in de folder KV2/61. Jonason en Olsson, Agent TATE 128-129. 58 R.T. Reed aan Robertson 18-11-1941, NA Londen KV2/61 43a. Jonason en Olsson, Agent TATE 95-97. 32

TATE ontving via TRICYCLE, bestond een vertrouwensrisico. TRICYCLE keerde in oktober 1942 terug uit de Verenigde Staten nadat hij daar had geprobeerd om een spionnenring op te zetten voor de Duitse Abwehr. TRICYCLE stond ook onder de controle van het double-cross systeem, maar de Amerikaanse inlichtingendienst wilde niets te maken hebben met het dubbelspel dat de Britten speelden en weigerden mee te werken aan het opzetten van een Amerikaanse versie van het double-cross systeem. Bij terugkeer uit de Verenigde Staten stond TRICYCLE met lege handen en moest gaan uitleggen aan de Abwehr dat alle investeringen die de Duitsers hadden gedaan om een spionagenetwerk op te bouwen in de Verenigde Staten niets hadden opgeleverd. MI5 bereidde TRICYCLE minutieus voor op de komende ondervraging, maar was er absoluut niet van overtuigd dat het Duitse vertrouwen in TRICYCLE nog overeind stond.59 Ondanks dat er in Berlijn grote twijfels bestonden over de geloofwaardigheid van TRICYCLE, wist hij zijn Duitse contactpersoon te overtuigen van zijn loyaliteit. Dit kwam waarschijnlijk omdat zijn Duitse contactpersoon ook veel te verliezen had als bleek dat zijn topspion een dubbelspion zou blijken te zijn. De transactie van £20.000,- naar TATE kon door TRICYCLE worden verklaard en werd geloofd door zijn contactpersoon; het risico dat TATE ook onder verdenking zou komen, was hierdoor tot een minimum beperkt.60 De nieuwe financiële situatie bracht voor MI5 ook een aantal andere risico’s met zich mee. Was het eerst nog zo dat TATE een aantal opdrachten van de Abwehr kon weigeren omdat hij niet genoeg geld had om heel Engeland door te reizen. Met zijn nieuwe rijkdom was hij in staat heel het land door te reizen en informatie te verzamelen omtrent vliegvelden, legereenheden, voedselprijzen en aangerichte schades van bombardementen.61 Hier doemde voor MI5 het dilemma op welke informatie ze prijs wilden geven aan de Abwehr en in hoeverre je deze informatie naar waarheid gaat doorgeven. Als de rapporten van TATE

59 Rapport van Masterman 2-8-1941, NA Londen KV2/851 186 en 187. 60 Jonason en Olsson, Agent TATE 145. 61 West, Seven spies 50-55. 33

konden worden weerlegd door fotografie uit de lucht of andere bronnen dan zou TATE als snel het vertrouwen verliezen. Wanneer dat gebeurde kon het wel eens het einde van het hele dubbelspel betekenen. Als een van de meest succesvolle Duitse spionnen een dubbelagent bleek te zijn, dan zou mogelijk de Abwehr alle spionnen in Groot-Brittannië met grote mate van wantrouwen benaderen. 62 In zijn nieuwe rol als goed gefinancierde spion ging TATE aan de slag met het verzamelen van informatie over de effecten van bombardementen. Samen met zijn contactpersoon binnen MI5, Ronnie Reed, bezocht hij ook daadwerkelijk gebieden die getroffen waren door Duitse bombardementen, bijvoorbeeld een bombardement op Coventry.63 De rapporten die werden opgesteld om naar de Abwehr te zenden waren echter aan een grote mate van censuur onderhevig. Het W-board controleerde alle uitgaande berichten en zorgde ervoor dat de informatie die naar de Abwehr werd verzonden zo min mogelijk te controleren viel door Duitse verkenningsvliegtuigen. Tegelijkertijd werd de schade die was aangericht in Coventry opzettelijk overdreven weergeven in de berichten en TATE liet weten dat bepaalde grote fabrieken verplaatst waren, buiten het bereik van de bommenwerpers.64 De gecensureerde berichten zorgden ervoor dat TATE veel contact hield met de Abwehr gedurende de zomer van 1941 en hierdoor vermoedde MI5 dat TATE als spion nog in goed aanzien stond bij de Abwehr. Het succes van TATE als dubbelagent had ook een keerzijde. TATE kon, gezien zijn sterke financiële positie, bepaalde verzoeken om gevaarlijke informatie te sturen niet blijven ontwijken. Daarnaast kwam er vanuit de Abwehr het verzoek aan Schmidt om, met zijn nieuwe rijkdom, hoger op de sociale ladder te klimmen om zo

62 Rapport van Masterman 30-7-1941 KV2/61 34a. Jonasson en Olsson, Agent TATE 146-147. 63 Rapport van Reed 19-3-1942, NA Londen KV2/62 55k. West, Seven spies 52. 64 West, Seven spies 55. 34

toegang te krijgen tot meer waardevolle informatie.65 MI5 herkende dit risico en het double- cross comité vond dat het tijd was om dit risico in te dammen. TATE stuurde via zijn radiozender in september 1941 naar Hamburg dat hij door lokale politie was aangesproken waarom hij, als man in de dienstplichtige leeftijd, zich niet had gemeld voor militaire dienst. Om onder die dienstplicht uit te komen had hij een baan aangenomen op een boerderij nabij Radlett. De vader van een meisje dat hij had ontmoet zocht nog een boerenknecht en voor Schmidt was dit op de korte termijn de beste oplossing voor de situatie.66 In werkelijkheid verbleef TATE nog steeds in Londen met zijn telegrafist, geheel onder de controle van MI5. Het baantje op de boerderij zorgde ervoor dat de actieradius van TATE werd beperkt, en beter controleerbaar werd. Daarbij kwam dat de informatie waar hij nu toegang tot had, beperkt werd tot de relatief risicoloze weerberichten en informatie over gewassen en voedselvoorraden. 67 De nieuwe dekmantel voor TATE had ervoor gezorgd dat het risico van ontmaskering als dubbelagent was verminderd, maar het zorgde er ook voor dat de waarde van TATE als spion voor de Abwehr verminderd was. Daar kwam nog bij dat het voor MI5 in het geval van TATE niet mogelijk was om het vertrouwen dat hij genoot bij de Abwehr via een onafhankelijke weg te toetsen. Dit konden ze bij de meeste van hun andere dubbelagenten wel doen. Het controlemechanisme kwam voort uit het kraken van de enigmacodes door de codebrekers in Bletchley Park in december 1941. Veel spionnen werden door de Abwehr vanuit Lissabon of Madrid aangestuurd en de informatie werd dan draadloos, na analyse en gecodeerd te zijn met een enigmamachine, naar Berlijn gezonden. Echter werd Schmidt door de Abwehr vanuit Hamburg aangestuurd en de informatie werd vanuit Hamburg via de landlijn naar Berlijn doorgezonden, buiten het bereik van de Britse radio-interceptie.68 Dit

65 West Seven spies 56. Jonason en Olsson 105-106. Masterman, The double cross system 94. 66 West, Seven spies 56. Jonason en Olsson, Agent TATE 81-86. 67 Jonasson en Olsson, Agent TATE 89. 68 Ewen Montague, Beyond Top Secret: Ultra (1977) 136. 35

zorgde ervoor dat MI5 via TATE zelf navraag ging doen om te achterhalen of hij nog gewaardeerd werd door de Abwehr.69 Om de rol voor TATE in toekomstige operaties uit te bereiden werd in het begin van 1942 een fictief persoon aan het netwerk van TATE toegevoegd. MARY werd een vriendin van hem die werkte bij de decoderingsafdeling van de Admiraliteit. Dit fictieve contact zorgde ervoor dat hij meer waardevolle informatie voor de Abwehr kon gaan doorspelen, ondanks zijn beperking in bewegingsvrijheid door het werk op de boerderij. Om MARY in de weekenden te kunnen zien werd voor TATE een appartement gehuurd in Londen, vanuit waar hij ook eventueel wat spionagewerk zou kunnen uitvoeren.70 Door deze kleine uitbreiding van zijn netwerk was het voor TATE mogelijk om in de loop van 1942 mee te doen aan een van de eerste pogingen van strategische misleiding van het double-cross systeem; de misleiding omtrent de landingen van de geallieerden in Noord- Afrika: operatie TORCH. Het Duitse leger had in 1941 zijn Italiaanse bondgenoot bijgestaan in de strijd die deze voerde in Noord-Afrika tegen de Britten. Het doel van het Duitse Afrikakorps was om het kanaal van Suez te veroveren en op deze manier het Britse rijk te beroven van een van zijn belangrijkste zeeroutes naar haar koloniën. Operatie TORCH zou een tweede front in Noord-Afrika moeten openen aan de Atlantische kust en in Algerije. De landingen vonden plaats bij Casablanca, Oran en Algiers met als doel om de Duitse strijdkrachten uit Noord-Afrika te verdrijven en uiteindelijk een springplank te creëren voor een invasie van Zuid-Europa. Om de misleiding vorm te geven werd twee fictieve operaties verzonnen: OVERTHROW, met als doel de noordkust van Frankrijk, en SOLO 1, welke gericht was op een invasie van Noorwegen. Een van de eerste plannen over de misleiding omtrent TORCH ging over een mogelijke landing van geallieerde troepen nabij Dakar in Senegal, maar deze werden echter al snel geschrapt. Geruchten rondom een landing bij Dakar bleven echter de ronde gaan bij het Duitse oppercommando en de Duitsers waren er zo goed

69 West, Seven spies 57. 70 Masterman, The double cross system 76. Montague, Beyond Top Secret 119. 36

als van overtuigd dat dit de landingsplaats zou gaan worden.71 De rol van TATE in dit geheel was echter niet al te groot, zijn doel was om de Duitsers op het spoor te zetten van de invasie in Noorwegen . Zo meldde hij aan de Abwehr dat tijdens een diner met hem en MARY een aantal marineofficieren had laten vallen dat zij de bemanning van een groep torpedobootjagers in korte tijd moesten gaan voorzien van winterkleding en voorbereidingen moesten treffen voor een operatie in koud weer. Omdat TATE bijna de gehele oorlog solistisch had geopereerd, was voor hem in de grote misleidingcampagnes van de geallieerden slechts een kleine rol weggelegd. Het double- cross comité dacht, zeker gedurende het jaar 1943 toen TATE slechts veertien berichten ontving van de Abwehr, dat het niet meer waardevol was om hem aan te houden als dubbelagent. Het besluit om TATE te schrappen als dubbelagent werd door het double-cross comité echter niet doorgezet. Mede door het fictieve contact dat hij had binnen de Admiraliteit kon hij nog van waarde zijn. Door MARY kon hij een rol spelen bij het veilig stellen van een groot stuk zee waar konvooiroutes van de Verenigde Staten naar de Britse eilanden doorheen liepen. In de herfst van 1944 werd TATE ingezet om aanvallen van de Duitse onderzeeboten op de konvooien te voorkomen in een gebied ten zuiden en ten noorden van Ierland. TATE meldde aan de Duitsers dat zijn contact binnen de Admiraliteit had verteld over een nieuw type zeemijn die op de, anders mijnvrije, konvooiroutes werden gelegd. De mijnen werden op en dergelijke diepte gelegd dat een konvooi er wel overheen kon varen, maar een onderzeeboot die ondergedoken was er wel mee in contact kon komen.72 TATE stuurde in oktober en november 1944 een aantal berichten die beschreven waar de nieuwe mijnenvelden zich bevonden, met als doel de Duitse onderzeeboten uit dat gebied te weren. Dat deze informatie vals was, was voor de Abwehr eenvoudig de controleren. Als de Duitse onderzeeboten die in het gebied actief waren niet slachtoffer zouden worden van dit wapen

71 Masterman, The double cross system 109. Montague, Beyond Top Secret 132-133. 72 Jonason en Olsson, Agent TATE 187. 37

dan was het vertrouwen in TATE als sneeuw voor de zon verdwenen. Om de misleiding succesvol te laten zijn moest er een Duitse onderzeeboot slachtoffer worden van dit wapen. Op 16 oktober werd een Duitse onderzeeboot, U-1006, net ten zuiden van Ierland door een Canadees fregat met dieptebommen onschadelijk gemaakt en de overgebleven vierenveertig bemanningsleden werden krijgsgevangen genomen.73 Het precieze lot van deze onderzeeboot was voor de Duitsers niet bekend, maar het was voor MI5 een ideale manier om door middel van TATE de Abwehr te laten denken dat deze was gezonken door een mijn. TATE stuurde daarom op 15 november 1944 dat hij tijdens een gesprek met een matroos had vernomen dat de Duitse onderzeeboot was gezonken door een mijn en dat de vierenveertig overlevenden krijgsgevangen waren genomen.74 Dat de berichten van TATE over het mijnenveld serieus werden genomen kon door de Britten worden gecontroleerd door de Britse codebrekers in Bletchley park. Bij het meelezen van het Duitse radioverkeer op 1 januari 1945 werd een waarschuwing van de Duitse marine aan hun onderzeeboten hadden onderschept, welke specifiek vertelde om de gebieden welke door TATE waren doorgegeven, te vermijden. 75 De Abwehr vertrouwde de berichten van TATE echter niet helemaal. In de dagboeken van de Duitse marine werd de loyaliteit van TATE in twijfel getrokken omdat definitief bewijs van de betrouwbaarheid van de berichten van TATE ontbrak. Er bleven vermoedens bestaan bij de Duitse marine dat U-1006 was gezonken door dieptebommen in plaats van een mijn.76 Dat er uiteindelijk is besloten om de onderzeeboten de gebieden te laten vermijden kan komen doordat de Duitsers het zekere voor het onzekere wilden nemen en de verliezen in deze laatste fase van de oorlog wilden beperken. De twijfel in TATE werd uiteindelijk door een toevalstreffer weggenomen. In maart 1945 raakte een Duitse onderzeeboot, de U-260, beschadigd door een mijn zeer dichtbij een gebied dat door TATE was beschreven als

