Actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan voor: Watertoren Rimburg Gemeente Landgraaf
Opdrachtgever: VLOM bv Datum: 16 december 2011
Watertoren Rimburg, Landgraaf actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan
projectnummer: LA-145.801
Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur gulpen, 16 december 2011
actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 3
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ______3 Inleiding ______4 1 Methodiek ______5 2 Terreinbeschrijving ______6 3 Flora en fauna ______9 3.1 Flora ______9 3.2 Fauna ______10 3.3 Conclusies ______13 4 Beleid ______14 4.1 Natuurbeschermingswet 1998 ______14 4.2 Provinciale Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden ______14 4.3 Bomenverordening gemeente Landgraaf ______16 5 Globale effectbeoordeling en mitigerende maatregelen ______18 5.1 Zoogdieren ______19 5.2 Broedvogels ______20 5.3 Reptielen ______20 5.4 ‘Overige soortgroepen’ ______21 5.5 Zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet ______21 5.6 Natura2000-gebieden Wurmtal nördlich Herzogenrath en Brunssummerheide ____ 21 5.7 Ecologische Hoofdstructuur Rimburgerbos ______21 6 Compensatie EHS en bos ______24 6.1 Oppervlakte compensatie ______24 6.2 Inrichting compensatielocatie ______25 6.3 Vervolgtraject ______29 Literatuurlijst ______30 Bijlage 1: Lijst van bij het veldbezoek aangetroffen soorten ______31
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 4
Inleiding
In de gemeente Landgraaf bestaan plannen voor de herinrichting van het terrein van het rijksmonument watertoren Rimburg. In verband met de voorgenomen herinrichting van het terrein en de wijziging van de functie van de bebouwing is het noodzakelijk om het bestemmingsplan te wijzigen. Als onderdeel van deze wijziging van het bestemmingsplan dient tevens het aspect ecologie/flora en fauna getoetst te worden. Heukelom Verbeek heeft in verband daarmee van VLOM bv opdracht gekregen het verkennende natuurwaardenonderzoek daterend uit 2008 te actualiseren. Dit rapport bevat de resultaten van dit onderzoek. Figuur 1 geeft het plangebied weer.
Figuur 1: Ligging van het onderzoeksgebied.
Het voorliggende verkennende natuurwaardenonderzoek heeft tot doel na te gaan of en zo ja welke bij Flora- en faunawet beschermde natuurwaarden (mogelijk) aanwezig zijn in het onderzoeksgebied. Op basis van de resultaten is aangegeven of vanuit het aspect ecologie/flora en fauna nadere randvoorwaarden te stellen zijn aan het bestemmingsplan voor de watertoren en zo ja, of daarvoor nader onderzoek noodzakelijk is.
Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur ir. M.A. Blaas drs. G.M.T. Peeters landschapsarchitect bnt ecoloog
Gulpen, 16 december 2011
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 5
1 Methodiek
Op 26 september 2011 is een veldbezoek gebracht aan het onderzoeksgebied en de directe omgeving. Alle tijdens dit veldbezoek in het onderzoeksgebied aangetroffen wilde planten en diersoorten zijn genoteerd. Er is bijzondere aandacht besteed aan de mogelijke aanwezigheid van wettelijk strenger beschermde soorten (Flora- en faunawet categorie 2 en 3) en de geschiktheid van het terrein voor deze soorten.
Aan de hand van de rapportage van het verkennend natuurwaardenonderzoek in 2008 en de hiertoe geraadpleegde gegevensbronnen, verspreidingsatlassen en via internet toegankelijke verspreidingsgegevens van flora en fauna is nagegaan welke strenger beschermde planten- en diersoorten er voorkomen in de omgeving van de onderzoekslocatie. Tenslotte is een zogenaamde beknopte gegevensaanvraag bij het Natuurloket gedaan voor de kilometerhokken waarin het onderzoeksgebied is gelegen (het onderzoeksgebied ligt op de grens van twee kilometerhokken). Een overzicht van de geraadpleegde bronnen is weergegeven in de literatuurlijst. De zo verkregen informatie is merendeels slechts beschikbaar op kilometerhok niveau of op uurhok niveau, terwijl een deel van deze verspreidingsgegevens daarnaast niet meer erg actueel is. Op basis van in het onderzoeksgebied aanwezige terreinkenmerken en de ecologie van de soorten is een inschatting gemaakt van de mogelijkheid dat strenger beschermde planten en diersoorten momenteel duurzaam in het onderzoeksgebied voorkomen.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 6
2 Terreinbeschrijving
Het onderzoeksgebied wordt gevormd door de directe omgeving van de Watertoren Rimburg en het aangrenzende bosgebied, en is gelegen nabij de buurtschap Op de Hoven, tussen Rimburg en Ubach over Worms, in de gemeente Landgraaf. De totale oppervlakte van het onderzoeksgebied bedraagt circa 1,2 ha. Een luchtfoto met de begrenzing van het onderzoeksgebied is opgenomen in figuur 2.
Figuur 2: Begrenzing van het onderzoeksgebied.
De RD-coördinaten van het middelpunt van het onderzoeksgebied zijn X = 202,960 en Y = 324,510. Het onderzoeksgebied ligt in het uiterste oosten van kilometerhok 202-324, waarbij de uiterste oostpunt van het gebied juist in het aangrenzende kilometerhok 203-324 valt.
Het onderzoeksgebied is gelegen op de noordelijke dalwand van een in oostelijk richting georiënteerd droogdal dat tot enkele tientallen meters is ingesneden in het Plateau van Nieuwenhagen. De ondergrond bestaat uit grindhoudende zanden die op de steilere hellingdelen dagzomen maar op de vlakkere delen zijn bedekt met een dun lösslaagje. Het onderzoeksgebied is deels gelegen in het Rimburgerbos en deels op het aangrenzende plateau. Aan de noordzijde wordt het gebied begrensd door een open akkergebied, aan de zuidzijde door de Rimburgerweg (figuur 3). Voor zover in het bos gelegen is de exacte begrenzing van het onderzoeksgebied in het veld niet herkenbaar.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 7
De watertoren en het noordelijk hiervan gelegen gedeelte van het onderzoeksgebied zijn langs de bovenrand van de helling op het plateau gesitueerd. De restauratie van de watertoren is momenteel in volle gang (zie figuur 4). De directe omgeving van de watertoren en de bijbehorende waterkelder zijn begroeid met een open ruderale begroeiing met plaatselijk wat ruigte (zie figuur 5 en figuur 6). Op de aangrenzende akker stond ten tijde van het veldbezoek Gele mosterd. Het resterende deel van het onderzoeksgebied bestaat uit loofbos. Aan de westzijde van de watertoren bestaat het bos uit een jonge aanplant van Beuken waartussen enkele oudere eiken of Zoete kersen staan (zie figuur 7). De hellingen ten zuiden en oosten van de watertoren zijn begroeid met een overwegend natuurlijk ogend bostype dat kan worden gerekend tot het Zomereik-verbond en wijst op een voedselarmere ondergrond (zie foto 8). Wel is in het oostelijk deel van het onderzoeksgebied plaatselijk Beuk in de ondergroei aangeplant. Aan de onderrand van het hellingbos, nabij de Rimburgerweg, wijst de aanwezigheid van Grote muur op voedselrijkere omstandigheden.
Figuur 3: Het onderzoeksgebied gezien vanuit Figuur 4: De watertoren staat geheel in de zuidelijke richting. steigers.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 8
Figuur 5: Het onderzoeksgebied gezien vanuit Figuur 6: De directe omgeving van de water- noordwestelijke richting. De akker op toren is begroeid met een open de voorgrond behoort deels tot het ruderale vegetatie. onderzoeksgebied.