73 Jonason en Olsson, Agent TATE 188. 74 Ibidem. 75 Ibidem 189. 76 Ibidem. 38

mijnenveld. De kapitein van het schip kon zijn schip nog aan de oppervlakte krijgen en het incident melden via de radio. De onderzeeboot was echter verloren en de bemanning strandde in reddingsbootjes op de Ierse kust. De Duitse marine stuurde een dag later een bericht naar alle onderzeeboten dat ze de gebieden die door TATE waren aangeduid als mijnenvelden vanaf dat moment moesten mijden.77 Door een meevaller werd de misleiding van de Duitse onderzeeboten in de laatste maanden van de oorlog een groot succes en hadden de geallieerde konvooien rond Ierland een gebied waarin ze veilig waren voor aanvallen van Duitse onderzeeboten. De casus van TATE laat zien hoe het double-cross systeem zich in de loop van de oorlog heeft ontwikkeld. In het begin van zijn carriére als dubbelspion was TATE vooral van waarde voor MI5 door hen inzicht te verschaffen in de intenties van de Duitsers. Later was hij van waarde voor de eerste pogingen tot strategische misleiding. TATE was voor MI5 niet altijd een eenvoudig persoon om me te werken, maar zijn loyaliteit werd door MI5 niet in twijfel getrokken.78 Het vertrouwen dat Schmidt genoot bij de Duitse Abwehr was voor MI5 nooit helemaal duidelijk en was ook gedurende de hele oorlog het grootste dilemma voor MI5; hoe ze de geloofwaardigheid van TATE naar de Duitse Abwehr toe zo groot mogelijk konden houden. Een aantal gebeurtenissen rondom het double-cross systeem zorgden ervoor dat MI5 niet meer zeker kon zijn van het vertrouwen van de Abwehr in TATE. Bij het afwikkelen van de casus rond de dubbelagent SNOW bestond het risico dat het vertrouwen in TATE verloren was. De Abwehr had TATE via SNOW voorzien van een som geld om zijn onkosten te dekken. Omdat dit contact had plaatsgevonden nadat SNOW zijn onbegrijpelijke manoeuvres had uitgevoerd in Lissabon (en onder verdenking stond dat hij zijn dubbelrol bij de Duitsers had opgebiecht), was het goed mogelijk dat TATE ook verdacht werd van dubbelspel. Het feit dat het berichtenverkeer tussen de Abwehr en TATE gewoon doorging en door de Abwehr gewaardeerd werd, deed MI5 geloven dat TATE nog vertrouwen

77 Jonason en Olsson, Agent TATE 191-192. 78Masterman, The double cross system 52. 39

genoot bij de Duitsers. Bij de terugkeer van TRICYCLE uit de Verenigde Staten bestond er voor TATE ook een risico dat zijn voortbestaan als dubbelagent op het spel stond. Als TRICYCLE ontmaskerd zou worden als dubbelagent dan zou TATE niet vrij blijven van verdenkingen omdat hij in contact was gekomen met TRICYCLE. De Abwehr verbrak niet het contact met TATE en dit wees erop dat hij, ondanks de vermoedens van MI5, nog een mate vertrouwen genoot bij zijn contactpersonen in Hamburg. Dit terwijl er bij het hoofdkwartier in Berlijn een grote mate van wantrouwen bestond ten opzichte van TATE.79 Een verklaring hiervoor is te vinden in het feit dat de Abwehr bestond uit relatief onafhankelijk van elkaar opererende afdelingen, elk met zijn eigen waardevolle spionnen. De successen van deze spionnen hadden een positieve weerslag op het leven en de carrière van deze Abwehr-agenten. Deze door MI5 verkregen inzichten laten zien hoe belangrijk het was om een dubbelagent te laten lopen. Ondanks dat het kanaal van TATE niet gebruikt kon worden voor grootschalige strategische misleiding, bleef het MI5 van feedback voorzien met betrekking tot de modus operandi van de Abwehr. Illustratief voor de terughoudendheid die MI5 tentoonspreidde in het behandelen van TATE was zijn geënsceneerde vertrek naar het platteland nadat TATE het kleine fortuin had bemachtigd via het netwerk van TRICYCLE. Omdat het vertrouwen van de Abwehr in Schmidt niet via het Duitse radioverkeer kon worden getoetst, vermeed MI5 zoveel mogelijk om waardevolle informatie te versturen; op de boerderij was TATE slechts in staat om weerberichten en informatie over voedsel aan de Abwehr te geven. De rol die TATE speelde in het begin van de oorlog was voor MI5 van belang voor het in kaart brengen van andere spionnen in Groot-Brittannië, echter voor grootschalige misleiding was de status van TATE bij de Abwehr niet groot genoeg en ontbrak een onafhankelijk controlemechanisme. Dat aan het eind van de oorlog TATE succesvol was in de misleiding van Duitse onderzeeboten, was in grote mate toe te schrijven aan een toevallige samenloop van omstandigheden. In het geval van TATE heeft MI5 bewust de risico’s waar mogelijk weten in te dammen. De casus van

79 Rapport van Masterman 12-5-1942, NA Londen KV2/61 126. 40

TATE leerde MI5 dat het inzetten van een dubbelspion voor misleiding, aan veel meer voorwaarden moest voldoen dan louter de loyaliteit van de agent en het het berichtverkeer onder controle hebben. Voor de ontwikkeling van het double-cross systeem was het van groot belang dat de geloofwaardigheid van de dubbelspion en zijn verstuurde (des)informatie getoetst kon worden. De gevaren voor het voortbestaan van TATE als dubbelagent kwamen voornamelijk uit connecties die TATE had gelegd met andere dubbelagenten. Wanneer deze agenten op het punt stonden om ontmaskerd te worden, bestond en een groot risico dat ook TATE hetzelfde lot zou wachten. Een van die dubbelagenten die met regelmaat grote risico’s nam tijdens zijn carrière voor MI5 en mede daardoor ook het lot van TATE in zijn handen hield, was Dusan Popov.

41

TRICYCLE: de bedreigingen van je bondgenoten

Dusan ‘Dusko’ Popov was één van drie zonen van een welgestelde familie uit Dubrovnik, een oude kuststand in het voormalig Joegoslavië. De Popov familie had een vooraanstaande positie in de samenleving, gegrond op het kapitaal dat de grootvader van Dusko had gecreëerd als bankier en groot industrieel. Ze bezaten textielfabrieken, kolenmijnen en een hoedenwinkel in Parijs.80 Voor Dusko’s scholing werden kosten nog moeite gespaard en hij werd naar scholen in Parijs en een kostschool in Surrey gestuurd om vervolgens terug te keren naar Belgrado om daar aan de universiteit rechten te studeren. Na zijn afstuderen in 1935 schreef hij zich in aan de universiteit van Freiburg om daar zijn doctoraal diploma te behalen. In Freiburg kwam Dusko ook voor het eerst in contact met het Nazi-regime, dat sinds Hitler’s machtsgreep in 1933 het land aan het omvormen was naar een nationaalsocialistische dictatuur. Als buitenlandse student was Popov veel te vinden in de Deutsche Ausländische Gesellschaft, de club voor internationale studenten in Freiburg. Hier ontmoette hij Johann ‘Johnny’ Jebsen, een medestudent uit Hamburg. Jebsen was lid van een aristocratische familie uit Hamburg en erfgenaam van een grote handelsonderneming. Ze deelden een passie voor snelle sportauto’s en het gezelschap van vele vrouwen en werden goede vrienden.81 Popov was, als buitenlander in Duitsland, niet verplicht zich te registeren voor de Hitlerjugend, SA of SS om, in tegenstelling tot de Duitse studenten, een carrière in het Duitsland onder de Nazi’s veilig te stellen. Tijdens diners van de studentenvereniging was hij ook menig maal een fervent verdediger van de democratie. Dit zorgde ervoor dat hij niet in een al te best daglicht kwam te staan in de pro-Nazi kringen rond de universiteit. Toen hij in

80 Russell Miller, Codename TRICYCLE: The True Story of the Second World War’s Most Extraordinary Double Agent (Londen 2005) 14. 81 Ibidem 16. 42

de zomer van 1937 zijn doctoraal thesis had afgemaakt en op het punt stond te vertrekken voor een vakantie naar Parijs werd hij van zijn bed gelicht door vier Gestapo-agenten die hem meenamen en opsloten in het lokale hoofdkwartier in Freiburg. Daar bleef hij meer dan een week vast zitten en werd ondervraagd en beschuldigd van sympathiseren met communisten en joden. Toen werd hij op een ochtend onverwachts vrij gelaten met de mededeling het land zo snel mogelijk te verlaten. Hij nam de eerste trein naar Basel en vond daar Jebsen op het perron, wachtend op zijn vriend. Jebsen had Dusko’s vader geïnformeerd over het lot van zijn zoon en omdat zijn vader as invloedrijk zakenman een directe connectie had met de minister president van Joegoslavië werd er op het hoogste niveau druk uitgeoefend om Dusko vrij te krijgen.82 Terug in Dubrovnik zette Dusko een advocatenpraktijk op en leidde een goed leven als een jonge, welgestelde advocaat. Dusko verbaasde zich over Jebsen die, toen hij hem weer ontmoette in Belgrado voor het afronden van een handelsovereenkomst, hem vertelde dat hij voor de Duitse Abwehr was gaan werken. Dusko wist dat Jebsen geen voorstander van het Nazi-regime was, maar in zij nieuwe rol als Abwehr-agent kon hij vrij reizen voor zaken zolang hij maar informatie doorspeelde over zijn handelscontacten.83 Jebsen vroeg Dusko nog om een gunst; met de uitgebreide contacten van zijn familie in de hogere lagen van de Europese samenleving was Dusko zeer geschikt om informatie te verzamelen omtrent hooggeplaatste collaborateurs in de Franse politiek. Frankrijk stond op het punt verslagen te worden door de Duitse Wehrmacht en het was Jebsen’s taak om een rapport samen te stellen over personen die het meeste neigden naar een samenwerking met Duitsland. Dusko ging er mee akkoord, maar zag het slechts als een vriendendienst.84 Het rapport dat hij opstelde over de mogelijke collaborateurs werd goed ontvangen binnen de Abwehr en niet veel later werd hij via Jebsen geïntroduceerd aan een Abwehr

82 Miller, Codename TRICYLE 18-19. 83 Ibidem 21. 84 Ibidem. 43

officier genaamd Müntzinger, die Jebsen als gast had meegenomen naar een diner met Dusko. Müntzinger was zeer geïnteresseerd in de sociale contacten die Dusko had door zijn familie en met name dat Dusko al eens had kennis gemaakt met de Hertog van Kent. Met dit soort contacten kon Dusko van zeer grote waarde zijn voor Nazi-Duitsland. Het regime zou tevens zeer gul zijn in het tonen van haar dankbaarheid. Dusko kreeg al snel door dat Müntzinger eigenlijk Jebsen’s directe chef was en dat het de bedoeling was van Müntzinger om hem te rekruteren als spion.85 Popov zag geen waarde in het helpen van de Duitsers, maar zag de waarde van het hebben van contact met de Abwehr wel. De volgende ochtend bevond hij zich in de Britse ambassade waar hij zijn connectie met de Duitse militaire inlichtingendienst uit de doeken deed. Zorgvuldig werd het verhaal van Dusko nagetrokken en na overleg met Londen werd hij twee dagen later ingelicht dat hij het aanbod van de Duitsers moest accepteren. De carrière van Dusko als dubbelspion was begonnen. Als dekmantel voor zijn spionagewerk en het frequente reizen werd een import-export bedrijf opgezet in Belgrado. Toen hij het Duitse aanbod accepteerde, liet Dusko aan Müntzinger duidelijk weten dat hij geen taken zou uitvoeren die op een of ander manier schadelijk zouden zijn voor zijn vaderland Joegoslavië, en dat hij het spionagewerk voornamelijk deed om financieel gezien zo goed mogelijk uit de oorlog te kunnen komen. Hij wilde zeer goed betaald worden en wilde dat zijn familie niets overkwam. De manier om informatie vanuit Londen te kunnen ontvangen kwam via een ‘diplomatieke kennis’ van Dusko in Londen die bereid was gevonden om mee te werken om financiële redenen. Brieven, geschreven in geheime inkt, werden met de diplomatieke post meegezonden naar Londen en op dezelfde manier werden de antwoorden vanuit Londen teruggestuurd. In werkelijkheid bestond deze ‘diplomatieke kennis’ alleen in de verbeelding van Popov en werden de antwoorden op de vragenlijsten zorgvuldig samengesteld door de Britse inlichtingendienst.86 Omdat de antwoorden op de eerste vragenlijsten van de Abwehr

85 Miller, Codename TRICYLE 23. 86 Antwoorden op vragenlijst 26-6-1941, NA Londen KV2/863. Miller, Codename TRICYCLE 24-27. 44

nogal lang op zich lieten wachten, werd er door Müntzinger besloten dat het beter was voor Popov om zelf de informatie op te gaan halen in Londen. Toen Popov in december 1940 aankwam in Londen werd hij als een heer ontvangen. Hij kreeg een kamer in het Savoy hotel, dit in contrast met veel andere dubbelagenten die meteen na aankomst gevangen werden gezet in Latchmere House en onder streng toezicht bleven van MI5. Popov werd echter met evenveel wantrouwen benaderd als andere spionnen en onder leiding van T.A. Robertson werd hij dagen lang ondervraagd om te achterhalen of zijn intenties om voor de Britten te werken wel te vertrouwen waren.87 De ondervragers waren er na vier dagen uit dat Popov te vertrouwen was en dat het waardevol was om hem te gebruiken als dubbelspion. MI5 zette voor Popov een handelsonderneming op in Regent Street in Londen dat als dekmantel kon fungeren. De vragenlijst die Popov met zich me had genomen werd inmiddels grondig bestudeerd en er werd getracht om met antwoorden te komen die het aanzien van Popov bij de Duitsers zou versterken, maar verder geen schade zouden berokkenen voor de Britten. De antwoorden die werden verzonnen waren allen zeer vaag, maar om het Duitse vertrouwen in Popov te laten groeien kreeg Dusko voor zijn volgende bezoek aan Lissabon een marinekaart mee waarop de locatie van een aantal mijnenvelden voor de Britse oostkust vermeld stond. Ondanks de vage antwoorden op de vragen was er, volgens Popov, tijdens zijn bezoek aan Lissabon bij zijn contactpersoon binnen de Abwehr geen spoor van wantrouwen te bekennen en hij werd met een nieuwe opdracht terug gestuurd naar Londen; het rekruteren van een aantal van zijn bronnen om een spionnennetwerk op te bouwen.88 Het uitbereiden van Popov’s netwerk verschafte MI5 de kans om het Duitse vertrouwen in Dusko in sterke mate te vergroten en de mogelijkheid om twee extra wegen te creêren om informatie door te spelen naar de Abwehr. Voor MI5 waren er twee gegadigden voor deze uitbereiding. De eerste kandidaat was een vrouw waarmee Popov in Londen

87 Rapport van Luke 3-5-1941, NA Londen KV2/847 92k. 88 Miller, Codename TRICYCLE 61-65. 45

bevriend was geraakt: Friedle Gaertner. Gaertner was al bekend bij MI5 onder de codenaam GELATINE, ze deed zich voor als een Nazi-sympathisante en was voor de oorlog regelmatig te vinden in de Duitse ambassade. De tweede kandidaat was Dickie Metcalfe, codenaam BALLOON. Een oud-legerofficier, die was ontslagen en in financiële problemen was beland. Hij bezat een wapenfabriek en zou een goede bron vormen voor militaire informatie.89 Door de uitbereiding van zijn netwerk met twee subagenten stond Popov s voortaan te boek bij MI5 onder de codenaam TRICYCLE. De uitbereiding zorgde ervoor dat Popov in hoog aanzien kwam te staan bij de Abwehr en in de zomer van 1941 werd hem een belangrijke opdracht toevertrouwd. De opdracht kwam voort uit een eerdere tegenslag van de Abwehr in de Verenigde Staten. Het Duitse spionageapparaat in de Verenigde Staten had in de lente van 1941 een grote klap te verduren gekregen toen het hoofd van de grootste Duitse spionnenring in Amerika, William G. Sebold, verongelukte in New York. In zijn hotelkamer vond de FBI genoeg bewijs om marliefst drieëndertig Duitse spionnen op te sporen en te arresteren. Deze arrestaties zorgden ervoor dat de Abwehr zo goed als geen spionnen meer actief had in de Verenigde Staten. Het wegvallen van vrijwel alle spionageactiviteiten was voor de Duitse Abwehr een grote klap en zorgde voor een groot gat in het vergaren van informatie uit de Verenigde Staten. Voor de Abwehr was Dusko Popov de ideale kandidaat die dit gat op zou kunnen gaan vullen. Hij kreeg de opdracht om naar New York af te reizen en daar een nieuw netwerk van spionnen op te zetten.90 MI5 had de Amerikaanse veiligheidsdienst FBI ingelicht over de komst van TRICYCLE en aangegeven dat deze Duitse spion eigenlijk een dubbelspion was, onder controle van MI5. De FBI schatte de waarde van dubbelspionnen echter heel anders in dan hun collega’s van MI5 dat deden. Omdat de Verenigde Staten in de lente en zomer van

89 Rapport van Luke 6-6-41 KV2/848 134a. KV2/1070 en KV2/1275 voor de archiefdozen van BALLOON en GELATINE. 90 Robertson aan Foley 26-5-1942, NA Londen KV2/848 261a. West, Seven Spies 16-17. 46

1941 niet in oorlog was met Nazi-Duitsland werd er door de FBI weinig prioriteit gesteld aan de offensieve capaciteiten van de veiligheidsdienst, en van dubbelspionnen in het bijzonder. Dubbelspionage was een zeer risicovolle tak van het inlichtingenwerk en het nut van dubbelagenten werd door de FBI vooral in defensief opzicht onderkend. Dubbelagenten konden andere spionnen die actief waren in de Verenigde Staten naar zich toe lokken zodat ze opgepakt konden worden. Om TRICYCLE’s missie naar de Verenigde Staten te laten slagen was het belangrijk dat MI5 en TRICYCLE de FBI konden overtuigen van de toegevoegde waarde van de dubbelspionage voor het verdere verloop van de oorlog. Om zijn waarde als mogelijke dubbelspion voor de FBI kracht bij te zetten had TRICYCLE twee sterke troeven met zich meegenomen op zijn reis naar de Verenigde Staten. De eerste troef betrof het inzicht in de nieuwe Duitse techniek van de microdot, waarmee een document kon worden verkleind tot de grootte van een punt en alleen met behulp van een sterke microscoop werd het document zichtbaar. De tweede troef was een vragenlijst, die hij had gekregen van de Abwehr, waarin opvallend veel vragen stonden met betrekking tot de verdedigingswerken rond de marinebasis op Hawaï; Pearl Harbor.91 Popov herinnerde zich tevens dat hij tijdens zijn laatste bezoek aan Lissabon, voordat hij naar de Verenigde Staten vetrok, een gesprek met Jebsen had over een bezoek van Jebsen aan de Italiaanse marinebasis van Taranto. Jebsen begeleidde tijdens dat bezoek een Duitse luchtmachtofficier, Von Gronau, die als militair afgevaardigde werkte in Tokyo. De Japanners waren namelijk zeer geïnteresseerd in de schade die aangericht was na een aanval van het Britse vliegdekschip HMS Illustrious. Deze aanval was een van de eerste voorbeelden van de inzet van een vliegdekschip om een vijandelijke vloot aan te vallen terwijl deze voor anker lag.92 De combinatie van deze twee stukken informatie waren in Dusko’s ogen een zeer duidelijke indicatie dat de Japanners serieuze voorbereidingen aan het treffen waren voor een mogelijke aanval op de Verenigde Staten.

91 Luke aan Robertson 14-8-1941, NA Londen KV2/855 199a. Miller, Codename TRICYCLE 86. 92 Miller, Codename TRICYCLE 84. 47

Het verkregen inzicht in de techniek van de microdot werd door de FBI met veel meer interesse ontvangen dan de vragenlijst met de vragen over Pearl Harbor. Popov vond dat hij, met het doorspelen van de informatie, zijn taak had verricht richting de FBI en zette zich in om acceptabele antwoorden te formuleren op de vragenlijst die hij had meegekregen. Toch was de ontvangst in New York zeer koel.93 De FBI had totaal geen interesse om TRICYCLE als een dubbelagent in te zetten op de manier waarop MI5 nu al ruim een jaar bezig was. J. Edgar Hoover, het hoofd van de FBI, zag in TRICYCLE hoogstens een lokeend die gebruikt kon worden om mogelijk andere Duitse spionnen in de VS naartoe te lokken en dan in te rekenen.94 De relatie tussen Hoover en Popov was al vanaf Popov’s aankomst zeer gespannen. De twee mannen waren haast elkaars tegenpolen. De autocratische hardliner Hoover zag niet veel waarde in de aristocratische playboy Popov. Toen Dusko zich in september 1941 eenmaal in New York had genesteld, onder supervisie van de FBI, had hij een eerste contact gemaakt met de Abwehr in Lissabon. Via een brief in geheime inkt stelde hij voor om een reisje te plannen naar Hawaï. De kleine vakantie kon als uitstekende dekmantel dienen om tot antwoorden te komen op de vragenlijst die hij had meegekregen. De FBI wilde hier echter helemaal niks van weten. Hoover vertrouwde Popov voor geen cent en wilde zijn bewegingen tot een minimum beperken. Dusko was woedend en vreesde voor het negatieve effect dat dit zou hebben op zijn reputatie bij de Abwehr. Als hij geen fatsoenlijke antwoorden kon formuleren op de vragen, en de gebruikelijke kwaliteit van zijn berichten niet kon handhaven dan zouden er al snel alarmbellen gaan rinkelen.95 Wat zorgen wekte bij Popov was dat er op de vele brieven met informatie nog geen antwoord was gekomen uit Lissabon. Pas toen TRICYCLE aan de Abwehr liet weten dat hij

93 Rapport van Masterman 19-4-1942, NA Londen KV2/849 242c. 94 Miller, Codename TRICYCLE 94. 95 Rapport van Wilson 13-5-1942, NA Londen KV2/849 256a, Rapport vna Wilson 14-7-1942, NA Londen 277a. Miller, Codename TRICYCLE 99. 48

tabellen over de organisatie van het Amerikaanse leger had bemachtigd, kwam er een antwoord uit Lissabon. Ditmaal met het verzoek om naar Rio de Janeiro af te reizen om deze documenten in persoon te overhandigen.96 Omdat bij deze overhandiging de FBI de kans zou hebben om direct contact te kunnen hebben met een Abwehr-agent stemden ze in met het plan. Op 14 november 1941 vertok Dusko vanuit New York naar Rio de Janeiro waar hij een week verbleef voordat hij contact kreeg met het Abwehr-station aldaar. Hij wist de Duitsers ervan te overtuigen dat hij veel problemen had ondervonden met het sturen van de brieven met geheime inkt en dat het opzetten van een radiozender een betere manier van communiceren zou kunnen faciliteren. De Abwehr stemde ermee in en voorzien van een nieuwe vragenlijst en een klein fortuin op zak vertrok hij per boot weer naar de Verenigde Staten.97 Op 7 december 1941 lanceerde het keizerrijk van Japan een verrassingsaanval op een deel van de Amerikaanse vloot die voor anker lag in de haven van Hawaï. Popov was met stomheid geslagen toen hij erachter kwam dat de Amerikaanse vloot totaal was verrast door de aanval. Hij had ze toch gewaarschuwd? Terug in New York wachtte hem een aangename verrassing, Ewen Montague, lid van het double-cross comité, kwam polshoogte nemen van hun meest waardevolle agenten. Montague was naar de Verenigde Staten gezonden om een brug te slaan tussen MI5 en de FBI. Hij kwam zelfs met een plan om een kleinere versie van het double-cross comité op te richtten in New York om de kwaliteit van de informatie die naar de Duitsers werd gezonden te waarborgen, maar Hoover wilde niets weten van de offensieve capaciteiten van dubbelagenten en hun rol in het misleiden van de tegenstander. Onverrichtterzake keerde Montague weer terug naar Londen.98 MI5 ontving in januari een verontrustend bericht vanuit New York. De FBI had een radiostation opgezet om namens TRICYCLE in contact te komen met het Abwehr-station in

96 Rapport van Wilson 29-3-1943 KV2/849 457a. 97 Rapport van Wilson 29-3-1943, NA Londen KV2/849 457. Miller, Codename TRICYCLE 110-14. 98 Montague, Beyond top secret 76-85. 49

Lissabon, echter zonder dat Popov hier ook maar iets mee te maken mocht hebben. Al het radioverkeer zou onder controle zijn van de FBI. Het double-cross comité was met stomheid geslagen. Als TRICYCLE niet wist wat onder zijn naam naar de Abwehr gezonden werd, hoe kon hij dan nog een ondervraging overleven wanneer ze hem over bepaalde informatie uit die berichten zouden uithoren? 99 De Britste radio-interceptiedienst onderschepte in op 21 maart 1942 verontrustend nieuws vanuit Berlijn over TRICYCLE. Het vertrouwen in de spion IVAN (Popov) was sterk verminderd en hij werd ervan verdacht een dubbelagent te zijn. Het grote verschil tussen de lage kwaliteit van de informatie die vanuit de Verenigde Staten werd verstuurd en de informatie die eerder van zijn hand uit Groot Brittannië kwam was een reden voor de Abwehr om te vermoeden dat hij gedraaid zou zijn.100 Daarnaast was zijn contactpersoon bij de Abwehr in Rio de Janeiro recentelijk opgepakt als spion. Dit versterkte het vermoeden dat Popov onder controle stond van de FBI.101 Ondanks het vermoeden dan Popov voor de Amerikanen werkte, bleef de Abwehr vragenlijsten sturen naar het radiostation dat was opgezet om de berichten uit Lissabon te kunnen ontvangen en versturen. 102 Het leek erop dat er, ondanks de verdachtmakingen, nog een mate van vertrouwen bestond tussen het Abwehr-station in Lissabon en Popov. Het probleem met het ontvangen van geld vanuit Duitsland zou uiteindelijk het einde betekenen van TRICYCLE’s verblijf in de Verenigde Staten. Door zijn exorbitante levensstijl was TRICYCLE in de lente van 1942 al door zijn budget van $70.000,- heen en hij deed daarom meerdere verzoeken bij de Abwehr om meer geld los te krijgen voor het onderhouden van zijn spionageactiviteiten.