Figuur 7: Jonge beuken in het bos aan de westzijde Figuur 8: Het hellingbos aan de zuidzijde van de van de watertoren. de watertoren.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 9
3 Flora en fauna
Om een beeld te krijgen van de natuurwaarden in het onderzoeksgebied zijn waarnemingen van 9 soortgroepen beschikbaar. Deze soortgroepen zijn vaatplanten, zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en overige ongewervelde dieren. In de teksten wordt conform de Flora- en faunawet onderscheid gemaakt tussen niet beschermde soorten, algemene soorten (categorie 1), beschermde soorten (categorie 2) en streng beschermde soorten (categorie 3). Overzichten van de aangetroffen soorten van deze soortgroepen zijn als bijlage 1 in dit rapport opgenomen.
3.1 Flora
Vaatplanten Tijdens het veldbezoek zijn in het onderzoeksgebied 88 soorten hogere planten aangetroffen. Aangeplante soorten en tuinplanten zijn niet geregistreerd. Een overzicht van de waargenomen plantensoorten is in bijlage 1 bij deze rapportage opgenomen. Alle aangetroffen soorten komen in Nederland en Limburg algemeen tot zeer algemeen voor en zijn niet in hun voorkomen bedreigd. Geen van de aangetroffen soorten wordt genoemd op de Landelijke Rode Lijst of geniet wettelijke bescherming genieten krachtens de Flora- en faunawet.
Bij de provinciale vegetatiekartering in 1996 zijn in het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen geen wettelijk beschermde plantensoorten aangetroffen. Delen van het onderzoeksgebied zijn dat jaar gekarteerd als loofhoutaanplant en als loofbos op voedselarme bodem. Hierbij zijn weliswaar enkele zogenaamde aandachtssoorten aangetroffen, maar geen Rode Lijstsoorten of wettelijk beschermde soorten. Het Natuurloket noemt voor het betreffende kilometerhok tijdens de periode 1990-2010 twee strenger beschermde plantensoorten, maar welke soorten dat zijn is niet bekend. Wettelijk beschermde muurplanten komen in het onderzoeksgebied zeker niet voor.
Op grond van hun verspreiding en ecologie alsmede de resultaten van het veldonderzoek kan de aanwezigheid van strenger beschermde plantensoorten in het onderzoeksgebied worden uitgesloten. Ook in 2008 was geconcludeerd dat in het onderzoeksgebied geen (strenger) beschermde plantensoorten voorkomen.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 10
3.2 Fauna
3.2.1 Zoogdieren Vleermuizen Volgens gegevens in ‘Zoogdieren van Limburg’ (Huizinga et al., 2010) zijn in het uurhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen in de periode 1994-2007 negen vleermuissoorten (categorie 3: streng beschermde soorten) waargenomen: Watervleermuis, Franjestaart, Ingekorven vleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis en Bosvleermuis. Daarnaast is in een nabijgelegen deel van het Rimburgerbos in 1998 de uiterst zeldzame Bechsteins vleermuis aangetroffen (bron: Huizinga et al., 2010). De in 2008 geraadpleegde gegevens van de Natuurbank Limburg bevatten meerdere waarnemingen van Ruige dwergvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Rosse vleermuis en Gewone baardvleermuis en/of Brandt’s vleermuis uit de periode 1993-1997 die betrekking hebben op een vleermuiskast in het onderzoeksgebied (bron: Natuurbank Limburg, z.j.). Deze kast is momenteel niet meer in het gebied aanwezig. Bij het Natuurloket zijn voor het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen voor de periode 2000-2010 drie vleermuissoorten bekend, maar het kilometerhok wordt voor die periode als slecht onderzocht gekwalificeerd.
Ofschoon recente gegevens over vleermuizen in het onderzoeksgebied schaars zijn, lijkt het onderzoeksgebied voor de meeste voornoemde vleermuissoorten, wellicht met uitzondering van de Watervleermuis, momenteel nog steeds een geschikt leefgebied te vormen. De aanwezigheid van de meeste soorten in het onderzoeksgebied moet derhalve als mogelijk worden beoordeeld. Foeragerende vleermuizen zijn in het hele gebied te verwachten. Holle bomen in het gebied vormen geschikte zomerverblijfplaatsen voor diverse boombewonende vleermuissoorten. Gebouwenbewonende soorten zijn in de recent gerestaureerde watertoren echter niet te verwachten.
Overige zoogdieren Volgens de gegevens in ‘Zoogdieren van Limburg’ zijn in het uurhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen in de periode 1994-2007 naast meerdere algemene soorten vijf strenger beschermde (categorie 2 en 3) grondgebonden zoogdiersoorten waargenomen, namelijk Waterspitsmuis, Eekhoorn, Bever, Steenmarter en Das. Drie van deze soorten, te weten Waterspitsmuis, Eekhoorn en Steenmarter, zijn blijkens de in 2008 geraadpleegde gegevens van de Natuurbank Limburg in de periode 1990-2005 waargenomen in het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen. Het Natuurloket noemt voor het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen voor de periode 2000-2010 de aanwezigheid van één strenger beschermde zoogdiersoort, maar noemt het betreffende kilometerhok slecht onderzocht.
De aanwezigheid van Eekhoorn en Steenmarter in het onderzoeksgebied kan niet geheel worden uitgesloten. Het opgaand bos in het onderzoeksgebied vormt een mogelijk leefgebied voor de Eekhoorn. In de recent gerestaureerde watertoren zitten momenteel zeker geen Steenmarters, maar een verblijfplaats in een holle boom in het onderzoeksgebied of een functie als foerageergebied voor in naburig gelegen bebouwing levende Steenmarters kan niet geheel worden uitgesloten. Een duurzame aanwezigheid van de resterende soorten in het onderzoeksgebied is momenteel uitgesloten. Door het ontbreken van open water vormt het onderzoeksgebied geen geschikt leefgebied voor Waterspitsmuis of Bever. Ten aanzien van de Das kan worden gesteld dat in het onderzoeksgebied zeker geen burchten aanwezig zijn, terwijl
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 11
er evenmin sprake is van een aantrekkelijk foerageergebied voor eventueel in de omgeving levende Dassen.
3.2.2 Vogels Tijdens het veldbezoek zijn in het onderzoeksgebied acht vogelsoorten (categorie 3: streng beschermde soorten) waargenomen. Een overzicht van alle waargenomen soorten is in bijlage 1 bij deze rapportage opgenomen. Het betreft alle in Nederland en Limburg algemeen voorkomende bosvogels die in ons land niet in hun voorkomen zijn bedreigd. Van géén van de waargenomen soorten zijn de nestplaatsen jaarrond beschermd. Omdat het veldbezoek buiten het broedseizoen is uitgevoerd zijn daarbij geen indicaties verkregen over het daadwerkelijk broeden van genoemde soorten in het onderzoeksgebied. Voor alle waargenomen soorten lijkt het onderzoeksgebied een geschikt leefgebied en het is derhalve aannemelijk dat alle genoemde soorten in of rond het onderzoeksgebied tot broeden komen.
Tijdens het provinciaal broedvogelonderzoek in 1996, waarbij alleen minder algemene en zeldzame soorten worden onderzocht, is in het onderzoeksgebied één broedvogelsoort aangetroffen, namelijk de Vuurgoudhaan. Van deze soort werd één territorium aangetroffen in het bos aan de zuidzijde van de watertoren. In het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen zijn dat jaar 37 soorten broedvogels aangetroffen, waaronder één soort met jaarrond beschermde nesten of nestplaatsen, te weten de Huismus. Volgens de gegevens in de ‘Avifauna van Limburg’ (Hustings et al., 2006) zijn in het uurhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen in de periode 1992-2004 de volgende broedvogelsoorten met jaarrond beschermde nesten of nestplaatsen aangetroffen: Sperwer, Buizerd, Kerkuil, Steenuil, Grote gele kwikstaart en Huismus, terwijl in een aangrenzend kilometerhok ook de Ransuil is aangetroffen. Daarnaast komt de Havik als broedvogel voor in een nabijgelegen deel van het Rimburgerbos (bron: waarneming.nl).