99 Rapport van Wilson 26-3-1943, NA Londen KV2/863 457k. Rapport van Wilson 13-4-1942, NA Londen KV2/863 241a. Miller, Codename TRICYCLE 118-119. 100 Rapport van Masterman 12-4-1942, NA Londen KV2/863 239. 101 Miller, Codename TRICYCLE 124. 102 Rapport van Wilson 12-5-1942, NA Londen KV2/863 255b. 50

Duidelijk werd dat MI5 met het uitlenen van TRICYCLE aan de FBI geen rekening had gehouden met de verschillende visie die de FBI had als het ging om contra-inlichtingen. Pogingen om tijdens het verblijf van TRICYCLE in de Verenigde Staten de visie van de FBI nog bij te sturen, mislukten. Het verschil in benadering van contra-inlichtingen tussen MI5 en de FBI bleek bijna desastreus voor de loopbaan van TRICYCLE als dubbelspion. Bij de terugkeer van TRICYCLE uit de Verenigde Staten zou MI5 een van de grootste risico’s nemen in de carrière van TRIYCLE als dubbelagent. Door de starre houding van Hoover en de FBI was de kwaliteit van informatie die naar Lissabon werd gezonden vanuit New York niet van het kaliber wat de Abwehr gewend was van Popov. Daarnaast was Dusko niet in staat gesteld om de berichten die over de radio werden verstuurd te controleren. Als hij in detail ondervraagd zou worden over deze berichten zou snel aan het licht komen dat hij onder controle van de FBI had gestaan. Hij vertrok naar Lissabon met een aantal antwoorden op de laatste Duitse vragenlijst en een paar tijdschriften. Hier zaten echter niet zeer waardevolle stukken informatie bij omdat de FBI tot op het laatste moment weigerde om ook maar iets waardevols vrij te geven om aan de Duitsers te voeren.103 Voor zijn vertrek was TRICYCLE nog uitgebreid gebrieft door MI5 om ervoor te zorgen dat hij zo goed mogelijk voorbereid was op alle vragen die de Duitsers hem zouden kunnen gaan stellen. Kern van het betoog zou zijn dat Popov door gebrek aan geld niet de gewenste informatie had kunnen weten te bemachtigen en zijn sociale cirkel had kunnen uitbereiden.104 In feite kwam Popov met lege handen aan in Lissabon; zijn missie om een spionnenring op te zetten in de Verenigde Staten was mislukt en al het geld dat de Duitsers in hem hadden geïnvesteerd had hen niks opgeleverd. Als het verhaal van Popov geloofd zou worden door de Abwehr, dan lag de sleutel voor die acceptatie bij Popov’s Duitse contactpersoon in Lissabon: Von Karsthoff. Er waren wel vermoedens dat Popov’s reputatie bij Von Karsthoff in takt zou blijven. Dit omdat Von Karsthoff en Popov het zeer goed met elkaar konden vinden. Belangrijker was dat

103 Rapport van Wilson 14-7-1942, NA Londen KV2/850 277a. Miller, Codename TRICYCLE 146. 104 Rapport van Wilson 18-7-1942, NA Londen KV2/850 278a. 51

Von Karsthoff er veel bij te verliezen had als Popov ontmaskerd zou worden als dubbelagent; zijn carrière bij de Abwehr zou een duikvlucht nemen en het was niet ondenkbaar dat hij na zo’n falen naar het oostfront gestuurd zou worden. Daarnaast was MI5 ervan overtuigd dat Von Karsthoff een deel van het geld dat via het kanaal van Popov vloeide in zijn eigen zak stak. Het was dus goed denkbaar dat, wanneer Popov met een acceptabele uitleg kwam voor het falen van zijn missie, Von Karsthoff hem snel zou geloven. Het was echter verre van een zekere zaak en MI5 schatte TRICYCLE’s kans op succes in op 50%.105 Tijdens zijn verhoor in Lissabon wist Popov zijn verhaal met overtuiging te brengen. Hij manoeuvreerde zichzelf in een slachtofferrol en liet weten dat er van hem, met een gebrek aan financiën, toch niet verwacht kon worden dat hij in enkele maanden een spionnenring kon opzetten. Von Karsthoff was, zeer waarschijnlijk mede gedreven door zijn eigenbelangen bij het in stand houden van Popov, overtuigd van zijn verhaal. Britse radio-interceptie pikte drie dagen na de aankomst van TRICYCLE in Lissabon een bericht op dat verzonden was door von Karsthoff naar Berlijn. Hierin liet hij weten dat, ondanks de verdenkingen er geen reden was om te twijfelen aan de integriteit van Popov.106 Ondanks de smet op zijn imago kon Popov weer aan de slag gaan in Groot-Brittannië. Een belangrijke les kon getrokken worden uit TRICYCLE’s Amerikaanse avontuur. Tussen de geallieerde diensten was het noodzakelijk om een zelfde visie op de inzet en capaciteiten van dubbelagenten te hebben. In de herfst van 1943, na een bezoek aan Lissabon, kwam Popov terug in Londen met waardevol nieuws; zijn studievriend en Abwehr agent Johann Jebsen was geïnteresseerd om over te lopen naar de geallieerden. Dusko was overtuigd van de integriteit van Jebsen en wist dat hij geen overtuigd nationaal-socialist was. Om te overleven had hij zich slechts zo voorgedaan.107 Het nieuws werd door MI5 met gemengde reacties ontvangen. Aan de ene kant was het een buitenkans om een actieve Abwehr-agent te rekruteren en zo eerstegraads

105 Rapport van Wilson 14-10-1942, NA Londen KV2/850 383a. Miller, 144. 106 Rapport van Masterman 21-10-1942, NA Londen KV2/851 384. 107 Popov aan Wilson 10-1-1943, NA Londen KV2/851 400b. 52

inzicht te krijgen in de organisatie van de tegenstander. Aan de andere kant, wanneer Jebsen zich bedacht of een fout zou maken, kon dit het einde betekenen voor alle dubbelspionnen die met TRICYCLE te maken hebben gehad. Jebsen wilde zijn aanbod nog aantrekkelijker maken door Dusko te vertellen dat hij kennis had van een andere, zeer succesvolle, spion die in Groot-Brittannië een heel netwerk van spionnen controleerde. Jebsen was bereid de ware identiteit van deze meest waardevolle spion aan MI5 prijs te geven.108 Dit aanbod bracht MI5 in een zeer lastig parket. Wat Popov niet wist, omdat alle dubbelagenten door het double-cross comité volledig onafhankelijk van elkaar werden behandeld, was dat MI5 een zeer sterk vermoeden had wie deze succesvolle spion was; Juan Pujol Garcia, codenaam GARBO. GARBO fungeerde vanaf april 1942 al als dubbelagent onder het double-cross comtié en had een fictief spionnennetwerk weten te bouwen welke dagelijks via radio in contact stond met de Abwehr. Wanneer Jebsen onder controle zou komen te staan van MI5, zou hij er al snel achter komen dat de succesvolle spion die hij op een presenteerblaadje aanbood ook al onder controle stond van de Britse dienst. Wat het aanbod van Jebsen nog wat extra waarde gaf, was het feit dat hij Popov had gewaarschuwd om uit het centrum van Londen te blijven omdat een nieuw Duits raketwapen op het punt stond om ingezet te worden. Met het aandragen van deze informatie werd MI5 langzaam maar zeker ervan overtuigd dat het van waarde kon zijn om de overloop van Jebsen te accepteren. In november 1943 werd hij onder de codenaam ARTIST toegevoegd aan het inmiddels grote web van dubbelspionnen.109 Met het accepteren van ARTIST nam MI5 een groot risico. Niet alleen stond hij in direct contact met TRICYCLE, hij wist ook dat het dubbelspel een grotere omvang had in de vorm van GARBO. Daarbij kwam dat hij een actieve Abwehr-agent was. Eén enkel persoon werd vertrouwd met kennis die, als zijn

108 Miller, Codename TRICYCLE 189-197. 109 Rapport van Wilson 28-9-1943, NA Londen KV2/854 632. Rapport van Masterman 15-11-1943, NA Londen KV2/854 648b 53

loyaliteit zou veranderen, het hele double-cross systeem zou kunnen opblazen. In het begin van 1944 was een van de grootste en meest ingenieuze misleidingoperaties voor een groot deel onderweg. Het doel van deze operatie, genaamd FORTITUDE was de Duitse generale staf te laten geloven dat de landingen in Normandië slechts en afleidingsmanoeuvre waren en dat de echte invasie van Europa bij de nauw van Calais zou plaatsvinden. De sleutel tot het succes van deze misleiding lag bij het overtuigen van de Duitse generale staf dat er tijdens de invasie nog een groot leger van een miljoen man verbleef in het zuiden van Engeland in afwachting van de order om aan te vallen. Deze First U.S. Army Group (FUSAG), onder het commando van de bekende generaal George S. Patton, bestond slechts op papier en in de verbeelding van de geallieerde legerleiding. Om de Duitse staf te laten geloven dat FUSAG daadwerkelijk bestond, werden vele nep-tanks, -landingsvoertuigen, - artillerie, -voertuigen en -barrakken geconstrueerd welke door Duitse verkenningsvliegtuigen konden worden aangezien als echt materieel. Naast FUSAG was er nog een denkbeeldig leger, het 4e Britse leger, dat gestationeerd was in Schotland met als doel Noorwegen aan te vallen. Dit had voor de geallieerden als doel om de Duitse divisies die zich in Noorwegen bevonden, daar te houden zodat ze niet als versterkingen konden worden aangevoerd naar Frankrijk.110 Essentieel in het misleidingplan waren de dubbelagenten onder controle van het double-cross comité en vanaf het begin van 1944 werden alle middelen van het systeem ingezet om de misleiding van operatie FORTITUDE te ondersteunen. Dagelijks kwamen de case-officers van MI5 bij elkaar om nauwkeurig na te lopen welk deel van de informatie puzzel naar de Abwehr gestuurd moest worden. Dit gebeurde via alle vijftien nog actieve dubbelagenten, waarvan TRICYCLE een van de voornaamste was. Het netwerk rond Popov had in het begin van operatie FORTITUDE nog geen rol gekregen omdat er nog twijfels bestonden over de loyaliteit en betrouwbaarheid van ARTIST. Maar zijn case-officer Wilson lobbyde hard om een van de in Duitse ogen meest

110 Roger Hesketh, Fortitude, The D-Day Deception Campaign (Woodstock en New York 2000) 17-28. 54

hooggewaardeerde spion niet mee te laten doen in de misleiding: “There can be no doubt that at the moment TRICYCLE’s stock in the eyes of the Abwehr is extremely high”, noteerde hij in een memorandum op 23 december 1943, “all Abwehr officers from highest to lowest have vested interest in supporting the bona fides of TRICYCLE and I very much doubt if any of them would have the moral courage to admit that for years they had been fooled and had spent enormous sums of money running a British agent.” 111 Het double-cross comité was overtuigd door de argumenten van Wilson en liet het netwerk van TRICYLE meedoen aan FORTITUDE. Het risico rondom Jebsen bleek echter in grote mate onderschat. In februari 1944 werd het hoofd van de Abwehr, admiraal Wilhelm Canaris, ontslagen. Heinrich Himmler, hoofd van de Sicherheidsdienst (SD), stond al jaren op gespannen voet met Canaris en zijn Abwehr en het falen van het voorspellen dan de landingen in Noord- Afrika en Italië in 1942 en 1943, had de reputatie van Canaris veel schade toegebracht. Nu het erop leek dat de oorlog in het voordeel van de geallieerden beslist zou worden, trokken de hardliners binnen het Nazi-leiderschap de macht meer naar zich toe en Canaris was een van de slachtoffers. Hij werd vervangen door Walter Schnellenberg, een SS-officier. Kort nadat Canaris werd afgezet als hoofd van de Abwehr werd de dienst door Hitler gefuseerd met de SD, om zo één grote Duitse inlichtingendienst te creëren. Voor Jebsen betekende deze ontwikkeling dat hij nu zonder de bescherming zat van zijn anti-Nazi vrienden binnen de Abwehr.112 Het dubbelspel dat Jebsen speelde kwam eind april 1944 aan zijn einde. Hij werd ervan verdacht zich bezig te houden met frauduleuze geldtransacties naar Zwitserland en hij werd daarvoor gezocht door de Gestapo. Jebsen wist dat hij in de probleem was gekomen en toen hij op 21 april de opdracht kreeg om een vergadering bij te wonen in Biarritz om Popov’s financiële eisen te bespreken, vermoedde hij dat hij zou worden opgepakt. Hij verexcuseerde zich voor de vergadering omdat dat hij bang was dat zijn dekmantel zou

111 Wilson aan Masterman 23-12-1943 KV2/856 677a. Miller, Codename Tricycle 208. 112 Miller, Codename Tricycle 209 55

verliezen als hij zou gaan. De weigering te verschijnen op de vergadering werd door Berlijn gezien als desertie en omdat er al lang vermoedens bestonden dat Jebsen een dubbelspel aan het spelen was, werd hij een paar dagen later in Lissabon ontvoerd en naar Duitsland getransporteerd.113 Het arresteren van ARTIST betekende ook het einde van het dubbelspel van TRICYCLE. “The fact that ARTIST, who is fully cognisant of the TRICYCLE network and who has some knowlegde or at least some inkling of the other cases, has fallen under suspicion and been removed to Berlin by the Abwehr... threatens the whole cover plan. ... There is no proof that treason on the part of Artist is part of the charges. But obviously under interrogation in Berlin Artist may betray all, or perhaps more than he knows. We must act on the Assumption that the Tricycle case may be blown.” noteerde Masterman op 10 juni 1944.114 Het double-cross comité concludeerde dat de hele casus rond TRICYCLE afgelopen was en trokken de stekker eruit. Het Britse vertrouwen in TRICYCLE was zeer groot. Zelfs tijdens een van de meest kritieke momenten, wanneer het hele double-cross systeem werd ingezet voor operatie FORTITUDE, mocht hij afreizen naar Lissabon om zijn Duitse contactpersoon te ontmoeten. Alle andere dubbelagenten onder controle van het double-cross systeem bleven in Engeland en hadden via radio of brief contact met hun Abwehr agenten. Popov bracht veel van zijn informatie echter persoonlijk naar Von Karsthoff, waar hij bij elk bezoek het risico liep, bij een kleine slip of the tongue, gevangen genomen te worden en daarmee het hele dubbelspel in gevaar kon brengen.115 De grootste risico’s die genomen werden door het double-cross comité in de casus van TRICYCLE hadden niet te maken met het vertrouwen in de loyaliteiten van Popov. De risico’s vloeiden voort uit een aantal zaken die vaak buiten de invloedssfeer lagen dan de Britse dienst. Zo verschilde de modus operandi van de geallieerde

113 Miller, Codename Tricycle 222-224. 114 Rapport van Masterman 10-6-1944, NA Londen KV2/858 930c. 115 Miller, Codename Tricycle 210. 56