Buizerd, Havik, Sperwer en Ransuil zijn broedvogels van grotere en kleinere bossen en het onderzoeksgebied vormt een mogelijk broedgebied voor deze soorten. Kerkuil, Steenuil en Huismus zijn gebouwenbewonende soorten. De watertoren is voor deze soorten geen aantrekkelijke broedlocatie, en na de recente restauratiewerkzaamheden is de aanwezigheid van nesten van deze soorten helemaal uitgesloten. Door het ontbreken van stromend water is het onderzoeksgebied niet geschikt als leefgebied voor de Grote gele kwikstaart. Andere soorten met jaarrond beschermde nesten zijn op grond van hun verspreiding en ecologie evenmin in het onderzoeksgebied te verwachten.
In het onderzoeksgebied komen meerdere bosvogels als broedvogel voor. Ten aanzien van broedvogels met jaarrond beschermde nesten of nestplaatsen valt in het onderzoeksgebied te rekenen met de mogelijke aanwezigheid van nesten van Buizerd, Havik, Sperwer en Ransuil.
3.2.3 Amfibieën, Reptielen en Vissen Volgens de landelijke verspreidingsgegevens van RAVON (Van Delft et al., 2010) zijn in de periode 2000-2009 naast enkele algemenere soorten vier strenger beschermde amfibieënsoorten vastgesteld in het uurhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen, namelijk Alpenwatersalamander, Vinpootsalamander, Vroedmeesterpad en Rugstreeppad (categorie 2 en 3). Het Natuurloket vermeldt voor het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen de aanwezigheid van twee amfibieënsoorten, waaronder één strenger beschermde soort. Door het ontbreken van oppervlaktewater of vochtige biotopen is een duurzame aanwezigheid van amfibieën in het onderzoeksgebied uitgesloten.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 12
De verspreidingsgegevens van RAVON geven voor het betreffende uurhok drie reptielensoorten, namelijk Hazelworm, Levendbarende hagedis en Ringslang (alle strenger beschermd: categorie 2 en 3). Het Natuurloket geeft voor het betreffende kilometerhok voor de periode 2000-2010 één strenger beschermde reptielensoort. Het is niet zeker welke soort dit betreft, maar het is aannemelijk dat het om de Hazelworm gaat. Van deze soort is een waarneming uit 1998 bekend die in het onderzoeksgebied is verricht (bron: Natuurbank Limburg, z.j.). Het leefgebied van de Hazelworm bestaat uit bossen, bosranden, houtwallen, heide, bermen en graslanden op zandige, bij voorkeur wat vochtige bodems. Omdat het onderzoeksgebied nog steeds geschikt lijkt als leefgebied voor deze vaak heimelijk levende soort moet de aanwezigheid van de Hazelworm hier evenals in 2008 als mogelijk worden beoordeeld.
De verspreidingsgegevens van RAVON vermelden voor het betreffende uurhok géén wettelijk beschermde vissoorten. Bij het Natuurloket zijn geen waarnemingen van vissen bekend voor het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen. Door het ontbreken van open water komen in het onderzoeksgebied geen vissen voor.
3.2.4 Dagvlinders, libellen en overige ongewervelde dieren Volgens het ‘Waarnemingenverslag 2007 dagvlinders, libellen en sprinkhanen’ (EIS-Nederland et al., s.a.) zijn in de periode 1999-2006 vier wettelijk beschermde dagvlindersoorten vastgesteld in het uurhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen, namelijk de Keizersmantel, Purperstreepparelmoervlinder, Rouwmantel en Iepenpage (categorie 3: streng beschermde soorten). Het Natuurloket noemt voor het betreffende kilometerhok géén strenger beschermde dagvlindersoorten, maar beschouwt het kilometerhok met slechts 12 soorten slecht onderzocht. Keizersmantel en Rouwmantel zijn soorten van bosranden, brede bospaden en bloemrijke ruigten waarvan momenteel geen vaste populaties in Nederland bekend zijn. Door het ontbreken van geschikt leefgebied is de aanwezigheid van Purperstreepparelmoervlinder en Iepenpage in het onderzoeksgebied uitgesloten. Op basis van hun verspreiding en ecologie kan ook de aanwezigheid van andere strenger beschermde dagvlindersoorten eveneens worden uitgesloten.
In de periode 1999-2006 zijn volgens voornoemd ‘Waarnemingenverslag’ geen wettelijk beschermde libellensoorten aangetroffen in het uurhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen. Door het ontbreken van oppervlaktewater of vochtige biotopen vormt het onderzoeksgebied geen geschikt leefgebied voor libellen, en een duurzame aanwezigheid van wettelijk beschermde libellensoorten is derhalve uitgesloten.
Ten aanzien van de ‘overige soortgroepen’ (kevers, kreeftachtigen, tweekleppigen) is bij het Natuurloket de aanwezigheid van één strenger beschermde (categorie 2 of 3) soort bekend voor het kilometerhok waarin het onderzoeksgebied is gelegen. Dit betreft ongetwijfeld het Vliegend hert, waarvan tenminste één concrete waarneming beschikbaar: de soort is in 2005 waargenomen in het onderzoeksgebied (bron: Natuurbank Limburg, z.j.). Het Vliegend hert leeft in open, oude eikenbossen, en in hakhout, houtwallen, lanen en perken met oude bomen. Of er sprake is van een duurzame aanwezigheid in het onderzoeksgebied is niet bekend maar kan niet zonder meer worden uitgesloten. De aanwezigheid in het onderzoeksgebeid van andere strenger beschermde (categorie 2 en 3) vertegenwoordigers van deze ‘overige soortgroepen’ kan op grond van hun biotoopvoorkeuren en ecologie (Janssen & Schaminée, 2008) echter uitgesloten worden geacht.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 13
3.3 Conclusies
Aan de hand van de resultaten van het veldbezoek en de gegevens uit de geraadpleegde literatuur kunnen de volgende conclusies worden getrokken aangaande het voorkomen van beschermde flora en fauna in het onderzoeksgebied:
1. In het onderzoeksgebied zijn tijdens het veldbezoek geen bijzondere natuurwaarden aangetroffen.
2. Het onderzoeksgebied maakt deel uit van het hellingboscomplex Rimburgerbos. Buiten de directe omgeving van de watertoren is het onderzoeksgebied begroeid met bos dat kan worden gerekend tot het Zomereiken-verbond. Het gebied is met name van belang als leef- en rustgebied voor verschillende diersoorten, waaronder mogelijk bijzondere soorten zoals diverse soorten vleermuizen, broedvogelsoorten van de Rode Lijst, Hazelworm en Vliegend hert.
3. Ten aanzien van strenger beschermde diersoorten maakt het onderzoeksgebied deel uit van het leefgebied van meerdere algemene bosvogels (alle categorie 3: streng beschermde soorten). Daarnaast valt te rekenen met de mogelijke aanwezigheid van Eekhoorn, Steenmarter (beide categorie 2: beschermde soorten), Bechsteins vleermuis, Bosvleermuis, Franjestaart, Gewone baardvleermuis, Gewone dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis, Ingekorven vleermuis, Laatvlieger, Rosse vleermuis, Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis, Buizerd, Havik, Ransuil, Sperwer, Hazelworm en Vliegend hert (categorie 3: streng beschermde soorten); de genoemde vogelsoorten hebben jaarrond beschermde nesten of nestplaatsen.
4. Wettelijk strenger beschermde (categorie 2 en 3) soorten vaatplanten, amfibieën, vissen, dagvlinders, libellen en ‘overige ongewervelde dieren’ (met uitzondering van het Vliegend hert) komen in het onderzoekgebied niet voor.
Voor niet beschermde soorten en algemene soorten (categorie 1) is slechts de zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet van toepassing (zie hoofdstuk 4). De effecten van de voorgenomen ingreep op (streng) beschermde soorten, voor zover van belang voor het onderzoeksgebied, worden in hoofdstuk 4 globaal beoordeeld.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 14
4 Beleid
Bij de inventarisatie naar de aanwezigheid van gebiedsbescherming voor natuurwaarden is in het bijzonder gekeken naar de van belang zijnde wet- en regelgeving omtrent Natura2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en Provinciale Ontwikkelingszone Groen. Het gaat hierbij om de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura2000-gebieden; paragraaf 4.1) en de provinciale Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden (Ecologische Hoofdstructuur en Provinciale Ontwikkelingszone Groen; paragraaf 4.2). Daarnaast is de gemeentelijke bomenverordening geraadpleegd in verband met de te kappen houtopstanden rondom de watertoren (paragraaf 4.3).
4.1 Natuurbeschermingswet 1998
In deze wet is de bescherming van de Natura2000-gebieden vastgelegd. Natura2000 betreft de natuurparels die vanwege hun natuurwaarden Europese bescherming genieten, hetgeen in Nederland inhoudt, dat werkzaamheden of ontwikkelingen in (de nabijheid van) deze gebieden getoetst dienen te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. De watertoren staat niet in een Natura2000-gebied. Het meest nabijgelegen Natura2000-gebied betreft het Duitse Wurmtal nördlich Herzogenrath dat circa 1 kilometer zuidoostelijk van de watertoren is gelegen aan de andere zijde van de grens bij het bedrijventerrein Julia. De Brunssummerheide ligt circa 4 km westelijk van het de watertoren. Gezien deze afstand tot de watertoren kunnen slechts externe factoren effect hebben op de instandhoudings- en ontwikkelingsdoelstellingen voor het Natura2000-gebied. Of dit van belang is voor de voorgenomen ingreep bij de watertoren is nader toegelicht in hoofdstuk 5.
4.2 Provinciale Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden
Volgens de Provinciale Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden is de Flora- en faunawet leidinggevend bij compensatie voor het aantasten van leefgebieden van beschermde en/of bedreigde soorten (Provincie Limburg, 2005). Dat wil zeggen, dat deze compensatie niet via ruimtelijke ordening, maar via een ontheffing van de Flora- en faunawet wordt geregeld. Indien uit onderzoek vooraf naar voren komt, dat door de betreffende ingreep schade wordt toegebracht aan planten en dieren die beschermd zijn via de Flora- en faunawet, dan is de Provinciale Beleidsregel niet van toepassing. Deze Beleidsregel is wel van toepassing, als door onderzoek vooraf aan de ingreep is vastgesteld, dat de wezenlijke kenmerken en waarden worden vernietigd en/of verstoord en/of versnipperd in één van de volgende gebiedscategorieën zonder dat zich daar via de Flora- en faunawet beschermde planten- en/of diersoorten bevinden: 1. Ecologische Hoofdstructuur (EHS), voor de gehele EHS geldt het ‘nee, tenzij’-principe. 2. Bestaande en gerealiseerde bos-, natuur- en landschapswaarden in de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG); voor de gehele POG geldt de ontwikkelingsgerichte basisbescherming. 3. Bos, natuur- en landschapselementen (o.a. houtwallen, poelen, solitaire bomen, waardevolle beplantingen) die in een vigerend bestemmingsplan reeds bescherming genieten of onder de werkingssfeer van de Boswet vallen. In onderstaande alinea’s is nagegaan of één of meer van de gebiedscategorieën van toepassing zijn op het plangebied. Daarnaast wordt aangeven welke natuurdoelen vanuit de Provincie opgesteld zijn voor het plangebied en de daaraan grenzende gebieden.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 15
Gebiedscategorieën 1 en 2 In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL; Provincie Limburg, 2006, actualisatie 2011) is het plangebied deels aangeduid met het perspectief ‘Ecologische Hoofdstructuur’. Gebiedscategorie 1 is zodoende van toepassing. Het aangrenzende landbouwgebied, waarvan een kleine oppervlakte binnen het plangebied is gelegen, kent het ontwikkelingsperspectief ‘Stedelijke Ontwikkelingszone’. Op kaart R01 is een uitsnede van de bij het POL horende plankaart voor het plangebied weergegeven.
De EHS vormt samen met de POG de ecologische structuur van Limburg. De EHS omvat de bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen natuur- en beheersgebieden en de beken met een specifieke ecologische functie. Het Rijksbeleid geeft ten aanzien van Rijksmonumenten in de EHS aan, dat natuurontwikkeling dient te worden afgestemd op de aanwezigheid van het Rijksmonument (ministerie van VROM e.a., 2004). Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt echter het ‘nee, tenzij’-regime. Het plangebied valt daarmee grotendeels onder de Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden. Echter, in dit geval dient eveneens een afweging te worden gemaakt met de belangen van het Rijksmonument. Het ontwikkelingsperspectief ‘Stedelijke Ontwikkelingszone’ kent geen beperkingen ten aanzien van de voorgenomen ingreep. Het gedeelte van het plangebied, dat binnen dit ontwikkelingsperspectief valt kent geen beperkingen vanuit de Beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden.
Gebiedscategorie 3 In het plangebied is de Boswet van toepassing. De watertoren staat ruim buiten de bebouwde komgrens. In verband daarmee vallen de ontwikkelingen rondom de watertoren onder gebiedscategorie 3.
Conclusie Zowel gebiedscategorie 1 als 3 is van toepassing.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 16
4.3 Bomenverordening gemeente Landgraaf
Sinds november 2004 is de ‘Bomenverordening Landgraaf 2004’ van kracht. Particulieren hoeven volgens deze verordening niet langer een vergunning aan te vragen bij de kap van bomen en houtopstanden in tuinen of op erven. Uitzondering hierop is de kap van houtopstanden die beeldbepalend zijn in een overwegend bosrijke omgeving. Daarnaast geldt dat bij de kap van houtopstanden buiten de bebouwde kom, die onder de werking van de Boswet vallen, een vergunning voor kap moet worden aangevraagd bij de gemeente. Onder houtopstanden worden in de Bomenverordening van de gemeente Landgraaf niet alleen (groepen) bomen verstaan, maar ook hakhout, grotere (lint)begroeiingen van heesters en struiken en beplantingen met bosplantsoen. De houtopstanden binnen het plangebied vallen onder de tweede categorie van uitzonderingen waarvoor een gemeentelijke kapvergunning aangevraagd dient te worden, tenzij het gaat om dunning: een velling die de instandhouding van het grootste gedeelte van de houtopstand tot doel heeft, zonder dat het beeld van de houtopstand drastisch wijzigt.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 18
5 Globale effectbeoordeling en mitigerende maatregelen
Op basis van de conclusies uit hoofdstuk 3 kan worden gesteld, dat bij de voorgenomen herinrichting van de omgeving van de watertoren mogelijkerwijs rekening gehouden dient te worden met de aanwezigheid van (streng) beschermde fauna uit de soortgroepen zoogdieren, vogels, reptielen en ‘overige soortgroepen’. Voor de overige planten- en diersoorten (zowel categorie 1 als niet beschermd) geldt slechts de algemene zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet die eveneens in dit hoofdstuk wordt toegelicht.
Figuur 9: Inrichtingsplan voor de buitenruimte rondom de watertoren. De begrenzing van de EHS is eveneens weergegeven. Het hellingbos is in de EHS gelegen. De begrenzing betreft de lijn tussen de garage en de reinwaterkelder.