FBI ten opzichte van dubbelagenten in grote mate met die van het double-cross comité. Hierdoor kwam de voortgang van de casus van TRICYCLE in gevaar en de reden dat Popov zich uit die ernstige situatie wist te krijgen was te danken aan zijn stalen zenuwen, gokkermentaliteit en acteerkwaliteiten. De FBI was begin 1941 niet geïnteresseerd in een uitgebreide rol voor dubbelagenten. Zij waren succesvol geweest in het oprollen van Duitse spionage binnen de Verenigde Staten en dachten deelden niet de visie van MI5 dat het controleren van het Duitse spionageapparaat beter was dan het uitschakelen ervan. Het double-cross comtié realiseerde dat hun stal aan dubbelagenten onder eigen controle moest blijven. Dat TRICYCLE uiteindelijk werd betrokken bij de misleiding rond D-Day geeft aan hoeveel vertrouwen MI5 had in hun dubbelagent én in hun eigen capaciteiten om de waarde van hun dubbelagent te kunnen controleren. De Britse codebrekers gaven het double-cross comité waardevolle inzichten uit het berichtverkeer van de medewerkers van het Abwehr-station in Madrid. Het is te danken aan zijn goede relatie met zijn contactpersoon Von Karsthoff dat TRICYCLE na het debacle in Amerika weer in goede orde aan de slag kon. De grote veranderingen in de organisatie van de Duitse inlichtingendienst hadden, als ze eerder hadden plaatsgevonden dan begin 1944, desastreuze gevolgen kunnen hebben voor TRICYCLE. Vanuit Berlijn werd hij sinds zijn bezoek aan de Verenigde Staten met argusogen bekeken. De genomen risico’s bij de crises in de TRICYCLE-casus illustreren de ad-hoc aard van het werken met dubbelspionnen. Bij elke crisis woog het double-cross comité de argumenten en namen een beslissing waar in die situatie de minste schade van werd verwacht. Het risico dat het double-cross comité nam met het toevoegen van ARTIST aan bleek voor de casus van TRICYCLE uiteindelijk het einde. Het laat zien dat de Britse dienst, ondanks weloverwogen beslissingen, vaak ook overgeleverd was aan het toeval. Toen ARTIST werd toegevoegd aan het grote apparaat dubbelagenten was het systeem in volle gang om misleidende informatie naar de Duitsers te versturen met het doel de invasie van West-Europa met een dekmantel van leugens te voorzien. Het was een grote gok om de waarheid omtrent twee van de spillen in een grote misleidingoperatie (TRICYCLE en GARBO) aan één persoon toe te vertrouwen.

57

Het is niet moeilijk voor te stellen wat er gebeurd kon zijn als ARTIST onder lang verhoor was gebroken en de waarheid over het dubbelspel had losgelaten.

58

GARBO: de ‘offensieve capaciteiten’ van een dubbelspion

Juan Pujol Garcia werd geboren op 14 februari 1912 in Barcelona als tweede zoon en derde kind in een gezin van vier kinderen. Zijn vader was eigenaar van een kleine kleurstoffenfabriek in Barcelona en door vaders harde werk genoot het gezin van een zekere mate van rijkdom. De liberale ideeën van zijn vader hebben Juan tijdens zijn jeugd gevormd en zijn hem altijd zeer dierbaar geweest. Ook de afkeer jegens oorlog, gevoed door de tragische gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd door zijn vader al van jongs af aan doorgegeven.116 Nadat hij een paar jaar had doorgebracht op een kostschool ging de toen vijftienjarige Juan aan de slag als winkelhulpje bij een ijzerwarenzaak. Zijn baantje gaf hij al snel weer op. De bezigheden waren saai en hij wilde liever letteren gaan studeren en hij stortte zich op de bibliotheek van zijn vader. Toen zijn vader in de zomer van 1931 overleed, liet het een groot gat na in het gezin en Juan verloor de man waar hij zijn hele leven naar had opgekeken.117 Nadat hij zich had geschoold in het houden van een kippenboerderij, moest Juan zich melden voor militaire dienst. Juan betaalde een bedrag om in een meer comfortabele omgeving deze verplichte dienst door te lopen en hij werd ingedeeld bij het zevende regiment lichte artillerie dat in Barcelona was gelegerd. De jaren in dienst hebben hem niet kunnen vormen tot een soldaat en hij had geen interesse om in het leger te blijven. Toen de Spaanse burgeroorlog uitbrak werd Juan opgeroepen om zich te melden bij zijn oude regiment. Juan had echter geen enkele interesse om te vechten, hij voelde zich niet geroepen om voor de republikeinen noch voor de nationalisten zijn leven te wagen. Wanneer hij zich niet zou melden bij zijn regiment werd hij als deserteur gezien en dus dook hij onder.

116 Juan Pujol Garcia en Nigel West, Operation Garbo, the personal story of the most succesfull spy of World War Two (Londen 2011) 7-14. 117 Ibidem, 15-19. 59

Na een jaar op verschillende onderduikadressen te hebben verbleven, lukte het Juan om een identiteitsbewijs te verkrijgen waarop zijn leeftijd was vevalst. Dit maakte hem te oud voor militaire dienst. Hij kon via een oude vriend bij de vakbond aan een baan komen als opzichter bij een kippenboerderij in de omgeving van Barcelona. De kippenboerderij was geen succes, de kosten en opbrengsten werden via de gemeente geregeld en elk initiatief van Juan om een groei te kunnen realiseren in zijn bedrijfsvoering werd genegeerd door de lokale bestuurders. Gedesillusioneerd gaf hij zijn baantje maar op. De enige uitweg die Juan zag was om over te lopen naar de nationalistische kant. Hij dacht dat hij onder de nationalisten wel met rust gelaten zou worden om zijn eigen leven te kunnen gaan leiden. De enige manier om over te lopen was om zich als vrijwilliger te melden bij het republikeinse rekruteringsbureau in Barcelona en dan aan het front te geraken om zich dan over te geven aan de nationalisten. Bij het rekruteringsbureau waren ze niet erg streng in de selectie van nieuwe rekruten. Zijn valse identiteitsbewijs werd zonder problemen geaccepteerd en niet veel later werd Juan klaargestoomd voor het front. Om niet direct als kanonnenvoer te dienen gaf Juan zich op als telegrafist maar zijn beperkte kennis van morsecode en andere signalen kwamen al snel aan het licht. Omdat hij als telegrafist ongeschikt was, werd hij belast met de taak om communicatielijnen te leggen tussen het front en het hoofdkwartier. Eenmaal aan het front wist Juan over te lopen naar de nationalisten. De nationalisten ontvingen de overlopers niet met open armen en al snel werd Juan naar een gevangenenkamp gestuurd. Het leven in het kamp was erg onaangenaam en Juan besloot om al zijn vrienden en kennissen te schrijven en te vragen of ze hem uit zijn benarde positie konden bevrijden. Een oude vriend van zijn vader, een pastoor en hoofd van het psychiatrisch ziekenhuis in Palencia, zorgde uiteindelijk dat Juan werd vrijgelaten uit het kamp. Nadat Juan weer op krachten was gekomen moest hij zich weer melden voor dienst, dit keer echter in Burgos, bij de nationalisten. Juan kon zich bij de ‘rebellen’ onder zijn echte leeftijd melden en hij vertelde dat hij in 1933 al zes maanden in dienst had gezeten als tweede luitenant bij de reservisten. Omdat dit eerst onderzocht moest worden, verbleef Juan in de barakken in Burgos en mocht zelfs de rang van luitenant dragen.

60

Bij het einde van de Spaanse burgeroorlog had Juan het voor elkaar gekregen om geen schot te lossen, niet voor de republikeinen, noch voor de nationalisten. In het door oorlog verwoeste Spanje was hij weer gebrand om zijn leven op te pakken en dankzij een kennis kon hij een baan vinden als manager van een hotel in Madrid. Het duurde echter niet lang voordat Juan zich weer geconfronteerd zag met een nieuwe oorlog. Toen de legers van Nazi-Duitsland heel Europa in hun greep kregen kon Juan zich ditmaal niet passief opstellen; “My humanist convictions would not allow me to turn a blind eye to the enormous suffering that was being unleashed by the pychopath Hitler and his band of acolytes...”118 Gebrand om voor de geallieerde zaak aan de slag te gaan liep Juan op een dag in januari 1941 de Britse ambassade in Madrid binnen met het idee om voor de Britten te gaan werken, het liefst in het vergaren van informatie: “I wanted to work fort hem, to supply them with confidential information which would be of interest to the Allied cause, politiacally or militarily, data wich I hoped I would be able to obtain.”119 Het voorstel was echter veel te vaag en de Britten hadden geen interesse in Juan’s aangeboden diensten. Juan realiseerde zich dat hij, om te kunnen gaan werken voor de geallieerden, wel van waarde moest zijn voor hen. Daarom kwam Juan op het idee om zich aan te bieden bij de Duitsers en daar een connectie mee op te bouwen om vervolgens zich als dubbelspion aan te bieden bij de Britten. De Duitsers waren een stuk ontvankelijker toen Juan zijn diensten aanbood voor “de toekomst van het nieuwe Europa”.120 Na een tweetal telefoongesprekken werd een ontmoeting opgezet met een man die zich Frederico noemde. Zijn Duitse naam was Fritz Knappe- Ratey.121 Juan deed zich voor als een fervent voorstander van de Nazi-ideologie en bood aan om te gaan spioneren voor de Duitsers, hij verzon er zelfs bij dat hij connecties had in diplomatieke kringen en op die manier wel eens van nut kon zijn. Frederico was niet geheel

118 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 48. 119 Ibidem 49. 120 Ibidem 50. 121 National Archives: Tomás Harris, Summary of the GARBO case 1941-1945 (Kew, Richmond, Surrey 2004) 46. 61

enthousiast maar zou het met zijn superieur en overleggen, een volgende ontmoeting werd gepland een aantal dagen later. Bij deze ontmoeting werd Juan echter duidelijk gemaakt dat de Duitsers ook niet heel geïnteresseerd waren in het soort werk dat hij in gedachten had, ze wilden slechts materiaal dat van militair belang zou zijn. Juan gaf niet snel op en opperde dat hij eventueel wel naar Groot-Brittannië kon gaan als correspondent voor een Spaanse krant, hij had immers, via een kennis, een paspoort kunnen bemachtigen. Dit voorstel werd met meer enthousiasme ontvangen en Frederico moest dit eerst voorleggen aan zijn superieuren.122 Om zijn grote beloftes waar te kunnen maken moest Juan zorgen dat hij bewijsstukken in handen kreeg die zijn verzinsels konden ondersteunen. Om dit te krijgen bedacht hij een plan. Zijn vader zou hem een som geld en aandelen hebben nagelaten welke zich in Londen bevonden. De benodigde papieren om het geld op te halen waren opgeslagen in een bank in Lissabon. Met dit verhaal en een goede connectie bij de Spaanse Bank was hij in staat om een visa te bemachtigen om naar Portugal af te reizen. In Lissabon aangekomen dacht Juan dat het ook zo gepiept zou zijn om een visa voor naar Engeland te bemachtigen, iets wat zeer waardevol zou zijn om zijn status bij Frederico te vergroten. Het visa voor Engeland werd echter niet uitgegeven door het Spaanse consulaat in Lissabon, Juan zou terug moeten naar Madrid om een visa voor Engeland te bemachtigen. Dit had Juan niet verwacht en deze tegenslag zou in dit vroege stadium er al voor kunnen gaan zorgen dat zijn carrière als dubbelspion in de kiem gesmoord zou worden.123 Juan besloot naar de Spaanse ambassade te gaan en daar te proberen om via de ambassadeur zelf een visa te bemachtigen. Nadat zijn verzoek in eerste instantie ook bij de ambassade werd afgewezen werd Juan woest en tierde net zo lang tot de ambassadeur zelf polshoogte kwam nemen. Nadat Juan zijn argumenten aan de ambassadeur had voorgelegd werd hij gerustgesteld door de ambassadeur dat hij zou zien wat hij kon betekenen. Zijn woede-uitbarsting had wel geholpen. Een aantal weken later werd hij ontboden op het

122 Harris, Summary of the GARBO case 46 . 123 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 53. 62

consulaat alwaar hij een visa kon komen ophalen welke hem recht gaf te reizen in heel Europa met uitzondering van Rusland, en heel Amerika, met uitzondering van Mexico. Dit was veel meer dan Juan op gehoopt had en met dit visa kon hij zijn spionagewerk voor de Duitsers echt beginnen.124 Omdat Juan zich in Lissabon had geregistreerd als inwoner kon hij nu zonder veel moeite reizen tussen Spanje en Portugal. Met zijn visa had hij bewijs dat hij naar Engeland af zou kunnen reizen. Het enige wat Juan nu nog nodig had was een motief om naar Engeland te reizen. In de lente van 1941 keerde Juan weer terug naar Madrid om, met de vruchten van zijn werk, Frederico te overtuigen om te gaan werken als spion voor de Abwehr. Frederico was zeer enthousiast over wat Juan aan hem voorlegde en in de ontmoetingen die volgden werd een dekmantel verzonnen om naar Engeland af te kunnen reizen zonder enige verdenking van de Britten op te wekken. Na een aantal weken ontving Juan een fles onzichtbare inkt, een aantal codes, een som van $3000,- en een briefing over wat voor een soort informatie voor de Abwehr van belang was.125 Hij kreeg de codenaam ARABEL. Het was Juan gelukt om zich te laten rekruteren door de Abwehr en hij had nu fysiek bewijs dat hij een mate van vertrouwen genoot bij zijn Duitse contactpersoon. Gewapend met deze informatie, de inkt en de som geld wilde hij zich weer aanbieden bij de Britten, ditmaal om als dubbelagent aan de slag te gaan. Om zeker te weten dat hij niet door iemand herkend zou worden wanneer hij de Britse ambassade in zou lopen, vertrok Juan weer naar Lissabon om bij de Britse ambassade in Portugal zijn diensten als dubbelspion aan te bieden. Maar ook deze keer werd Juan, zonder maar over zijn moeilijk verkregen bewijzen te kunnen beginnen, afgewezen.126 Juan liet zich echter niet uit het veld slaan en besloot om de spionage voor de Duitsers voort te zetten. Hij was echter niet van plan om daadwerkelijk te gaan spioneren in Engeland. In Lissabon kocht hij een recente toeristengids voor Groot-Brittannië, een uitgebreide kaart en