In volgende paragrafen wordt de globale effectbeoordeling van de voorgenomen ontwikkeling beschreven voor zoogdieren, vogels, reptielen en ‘overige soortgroepen’. Dit wordt gevolgd door de omschrijving van de zorgplicht. Indien met eenvoudige mitigerende maatregelen effecten op flora en fauna voorkomen kunnen worden, dan zijn deze als uit te voeren maatregelen beschreven.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 19
5.1 Zoogdieren
Vleermuizen Het onderzoeksgebied vormt mogelijk het leefgebied voor diverse vleermuissoorten (alle categorie 3: streng beschermd). Daarnaast bevinden zich in bomen in het onderzoeksgebied mogelijk vaste verblijfplaatsen van boombewonende vleermuissoorten. Gezien de voortgaande restauratie van de watertoren zijn op dit moment geen (mogelijke) vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Voor zover bekend is op dit moment geen noodzaak meer aanwezig op bomen te kappen in het plangebied. Mocht dit wel het geval zijn, dan dient voorafgaande aan die kap een schouw te worden uitgevoerd teneinde vast te stellen of in de bomen door vleermuizen bewoonde holten aanwezig zijn. Indien vaste verblijfplaatsen worden aangetroffen, dan dient de boom gezien de in 2009 aangescherpte toetsing van de Flora- en faunawet te blijven staan. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt ontheffing verleend ex artikel 75 van de Flora- en faunawet voor het verwijderen van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Daarbij dient altijd compensatie plaats te vinden in de vorm van het zorgen voor vervangende ‘woonruimte’.
De kans is groot dat de omgeving van de watertoren in gebruik is als foerageergebied. De ontwikkelingen rondom de watertoren zijn geen aanleiding voor het verlies van foerageergebied. Aangezien een gedeelte van de aangrenzende akker wordt omgezet in kruidenrijke vegetaties en boselementen, verbetert juist de voedselrijkdom voor vleermuizen in het onderzoeksgebied.
Vleermuizen ondervinden al foeragerend nog de meeste hinder door de aanwezigheid van straat- en buitenverlichting. Door het koppelen van de plaatsing van straat- en buitenverlichting aan een omgevingsvergunning kan worden zorg gedragen voor een juiste schatting van effecten van verlichting op de aanwezige vleermuizen en kunnen randvoorwaarden gesteld worden aan de positie, hoogte en type van de verlichting. Daarmee worden mogelijk negatieve effecten op het leefgebied van vleermuizen voorkomen. Verlichting dient gekoppeld te zijn aan het daadwerkelijk gebruik van de gebouwen en/of op een sensor te werken. Verlichting van de watertoren is vanuit het oogpunt van foeragerende vleermuizen onwenselijk, doordat de watertoren boven de bomen uittorent en zo (indien verlicht) alternatieve routes langs de bosrand voor vleermuizen blokkeert. Verlichting van de reinwaterkelder is mogelijk, zolang verstrooiing van licht naar de omgeving wordt voorkomen. Indien verstrooiing van licht wordt voorkomen, dan blijft in de directe omgeving van de reinwaterkelder altijd een donkere corridor bestaan, zodat vleermuizen ongehinderd de bosrand kunnen blijven volgen.
Eekhoorn en Steenmarter Het onderzoeksgebied vormt het potentiële leefgebied van zowel de Steenmarter als de Eekhoorn (beide categorie 2: beschermd). Indien regulier beheer en/of werkzaamheden met betrekking tot ruimtelijke inrichting worden uitgevoerd conform een op basis van de Flora- en faunawet goedgekeurde gedragcode, bijvoorbeeld de gedragscode voor Bouwend Nederland, dan zijn geen wezenlijke effecten te verwachten voor beide soorten. Dit houdt onder andere in dat alvorens bomen te kappen een schouw dient te worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van bewoonde nesten. Nader onderzoek naar het daadwerkelijk voorkomen van Eekhoorn en Steenmarter is op dit moment niet noodzakelijk.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 20
5.2 Broedvogels
In het gehele onderzoeksgebied kunnen diverse vogelsoorten tot broeden komen. Aangezien alle vogels wettelijk beschermd zijn via de Flora- en faunawet (alle categorie 3: streng beschermd) het volgende: • Om te voorkomen dat eventueel nesten van broedende vogels worden verstoord en vernietigd, dienen de werkzaamheden in het onderzoeksgebied bij voorkeur buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) plaats te vinden. Afhankelijk van de weersomstandigheden komen diverse vogelsoorten ook buiten het broedseizoen al of nog tot broeden. • Om zeker te zijn, dat de werkzaamheden in het onderzoeksgebied zonder problemen kunnen worden uitgevoerd, dient het onderzoeksgebied minimaal één week voor aanvang van de werkzaamheden door een ecoloog/bioloog te worden nagelopen op de aanwezigheid van broedlocaties van in het onderzoeksgebied voorkomende vogels. Deze controle dient in ieder geval bij werkzaamheden in het broedseizoen te worden uitgevoerd en wordt ten strengste aangeraden bij werkzaamheden in de periode van 15 juli tot en met eind september. Daarbuiten zijn de weersomstandigheden bepalend voor de mogelijkheid tot het aantreffen van broedgevallen. • Indien nesten worden aangetroffen, dan dienen in een voor de soort specifieke zone rond het nest geen werkzaamheden te worden uitgevoerd, totdat de jongen het nest verlaten hebben. De gunstige staat van instandhouding van de lokale populaties van de in het onderzoeksgebied broedende vogelsoorten komt zodoende niet in gevaar.
De maatregelen hoeven slechts in acht te worden genomen bij de daadwerkelijke uitvoering van werkzaamheden in het onderzoeksgebied en hebben verder geen gevolgen voor de inhoud van het bestemmingsplan voor de watertoren.
Mogelijk bevinden zich in het onderzoeksgebied jaarrond beschermde nesten van Buizerd, Havik, Sperwer en Ransuil. Voor zover bekend is op dit moment echter geen noodzaak meer aanwezig op bomen te kappen in het plangebied. Mocht dit wel het geval zijn, dan dient net als voor de overige vogelsoorten vooraf een schouw plaats te vinden naar de aanwezigheid van nesten. Als een jaarrond beschermd nest is aangetroffen en deze niet behouden kan worden, dan is altijd een omgevingscheck nodig. Een deskundige moet dan vaststellen of voldoende gelegenheid voor de soort aanwezig is om zelfstandig een vervangend nest te vinden in de omgeving. Is dit niet het geval? Dan moet, voor zover mogelijk, een alternatief nest worden aangeboden. Is ook dat niet mogelijk, dan dient een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
5.3 Reptielen
In het onderzoeksgebied komt mogelijk de Hazelworm (categorie 3: streng beschermd) voor. De werkzaamheden ten behoeve van de voorgenomen ingreep hebben mogelijk (tijdelijk) negatieve effecten op de aanwezigheid van de Hazelworm in het plangebied. Indien de voor de herinrichting van het terrein gewerkt wordt conform de gedragcode voor Bouwend Nederland, dan wordt voorkomen dat mogelijk aanwezige Hazelwormen (onbedoeld) worden gedood. Zo dient bijvoorbeeld het rooien van bomen buiten de winterslaapperiode van Hazelwormen te worden uitgevoerd. Daarnaast dienen bodemverdichtende handelingen en grondwerken in de bosrand gedurende de winterslaapperiode (1 november - 15 maart) achterwege te blijven. Zo worden mogelijke winterverblijfplaatsen van de Hazelworm gespaard en is een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet niet nodig.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 21
5.4 ‘Overige soortgroepen’
In het onderzoeksgebied komt mogelijk het beschermde Vliegend hert voor. Deze keversoort is in hoge mate afhankelijk van dood (eiken)hout. Kwijnende bomen zijn veelal favoriet en dan speciaal bomen, die zijn aangetast door witrot. Teneinde te voorkomen, dat de mogelijk in het plangebied aanwezige (larven van) Vliegend hert worden vernietigd dienen de stobben van te kappen Eiken niet gerooid te worden, maar te worden behouden als potentiële verblijfplaats voor larven van het Vliegend hert. Daarnaast dient bij voorkeur het eikenhout afkomstig van de kap van de bomen op een zonnige en droge locatie te worden opgeslagen als potentiële broedstoven voor het Vliegend hert. De stammen dienen in dat geval deels te worden ingegraven en al dan niet worden voorzien van een laag eikenhaksel. Het aanplanten van Eiken in het plangebied kan ook een positief effect hebben op de aanwezigheid van het Vliegend hert.