124 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 59. 125 Ibidem 60. 126 Ibidem 61. 63

het meest recente Britse spoorboekje. Zijn fictieve spionagewerk kon gaan beginnen. Om zijn waarde bij de Duitsers verder uit te bouwen besloot Juan om een heel netwerk van spionnen te verzinnen die vanuit een aantal uithoeken van Groot-Brittannië informatie voor hem verzamelden.127 Omdat Juan op geen enkele manier zijn brieven kon laten voorzien van een stempel van de Britse post, verzon hij dat een KLM-piloot zijn brieven naar Lissabon bracht en ze vanuit daar doorstuurde. De eerste brieven die Juan in het najaar van 1941 stuurde waren complete fictie, slechts ondersteund door de beperkte informatie over Groot-Brittannië die hij uit de toeristische gids kon halen. In het enige bericht dat hij terug kreeg van de Abwehr werd hem gevraagd om meer gedetailleerde informatie en specifieke troepenbewegingen. Juan wist dat hij deze niet zou kunnen produceren, zijn kennis van het Britse leger was nihil en hij had geen idee wat hij nog naar de Duitsers moest sturen om zijn operatie in de lucht te houden.128 Het was inmiddels februari 1942 en Juan stond op het punt om de handdoek in te ring te gooien, maar niet voordat hij nog een poging deed om zich aan te bieden bij de geallieerden. Door de aanval van Japan op Pearl Harbor op 9 december 1941 en de oorlogsverklaring van Hitler een dag later, waren de Verenigde Staten ook betrokken geraakt bij de Tweede Wereldoorlog. Juan besloot om ditmaal niet bij de Britse, maar bij de Amerikaanse ambassade naar binnen te lopen om zijn diensten aan te bieden. Deze keer had hij meer succes, Juan werd ontvangen door een marineofficier, Luitenant Demorset, en hij legde alle bewijzen op tafel dat hij een connectie had met de Duitse Abwehr. Het verhaal werd door Demorset nagetrokken en onderzocht. Hij zocht ook contact met zijn Britse collega’s. En deze waren een stuk meer geïnteresseerd dan voorheen. 129

127 Harris, Summary of the GARBO case appendix 2 t/m 27 voor alle fictieve agenten in het netwerk van GARBO 128 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 76-78. 129 Ibidem 80-81. 64

De codebrekers in Bletchley Park konden meelezen met de berichten die werden verstuurd vanuit Madrid naar Duitsland en één van ARABEL’s fictieve spionageverslagen had ervoor gezorgd dat MI5 in Engeland op jacht was gegaan naar een spion die informatie over een konvooi van Liverpool naar Malta had doorgespeeld naar de Abwehr. Een aantal dagen later nam MI6 contact op met Juan; hij zou met hen mee moeten komen naar Londen.130 De beslissing om Juan naar Londen te laten komen en hem te introduceren als dubbelagent in het reeds vol in werking zijnde double-cross systeem was er een waar een aantal risico’s aan vast zat. Juan zou een mol kunnen zijn die voor de Duitsers inzicht zouden kunnen geven in het functioneren van de Britten. Als hij zomaar gearresteerd zou worden door MI5 en zijn werk niet meer voort kon zetten, zou het prijs kunnen geven dat de geallieerden inzicht hadden in het berichtverkeer van de Duitsers. Het meest overtuigende argument om Juan wel te accepteren als agent kwam vanuit de inzichten die de Britten kregen van de codebrekers. Het fictieve rapport over het konvooi dat ARABEL beschreef, had ervoor gezorgd dat een aantal onderzeeboten en een squadron Italiaanse bommenwerpers op jacht waren gegaan naar deze niet bestaande schepen.131 Dit gaf voor het double-cross comité aan dat Juan een zekere mate van vertrouwen genoot binnen de Abwehr. Als Juan al op een onwetende wijze voor een kleine militaire misleidingoperatie had gezorgd, dan zou hij ook voor verdere misleiding ingezet kunnen worden. De voordelen van het rekruteren van Juan wogen uiteindelijk zwaarder dan de risico’s en op 25 april 1942 kwam Juan Pujol Garcia aan in Engeland132 In Engeland werd Juan opgewacht door zijn contactpersonen van MI5, Cyril Mills en Tommy Harris. Op een onderduikadres werd Juan in de looptijd van een aantal weken ondervraagd door zijn handlers om zijn ongeloofwaardige verhaal te doen en om zijn loyaliteit aan de kaak te stellen. Uiteindelijk was MI5 er van overtuigd dat de loyaliteit van

130 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 85. 131 Harris, Summary of the GARBO case 41, Pujol Garcia en West, Operation GARBO 95. 132 Masterman, The double-cross system 114. Pujol Garcia en West, Operation GARBO 104. 65

Juan bij de geallieerde zaak lag en hij werd aan het netwerk van dubbelagenten toegevoegd met de codenaam GARBO. Om zijn aanzien bij de Abwehr langzamerhand te vergroten, werd besloten om zijn fictieve netwerk van spionnen (één in Glasgow, één in Liverpool en één in Newport) te versterken en van een aantal subagenten te voorzien. Dit gaf MI5 de mogelijkheid om een eigen fictief netwerk op te zetten dat het hele land omvatte. De grotendeels verzonnen informatie werd uiteindelijk via GARBO’s kanaal naar de Abwehr werd gezonden. Met het geleidelijk opbouwen van GARBO’s netwerk door het versturen van een zee aan informatie, bijna alleen onwaarheden, halve waarheden of niet schadelijke waarheden, brak in augustus 1943 de mogelijkheid aan om een vorm strategische misleiding toe te gaan passen. Via de Britse codebrekers werd het MI5 duidelijk dat de informatie die GARBO naar de Duitsers stuurde in goede aarde vielen en dat zijn reputatie als agent zeer sterk gegroeid was.133 Om de druk op het oostfront en de invasie van Italië te verlichten werd door het geallieerde opperbevel in de winter van 1942 - 1943 een misleidingoperatie bedacht om Duitse divisies bezig te houden aan de Franse kust en in Noorwegen. De operatie kreeg de naam COCKADE en de agenten van GARBO’s netwerk zouden er een grote rol in gaan spelen. COCKADE bestond uit drie aparte operaties gericht op verschillende doelen aan de West-Europese kust: WADHAM; een Amerikaanse aanval op Bretagne, TINDALL; een invasie van Noorwegen, en STARKEY; een aanval bij het nauw van Calais. Het netwerk van GARBO werd ingezet om informatie over deze operaties naar de Duitsers te sturen. GARBO’s netwerk moest aan de Abwehr laten weten dat er een grote troepenconcentratie in het zuidoosten van Engeland zich aan het voorbereiden was voor een aanval. Daarnaast stuurde GARBO informatie over een fictief leger, het 4de Britse leger, welke zich in Schotland ophield in voorbereiding op een invasie van Noorwegen. 134

133 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 116. 134 Harris, Summary of the GARBO case 138-139. 66

COCKADE liep uiteindelijk uit op een fiasco en bleek een belangrijke les te zijn voor de grote misleidingoperatie die het geallieerde opperbevel gepland had staan ter ondersteuning van de invasie van Frankrijk. Van de geplande raids aan de kust van Calais, welke de Duitsers zou moeten laten denken dat een grotere operatie op handen was, lukte er slechts één om contact te maken met de vijand. Van de tweeënveertig geplande luchtaanvallen om de Duitse Luftwaffe tot een gevecht uit te dagen, werden er door slecht weer slechts vijftien uitgevoerd. De nepinvasievloot, een aantrekkelijk doelwit bestaande uit eenentwintig schepen, die een aantal dagen later, op 9 september 1943, op enkele kilometers van de kust van Boulogne zich verzamelde, werd door de Duitsers ogenschijnlijk niet opgemerkt want de kustbatterijen zwegen.135 Het geallieerde opperbevel leerde dat het nodig was dat alle drie de legereenheden al in een vroeg stadium betrokken werden bij het uiteenzetten van de misleidingoperatie omdat de luchtmacht en marine slechts mondjesmaat hadden bijgedragen aan de operaties. De marine weigerde om grote oorlogsbodems in te zetten voor STARKEY en de R.A.F. nam TINDALL dan ook niet helemaal serieus.136 Voor het netwerk van GARBO had het mislukken van COCKADE grote gevolgen. Via de Britse codebrekers werd duidelijk dat de Duitsers hun vertrouwen in GARBO niet verloren hadden, echter voor de twee subagenten die de meeste informatie over het misleidingoperatie hadden verstrekt, betekende het mislukken van COCKADE het einde van hun carrière als spion. Deze twee fictieve informanten werden in de maanden erop van het toneel gehaald. Subagent 1, de KLM piloot, werd ontslagen en voor Subagent 6, een officier van de militaire politie, werd bedacht dat hij naar Noord-Afrika werd overgeplaatst waar hij niet veel later sneuvelde.137 Een andere belangrijke les voor het double-cross comité vloeide voort uit het niet onder controle hebben van de pers met betrekking tot de misleidingoperatie. Enkele dagen voordat de nepinvasievloot zich verzamelde in het Kanaal werd door de BBC

135 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 119. 136 Ibidem. 137 Ibidem 121. 67

een bericht naar het Franse verzet gestuurd dat de activiteiten in Engeland hen niet aangingen en dat ze zich schuil moesten blijven houden. Tommy Harris, GARBO’s contactpersoon bij MI5, concludeerde dat het geen nut had om een grote misleidingoperatie te bedenken zonder dat er daadwerkelijk een echte opbouw van troepen en materieel aanwezig was om deze claim van enige waarde te voorzien.138 De opbouw van troepen zou in voorbereiding op de invasie van D-Day geen probleem vormen. In het najaar van 1943 werden de eerste concrete plannen gesmeed door het geallieerde oppercommando voor een invasie van West-Europa. In de maanden die volgden concentreerde een zeer grote troepenmacht zich in het zuiden van Engeland. Om de intenties van deze invasielegers te maskeren werd een grootse strategische misleidingoperatie voorbereid, genaamd FORTITUDE. Het doel van deze operatie was tweeledig: de Duitsers laten geloven dat de invasie in Normandië slechts een afleidingsmanoeuvre was omdat de hoofdmoot van de invasielegers zouden aanvallen bij het nauw van Calais (FORTITUDE SOUTH) en dat er nog een andere invasiemacht klaarstond om een aanval te plaatsen tegen Noorwegen (FORTITUDE NORTH). Het leeuwendeel van de informatie over de fictieve legers die deze aanvallen zouden gaan uitvoeren werd via het netwerk van GARBO naar de Duitsers gestuurd. GARBO’s subagenten in Glasgow rapporteerden over het fictieve 4e Britse leger dat de aanval op Noorwegen zou gaan uitvoeren en de rest van het netwerk rapporteerde over de First U.S. Army Group (FUSAG), die de aanval zou openen bij het nauw van Calais. In de eerste maanden van 1944 werd het gehele netwerk van GARBO ingezet voor FORTITUDE. Dagelijks werden radioberichten verstuurd met informatie over de locatie van geallieerde legereenheden. Een aantal weken voor de invasie, op 4 mei 1944, werd door Tommy Harris geopperd om het vertrouwen in GARBO bij de Abwehr in grote mate te versterken.139 Er werd besloten om hem een waarschuwing te laten sturen op de ochtend van de daadwerkelijke invasie van Normandië. Om te zorgen dat deze waarschuwing geen

138 Harris, Summary of the GARBO case 147-148. 139 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 164. 68

negatief effect zou hebben op de verdedigingscapaciteit van de Duitsers, zou de waarschuwing slechts drieëneenhalf uur voordat de troepen de aanval zouden openen, verstuurd mogen worden. Dit gaf de Duitsers te weinig tijd om tactische reserves aan te voeren die de invasie konden bedreigen. Belangrijker was, dat door deze gouden tip GARBO waarschijnlijk zo sterk in aanzien zou stijgen, dat zijn berichten over de fictieve FUSAG een grotere geloofwaardigheid kregen. Wat er voor zou kunnen zorgen dat de Duitsers een groot deel van hun divisies bij het nauw van Calais hielden.140 Omdat gepland was dat de eerste troepen voor de invasie van Normandië om 06:30 aan land moesten komen, zou het betekenen dat GARBO zijn waarschuwingsbericht om 03:00 mocht versturen. Dit zorgde voor een probleem bij MI5 omdat GARBO zijn radioberichten normaal tussen 22:00 en 23:00 naar het Abwehr-station in Madrid stuurde. Er moest een reden worden verzonnen om de Abwehr in Madrid te dwingen om op 6 juni om 03.00 uur te laten luisteren naar GARBO’s signaal. Om de Abwehr op te laten blijven voor het signaal werd een crisis verzonnen omtrent een van GARBO’s nieuwe subagenten, een Griekse zeeman die zich in Glasgow bevond. Deze kreeg de taak met zich mee om te melden wanneer het Britse 4e leger op de schepen werd geladen om de vermoedelijke invasie van Noorwegen uit te voeren. In de ochtend van 3 juni berichtte GARBO aan de Abwehr dat de Griek in Londen was gearriveerd en hem dringend moest spreken. Omdat er wat aan de hand kon zijn vroeg GARBO de Abwehr om de volgende nacht om 03:00 te luisteren zodat hij kon uitleggen wat de problemen waren. In dat bericht liet GARBO weten dat er slechts een probleem was met betrekking tot het coderen van de berichten van de Griek en dat hij direct naar Glasgow was teruggestuurd. Om in de toekomst vertragingen bij dit soort crises te vermijden vroeg hij de Abwehr om in het vervolg elke nacht, ter controle, rond 03.00 uur te luisteren naar een mogelijk bericht. Tot het grote genoegen van MI5 ging de Abwehr hiermee akkoord.141