5.5 Zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet
Voor de ingrepen in het onderzoeksgebied die mogelijk worden gemaakt op basis van het bestemmingsplan voor de watertoren en de voorgenomen herinrichting van de omgeving van de watertoren geldt, dat te allen tijde de algemene zorgplicht ex artikel 2 van de Flora- en faunawet van toepassing is. Dit houdt in, dat handelingen die niet noodzakelijk zijn met betrekking tot de voorgenomen ingreep en die nadelig zijn voor de in en om het onderzoeksgebied voorkomende flora en fauna, achterwege moeten blijven. Hieronder valt onder andere beschadiging van te handhaven beplantingen en opzettelijke verstoring van de aanwezige fauna.
5.6 Natura2000-gebieden Wurmtal nördlich Herzogenrath en Brunssum- merheide
De voorgenomen ingreep bij de watertoren is beperkt. Aangezien de watertoren een educatieve functie krijgt met daaraan onderschikt een beperkte horecafunctie is van een wezenlijke externe werking in de vorm van de uitstoot van verzurende, vermestende en verontreinigende stoffen geen sprake. Hemelwater kan na de uitvoering van de voorgenomen ingreep nog steeds infiltreren in de ondergrond van het plangebied, waardoor een effect op grondwaterstromingen evenmin te verwachten valt. Zodoende kan gesteld worden dat noch het Natura2000-gebied Wurmtal nördlich Herzogenrath, noch het Natura2000-gebied Brunssummerheide gevolgen ondervinden van de voorgenomen ingreep bij de watertoren. Een nadere toetsing van het bestemmingsplan aan de Natuurbeschermingswet 1998 in zodoende niet nodig.
5.7 Ecologische Hoofdstructuur Rimburgerbos
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in de EHS. Op ingrepen in de EHS is het ‘nee, tenzij’- regime van toepassing. Uit voorgaande paragrafen is gebleken, dat compensatie van leefgebieden van volgens de Flora- en faunawet beschermde diersoorten niet nodig is. Voor het gedeelte van het plangebied in de EHS geldt derhalve de Provinciale Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden (Provincie Limburg, 2005). De Provinciale beleidsregel geeft aan dat voor de EHS het ‘nee, tenzij’-principe dient te worden toegepast. Bij een ruimtelijke ingreep binnen de EHS moet allereerst worden vastgesteld of de voorgenomen ingreep al dan niet significant negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden van het betreffende EHS- gebied. Daarbij dient een afweging te worden gemaakt tussen de functie van de watertoren als Rijksmonument en de functie van de omliggende hellingbossen als Ecologische Hoofdstructuur.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 22
Effectbeoordeling In tabel 7 zijn de wezenlijke kenmerken en waarden, zoals deze in de Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden staan vermeld, opgesomd. Daarbij is aangegeven of deze kenmerken en waarden worden aangetast en waarom.
Wezenlijke kenmerken Aantasting? Reden en waarden Bij het gebied behorende ja De herinrichting van het terrein rond watertoren Rimburg natuurkwaliteit en areaal neemt de oppervlakte verharding toe. Het areaal dat beschikbaar is voor natuurontwikkeling neemt daardoor af. Geomorfologische en nee Het plangebied is gelegen bovenaan een beboste helling van aardkundige waarden en een droogdal. Het reliëf van het plangebied wordt echter processen gezien de voorgenomen ingreep nauwelijks aangetast. Waterhuishouding nee De oppervlakte verharding neemt licht toe. Het regenwater wordt echter niet afgevoerd, maar lokaal in het plangebied opgevangen en geïnfiltreerd in de ondergrond. Kwaliteit van bodem, nee De herontwikkeling van het terrein van de watertoren leidt water en lucht niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen in het EHS-gedeelte van het plangebied, met uitzondering van de bevoorrading van het bezoekerscentrum. Daarnaast vangt het aanwezige hellingbos een groot deel van het vrijkomende fijnstof weg. Bodemvervuilende activiteiten zullen in het EHS-gedeelte niet plaatsvinden. De voorgenomen ingreep heeft daarom geen negatieve effecten op de kwaliteit van bodem, water en lucht. Rust en stilte ja Doordat het plangebied een aantrekkingspunt gaat vormen voor toeristen en recreanten zal de rust en stilte in het plangebied afnemen. In de huidige situatie liggen echter al wandelpaden rond het plangebied en ligt een camping nabij de watertoren. Een lichte toename van het aantal bezoekers van het EHS-gedeelte van het plangebied overdag heeft daarom slechts een beperkte bijdrage aan de afname van rust en stilte in het gebied.
Tabel 1a: Effecten van de voorgenomen ingreep op de wezenlijke kenmerken en waarden van het EHS- gebied.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 23
Wezenlijke kenmerken Aantasting? Reden en waarden Donkerte en openheid nee De openheid van het plangebied is toegenomen, doordat diverse bomen in het plangebied gekapt zijn op basis van kapvergunningen uit 2008. Doordat echter ook beplantingen in het plangebied worden aangebracht vinden geen negatieve effecten op de openheid van het plangebied plaats. De donkerte van het plangebied is iets gewijzigd door het verwijderen van struweel rondom de watertoren. Doordat in het plangebied echter ook boscompensatie plaatsvindt, is de afname van de donkerte in het plangebied per saldo nihil. Daarnaast was het noodzakelijk de beplanting in de directe omgeving van het Rijksmonument te verwijderen teneinde restauratie van de gebouwen mogelijk te maken. Landschapsstructuur nee De landschapsstructuur van het plangebied wordt door de herinrichting van het plangebied niet aangetast. Belevingswaarde ja Door de herinrichting van het plangebied gaat de belevingswaarde van de watertoren en de omgeving daarvan omhoog.
Tabel 1b: Effecten van de voorgenomen ingreep op de wezenlijke kenmerken en waarden van het EHS- gebied.
Uit tabel 7 valt af te leiden, dat de herinrichting van de buitenruimte rond de watertoren leidt tot significant negatieve effecten op de aanwezige en potentieel te ontwikkelen vegetatietypen. De herinrichting van de buitenruimte rond de watertoren kan worden gezien als een individuele kleinschalige ingreep. De voorgenomen ingreep kan daarom worden gerealiseerd, wanneer herbegrenzing van de EHS om andere dan ecologische redenen mogelijk is. Hierbij dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan: • Slechts beperkte aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden; • Uiteindelijke kwalitatieve versterking EHS in betreffend gebied; • Duidelijke winst bij versterking EHS; • Goede landschappelijke/natuurlijke inpassing ter plekke.
Compensatieverplichting In overleg met de rayonecoloog van de Provincie Limburg in 2008 was reeds duidelijk geworden dat het te verharden gedeelte binnen de EHS gecompenseerd diende te worden. Dit dient plaats te vinden door in de nabijheid van het plangebied de oppervlakte, die voor natuurontwikkeling verloren gaat, te compenseren. De locatie van de compensatie dient tegen gronden te liggen dit reeds als EHS zijn aangemerkt. Daarnaast dient de bestemming van de compensatielocatie te worden gewijzigd in een natuurbestemming. De compensatie van de in 2008 gerooide houtopstanden vind plaats in het plangebied, direct noordoostelijk van de watertoren tegen de daar aanwezige bosrand. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op de noodzakelijk compensatie en de vorm waarin dit plaats zal vinden.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 24
6 Compensatie EHS en bos
6.1 Oppervlakte compensatie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de te compenseren oppervlaktes bos en beplanting. De compensatie valt uiteen in twee delen: • De compensatie van de EHS als gevolg van het aanbrengen van verhardingen. • De compensatie van bos op basis van de in 2008 benutte kapvergunningen;
Compensatie EHS De oppervlakte verharding in het plangebied omvat het verharde gedeelte rond de voet van de watertoren. De oppervlakte hiervan bedraagt totaal circa 290 m2. Conform de Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden van de Provincie Limburg (Provincie Limburg, september 2005) dient bij de compensatie een kwantiteitstoeslag te worden toegepast. De vegetatie die is verwijderd ten behoeve van de verharding bestond voornamelijk uit struweel (Vlier en Bramen) en zaailingen van bomen, hetgeen een gemakkelijk vervangbare vegetatie is. Artikel 5 van de Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden geeft aan dat voor compensatie van gemakkelijk vervangbare vegetaties in de EHS een kwantiteitstoeslag geldt van 33% bovenop de 1 op 1 compensatie. De compensatie van EHS bestaat in dit geval uit een oppervlakte van totaal 387 m2. De compensatie dient te bestaan uit dezelfde type vegetatie als de vegetatie die verloren gaat. Daarnaast mag van de 387 m2 maximaal 50 % van de oppervlakte worden gecompenseerd als gelijkwaardige natuur. Deze 50% kan in dit geval bijvoorbeeld bestaan uit bos, kamgrasweide, glanshaverhooiland, droge ruigte, vochtige ruigte en/of voedselarme plas. De hier genoemde elementen komen overeen met de natuurdoeltypen zoals deze genoemd worden in het ‘Handboek streefbeelden voor natuur en water in Limburg’ (Provincie Limburg, 2002).
Compensatie Bos Ten behoeve van de renovatie van de watertoren en de reinwaterkelder is in 2008 een oppervlakte bos gekapt. De oppervlakte bos is gekapt als onderdeel van een kwaliteitsverbetering van de directe omgeving van het Rijksmonument, ten behoeve van het creëren van de benodigde werkruimte rond de bebouwing en ten behoeve van het toegankelijk maken van het terrein. De totale oppervlakte te kappen bos beslaat circa 414m2. Hiervan valt circa 63 m2 samen met de te compenseren oppervlakte EHS (zie kaart R03). De resterende oppervlakte te kappen bos (circa 351 m2) blijft beschikbaar voor natuurontwikkeling en hoeft daardoor niet met een kwantiteitstoeslag gecompenseerd te worden.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 25
Compensatie totaal De totale benodigde compensatie, Boswet en EHS, komt neer op 351 m2 + 387 m2 = 738 m2. Deze oppervlakte dient gedeeltelijk gecompenseerd te worden als bos en gedeeltelijk als struweel.
Onderdeel Oppervlakt Correctie voor Kwantiteitstoesla Te e dubbeltelling g compenseren oppervlakte Kap t.b.v. ontwikkeling watertoren1 330m2 267m2 n.v.t. 267m2 Kap t.b.v. toegang2 84m2 84m2 n.v.t. 84m2 Compensatie EHS t.b.v. verharding 290m2 290m2 33% 387m2 Totaal te compenseren 738m2
Tabel 2: Compensatiebalans te realiseren oppervlakte conform Beleidsregel Mitigatie en Compensatie Natuurwaarden van de Provincie Limburg. 1 Voor de kap van de bomen bij de watertoren is d.d. 20 mei 2008 een kapvergunning verleend door de gemeente Landgraaf. Voor deze kapvergunning was tevens een kapmelding gedaan bij de Dienst Regelingen. 2 Voor de kap van de bomen bij de toegang is d.d. 11 juni 2008 een kapvergunning verleend door de gemeente Landgraaf. Voor deze kapvergunning was tevens een aanvulling gedaan op de hiervoor vermelde kapmelding.
6.2 Inrichting compensatielocatie
De compensatielocatie bevindt zich binnen het plangebied, direct oostelijk van de watertoren. Hier is natuurontwikkeling voorzien in combinatie met een educatieve functie als onderdeel van het natuureducatiecentrum in de reinwaterkelder. De natuurontwikkeling bestaat niet alleen uit bosontwikkeling, maar tevens uit de ontwikkeling van voor die locatie karakteristieke kruidenrijke vegetaties en mantel en zoom overgangen van het bos naar het aanliggende en te behouden agrarische gebied. Hierdoor ontstaat in eerste instantie een wellicht vreemd gevormde uitstulping in de bosrand van het Rimburgerbos. Deze uitstulping sluit echter aan bij het streefbeeld van de gemeente Landgraaf om tot een meer natuurlijke overgang te komen tussen het hellingbos en het plateau. Dit is geïllustreerd in figuur 10 op de volgende pagina. De aanzet voor natuurontwikkeling oostelijk van de watertoren vormt zodoende het begin van een ontwikkeling die zich in de toekomst doorzet op de naastgelegen percelen.
Het oostelijke deel van het plangebied is op dit moment in gebruik als akkerland, een gebruik dat reeds sinds jaar en dag aanwezig is. Bij de ontwikkeling van natuurwaarden hoeft zodoende op de korte termijn niet gerekend te worden op het ontstaan van bijzondere schrale vegetaties. De inrichting van dit deel van het plangebied zal bestaan uit de aanplant van enkele bosvakken die voortvloeien uit de compensatieverplichting. De rest van het terrein wordt ingezaaid met een voor de locatie geschikt kruidenrijk grasmengsel. Vanuit die uitgangssituatie zal de natuur de ruimte krijgen. Via het beheer zal daarin gestuurd worden door een verschralingsbeheer voor de kruidenrijke vegetatie toe te passen en door in de eerste jaren de kruidenvegetatie ter plekke van de bosaanplant in toom te houden.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 26
Figuur 10: Luchtfoto met daarop in groen het streefbeeld van de gemeente Landgraaf voor de ontwikkeling van bos op de overgang tussen het bestaande hellingbos en het agrarische gebied. Het plangebied is rood omrand.
Bij de aanplant van de beplantingen ten oosten van de watertoren ligt de nadruk op het aanplanten van autochtoon plantmateriaal bestaande uit soorten die ter plekke ook van nature kunnen voorkomen. Het bestaande hellingbos wordt gedomineerd door Beuk. Aangezien dit een climax boom is, is er bewust voor gekozen om deze niet toe te passen als boscompensatie. Daardoor kan zich een grotere soortendiversiteit ontwikkelen in de nieuw te vormen bosrand. De te compenseren oppervlaktes en de compensatielocatie zijn beide weergegeven op kaart R02. In tabel 3 op de volgende pagina is het toe te passen assortiment weergegeven.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 27
Soort (latijn) Soort (nederlands) Maat Aantal / Mengverhouding Boomlaag Carpinus betulus Haagbeuk 20-25 4 stuks Fraxinus excelsior Es 20-25 4 stuks Prunus avium Zoete kers 20-25 4 stuks Quercus robur Zomereik 20-25 4 stuks Tilia cordata Kleinbladige linde 20-25 4 stuks Struiklaag Cornus sanguinea Rode kornoelje 60/80 20% Crataegus laevigata Tweestijlige meidoorn 60/80 20% Euonymus europaea Wilde kardinaalsmuts 60/80 20% Mespilus germanica Wilde mispel 60/80 5% Prunus spinosa Sleedoorn 60/80 5% Ribes rubrum Bosaalbes 60/80 10% Rosa arvensis Bosroos 60/80 5% Rosa tomentosa Viltroos 60/80 5% Viburnum opulus Gelderse roos 60/80 10%
Tabel 3: Samenstelling bosaanplant compensatielocatie (totaal 738 m2).