140 Harris, Summary of the GARBO case 184-186. 141 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 150. 69

Op de ochtend van de invasie werd om 03.00 uur het bericht van GARBO, waarin hij vermeldde dat de Canadese 3e divisie een dag ervoor kotszakken en extra rantsoenen had gekregen en dat er geruchten waren dat deze divisie al op schepen werd geladen, verstuurd.142 Het hele plan mislukte echter; er kwam geen respons vanuit de Abwehr in Madrid die nacht. Een kans om de geloofwaardigheid van GARBO vast te beitelen was gemist. MI5 had niet veel redenen om de geloofwaardigheid van GARBO bij de Abwehr in twijfel te trekken, maar een extra impuls in de geloofwaardigheid kon van pas komen voor de volgende fase van de misleidingoperatie; de Duitsers laten blijven geloven dat de hoofdaanval van de invasie nog zou volgen bij het nauw van Calais.143 Om GARBO’s berichtgeving over de hoofdaanval kracht bij te zetten werd besloten om een conferentie te organiseren van alle subagenten in GARBO’s netwerk met als doel om een samengesteld rapport samen te stellen over de staat van de geallieerde legers in Engeland. Het rapport zou het kroonstuk van de misleiding vormen. Volgends GARBO’s contactpersoon bij MI5, Tommy Harris, zou het rapport dienen om: “..to supply those Germans who are already inclined to believe in our cover plan with further ammunition for our arguments ... it may well be that we shall be helping those elements in Germany to influence plans in our favour during the few critical days of the post-assault period”144 Het rapport en de zee aan desinformatie die na de landingen in Normandië door het netwerk van GARBO naar de Duitsers werd gestuurd hebben er mede voor gezorgd dat een groot deel van de Duitse strijdkrachten in West-Europa in reserve werden gehouden, wachtend op de fictieve hoofdaanval bij het nauw van Calais. Bewijs dat de informatie van GARBO werd geloofd, druppelde in de dagen na D-Day bij MI5 binnen en bevestigde het succes van de misleiding. Via de Britse codebrekers die meeluisterden met het Duitse radioverkeer leerde MI5 dat GARBO’s materiaal als zeer waardevol werd ingeschat door Berlijn en dat minstens zeven

142 Harris, Summary of the GARBO case 205. 143 Ibidem 201-205. 144 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 164. 70

aanvalsdivisies nabij Calais werden gehouden, waaronder enkele pantserdivisies. Door het radioverkeer van de Japanse ambassade in Berlijn en het militaire attaché aldaar te analyseren, stroomden de bewijzen binnen dat er bij het Duitse oppercommando de overtuiging bestond dat er nog een grotere, tweede aanval zou plaatsvinden door FUSAG en dat deze snel na de verwachtte landing in de pan moest worden gehakt.145 De misleiding was een succes, maar kon niet voor lange tijd volgehouden worden. Het hoofddoel na de misleiding was om de dekmantel in stand te houden en te voorkomen dat de Duitsers erachter zouden komen dat ze misleid waren. De fictieve legers die eerst deel uitmaakten van FUSAG werden als strategische reserve geplaatst onder het geallieerde oppercommando en daarvoor in de plaats werd een fictief luchtlandingsleger verzonnen, het 1st Allied Airborne Army. Het netwerk van GARBO bleef de aanwezigheid van deze fictieve troepen gedurende de weken na D-Day rapporteren aan de Abwehr om de geallieerden in staat te stellen om kleine, tactische misleiding toe te passen.146 De noodzaak voor misleiding op strategische schaal werd na het succes van FORTITUDE niet meer nodig geacht. Toen het tij zich in de nazomer van 1944 zich definitief tegen Nazi-Duitsland begon te keren, kwam er een nieuw risico naar voren voor GARBO. Medewerkers van de Duitse inlichtingendiensten begonnen informatie te lekken naar de geallieerden. In ruil voor deze waardevolle informatie hoopten ze op clementie na de oorlog. Wanneer de overlopers wisten van het spionnennetwerk van GARBO, kwam MI5 voor een lastige keuze te staan. Eind augustus 1944 bood een Spanjaard, Roberto Buenaga, aan om een zeer invloedrijke spion in Engeland prijs te geven aan MI5. MI5 was er bijna zeker van dat Buenaga doelde op GARBO. Het risico bestond dat het hele netwerk in elkaar zou storten. De Abwehr zou kunnen concluderen dat ARABEL onder controle stond van MI5 omdat de prijsgegeven spion niet was opgepakt. De misleiding zou danook snel aan het licht komen. Als GARBO wel door de Britten gearresteerd zou worden, betekende dit zeker het einde van het netwerk. Besloten

145 Harris, Summary of the GARBO case 209-218. 146 Ibidem 227. 71

werd om de leiding van het netwerk van GARBO over te dragen aan een van de subagenten. GARBO meldde de Abwehr dat hij via een informant lucht had gekregen van de overloper Buenaga en hij liet weten dat hij zijn taken had overgedragen. Om niet gepakt te worden dook hij onder in het zuiden van Wales. Omdat Buenaga alleen informatie had over GARBO zelf en niet op de hoogte was van de verblijfplaats of identiteit van de subagenten was met het onderduiken van GARBO de dreiging voor zijn netwerk weggenomen. MI5 kon het netwerk tot het eind van de oorlog in tact te houden zonder dat GARBO zelf aan het roer van de organisatie stond.147 Juan Pujol Garcia werd eerst tweemaal afgewezen in zijn poging om als spion aan de slag te gaan voor de Britten. Zowel in Madrid als in Lissabon. De Duitsers waren gewilliger, maar nadat hij ‘bewijs’ wist te verzamelen dat hij naar Engeland kon reizen namen ze hem pas serieus. De grootste risico’s in het begin van zijn carrière als spion zijn door Juan zelf genomen, zonder dat hij onder controle stond van MI5. Het succes van GARBO is in de beginfase toe te schrijven aan zijn doorzettingsvermogen en zijn vastberadendheid aan zijn idealen, maar bij kritieke situaties vooral aan toevalligheden en geluk. Zijn eerste fictieve spionnagerapportages uit Groot-Brittannië waren erg globaal. Dat hij een konvooi beschreef dat vanuit Liverpool richting Malta vertrok en de aandacht kreeg van het Duitse opperbevel en van MI5, was meer toe te schrijven aan toeval dan aan wijsheid. Dat deze onbedoelde misleiding er ook voor zorgde dat MI5 hem uiteindelijk aannam als dubbelagent was een combinatie van het vertrouwen dat hij had opgebouwd bij de Abwehr en dat dit vertrouwen ook door de Britse codebrekers kon worden waargenomen en gecontroleerd. Het individuele initiatief van Juan verschafte het double-cross comité een van haar meest belangrijke kanalen om (des)informatie omtrent strategische misleiding te verspreiden naar de Abwehr. Dat het zo succesvol kon zijn lag aan een aantal factoren. Ten eerste aan Juan zelf; zijn vastberadendheid, werkethoshadden en levendige fantasie hadden ervoor gezorgd dat hij een degelijke vertrouwensband met het Abwehr-station in Madrid heeft

147 Harris Summary of the GARBO case 263-265. 72

kunnen opbouwen. Het double-cross comité wist het het netwerk en het zijn aanzien bij de Abwehr in de loop van 1942 en 1943 gestaag te vergroten. Ten tweede, de fase waarin MI5 zich bevond met betrekking tot het controleren va dubbelspionnen. In de lente van 1942 hadden ze al een aantal jaar ervaring met het behandelen van verschillende agenten en hadden uit meerdere crises lessen weten te trekken. GARBO kwam daardoor terrecht bij een organisatie die zijn hersenspinsels op een ideale manier wist te gebruiken. De risico’s waar MI5 tegenaan liep in de GARBO-casus betroffen, na de initiële ondervragingen of Juan wel te vertrouwen was, vooral het geloofwaardig uitbouwen van zijn netwerk en het geleidelijk uitbereiden van de waarde GARBO voor de Abwehr. De lessen die al waren geleerd door het controleren van alle andere dubbelagenten binnen het double-cross systeem kwamen hierbij zeer van pas. Daarbij komt nog de ultieme troefkaart die de Britten in handen hadden: het mee kunnen lezen van het Duitse radioverkeer. Dit verschafte het double- cross comité met een unieke inkijk in het denken van hun tegenstanders en functioneerde als controlemechanisme op de informatie die men de Abwehr voedde. Het uigebreide netwerk van GARBO stelde het geallieerde opperbevel in staat om op grote schaal de Duitsers te misleiden. Dat deze misleiding ook gepaard moet gaan met een daadwerkelijke dreiging vanuit de geallieerden en een bepaald verwachtingspatroon van de Duitsers, werd het double-cross comité duidelijk bij het uitvoeren van operatie COCKADE. Het mislukken van deze operatie zorgde ervoor dat MI5 besloot om de twee van GARBO’s subagenten, die een sleutelrol speelden in het verzamelen van informatie rondom COCKADE, van het toneel te halen. Verdere mislukkingen met betrekking tot misleiding zouden het einde van het netwerk van GARBO kunnen betekenen. GARBO werd te belangrijk geacht om in te zetten voor verdere proefballonnen. Het mislukken van het versterken van de geloofwaardigheid van GABRO bij de waarschuwing voor de invasie van Normandië geeft aan hoe afhankelijk MI5 kon zijn van randzaken die men niet in de hand had. Alle zorg werd besteed aan het op het juiste moment versturen van een cruciaal bericht, ware het niet dat door falen van de Abwehr in Madrid het niet op de gewenste tijdstip werd ontvangen en het gewenste effect verloren ging. Desalniettemin bleef het Duitse vertrouwen in ARABEL zeer groot, zo groot zelfs dat ze hem 73

op 29 juli 1944 het ijzeren kruis tweede klasse aanboden voor zijn inzet voor de Duitse oorlogsinspanningen.148 Toen het netwerk van GARBO bedreigd werd door informatie van een overloper in de vorm van Buenaga, lukte het MI5 om het netwerk te redden. Dit kon enkel omdat details van de fictieve agenten niet bekend waren bij de overloper en dat de communicatie alleen via GARBO verliep. Juan zelf werd, om het netwerk te beschermen, opgeofferd en naar de achtergrond geplaatst. Gelukkig voor het geallieerde oppercommando was de cruciale rol van GARBO toen grotendeels al uitgespeeld.

148 Pujol Garcia en West, Operation GARBO 184-186. 74

Conclusie

Het succes van de geallieerden in het misleiden van de het Duitse leger over de ware aard van de landingen in Normandië is voor een groot deel toe te schrijven aan de inzet van de door MI5 gecontroleerde dubbelspionnen. Het netwerk van dubbelspionnen was echter geen vooraf bedachte constructie. Door langzaam uitbouwen en door gedurende de oorlog kennis te vergaren over het inzetten en controleren van de dubbelspionnen, werd in de loop van de oorlog duidelijk dat het double-cross comité een zeer potent wapen in handen had ter ondersteuning van de geallieerde oorlogsmachine. De contraspionageafdeling B1 van MI5 ontwikkelde zich gedurende de Tweede Wereldoorlog van een kleine contra- inlichtingendienst die spionnen in Groot-Brittannië moest neutraliseren, tot een dienst die een groot deel van het Duitse leger in West-Europa onttrok aan een van de meest cruciale veldslagen in de Tweede Wereldoorlog. De vier casussen van dubbelspionnen, illustreren de ontwikkeling van de dienst en geven in elke fase weer hoe broos het systeem in elke fase nog was, en hoe divers de risico’s waren waar MI5 tegenaan liep in het controleren van elke agent. De contraspionage afdeling B1a van MI5 begon de oorlog als zeer kleine dienst. Aan de hand van de casus van SNOW wisten ze langzaam maar zeker een beeld te krijgen van het Duitse spionageapparaat in Groot- Brittannië. De fase van collection die Lowenthal toevoegde aan de thoerievorming is goed te spiegelen aan de beginfase van de casus van SNOW. SNOW was een zeer lastig te peilen persoon en zijn loyaliteit is voor MI5 nooit helemaal duidelijk geworden. De waarde van deze dubbelspion was dan ook voornamelijk te vinden in zijn defensieve inzet. Hij werd als lokeend gebruikt om de nieuwe spionnen die vanuit Duitsland naar Groot-Brittannië werden gestuurd op te sporen en in te rekenen. Dat SNOW na zijn ontmaskering als spion voor de Duitsers een kandidaat voor dubbelspionnage werd, is te danken aan SNOW’s eigen bereidheid, maar vooral ook omdat hij de eerste en enige manier was voor MI5 om in contact te komen met de Abwehr. SNOW stond onder zware controle en er was voor gezorgd dat bij een misstap van SNOW hij direct ingerekend kon worden. Ondanks de onzekerheid over de 75

loyaliteit van SNOW was de toegang die hij verschafte tot de Abwehr in het begin van de oorlog zeer waardevol voor MI5. Het radioverkeer dat SNOW met de Duitsers onderhield heeft er aan bijgedragen dat de Britse codebrekers in Bletchley Park in staat waren om de Duitse enigma-code te kraken. Dit verschafte de Britten vanaf december 1941 een ongekend voordeel; ze konden dagelijks meelezen met het radioverkeer van de Duitsers. MI5 heeft nooit helemaal inzicht kunnen krijgen in de loyaliteit van SNOW en toen de risico’s van het continueren van deze onbetrouwbare dubbelspion niet meer opwogen tegen de waarde die hij verschafte met het inrekenen van andere spionnen, werd zijn carrière als dubbelspion beëindigd. De waarde was grotendeels overgenomen door een aantal andere spionnen die via hem onder de controle van MI5 kwamen, waarvan Wulf Schmidt, alias TATE, er één was. De casus van TATE onderstreept nogmaals het belang van het kunnen meelezen van het Duitse radioverkeer. Voor de theorievorming is zijn casus van waarde om te laten zien hoe belangrijk de feedback-loop is voor het controleren van een dubbelagent. Omdat de Britse radiointerceptiedienst in zijn geval juist niet kon meelezen met de berichten die vanuit Hamburg naar Berlijn weren gestuurd, was het voor MI5 niet zeker of TATE wel vertrouwd werd door de Abwehr. Door dit gebrek aan inzicht werden grote operationele risico’s bij TATE vermeden. Op het moment dat zijn potentiële spionagewerk in waarde en hoeveelheid vergroot kon worden door het ontvangen van een grote som geld, werd door MI5 besloten om TATE aan de ketting te houden en hem af te schepen naar het platteland. Dit illustreert dan in ze zomer van 1941 MI5 nog niet in staat was om een groot kanaal te openen voor het verspreiden van (des)informatie omdat bij TATE een onafhankelijk controlemechanisme op zijn berichtverkeer ontbrak. TATE was ook van waarde toen een Japanse koerier werd ingezet om hem te voorzien van een som geld. Het bevestigde voor MI5 in de lente van 1941 dat de Japanners en de Duitsers op operationeel niveau met elkaar samenwerkten. Het grootste succes van TATE was uiteindelijk hoofdzakelijk toe te schrijven aan een toevalstreffer. De berichten over het fictieve mijnenveld dat hij beschreef werden pas geloofd toen een Duitse onderzeeboot dichtbij het omschreven gebied op een daadwerkelijke mijn voer.