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 29
6.3 Vervolgtraject
Ten aanzien van de noodzakelijke compensatie van de EHS. dienen een aantal zaken geregeld te worden, voordat het project uitgevoerd kan worden. • De verantwoordelijkheden, inclusief middelen, voor de uitvoering van het compensatieplan dienen te zijn vastgelegd in een overeenkomst of vergunning; • De compensatielocatie wordt duurzaam vastgelegd in het bestemmingsplan voor het plangebied: In het concept bestemmingsplan is de bestemming voor de hoek van de compensatie aangeduid als ‘Recreatie’ met als dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie’ en als functieaanduiding ‘bos’. De compensatie is daarmee in voldoende mate planologisch beschermd; • De compensatie dient uiterlijk gelijktijdig gereed te zijn met de aanvang van de ingreep. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om in uitzonderingsgevallen daarvan af te wijken; • Met betrekking tot de herplant van het te compenseren bos buiten het originele perceel dient in het kader van de Boswet een verzoek tot compensatie te worden ingediend bij de Dienst Regelingen.
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 30
Literatuurlijst
Arcadis, 2006. Gedragscode Flora- en faunawet voor de bouw- en ontwikkelsector. Bouwend Nederland en NEPROM, Zoetermeer/Vootburg.
Blaas, M.A. en G.M.T. Peeters, 2008. Watertoren Rimburg, verkennend natuurwaardenonderzoek, effectbeoordeling en noodzakelijke compensatie. Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur, Gulpen.
Blaas, M.A., 2008. Rijksmonument Watertoren Rimburg, toelichting kapvergunningaanvraag en melding Boswet. Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur, Gulpen.
Blaas, M.A., 2008. Rijksmonument Watertoren Rimburg, toelichting aanvulling kapmelding Boswet. Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur, Gulpen.
Delft, J. van, A. de Bruin & P. Frigge, 2010. Waarnemingenoverzicht 2009. RAVON 12(4): 78- 98.
EIS-Nederland, De Vlinderstichting & Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, s.a. Waarnemingenverslag 2007. Dagvlinders, Libellen en Sprinkhanen.
Huizinga, C.E., R.W. Akkermans, J.C. Buys, J. van der Coelen, H. Morelissen L.S.G.M. Verheggen, 2010. Zoogdieren van Limburg. Verspreiding en ecologie in de periode 1980-2007. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht.
Hustings, F., J. van der Coelen, B. van Noorden, R. Schols & P. Voskamp, 2006. Avifauna van Limburg. Stichting Natuurpublicaties Limburg, Maastricht.
Janssen, J.A.M. & J.H.J. Schaminée, 2008. Europese natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. Tweede sterk herziene druk. KNNV Uitgeverij, Zeist.
Natuurbank Limburg, z.j. Verspreidingsgegevens van flora en fauna in kilometerhok 202-324.
Natuurloket, 2011. Beknopte eenmalige levering uit de NDFF voor kilometerhok 202-324, d.d. 12 oktober 2011.
www.limburg.nl (verspreidingsgegevens vaatplanten en broedvogels) www.ravon.nl (verspreidingsgegevens amfibieën, reptielen en vissen op uurhokniveau) www.waarneming.nl (flora- en faunawaarnemingen)
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 31
Bijlage 1: Lijst van bij het veldbezoek aangetroffen soorten
Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Planten Spaanse aak Acer campestre Engels raaigras Lolium perenne Gewone esdoorn Acer pseudoplatanus Moerasrolklaver Lotus pedunculatus Gewoon struisgras Agrostis capillaris Veelbloemige veldbies Luzula multiflora Ruwe berk Betula pendula Hopklaver Medicago lupulina Vlinderstruik Buddleja davidii Perzikkruid Persicaria maculosa Pilzegge Carex pilulifera Grove den Pinus sylvestris Haagbeuk Carpinus betulus Grote weegbree Plantago major ssp. major Dolle kervel Chaerophyllum temulum Straatgras Poa annua Wilgenroosje Chamerion angustifolium Zoete kers Prunus avium Melganzevoet Chenopodium album Amerikaanse vogelkers Prunus serotina Akkerdistel Cirsium arvense Sleedoorn Prunus spinosa Speerdistel Cirsium vulgare Zomereik Quercus robur Canadese fijnstraal Conyza canadensis Amerikaanse eik Quercus rubra Hazelaar Corylus avellana Kruipende boterbloem Ranunculus repens Eenstijlige meidoorn Crataegus monogyna Aalbes Ribes rubrum Brem Cytisus scoparius Gewone braam Rubus fruticosus Kropaar Dactylis glomerata Framboos Rubus idaeus Peen Daucus carota Schapenzuring Rumex acetosella Bochtige smele Deschampsia flexuosa Ridderzuring Rumex obtusifolius Mannetjesvaren Dryopteris filix-mas Schietwilg Salix alba Kweek Elytrigia repens Boswilg Salix caprea Beklierde basterdwederik Epilobium ciliatum Gewone vlier Sambucus nigra Harig wilgenroosje Epilobium hirsutum Knopig helmkruid Scrophularia nodosa Viltige basterdwederik Epilobium parviflorum Bezemkruiskruid Senecio inaequidens Koninginnenkruid Eupatorium cannabinum Klein kruiskruid Senecio vulgaris Beuk Fagus sylvatica Dagkoekoeksbloem Silene dioica Zwaluwtong Fallopia convolvulus Gewone raket Sisymbrium officinale Rietzwenkgras Festuca arundinacea Bitterzoet Solanum dulcamara Es Fraxinus excelsior Zwarte nachtschade Solanum nigrum ssp. nigrum Harig knopkruid Galinsoga quadriradiata Gekroesde melkdistel Sonchus asper Kleefkruid Galium aparine Gewone melkdistel Sonchus oleraceus Robertskruid Geranium robertianum Wilde lijsterbes Sorbus aucuparia Geel nagelkruid Geum urbanum Vogelmuur Stellaria media Klimop Hedera helix Smeerwortel Symphytum officinale Gewone berenklauw Heracleum sphondylium Paardenbloem Taraxacum officinale Gestreepte witbol Holcus lanatus Valse salie Teucrium scorodonia Kruipertje Hordeum murinum Basterdklaver Trifolium hybridum Sint Janskruid Hypericum perforatum Rode klaver Trifolium pratense Hulst Ilex aquifolium Witte klaver Trifolium repens Kompassla Lactuca serriola Klein hoefblad Tussilago farfara Witte dovenetel Lamium album Grote brandnetel Urtica dioica Akkerkool Lapsana communis wikke sp. Vicia sp. Vlasbekje Linaria vulgaris
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur actualisatie verkennend natuurwaardenonderzoek en compensatieplan watertoren rimburg, landgraaf 32
vervolg tabel: Zoogdieren Bosmuis Apodemus sylvaticus Konijn Oryctolagus cuniculus Vogels Zwarte kraai Corvus corone Tjiftjaf Phylloscopus europaeus Pimpelmees Cyanistes caeruleus Boomklever Sitta europaeus Grote bonte specht Dendrocopos major Spreeuw Sturnus vulgaris Koolmees Parus major Winterkoning Troglodytes troglodytes
© Heukelom Verbeek landschapsarchitectuur