76

Toen het vertrouwen in de dubbelspionnen van verschillende kanten gecontroleerd kon worden en het langzamerhand duidelijk werd dat, voor zover de Britten het konden waarnemen, het gehele Duitse spionnenapparaat in Groot-Brittannië onder de controle van het double-cross comité stond, was het mogelijk om het double-cross systeem in te zetten ter ondersteuning van geallieerde militaire offensieven. Dit bracht echter veel nieuwe risico’s met zich mee. In het geval van TRICYCLE werd duidelijk dat externe factoren de grootste bedreigingen vormden voor het double-cross systeem. Het vertrouwen van MI5 in TRICYCLE was vanaf het begin van zijn loopbaan als dubbelspion zeer groot. Het aanzien dat hij genoot bij de Abwehr was door MI5 te controleren door middel van het meelezen van het radioverkeer tussen Madrid en Berlijn. De grootste bedreigingen voor het netwerk kwamen pas toen MI5 TRICYCLE uit handen gaf aan de FBI en tijdelijk het grootste deel van de controle over de berichten van TRICYCLE verloor. De FBI was volstrekt niet geïnteresseerd in mogelijke controle van Duitse spionnen in de Verenigde Staten. De zorg die MI5 besteedde aan de radioberichten en brieven die TRICYCLE naar de Abwehr stuurde was bij de FBI niet te bespeuren. De waarde van TRICYCLE voor de FBI was slechts als lokeend voor Duitse spionnen in de Verenigde Staten. Omdat de kwaliteit van de informatie uit de Verenigde Staten veel slechter was dan Popov’s eerdere berichten uit Engeland, ontstond in Berlijn het vermoeden dat hij onder controle van de FBI stond. Dat dit vermoeden niet is ontwikkeld tot een arrestatie of executie van Popov is grotendeels te danken aan de relatie die hij had met zijn contactpersoon bij de Abwehr. Het hoofd van de Abwehr-afdeling in Madrid, Von Karsthoff, stond op goede voet met Popov en niet alleen zijn carrière, maar ook een deel van zijn inkomsten waren direct afhankelijk van het succes van Popov. Dat MI5 TRICYCLE toch naar Lissabon liet gaan om weer contact te maken met de Abwehr, zelfs wanneer het vermoeden bestond dat de kans dat hij ontmaskerd kon worden zeer groot was, laat een groot vertrouwen zien in de persoon Dusko Popov. Om ervoor te zorgen dat bij het falen van één dubbelagent, niet het gehele systeem als een kaartenhuis in elkaar stortte, zorgde MI5 ervoor dat elke dubbelagent zo min mogelijk in contact stond met andere dubbelagenten. MI5 zorgde ervoor dat er geen communicatie was 77

tussen de verschillende dubbelagenten. Dat een aantal van de dubbelagenten wel met elkaar in contact kwam, is vooral te danken aan de Abwehr die de verschillende spionnen elkaar liet helpen. De risico’s die de overlopers met zich mee brachten hebben er uiteindelijk voor gezorgd dat Juan Pujol Garcia als enige werkelijk bestaande persoon in het hele GARBO netwerk gedwongen werd naar de achtergrond te verdwijnen. Het had uiteindelijk geen groot effect op het fictieve netwerk van GARBO. De ontwikkeling van het double-cross systeem illustreert hoe het double-cross comité bij elke crisis tijdens de oorlog ad-hoc een oplossing moest verzinnen. Na de voor- en tegenargumenten gewogen te hebben, kwam het double-cross comité tot een besluit welke de mogelijke schade voor de agent of het systeem in het geheel, het meest beperkte. Dit was het geval bij SNOW nadat het double-cross comité besloot hem niet meer te behouden als dubbelagent; bij TATE toen zijn plotseling sterk verbeterde financiële situatie MI5 ertoe dwong de bewegingsvrijheid van TATE te beperken; bij GARBO toen na het falen van COCKADE enkele van zijn subagenten werden opgeofferd. Enigszins uit de toon vallen de crises in de casus van TRICYCLE. Na het fiasco in de Verenigde Staten werd er een groot risico genomen toen TRICYCLE weer naar Lissabon ging om in contact te komen met de Abwehr. Er werd tevens een groot risico genomen met het accepteren van ARTIST als dubbelspion. In beide gevallen is er van geluk te spreken dat de zaken voor het double-cross systeem goed zijn afgelopen. Wat leert de ontwikkeling van het double-cross systeem ons voor de theorievorming over contra-inlichtingen? De geschiedenis van het double-cross systeem is voor de theorievorming rond contra-inlichtingen een goudmijn aan voorbeelden voor het succesvol onderhouden van dubbelagenten. Met het grote succes van misleidingsoperatie rond D-Day is het begrijpelijk dat het double-cross systeem als voorbeeld aangedragen wordt voor de offensieve aspecten van het contra-inlichtingenwerk. De meeste aspecten die in de theorie over contra-inlichtingen worden aangehaald zijn te herkennen in de ontwikkeling van het double-cross systeem. Zo zijn de collection en defensieve aspecten goed te indentificeren. Eén aspect is er echter niet te herkennen in deze ontwikkeling: het offensieve aspect. Dat de succesvolle misleiding ondersteunend was voor een militair offensief betekende echter niet 78

dat de misleiding zelf offensief van aard was. Dat was ze namelijk niet. De misleidingoperatie, die mede door middel van de inzet van het netwerk van GARBO ervoor zorgde dat de geallieerde invasie op de stranden van Normanië niet slachtoffer werd van een zware Duitse tegenaanval, was primair defensief van aard. Het moest de invasie beschermen; het vormde een schild van bedrog. De de theorievorming spreekt over een offensief aspect van de contra-inlichtingen, echter door het bestuderen van de ontwikkeling van het double-cross system is dit offensieve aspect niet te ontdekken. De controle van het Duitse spionnenapparaat in Groot-Brittannië was defensief. Het beschermde vanaf haar prille begin tegen spionage en zorgde uiteindelijk voor een complex en veelomvattend systeem tot bescherming van grote geallieerde militaire offensieven. De Jong en Keller noemen het double-cross systeem als het meest succesvolle voorbeeld van de inzet van dubbelagenten, wat volgens hen valt onder het offensieve aspect van de contra-inlichtingen.149 Redmond spreekt ook van een offensief aspect binnen contra- inlichtingen en haalt hierbij als voorbeeld aan het uitvoeren van misleidingoperaties.150 Ook Herman noemt dit offensieve aspect en gebruikt misleiding en verwarring als voorbeeld voor de toepassing van de offensieve aard van contra-inlichtingen.151 Na bestudering van de ontwikkeling van het double-cross systeem durf ik echter te stellen dat misleiding helemaal niet offensief van aard is. Het controleren van een vijandig spionageapparaat door het gebruik maken van, onder andere, dubbelagenten is defensief. Misleiding van de tegenstander is defensief, ook al ondersteund het een offensieve militaire operatie. In het verlengde daarvan durf ik zelfs te stellen, met slechts het voorbeeld van de meest succesvolle dubbelspionageoperatie uit de geschiedenis als ondersteuning, dat contra-inlichtingenwerk enkel bestaat uit defensieve taken. Het in de theorie beschreven offensieve aspect van de contra-inlichtingen is in essentie ook defensief van aard. Het onderscheid in de terminologie

149 De Jong en Keller, ‘Contra-inlichtingen’ 284-288 150 Redmond, ‘The Challenges of Counterintelligence’ 538 151 Herman, Intelligence: Power in Peace and War 165-183 79

betreffende contra-inlichtingen en contra-spionage is met dat inzicht ook niet nodig. De termen beschrijven beide dezelfde defensieve bezigheden.

80

Literatuurlijst

Andrew, Cristopher, In defence of the Realm, The authorized history of MI5 (2010)

Booth, Nicholas, Zigzag – The Incredible Wartime Exploits of Double Agent Eddie Chapman (London 2007)

Brown, Anthony Cave, Bodyguard of lies (New York 1975)

Campbell, John C., "A Retrospective on John Masterman's The Double-Cross System", International Journal of Intelligence and CounterIntelligence vol. 18 (2005)

Carlisle, Rodney P. (ed.), Encyclopedia of intelligence and counterintelligence (New York 2005)

Chapman, Edward en Owen, Frank, The Eddie Chapman Story (New York 1953)

Ehrman, John, ‘What are we talking about when we talk about counterintelligence?’, Studies in Intelligence vol. 53, no.2

Farago, Ladislas, The game of foxes: British and German intelligence operations and personalities which changed the course of the Second World War (Londen 1972)

Gehlen, Reinhard, Der Dienst: Erinnerungen, 1941-1971 (Mainz 1971)

Harber, Justin R., ‘Unconventional Spies: The Counterintelligence Threat from Non-State Actors’, International Journal of Intelligence and CounterIntelligence, 22:2, 221-236 (2009)

81

Harris, Tomás, Garbo: The Spy Who Saved D-Day (2000)

Hesketh, Roger, Fortitude:The D-Day Deception Campaign (1999)

Herman, Michael, Intelligence Power in Peace and War (Cambrigde 2007)

Hinsley, F. H. en C. A. G. Simpkins, British Intelligence in the Second World War, Volume 4, Security and Counter-Intelligence (London 1990)

Hoare, Oliver, Camp 020: MI5 and the Nazi Spies (2000)

Holt, Thaddeus, The Deceivers: Allied Military Deception in the Second World War (New York 2004)

Howard, Michael, British Intelligence in the Second World War, Volume 5, Strategic Deception (London 1990)

Jong, Ben de, Keller, Peter “Contra-inlichtingen en contraspionage” in Graaf, B.A. de (ed.) Inlichtingen en veiligheidsdiensten (Alphen aan de Rijn) 275-294

Johnson, Loch K ed., Handbook of Intelligence Studies (New York 2009)

Jonason, Tommy en Simon Olsson, Agent TATE: The Wartime Story of Double Agent Harry Williamson (2011)

Kahn, David, Hitler’s spies : German military intelligence in World War II (Londen 1978)

Keegan, John, Intelligence in War: knowledge of the enemy from Napoleon to Al-Qaeda (2010) 82

Lahneman, William J., ‘The Need for a New Intelligence Paradigm’, International Journal of Intelligence and CounterIntelligence, 23:2, 201-225 (2010)

Latimer, Jon, Deception in War, (New York 2001)

Lowenthal, Mark M., Intelligence: From Secrets to Policy (Washington 2003)

Macintyre, Ben, Agent Zigzag: The True Wartime Story of Eddie Chapman, Lover, Betrayer, Hero, Spy (Londen 2007)

Masterman, J.C., The double-cross system in the war of 1939 to 1945 (Yale 1972)

Miller, Russell, Codename Tricycle: The true story of the Second World War's most extraordinary double agent (Londen 2004)

Montagu, Even, Beyond Top Secret Ultra (1978)

Olson, James M. The Ten Commandments of Counterintelligence

Popov, Dusko, Spy, counterspy (1974)

Pujol, Joan, with Nigel West, Operation Garbo (New York, 1985)

Redmond, Paul J., “The Challenges of Counterintelligence”, in Johnson, Loch K., The Oxford Handbook of National Security Studies (Oxford 2010)

Reed, Nicholas, My Father, the Man Who Never Was: Ronnie Reed, The Life and Times of an MI5 Officer (Folkestone 2011) 83

Richelson, Jeffrey T., A Century of Spies: Intelligence in the Twentieth Century (Oxford 1997)

Stevenson, William, A Man Called Intrepid - the Secret War (1976)

Varouhakis, Miron, “An institution-level theoretical approach for counterintelligence”, International Journal of Intelligence and CounterIntelligence 24:3, 494-509

West, Nigel, MI5: British Security Service Operations 1909-1945 (Londen, 1981)

West, Nigel, en Madoc Roberts, Snow: the double life of a world war two spy (Londen 2011)

West, Nigel, Seven Spies Who Changed the World (Londen 1991)

West, Nigel, (ed.) The Guy Liddell Diaries: Vol. I: 1939-1942 (Londen 2005)

Wintherbotham, Fred W., The Ultra Secret (Londen 1974)

Archieven:

The National Archives, Kew, Londen, Personnel Files KV2.

-Arthur Owens, SNOW: KV2/444 tot en met KV2/453

- Harry Williamson/Wulf Schmidt, TATE: KV2/60 en KV2/61

- Dusan Popov, TRICYCLE: KV2/845 tot en met KV2/866

84

- Juan Pujol Garcia, GARBO: KV2/39 tot en met KV2/42 en KV2/63 tot en met KV2/71

85